Contract
12.90
CONTROLEPLAN 12.90
Civiele werken
Inhoud
A | Organisatie P2
B | Techniek P11
C | Inspectielijst P14
Over dit controleplan…
Voor het schrijven van dit controleplan is de grondgedachte dat een opdrachtgever is belast met het bouwrijp maken van een locatie, hierop vervolgens een project realiseert en als afronding de locatie woonrijp maakt. Daarna wordt het openbare gedeelte (het woonrijp gedeelte) al of niet overgedragen aan de gemeente of aan een Vereniging van Eigenaars (VVE).
De opdrachtgever heeft een verantwoordelijkheid van A t/m Z; dus ook alle risico's, bijvoorbeeld indien de grond vervuild is of er kabels en leidingen in het te bouwen deel voorkomen.
Omdat we soms zien dat bouwkundige directievoerders worden belast met coördinerende taken van het civieltechnische werk, zowel in de bouwrijp als in de woonrijp fase, hebben we gemeend een goede onderlegger te moeten aanbieden.
A | Organisatie
Inhoudsopgave | ||||
I. ONTWERP 1. Kadastrale gegevens 2. Acceptatie terrein 3. Archeologisch onderzoek 4. Munitie-onderzoek 5. Sloop opstallen 6. Ontwerpfase 7. Besteksystematiek 8. Routing verkeer 9. Bodemsanering 10. Opdrachtverlening | II. FINANCIËN 1. Meer- en minderwerk 2. Stelposten 3. Termijnen | III. REGELGEVING 1. Controle omgevingsvergunning 2. Waterschapsvergun- ningen 3. Drainage 4. Melding start werk 5. V&G-plan 6. Bestaande woonwijk | IV. ORGANISATIE 1. Bodemsanering 2. Bouwrijp maken 3. Funderingen 4. Nutsvoorzieningen 5. Bouwwegen 6. Bemonstering 7. Bouwfase 8. Woonrijp maken 9. Planning 10.Werkplannen 11.Coördinatie 12.Directievoering 13.Kabels en leidingen | V. PLANNING - Indicatieplanning |
I. Ontwerp |
INLEIDING - De directievoerder die wordt belast met directievoering over de civiele werkzaamheden zal moeten beginnen met het controleren van een aantal belangrijke uitgangspunten. De eerste vraag die zich opwerpt, is of er volstrekte helderheid is over de terreingrenzen en of deze zijn uitgezet, bijvoorbeeld door het kadaster. Er zijn meer zaken, deze worden hieronder toegelicht. Een aantal van deze aandachtspunten is meer uitgediept, zodat ze ook in de ontwerpfase zelf toepasbaar zijn. |
1. Kadastrale gegevens: op basis van de akte van grondverkoop moet helder zijn/worden waar de grenzen van het aangekochte terrein liggen. Dit lijkt een open deur, maar de praktijk wijst uit dat dit geen overbodige opmerking is. Naast het uitwisselen van digitale onderleggers tussen verkoper en koper, is het goed om door het kadaster op locatie te laten aangeven waar en hoe de terreingrenzen liggen. Zorg voor een goede bescherming van deze verklikte punten en controleer deze gegevens aan de hand van tekeningen. De erfgrenzen kunnen in de loop der tijd gewijzigd zijn zonder dat dit kadastraal is vastgelegd. Om conflicten tijdens de uitvoering te voorkomen, is een controle vooraf aan te bevelen. 2. Acceptatie terrein: bij de grondoverdracht tussen verkoper en koper is een zorgvuldige controle nodig of het terrein voldoet aan het gestelde in het verkoopcontract. Als er in de stukken is aangegeven dat een terrein zonder opstallen wordt opgeleverd, dan behoren er dus ook geen opstallen meer aanwezig te zijn. Als er bomen worden omschreven die gehandhaafd dienen te worden, dan moet helder zijn om welke bomen het gaat, hoe de kwaliteit van deze Fig. 1 | Archeologisch onderzoek |
bomen is. Xxxxxx en leidingen moeten duidelijk op tekening zijn aangegeven, voor zover van toepassing. De hoogte van het gekochte terrein / perceel ten opzichte van NAP is een zeer belangrijk gegeven, dit vormt de basis voor de verdere planontwikkeling. 3. Archeologisch onderzoek: indien er aanleiding is om te veronderstellen dat het terrein een historisch verleden heeft, dan is het goed om tijd in te plannen voor archeologisch onderzoek, hetzij in of na de bouwrijp fase, zodat bij start uitvoering er geen tijd meer verloren gaat. 4. Munitieonderzoek: ook hier geldt dat, als er aanleiding voor is, dient er een munitieonderzoek plaats te vinden. De gemeente kan aangeven of er reden is voor zo'n onderzoek. Dus ook hier weer vooraf overleggen. 5. Sloop opstallen: indien er nog opstallen aanwezig zijn die gesloopt (of gedeeltelijk) dienen te worden, dan zal dit wellicht via een gescheiden sloopbestek moeten worden geregeld. Onderdeel van dit bestek is een asbestinventarisatie. Het slopen van opstallen dient zo compleet mogelijk te worden omschreven, inclusief het verwijderen van de fundering. Over de paalfundering dient een standpunt te worden ingenomen, bijvoorbeeld verwijderen tot 1,5 meter onder het toekomstige maaiveld zodat geen overlast ontstaat bij het aanleggen van nieuwe kabels en leidingen en van een nieuwe fundering. Indien de fundering (gedeeltelijk) wordt gehandhaafd met het doel van hergebruik, dan moeten de aanwezige palen worden ingemeten zodat hiermee rekening kan worden gehouden met de nieuwbouwplannen. 6. Ontwerpfase : via een stedenbouwkundige / architect kan een plan worden ontworpen waarin de uiteindelijke situatie van de woonrijp fase is weergegeven. Hierin dienen de wegen, voet- en fietspaden, maar ook openbare verlichting, afvalverzamelpunten en groenvoorzieningen te zijn aangegeven. Moor ook de HWA-lozing op eigen terrein zal in deze fase moeten worden meegenomen. Details kunnen later worden uitgewerkt. In essentie dient dit ontwerp compleet te zijn voor zowel de bouwrijp als de woonrijp fase. 7. Bestekssystematiek: vanuit de bouwwereld werken we het meest met de STABU-systematiek (Stichting Standaard bestek voor Burger- en Utiliteitsbouw). De weg- en waterbouwwereld werkt echter veelal met de RAW- systematiek (Rationalisatie en Automatisering in de Grond-, Water- en Wegenbouw). Beide systemen kennen hun eigen administratieve voorwaarden en werkwijze ten aanzien van meer- en/of minderwerk. Zo werkt het RAW- systeem met verrekenbare hoeveelheden en eenheidsprijzen. De STABU-systematiek werkt met aanvraag gebaseerd op een verrekening aan de hand van de openbegroting of op basis van een prijsopgave. De opdrachtgever dient vooraf duidelijkheid te verschaven welke van de twee systematieken zal worden gehanteerd. Of dat er gekozen wordt deze per werk deel voor een eigen systeem te kiezen. Dat houdt dan wel in dat de directievoerder daarvan goed doordrongen moet zijn bij de uitvoering. 8. Routing verkeer: tijdens de ontwerpfase dient er duidelijkheid te komen over de aan- en afvoerroute van vrachtwagens en machines. Zeker als het een nieuwe ontwikkeling binnen een bestaande woonwijk is. In het stedenbouwkundige ontwerp kan ook de hoofdrouting worden aangegeven, waarbij voor alle partijen duidelijk is vastgelegd hoe bijvoorbeeld ook de routing is van de verdere ontwikkeling van het gebied. Hiermee kan worden voorkomen dat men tegenover een pas opgeleverde woning nog gaat starten met heiwerk van een volgend blok woningen. Ook de scheiding tussen bewoners- en bouwverkeer kan hierbij worden geregeld. 9. Bodemsanering: in de meeste gevallen wordt (is) er een onderzoek gedaan naar de bodemkwaliteit. Het is voor de verdere uitwerking belangrijk om te weten wat de kwaliteit van deze grond is (vervuiling) en wat de samenstelling en draagkracht is in verband met de wijze van funderen. Ook de mogelijkheden van het afvoeren van vervuilde grond dienen te worden onderzocht. Het uitgangspunt om te werken met een gesloten grondbalans kan al invloed hebben op het stedenbouwkundige ontwerp. Misschien moet er een heuvel worden opgenomen, of juist een vijver. De waterhuishouding kan een bepalende factor zijn in de kosten die met het gehele project gemoeid gaan. Daarom is het goed dat er onderzoek wordt gedaan naar de grondwaterstanden. Tevens dient men te bedenken wanneer zaken kunnen worden uitgevoerd in tijd en in welke volgorde, zeker als er ook nog archeologisch onderzoek moet worden gedaan. 10. Opdrachtverlening: het is zaak om in de ontwerpfase, waarin het Programma van Xxxxx nog kan worden aangevuld, na te denken over de toekomstige opdrachtverstrekking aan de aannemers (GWW en BWK). Dit kan van invloed zijn op de uitwerking van de plannen. De vraag moet gesteld worden of de bouwrijpfase, bouwfase en woonrijpfase door één of aparte aannemers worden uitgevoerd. Indien de bouwkundige aannemer geen grondwerk gaat verrichten, dan zal dit in het bouwkundig bestek tot |
uiting moeten komen. Daarnaast dient in het RAW bestek van de woonrijpfase duidelijk wel aangeven moeten worden waar de demarcatie ligt, zeker in relatie tot nutsleidingen etc. |
II. Financiën |
INLEIDING – Een van de opvallendste verschillen tussen de systematieken van STABU en RAW is het feit dat de RAW een gedetailleerde opsomming kent van hoeveelheden en eenheidsprijzen, waardoor bestekitems veelal verrekenbaar zijn. Dit lijkt een duidelijk systeem, maar heeft ook een groot risico in zich. De beheersbaarheid ervan is een voortdurende bron van aandacht voor de bouwbegeleider. |
1. Meer- en minderwerk: voor deze procedure dient een goede werkafspraak te worden omschreven in de bestekken, dan wel tijdens de eerste bouwvergaderingen van de diverse deelopdrachten. Te denken valt aan één formulier voor een totale historie van een meer- of minderwerk. Verder dient men afspraken te maken hoe men omgaat met verrekenbare hoeveelheden en hoe dan een ander wordt bijgehouden. 2. Stelposten: voor het invullen van eventuele stelposten dient met de aannemer een goede afspraak gemaakt te worden. Zo moet tijdig een voorstel aanwezig zijn van de aannemer hoe zij denkt de stelpost in te vullen zowel qua materialisatie als qua prijs. De opdrachtgever dient voldoende tijd tot zijn beschikking te krijgen voor het beoordelen van het voorstel en het zoeken naar alternatieven. Voorkomen moet worden dat de opdrachtgever onder tijdsdruk geen afweging meer kan maken. 3. Termijnen: het is van belang dat de opdrachtgever een aantal zaken vooraf vaststelt met betrekking tot de termijnbetalingen, zodat niet bij iedere beoordeling en accordering dezelfde vragen moeten worden gesteld en beantwoord. Het gaat hier om de verleggingregeling omzetbelasting, het toepassen van een geblokkeerde rekening (G-rekening), het toepassen van een bankgarantie (en de hoogte hiervan) en het vaststellen van al of niet een onderhoudstermijn. |
III. Regelgeving |
INLEIDING - Nederland is van een echt vergunningenland verworden tot één loket waar middels een Omgevingsvergunning aanvraag, alle zaken die met de bouw gerelateerd zijn, worden geregeld. Hiervoor moet men zelf wel vooraf een aantal zaken uitzoeken en documenteren en dan bij de aanvraag inleveren. Voor een aantal “deel”vergunningen kan het te laat zijn om deze alsnog aan te vragen. Grootschalige projecten hebben ernstige vertraging opgelopen omdat er geen MER (milieueffectrapportage) was opgesteld. |
1. Controle omgevingsvergunning: zijn vooraf alle aspecten onderzocht en zijn alle benodigde gegevens verzameld en ingeleverd bij het OLO (Omgevingsloket online). Hierbij valt te denken aan: Wion-Klic-melding, water onttrekkingvergunning, lozingsvergunning, aansluitvergunning voor lozingspunt, kapvergunning, aanlegvergunning K&L (moet nuts regelen), milieuvergunningen t.g.v. grondverzet (voor opslag, transport of toepassing grond). 2. Waterschapsvergunningen (bij aanleg watergangen, stuwen of werken nabij dijken, waterkeringen): Voor het aanvragen van een watervergunning of het doen van een ‘watermelding' kunt u sinds 1 april 2012 gebruik maken van Omgevingsloket online. U kunt daar ook terecht voor het aanvragen van een omgevingsvergunning op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Via het omgevingsloket gaat uw aanvraag en/of melding rechtstreeks naar het bevoegde gezag. Als u niet meteen weet |
welke verplichtingen voor u gelden, kunt u via het digitale loket eerst een vergunningcheck doen. 3. Drainage: indien drainage wordt toegepast op particulier terrein, dan dienen de afspraken inzake revisie, zakelijk recht en onderhoud helder op elkaar te worden afgestemd. Denk hierbij ook waar op de “overstort” gelost mag worden en of hier vergunningen voor nodig zijn. 4. Melding start werk: voor de start van de werkzaamheden dient door de opdrachtgever een melding te worden gedaan aan de arbeidsinspectie, afhankelijk van de aard en omvang van het project. Zie hiervoor de voorwaarden die horen bij deze meldingen. Dit formulier dient door de aannemer(s) te worden ingevuld en door de opdrachtgever te worden ondertekend. Dit ingevulde formulier dient zichtbaar te worden opgehangen in de bouwkeet. 5. V&G plan: er dient een V&G-plan te worden aangemaakt. Dit is een taak voor de architect/bestekschrijver in de ontwerpfase. De taakstelling hierbij is dat de door de bestekschrijver geconstateerde risico's worden vertaald en opgelost in een bestekartikel dan wel in de bestektekeningen. Het beste V&G-plan ontwerpfase is een plan dat geen arborisico's meer kent. Dit is een utopie, dus komt er een overzicht van de risico’s waarop de aannemer(s) zich kunnen baseren bij het maken van een V&G plan uitvoering. De V&G-plannen uitvoeringsfase dienen telkens te worden aangevuld als er een nieuwe (onder)aannemer in beeld komt, of er door gewijzigde omstandigheden een nieuwe V&G-situatie ontstaat. Het is dus een dynamisch document. 6. Bestaande woonwijk: als een project wordt uitgevoerd in een bestaande woonwijk, dan heeft men hoe dan ook te maken met de omwonenden. Partijen dienen zich allemaal te realiseren dat deze bewoners een korte of langere tijd worden geconfronteerd met werkzaamheden en dat zij dit ervaren als overlast. Een nauwgezette voorlichting voorkomt dat bewoners worden geconfronteerd met onverwachte hinder in de vorm van geluid, stof of trillingen. De gemeente dient nauw betrokken te worden in deze voorlichting en kan daarin zo nodig een rol spelen. Het is van cruciaal belang dat de procedures met betrekking tot vergunningen zeer zorgvuldig zijn/worden uitgevoerd om te voorkomen dat op basis van een procedurefout een proces vertraging oploopt. |
IV. Organisatie |
INLEIDING - Eén van de belangrijkste documenten in een gecompliceerd proces als dit is een goed Programma van Eisen (PvE), op te stellen door de opdrachtgever, waarbij deskundige ondersteuning belangrijk kan zijn. Hierin wordt een goede basis gelegd voor de realisering. Als niet wordt nagedacht over wie, wat en hoe gaat doen, dan kan het gebeuren dat er drie grondbedrijven op hetzelfde project werkzaamheden verrichten (bouwrijp maken, bouwkundige aannemer en woonrijp maken). Het zal duidelijk zijn dat zo’n situatie de beheersbaarheid niet ten goede komt. Er dient vooraf nagedacht te worden over hoe de werkzaamheden worden uitgevoerd en door wie, zowel in ontwerp als in uitvoering als in directievoering. Er kan bijvoorbeeld worden nagedacht over de openbare verlichting, wie dit aanlegt en in de toekomst beheert. Komen er erfdienstbaarheden op het terrein, is er recht van overpad, speeltoestellen, kortom, het PvE dient de juiste handvatten te geven voor verdere uitwerking. |
1. Bodemsanering: indien er sprake is van grootschalige bodemsanering, dan zal dit vrijwel altijd werk voor specialisten zijn. Dit valt buiten het kader van dit Controleplan. Voor de opdrachtgever is belangrijk dat helder is wanneer de bodemsanering gereed is en op welke manier dit tussen partijen wordt vastgelegd. Denk bijvoorbeeld aan de garantie voor het geval achteraf blijkt dat er nog meer gesaneerd dient te worden. Hierbij wordt aangetekend dat het sloopproces van gebouwen vooraf gaat aan het mogelijk saneren van de bodem onder het gesloopte gebouw. Als dit het geval is dan zou het wenselijk zijn om vooraf grond onderzoek (milieu) te doen naar de bodemkwaliteit rond het gebouw. Dit om stagnatie na sloop te voorkomen. 2. Bouwrijp maken: deze fase kan als één geheel worden aangepakt met zo nodige onderverdelingen voor rooiwerkzaamheden, sloopwerkzaamheden, bodemsanering en archeologisch onderzoek.. De projectorganisatie dient hierop te worden afgestemd inclusief adviseurs, directievoering en het daarbij behorende toezicht. Doel is hierbij om een ’ontwerp’ bestaande uit het bestek, de tekeningen en de benodigde onderzoeksrapporten te completeren tot een set contractstukken op basis waarvan een aanbesteding kan |
plaatsvinden. Na een aanbesteding kan het werk worden uitgevoerd en opgeleverd. De oplevering geschiedt aan de opdrachtgever, die inmiddels met de bouwfase zo ver is (moet zijn) gevorderd dat het terrein direct kan worden overgedragen aan de bouwkundige aannemer. 3. Funderingen: tot het bouwrijp maken kan ook worden gerekend het ontgraven van de funderingen van de gebouwen. Er dient voldoende grond aanwezig te blijven voor het aanvullen van de funderingen nadat deze gereed zijn. Dit kan worden uitgevoerd door dezelfde civiele aannemer (bouwrijpfase). Houd ook rekening met uitkomende grond bij funderen met boorpalen. Het is verstandig opnieuw een beroep te doen op de kadastrale dienst van de gemeente of het kadaster. Zij kunnen de rooilijnen en het peil ten opzicht van NAP aangeven. 4. Nutsvoorzieningen: in het PvE is aangegeven in welke fase de diverse nutsvoorzieningen aanwezig moeten zijn. De riolering is als civiel onderdeel zeer belangrijk in de bouwfase. Het doel moet zijn dat de hoofdstructuur van de nutsleidingen in de bouwrijpfase wordt aangebracht. Het gaat hier om riolering (inclusief de uitleggers), water, elektra, gas en stadsverwarming. Denk hierbij aan een voldoende draagkrachtige opbouw boven deze leidingen. Bouwverkeer moet er ongehinderd kunnen rijden. Een revisie van alle kabels en leidingen is essentieel. De verbinding van woning/gebouw (de huisaansluitingen) kan tijdens de bouwfase worden gerealiseerd. Ook de databekabeling en de openbare verlichting kunnen later worden aangebracht. 5. Bouwwegen: de materialisering van bouwwegen behoort in een | ||
vroegtijdig stadium te worden vastgesteld. De keuze kan al in Fig. 2 | Bouwrijp maken het PvE-stadium worden aangegeven. Soms kiest men ervoor om de definitieve bestratingsmaterialen aan te kopen en deze omgekeerd aan te brengen. Bij het woonrijp maken wordt de bouwweg dus omgedraaid en weer als nieuw aangebracht. Beschadigde materialen worden bijgeleverd of er wordt zoveel meer bouwweg aangebracht om te voorzien in herstel van beschadigde materialen. Asfalt heeft het voordeel dat het snel kan worden aangebracht en in de woonrijpfase snel verwijderd kan worden (als het niet teerhoudend is). Hierbij hoef je geen licht beschadigd bestratingsmateriaal te hergebruiken. In alle gevallen moet helder worden vastgelegd welke partij verantwoordelijk is voor het onderhoud van de bouwwegen, ook als deze bijvoorbeeld van puinverharding wordt uitgevoerd. 6. Bemonstering: het is voor de voortgang van het proces belangrijk dat de bemonstering van alle relevante onderdelen wordt aangeleverd en dat hierover tijdig een beslissing wordt genomen. Dit geldt voor bestratingsmaterialen, maar ook voor straatmeubilair. Tijdens de bouwrijpfase is dit nog niet relevant, maar in de bouwfase dient het gehele bemonsteringsproces te worden afgehandeld, voordat de woonrijpfase start. In vele gevallen wordt in de civiele techniek een bepaald product voorgeschreven. De controle van afleverbonnen en van kwaliteitscertificaten is dan ook van belang. Denk hieraan ook bij geleverde grond en (bomen)zand. De gebundelde certificaten geven bij de overdracht van het werk naar de beheerder een goed overzicht van het gemaakte werk en de geleverde bouwstoffen. 7. Bouwfase: de bouwfase zelf komt hier niet aan de orde. Voor wat betreft dit controleplan zijn de nutsaansluitingen van belang evenals het grondwerk/bestratingswerk dat bij de gebouwen behoort. Er is iets voor te zeggen om dit deel van het werk onder te brengen bij het woonrijp maken, mits de coördinatie van deze werkzaamheden wordt ondergebracht bij de bouwkundige aannemer. Dit geldt ook voor de nutsvoorzieningen (de aansluitingen vanaf het hoofdtracé), deze dienen door de bouwkundige aannemer te worden gecoördineerd. Deze is dan in staat om zelf te bepalen op welk moment de |
nutsaansluitingen en bestrating aangebracht dienen te zijn. Hij zal hiervoor in contact moeten treden met de Nutspartijen, vanuit het bestek is meestal geregeld dat de aannemer de coördinatie zal voeren. Voorwaarde is dat de aannemer van de woonrijpfase, wel opdracht heeft van de opdrachtgever. 8. Woonrijp maken: anders dan bij het bouwrijp maken, is hier geen sprake van het opleveren van een terrein aan de aannemer van de woonrijpfase maken. Zoals uit het bovenstaande kan worden afgeleid, begint deze aannemer met haar werkzaamheden in de uitvoeringsfase van de bouwkundige aannemer. De bouwkundige aannemer kan, indien wenselijk en mogelijk, de civiele aannemer inschakelen voor het opschonen van het bouwterrein. Hierbij is de routing van essentieel belang. Een woning kan worden opgeleverd als de nutsvoorzieningen aanwezig zijn. De bestrating op eigen grond moet aanwezig zijn en de verhuiswagen moet bij de woning kunnen komen. De meest ideale situatie is dat na de oplevering de definitieve bestrating is aangebracht en dat er geen bouwverkeer meer overheen hoeft te rijden. Dit vraagt een nauwgezette planning en is bovendien afhankelijk van de totale opzet van het complex. Het mag echter duidelijk zijn dat de opdrachtgever het proces van het woonrijp maken met de nodige spoed dient af te handelen. Op het moment dat grond- en bestratingswerkzaamheden zijn ondergebracht bij de aannemer aan wie het woonrijp maken is gegund, dient de opdracht verstrekt te zijn voordat de bouwkundige aannemer gereed is met de bouwfase. 9. Planning: het is voor de opdrachtgever van wezenlijk belang dat er een totaalplanning aanwezig is van bouwrijp maken, bouwuitvoering en woonrijp maken. Dit totaaloverzicht geeft aan wanneer er contractstukken gereed moeten zijn, wanneer er moet worden aanbesteed en wanneer er woningen of gebouwen opgeleverd gaan worden. De gehele financiering van het project kan hierop worden afgestemd. Het moment van verkoop kan worden vastgesteld als het om koopwoningen gaat. Men heeft nog invloed op de bouwsnelheid. De planning wordt onderdeel van het contract van alle hoofdaannemers. Een van de eerste zaken die de aannemers dan ook moeten regelen is een eigen planning waaruit blijkt dat alle werkzaamheden passen in de planning van de opdrachtgever. De onderlinge afstemming is belangrijk. Dit is vooral van belang voor de afstemming van bouw- en woonrijp maken. In de winter kunnen woningen zonder problemen worden opgeleverd, terwijl er mogelijk geen bestratingswerkzaamheden kunnen worden uitgevoerd. 10. Werkplannen: bij de uitwerking van de diverse fasen wordt voor de partijen duidelijk waar de knelpunten in de uitvoering van hun werkzaamheden komen te liggen. Voor die knelpunten is het belangrijk om aan te geven dat er door de aannemers werkplannen moeten worden aangeboden. Dit kunnen technische, logistieke, organisatorische of financiële knelpunten zijn. De bereikbaarheid van een terrein in het centrum van een stad kan een knelpunt zijn. Het doel hiervan is dat de aannemer zich vooraf gaat oriënteren op het knelpunt en met oplossingen komt. De opdrachtgever dient over de genomen stappen geïnformeerd te worden. Werkplannen zijn alleen noodzakelijk als er een duidelijke aanleiding is om deze op te stellen. Een voorbeeld: een werkplan voor het aansluiten van de riolering van woning van het hoofdriool is overbodig. De aanleg van het hoofd tracé van een diepriool kan juist erg noodzakelijk zijn. 11. Coördinatie: de coördinatie van de verschillende werkfases (bouwrijp, bouwuitvoering en woonrijp) in een project is een belangrijke taak. Het is dan ook van belang dit goed te regelen. En het goed regelen is weer afhankelijk van de complexiteit van het totale project. Betreft het een stuk bouwland dat eerst bouwrijp moet worden gemaakt en vervolgens wordt er een project gerealiseerd met meerdere deelprojecten, dan kan men overwegen een coördinator aan te stellen voor het bouwrijp maken en vervolgens een coördinator (per project) aanstellen voor de bouwfase inclusief woonrijp maken. Als bouwrijp gaat overlopen in een start van de uitvoeringsfase, dan kan men volstaan met een coördinator voor het totaal. De coördinator stelt een hoofdplanning op, bewaakt het proces en stuurt partijen aan. In eerste instantie de ontwerpende partijen, later de uitvoerende partijen. Afstemming van de werkzaamheden van de aannemers onderling kan het beste bij de aannemer blijven die leidend is op dat moment. Ook de coördinatie van de nutsbedrijven kan het beste door deze aannemer worden verzorgd. |
12. Directievoering: binnen dit kader kan ook de directievoering goed worden ingevuld. Bij het bouwrijp maken is directievoering noodzakelijk voor de beheersing van tijd, kwaliteit en, vooral, de financiën. Indien een ander persoon wordt belast met de directievoering voor de bouwfase, dan is het wellicht raadzaam deze ook te belasten met het woonrijp maken. Het hierbij behorende toezicht kan navenant worden ingevuld. 13. Kabels en leidingen: gedurende het gehele traject vragen de aanwezige kabels en leidingen een bijzondere aandacht. De eerste actie is het bewaken van gegevens vanuit het koopcontract. Een volgende stap is een WION KLIC-melding, het opvragen van de bestaande kabels en leidingen bij het Kabels en Leidingen Informatie Centrum (KLIC). Houd er rekening mee, dat deze gegevens niet per definitie compleet zijn. Een geheime NAVO-kabel staat bijvoorbeeld niet geregistreerd. De uitvoering van de nutsleidingen dient te voldoen aan de eisen die de gemeente stelt. Zorg voor een goede revisie van alle aangebrachte kabels en leidingen. Bij de eventueel latere overdracht van het terrein dienen deze gegevens compleet te worden overgedragen. De gemeente kan ook eisen hebben vastgelegd ten aanzien van het reviseren van dit werk. |
V. Indicatieplanning | ||||||||||||||||||||
Het bijgevoegde planningsformulier is als voorbeeld ingevuld. Het geeft een indruk hoe het proces in tijd kan verlopen, met daarbij de belangrijkste werkzaamheden in de juiste volgorde. Bewust is hier gekozen voor ‘perioden’. Een periode kan een maand zijn of twee maanden, dit kan zelf worden ingevuld. Bij punt 31 staan vraagtekens; dit is erg seizoensgebonden. | ||||||||||||||||||||
Nr. | Activiteit (in aantal perioden) | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 | 10 | 11 | 12 | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 |
Initiatieffase | ||||||||||||||||||||
1. | Opstellen PvE | |||||||||||||||||||
2. | Bodemonderzoek | |||||||||||||||||||
3. | Onderzoek Kabels en Leidingen (best) | |||||||||||||||||||
4. | Archeologisch onderzoek | |||||||||||||||||||
5. | Munitie-onderzoek | |||||||||||||||||||
6. | Opstellen sloopplan | |||||||||||||||||||
7. | Opstellen bodemsaneringsplan | |||||||||||||||||||
8. | Opstellen funderingssystematiek | |||||||||||||||||||
9. | Opstellen contractstukken | |||||||||||||||||||
10. | Aanvragen vergunningen | |||||||||||||||||||
Denk aan proceduretijden | ||||||||||||||||||||
11. | Kadastrale uitzetting terrein | |||||||||||||||||||
12. | Acceptatie terrein (met opstallen) | |||||||||||||||||||
Bouwrijpfase | ||||||||||||||||||||
13. | Start bouwrijp maken | |||||||||||||||||||
14. | Sloopwerkzaamheden | |||||||||||||||||||
15. | Xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx | |||||||||||||||||||
00. | Archeologisch werkzaamheden | |||||||||||||||||||
17. | Aanbrengen hoofdtracé nutsleidingen, | |||||||||||||||||||
18. | Aanbrengen bouwwegen | |||||||||||||||||||
19. | Aangeven rooilijnen en NAP-peil | |||||||||||||||||||
Bouw uitvoeringsfase | ||||||||||||||||||||
20. | VO-DO fase ontwerp bouw | |||||||||||||||||||
21. | Opstellen contractstukken | |||||||||||||||||||
22. | Acceptatie terrein (opdrachtgever) | |||||||||||||||||||
23. | Uitgraven funderingen | |||||||||||||||||||
24. | Bouw uitvoeringsfase | |||||||||||||||||||
Woonrijpfase | ||||||||||||||||||||
25. | VO-DO fase ontwerp terrein |
26. | Opstellen contractstukken | |||||||||||||||||||
27. | Aanvullingen fundering | |||||||||||||||||||
28. | Nutsaansluitingen (huisaansluitingen) | |||||||||||||||||||
29. | Wegen en paden | |||||||||||||||||||
30. | Openbare verlichting | |||||||||||||||||||
31 | Openbaar groen | ??? |
B | Techniek
Inhoudsopgave |
AANDACHTSPUNTEN 1. Controle op schoonmaken aan- en afvoerwegen 2. Controle op Besluit Bodemkwaliteit (vh bouwstoffenbesluit) 3. Gronddepot, aanleg en bewaking 4. Vaak ook eis van milieuhandhaving 5. Bemonstering materialen 6. Contact met de gemeente betreffende eisen aan bouwrijp maken 7. Controle vergunningen 8. Controle rooilijnen en NAP-peil 9. Stel- en verrekenposten 10. Opleveringsdatum, onderhoudstermijn 11. Veiligheid en Gezondheid 12. Openbare verlichting |
Aandachtspunten |
INLEIDING - Tijdens de uitvoeringsfase, van zowel bouwrijpfase als woonrijpfase (civiele werken), zijn de belangrijkste taken voor de bouwbegeleider het bewaken van de voortgang, de kosten en de kwaliteit. In dit deel wordt verder ingegaan op de belangrijkste instrumenten waarmee de bouwbegeleider, in de functie van directievoerder en opzichter, tijdens de uitvoeringsfase deze hoofdtaken beter kan bewaken. |
1. Controle op schoonmaken aan- en afvoerwegen: een onderdeel dat regelmatig aandacht behoeft, is de controle op het gebruik van de voorgeschreven aan- en afvoerwegen en het schoonhouden hiervan. Vervuiling van deze routes vindt op de meest onverwachte tijdstippen plaats, bijvoorbeeld na regen of sneeuwbuien. Maak hierover sluitende afspraken met de aannemer. Zeker als in bestaande wijken wordt gewerkt, is dit schoonhouden een vereiste op het gebied van veiligheid van de medeweggebruikers. 2. Controle op Besluit Bodemkwaliteit (vh Bouwstoffenbesluit): voor het afvoeren van grond is het nodig dat hiervoor een depot beschikbaar is. Indien de grond op het terrein zelf wordt opgeslagen voor later hergebruik, zorg dan voor het gescheiden opslaan van de verschillende grondsoorten. Voor beide gevallen geldt dat de kwaliteit van de grond al onderzocht dient te zijn. De grond waarop gebouwd gaat worden dient geschikt te zijn voor het type bouwwerk wat gebouwd gaat worden. Is de grond geschikt voor woningbouw of voor industriële werken. Dit is in de ontwerpfase al onderzocht. Voor de aanvoer van nieuwe grond zijn verklaringen nodig conform het Besluit Bodemkwaliteit. Maak hierover afspraken met de aannemer, deze verklaringen kunnen en moeten ruim van tevoren aanwezig zijn. 3. Gronddepot, aanleg en bewaking: depot altijd in de hekken plaatsen om bijstorten van vage partijen door derden te voorkomen. 4. Vaak ook eis van milieuhandhaving: let op duur van opslag en eisen van gemeente voor melding en/of vergunning voor een gronddepot. Vooraf de discussie aangaan (bellen en informeren) werkt altijd beter dan wachten tot de handhaver uit zichzelf langskomt. 5. Bemonstering materialen: het vroegtijdig bemonsteren van onderdelen van het werk geeft de opdrachtgever de tijd om een weloverwogen beslissing te nemen en eventueel te zoeken naar alternatieven. Soms moeten referentieprojecten worden bezocht. Zeker als het gaat om een simpele straatsteen, waarvan er wel honderden m2 moeten worden aangebracht, kunnen een paar eurocenten een belangrijk verschil betekenen in de financiën. Soms vermeldt het bestek alleen toetsingscriteria waaraan producten moeten voldoen, dan is een vroegtijdige bemonstering nog belangrijker. |
6. Contact met de gemeente betreffende eisen aan bouwrijp / woonrijp maken: in de projectvoorbereiding is volop aandacht geweest voor de invulling van de eisen van de gemeente. In de uitvoeringsfase zijn het vaak anderen die zich bezighouden met de uitvoering van projecten. Zeker als een terrein na oplevering overgaat naar een gemeentelijke beheerder, is het zaak om contacten te leggen met deze personen. Indien blijkt dat er belangrijke verschillen zijn tussen vooraf vastgelegde gemeentelijke eisen en de praktische invulling, dan is er vooraf ruimte voor overleg. Het kan om technische eisen gaan, maar bijvoorbeeld ook over de Algemene Politie Verordening (APV) als het gaat om een vergunning voor werkzaamheden die geluidsoverlast met zich meebrengen. Xxxxxx de toekomstige beheerder/eigenaar bij bestekwijzigingen en bij de bemonsteringsfase. Dit voorkomt verrassingen bij de overdracht en meerkosten. 7. Controle vergunningen: zoals eerder aangegeven, zijn wellicht vergunningen en meldingen noodzakelijk. Een specifieke voorlichting door de gemeente kan nuttig zijn. Natuurlijk zal de aannemer zich terdege op de hoogte stellen van de benodigde vergunningen, maar het ontbreken van een vergunning kan een stagnatie in de voortgang betekenen. Belangrijk is om vooraf te weten wie controleert en wie handhaaft, dit behoeft niet per se een taak te zijn van de bouwbegeleider respectievelijk bouw en woningtoezicht. 8. Controle rooilijnen en NAP-peil: op een aantal momenten in dit proces (bouwrijp/woonrijp) is het van belang om te weten of de uitgangspunten nog de juiste zijn. Hieronder een overzicht: - acceptatie terrein: aangeven van de kadastrale grenzen; - start grondwerkzaamheden ten behoeve van leidingen: NAP-peil; - uitgravingen ten behoeve van fundering: rooilijnen en hoofdmaatvoering, NAP-peil; - uitzetten fundering, heiwerk: rooilijnen en hoofdmaatvoering, NAP-peil; - start woonrijp werkzaamheden; straatpeil etc; Als alle gegevens op een verantwoorde wijze kunnen worden vastgelegd, kan worden volstaan met het eenmalig aangeven van kadastrale grenzen, rooilijnen en NAP-peil. Voorwaarde is dat deze gegevens goed kunnen worden "verklikt". Verder is het van belang te weten wie welke maten aanlevert en uitzet en wie verantwoordelijk is voor de handhaving van de verstrekte maten en peilen. 9. Stel- en verrekenposten: bij de verrekenposten is het van belang dat er sluitende afspraken worden gemaakt met de aannemer. Het is niet werkbaar dat een opzichter gaat bijhouden hoeveel vrachtwagens zand worden aangevoerd of afgevoerd. De aannemer dient hiervoor een sluitende administratie te voeren en te overhandigen aan de directie. Zie ook de UAV en de RAW. Voor het invullen van stelposten dient er vooral op te worden toegezien dat deze op tijd worden aangeleverd. De opzichter kan vroegtijdig signaleren bij de aannemer wanneer hij deze invulling wenst te ontvangen. Zet het dus goed en praktisch controleerbaar in een bestek. 10. Opleveringsdatum, onderhoudstermijn: onderhoudstermijnen en garantietermijnen gaan in na de oplevering. Daarom is de datum van de oplevering van groot belang. Bij het bouwrijp maken kan dit leiden tot discussie, zeker als een gedeelte van het terrein al in gebruik wordt genomen, terwijl verderop men nog volop in de uitvoering zit. Vermijd deelopleveringen wanneer het bestek een project ziet als één geheel. Hooguit kan er sprake zijn van een vervroegde ingebruikname, waarbij het van belang is dat er een opname wordt gedaan van het gedeelte van het terrein dat vervroegd in gebruik wordt genomen. De eventuele opmerkingen worden vastgelegd in een Staat van Bemerkingen. Deze staten worden later onderdeel van het Procesverbaal van Oplevering (zie RAW-systematiek en UAV-voorwaarden). Denk aan afwijkende bepaling bij groenvoorzieningen. 11. Veiligheid & Gezondheid: grondwerk, zware machines, zand en water, dit alles heeft een grote aantrekkingkracht op de jeugd. Daarom is veiligheid op de locatie een speerpunt. Dit begint al met een goed V&G-plan ontwerpfase en uitvoeringsfase, op orde gehouden met de komst van een nieuwe (onder)aannemer. Fig. 3 | Veiligheid op vrijdagmiddag… |
Er mag daarbij kritisch gekeken worden welke maatregelen een aannemer treft bij het graven van een sleuf van 1,5 meter diep, bijvoorbeeld op vrijdagmiddag. De vraag is of het dan voldoende is dat er een goed hekwerk rondom het terrein is aangebracht of dat er aanvullende maatregelen nodig zijn. Denk aan goede scheiding tussen het werkterrein van de bouwaannemer en de civiele aannemer of, als dat niet kan, maak goede detailafspraken in de coördinatie-overleggen, welke dienen te worden vastgelegd. Tenslotte moet ook duidelijk worden vastgesteld wie de veiligheidscoördinator is in elke fase van de uitvoering van de civiele werken. 12. Openbare verlichting: dit onderdeel zal in een aantal gevallen rechtstreeks tussen gemeente en haar civiele woonrijp aannemer worden opgedragen en valt dan buiten de civiele werken die hier besproken worden. Door dit onderdeel vooraf te bespreken met de opdrachtgever en de gemeente moet het mogelijk zijn dat dit in de uitvoeringscoördinatie wordt meegenomen. Bij de openbare verlichting kan weer een onderscheid gemaakt worden tussen de openbare en particuliere paden. Voor een Politie Keurmerk Veilig Wonen zijn beide onderdelen van essentieel belang. |
C | Inspectielijst
Project: | ||
Locatie: | ||
Opzichter: | ||
Inspectiedatum: |
Nr. | Activiteit | Akkoord | Niet akkoord | N.v.t. |
A. | Administratief | |||
1. | PVE aanwezig | |||
2. | Contractstukken aanwezig | |||
3. | Kadastrale gegevens en NAP-peil | |||
4. | WION - Klic-melding uitgevoerd en beoordeeld | |||
5. | Archeologisch onderzoek nodig | |||
6. | Munitie onderzoek nodig | |||
7. | Asbestinventarisatie nodig | |||
8. | V&G plan ontwerp aanwezig | |||
9. | Overdracht terrein vastgelegd in document | |||
10. | Is er een werkplan geëist voor dit onderwerp | |||
11. | Zijn de vereiste bestektekeningen en berekeningen ingediend ter controle | |||
12. | Zijn de vereiste werk-/productietekeningen en berekeningen ingediend ter controle | |||
13. | Zijn er attesten, certificaten of garanties geëist | |||
14. | Is een startbespreking wenselijk voor dit onderdeel | |||
15. | Is dit onderdeel opgenomen in het V&G-plan uitvoering | |||
16. | Zijn alle betrokkenen daarvan op de hoogte | |||
17. | Zijn alle bestekseisen bekend en juist geïnterpreteerd | |||
B. | Voorbereiding | |||
18. | Opdracht bouwrijp maken | |||
19. | Controle bouwrijp gereed terrein | |||
20. | Funderingsresten wel/niet aanwezig | |||
21. | Gesloten grondbalans | |||
22. | Onderhoud bouwwegen | |||
23. | Schoonmaken aan- en afvoerroute | |||
24. | Opdracht woonrijp maken | |||
25. | Werkplannen ingediend | |||
26. | Proefsleuven gewenst | |||
27. | Bemonstering materialen | |||
28. | Is er een werkplan ingediend ter controle |
Nr. | Activiteit | Akkoord | Niet akkoord | N.v.t. |
29. | Is het werkplan goedgekeurd | |||
30. | Is het werkplan op de bouw aanwezig | |||
31. | Zijn bestektekeningen en berekeningen goedgekeurd zonder voorbehoud | |||
32. | Zijn de goedgekeurde bestektekeningen en berekeningen op de bouw aanwezig | |||
33. | Zijn de vereiste werk-/productietekeningen en berekeningen goedgekeurd | |||
34. | Zijn de vereiste werk-/productietekeningen en berekeningen op de bouw aanwezig | |||
35. | Zijn er bijzondere omstandigheden uit VCA-oogpunt | |||
36. | Is een (detail)planning voor dit onderdeel wenselijk | |||
37. | Is de (detail)planning realistisch en haalbaar | |||
38. | Is de opslag van materialen goed geregeld (bescherming) | |||
C. | Uitvoering | |||
39. | Aanleggen hoofd tracé nutsleidingen | |||
40. | Proefsleuven gemaakt, bevindingen vastgelegd | |||
41. | Controle aan- en afvoerwegen | |||
42. | Gescheiden opslag uitkomende grond | |||
43. | Controle heruitzetting, NAP-peil | |||
44. | Bewaken hoeveelheden t.b.v. meer- en minderwerk | |||
45. | Veiligheid bij graafwerkzaamheden | |||
46. | Huisaansluitingen gereed | |||
D. | Nacontrole | |||
47. | Opleveringspunten bouwrijp afhandelen | |||
48. | Opleveringspunten woonrijp afhandelen | |||
49. | Bewaken aanslaan openbaar groen | |||
50. | Zijn alle gegevens op de juiste wijze in de revisiestukken verwerkt | |||
51. | Meldingen richting KLIC | |||
52. | Is de kwaliteit beoordeeld en akkoord bevonden | |||
53. | Revisiestukken aanleveren |
Eventuele opmerkingen:
Vervolg opmerking: