PENSIOENREGLEMENT GRONDPERSONEEL (middelloon)
Stichting Pensioenfonds Transavia Grond- en
Cabinepersoneel
PENSIOENREGLEMENT
GRONDPERSONEEL (middelloon)
De opbouw van pensioenen in deze regeling is per 31-12-2017 beëindigd. Vanaf 1 januari 2018 wordt er geen pensioen meer opgebouwd in de Stichting Pensioenfonds Transavia Grond- en Cabinepersoneel. In artikel 27 van het reglement staat vermeld hoe de opgebouwde pensioenen zijn vastgesteld.
Datum inwerkingtreding: 1 januari 2006 Laatstelijk gewijzigd per: november 2018
Inhoudsopgave
Artikel 1 Begripsomschrijvingen 3
Artikel 2 Deelnemerschap en informatieverstrekking 6
Artikel 3 Aanspraken 7
Artikel 4 Grondslag voor de berekening van de pensioenen 7
Artikel 5 Financiering en aanwending van de beschikbaar gestelde premie 8
Artikel 6 Ouderdomspensioen 10
Artikel 7 Partnerpensioen 10
Artikel 8 Wezenpensioen 11
Artikel 9 Bijzonder partnerpensioen en verevening van het ouderdomspensioen 12
Artikel 10 Uitbetaling 13
Artikel 11 Verzekering 13
Artikel 12 Gevolgen van arbeidsongeschiktheid 14
Artikel 13 Wijziging van het pensioenreglement 15
Artikel 14 Tussentijdse beëindiging van het deelnemerschap en afkoop 15
Artikel 15 Waardeoverdracht 16
Artikel 16 Uitruil partnerpensioen in ouderdomspensioen 16
Artikel 17 Uitruil ouderdomspensioen in partnerpensioen 17
Artikel 18 (Gedeeltelijke) vervroeging van het ouderdomspensioen 18
Artikel 19 Variatie in de hoogte van het ouderdomspensioen 19
Artikel 20 Verplichtingen van de (gewezen) deelnemer 19
Artikel 21 Voorwaardelijk toeslagenbeleid 20
Artikel 22 Samenloop en maximering van pensioenen 20
Artikel 23 Verbodsbepaling 21
Artikel 24 Onvoorziene gevallen 21
Artikel 24 a Fiscale aanpassingsclausule 21
Artikel 25 Inwerkingtreding 21
Artikel 26 Overgangsbepalingen 21
Artikel 27 Beeindiging van de pensioenopbouw per 31 december 2017 23
Addenda
Addendum 1 Ruilvoeten partnerpensioen in ouderdomspensioen ex artikel 16 en 17 24
Addendum 2 Ruilvoeten partnerpensioen in ouderdomspensioen op pensioendatum 27
Addendum 3 Vervroegings- en uitstelfactoren ex artikel 18 30
Addendum 4a Variatiefactoren ex artikel 19 2013 en 2014 aegon 31
Addendum 4b Variatiefactoren ex artikel 19 aegon na 1-1-2015 33
Addendum 4c Variatiefactoren ex artikel 19 nn tot en met 2012 35
Addendum 5 Vrijwillige flexibele afbouwregeling Transavia Grondpersoneel 36
Addendum 6 Afwijking van artikel 5 37
Addendum 7 Verlaagde pensioenopbouw in 2016 37
Addendum 8 Historie opbouwpercentages 38
Artikel 1 – Begripsomschrijvingen
In dit pensioenreglement wordt verstaan onder:
pensioenfonds : de Stichting Pensioenfonds Transavia Grond- en Cabinepersoneel, gevestigd te Schiphol (gemeente Haarlemmermeer);
bestuur : het bestuur van het pensioenfonds;
vennootschap : Transavia Airlines C.V. gevestigd te Schiphol (gemeente Haarlemmermeer);
directie : de directie van Transavia Airlines C.V., gevestigd te Haarlemmermeer;
werknemer : degene die krachtens een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk
recht, arbeid verricht als lid van het grondpersoneel van de vennootschap;
CAO : de Collectieve Arbeidsovereenkomst Transavia Grond zoals die is overeengekomen tussen een of meerdere erkende
werknemersorganisaties en de vennootschap anderzijds;
pensioenovereenkomst : hetgeen tussen de vennootschap en de werknemer is
overeengekomen betreffende pensioen;
deelnemer : de werknemer of gewezen werknemer die op grond van een
pensioenovereenkomst pensioenaanspraken verwerft jegens het fonds en voldoet aan de criteria zoals gesteld in dit artikel onder de definitie van deelnemersgroep 1 en 2;
deelnemersgroep 1 : werknemers, niet zijnde vakantiekrachten, die geboren zijn op of
na 1 januari 1950 en die op 31 december 2005 en op 1 januari 2006 werknemer waren, en bovendien op 1 januari 2006 de leeftijd van 25 jaar al hebben bereikt.
deelnemersgroep 2 : - werknemers, niet zijnde vakantiekrachten, die op of na 1
januari 2006 tot uiterlijk 31 december 2017 bij de vennootschap in dienst zijn getreden en de 18-jarige leeftijd hebben bereikt en daarnaast
- werknemers, niet zijnde vakantiekrachten, die op 31 december 2005 en op 1 januari 2006 werknemer waren, en op 1 januari 2006 de 18-jarige leeftijd al hebben bereikt maar nog niet de 25- jarige leeftijd.
gewezen deelnemer : de werknemer of gewezen werknemer door wie op grond van een
pensioenovereenkomst geen pensioen meer wordt verworven en die bij beëindiging van de deelneming een pensioenaanspraak heeft behouden jegens het pensioenfonds;
pensioengerechtigde : degene die jegens het pensioenfonds recht heeft op een ingegaan
ouderdomspensioen, partnerpensioen of wezenpensioen; gepensioneerde : pensioengerechtigde voor wie het ouderdomspensioen is ingegaan; dienstverband : de dienstbetrekking van de werknemer;
pensioenaanspraak : het recht op een nog niet ingegaan pensioen, uitgezonderd
overeengekomen voorwaardelijke toeslagverlening;
pensioenrecht : een ingegaan ouderdomspensioen, partnerpensioen of
wezenpensioen, uitgezonderd overeengekomen voorwaardelijke toeslagverlening;
verzekeraar : een verzekeraar die zetel heeft in Nederland;
pensioengevend salaris : 12 maal het bruto maandsalaris vermeerderd met de vakantie-
uitkering en vermeerderd met - indien van toepassing - de wisseldiensttoeslag, de persoonlijke toeslag, de marktwaardetoeslag, de functietoeslag vliegtuigonderhoud en de genoten kernnachtdienstenbonus. Het pensoengevend salaris (op full time basis) is met ingang van 1 januari 2015 nooit meer dan het maximum pensioengevend salaris volgens artikel 18ga Wet op de Loonbelasting 1964
franchise : Per 1 juli 2017 bedraagt de franchise:
- Voor de deelnemers behorend tot deelnemersgroep 1: EUR 17.802
- Voor de deelnemers behorend tot deelnemersgroep 2: EUR 18.678
Genoemde franchises worden jaarlijks per 1 juli aangepast aan de hand van de ontwikkeling van de CAO kostencompenserende loonontwikkeling van de vennootschap over de periode van 12 maanden voorafgaande aan 1 juli van het jaar waarin de pensioengrondslag wordt vastgesteld.
partner : a) de persoon met wie de deelnemer vóór de pensioeningangsdatum in het huwelijk is getreden;
b) de persoon met wie de deelnemer vóór de pensioeningangsdatum een geregistreerd partnerschap zoals bedoeld in het Burgerlijk Wetboek is aangegaan;
c) de persoon met wie de deelnemer een gezamenlijke huishouding voert; voor deze laatste vorm van partnerschap gelden de volgende condities:
i. zowel de deelnemer als de partner dienen ongehuwd te zijn;
ii. de gezamenlijke huishouding dient ten minste gedurende zes maanden onafgebroken te hebben geduurd;
iii. ten bewijze daarvan dient een notarieel verleden samenlevingsovereenkomst (dan wel een door de notaris opgestelde verklaring waarin wordt vermeld dat er een notarieel verleden samenlevingsovereenkomst is opgesteld) aan het pensioenfonds overlegd te worden;
iv. de deelnemer mag niet in de rechte lijn of in de tweede graad aan de partner verwant zijn;
v. indien de deelnemer meerdere partners heeft, kan hij slechts één van hen als "partner" in de zin van deze pensioenregeling aanwijzen;
vi. de gezamenlijke huishouding is aangevangen vóór de pensioeningangsdatum.
Pensioenrichtdatum: Voor pensioenaanspraken opgebouwd tot en met 31 december
2013: de eerste dag van de maand waarin de 65-ste verjaardag van de deelnemer valt.
Voor pensioenaanspraken opgebouwd vanaf 1 januari 2014: de eerste dag van de maand waarin de 67ste verjaardag van de deelnemer valt.
regeling vóór 2006 : de pensioenregeling die vóór 1 januari 2006 van kracht was en nog
van toepassing is op de deelnemers geboren vóór 1 januari 1950 en die op 31 december 2005 en aansluitend op 1 januari 2006 werknemer was.
pensioeningangsdatum : de datum waarop het ouderdomspensioen feitelijk ingaat. De
pensioeningangsdatum kan niet later zijn dan de dag waarop de AOW uitkering van de deelnemer ingaat
pensioenwet : wet met betrekking tot pensioenen ter vervanging van de
pensioen- en spaarfondsenwet (PSW) en de Regelen verzekeringsovereenkomst PSW. De pensioenwet is in werking getreden per 1 januari 2007. De volledige tekst van de pensioenwet is te vinden via xxxx://xxxxxx.xxxxxxxx.xx.
WIA : de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen; . De volledige tekst van de WIA is te vinden via xxxx://xxxxxx.xxxxxxxx.xx;
WIA-grenssalaris : 261 maal het op 1 januari van het betrokken jaar geldende
maximum dagloon waarnaar de premie ingevolge de WIA wordt geheven;
WAO : de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering; . De volledige tekst van de pensioenwet is te vinden via xxxx://xxxxxx.xxxxxxxx.xx.;
DNB : de Nederlandsche Bank (toezichthouder);
Artikel 2 – Deelnemerschap en informatieverstrekking
1. Als deelnemers in deze pensioenregeling worden opgenomen de werknemers zoals omschreven in artikel 1.
2. Op de ingangsdatum van de onderhavige pensioenregeling wordt opgenomen de werknemer die op die datum aan de in artikel 1 bedoelde opnemingsvereisten voldoet. De werknemer die eerst na de ingangsdatum van de onderhavige pensioenregeling voldoet aan de in artikel 1 bedoelde opnemingsvereisten, wordt opgenomen op de eerste dag van de maand waarin aan die vereisten is voldaan.
3. Het deelnemerschap eindigt:
a. op de pensioeningangsdatum maar uiterlijk op de pensioenrichtdatum of
b. bij beëindiging van het dienstverband met de vennootschap vóór de pensioeningangsdatum, tenzij na beëindiging van het dienstverband op grond van dit reglement pensioenaanspraken worden verworven, of
c. bij overlijden vóór de pensioeningangsdatum of
d. bij overgang naar een andere categorie werknemers van de vennootschap dan het grondpersoneel.
4. Indien zich een situatie voordoet waarin op grond van de Wet op de medische keuringen het vragen van medische waarborgen is toegestaan, kan het sluiten of verhogen van een verzekering afhankelijk worden gesteld van de uitkomst van een medisch onderzoek. De (kandidaat-) deelnemer is alsdan verplicht om aan het medisch onderzoek mee te werken.
5. Het bestuur draagt er zorg voor, dat deelnemers bij opname in de pensioenregeling inzicht krijgen in de statuten en in het pensioenreglement zoals deze op het tijdstip van toetreding tot het pensioenfonds luiden. Tevens zal het bestuur de wijzigingen die in de toekomst plaatsvinden in deze stukken zo spoedig mogelijk kenbaar maken aan de deelnemers en/of belanghebbenden en stelt de belanghebbenden in staat desgewenst van de geldende statuten en reglementen kennis te nemen.
6. Jaarlijks verstrekt het pensioenfonds ten behoeve van de deelnemer een opgave van de hoogte van het te bereiken reglementaire pensioen en een opgave van de aan het desbetreffende of voorafgaande kalenderjaar tot te rekenen waardeaangroei van pensioenaanspraken overeenkomstig artikel 3.127 van de Wet op de inkomstenbelasting 2001 en de daarop berustende bepalingen.
7. Het pensioenfonds zal binnen 3 maanden na een desbetreffend schriftelijk verzoek een opgave verstrekken van de opgebouwde aanspraken van de (gewezen) deelnemer en de pensioengerechtigde. Voor deze opgave kan het pensioenfonds aan de verzoeker een vergoeding vragen voor de aan de opgave verbonden kosten.
8. Het pensioenfonds administreert de deelnemingsjaren van de deelnemers overeenkomstige de wettelijke bepalingen ter zake.
9. Tevens gelden met ingang van 1 januari 2008 de bepalingen omtrent informatie- en communicatieverplichtingen uit de Pensioenwet.
Artikel 3 - Aanspraken
1. De deelnemers verkrijgen ten laste van het pensioenfonds aanspraak op:
- ouderdomspensioen voor zichzelf;
- partnerpensioen voor de partner;
- wezenpensioen voor de kinderen;
op de wijze en onder de voorwaarden als in dit pensioenreglement zijn bepaald.
2. a. De pensioenaanspraken worden per de datum van opneming als deelnemer in het pensioenfonds en vervolgens jaarlijks per de 1e juli vastgesteld. Het pensioenfonds doet de deelnemer mededeling van zijn pensioenaanspraken.
b. In tegenstelling tot het gestelde in lid a zal er per de eerste dag van de maand waarin de arbeidsovereenkomst van de deelnemer wijzigt op het punt van het deeltijdpercentage een hernieuwde vaststelling van diens pensioenaanspraken plaatsvinden.
Artikel 4 - Grondslag voor de berekening van de pensioenen
1. Ter berekening van de pensioenaanspraken wordt uitgegaan van:
a. de jaren welke als deelnemer in de pensioenregeling doorgebracht (kunnen) worden,
hierna te noemen: ‘deelnemingsjaren’;
b. de pensioengrondslag van de deelnemer.
2. Onder deelnemingsjaren worden verstaan de ononderbroken jaren gelegen tussen de datum van aanvang van het deelnemerschap in onderhavige regeling en de beëindiging ervan. De deelnemingsjaren worden afgerond op jaren en hele maanden, waarbij een gedeelte van een maand wordt verwaarloosd. Indien een deelnemer in deeltijd werkt of heeft gewerkt worden zijn deelnemingsjaren gecorrigeerd met een factor waarmee de tijd dat hij in deeltijd heeft gewerkt blijvend in zijn pensioenaanspraken tot uitdrukking wordt gebracht.
De deelnemer ontvangt een opgave van het pensioenfonds van de voor hem geldende correctiefactor, welke in 4 decimalen nauwkeurig wordt vastgesteld.
3. De pensioengrondslag is het in gehele euro ‘s naar boven afgeronde verschil tussen het pensioengevend salaris en de franchise.
In verband met het gestelde in lid 2 van dit artikel wordt het pensioengevend salaris voor deelnemers die in deeltijd werken voor de vaststelling van de pensioengrondslag herberekend op het bedrag dat zou gelden indien de deelnemers niet in deeltijd zouden werken.
De pensioengrondslag wordt jaarlijks per 1 juli vastgesteld.
4. Het pensioengevend salaris wordt bij de aanvang van het deelnemerschap en vervolgens jaarlijks per 1 juli vastgesteld, met dien verstande dat mocht in een jaar tussentijds een wijziging van de wisseldiensttoeslag plaats vinden van ten minste 50% van de per 1 juli van dat jaar vastgestelde wisseldiensttoeslag dan zullen per de eerste van de maand volgende op de maand waarin die wijziging is vastgesteld het pensioengevend salaris en de pensioengrondslag dienovereenkomstig worden aangepast.
5. Met inachtneming van lid 4 wordt een wijziging van het pensioengevend salaris en/of de franchise niet eerder dan op de 1e juli samenvallend met of volgend op deze wijziging in de pensioenaanspraken verwerkt en de deelnemer kan aan een tussentijdse wijziging van zijn salaris en/of de franchise derhalve geen recht op wijziging van zijn pensioenaanspraken ontlenen.
6. Indien en zolang het salaris van de deelnemer niet hoger is dan het WIA-grenssalaris worden verhogingen van de pensioengrondslag volledig in aanmerking genomen. Indien het salaris van de deelnemer hoger is dan het WIA-grenssalaris of stijgt boven het WIA-grenssalaris, wordt een verhoging van het pensioen in aanmerking genomen voor zover de verhoging van de pensioengrondslag niet meer bedraagt dan 30% van de pensioengrondslag in het voorafgaande jaar. Indien het salaris stijgt boven het WIA-grenssalaris zal echter bij de
vaststelling van de pensioengrondslag ten minste de salarisstijging tot en met het WIA- grenssalaris in aanmerking worden genomen.
Artikel 5 Financiering en aanwending van de beschikbaar gestelde premie
1. Krachtens een tussen de vennootschap en het pensioenfonds gesloten uitvoeringsovereenkomst, stelt de vennootschap jaarlijks aan het pensioenfonds een premie beschikbaar ter grootte van een vast percentage van de som van de pensioengrondslagen in dat jaar van alle deelnemers. De totaal beschikbaar gestelde premie wordt aangewend ter financiering van het geheel aan kosten die voortvloeien uit de onderhavige pensioenregeling. Een beschrijving van de totale kosten – waaronder mede te verstaan de (uitvoerings)kosten die voortvloeien uit de pensioenregeling vóór 2006 zoals bedoeld in artikel 1 - van het pensioenfonds is neergelegd in de actuariële en bedrijfstechnische nota (abtn) van het fonds.
2. De vennootschap stelt jaarlijks, voor het eerst per 1 januari 2006, ingevolge de in lid 1 genoemde uitvoeringsovereenkomst, een premie ter beschikking van:
1. 16,0% van de som van de pensioengrondslagen van de deelnemers behorende tot deelnemersgroep 1, vermeerderd met
2. 16,4% van de som van de pensioengrondslagen van de deelnemers behorende tot deelnemersgroep 2.
Voor deelnemers die in deeltijd werken is de bijdrage van de vennootschap gelijk aan de genoemde percentages van de voltijds pensioengrondslag vermenigvuldigd met het deeltijdpercentage van de desbetreffende deelnemer. Voorts wordt de bijdrage gecorrigeerd voor het gedeelte van de pensioenopbouw waarvoor ingevolge artikel 12 premievrijstelling wegens arbeidsongeschiktheid is verleend.
Samen met de in lid 3 genoemde deelnemersbijdrage zal de vennootschap de som van deze bijdragen voldoen aan het pensioenfonds op de wijze zoals overeengekomen is in de uitvoeringsovereenkomst. De door de vennootschap te betalen vaste premie zoals hiervoor genoemd wordt niet aangepast als gevolg van de financiële situatie van het pensioenfonds. Met het betalen van de in lid 2 genoemde premie heeft de vennootschap aan al haar financiële verplichtingen voldaan.
3. Naast de bijdrage van de vennootschap is ook de deelnemer een bijdrage in de aan deze pensioenregeling verbonden kosten verschuldigd. Deze werknemerspremie is vanaf 1 juli 2014:
•8,0% van de pensioengrondslag voor deelnemers behorende tot deelnemersgroep 1;
•8,2% van de pensioengrondslag voor deelnemers behorende tot deelnemersgroep 2.
Deze bijdrage zal door de vennootschap in maandelijkse termijnen op het salaris van de deelnemer worden ingehouden en wordt vervolgens door de vennootschap afgedragen aan het pensioenfonds. Voor een deelnemer die in enig jaar in deeltijd werkt, wordt voor de berekening van zijn bijdrage de in dat jaar geldende pensioengrondslag als genoemd in artikel 4 lid 3 voor een evenredig deel in aanmerking genomen.
Voorts wordt de bijdrage gecorrigeerd voor het gedeelte van de pensioenopbouw waarvoor ingevolge artikel 12 premievrijstelling wegens arbeidsongeschiktheid is verleend.
4. Een eventueel overschot in de totaal beschikbare premie komt niet ten goede aan de
vennootschap. Een eventueel tekort in de totaal beschikbare premie komt niet ten laste van de vennootschap. De aanwezige vrije middelen van het pensioenfonds kunnen niet terugvloeien naar de vennootschap.
5. Indien de beschikbare premie onvoldoende is om de in dit reglement opgenomen geambieerde pensioenopbouw, dekking van risico’s van overlijden, langleven en arbeidsongeschiktheid en kosten in enig jaar te financieren, dan zal de pensioenopbouw in dat jaar van alle deelnemers worden gekort tot een zodanig niveau dat de beschikbare premie na aftrek van het totaal aan uitvoeringskosten en de financiering van de uit de pensioentoezegging voortkomende risico’s van overlijden, langleven en arbeidsongeschiktheid afdoende is om de aldus verlaagde pensioenopbouw te financieren.
6. Indien de middelen in het fonds onvoldoende blijken te zijn en daardoor de situatie van onderdekking ontstaat, zoals bedoeld in artikel 134 Pensioenwet, dan zullen de opgebouwde en ingegane pensioenen van de deelnemers, de gewezen deelnemers en de pensioengerechtigden met een voor ieder gelijk percentage worden verminderd tot het niveau dat gedekt wordt door het totaal aan aanwezige middelen.
De reductiebepaling zoals bedoeld in dit lid kan uitsluitend plaatsvinden indien:
a. Het pensioenfonds gezien de beleidsdekkingsgraad niet voldoet aan de bij of krachtens artikel 132 van de Pensioenwet gestelde eisen ten aanzien van het vereist eigen vermogen;
b. het pensioenfonds niet in staat is binnen een redelijke termijn te voldoen aan artikel 131 of artikel 132 van de Pensioenwet zonder dat de belangen van deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, andere aanspraakgerechtigden of de vennootschap onevenredig worden geschaad en
c. alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid, zijn ingezet in het herstelplan, bedoeld in artikel 138 of artikel 139 van de Pensioenwet.
7. Het bestuur is bevoegd bij voldoende middelen in het premie egalisatiedepot van het fonds in gunstige zin voor de deelnemers, gepensioneerden en gewezen deelnemers af te wijken van de bepalingen van lid 5 van dit artikel. Het bestuur is eveneens bevoegd om, in afwijking van lid 5 van dit artikel, de in dat lid omschreven reductiebepaling bij voldoende beschikbare middelen in het premie egalisatiedepot desalniettemin toe te passen indien dit naar de mening van het bestuur nodig is in verband met verwachte wijzigingen binnen de pensioenregeling of de uitvoering, wijzigingen op het gebied van sociale wetgeving of wijzigingen in het kader van de toezichteisen van De Nederlandsche Bank (DNB).
8. In een situatie waarin de bepalingen zoals omschreven in lid 6 en/of 7 tweede zin, van dit artikel, van toepassing zijn, zal het bestuur de (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden alsmede de vennootschap en DNB hiervan onverwijld in kennis stellen. De reductiebepaling als opgenomen in lid 6 en 7 tweede zin kan worden toegepast op zijn vroegst één maand na deze kennisgeving.
9. In het geval de jaarlijks beschikbare premie hoger is dan de totale kosten van de pensioenregeling in enig jaar, dan zal het resterend bedrag worden toegevoegd aan het premie egalisatiedepot van het pensioenfonds. Het bestuur van het pensioenfonds is bevoegd om te besluiten dit resterende bedrag alsmede de ─ indien aanwezig ─ middelen in het premie egalisatiedepot geheel of gedeeltelijk aan te wenden ter reparatie van in het verleden toegekende reducties zoals bedoeld in lid 5, 6 of lid 7 van dit artikel.
Dit artikel is in verband met de beëindiging van de pensioenopbouw per 31 december 2017 per dezelfde datum komen te vervallen
Artikel 6 – Ouderdomspensioen
1. Voor de deelnemers behorende tot de deelnemersgroep 1 bedraagt het jaarlijks in te kopen ouderdomspensioen als bedoeld in artikel 3 1,75% van de in dat jaar vastgestelde pensioengrondslag (middelloon beginsel), onverminderd het bepaalde in artikel 5 lid 5 en lid 7.
2. Voor de deelnemers behorende tot de deelnemersgroep 2 bedraagt het jaarlijks in te kopen ouderdomspensioen als bedoeld in artikel 3 2,00% van de in dat jaar vastgestelde pensioengrondslag (middelloon beginsel), onverminderd het bepaalde in artikel 5 lid 5 en lid 7. Het ouderdomspensioen wordt ingekocht vanaf de maand, waarin het deelnemerschap aanvangt.
3. De deelnemer behorende tot deelnemersgroep 1 dan wel deelnemersgroep 2 heeft overeenkomstig artikel 17 van dit pensioenreglement de mogelijkheid om een deel van het opgebouwde ouderdomspensioen op de pensioeningangsdatum om te zetten in levenslang partnerpensioen.
4. Het totale ouderdomspensioen is gelijk aan de som van alle opgebouwde ouderdomspensioenen over de deelnemingsjaren dat de (gewezen) deelnemer deelnemer is geweest vermeerderd met (indien van toepassing) het ouderdomspensioen dat is verkregen als gevolg van waardeoverdracht. Addendum 9 bevast een overzicht van de pensioenopbouwpercentages uit vorige jaren.
5. Het ouderdomspensioen gaat in op de pensioenrichtdatum, tenzij voor een andere pensioeningangsdatum wordt gekozen zoals bedoeld in artikel 18.
6. Het ouderdomspensioen wordt uitgekeerd tot het einde van de maand waarin de gepensioneerde overlijdt.
Het ouderdomspensioen wordt in verband met de beeindiging van de pensioenopbouw per 31 december 2017 vastgesteld met inachtneming van de bepalingen van artikel 14 als tijdsevenredige pensioenaanspraken.
Artikel 7 - Partnerpensioen
1. Indien de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde overlijdt met achterlating van een partner, komt per de eerste dag van de maand waarin dit overlijden plaatsvindt, een partnerpensioen tot uitkering dat wordt uitgekeerd tot het einde van de maand waarin die partner overlijdt, een en ander met inachtneming van lid 2 van dit artikel.
2. Gedurende het deelnemerschap wordt het partnerpensioen voor deelnemersgroep 1 jaarlijks
opgebouwd (“spaarbasis”).
Gedurende het deelnemerschap wordt het partnerpensioen voor deelnemersgroep 2 verzekerd op risicobasis. Dit wil zeggen dat voor deelnemersgroep 2 geldt dat, indien het overlijden plaatsvindt na het einde van het deelnemerschap, er geen aanspraak is op partnerpensioen. Bij beëindiging van het deelnemerschap resp. na de pensioeningangsdatum bestaat ten behoeve van (gewezen) deelnemers behoord hebbende tot deelnemersgroep 2 uitsluitend aanspraak op partnerpensioen, indien en voor zover op grond van artikel 17 omzetting van ouderdomspensioen in partnerpensioen heeft plaatsgevonden.
3. Het jaarlijks partnerpensioen voor deelnemersgroep 1 bedraagt 70% van het ouderdomspensioen. Xxxxxxx van overlijden van de deelnemer tijdens het deelnemerschap
wordt onder ouderdomspensioen verstaan het pensioen, dat de deelnemer op de pensioenrichtdatum zou zijn gaan genieten indien hij in leven was gebleven onder behoud van hetzelfde pensioengevend salaris en bij gelijkblijvende franchise.
Het partnerpensioen op risicobasis voor deelnemersgroep 2 bedraagt vanaf 1 januari 2015 1,3% van de laatst vastgestelde pensioengrondslag vermenigvuldigd met het aantal deelnemingsjaren tot en met 31 december 2014 en 1,16% van dezelfde pensioengrondslag vermenigvuldigd met het aantal bereikbare deelnemingsjaren na voornoemde datum als ware de deelnemer niet overleden.
4. Het na 1 januari 2008 door de deelnemer opnemen van onbetaald verlof tot een maximum van 18 maanden is niet van invloed op de dekking van het partnerpensioen als omschreven in lid 3 van dit artikel
5. De deelnemer die behoort tot deelnemersgroep 2 en na beëindiging van diens deelneming na 31 december 2007 recht heeft op een uitkering op grond van de Werkloosheidswet, behoudt gedurende de periode dat hij de loongerelateerde uitkering ontvangt, aanspraak op partnerpensioen op risicobasis ten behoeve van zijn partner. De hoogte van het partnerpensioen wordt vastgesteld als omschreven in lid 3 van dit artikel gerelateerd aan de deelnemingsjaren tot het moment van de beëindiging van de deelneming.
6 Het bepaalde in de leden 4 en 5 is zover van toepassing geldt voor zover er geen cumulatie in de desbetreffende periode van verlof of werkloosheid plaatsvindt met verwerving van partnerpensioen elders, bijvoorbeeld in een pensioenregeling bij een eventuele nieuwe werkgever, als bedoeld in paragraaf 2.2 van het fiscale besluit van de Staatssecretaris van financiën van 6 november 2015 (nr. BLKB 2015/830M).
Het partnerpensioen voor deelnemersgroep 1 wordt in verband met de beeindiging van de pensioenopbouw per 31 december 2017 vastgesteld met inachtneming van de bepalingen van artikel 14 als tijdsevenredige pensioenaanspraken. Het partnerpensioen voor deelnemersgroep 2 komt in verband met de beeindiging van de pensioenopbouw per 31 december 2017 per dezelfde datum te vervallen
Artikel 8 – Wezenpensioen
1. Het wezenpensioen gaat in op per de eerste dag van de maand waarin het overlijden plaatsvindt van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde , met inachtneming van artikel 14 lid 1. Het wezenpensioen wordt uitgekeerd tot het einde van de maand waarin het kind krachtens lid 3 van dit artikel gerechtigd is tot het ontvangen van een uitkering.
2. Pensioengerechtigde kinderen zijn:
i. kinderen die tot de (gewezen) deelnemer als vader of moeder in familierechtelijke betrekking staan;
ii. kinderen van de partner, die behoren tot de gezamenlijke huishouding en voor wie de (gewezen) deelnemer of de partner een uitkering ontvangt krachtens de Algemene Kinderbijslagwet of die studerend of invalide zijn;
iii. pleegkinderen van de (gewezen) deelnemer in de zin van de Algemene Kinderbijslagwet.
Niet pensioengerechtigd zijn kinderen die na de pensioendatum van de (gewezen) deelnemer zijn geboren of geadopteerd of die na de pensioendatum van de (gewezen) deelnemer de status van pleegkind of aangehuwd kind van de (gewezen) deelnemer hebben verkregen.
Indien echter recht op partnerpensioen bestaat op grond van een huwelijk of partnerschap dat reeds bestond vóór de pensioendatum en de kinderen geboren worden uit deze relatie, zijn de kinderen wel pensioengerechtigd.
Daarnaast zijn niet pensioengerechtigd kinderen van de gewezen deelnemer die behoorde tot deelnemersgroep 2 en waarvan het partner- en wezenpensioen op grond van artikel 14 lid 1 sub b is komen te vervallen.
3. Aanspraakgerechtigd zijn de kinderen die:
- jonger zijn dan 18 jaar; of
- jonger zijn dan 27 jaar en nog studeren, of
- jonger zijn dan 27 jaar en volgens het UWV ten minste 45% arbeidsongeschikt zijn, of
- jonger zijn dan 27 jaar en een WAJONG-uitkering ontvangen.
4. Elk wezenpensioen voor deelnemersgroep 1 bedraagt 14% van het volgens artikel 6 berekende ouderdomspensioen of - ingeval van overlijden tijdens het deelnemerschap - van het te bereiken ouderdomspensioen indien hij tot de pensioenrichtdatum deelnemer zou zijn gebleven op basis van een gelijkblijvende pensioengrondslag Elk wezenpensioen voor deelnemersgroep 2 bedraagt 20% van het partnerpensioen als omschreven in artikel 7 lid 3.
Het wezenpensioen wordt verdubbeld indien de deelnemer overlijdt zonder een partner na te laten dan wel met ingang van de eerste dag van de maand waarin zijn partner overlijdt.
Het wezenpensioen voor deelnemersgroep 1 wordt in verband met de beeindiging van de pensioenopbouw per 31 december 2017 vastgesteld met inachtneming van de bepalingen van artikel 14 als tijdsevenredige pensioenaanspraken. Het wezenpensioen voor deelnemersgroep 2 komt in verband met de beeindiging van de pensioenopbouw per 31 december 2017 per dezelfde datum te vervallen
Artikel 9 - Bijzonder partnerpensioen en verevening van het ouderdomspensioen
1. Bij beëindiging van het huwelijk van een deelnemer door echtscheiding of door ontbinding na scheiding van tafel en bed, dan wel indien de partnerrelatie van een deelnemer eindigt anders dan door de dood of vermissing, behoudt de gewezen partner van de deelnemer behorende tot deelnemersgroep 1 aanspraak op een bijzonder partnerpensioen ter grootte van het bedrag waarop ingevolge artikel 14 aanspraak zou blijven bestaan, indien op het tijdstip van de beëindiging van het huwelijk c.q. de partnerrelatie het deelnemerschap zou zijn beëindigd. De gewezen partner ontvangt een premievrije polis van de verzekeraar waarin hij/zij als begunstigde voor dit pensioen wordt aangewezen.
2. Het in lid 1 bepaalde is van overeenkomstige toepassing op het partnerpensioen waarop een gewezen deelnemer of een gepensioneerde behoord hebbende tot deelnemersgroep 1 aanspraak heeft gekregen bij het beëindigen van zijn deelnemerschap.
3. Geen recht op bijzonder partnerpensioen bestaat, in het geval van beëindiging van het huwelijk van een (gewezen) deelnemer of gepensioneerde door echtscheiding of door ontbinding na scheiding van tafel en bed, dan wel indien de partnerrelatie van een (gewezen) deelnemer of gepensioneerde eindigt anders dan door de dood of vermissing, voor de gewezen partner van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde behorende of behoord hebbende tot deelnemersgroep 2, tenzij op de pensioeningangsdatum gebruik gemaakt is van de mogelijkheid zoals omschreven in artikel 17.
4. Indien ingevolge de leden 1 en 2 een recht op partnerpensioen is ontstaan, draagt het bestuur er zorg voor dat aan de rechthebbende een bewijs van deze aanspraak wordt verstrekt.
5. Het in de leden 1 en 2 van dit artikel bepaalde wordt niet toegepast, indien de (gewezen) deelnemer of de gepensioneerde en zijn gewezen partner bij voorwaarden of bij een bij geschrift gesloten overeenkomst met betrekking tot de scheiding anders overeenkomen, mits het pensioenfonds en de verzekeraar zich met deze andere regeling akkoord verklaren.
6. Bij beëindiging van een partnerrelatie als bedoeld in artikel 1 wordt overeenkomstig de leden 1 tot en met 4 van dit artikel gehandeld, met dien verstande dat het bestuur gerechtigd is als datum van beëindiging van de partnerrelatie de datum te hanteren die de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde, zonder medeondertekening door de gewezen partner, schriftelijk aan het bestuur mededeelt. Als uitvloeisel hiervan kan de gewezen partner nimmer
enige vorm van aanspraak op partnerpensioen jegens het pensioenfonds of de verzekeraar doen gelden, voor zover dit betrekking heeft op partnerpensioen dat gerelateerd is aan het aantal deelnemingsjaren na de datum van beëindiging van de partnerrelatie.
7. Indien het huwelijk of de partnerrelatie van een (gewezen) deelnemer of gepensioneerde wordt ontbonden, zal de gewezen partner als partner aangemerkt blijven voor de kinderen welke uit het huwelijk of de partnerrelatie met de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde zijn geboren c.q. in hun gezin zijn opgenomen, voor zover het de verdubbeling van het wezenpensioen als bedoeld in artikel 8 lid 4 betreft.
8. Sinds 1 mei 1995 is tevens de "Wet Verevening Pensioenrechten bij Scheiding" van toepassing op aanspraken op ouderdomspensioen, die tot de datum van echtscheiding, dan wel tot de datum van scheiding van tafel en bed dan wel tot de datum van ontbinding van het geregistreerd partnerschap anders dan door de dood of vermissing door de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde zijn verworven, een en ander overeenkomstig de bepalingen van genoemde wet.
De (gewezen) deelnemer of gepensioneerde en diens gewezen partner kunnen de toepasselijkheid van deze wet uitsluiten bij huwelijkse voorwaarden of bij een bij geschrift gesloten overeenkomst met betrekking tot de scheiding.
Indien de (gewezen) deelnemer en diens ex-partner tot overeenstemming komen inzake een verdeling van zijn ouderdomspensioen, anders dan volgens de hiertoe geldende wettelijke voorschriften, dienen het pensioenfonds en de verzekeraar zich met deze regeling akkoord te verklaren, alvorens deze andere verdeling kan worden doorgevoerd.
Artikel 10 - Uitbetaling
1. Alle pensioenen worden door de verzekeraar aan de pensioengerechtigde uitgekeerd in maandelijkse termijnen bij achterafbetaling.
2. De verschuldigd geworden pensioentermijnen worden uitgekeerd na inhouding van verschuldigde loonbelasting en wettelijke heffingen, zoals premies voor verplicht gestelde sociale wetten.
3. Het pensioenfonds c.q. de verzekeraar is bevoegd de uitbetaling van een pensioentermijn afhankelijk te stellen van de overlegging van een bewijs waaruit blijkt dat de rechthebbende op het pensioen nog in leven is, alsmede van andere stukken welke nodig zijn om vast te stellen dat recht op uitkering bestaat.
4. Betalingen geschieden ter plaatse en op de wijze als het pensioenfonds c.q. de verzekeraar bepaalt.
Artikel 11 - Verzekering
1. Ter dekking van de nominale pensioenverplichtingen die voor het pensioenfonds uit dit pensioenreglement voortvloeien, worden verzekeringen gesloten bij de verzekeraar. De (gewezen) deelnemers respectievelijk pensioengerechtigden die op grond van dit pensioenreglement aanspraken jegens het pensioenfonds kunnen ontlenen zijn de begunstigden van deze verzekeringen.
2. De krachtens dit pensioenreglement toegekende aanspraken zijn mede onderworpen aan de verzekeringsvoorwaarden welke tussen het pensioenfonds en de verzekeraar zijn overeengekomen. Deze verzekeringsvoorwaarden worden door het pensioenfonds aan belanghebbenden op hun verzoek ter inzage verstrekt ten kantore van de vennootschap.
Artikel 12 - Gevolgen van arbeidsongeschiktheid
1. Indien en zolang een deelnemer geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt is en als gevolg daarvan uitkeringen verkrijgt krachtens de WIA verleent de verzekeraar, overeenkomstig de voorwaarden die zijn overeengekomen tussen het pensioenfonds en de verzekeraar, gehele of gedeeltelijke vrijstelling van premiebetaling voor de verzekering(en) welke ter dekking van de verleende pensioenaanspraken door het pensioenfonds op het leven van de deelnemer zijn gesloten.
Deze verzekering(en) zal (zullen) bij beëindiging van het deelnemerschap vóór de pensioendatum door de verzekeraar geheel of gedeeltelijk worden voortgezet op de in artikel 11 lid 2 van dit reglement bedoelde voorwaarden.
2. De vrijstelling wordt - al naar gelang de mate van arbeidsongeschiktheid - verleend tot de hieronder vermelde percentages:
Bij een arbeidsongeschiktheidsgraad van: | Bedraagt de mate van voortzetting van de pensioenopbouw: |
80% of meer | 100% |
65% - 80% | 72,5% |
55% - 65% | 60% |
45% - 55% | 50% |
35% - 45% | 40% |
minder dan 35% | 0% |
3. Indien en zolang de verzekeraar gedeeltelijke vrijstelling van premiebetaling verleent, zal de deelnemer een bijdrage verschuldigd zijn als ware hij in deeltijd werkzaam bij de vennootschap. Het deeltijdpercentage voor de berekening van de eigen bijdrage wordt dan bepaald door de deeltijdfactor, die direct voorafgaand aan het toekennen van de WIA-uitkering voor de deelnemer van toepassing was, te vermenigvuldigen met de factor (100 -/- p). Hierbij is p het aantal procenten premievrijstelling dat de verzekeraar heeft verleend.
4. a. bij (partiële) beëindiging van het dienstverband, voor zover dit gerelateerd is aan de mate waarin de deelnemer arbeidsongeschikt is verklaard, vindt het gestelde in lid 1 van dit artikel toepassing; voor zover de beëindiging van het dienstverband niet gerelateerd is aan de mate waarin de deelnemer arbeidsongeschikt is verklaard, vindt het gestelde in artikel 14 toepassing;
b. bij (partiële) revalidatie van de (gewezen) deelnemer zal de verleende premievrijstelling verminderd worden tot het niveau dat van toepassing is voor die lagere arbeidsongeschiktheidsklasse;
c. de (gewezen) deelnemer zal bij toepassing van het in lid 4 sub b van dit artikel gestelde ten minste recht behouden op de pensioenaanspraken die krachtens het in artikel 14 lid 1 gestelde voor hem premievrij verzekerd dienen te zijn;
d. indien ten gevolge van de door de verzekeraar verleende premievrijstelling de pensioenaanspraken van de gerevalideerde (gewezen) deelnemer méér bedragen dan omschreven in artikel 14 lid 1, behoudt de (gewezen)-deelnemer aanspraak op dit hogere recht;
e. bij (partiële) herindiensttreding als gevolg van het in lid 4 sub b van dit artikel gestelde, zullen de pensioenaanspraken van de deelnemer nimmer meer gaan bedragen dan waar hij recht op zou hebben, indien hij niet tijdelijk (partieel) arbeidsongeschikt zou zijn geweest.
Deelnemers die na 1 januari 2018 arbeidsongeschikt zijn geworden komen in verband met de beeindiging van de pensioenopbouw per 31 december 2017 niet in aanmerking voor voortgezette pensioenopbouw voor rekening van de verzekeraar.
Artikel 13 - Wijziging van het pensioenreglement
1. Alleen met inachtneming van het dienaangaande in de statuten bepaalde kan dit pensioenreglement worden gewijzigd.
2. Indien het pensioenreglement als uitvloeisel van het in lid 1 bepaalde wordt gewijzigd, zal het pensioenfonds de deelnemers en andere belanghebbenden hiervan onmiddellijk schriftelijk in kennis stellen en zonodig zorg dragen voor een zo spoedig mogelijke aanpassing van de tekst en inhoud van dit pensioenreglement.
3. Een wijziging in dit pensioenreglement mag geen inbreuk maken op reeds verkregen aanspraken en rechten (tenzij zulks een verruiming tot gevolg heeft), geen verandering brengen in reeds bestaande aanspraken, rechten en verplichtingen van de (gewezen) deelnemer en pensioengerechtigden tenzij de financiële toestand van het pensioenfonds en/of de vennootschap, dan wel enig wettelijk voorschrift daartoe aanleiding geeft.
4. Toekomstige wijzigingen van het pensioenreglement voortvloeiende uit wijzigingen in de pensioenovereenkomst gesloten door CAO-partijen, hieronder mede verstaan het toeslagenbeleid zoals beschreven in artikel 21, zijn overeenkomstig van toepassing op de gewezen deelnemers en pensioengerechtigden die hun rechten kunnen ontlenen aan het onderhavige pensioenreglement.
Artikel 14 - Tussentijdse beëindiging van het deelnemerschap en afkoop
1. Indien het deelnemerschap van een deelnemer vóór zijn pensioeningangsdatum wordt beëindigd anders dan door overlijden of wegens arbeidsongeschiktheid vindt het hierna bepaalde toepassing:
a) de gewezen deelnemer behoudt recht op tijdsevenredige pensioenaanspraken van het ouderdomspensioen. De gewezen deelnemer die behoorde tot deelnemersgroep 1 behoudt tevens recht op tijdsevenredige pensioenaanspraken van het partner- en wezenpensioen als omschreven in artikel 7 lid 1 en artikel 8 lid 1;
b) voor de gewezen deelnemer die behoorde tot deelnemersgroep 2 komt het partner- en wezenpensioen te vervallen, tenzij sprake is van uitruil van (een deel van het) oudersdomspensioen op basis van artikel 17 van dit reglement.
2. Onder een tijdsevenredig pensioenaanspraak wordt verstaan het verschil tussen:
- het pensioen dat de gewezen deelnemer zou hebben verkregen indien zijn deelnemerschap tot de pensioenrichtdatum ongewijzigd zou zijn voortgezet
en
- het pensioen dat hij zou hebben verkregen indien hij op het tijdstip van beëindiging van het deelnemerschap deelnemer zou zijn geworden en dat tot de pensioenrichtdatum zou zijn gebleven.
3. Voor de in lid 1 omschreven tijdsevenredige pensioenaanspraken ontvangt de gewezen deelnemer van de verzekeraar een premievrije polis, waarin degenen aan wie deze pensioenen volgens de bepalingen van dit reglement zullen worden uitgekeerd onherroepelijk zijn aangewezen als begunstigden.
4. Afkoop van pensioen door het pensioenfonds is slechts mogelijk in, bij of krachtens de artikelen 66 tot en met 69 en 134 van de Pensioenwet bedoelde situaties.
5. Het bestuur stelt periodiek de afkoopvoeten vast.
Artikel 15 - Waardeoverdracht
1. Het pensioenfonds is verplicht tot waardeoverdracht in de in artikelen 71, 74, 76, 77, 79, 84, 85 en 86 van de Pensioenwet genoemde gevallen.
2. Inkomende waarden uit hoofde van waardeoverdrachten worden aangewend voor inkoop van pensioenaanspraken als bedoeld in artikel 3 lid 1. Voor de deelnemer vallend onder deelnemersgroep 2 wordt de inkomende waardeoverdracht aangewend ten behoeve van de inkoop van aanspraken op ouderdomspensioen. Voor de deelnemer vallend onder deelnemersgroep 1 wordt de inkomende waardeoverdracht aangewend ten behoeve van de inkoop van aanspraken op ouderdoms- partner en wezenpensioen.
Artikel 16 - Uitruil partnerpensioen in ouderdomspensioen
1. Op de pensioeningangsdatum, heeft de (gewezen) deelnemer die behoort of behoorde tot deelnemersgroep 1 éénmalig het recht het tot dan toe opgebouwde partnerpensioen geheel of gedeeltelijk uit te ruilen in ouderdomspensioen. Een eenmaal gemaakte keuze is onherroepelijk.
2. Op de pensioeningangsdatum, heeft de gewezen deelnemer die behoorde tot deelnemersgroep
2 éénmalig het recht het reeds eerder bij beëindiging van het dienstverband ingeruilde partnerpensioen na gebruikmaking van de mogelijkheid zoals bedoeld in artikel 17 lid 7 sub a, geheel of gedeeltelijk uit te ruilen in ouderdomspensioen. Een eenmaal gemaakte keuze is onherroepelijk.
3. De in de leden 1 en 2 bedoelde uitruil zal plaatsvinden op basis van collectieve actuariële gelijkwaardigheid waarbij mannen en vrouwen gelijk worden behandeld. Deze ruilvoet wordt vermeld in Addendum 2.
4. Het pensioenfonds verstrekt uiterlijk zes maanden voor de pensioeningangsdatum een hiertoe bedoeld keuzeformulier aan de (gewezen) deelnemer. Dit keuzeformulier dient vervolgens binnen 20 werkdagen aan het pensioenfonds te worden geretourneerd. Het niet aldus tijdig retourneren van het keuzeformulier betekent dat de (gewezen) deelnemer de keuze heeft gemaakt om niet uit te ruilen.
Indien de (gewezen) deelnemer binnen genoemde twintig dagen schriftelijk reageert, volgt het pensioenfonds de wens van de (gewezen) deelnemer.
5. Een (gewezen) deelnemer die van de mogelijkheid van uitruil gebruik wenst te maken, dient ten genoegen van het bestuur aan te tonen dat zijn partner onverkort instemming verleent aan de beoogde uitruil
6. De keuzemogelijkheid met betrekking tot het geheel of gedeeltelijk afstand doen van het partnerpensioen heeft geen betrekking op het partnerpensioen van een gewezen partner als bedoeld in artikel 9 lid 1.
7. Voor de uitruil bedoeld in dit artikel stelt het bestuur voor een bepaalde periode ruilvoeten vast op basis van collectieve actuariële gelijkwaardigheid waarbij mannen en vrouwen gelijk worden behandeld. Deze worden vermeld in Addendum 1.
Artikel 17 – Uitruil ouderdomspensioen in partnerpensioen
Voor deelnemers die behoren tot deelnemersgroep 1 geldt:
1. Het pensioenfonds biedt de (gewezen) deelnemer die behoort of behoorde tot de deelnemersgroep 1 uiterlijk zes maanden voor de pensioeningangsdatum de mogelijkheid aan om in plaats van (een deel van) het ouderdomspensioen te kiezen voor een (hoger) partnerpensioen.
2. De in lid 1 omschreven mogelijkheid heeft geen betrekking op het deel van het ouderdomspensioen waarop een recht op uitbetaling rust als bedoeld in artikel 2 van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding.
3. Indien de in lid 1 bedoelde (gewezen) deelnemer niet binnen 20 werkdagen na ontvangst van het aanbod reageert op de aangeboden keuzemogelijkheid door het uitbrengen van zijn keuze, vindt geen uitruil van ouderdomspensioen in partnerpensioen plaats.
4. Indien de in lid 1 bedoelde (gewezen) deelnemer wel binnen de in de vorige volzin genoemde termijn zijn keuze schriftelijk aan het fonds kenbaar heeft maakt, volgt het pensioenfonds de keuze van de deelnemer.
Voor deelnemers die behoren tot deelnemersgroep 2 geldt:
5. Het pensioenfonds biedt de (gewezen) deelnemer die behoort of behoorde tot de deelnemersgroep 2 op drie tijdstippen de mogelijkheid aan om in plaats van (een deel van) het ouderdomspensioen te kiezen voor een partnerpensioen.
6. De in lid 5 omschreven mogelijkheid heeft geen betrekking op het deel van het ouderdomspensioen waarop een recht op uitbetaling rust als bedoeld in artikel 2 van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding.
7. De in lid 5 omschreven mogelijkheid biedt het pensioenfonds schriftelijk aan:
a) bij beëindiging het deelnemerschap;
b) bij echtscheiding, bij ontbinding na scheiding van tafel en bed, dan wel indien de gezamenlijke huishouding wordt beëindigd;
c) met ingang van de datum waarop het ouderdomspensioen ingaat.
8. In het geval genoemd onder 7 letter a biedt het fonds deze mogelijkheid schriftelijk aan binnen 15 werkdagen nadat de beëindiging van het deelnemerschap aan haar door de vennootschap is gemeld.
9. Indien de in lid 5 bedoelde (gewezen) deelnemer niet binnen 20 werkdagen na ontvangst van het aanbod schriftelijk reageert op de aangeboden keuzemogelijkheid door het uitbrengen van zijn keuze, vindt automatisch uitruil van ouderdomspensioen in partnerpensioen plaats, conform artikel 61 lid 7 pensioenwet, en wel op een zodanige wijze dat het partnerpensioen na uitruil van het ouderdomspensioen 70% van het ouderdomspensioen bedraagt.
10. Indien de in lid 5 bedoelde (gewezen) deelnemer wel binnen de in lid 9 genoemde termijn zijn keuze schriftelijk aan het fonds kenbaar heeft maakt, volgt het pensioenfonds de keuze van de deelnemer. Het formulier dient in alle gevallen mede ondertekend te zijn door de partner, indien aanwezig.
11. Indien de in lid 5 bedoelde (gewezen) deelnemer bij beëindiging van het deelnemerschap niet heeft gekozen voor uitruil van ouderdomspensioen in partnerpensioen, biedt het fonds die (gewezen) deelnemer uiterlijk zes maanden vóór de pensioeningangsdatum schriftelijk de in lid 1 genoemde keuzemogelijkheid aan.
Voor beide deelnemersgroepen geldt:
12. Een gemaakt keuze is onherroepelijk. Het niet tijdig uitbrengen van een keuze aan het fonds wordt beschouwd als een keuze. Indien de in lid 5 bedoelde (gewezen) deelnemer komt te
overlijden gedurende de keuzeperiode en er geen schriftelijke keuze bij het fonds bekend is gemaakt, zal bij aanwezigheid van een achterblijvende partner een partnerpensioen worden verzekerd overeenkomstig lid 9.
13. Het bestuur stelt periodiek voor een bepaalde periode een ruilvoet vast op basis van collectieve actuariële gelijkwaardigheid waarbij mannen en vrouwen gelijk worden behandeld. Deze wordt vermeld in Addendum 3.
14. Het partnerpensioen na uitruil van ouderdomspensioen mag niet meer bedragen dan 70% van het laatst vastgestelde pensioengevende salaris met inbegrip van 70% van een bedrag dat ten minste gelijk wordt gesteld op per deelnemingsjaar of ontbrekend deelnemingsjaar een evenredig gedeelte van de voor dat jaar geldende uitkeringen voor een gehuwde persoon zonder toeslag als omschreven in artikel 9, eerste lid, onderdeel b, en vijfde lid van de Algemene Ouderdomswet, vermeerderd met de vakantietoeslag.
15. Voor de uitruil bedoeld in dit artikel stelt het bestuur voor een bepaalde periode ruilvoeten vast op basis van collectieve actuariële gelijkwaardigheid waarbij mannen en vrouwen gelijk worden behandeld. Deze worden vermeld in Addenda 1. (bij dienstbeëindiging
en echtscheiding) en 2 (op de pensioendatum).
Artikel 18 - (Gedeeltelijke) vervroeging en uitstel van het ouderdomspensioen
1. De deelnemer heeft de mogelijkheid om het ouderdomspensioen geheel of gedeeltelijk op een eerder of later moment in te laten gaan dan op de pensioenrichtdatum, op zijn vroegst vanaf de 60-jarige leeftijd. Een latere ingangsdatum mag niet na de AOW-ingangsdatum liggen.
Bij ingang van het pensioen eerder dan 5 jaar voor de voor de deelnemer toepasselijke ingangsdatum van de AOW-uitkering dient de deelnemer te verklaren per de gewenste ingangsdatum van het pensioen uit het arbeidsproces te zullen treden.
Ingeval van gedeeltelijke beëindiging van de dienstbetrekking en gedeeltelijke ingang van het pensioen door de deelnemer, wordt de gedeeltelijk voortgezette dienstbetrekking aangemerkt als een parttime dienstverband en is voor dat deel het bepaalde in artikel 4 lid 3 van overeenkomstige toepassing.
De gewezen deelnemer heeft eveneens eenmalig het recht te kiezen voor een eerdere of latere pensioeningangsdatum.
2. De deelnemer dient een hiertoe strekkend verzoek uiterlijk zes maanden vóór de door hem gewenste pensioeningangsdatum te melden aan de vennootschap. Na goedkeuring door de vennootschap wordt het verzoek binnen twee weken naar het pensioenfonds geleid. Het pensioenfonds informeert de deelnemer uiterlijk drie maanden voor de gekozen pensioeningangsdatum over de herrekende pensioenaanspraken op de door hem gewenste pensioeningangsdatum.
De gewezen deelnemer dient uiterlijk zes maanden vóór de door hem gewenste pensioeningangsdatum het schriftelijk verzoek tot vervroegde pensionering in bij het pensioenfonds..
3. Per de door de deelnemer gewenste pensioeningangsdatum worden de tijdsevenredige pensioenaanspraken bepaald overeenkomstig artikel 14 lid 2. Die tijdsevenredige pensioenaanspraken worden vervolgens herrekend conform lid 4.
4. De in lid 3 bedoelde tijdsevenredige pensioenaanspraken op de gekozen pensioeningangsdatum worden herrekend volgens door het bestuur vastgestelde omzetttingsfactoren, zoals vermeld in Addendum 3.
De vaststelling van de vervroegingsfactoren zal plaatsvinden op basis van collectief actuarieel gelijkwaardige factoren en zijn voor mannen en vrouwen gelijk. De ruilvoeten zullen periodiek door het bestuur worden vastgesteld en in Addendum 3 van dit reglement worden vermeld. Indien de ruilvoet wijzigt, wordt Addendum 3 overeenkomstig gewijzigd.
5. Standaard blijft het partnerpensioen buiten de omzettingsberekening als bedoeld in lid 4.
6. Voor zover het ouderdomspensioen niet is ingaan wordt het deelnemerschap voortgezet.
Artikel 19 - Variatie in de hoogte van het ouderdomspensioen
1. De (gewezen) deelnemer heeft de mogelijkheid om op de pensioeningangsdatum te kiezen voor een in aanvang hoger levenslang ouderdomspensioen. Hierbij geldt het volgende:
a. de hogere uitkering geldt voor een periode direct aansluitend op de pensioeningangsdatum. Indien het pensioen ingaat op of voor de 64-jarige leeftijd, kan de hoge uitkering uitgekeerd worden tot de eerste van de maand waarin de gepensioneerde 65 of 70 jaar wordt. Indien het pensioen ingaat na de 64-jarige leeftijd kan de hoge uitkering uitgekeerd worden tot de eerste van de maand waarin de gepensioneerde 70 of 75 jaar wordt;
b. de hogere uitkering staat in een vaste verhouding van 100:75 ten opzichte van de lagere;
c. de lagere uitkering mag niet lager zijn dan het in artikel 66 van de Pensioenwet bedoelde bedrag (€ 467,89 in 2017).
Bovendien heeft de (gewezen) deelnemer de mogelijkheid om als de pensioeningangsdatum is gelegen voor de 65-jarige leeftijd te kiezen voor een in aanvang hoger levenslang ouderdomspensioen, waaruit het verschil niet meer bedraagt dan maximaal het jaarlijkse gezamenlijke pensioen inclusief vakantietoeslag volgens de Algemene Ouderdomswet (AOW), waarbij zowel de man als de vrouw 65 jaar of ouder is. Hierbij geldt het volgende:
a. de hogere uitkering geldt voor een periode direct aansluitend op de pensioeningangsdatum. De hoge uitkering wordt uitgekeerd tot de eerste van de maand waarin de gepensioneerde 65 jaar wordt;
b. de minimale uitkeringsduur van de hoge uitkering bedraagt twaalf maanden;
c. de lagere uitkering mag niet lager zijn dan het in artikel 66 van de Pensioenwet bedoelde bedrag (€ 467,89 in 2017).
2. Het levenslange partnerpensioen bij overlijden na de pensioeningangsdatum blijft bij de herrekening van het ouderdomspensioen buiten beschouwing.
3. De herrekening van het ouderdomspensioen vindt plaats op basis van een collectief actuarieel gelijkwaardige ruilvoet, die geen onderscheid maakt tussen mannen en vrouwen. De ruilvoet is vermeld in de bij dit pensioenreglement behorende Addendum 4.
Artikel 20 - Verplichtingen van de (gewezen) deelnemer
1. a. De (gewezen) deelnemer en de pensioengerechtigden die aan dit reglement aanspraken op pensioen ontleent (ontlenen), is (zijn) verplicht medewerking te verlenen aan een juiste uitvoering van dit reglement en daartoe aan het pensioenfonds dan wel de verzekeraar alle inlichtingen en gegevens te verstrekken welke het pensioenfonds of de verzekeraar voor een goede uitvoering van de pensioenregeling en de daaraan verbonden verzekeringen nodig hebben.
b. De partner met wie de deelnemer ongehuwd samenleefde, die in aanmerking meent te komen voor een uitkering krachtens de regeling van het partnerpensioen, dient bij aanvraag van de uitkering het bewijsstuk als genoemd in artikel 1 te overleggen aan het pensioenfonds.
2. De deelnemer is verplicht het pensioenfonds direct in kennis te stellen van de ontbinding van zijn huwelijk dan wel van de verbreking van zijn partnerrelatie.
3. De gevolgen van het niet nakomen van enige verplichting welke de (gewezen) deelnemer en de pensioengerechtigden krachtens vorenstaande leden hebben, zijn voor risico van de (gewezen) deelnemer dan wel de pensioengerechtigden.
Artikel 21 – Voorwaardelijk toeslagenbeleid
1. Er is (vanaf 1 januari 2015) geen (doelgericht) toeslagenbeleid. Het bestuur bepaalt jaarlijks of een toeslag op de pensioenaanspraken van actieve deelnemers, de pensioenaanspraken van de gepensioneerden, premievrije aanspraken van de gewezen deelnemer, (ex-)deelnemers die ingevolge artikel 12 nog pensioen opbouwen en premievrije aanspraken op bijzonder nabestaandenpensioen en verevend ouderdomspensioen van de gewezen wettelijke partner wordt verleend vanuit de vrije middelen rekening houdend met de financiële positie van de ring Xxxxx van het fonds. Eventuele toeslagen op deze pensioenaanspraken, behoudens voor zover op die deelnemers artikel 12 van toepassing is, worden per 1 juli verleend. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald.
2. Besluiten in het verleden om op basis van dit artikel verhogingen te verlenen, vormen geen garantie voor in toekomstige jaren te verlenen verhogingen en houden geen inperking in van de beleidsvrijheid die het bestuur heeft op grond van dit artikel.
Artikel 22 - Samenloop en maximering van pensioenen
1. Bij samenloop van een uitkering ingevolge de WAO of de WIA met een (tijdelijk) ouderdomspensioen, mag het totaal aan WAO- of WIA-uitkering en (tijdelijk) ouderdomspensioen niet meer bedragen dan 100% van het laatst vastgestelde pensioengevend salaris. Het meerdere zal in mindering worden gebracht op het uit te keren (tijdelijk) ouderdomspensioen. Voor de deelnemer met een afwijkende arbeidsduur wordt het pensioengevend salaris vermenigvuldigd met de laatst vastgestelde arbeidsduurfactor.
2. Bij de in lid 1 bedoelde toetsing zal geen rekening worden gehouden met een (tijdelijk) ouderdomspensioen dat voortvloeit uit waardeoverdracht als bedoeld in artikel 15.
3. Behoudens aanpassing van de pensioenen aan de loon- of prijsontwikkeling, waardeoverdracht, uitruil van ouderdomspensioen in partnerpensioen en partnerpensioen in ouderdomspensioen en variatie bedraagt:
a) het ouderdomspensioen niet meer dan 100% van het pensioengevend salaris op het moment van ingang, met inbegrip van een bedrag dat ten minste gelijk wordt gesteld op per deelnemingsjaar of ontbrekend deelnemingsjaar een evenredig gedeelte van de voor dat jaar geldende uitkeringen voor een gehuwde persoon zonder toeslag als omschreven in artikel 9, eerste lid, onderdeel b, en zesde lid van de Algemene Ouderdomswet, vermeerderd met de vakantietoeslag;
b) het partnerpensioen niet meer dan 70% van het pensioengevend salaris op het moment van ingang, met inbegrip van 70% van een bedrag dat ten minste gelijk wordt gesteld op per deelnemingsjaar of ontbrekend deelnemingsjaar een evenredig gedeelte van de voor dat jaar geldende uitkeringen voor een gehuwde persoon zonder toeslag als omschreven in artikel 9, eerste lid, onderdeel b, en zesde lid van de Algemene Ouderdomswet, vermeerderd met de vakantietoeslag;
c) het wezenpensioen niet meer dan 20% (14% bij deelnemersgroep1) van het pensioengevend salaris op het moment van ingang, met inbegrip van 14% van een bedrag dat ten minste gelijk wordt gesteld op per deelnemingsjaar of ontbrekend deelnemingsjaar een evenredig gedeelte van de voor dat jaar geldende uitkeringen voor een gehuwde persoon zonder toeslag als omschreven in artikel 9, eerste lid, onderdeel b, en zesde lid van de Algemene Ouderdomswet, vermeerderd met de vakantietoeslag. Voor volle wezen geldt in plaats van 14%: 28%.
d) ingeval van deeltijdarbeid wordt, voor de bepaling het maximum pensioen als bedoeld in sub a) tot en met sub c), het pensioengevend salaris gesteld op het product van het laatst
vastgestelde pensioengevende salaris op basis van voltijdarbeid vermenigvuldigd met de gewogen deeltijdfactor over de deelnemingsjaren.
Artikel 23 – Verbodsbepaling
Aanspraken ingevolge deze regeling kunnen niet worden afgekocht, vervreemd of prijsgegeven, dan wel formeel of feitelijk voorwerp van zekerheid worden, anders dan in de gevallen voorzien in de Pensioenwet.
Artikel 24 – Onvoorziene gevallen
In alle gevallen waarin dit pensioenreglement niet voorziet, beslist het bestuur met inachtneming van de grenzen van hoofdstuk IIB van de Wet op de loonbelasting 1964 en de bepalingen van de Pensioenwet.
Artikel 24a – Fiscale aanpassingsclausule
Het Fonds heeft het recht de bevoegde inspecteur der belastingen te verzoeken om afgifte van een voor bezwaar vatbare beschikking, waarin deze verklaart dat het onderhavige pensioenreglement kwalificeert als pensioenregeling in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964. Indien een zodanig verzoek is gedaan en onherroepelijk komt vast te staan dat het voorgelegde pensioenreglement niet als zodanig kwalificeert, heeft het Fonds het recht dit pensioenreglement en de op basis daarvan toegekende aanspraken onverwijld en met terugwerkende kracht tot de ingangsdatum van dit pensioenreglement aan te passen, zodanig dat dit pensioenreglement wél kwalificeert als pensioenregeling in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964.
Artikel 25 – Inwerkingtreding
Dit pensioenreglement is op 1 januari 2006 in werking getreden en laatstelijk gewijzigd per mei 2018.
Artikel 26 – Overgangsbepalingen
Overgangsregeling 1 voor deelnemers die op 31 december 2005 deelnamen aan de pensioenregeling voor grondpersoneel
1. Per 31 december 2005 worden voor de deelnemers aan de onderhavige pensioenregeling de tijdsevenredige pensioenaanspraken vastgesteld zoals die door de deelnemers in de tot en met 31 december 2005 geldende pensioenregeling voor het grondpersoneel zijn opgebouwd.
2. Gedurende het deelnemerschap aan onderhavige regeling worden op de in lid 1 bedoelde aanspraken toeslagen verleend conform het bepaalde in artikel 21 lid 1.
3. Bij beëindiging van het deelnemerschap aan onderhavige pensioenregeling worden op de in lid
1 bedoelde aanspraken toeslagen verleend conform het bepaalde in artikel 21 lid 2 van onderhavige pensioenregeling.
4. De door de deelnemers aan de onderhavige pensioenregeling tot en met 31 december 2005 opgebouwde kapitalen in de wisseldiensttoeslagregeling zoals die tot en met op 31 december 2005 gold, zullen per 31 december 2005 worden afgekocht. Voor die afkoopwaarde worden aanspraken op ouderdomspensioen en partnerpensioen in de onderhavige pensioenregeling ingekocht. Deze afkoop en inkoop geschieden op basis van collectieve actuariële gelijkwaardigheid en op zodanig wijze dat het te verwerven ouderdomspensioen en partnerpensioen voor mannen en vrouwen gelijk is. Op deze pensioenaanspraken is het bepaalde in de leden 2 en 3 van overeenkomstige toepassing.
5. Op de in de leden 1 en 4 omschreven aanspraken is het bepaalde in de artikelen 16 tot en met 20 van toepassing.
Overgangsregeling 2 voor deelnemers, die op 31 december 2013 deelnamen aan de pensioenregeling van de Ring Xxxxx (deze bepaling is opgenomen vanwege de verhoging van de pensioenrichtleeftijd van 65 naar 67 jaar)
Voor deelnemers die op 31 december 2013 deelnamen aan deze regeling worden de pensioenaanspraken per 31 december 2013 premievrij gemaakt. Op deze aanspraken zijn de bepalingen van dit pensioenreglement zo veel mogelijk van overeenkomstige toepassing. De aanspraken worden geïndexeerd conform artikel 21van dit pensioenreglement.
De premievrije aanspraken zullen worden uitgekeerd volgens de bepalingen van het tot 31 december 2013 geldende reglement, tenzij de (gewezen) deelnemer verzoekt om omzetting van de aanspraken in pensioenrechten volgens dit reglement. De omzetting zal plaatsvinden conform artikel 15 van dit reglement en kan door de (gewezen) deelnemer worden verzocht bij beëindiging van de deelneming als bedoeld in artikel 14 en bij pensionering.
Overgangsregeling 3 voor deelnemers uit deelnemersgroep 2 voor wie tot 1 november 2014 hun recht op ouderdomspensioen verhoogd is uit hoofde van een inkomende waardeoverdracht ingevolgde artikel 15 lid 2
1. Voor de deelnemers uit groep 2 en eveneens de gewezen deelnemers waarvoor uit hoofde van vrijstelling van premiebetaling wegens arbeidsongeschiktheid, als bedoeld in artikel 12, de opbouw op de herzieningsdatum nog wordt voortgezet, die:
1. tussen 1 januari 2006 en 1 november 2014 hebben meegewerkt aan een inkomende waardeoverdracht ingevolge artikel 15 lid 2 en voor wie daardoor het ouderdomspensioen verhoogd is;
2. nog steeds deelnemer zijn van het fonds of gewezen deelnemer waarvoor uit hoofde van vrijstelling van premiebetaling wegens arbeidsongeschiktheid, als bedoeld in artikel 12, de opbouw op de herzieningsdatum nog wordt voortgezet;
wordt het aantal deelnemersjaren, dat gehanteerd wordt voor (uitsluitend en alleen) de vaststelling van het partnerpensioen en het eventuele daaraan gekoppelde wezenpensioen, verhoogd.
Deze verhoging van het extra aantal deelnemersjaren zal zodanig worden vastgesteld dat het partnerpensioen ingevolge de vanaf 1 januari 2014 geldende regeling naar niveau van 31 december 2012 een gelijke hoogte heeft als die van de daarvoor geldende regeling. De toekenning van het aantal deelnemersjaren gaat niet verder dan de datum waarop de deelnemer 18 jaar is geworden.
De berekening van de extra dienstjaren zal plaatsvinden per peildatum 31 december 2012. Er zal rekening worden gehouden met de op die datum toepassing geweest zijnde pensioengrondslagen en franchisebedragen.
2. De betrokken deelnemers zullen bij de invoering schriftelijk worden geïnformeerd over deze regeling en het aantal extra dienstjaren dat is toegekend.
3. Bij (tussentijdse) beëindiging van deelname komt deze regeling te vervallen.
Artikel 27 – Beëindiging van de pensioenopbouw per 31 december 2017
In verband met het beëindigen van de pensioenopbouw in het pensioenfonds per 31 december 2017 is het volgende van toepassing.
1. Deelnemers die na 1 januari 2018 arbeidsongeschikt zijn geworden komen niet in aanmerking voor voortgezette pensioenopbouw voor rekening van de verzekeraar.
2. Artikel 5 bevattende bepalingen over de financiering van de pensioenregeling is met ingang van 1 januari 2018 geheel komen te vervallen.
3. Het ouderdomspensioen ingevolge artikel 6, het partnerpensioen voor deelnemersgroep 1 ingevolgde artikel 7 en wezenpensioen ingevolge artikel 8 worden per 31 december 2017 vastgesteld met inachtneming van de bepalingen van artikel 14 als tijdsevenredige pensioenaanspraken.
4. Het partnerpensioen en het wezenpensioen voor deelnemersgroep 2 komen per 31 december 2017 te vervallen
Addendum 1
Xxxxxxxx xxxxxxxxxxxxxxxxx en partnerpensioen ex artikel 16 en 17 bij beëindiging van het dienstverband en echtscheiding.
De factoren zijn van toepassing bij beëindiging van het dienstverband en echtscheiding
€ 1000 ouderdomspensioen kan worden uitgeruild in onderstaande bedragen aan ouderdomspensioen en partnerpensioen in 100 :70 verhouding.
De tabel is van toepassing op pensioenen met richtpensioentleefijd 65 die tot en met 2012 zijn opgebouwd.
Leeftijd van | tot en mt | Ouderdoms- pensioen na uitruil | Partner- pensoen |
15 | 19 | € 866,40 | € 606,48 |
20 | 24 | € 864,80 | € 605,36 |
25 | 29 | € 863,10 | € 604,17 |
30 | 34 | € 860,40 | € 602,28 |
35 | 39 | € 855,70 | € 598,99 |
40 | 44 | € 848,70 | € 594,09 |
45 | 49 | € 840,50 | € 588,35 |
50 | 54 | € 833,70 | € 583,59 |
55 | 59 | € 831,70 | € 582,19 |
60 | 64 | € 835,50 | € 584,85 |
Xxxxxxxx 0 - Xxxxxxxx ouderdomspensioen en partnerpensioen op de pensioendatum
Voor deelnemersgroep 2 geldt dat er geen partnerpensioen verzekerd is na de pensioendatum. Wilt u toch een partnerpensioen dat tot uitkering komt als u voor uw partner komt te overlijden nadat u met pensioen bent gegaan? Xxx heeft u de keuze een deel van uw eigen pensioen om te zetten in een partnerpensioen. Uw pensioen wordt daardoor lager. Uw partner krijgt meer als u overlijdt. In de tabel ziet u hoeveel uw ouderdomspensioen daalt als het partnerpensioen € 1.000,- toeneemt. Het partnerpensioen mag alleen niet meer dan 70% van het ouderdomspensioen worden.
Onderstaande tabel is van toepassing op het in 2015 en 2016 opgebouwde ouderdomspensioen.
Uw leeftijd is Het partnerpensioen Uw ouderdomspensioen stijgt met daalt met | ||||||
62 | + | € | 1.000,- | - | € | 242,- |
63 | + | € | 1.000,- | - | € | 252,- |
64 | + | € | 1.000,- | - | € | 262,- |
65 | + | € | 1.000,- | - | € | 273,- |
66 | + | € | 1.000,- | - | € | 284,- |
67 | + | € | 1.000,- | - | € | 296,- |
68 | + | € | 1.000,- | - | € | 309,- |
69 | + | € | 1.000,- | - | € | 322,- |
70 | + | € | 1.000,- | - | € | 335,- |
U leest in deze tabel wat er met de hoogte van uw ouderdomspensioen gebeurt als u meer partnerpensioen wilt.
*DDW X PHW PH1W.0 00S,- mHeQer VpaLrtnRerHpeQnsi oeHn?QD anZkrLijgOt uWie deXr j aa¼r
¼284,- minder ouderdomspensioen
Onderstaande tabel is van toepassing op het in 2013 en 2014 opgebouwde ouderdomspensioen.
Uw leeftijd is Het partnerpensioen Uw ouderdomspensioen stijgt met daalt met | ||||||
60 | + | € | 1.000,- | - | € | 200.00 |
61 | + | € | 1.000,- | - | € | 207,10 |
62 | + | € | 1.000,- | - | € | 214,30 |
63 | + | € | 1.000,- | - | € | 221,40 |
64 | + | € | 1.000,- | - | € | 228,60 |
65 | + | € | 1.000,- | - | € | 235,70 |
66 | + | € | 1.000,- | - | € | 242,90,- |
67 | + | € | 1.000,- | - | € | 257,10 |
68 | + | € | 1.000,- | - | € | 264,30 |
Voorbeeld: op de 65-jarige leeftijd kunt u € 1.000,00 partnerpensioen verkrijgen voor € 235,70 ouderdomspensioen.
Uitruil van ouderdomspensioen naar partnerpensioen op de pensioendatum
€ 1000 oudersomspensioen kan worden uitgeruild in onderstaande bedragen aan ouderdomspensioen en partnerpensioen in 100:70 verhouding De tabel is van toepassing op de bij Nationale Nederlanden verzekerde pensioenen
Leeeftijd bij pensionering | Ouderdpmspensioen na uitruil | Partnerpensioen |
55 | € 882,00 | € 617,40 |
56 | € 877,30 | € 614,11 |
57 | € 872,50 | € 610,75 |
58 | € 867,70 | € 607,39 |
59 | € 862,70 | € 603,89 |
60 | € 857,60 | € 600,32 |
61 | € 852,50 | € 596,75 |
62 | € 847,20 | € 593,04 |
63 | € 841,80 | € 589,26 |
64 | € 836,40 | € 585,48 |
65 | € 830,80 | € 581,56 |
Uitruil van partnerpensioen in extra ouderdomspensioen op de pensioendatum
€ 1000 partnerpensioen kan worden uitgeruild in onderstaand bedrag aan extra ouderdomspensioen
De tabel is van toepassing op de bij Nationale Nederlanden verzekerde pensioenen
Leeeftijd bij pensionering | Exra ouderdpmspensioen na uitruil |
55 | € 148,10 |
56 | € 154,60 |
57 | € 161,30 |
58 | € 168,20 |
59 | € 175,30 |
60 | € 182,70 |
61 | € 190,20 |
62 | € 198,00 |
63 | € 206,00 |
64 | € 214,30 |
65 | € 222,80 |
Addendum 3 – Eerder of later met pensioen ex artikel 18
Bij uitgestelde pensionering wordt het opgebouwde ouderdomspensioen verhoogd met het hieronder vermelde percentage.
Het eventuele partnerpensioen blijft ongewijzigd.
Aantal jaren uitstellen | Ouderdomspensioen opgebouwd: na 1--2015 in 2013 en 2014 | tot en met 2012 | |
1 | 108,79% | 108,23% | 105,80% |
2 | 118,72% | 117,45% | 112,25% |
3 | 130,00% | 127,75% | 119,33% |
Bij uvervroegde pensionering wordt het opgebouwde ouderdomspensioen verlaagd tot het hieronder vermelde percentage.
Het eventuele partnerpensioen blijft ongewijzigd.
Aantal jaren vervroegen | Ouderdomspensioen opgebouwd: na 1--2015 in 2013 en 2014 | tot en met 2012 | |
1 | 92,15% | 92,63% | 94,70% |
2 | 85,15% | 85,98% | 89,70% |
3 | 78,88% | 79,96% | 85,20% |
4 | 73,21% | 74,51% | 80,90% |
5 | 68,09% | 69,57% | 77,00% |
Addendum 4a – variatiefactoren ex artikel 19 van toepassing op de in 2013 en 2014 opgebouwde pensioenen bij Aegon
Variatie in uitkering levenslang ouderdomspensioen (hoog/laag uitkering in verhouding 100:75*)
Hoge uitkering tot eindleeftijd 65 jaar.
120,11%
60
Verhoogd
levenslang ouderdomspensioen tot 65 jaar
Xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx
00 121,85%
62 123,82%
* Dit betekent dat de deelnemer vanaf 65 jaar 75% ontvangt van het bedrag dat hij in de jaren daarvoor heeft ontvangen
Voorbeeld: de deelnemer kan € 2.000,00 levenslang ouderdomspensioen met pensioendatum 65 jaar laten variëren in hoogte. Als de hoge uitkering van dit levenslang ouderdomspensioen ingaat op 62 jaar wordt de hoge uitkering van levenslang ouderdomspensioen € 2.476,40. Deze hoge uitkering loopt tot 65 jaar. Daarna bedraagt het levenslang ouderdomspensioen 75% van de hoge uitkering (€ 1.857,30).
Variatie in uitkering levenslang ouderdomspensioen (hoog/laag uitkering in verhouding 100:75*)
Hoge uitkering tot eindleeftijd 70 jaar.
Pensioeningangsleeftijd | Verhoogd levenslang ouderdomspensioen tot 70 jaar |
60 | 112,39% |
61 | 113,38% |
62 | 114,49% |
63 | 115,74% |
64 | 117,16% |
65 | 118,77% |
66 | 120,62% |
67 | 122,76% |
* Dit betekent dat de deelnemer vanaf 70 jaar, 75% ontvangt van het bedrag dat hij in de jaren daarvoor heeft ontvangen.
Voorbeeld: de deelnemer kan € 2.000,00 levenslang ouderdomspensioen met pensioendatum 65 jaar laten variëren in hoogte. Als de hoge uitkering van dit levenslang ouderdomspensioen ingaat op 62 jaar wordt de hoge uitkering van levenslang ouderdomspensioen € 2.289,80. Deze hoge uitkering loopt tot 70 jaar. Daarna bedraagt het levenslang ouderdomspensioen 75% van de hoge uitkering (€ 1.717,35).
Variatie in uitkering levenslang ouderdomspensioen (hoog/laag uitkering in verhouding 100:75*)
Hoge uitkering tot eindleeftijd 75 jaar.
109,73%
64
Verhoogd
levenslang ouderdomspensioen tot 75 jaar
Xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx
00 110,57%
66 111,53%
67 112,62%
68 113,87%
69 115,31%
70 116,98%
* Dit betekent dat de deelnemer vanaf 75 jaar, 75% ontvangt van het bedrag dat hij in de jaren daarvoor heeft ontvangen.
Voorbeeld: de deelnemer kan € 2.000,00 levenslang ouderdomspensioen met pensioendatum 65 jaar laten variëren in hoogte. Als de hoge uitkering van dit levenslang ouderdomspensioen ingaat op 64 jaar wordt de hoge uitkering van levenslang ouderdomspensioen € 2.194,60. Deze hoge uitkering loopt tot 75 jaar. Daarna bedraagt het levenslang ouderdomspensioen 75% van de hoge uitkering (€ 1.645,95).
Addendum 4b – variatiefactoren ex artikel 19 van toepassing op de na 1-1-2015 opgebouwde pensioenen bij Aegon
Tot leeftijd 70 jaar een hoger pensioen, daarna lager
Uw Uw oorspronkelijk Hoog Laag pensioenleeftijd ouderdomspensioen ouderdomspensioen ouderdomspensioen is tot 70 jaar vanaf 70 jaar | ||||||
65 | € | 1.000,- | € | 1.187,70 | € | 890,80 |
66 | € | 1.000,- | € | 1.206,20 | € | 904,70 |
67 | € | 1.000,- | € | 1.227,60 | € | 920,70 |
68 | € | 1.000,- | € | 1.252.40 | € | 939,30 |
Tot leeftijd 75 jaar een hoger pensioen, daarna lager
Uw Uw oorspronkelijk Hoog Laag pensioenleeftijd ouderdomspensioen ouderdomspensioen ouderdomspensioen is tot 75 jaar vanaf 75 jaar | ||||||
65 | € | 1.000,- | € | 1.105,70 | € | 829,30 |
66 | € | 1.000,- | € | 1.115,30 | € | 836,50 |
67 | € | 1.000,- | € | 1.126,20 | € | 844,70 |
68 | € | 1.000,- | € | 1.138,70 | € | 854,40 |
69 | € | 1.000,- | € | 1.153,10 | € | 864,80 |
70 | € | 1.000,- | € | 1.169,80 | € | 877,40 |
U leest in deze tabel wat er met de hoogte van uw ouderdomspensioen gebeurt als u begint met een hoger pensioen.
Gaat u met 65 met pensioen en wilt u tot uw 75e HHQ KRRJ ODDJ SHQVLRHQ" 1.000,- HON MDDU HHQ SHQVLRHQ Ye HDQQ G¼D D U Q D H H Q SSHHQU
Tijdelijk extra pensioen omdat u nog geen AOW krijgt
Een andere reden voor een tijdelijk hoger pensioen is om de tijd te overbruggen totdat uw AOW ingaat. Als u met pensioen gaat voordat u AOW krijgt, heeft u immers minder te besteden. Ook dat lost u op met een tijdelijk hoger pensioen.
Omdat u zelf kunt kiezen hoeveel extra pensioen u wilt hebben, staat in onderstaande tabel hoeveel
levenslang ouderdomspensioen u inlevert voor € 1.000,- tijdelijk pensioen totdat uw AOW ingaat. Daarbij moet het levenslange pensioen wel op hetzelfde moment ingaan als het tijdelijke pensioen. Als dat niet zo is, dan moet de ingangsdatum van het levenslange ouderdomspensioen eerst verschoven worden (zie eerder of later met pensioen gaan).
Uw pensioenleeftijd is Tijdelijk Uw ouderdomspensioen extra ouderdomspensioen daalt met tot XXX-xxxxxxxx 00 jaar | ||||||
62 | + | € | 1.000,- | - | € | 315,30 |
63 | + | € | 1.000,- | - | € | 264,50 |
64 | + | € | 1.000,- | - | € | 208,50 |
65 | + | € | 1.000,- | - | € | 146,30 |
66 | + | € | 1.000,- | - | € | 77,20 |
U leest in deze tabel wat er met de hoogte van uw ouderdomspensioen gebeurt als u begint met een hoger pensioen tot uw AOW-datum. Gaat u met 64 met pensioen en wilt u tot uw 67e een RYHUEUXJJLQJ" 1'.00D0,Q- ti jdNeliUjk LpenMsiJoeWn t ot Xuw ASOWH, Uee n l¼evenslang pensioen XXX00 0,x00 minder is. In Mijn Pensioendoel rekent u uw persoonlijke situatie uit.
Addendum 4 c - variatiefactoren ex artikel 19 van toepassing op de tot en met 2012 opgebouwde pensioenen bij NN.
Variatie in uitkering levenslang pensioen
Hoog/laag uitkering
Deze tabel is van toepassing op de bij NN verzekerde pensioenen
De hoge uitkering is gelijk aan het oorspronkelijke ouderdomspensioen vermenigvuldigd met de factor in de tabel bij de gekozen periode.
De lage uitkering is gelijk aan 75% van de hoge uitkering.
leeftijd bij pensionering | aantal jaren met verhoogde uitkering 1 2 3 4 5 | ||||
60 | 1,313 | 1,293 | 1,274 | 1,256 | 1,238 |
61 | 1,312 | 1,292 | 1,272 | 1,254 | 1,236 |
62 | 1,311 | 1,290 | 1,270 | 1,251 | 1,233 |
63 | 1,311 | 1,289 | 1,269 | 1,249 | 1,230 |
64 | 1,310 | 1,288 | 1,267 | 1,247 | 1,227 |
65 | 1,309 | 1,286 | 1,265 | 1,244 | 1,224 |
66 | 1,308 | 1,285 | 1,262 | 1,241 | 1,221 |
67 | 1,307 | 1,283 | 1,260 | 1,238 | 1,217 |
68 | 1,306 | 1,281 | 1,257 | 1,235 | 1,214 |
aantal jaren met verhoogde uitkering leeftijd bij pensionering 6 7 8 9 10 | |||||
60 | 1,222 | 1,206 | 1,191 | 1,177 | 1,164 |
61 | 1,219 | 1,203 | 1,188 | 1,173 | 1,160 |
62 | 1,216 | 1,200 | 1,184 | 1,170 | 1,156 |
63 | 1,213 | 1,196 | 1,180 | 1,166 | 1,152 |
64 | 1,209 | 1,192 | 1,176 | 1,161 | 1,147 |
65 | 1,206 | 1,188 | 1,172 | 1,157 | 1,142 |
66 | 1,202 | 1,184 | 1,168 | 1,152 | 1,137 |
67 | 1,198 | 1,180 | 1,163 | 1,147 | 1,132 |
68 | 1,194 | 1,175 | 1,158 | 1,142 | 1,127 |
Addendum 5 – Vrijwillige flexibele afbouwregeling Transavia Grondpersoneel
Behorende bij het pensioenreglement van de “Stichting Pensioenfonds Transavia Grondpersoneel”.
Indien en zolang een deelnemer uitkeringen geniet uit hoofde van de vrijwillige flexibele afbouwregeling Transavia Grondpersoneel, geldt:
a. in afwijking van artikel 1 bedraagt het pensioengevend salaris:
i. 12 maal het bruto maandsalaris vermeerderd met de vakantie-
uitkering en vermeerderd met - indien van toepassing - de persoonlijke toeslag, de marktwaardetoeslag en de functietoeslag vliegtuigonderhoud, zoals vastgesteld direct voorafgaande aan het moment waarop de deelnemer uitkeringen uit hoofde van de vrijwillige flexibele afbouwregeling Transavia Grondpersoneel is gaan genieten; vermeerderd met
ii. de daadwerkelijk te genieten wisseldiensttoeslag in enig jaar gedurende de periode dat uitkeringen uit hoofde van de vrijwillige flexibele afbouwregeling Transavia Grondpersoneel worden genoten en
iii. en de daadwerkelijk genoten kernnachtdienstenbonus in enig jaar gedurende de periode dat uitkeringen uit hoofde van de vrijwillige flexibele afbouwregeling Transavia Grondpersoneel worden genoten.
het deel van het pensioengevend salaris als vastgesteld onder i) wordt jaarlijks aangepast aan de structurele kostencompenserende CAO loonsverhogingen;
b. de (hernieuwde) vaststelling van de pensioenaanspraken zoals bedoeld in artikel 3, lid 2 onder b van het pensioenreglement vindt voor het laatst plaats op het moment dat de deelnemer voor het eerst uitkeringen geniet uit hoofde van de vrijwillige flexibele afbouwregeling Transavia Grondpersoneel rekening houdend met het in dit addendum bepaalde en niet meer bij nadien optredende wijzigingen van het deeltijdpercentage.
c. in afwijking van artikel 4, lid 2 worden de deelnemingsjaren, gedurende de periode dat uitkeringen uit hoofde van de vrijwillige flexibele afbouwregeling Transavia Grondpersoneel worden genoten, gecorrigeerd met een factor, die wordt gesteld op het gemiddelde deeltijdpercentage van de vijf dienstjaren direct voorafgaand aan het moment waarop de deelnemer uitkeringen uit hoofde van de vrijwillige flexibele afbouwregeling Transavia Grondpersoneel is gaan genieten.
Addendum 6 – Afwijking van artikel 5
De beschikbaar gestelde premie was in 2015 € 911.000 lager dan de voor de pensioenopbouw vereiste kostendekkende premie.
Het bestuur heeft in afwijking van artikel 5 van dit reglement ter financiering van het premietekort het volgende besloten:
• een bedrag ter grootte van het omschreven tekort wordt in 2016 vrijgemaakt uit het vrije vermogen en als aanvullende premie betaald aan de herverzekeraar;
• in 2016 en 2017 wordt de pensioenopbouw additioneel met 0,16% (deelnemersgroep 1) respectievelijk met 0,18% (deelnemersgroep 2) verlaagd. De hoogte van het verzekerde nabestaandenpensioen bij overlijden in 2016 en 2017 blijft daarbij ongewijzigd.
• Door deze verlaging van de opbouw wordt in genoemde jaren een premieoverschot bewerkstelligd van naar schatting 911.000 Het gerealiseerde premieoverschot in genoemde jaren wordt toegevoegd aan het vrije vermogen.
• Indien bij de totstandkoming van de jaarrekening over 2016 blijkt dat er naar verwachting een hoger c.q. lager premieoverschot wordt gerealiseerd dan de helft van
€ 911.000, kan door het bestuur besloten worden om in 2017 een lagere c.q. hogere additionele verlaging van de pensioenopbouw toe te passen.
Addendum 7 – verlaagde pensioenopbouw in 2016
In 2016 en 2017 wordt toepassing gegeven aan artikel 5, lid 5 van dit reglement. De verlaagde pensioenopbouw in 2016 en 2017 in verband met de ontoereikendheid van de beschikbare middelen wordt op de volgende wijze vormgegeven:
- Het in 2016 en 2017 in te kopen ouderdomspensioen is voor deelnemersgroep 1 vastgesteld op 1,34 % en voor deelnemersgroep 2 op 1,54%.
- Het in 2016 en 2017 op te bouwen partnerpensioen op spaarbasis voor deelnemersgroep 1 bedraagt 70% van het ouderdomspensioen dat in dit jaar is ingekocht. In geval van overlijden in 2016 en 2017 van de deelnemer behorende tot de deelnemersgroep 1, heeft de partner een aanspraak op 70% van het ten tijde van het overlijden opgebouwde ouderdomspensioen vermeerderd met 70% van het ouderdomspensioen dat de deelnemer behorende tot deelnemersgroep 1 op de pensioenrichtdatum zou hebben bereikt als ware de deelnemer niet overleden, op basis van een opbouwpercentage vanaf 1 januari 2017 van 1,75% van het ouderdomspensioen en de pensioengrondslag die gold bij overlijden van de deelnemer.
- Het in 2016 en 2017 verzekerde partnerpensioen op risicobasis voor deelnemersgroep 2 blijft ongewijzigd.
- Het in 2016 en 2017 op te bouwen wezenpensioen voor deelnemersgroep 1 bedraagt 14% van het ouderdomspensioen dat in deze periode is ingekocht. In geval van overlijden in 2016 en 2017 van de deelnemer behorende tot de deelnemersgroep 1, heeft het kind een aanspraak op 14% van het ten tijde van het overlijden opgebouwde ouderdomspensioen vermeerderd met 14% van het ouderdomspensioen dat de deelnemer behorende tot deelnemersgroep 1 op de pensioenrichtdatum zou hebben bereikt als ware de deelnemer niet overleden, op basis van een opbouwpercentage vanaf 1 januari 2017 van 1,75% van het ouderdomspensioen en de pensioengrondslag die gold bij overlijden van de deelnemer.
- Het in deze periode verzekerde wezenpensioen op risicobasis voor deelnemersgroep 2
blijft ongewijzigd.’
Addendum 8 Historie opbouwpercentages
Deelnemersgroep 1
Xxxx | Xxxxxxxxxxxxxxxxx | Partnerpensioen op opbouwbasis als % van de pensioengrondslag | Partnerpensioen op risicobasis |
2006 t/m 2015 | 1,75% | 1,225% | n.v.t. |
2016 en 2017 | 1,34% | 1,057% | Aanvulling tot 1,225% |
Vanaf 1-1-2018 | 0% | 0% | O% |
Deelnemersgroep 2
Xxxx | Xxxxxxxxxxxxxxxxx | Partnerpensioen op risicobasis als % van de pensioengrondslag | |
Over deelnemersjaren t/m 2014 | Over deelnemersjaren vanaf 2015 | ||
2006 t/m 2013 | 2,00% | 1,40% | 1,40% |
2014 | 2,00% | 1,30% | 1,30% |
2015 | 2,00% | 1,30% | 1,16% |
2016 en 2017 | 1,54% | 1,30% | 1,16% |
Vanaf 1-1-2018 | 0% | O% | 05 |