Filippijnen (Gecoördineerde tekst)
Filippijnen (Gecoördineerde tekst)
Filippijnen (Gecoördineerde tekst)
Overeenkomst tussen de Republiek van de Filipijnen en het Koninkrijk België tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belasting naar het inkomen.
Goedkeuringswet: 20.17.1979 Overeenkomst ondertekend op 02.10.1976
In werking getreden op 09.07.1980
Verschenen in Belgisch Staatsblad: 24.06.1980
Toepassing vanaf: - Bronbelasting: 01.01.1981 - Andere belastingen: 01.01.1981
Bull. 587 xxxx://xxx.xxxxxxx.xx/xxxxxxx/XXX/X0000/X00000000/X00000000.XXX
Goedkeuringswet: 09.06.1999 Protocol ondertekend op 11.03.1996
In werking getreden op 24.12.1999
Verschenen in Belgisch Staatsblad: 24.12.1999
Toepassing vanaf: - Bronbelasting:inkomsten die zijn toegekend of betaalbaar gesteld op of na 01.01.2000 - Andere belastingen: inkomsten van elk boekjaar dat aanvangt op of na 01.01.2000
Bull. 801 |
I: Werkingssfeer van de Overeenkomst
Artikel 1 Personen op wie de Overeenkomst van toepassing is
(B.S., 24 juni 1986)
Ondetekend te Manila op 2 oktober 1976 en goedgekeurd bij W. 20 juli 1979 (B.S., 24 juni 1980).
Deze Overeenkomst is van toepassing op personen die inwoner zijn van een overeenkomstsluitende Staat of van beide overeenkomstsluitende Staten.
Artikel 2 Belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is
1. |
Deze Overeenkomst is van toepassing op belastingen naar het inkomen die, ongeacht de wijze van heffing, worden geheven ten behoeve van elk van de overeenkomstsluitende Staten of van de Staatkundige onderdelen of plaatselijke gemeenschappen daarvan. |
2. |
Als belastingen naar het inkomen worden beschouwd alle belastingen die worden geheven naar het gehele inkomen of naar bestanddelen van het inkomen, daaronder begrepen, belastingen naar voordelen verkregen uit de vervreemding van roerende of onroerende goederen, belastingen naar het bedrag van de door ondernemingen betaalde lonen of salarissen, alsmede belastingen naar waardevermeerdering. |
3. |
De bestaande belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is, zijn met name: |
(a) |
in België: |
(i) |
de personenbelasting; |
(ii) |
de vennootschapsbelasting; |
(iii) |
de rechtspersonenbelasting; |
(iv) |
de belasting van niet-inwoners; |
(v) |
de met de personenbelasting gelijkgestelde bijzondere heffing; |
(vi) |
de aanvullende crisisbijdrage, |
|
met inbegrip van de voorheffingen, de opcentiemen op die belastingen en voorheffingen, alsmede de aanvullende belastingen op de personenbelasting, |
|
(hierna te noemen "Belgische belasting"); |
(b) |
in de Filippijnen: |
|
de inkomstenbelasting geheven overeenkomstig Titel II en de belasting op beursverrichtingen ("stock transaction tax") overeenkomstig Afdeling 124-A van het nationale Wetboek van de belastingen ("National Internal Revenu Code") van de Republiek van de Filippijnen, |
|
(hierna te noemen "Filippijnse belasting"). |
4. |
Deze Overeenkomst is ook van toepassing op elke gelijke of in wezen gelijksoortige belasting die na de datum van de ondertekening van deze Overeenkomst naast, of in de plaats van, de bestaande belasting wordt geheven. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten delen elkaar de wijzigingen die in hun onderscheiden belastingwetten zijn aangebracht, mede. |
3. vervangen bij art. I Prot. 11 maart 1996 (B.S., 24 december 1999 (eerste uitg.)), met ingang van 24 december 1999 (art. X, 2.).
Prot. 11 maart 1996, art. I (B.S., 24 december 1999), inw. 24 december 1999
Prot. 11 maart 1996 is bekrachtigd bij art. 2 W. 9 juni 1999 (B.S., 24 december 1999 (eerste uitg.)).
II: Begripsbepalingen
Artikel 3 Algemene bepalingen
1. |
In deze Overeenkomst, tenzij het zinsverband anders vereist: |
(a) |
betekent de uitdrukking "België", het Koninkrijk België; gebruikt in geografische zin, betekent zij het territorium van het Koninkrijk België, daarin inbegrepen de territoriale zee en de maritieme zones en de luchtgebieden waarover, in overeenstemming met het internationaal recht, het Koninkrijk België soevereine rechten of zijn jurisdictie uitoefent; |
(b) |
betekent de uitdrukking "Filippijnen" de Republiek van de Filippijnen; gebruikt in geografische zin, betekent zij het territorium van de archipel bestaande uit de Republiek van de Filippijnen zoals gedefinieerd in haar Grondwet en wetten, met inbegrip van aangrenzende gebieden en andere gebieden zoals de territoriale zee, andere maritieme zones en luchtgebieden waarover, in overeenstemming met het internationaal recht, de Filippijnen soevereiniteit, jurisdictie of gelijkaardige rechten heeft; |
(c) |
betekenen de uitdrukkingen "een overeenkomstsluitende Staat" en "de andere overeenkomstsluitende Staat" België of de Filippijnen al naar het zinsverband vereist; |
(d) |
omvat de uitdrukking "persoon" elke natuurlijke persoon, elke vennootschap en elke andere vereniging van personen; |
(e) |
betekent de uitdrukking "vennootschap" elke rechtspersoon of elk ander lichaam dat in de overeenkomstsluitende Staat waarvan het inwoner is, voor de belastingheffing als een rechtspersoon wordt behandeld; |
(f) |
betekenen de uitdrukkingen "onderneming van een overeenkomstsluitende Staat" en "onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat", onderscheidenlijk een onderneming gedreven door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat en een onderneming gedreven door een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat; |
(g) |
betekent de uitdrukking "onderdaan": |
(i) |
elke natuurlijke persoon die de nationaliteit of het staatsburgerschap van een overeenkomstsluitende Staat bezit; |
(ii) |
elke rechtspersoon, vennootschap en vereniging opgericht overeenkomstig de in een overeenkomstsluitende Staat van kracht zijnde wetgeving; |
(h) |
betekent de uitdrukking "internationaal verkeer" elk vervoer door middel van een schip of luchtvaartuig dat door een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat wordt geëxploiteerd, behalve indien het schip of het luchtvaartuig slechts tussen in de andere overeenkomstsluitende Staat gelegen plaatsen wordt geëxploiteerd; |
(i) |
betekent de uitdrukking "bevoegde autoriteit": |
(i) |
in België, de Minister van Financiën of zijn bevoegde vertegenwoordiger; |
(ii) |
in de Filippijnen, de Secretaris van Financiën of zijn bevoegde vertegenwoordiger. |
2. |
Voor de toepassing van de Overeenkomst door een overeenkomstsluitende Staat heeft, tenzij het zinsverband anders vereist, elke niet anders omschreven uitdrukking de betekenis welke die uitdrukking heeft volgens de wetgeving van die overeenkomstsluitende Staat met betrekking tot de belastingen die het onderwerp van deze Overeenkomst uitmaken. |
1., (a) en (b) vervangen bij art. II Prot. 11 maart 1996 (B.S., 24 december 1999 (eerste uitg.)), met ingang van 24 december 1999 (art. X, 2.).
Prot. 11 maart 1996, art. II (B.S., 24 december 1999), inw. 24 december 1999
Prot. 11 maart 1996 is bekrachtigd bij art. 2 W. 9 juni 1999 (B.S., 24 december 1999 (eerste uitg.)).
Artikel 4 Fiscale woonplaats
1. |
Voor de toepassing van deze Overeenkomst betekent de uitdrukking "inwoner van een overeenkomstsluitende Staat" iedere persoon wiens inkomsten in die Staat aan belasting zijn onderworpen op grond van zijn woonplaats, verblijf, plaats van leiding of enige andere, soortgelijke omstandigheid. Deze uitdrukking omvat echter niet de personen die in die overeenkomstsluitende Staat enkel aan belasting zijn onderworpen ter zake van inkomsten uit aldaar gelegen bronnen. |
2. |
Indien een natuurlijke persoon ingevolge de bepaling van paragraaf 1 inwoner van beide overeenkomstsluitende Staten is, wordt zijn toestand op de volgende wijze geregeld: |
(a) |
Hij wordt geacht inwoner te zijn van de overeenkomstsluitende Staat waar hij een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft. Indien hij in een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft, wordt hij geacht inwoner te zijn van de overeenkomstsluitende Staat waarmede zijn persoonlijke en economische betrekkingen het nauwst zijn (middelpunt van de levensbelangen); |
(b) |
Indien niet kan worden bepaald in welke overeenkomstsluitende Staat hij het middelpunt van zijn levensbelangen heeft, of indien hij in geen van de overeenkomstsluitende Staten een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft, wordt hij geacht inwoner te zijn van de overeenkomstsluitende Staat waar hij gewoonlijk verblijft; |
(c) |
Indien hij in beide overeenkomstsluitende Staten of in geen van beide gewoonlijk verblijft, wordt hij geacht inwoner te zijn van de overeenkomstsluitende Staat waarvan hij een onderdaan is; |
(d) |
Indien hij onderdaan is van beide overeenkomstsluitende Staten of van geen van beide, regelen de bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten de aangelegenheid in onderlinge overeenstemming. |
3. |
Indien een andere dan een natuurlijke persoon ingevolge de bepaling van paragraaf 1 inwoner is van beide overeenkomstsluitende Staten, wordt hij geacht inwoner te zijn van de overeenkomstsluitende Staat waar de plaats van zijn werkelijke leiding is gelegen. |
Artikel 5 Vaste inrichting
1. |
Voor de toepassing van deze Overeenkomst betekent de uitdrukking "vaste inrichting" een vaste bedrijfsinrichting waarin de onderneming haar werkzaamheden geheel of gedeeltelijk uitoefent. |
2. |
De uitdrukking "vaste inrichting" omvat in het bijzonder: |
(a) |
een plaats waar leiding wordt gegeven; |
(b) |
een filiaal; |
(c) |
een kantoor; |
(d) |
een fabriek; |
(e) |
een werkplaats; |
(f) |
gebouwen gebruikt als verkooppunt; |
(g) |
een mijn, een oliebron, een steengroeve of enige andere plaats waar natuurlijke rijkdommen worden gewonnen; |
(h) |
een plaats van uitvoering van een bouwwerk of van montage- of constructiewerkzaamheden of werkzaamheden van toezicht daarop, indien de duur van dat bouwwerk of die werkzaamheden zes maanden overschrijdt; |
(i) |
het verstrekken van diensten, daaronder begrepen adviezen, door een onderneming door middel van een werknemer of ander personeelslid indien zodanige werkzaamheden in een overeenkomstsluitende Staat worden uitgeoefend gedurende een tijdvak of tijdvakken waarvan de duur in totaal 183 dagen in enig tijdvak van twaalf maanden te boven gaat. |
3. |
Een vaste inrichting wordt niet aanwezig geacht, indien: |
(a) |
gebruik wordt gemaakt van inrichtingen,- uitsluitend voor de opslag of uitstalling van aan de onderneming toebehorende goederen; |
(b) |
een voorraad van aan de onderneming toebehorende goederen wordt aangehouden, uitsluitend voor de opslag of uitstalling; |
(c) |
een voorraad van aan de onderneming toebehorende goederen wordt aangehouden, uitsluitend voor de bewerking of verwerking door een andere onderneming; |
(d) |
een vaste bedrijfsinrichting wordt aangehouden, uitsluitend om voor de onderneming goederen aan te komen of inlichtingen in te winnen; |
(e) |
een vaste bedrijfsinrichting wordt aangehouden, uitsluitend voor reclamedoeleinden, voor het geven van inlichtingen, voor wetenschappelijk onderzoek of voor soortgelijke werkzaamheden, ten behoeve van de onderneming, die van voorbereidende aard zijn of het karakter van hulpwerkzaamheden hebben. |
4. |
Een persoon - niet zijnde een onafhankelijke vertegenwoordiger in de zin van paragraaf 6 - die in een overeenkomstsluitende Staat voor een onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat werkzaam is, wordt als een in de eerstbedoelde overeenkomstsluitende Staat aanwezige vaste inrichting beschouwd: |
(a) |
indien hij een machtiging bezit om namens de onderneming overeenkomsten af te sluiten en dit recht in die eerstbedoelde overeenkomstsluitende Staat gewoonlijk uitoefent, tenzij zijn werkzaamheden beperkt blijven tot de aankoop van goederen voor de onderneming, of |
(b) |
indien hij in de eerstbedoelde overeenkomstsluitende Staat een voorraad van aan de onderneming toebehorende goederen aanhoudt waaruit hij regelmatig bestellingen uitvoert voor rekening van de onderneming. |
5. |
Een verzekeringsonderneming van een overeenkomstsluitende Staat wordt, behalve met betrekking tot herverzekering geacht in de andere overeenkomstsluitende Staat een vaste inrichting te hebben indien zij op het grondgebied van die andere overeenkomstsluitende Staat premies int of aldaar gelegen risico's verzekert door middel van een werknemer of veen vertegenwoordiger die geen onafhankelijke vertegenwoordiger is in de zin van paragraaf 6. |
6. |
Een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat wordt niet geacht een vaste inrichting in de andere overeenkomstsluitende Staat te bezitten op grond van de enkele omstandigheid dat zij aldaar zaken doet door middel van een makelaar, commissionair of enige andere onafhankelijke vertegenwoordiger, op voorwaarde dat deze personen in de normale uitoefening van hun bedrijf handelen. Indien een zodanige vertegenwoordiger zijn werkzaamheden uitsluitend of nagenoeg uitsluitend voor rekening van die onderneming verricht, wordt hij niet geacht een onafhankelijk vertegenwoordiger in de zin van deze paragraaf te zijn. |
7. |
De enkele omstandigheid dat een vennootschap die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat, een vennootschap beheerst of door een vennootschap wordt beheerst, die inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat of die in die andere overeenkomstsluitende Staat zaken doet (hetzij met behulp van een vaste inrichting hetzij op andere wijze), stempelt een van beide vennootschappen niet tot een vaste inrichting van de andere. |
III: Belastingheffing naar het inkomen
Artikel 6 Inkomsten uit onroerende goederen
1. |
Inkomsten uit onroerende goederen, inkomsten uit landbouw en bosbedrijven daaronder begrepen, zijn belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waar deze goederen zijn gelegen. |
2. |
Voor de toepassing van deze Overeenkomst heeft de uitdrukking "onroerende goederen" de betekenis die daaraan wordt toegekend door het recht van de overeenkomstsluitende Staat waar de desbetreffende goederen zijn gelegen. De uitdrukking omvat in ieder geval de goederen die bij de onroerende goederen behoren, levende en dode have van landbouw- en bosbedrijven, rechten waarop de bepalingen van het privaatrecht betreffende de grondeigendom van toepassing zijn, vruchtgebruik van onroerende goederen en rechten op veranderlijke of vaste vergoedingen ter zake van de exploitatie, of het recht tot exploitatie, van minerale aardlagen, bronnen en andere bodemrijkdommen; schepen en luchtvaartuigen worden niet als onroerende goederen beschouwd. |
3. |
De bepaling van paragraaf 1 is van toepassing op de inkomsten verkregen uit de rechtstreekse exploitatie of het rechtstreekse genot uit het verhuren of verpachten of uit elke andere vorm van exploitatie van onroerende goederen. |
4. |
De bepalingen van de paragrafen 1 en 3 zijn ook van toepassing op inkomsten uit onroerende goederen van een onderneming en op inkomsten uit onroerende goederen gebezigd voor de uitoefening van een vrij beroep. |
Artikel 7 Ondernemingswinst
1. |
Winsten van een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat zijn slechts in die overeenkomstsluitende Staat belastbaar, tenzij de onderneming in de andere overeenkomstsluitende Staat haar bedrijf uitoefent met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting. Indien de onderneming aldus haar bedrijf uitoefent, mogen de winsten van de onderneming in de andere overeenkomstsluitende Staat worden belast, maar slechts in zoverre als zij aan die vaste inrichting kunnen worden toegekend of in die andere overeenkomstsluitende Staat worden verkregen uit de verkoop van goederen van dezelfde aard als die welke worden verkocht, of uit andere handelsverrichtingen van dezelfde aard als die welke worden uitgevoerd, door de vaste inrichting. |
2. |
Onverminderd het bepaalde in paragraaf 3 worden, indien een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat haar bedrijf uitoefent met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting, in elke overeenkomstsluitende Staat aan die vaste inrichting de winsten toegerekend die zij geacht zou kunnen worden te behalen indien zij een onafhankelijke en zelfstandige onderneming zou zijn, die dezelfde of soortgelijke werkzaamheden zou uitoefenen onder dezelfde of soortgelijke omstandigheden en die met de onderneming waarvan zij een vaste inrichting is geheel onafhankelijk zou handelen. |
|
Voor zover het echter in een overeenkomstsluitende Staat gebruikelijk is de aan een vaste inrichting toe te rekenen winsten te bepalen op basis van een verdeling van de totale winst van de onderneming over haar verschillende delen, belet deze paragraaf die overeenkomstsluitende Staat niet de belastbare winst te bepalen volgens de gebruikelijke verdeling; de gevolgde methode van verdeling moet echter zodanig zijn dat het bekomen resultaat in overeenstemming is met de in dit artikel neergelegde beginselen. |
3. |
Bij het bepalen van de winsten van een vaste inrichting worden in aftrek toegelaten de kosten, daaronder begrepen kosten van leiding en algemene beheerskosten, die ten behoeve van de vaste inrichting zijn gemaakt, hetzij in de Staat waar de vaste inrichting is gevestigd, hetzij elders. |
4. |
Niettegenstaande de bepalingen van paragraaf 3, worden niet in aftrek toegelaten bedragen die door de vaste inrichting (anders dan als terugbetaling van werkelijke kosten) worden betaald of betaalbaar zijn aan de hoofdzetel van een onderneming of aan een van haar andere zetels in de vorm van: |
(a) |
royalty's erelonen of andere, soortgelijke betalingen voor het gebruik van octrooien of andere rechten; |
(b) |
commissie voor het verstrekken van specifieke diensten of voor het geven van leiding, en |
(c) |
interest van aan de vaste inrichting geleend geld, behalve in het geval van een bankinstelling. |
5. |
Geen winsten worden aan een vaste inrichting toegerekend enkel op grond van aankoop door die vaste inrichting van goederen voor de onderneming. |
6. |
Voor de toepassing van de voorgaande paragrafen worden de aan de vaste inrichting toe te rekenen winsten van jaar tot jaar volgens dezelfde methode bepaald, tenzij er een goede en genoegzame reden bestaat om hiervan af te wijken. |
7. |
Indien in de winsten inkomstenbestanddelen zijn begrepen die afzonderlijk in andere artikelen van deze Overeenkomst worden behandeld, beletten de bepalingen van dit artikel niet de toepassing van die andere artikelen. |
Artikel 8 Zeevaart en luchtvaart
1. |
Winsten die een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat behaalt uit de exploitatie van schepen of luchtvaartuigen zijn slechts in die Staat belastbaar. |
2. |
Niettegenstaande de bepalingen van paragraaf 1 mogen winsten uit bronnen in een overeenkomstsluitende Staat die door een onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat uit de exploitatie van schepen of luchtvaartuigen in internationaal verkeer worden behaald, in de eerst-bedoelde Staat worden belast maar de aldus geheven belasting mag niet hoger zijn dan het laagste van de volgende tarieven: |
(a) |
een en een half pct. van de bruto-ontvangsten verkregen uit bronnen in die Staat, en |
(b) |
het laagste tarief van de Filippijnse belasting geheven van die bruto-ontvangsten die door een onderneming van een derde Staat worden verkregen. |
3. |
De bepalingen van de paragrafen 1 en 2 zijn ook van toepassing op winsten verkregen uit de deelneming aan een pool, een gemeenschappelijk bedrijf of een internationaal bedrijfslichaam. |
Artikel 9 Afhankelijke ondernemingen
1. |
Indien: |
(a) |
een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat onmiddellijk of middellijk deelneemt aan de leiding van, aan het toezicht op, dan wel in het kapitaal van een onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat, of |
(b) |
dezelfde personen onmiddellijk of middellijk deelnemen aan de leiding van, aan het toezicht op, dan wel in het kapitaal van een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat en van een onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat. |
|
en in het ene of in het andere geval tussen de twee ondernemingen in hun handelsbetrekkingen of financiële betrekkingen, voorwaarden worden aanvaard of opgelegd die afwijken van die welke zouden worden overeengekomen tussen onafhankelijke ondernemingen, mogen de winsten welke zonder deze voorwaarden door één van de ondernemingen zouden zijn behaald maar ten gevolge van die voorwaarden niet zijn behaald, worden begrepen in de winsten van die onderneming en dienovereenkomstig worden belast. |
2. |
Indien winsten, ter zake waarvan een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat in die Staat werd belast, eveneens in de winsten van een onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat zijn begrepen en dienovereenkomstig zijn belast, en deze winsten bestaan uit winsten welke door die onderneming van de andere Staat zouden zijn behaald indien tussen de ondernemingen zodanige voorwaarden werden aanvaard als die welke tussen onafhankelijke ondernemingen zouden worden aanvaard, herziet de eerst-bedoelde Staat, op de hem geschikt voorkomende wijze en onder voorbehoud van de bepalingen van zijn wetgeving het bedrag aan belasting dat in de eerstbedoelde Staat van die winsten is geheven. Bij deze herziening wordt rekening gehouden met de overige bepalingen van deze Overeenkomst en te dien einde plegen de bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten zo nodig met elkaar overleg. |
Artikel 10 Dividenden
1. |
Dividenden betaald door een vennootschap die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat aan een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat, zijn in die andere Staat belastbaar. |
2. |
Deze dividenden mogen echter ook in de overeenkomstsluitende Staat waarvan de vennootschap die de dividenden betaalt inwoner is overeenkomstig de wetgeving van die Staat worden belast, maar indien de uiteindelijk gerechtigde tot de dividenden inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat, mag de aldus geheven belasting niet hoger zijn dan: |
(a) |
10 percent van het brutobedrag van de dividenden indien de uiteindelijk gerechtigde een vennootschap is die onmiddellijk ten minste 10 percent bezit van het kapitaal van de vennootschap die de dividenden betaalt; |
(b) |
15 percent van het brutobedrag van de dividenden in alle andere gevallen. |
|
Deze paragraaf laat onverlet de belastingheffing van de vennootschap ter zake van de winst waaruit de dividenden worden betaald. |
3. |
De uitdrukking "dividenden", zoals gebezigd in dit artikel, betekent inkomsten uit aandelen, winstaandelen of winstbewijzen, mijnaandelen, oprichtersaandelen of andere rechten op een aandeel in de winst, met uitzondering van schuldvorderingen, alsmede inkomsten - zelfs indien zij worden toegekend in de vorm van interest - die volgens de wetgeving van de Staat waarvan de vennootschap-schuldenaar inwoner is op dezelfde wijze als inkomsten uit aandelen in de belastingheffing worden betrokken. |
4. |
De bepalingen van de paragrafen 1 en 2 zijn niet van toepassing indien de uiteindelijk gerechtigde tot de dividenden, die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat, in de andere overeenkomstsluitende Staat waarvan de vennootschap die de dividenden betaalt inwoner is, een nijverheids- of handelsbedrijf met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting of een vrij beroep door middel van een aldaar gevestigde vaste basis uitoefent en het aandelenbezit uit hoofde waarvan de dividenden worden betaald met die vaste inrichting of die vaste basis wezenlijk is verbonden. In dat geval zijn de bepalingen van artikel 7 of van artikel 14, naar het geval, van toepassing. |
5. |
Indien een vennootschap die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat, winsten of inkomsten verkrijgt uit de andere overeenkomstsluitende Staat, mag die andere Staat geen belasting heffen op de dividenden, door de vennootschap buiten die andere Staat betaald, behalve voor zover die dividenden aan een inwoner van die andere Staat worden betaald of voor zover het aandelenbezit uit hoofde waarvan de dividenden worden betaald wezenlijk is verbonden met een in die andere Staat gelegen vaste inrichting of vaste basis, noch de niet-uitgedeelde winst van de vennootschap onderwerpen aan een belasting op niet-uitgedeelde winst, zelfs indien de betaalde dividenden of de niet-uitgedeelde winst geheel of gedeeltelijk bestaan uit winsten of inkomsten die uit die andere Staat afkomstig zijn. |
2. tot 4. vervangen bij art. III Prot. 11 maart 1996 (B.S., 24 december 1999 (eerste uitg.)), met ingang van 24 december 1999 (art. X, 2.).
Prot. 11 maart 1996, art. III (B.S., 24 december 1999), inw. 24 december 1999
Prot. 11 maart 1996 is bekrachtigd bij art. 2 W. 9 juni 1999 (B.S., 24 december 1999 (eerste uitg.)).
Artikel 11 Interest
1. |
Interest afkomstig uit een overeenkomstsluitende Staat en betaald aan een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat mag in die andere Staat worden belast. |
2. |
Deze interest mag echter ook in de overeenkomstsluitende Staat waaruit hij afkomstig is overeenkomstig de wetgeving van die Staat worden belast, maar indien de uiteindelijk gerechtigde tot de interest inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat, mag de aldus geheven belasting niet hoger zijn dan 10 percent van het brutobedrag van de interest. |
3. |
Niettegenstaande de bepalingen van paragraaf 2 is interest in de overeenkomstsluitende Staat waaruit hij afkomstig is vrijgesteld indien het gaat om: |
(a) |
interest betaald ter zake van obligaties, of andere gelijkaardige titels van schuldvordering op de regering van die overeenkomstsluitende Staat of op een politiek onderdeel of plaatselijke gemeenschap daarvan; en |
(b) |
interest betaald ter zake van een lening die is toegestaan, gewaarborgd of verzekerd, of van een krediet dat is verleend, gewaarborgd of verzekerd, door een instelling die is vermeld en waaromtrent overeenstemming is bereikt in een wisseling van brieven tussen de bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten. |
4. |
De uitdrukking "interest", zoals gebezigd in dit artikel, betekent inkomsten uit schuldvorderingen van welke aard ook, al dan niet gewaarborgd door hypotheek of al dan niet aanspraak gevend op een aandeel in de winst van de schuldenaar, en in het bijzonder inkomsten uit overheidsleningen en obligaties, daaronder begrepen premies en loten op die effecten, alsmede inkomsten die door de belastingwetgeving van de Staat waaruit de inkomsten afkomstig zijn, met inkomsten uit geldlening worden gelijkgesteld of op dezelfde wijze als inkomsten uit geldlening in de belastingheffing worden betrokken, met inbegrip van interest voor laattijdige betalingen. Voor de toepassing van dit artikel omvat de uitdrukking "interest" echter niet interest die overeenkomstig artikel 10, paragraaf 3, als dividenden wordt behandeld. |
5. |
De bepalingen van de paragrafen 1, 2 en 3 zijn niet van toepassing indien de uiteindelijk gerechtigde tot de interest, die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat, in de andere overeenkomstsluitende Staat waaruit de interest afkomstig is, een nijverheids- of handelsbedrijf met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting of een vrij beroep door middel van een aldaar gevestigde vaste basis uitoefent en de schuldvordering uit hoofde waarvan de interest is verschuldigd met die vaste inrichting of die vaste basis wezenlijk is verbonden. In dat geval zijn de bepalingen van artikel 7 of van artikel 14, naar het geval, van toepassing. |
6. |
Interest wordt geacht uit een overeenkomstsluitende Staat afkomstig te zijn indien de schuldenaar die Staat zelf is, een staatkundig onderdeel, een plaatselijke gemeenschap of een inwoner van die Staat. Indien evenwel de schuldenaar van de interest, ongeacht of hij inwoner van een overeenkomstsluitende Staat is of niet, in een overeenkomstsluitende Staat een vaste inrichting of een vaste basis heeft waarvoor de schuld, ter zake waarvan de interest wordt betaald is aangegaan en de interest ten laste komt van die vaste inrichting of die vaste basis, wordt die interest geacht afkomstig te zijn uit de Staat waar de vaste inrichting of de vaste basis is gevestigd. |
7. |
Indien, ten gevolge van een bijzondere verhouding tussen de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde of tussen hen beiden en een derde, het bedrag van de interest, gelet op de schuldvordering waarvoor hij wordt betaald, hoger is dan het bedrag dat zonder zulk een verhouding door de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde zou zijn overeengekomen, zijn de bepalingen van dit artikel slechts op het laatstbedoelde bedrag van toepassing. In dat geval is het daarboven uitgaande deel van de betalingen belastbaar overeenkomstig de wetgeving van elke overeenkomstsluitende Staat en met inachtneming van de overige bepalingen van deze Overeenkomst. |
Vervangen bij art. IV Prot. 11 maart 1996 (B.S., 24 december 1999 (eerste uitg.)), met ingang van 24 december 1999 (art. X, 2.).
Prot. 11 maart 1996, art. IV (B.S., 24 december 1999), inw. 24 december 1999
Prot. 11 maart 1996 is bekrachtigd bij art. 2 W. 9 juni 1999 (B.S., 24 december 1999 (eerste uitg.)).
Artikel 12 Royalty's
1. |
Xxxxxxx'x afkomstig uit een overeenkomstsluitende Staat en betaald aan een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat mogen in die andere Staat worden belast. |
2. |
Deze royalty's mogen echter ook in de overeenkomstsluitende Staat waaruit zij afkomstig zijn overeenkomstig de wetgeving van die Staat worden belast, maar indien de uiteindelijk gerechtigde tot de royalty's inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat, mag de aldus geheven belasting niet hoger zijn dan 15 percent van het brutobedrag van de royalty's. |
3. |
De uitdrukking "royalty's", zoals gebezigd in dit artikel, betekent vergoedingen van welke aard ook voor het gebruik van, of voor het recht van gebruik van, een auteursrecht op een werk op het gebied van letterkunde, kunst of wetenschap, daaronder begrepen bioscoopfilms en films of banden voor radio of televisie, van een octrooi, een fabrieks- of handelsmerk, een tekening, een model, een plan, een geheim recept of een geheime werkwijze, of voor het gebruik van, of voor het recht van gebruik van, nijverheids- en handelsuitrusting of wetenschappelijke uitrusting, of voor inlichtingen omtrent ervaringen op het gebied van nijverheid, handel of wetenschap. |
4. |
De bepalingen van paragrafen 1 en 2 zijn niet van toepassing indien de uiteindelijk gerechtigde tot de royalty's, die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat, in de andere overeenkomstsluitende Staat waaruit de royalty's afkomstig zijn een nijverheids- of handelsbedrijf met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting of een vrij beroep door middel van een aldaar gevestigde vaste basis uitoefent en het recht of het goed uit hoofde waarvan de royalty's verschuldigd zijn met die vaste inrichting of die vaste basis wezenlijk is verbonden. In dat geval zijn de bepalingen van artikel 7 of van artikel 14, naar het geval, van toepassing. |
5. |
Royalty's worden geacht uit een overeenkomstsluitende Staat afkomstig te zijn indien de schuldenaar die Staat zelf is, een staatkundig onderdeel, een plaatselijke gemeenschap of een inwoner van die Staat. Indien evenwel de schuldenaar van de royalty's, ongeacht of hij inwoner van een overeenkomstsluitende Staat is of niet, in een overeenkomstsluitende Staat een vaste inrichting of een vaste basis heeft waarvoor de verbintenis, uit hoofde waarvan de royalty's worden betaald is aangegaan en die de last van de royalty's draagt, worden die royalty's geacht afkomstig te zijn uit de Staat waar de vaste inrichting of de vaste basis is gevestigd. |
6. |
Indien, ten gevolge van een bijzondere verhouding tussen de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde of tussen hen beiden en een derde, het bedrag van de royalty's, gelet op het gebruik, het recht of de inlichtingen waarvoor zij worden betaald, hoger is dan het bedrag dat zonder zulk een verhouding door de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde zou zijn overeengekomen, zijn de bepalingen van dit artikel slechts op het laatstbedoelde bedrag van toepassing. In dat geval is het daarboven uitgaande deel van de betalingen belastbaar overeenkomstig de wetgeving van elke overeenkomstsluitende Staat en met inachtneming van de overige bepalingen van deze Overeenkomst. |
Vervangen bij art. V Prot. 11 maart 1996 (B.S., 24 december 1999 (eerste uitg.)), met ingang van 24 december 1999 (art. X, 2.).
Prot. 11 maart 1996, art. V (B.S., 24 december 1999), inw. 24 december 1999
Prot. 11 maart 1996 is bekrachtigd bij art. 2 W. 9 juni 1999 (B.S., 24 december 1999 (eerste uitg.)).
Artikel 13 Vermogenswinsten
1. |
Voordelen verkregen uit de vervreemding van onroerende goederen als omschreven in artikel 6, paragraaf 2 zijn belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waar deze goederen zijn gelegen. |
2. |
Voordelen verkregen uit de vervreemding van roerende goederen die deel uitmaken van het bedrijfsvermogen van een vaste inrichting die een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat heeft, of van roerende goederen die behoren tot een vaste basis die een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat tot zijn beschikking heeft voor de uitoefening van een vrij beroep, daaronder begrepen voordelen verkregen uit de vervreemding van de vaste inrichting (alleen of te zamen met de gehele onderneming) of van die vaste basis, zijn in die andere Staat belastbaar. Voordelen verkregen uit de vervreemding van schepen en luchtvaartuigen die in internationaal verkeer worden geëxploiteerd, alsmede van roerende goederen die bij de exploitatie van deze schepen of luchtvaartuigen worden gebruikt, zijn echter slechts belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waar de plaats van de werkelijke leiding van de onderneming is gelegen. |
3. |
Voordelen verkregen uit de vervreemding van aandelen uitgegeven door een vennootschap die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat, zijn in die Staat belastbaar. |
4. |
Voordelen verkregen uit de vervreemding van alle andere goederen dan die vermeld in de paragrafen 1, 2 en 3, zijn slechts belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat, waarvan de vervreemder inwoner is. |
Artikel 14 Vrije beroepen
1. |
Inkomsten verkregen door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat in de uitoefening van een vrij beroep of ter zake van andere zelfstandige werkzaamheden van soortgelijke aard zijn slechts in die Staat belastbaar. Deze inkomsten zijn echter in de andere overeenkomstsluitende Staat belastbaar: |
(a) |
indien de genieter in de andere overeenkomstsluitende Staat voor het verrichten van zijn werkzaamheden geregeld over een vaste basis beschikt; in dat geval is alleen het gedeelte van de inkomsten dat aan die vaste basis kan worden toegerekend in die andere Staat belastbaar, of |
(b) |
indien de genieter in de andere overeenkomstsluitende Staat verblijft gedurende een tijdvak of tijdvakken die in het kalenderjaar een totaal van 120 dagen bereiken of te boven gaan. |
2. |
De uitdrukking "vrij beroep" omvat in het bijzonder zelfstandige werkzaamheden op het gebied van wetenschap, letterkunde, kunst, opvoeding of onderwijs, alsmede de zelfstandige werkzaamheden van artsen, advocaten, ingenieurs, architecten, tandartsen en accountants. |
Artikel 15 Niet-zelfstandige beroepen
1. |
Onder voorbehoud van de bepalingen van de artikelen 16, 18, 19, 20 en 21, zijn lonen, salarissen en andere, soortgelijke beloningen verkregen door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat ter zake van een dienstbetrekking slechts in die Staat belastbaar, tenzij de dienstbetrekking in de andere overeenkomstsluitende Staat wordt uitgeoefend. Indien de dienstbetrekking aldaar wordt uitgeoefend, zijn de ter zake daarvan verkregen beloningen in die andere Staat belastbaar. |
2. |
Niettegenstaande de bepalingen van paragraaf 1 zijn beloningen verkregen door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat ter zake van een in de andere overeenkomstsluitende Staat uitgeoefende dienstbetrekking slechts in de eerstbedoelde Staat belastbaar indien: |
(a) |
de genieter in de andere Staat verblijft gedurende een tijdvak of tijdvakken, die in het desbetreffende kalenderjaar een totaal van 183 dagen niet te boven gaan, en |
(b) |
de beloningen worden betaald door of namens een werkgever die niet inwoner is van de andere Staat, en |
(c) |
de beloningen niet ten laste van een vaste inrichting of een vaste basis, die de werkgever in de andere Staat heeft. |
3. |
Niettegenstaande de voorgaande bepalingen van dit artikel zijn beloningen ter zake van een dienstbetrekking uitgeoefend aan boord van een schip of luchtvaartuig in internationaal verkeer belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waar de plaats van de werkelijke leiding van de onderneming is gelegen. |
Artikel 16 Tantièmes
1. |
Tantièmes, presentiegelden en andere soortgelijke beloningen verkregen door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat in zijn hoedanigheid van lid van de raad van bestuur of van toezicht of van een gelijkaardig orgaan van een vennootschap die inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat, mogen in die andere Staat worden belast. |
|
De voorgaande bepaling is ook van toepassing op beloningen verkregen ter zake van de uitoefening van werkzaamheden die, volgens de wetgeving van de overeenkomstsluitende Staat waarvan de vennootschap inwoner is, worden behandeld als werkzaamheden van soortgelijke aard als die welke worden verricht door een persoon als bedoeld in de genoemde bepaling. |
2. |
Beloningen die een persoon, op wie paragraaf 1 van toepassing is, van de vennootschap verkrijgt ter zake van de uitoefening van dagelijkse werkzaamheden van leidinggevende of van technische aard, en beloningen die een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat verkrijgt ter zake van zijn persoonlijke werkzaamheid als vennoot in een vennootschap, niet zijnde een vennootschap op aandelen, die inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat, mogen worden belast in de overeenkomstsluitende Staat waarin die inwoner zijn werkzaamheid uitoefent. |
Vervangen bij art. VI Prot. 11 maart 1996 (B.S., 24 december 1999 (eerste uitg.)), met ingang van 24 december 1999 (art. X, 2.).
Prot. 11 maart 1996, art. VI (B.S., 24 december 1999), inw. 24 december 1999
Prot. 11 maart 1996 is bekrachtigd bij art. 2 W. 9 juni 1999 (B.S., 24 december 1999 (eerste uitg.)).
Artikel 17 Artiesten en sportbeoefenaars
1. |
Niettegenstaande de bepalingen van de artikelen 14 en 15 zijn inkomsten die artiesten, zoals toneelspelers, film-, radio- of televisieartiesten en musici, alsmede sportbeoefenaars, als zodanig uit hun persoonlijke werkzaamheden verkrijgen, belastbare in de overeenkomstsluitende Staat waar die werkzaamheden worden verricht. |
2. |
Indien inkomsten uit werkzaamheden die artiesten of sportbeoefenaars persoonlijk en als zodanig verrichten worden toegekend aan een andere persoon dan de artiest of sportbeoefenaar zelf, zijn deze inkomsten, niettegenstaande de bepalingen van de artikelen 7, 14 en 15, belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waar de werkzaamheden van de artiest of de sportbeoefenaar worden verricht. |
3. |
Niettegenstaande de bepalingen van de paragrafen 1 en 2 zijn inkomsten uit werkzaamheden die in een overeenkomstsluitende Staat worden verricht door artiesten en sportbeoefenaars, in die overeenkomstsluitende Staat vrijgesteld van belasting indien het bezoek aan die Staat in hoofdzaak wordt bekostigd uit openbare middelen of wordt gesteund door de andere overeenkomstsluitende Staat of door een staatkundig onderdeel, plaatselijke gemeenschap of publiekrechtelijk lichaam daarvan, of indien die werkzaamheden worden verricht voor een lichaam zonder winstoogmerk waarvan de inkomsten in genen dele worden betaald aan, of op een andere wijze ten eigen behoeve ter beschikking worden gesteld van een eigenaar, lid of aandeelhouder daarvan, mits de bevoegde autoriteit van de andere overeenkomstsluitende Staat bevestigt dat het lichaam aan de bij deze bepaling gestelde voorwaarden voldoet. |
Artikel 18 Pensioenen en soortgelijke uitkeringen
1. |
Onder voorbehoud van de bepalingen van artikel 19, paragraaf 2, zijn pensioenen en andere soortgelijke beloningen betaald aan een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat ter zake van een vroegere dienstbetrekking, slechts in die Staat belastbaar. |
2. |
Niettegenstaande de bepalingen van paragraaf 1, zijn uitkeringen verkregen door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat ter uitvoering van de sociale wetgeving van de andere overeenkomstsluitende Staat slechts in die andere Staat belastbaar. |
Vervangen bij art. VII Prot. 11 maart 1996 (B.S., 24 december 1999 (eerste uitg.)), met ingang van 24 december 1999 (art. X, 2.).
Prot. 11 maart 1996, art. VII (B.S., 24 december 1999), inw. 24 december 1999
Prot. 11 maart 1996 is bekrachtigd bij art. 2 W. 9 juni 1999 (B.S., 24 december 1999 (eerste uitg.)).
Artikel 19 Overheidsfuncties
1. |
|
(a) |
Beloningen, niet zijnde pensioenen, door een overeenkomstsluitende Staat of een staatkundig onderdeel of een plaatselijke gemeenschap daarvan aan een natuurlijke persoon ter zake van diensten bewezen aan die Staat of aan dat staatkundig onderdeel of die plaatselijke gemeenschap daarvan, zijn slechts in die Staat belastbaar; |
(b) |
Die beloningen zijn evenwel slechts in de andere overeenkomstsluitende Staat belastbaar indien de diensten in die Staat worden bewezen en de genieter inwoner is van die andere overeenkomstsluitende Staat, en |
(i) |
onderdaan van die Staat is, of |
(ii) |
niet uitsluitend met het oog op het bewijzen van de diensten inwoner van die Staat inwoner is geworden. |
2. |
|
(a) |
Pensioenen betaald door, of uit fondsen in het leven geroepen door een overeenkomstsluitende Staat of een staatkundig onderdeel of plaatselijke gemeenschap daarvan aan een natuurlijke persoon ter zake van diensten bewezen aan die Staat, of aan dat staatkundig onderdeel of die plaatselijke gemeenschap daarvan, zijn slechts in die Staat belastbaar; |
(b) |
Die pensioenen zijn evenwel slechts in de andere overeenkomstsluitende Staat belastbaar indien de genieter inwoner en onderdaan van die Staat is. |
3. |
De bepalingen van de artikelen 15, 16 en 18 zijn van toepassing op beloningen en pensioenen ter zake van diensten bewezen in het kader van een op winst gericht bedrijf uitgeoefend door een overeenkomstsluitende Staat of een staatkundig onderdeel of plaatselijke gemeenschap daarvan. |
Artikel 20 Hoogleraren en leraren
Beloningen die een hoogleraar of leraar die inwoner van een overeenkomstsluitende Staat is of onmiddellijk tevoren was, en die in de andere overeenkomstsluitende Staat verblijft gedurende een tijdperk van niet langer dan twee jaar met de bedoeling aldaar zijn hogere studies voort te zetten of zich met wetenschappelijk onderzoek bezig te houden of onderwijs te geven aan een universiteit of een andere erkende onderwijsinrichting, voor de uitoefening van zulke werkzaamheden ontvangt, zijn in die andere Staat niet belastbaar.
Artikel 21 Studenten en stagiairs
1. |
Een natuurlijke persoon die inwoner was van een overeenkomstsluitende Staat onmiddellijk voor zijn bezoek aan de andere overeenkomstsluitende Staat en die tijdelijk en enkel als student aan een universiteit of een andere erkende onderwijsinrichting in die andere Staat dan wel om een opleiding voor een bedrijf of beroep te verkrijgen, in die andere overeenkomstsluitende Staat verblijft is vanaf de dag van zijn eerste aankomst in die andere Staat met het oog op dat verblijf, in die andere Staat vrijgesteld van belasting: |
(a) |
op alle overmakingen uit het buitenland ten behoeve van zijn onderhoud, studie of opleiding, en |
(b) |
voor een tijdvak van niet langer dan drie jaren, op alle beloningen voor persoonlijke diensten die hij in die andere overeenkomstsluitende Staat heeft bewezen om zich bijkomende geldmiddelen te dien behoeve te verschaffen, zulks tot een bedrag van 200.000 Belgische frank of de tegenwaarde daarvan in Filippijnse munt. |
2. |
Een natuurlijke persoon die inwoner was van een overeenkomstsluitende Staat onmiddellijk voor zijn bezoek aan de andere overeenkomstsluitende Staat en die tijdelijk en enkel met de bedoeling te studeren, wetenschappelijk onderzoek te verrichten of een opleiding te krijgen als begunstigde van een toelage, vergoeding of prijs van een instelling op het gebied van wetenschap, onderwijs, godsdienst of liefdadigheid dan wel in het kader van een programma van technische hulpverlening waaraan de Regering van een overeenkomstsluitende Staat deelneemt, in die andere Staat verblijft, is vanaf de dag van zijn eerste aankomst in die andere Staat met het oog op dat verblijf, in die andere Staat vrijgesteld van belasting op: |
(a) |
het bedrag van die toelage, vergoeding of prijs, en |
(b) |
alle overmakingen uit het buitenland ten behoeve van zijn onderhoud, studie of opleiding. |
Artikel 22 Andere inkomsten
Ongeacht de afkomst ervan zijn bestanddelen van het inkomen van een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat die niet in de voorgaande artikelen van deze Overeenkomst worden behandeld, slechts in die Staat belastbaar, maar indien dat inkomen afkomstig is uit bronnen in de andere overeenkomstsluitende Staat, mag het ook in die andere Staat worden belast.
IV: Vermijding van dubbele belasting
Artikel 23
1. |
In België wordt dubbele belasting op de volgende wijze vermeden: |
(a) |
Indien een inwoner van België inkomsten verkrijgt die ingevolge de bepalingen van deze Overeenkomst, niet zijnde de bepalingen van artikel 10, paragraaf 2, van artikel 11, paragrafen 2 en 7, en van artikel 12, paragrafen 2 en6, inde Filippijnen zijn belast, stelt België deze inkomsten vrij van belasting, maar om het bedrag van de belasting op het overige inkomen van die inwoner te berekenen mag België het belastingtarief toepassen dat van toepassing zou zijn indien die inkomsten niet waren vrijgesteld. |
(b) |
|
(i) |
Onder voorbehoud van de bepalingen van de Belgische wetgeving betreffende de verrekening van in het buitenland betaalde belastingen met de Belgische belasting wordt, indien een inwoner van België inkomsten verkrijgt die deel uitmaken van zijn samengetelde inkomen dat aan de Belgische belasting is onderworpen en bestaan uit dividenden die belastbaar zijn ingevolge artikel 10, paragraaf 2, en niet van Belgische belasting zijn vrijgesteld ingevolge subparagraaf c) hierna, uit interest die belastbaar is ingevolge artikel 11, paragrafen 2 of 7, of uit royalty's die belastbaar zijn ingevolge artikel 12, paragrafen 2 of 6, de op die inkomsten geheven Filippijnse belasting in mindering gebracht van de Belgische belasting op die inkomsten. |
(ii) |
België verleent ook een vermindering op de Belgische belasting met betrekking tot dividenden, interest en royalty's verkregen door een inwoner van België, die deel uitmaken van het samengetelde inkomen voor de belastingheffing van die inwoner, wanneer overeenkomstig de bepalingen van de Overeenkomst en de algemene bepalingen van de wetgeving van de Filippijnen de Filippijnse belasting van die inkomstenbestanddelen mag worden geheven, maar in werkelijkheid ingevolge bijzondere en tijdelijke maatregelen ter bevordering van investeringen die rechtstreeks verbonden zijn met ontwikkelingsprojecten in de Filippijnen en waarover de bevoegde autoriteiten van beide overeenkomstsluitende Staten een akkoord hebben bereikt, geen Filippijnse belasting is geheven. Die vermindering wordt berekend naar een tarief van 10 pct. van het brutobedrag van het inkomen, maar mag niet dat deel van de Belgische belasting overschrijden dat, berekend vóór het verlenen van de vermindering, overeenstemt met die inkomstenbestanddelen, en is slechts van toepassing gedurende de eerste tien jaren waarvoor het Protocol tot wijziging van de Overeenkomst uitwerking heeft. |
(c) |
Dividenden in de zin van artikel 10, paragraaf 3, die een vennootschap die inwoner is van België verkrijgt van een vennootschap die inwoner is van de Filippijnen, worden in België vrijgesteld van de vennootschapsbelasting op de voorwaarden en binnen de grenzen die in de Belgische wetgeving zijn bepaald. |
(d) |
Indien verliezen die een onderneming gedreven door een inwoner van België in een in de Filippijnen gelegen vaste inrichting heeft geleden, voor de belastingheffing van die onderneming in België volgens de Belgische wetgeving werkelijk in mindering van de winsten van die onderneming zijn gebracht, is de vrijstelling ingevolge subparagraaf (a) in België niet van toepassing op de winst van andere belastbare tijdperken die aan die inrichting kan worden toegerekend, in zoverre als deze winst ook in de Filippijnen door de verrekening van die verliezen van belasting is vrijgesteld. |
2. |
In overeenstemming met de bepalingen van en met inachtneming van de grenzen in de wetgeving van de Filippijnen, zoals deze eventueel kan worden gewijzigd, zonder dat de algemene beginselen van het hiernavolgende mogen worden aangetast, wordt in de Filippijnen dubbele belasting op de volgende wijze vermeden: |
(a) |
In overeenstemming met de beginselen van deze Overeenkomst, worden de belastingen die volgens de Belgische wetgeving, hetzij rechtstreeks, hetzij door inhouding betaald of verschuldigd zijn ter zake van inkomsten uit bronnen in België, verrekend met de Filippijnse belasting, onder voorbehoud van de volgende beperkingen: |
(i) |
het bedrag dat verrekend wordt ter zake van de aan België betaalde of verschuldigde belasting, mag niet meer bedragen dan het gedeelte van de belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is waarop die verrekening wordt uitgevoerd, dat verhoudingsgewijs overeenstemt met het gedeelte van het belastbaar inkomen van die belastingplichtige uit bronnen in België ten opzichte van zijn volledig belastbaar inkomen voor hetzelfde aanslagjaar; en |
(ii) |
het totale bedrag dat verrekend wordt, mag niet meer bedragen dan het gedeelte van de belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is waarop die verrekening wordt uitgevoerd, dat verhoudingsgewijs overeenstemt met het gedeelte van het belastbaar inkomen van die belastingplichtige uit bronnen buiten de Filippijnen ten opzichte van zijn volledig belastbaar inkomen voor hetzelfde aanslagjaar. |
(b) |
In het geval van een Filippijnse vennootschap die rechtstreeks of onrechtstreeks meer dan 50 percent van de stemgerechtigde aandelen bezit van een Belgische vennootschap waarvan zij dividenden ontvangt in enig aanslagjaar, verlenen de Filippijnen eveneens een verrekening die overeenstemt met het bedrag van de belastingen die een Belgische vennootschap die dergelijke dividenden uitkeert, betaalt of verschuldigd is aan België ter zake van de winst waaruit die dividenden worden betaald. De vermindering mag echter het gedeelte van de Filippijnse inkomstenbelasting, berekend vóór de verrekening, dat op de in België belastbare inkomsten betrekking heeft, niet te boven gaan. |
Vervangen bij art. VIII Prot. 11 maart 1996 (B.S., 24 december 1999 (eerste uitg.)), met ingang van 24 december 1999 (art. X, 2.).
Prot. 11 maart 1996, art. VIII (B.S., 24 december 1999), inw. 24 december 1999
Prot. 11 maart 1996 is bekrachtigd bij art. 2 W. 9 juni 1999 (B.S., 24 december 1999 (eerste uitg.)).
V: Bijzondere bepalingen
Artikel 24 Non-discriminatie
1. |
Onderdanen van een overeenkomstsluitende Staat die inwoner zijn van één van de overeenkomstsluitende Staten, worden in de andere overeenkomstsluitende Staat niet onderworpen aan enige belastingheffing of daarmede verband houdende verplichting die anders of zwaarder is dan de belastingheffing en daarmede verband houdende verplichtingen waaraan onderdanen van die andere Staat onder gelijke omstandigheden worden of kunnen worden onderworpen. |
2. |
De belastingheffing van een vaste inrichting die een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat heeft, is in die andere Staat niet ongunstiger dan de belastingheffing van die andere Staat die dezelfde werkzaamheden uitoefenen. |
|
Deze bepaling mag niet aldus worden uitgelegd dat zij een overeenkomstsluitende Staat verplicht aan inwoners van de andere overeenkomstsluitende Staat bij de belastingheffing de persoonlijke aftrekken, tegemoetkomingen en verminderingen uit hoofde van de samenstelling van het gezin of van gezinslasten te verlenen, die de eerst bedoelde Staat aan zijn eigen inwoners verleent. |
3. |
Behoudens in geval van toepassing van de bepalingen van de artikelen 9, 11, paragraaf 7, of 12, paragraaf 6, worden interest, royalty's en andere kosten, die door een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat aan een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat worden betaald, bij het bepalen van de belastbare winst van die onderneming op dezelfde voorwaarden in mindering gebracht, alsof zij aan een inwoner van de eerstbedoelde Staat zouden zijn betaald. |
4. |
Ondernemingen van een overeenkomstsluitende Staat, waarvan het kapitaal geheel of ten dele, onmiddellijk of middellijk, in het bezit is van, of wordt beheerst door één of meer inwoners van de andere overeenkomstsluitende Staat, worden in de eerstbedoelde Staat niet aan enige belastingheffing of daarmede verband houdende verplichting onderworpen, die anders of zwaarder is dan de belastingheffing en daarmede verband houdende verplichtingen, waaraan andere, soortgelijke ondernemingen van die eerstbedoelde Staat zijn of kunnen worden onderworpen. |
5. |
Geen enkele bepaling van dit artikel mag aldus worden uitgelegd dat zij België belet: |
(a) |
het totaal bedrag van de winsten die kunnen worden toegerekend aan een Belgische vaste inrichting van een vennootschap die inwoner is van de Filippijnen of van een vereniging die haar plaats van werkelijke leiding in de Filippijnen heeft, aan de belasting te onderwerpen tegen het tarief dat door de Belgische wetgeving is bepaald; dit tarief mag echter niet hoger zijn dan het maximumtarief dat van toepassing is op het geheel of een gedeelte van de winsten van vennootschappen die inwoner zijn van België; |
(b) |
dividenden uit een deelneming die wezenlijk verbonden is met een in België gelegen vaste inrichting of vaste basis van een vennootschap die inwoner is van de Filippijnen of van een vereniging die haar plaats van werkelijke leiding in de Filippijnen heeft en als een rechtspersoon in België belastbaar is, aan de roerende voorheffing te onderwerpen. |
6. |
In dit artikel betekent de uitdrukking "belastingheffing" belastingen van elke aard en benaming. |
7. |
Niettegenstaande de bepalingen van de voorgaande paragraaf mag geen enkele bepaling van deze Overeenkomst aldus worden uitgelegd dat zij de Filippijnen belet het voordeel van de bij wet verleende fiscale begunstigingen tot de onderdanen van dat land te beperken. |
Artikel 25 Regeling voor onderling overleg
1. |
Indien een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat van oordeel is dat de maatregelen van een overeenkomstsluitende Staat of van beide Staten voor hem leiden of zullen leiden tot een belastingheffing die niet in overeenstemming is met deze Overeenkomst, kan hij, onverminderd de rechtsmiddelen waarin de nationale wetgeving van die Staten voorziet, schriftelijk een met redenen omkleed verzoek om herziening van die belastingheffing richten aan de bevoegde autoriteit van de overeenkomstsluitende Staat waarvan hij inwoner is. Het geval moet worden voorgelegd binnen een termijn van twee jaar vanaf de eerste kennisgeving van de maatregel die een belastingheffing ten gevolge heeft die niet in overeenstemming is met de Overeenkomst. |
2. |
De bevoegde autoriteit tracht, indien het bezwaar haar gegrond voorkomt en indien zij niet zelf in staat is tot een bevredigende oplossing te komen, de aangelegenheid in onderlinge overeenstemming met de bevoegde autoriteit van de andere overeenkomstsluitende Staat te regelen, ten einde een belastingheffing die niet in overeenstemming is met de Overeenkomst, te vermijden. |
3. |
De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten trachten de moeilijkheden of twijfelpunten die mochten rijzen met betrekking tot de toepassing van de Overeenkomst, in onderlinge overeenstemming op te lossen. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten trachten in het bijzonder overeen te komen: |
(a) |
over hetzelfde bedrag aan winst die is toe te rekenen aan een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat en aan zijn vaste inrichting in de andere overeenkomstsluitende Staat; |
(b) |
over hetzelfde bedrag aan inkomsten die zijn te verdelen tussen een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat en elke met deze in artikel 9 bedoelde verbonden persoon. |
4. |
De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten plegen overleg omtrent de administratieve maatregelen die nodig zijn voor de uitvoering van de bepalingen van deze Overeenkomst en met name omtrent de bewijzen die inwoners van elke overeenkomstsluitende Staat moeten voorleggen om in de andere overeenkomstsluitende Staat de bij deze Overeenkomst bepaalde belastingvrijstellingen of -verminderingen te genieten. |
Artikel 26 Uitwisseling van inlichtingen
1. |
De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten wisselen zodanige inlichtingen uit (zijnde inlichtingen die in hun respectievelijke belastingadministraties voorhanden zijn of die op grond van een speciaal onderzoek kunnen worden verkregen) als nodig zijn om uitvoering te geven aan de bepalingen van deze Overeenkomst en aan die van de nationale weten van de overeenkomstsluitende Staten met betrekking tot de belastingen waarop deze Overeenkomst van toepassing is, in het bijzonder om fraude en ontwijking van die belastingen te voorkomen. Zulke personen of autoriteiten mogen de inlichtingen slechts voor die doeleinden gebruiken. Elke aldus uitgewisselde inlichting wordt geheim gehouden doch mag worden medegedeeld aan alle personen (met inbegrip van rechtbanken of administratieve organen) die betrokken zijn bij de vestiging of de invordering van de belastingen waarop deze Overeenkomst van toepassing is of met de daarop betrekking hebbende vervolgingen. |
2. |
In geen geval mogen de bepalingen van paragraaf 1 aldus worden uitgelegd, dat zij een van de overeenkomstsluitende Staten de verplichting opleggen: |
(a) |
administratieve maatregelen te nemen, die afwijken van zijn eigen wetgeving of van zijn administratieve praktijk van de andere overeenkomstsluitende Staat; |
(b) |
bijzonderheden te verstrekken die niet verkrijgbaar zijn volgens zijn volgens zijn eigen wetgeving of binnen het raam van zijn normale administratieve praktijk of van die van de andere overeenkomstsluitende Staat; |
(c) |
inlichtingen te verstrekken die een handels-, bedrijfs-, nijverheids- of beroepsgeheim of een handelswerkwijze zouden onthullen, dan wel inlichtingen waarvan het verstrekken in strijd zou zijn met de openbare orde. |
Artikel 27 Invorderingsbijstand
1. |
De overeenkomstsluitende Staten nemen op zich elkander hulp en bijstand te verlenen voor de betekening en de invordering van de in artikel 2 bedoelde belastingen, alsmede van de verhogingen, opcentiemen, interest, kosten en boeten van niet strafrechtelijke aard. |
2. |
Op verzoekschrift van een overeenkomstsluitende Staat zorgt de bevoegde autoriteit van de andere overeenkomstsluitende Staat, overeenkomstig de wetten en regels welke voor de betekening en de invordering van zijn eigen belastingen van toepassing zijn, voor de betekening en de invordering van de in paragraaf 1 bedoelde belastingvorderingen die in de eerstbedoelde Staat eisbaar zijn. Zodanige vorderingen genieten geen enkel voorrecht in de aangezochte Staat en deze Staat is niet gehouden uitvoeringsmiddelen aan te wenden die niet toegelaten zijn door de wetten of de regels van de verzoekende Staat. |
3. |
De in paragraaf 2 bedoelde verzoekschriften worden gestaafd met een officieel afschrift van de uitvoerbare titels in de verzoekende Staat, eventueel vergezeld van een officieel afschrift van de administratieve of rechterlijke beslissingen die het gezag van het gewijsde hebben verworven. |
4. |
Met betrekking tot belastingvordering waartegen beroep openstaat, mag de bevoegde autoriteit van een overeenkomstsluitende Staat, om zijn rechten te vrijwaren, de bevoegde autoriteit van de andere overeenkomstsluitende Staat verzoeken de conservatoire maatregelen te nemen waarin diens wetgeving voorziet. De bepalingen van de paragrafen 1 tot 3 zijn, mutatis mutandis op die maatregelen van toepassing. |
5. |
Artikel 26, paragraaf 1, tweede zin, is mede van toepassing op elke inlichting die, ingevolge dit artikel, ter kennis van de bevoegde autoriteit van de aangezochte Staat wordt gebracht. |
Artikel 28 Diverse bepalingen
1. |
De bepalingen van deze Overeenkomst mogen niet aldus worden uitgelegd dat zij: |
(a) |
de Filipijnen beletten de eigen staatsburgers te belasten overeenkomstig de Filippijnse wetgeving; |
(b) |
het recht van de Filippijnen beperken belasting te heffen op de verkoop of de overdracht van aandelen in een vennootschap die inwoner is van de Filippijnen. |
2. |
De bepalingen van deze Overeenkomst tasten in geen enkel opzicht de diplomatieke of consulaire voorrechten aan die voortvloeien uit de algemene regelen van het volkenrecht of uit bepalingen van bijzondere overeenkomsten. |
3. |
Niettegenstaande de bepalingen van artikel 4 van deze Overeenkomst wordt een natuurlijke persoon die deel uitmaakt van een diplomatieke, consulaire of vaste vertegenwoordiging van een overeenkomstsluitende Staat die in de andere overeenkomstsluitende Staat of in een derde Staat is gevestigd voor de toepassing van deze Overeenkomst geacht een inwoner te zijn van de Zendstaat indien hij aldaar aan dezelfde verplichtingen inzake belastingheffing naar zijn gehele wereldinkomen is onderworpen als de inwoners van die Zendstat. |
4. |
Deze Overeenkomst is niet van toepassing op internationale organisaties, hun organen of hun ambtenaren, noch op personen die deel uitmaken van een diplomatieke, consulaire of vaste vertegenwoordiging van een derde Staat, indien deze in een overeenkomstsluitende Staat verblijven en in geen van de overeenkomstsluitende Staten aan de zelfde verplichtingen inzake belastingheffing naar hun gehele wereldinkomen zijn onderworpen als de inwoners daarvan. |
5. |
De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten stellen zich, met het oog op de toepassing van de Overeenkomst, rechtstreeks met elkander in verbinding. |
2. tot 6. vernummerd tot 1. tot 5. bij art. IX Prot. 11 maart 1996 (B.S., 24 december 1999 (eerste uitg.)), met ingang van 24 december 1999 (art. X, 2.).
Prot. 11 maart 1996, art. IX (B.S., 24 december 1999), inw. 24 december 1999
Prot. 11 maart 1996 is bekrachtigd bij art. 2 W. 9 juni 1999 (B.S., 24 december 1999 (eerste uitg.)).
1. opgeheven bij art. IX Prot. 11 maart 1996 (B.S., 24 december 1999 (eerste uitg.)), met ingang van 24 december 1999 (art. X, 2.).
VI: Slotbepalingen
Artikel 29 Inwerkingtreding
1. |
De Overeenkomst zal worden bekrachtigd en de akten van bekrachtiging zullen zo spoedig mogelijk te... worden uitgewisseld. |
2. |
De Overeenkomst treedt in werking op de dertigste dag die volgt op de dag waarop de akten van bekrachtiging worden uitgewisseld en haar bepalingen vinden toepassing: |
(a) |
op alle bij de bron verschuldigde belastingen op inkomsten die zijn toegekend of betaalbaar gesteld op of na 1 januari van het kalenderjaar dat onmiddellijk volgt op dat waarin de Overeenkomst in werking treedt; |
(b) |
op alle andere dan bij de bron verschuldigde belastingen geheven naar inkomsten van boekjaren die aanvangen op of na 1 januari van het kalenderjaar dat onmiddellijk volgt op dat waarin de Overeenkomst in werking treedt. |
Artikel 30 Beëindiging
Deze Overeenkomst blijft voor onbepaalde tijd van kracht, maar elk van de overeenkomstsluitende Staten kan tot en met de 30 e juni van elk kalenderjaar vanaf het vijfde jaar dat volgt op het jaar van de uitwisseling van de akten van bekrachtiging aan de andere overeenkomstsluitende Staat langs diplomatieke weg een schriftelijke opzegging doen toekomen; in zulk geval houdt de Overeenkomst op toepassing te vinden:
(a) |
met betrekking tot alle bij de bron verschuldigde belastingen, op inkomsten die zijn toegekend of betaalbaar gesteld op of na 1 januari van het kalenderjaar dat onmiddellijk volgt op het jaar waarin de opzegging is gedaan; |
(b) |
met betrekking tot alle andere dan bij de bron verschuldigde belastingen, op inkomsten van boekjaren die aanvangen op of na 1 januari van het kalenderjaar dat onmiddellijk volgt op het jaar waarin de opzegging is gedaan. |
Ten blijke waarvan de ondergetekenden, daartoe behoorlijk gevolmachtigd, door hun onderscheiden Regeringen, deze Overeenkomst hebben ondertekend.
Bijlage Protocol
Bij de ondertekening van de Overeenkomst tussen de Republiek van de Filippijnen en het Koninkrijk België tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen, zijn de ondergetekenden overeengekomen dat de volgende bepalingen een integraal deel van deze Overeenkomst vormen:
Met betrekking tot artikel 7, paragraaf 1, is overeengekomen dat winsten die door een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat worden verkregen uit de verkoop van goederen van dezelfde aard als die welke worden verkocht, of uit andere bedrijfsverrichtingen van dezelfde aard als die welke worden uitgevoerd, door de aldaar gelegen vaste inrichting, in die andere overeenkomstsluitende Staat mogen worden belast mits de vaste inrichting bij die verkoop of die verrichtingen is opgetreden of mits die verkopen of verrichtingen regelmatig voorkomen.
Ten blijke waarvan de ondergetekenden, daartoe behoorlijk gevolmachtigd, dit Protocol hebben ondertekend. Gedaan te Manila, op 2 oktober 1976, in tweevoud, in de Engelse taal.
De uitwisseling van de bekrachtigingsoorkonden heeft plaatsgehad te Brussel op 9 juni 1980 (artikel 29, 1). Overeenkomstig de bepalingen van art. 29, 2 zal deze Overeenkomst in werking treden op 9 juli 1980.