INHOUDSTAFEL
Nederlandse vertaling
OVEREENKOMST TUSSEN BURKINA FASO EN
HET KONINKRIJK BELGIË BETREFFENDE HET LUCHTVERVOER
INHOUDSTAFEL
PREAMBULE
Artikel 1 : Begripsomschrijvingen Artikel 02 : Verlening van rechten
Artikel 03 : Aanwijzing voor het exploiteren van diensten Artikel 04 : Vergunning voor de exploitatie van de diensten
Artikel 05 : Intrekking of opschorting van een vergunning tot exploitatie van diensten
Artikel 06 : Toepassing van wetten en voorschriften
Artikel 07 : Bewijzen van luchtwaardigheid, bewijzen en vergunningen Artikel 08 : Veiligheid van de luchtvaart
Artikel 09 : Beveiliging van de luchtvaart Artikel 10 : Gebruiksvergoedingen Artikel 11 : Grondafhandeling
Artikel 12 : Vrijstelling van douanerechten
Artikel 13 : Principes voor het exploiteren van de diensten
Artikel 14 : Verandering van vliegtuigtype en gedeelde vluchtcodes Artikel 15 : Tarieven
Artikel 16 : Personeel
Artikel 17 : Handelsactiviteiten
Artikel 18 : Uitwisseling van informatie Artikel 19 : Goedkeuring van de programma’s Artikel 20 : Overleg
Artikel 21 : Regeling van geschillen Artikel 22 : Wijzigingen
Artikel 23 : Beëindiging Artikel 24 : Registratie Artikel 25 : Inwerkingtreding
OVEREENKOMST TUSSEN BURKINA FASO EN
HET KONINKRIJK BELGIË BETREFFENDE HET LUCHTVERVOER
DE REGERING VAN BURKINA FASO EN
DE REGERING VAN HET KONINKRIJK BELGIË
HIERNA OVEREENKOMSTSLUITENDE PARTIJEN GENOEMD;
VERLANGENDE de ontwikkeling van luchtdiensten tussen hun onderscheiden grondgebieden te bevorderen en in de grootst mogelijk mate, de internationale samenwerking in deze sector voort te zetten;
VERLANGENDE op deze Overeenkomst de principes en bepalingen van het Verdrag inzake de Internationale Burgerluchtvaart en zijn Bijlagen dat op 7 december 1944 te Chicago voor ondertekening is opengesteld, toe te passen;
ZIJN HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN:
EERSTE ARTIKEL BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN
Voor de toepassing van deze Overeenkomst en haar Bijlagen, hebben de woorden en uitdrukkingen hierna de volgende betekenis:
a) "Verdrag": het Verdrag inzake de Internationale Burgerluchtvaart dat op 7 december 1944 te Chicago voor ondertekening is opengesteld met alle Bijlagen die krachtens artikel 90 van dat Verdrag zijn aangenomen en elke wijziging van de Bijlagen of van het Verdrag krachtens artikel 90 en 94 daarvan, voor zover die Bijlagen en wijzigingen door beide Overeenkomstsluitende Partijen bekrachtigd werden;
b) “Luchtvaartautoriteiten”: voor Burkina Faso, het Ministerie belast met de Burgerluchtvaart en voor België, de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer, of in beide gevallen, iedere andere autoriteit of persoon die gemachtigd is de functies te vervullen die thans door de genoemde Autoriteiten worden vervuld;
c) “Aangewezen luchtvaartmaatschappij”: een luchtvaartmaatschappij die door de luchtvaartautoriteiten van een Overeenkomstsluitende Partij met name is aangewezen als gekozen instrument voor de exploitatie van de overeengekomen luchtdiensten.
d) “Grondgebied” heeft dezelfde betekenis die het is toegekend in artikel 2 van het Verdrag.
e) “Luchtdienst”, “Internationale Luchtdienst”, “Luchtvaartmaatschappij” en “Landing voor andere dan verkeersdoeleinden” hebben onderscheidenlijk dezelfde betekenis die hen is toegekend in artikel 96 van het Verdrag.
f) "Boorduitrustingsstukken", "Boordproviand" en "Reserveonderdelen" hebben onderscheidenlijk dezelfde betekenis die hen is toegekend in Bijlage 9 van het Verdrag.
g) “Tarieven”: de prijzen die moeten worden betaald voor het vervoer van passagiers, bagage en vracht alsook de voorwaarden die erop van toepassing zijn, met inbegrip van de commissies en andere bijkomende vergoedingen voor de uitgifte of de verkoop van vervoerbewijzen, maar met uitsluiting van de vergoedingen en voorwaarden voor het vervoer van post.
h) "Overeengekomen diensten": de geregelde luchtdiensten op de routes omschreven in de Bijlage bij deze Overeenkomst voor het vervoer van passagiers, vracht en post, afzonderlijk of gecombineerd.
i) "Overeenkomst": deze Overeenkomst, met haar Bijlagen en alle wijzigingen aan de Overeenkomst of de Bijlagen die krachtens de bepalingen van deze Overeenkomst worden overeengekomen;
j) "Gedeelde vluchtcodes" betekent een operatie waarbij een aangewezen maatschappij de lettercode en het vluchtnummer van een andere maatschappij samen met haar lettercode en vluchtnummer gebruikt;
k) "Verandering van vliegtuigtype" betekent de exploitatie van één der overeengekomen diensten door een aangewezen luchtvaartmaatschappij waarbij op een deel van de route met luchtvaartuigen met een andere capaciteit dan deze gebruikt op een ander deel van de route worden ingezet;
l) De verwijzingen in deze Overeenkomst naar onderdanen van het Koninkrijk België dienen te worden verstaan als verwijzingen naar de onderdanen van de Lidstaten van de Europese Gemeenschap.
m) De verwijzingen in deze Overeenkomst naar de aangewezen luchtvaartmaatschappijen van het Koninkrijk België dienen te worden verstaan als verwijzingen naar de luchtvaartmaatschappijen die door het Koninkrijk België werden aangewezen.
n) De verwijzingen in deze Overeenkomst naar onderdanen van Burkina Faso dienen te worden verstaan als verwijzingen naar de onderdanen van de Lidstaten van de UEMOA.
o) De verwijzingen in deze Overeenkomst naar de luchtvaartmaatschappijen van Burkina Faso dienen te worden verstaan als verwijzingen naar de luchtvaartmaatschappijen die door Burkina Faso werden aangewezen.
ARTIKEL 2 VERLENING VAN RECHTEN
1. Elke Overeenkomstsluitende Partij verleent aan de andere Overeenkomstsluitende Partij de volgende rechten voor het uitvoeren van internationale luchtdiensten door de respectieve aangewezen luchtvaartmaatschappijen:
a) om zonder te landen over haar grondgebied te vliegen;
b) om op haar grondgebied te landen voor andere dan verkeersdoeleinden;
c) om op haar grondgebied te landen bij de exploitatie van de routes omschreven in de Bijlage, voor het opnemen en afzetten van passagiers, vracht en post, afzonderlijk of gecombineerd.
2. Geen van de in het eerste lid van dit artikel genoemde rechten wordt geacht aan een aangewezen luchtvaartmaatschappij van een Overeenkomstsluitende Partij het voorrecht te verlenen op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij passagiers, vracht of post op te nemen die bestemd zijn om tegen vergoeding of krachtens een huurcontract te worden vervoerd naar een ander punt op het grondgebied van die andere Overeenkomstsluitende Partij.
ARTIKEL 3
AANWIJZING VOOR HET EXPLOITEREN VAN DIENSTEN
1. Elke Overeenkomstsluitende Partij heeft het recht een of meerdere luchtvaartmaatschappijen schriftelijk aan te wijzen voor het exploiteren van de overeengekomen diensten op de in de Bijlage omschreven routes. Deze aanwijzingen zullen door middel van een diplomatieke nota worden bevestigd.
2. Elke Overeenkomstsluitende Partij heeft het recht de aanwijzing van een luchtvaartmaatschappij schriftelijk in te trekken en een andere luchtvaartmaatschappij aan te wijzen. Deze intrekking zal via diplomatieke weg worden bevestigd.
3. Elk van de Overeenkomstsluitende Partijen behoudt zich het recht voor om een multinationale maatschappij als zijn aangewezen luchtvaartmaatschappij aan te wijzen overeenkomstig de bepalingen van de Artikels 77 en 79 van het Verdrag van Chicago, voor zover dit gebeurt in overeenstemming met de bepalingen van artikel 4 en 5 van deze Overeenkomst.
ARTIKEL 4
VERGUNNING VOOR DE EXPLOITATIE VAN DE DIENSTEN
1. Na ontvangst van een kennisgeving van aanwijzing door een van de Overeenkomstsluitende Partij ingevolge Artikel 3 van deze Overeenkomst, verlenen de luchtvaartautoriteiten van de andere Overeenkomstsluitende Partij, met inachtneming van haar wetten en voorschriften, zonder verwijl aan de aldus aangewezen luchtvaartmaatschappijen, de vereiste vergunningen voor het exploiteren van de overeengekomen diensten waarvoor deze luchtvaartmaatschappijen zijn aangewezen, voor zover:
1.1. In het geval van een door België aangewezen luchtvaartmaatschappij:
i. de aangewezen luchtvaartmaatschappij gevestigd is op Belgisch grondgebied op grond van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en over een geldige exploitatievergunning overeenkomstig het Europees Gemeenschapsrecht beschikt en ;
ii. een daadwerkelijke reglementaire controle op de aangewezen luchtvaartmaatschappij uitgeoefend en in stand gehouden wordt door de Lidstaat van de Europese Gemeenschap die verantwoordelijk is voor het afleveren van haar bewijs luchtvaartexploitant en dat de bevoegde Luchtvaartautoriteit duidelijk geïdentificeerd is in de aanwijzing.
1.2. In het geval van een door Burkina Faso aangewezen luchtvaartmaatschappij:
i. de aangewezen luchtvaartmaatschappij gevestigd is op het grondgebied van Burkina Faso overeenkomstig het Verdrag tot oprichting van de UEOMA en over een geldige exploitatievergunning overeenkomstig de wetgeving van de UEOMA beschikt en ;
ii. een daadwerkelijke reglementaire controle op de aangewezen luchtvaartmaatschappij uitgeoefend en in stand gehouden wordt door de Lidstaat van de UEOMA die verantwoordelijk is voor het afleveren van haar bewijs luchtvaartexploitant en dat de bevoegde Luchtvaartautoriteit duidelijk geïdentificeerd is in de aanwijzing.
2. Na ontvangst van deze vergunningen mogen de aangewezen luchtvaartmaatschappijen op ieder tijdstip de gehele of gedeeltelijke exploitatie van de overeengekomen diensten aanvangen, mits de aangewezen luchtvaartmaatschappijen de desbetreffende bepalingen van deze Overeenkomst naleven en voor zover de tarieven volgens het bepaalde in artikel 15 van deze Overeenkomst worden vastgesteld en de diensten met luchtvaartuigen die ten minste conform zijn de bepalingen van de Bijlage 16, boekdeel 1, tweede deel, hoofdstuk III van het Verdrag worden uitgevoerd.
ARTIKEL 5
INTREKKING OF OPSCHORTING VAN EEN VERGUNNING TOT EXPLOITATIE VAN DIENSTEN
1. De Luchtvaartautoriteiten van elke Overeenkomstsluitende Partij hebben het recht de in Artikel 4 van deze Overeenkomst vermelde vergunningen aan de door de andere Overeenkomstsluitende Partij aangewezen luchtvaartmaatschappijen te weigeren, deze in te trekken, te schorsen of er, tijdelijk of blijvend, voorwaarden aan te verbinden:
a) indien de betrokken maatschappijen niet kunnen aantonen dat zij in staat zijn te voldoen aan de voorwaarden opgelegd door de wetten en voorschriften welke die Autoriteiten, in overeenstemming met het Verdrag, gewoonlijk en redelijkerwijs toepassen op de exploitatie van internationale luchtdiensten;
b) indien de betrokken maatschappijen in gebreke blijven de exploitatie uit te oefenen in overeenstemming met de in deze Overeenkomst gestelde voorwaarden;
c) indien de betrokken maatschappijen de wetten en voorschriften van die Overeenkomstsluitende Partij niet naleven.
1.1. In het geval van een door België aangewezen luchtvaartmaatschappij:
i. indien de aangewezen luchtvaartmaatschappij niet op het grondgebied van België is gevestigd krachtens het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap of niet beschikt over een geldige exploitatievergunning overeenkomstig het Gemeenschapsrecht; of
ii. indien er geen daadwerkelijke reglementaire controle op de aangewezen luchtvaartmaatschappij wordt uitgeoefend of in stand gehouden door de Lidstaat van de Europese Gemeenschap die verantwoordelijk is voor het afleveren van haar bewijs luchtvaartexploitant of dat de bevoegde Luchtvaartautoriteit niet duidelijk in de aanwijzing is geïdentificeerd;
1.2. In het geval van een door Burkina Faso aangewezen luchtvaartmaatschappij:
i. indien de aangewezen luchtvaartmaatschappij niet op het grondgebied van Burkina Faso is gevestigd overeenkomstig het Verdrag tot oprichting van de UEOMA en geen geldige exploitatievergunning bezit overeenkomstig de wetgeving van de UEOMA en;
ii. indien er geen daadwerkelijke reglementaire controle op de aangewezen luchtvaartmaatschappij wordt uitgeoefend of in stand gehouden door de Lidstaat van de UEOMA die verantwoordelijk is voor het afleveren van haar bewijs luchtvaartexploitant of de bevoegde Luchtvaartautoriteit niet duidelijk in de aanwijzing is geïdentificeerd.
2. De in het eerste lid van dit artikel genoemde rechten worden slechts uitgeoefend na overleg met de Luchtvaartautoriteiten van de andere Overeenkomstsluitende Partij overeenkomstig artikel 20 van deze Overeenkomst, tenzij onmiddellijk optreden noodzakelijk is teneinde inbreuk op bovengenoemde wetten en voorschriften te voorkomen.
ARTIKEL 6
TOEPASSING VAN WETTEN EN VOORSCHRIFTEN
1. De wetten en voorschriften van de ene Overeenkomstsluitende Partij betreffende de toelating tot, het verblijf binnen of het vertrek uit haar grondgebied van in de internationale luchtvaart gebruikte luchtvaartuigen of betreffende de exploitatie van en het vliegen met zulke luchtvaartuigen dienen te worden nageleefd door de aangewezen luchtvaartmaatschappijen van de andere Overeenkomstsluitende Partij bij het binnenkomen in of het verlaten van en gedurende het verblijf binnen het grondgebied van de eerste Overeenkomstsluitende Partij.
2. De wetten en voorschriften van de ene Overeenkomstsluitende Partij op binnenkomst, vertrek, doorreis, immigratie, paspoorten, douane, valuta, gezondheid en quarantaine dienen door de aangewezen luchtvaartmaatschappijen van de andere Overeenkomstsluitende Partij en door haar bemanningen en passagiers, of namens hen, alsook met betrekking tot vracht en post in doorreis te worden nageleefd bij het binnenkomen in of verlaten van en gedurende de doorreis over en het verblijf binnen het grondgebied van eerstbedoelde Overeenkomstsluitende Partij.
Passagiers op doorreis over het grondgebied van een der Overeenkomstsluitende Partijen worden ten hoogste onderworpen aan een vereenvoudigde controle.
Deze bepaling zal niet van toepassing zijn wanneer de passagier op doorreis is naar een bestemming gelegen in een Staat, die Partij is bij de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen van 14 juni 1985.
3. Geen van beide Overeenkomstsluitende Partijen mag haar eigen maatschappijen of enige andere luchtvaartmaatschappij begunstigen ten opzichte van een luchtvaartmaatschappij van de andere Overeenkomstsluitende Partij die gelijkaardige internationale luchtdiensten uitvoert bij de toepassing van haar voorschriften vermeld in de leden 1 en 2 van dit artikel of bij het gebruik van luchthavens, luchtwegen en luchtverkeersdiensten en aanverwante voorzieningen waarop zij toezicht uitoefent.
ARTIKEL 7 BEWIJZEN EN VERGUNNINGEN
1. Bewijzen van luchtwaardigheid, bewijzen van geschiktheid en vergunningen die zijn uitgereikt of geldig verklaard door een Overeenkomstsluitende Partij worden gedurende hun geldigheidsduur door de andere Overeenkomstsluitende Partij als geldig erkend voor de exploitatie van de overeengekomen diensten op de in de Bijlage omschreven routes, mits zodanige bewijzen of vergunningen werden uitgereikt of geldig verklaard ingevolge en overeenkomstig de op grond van het Verdrag vastgestelde normen.
Elke Overeenkomstsluitende Partij behoudt zich evenwel het recht voor de erkenning van bewijzen van geschiktheid en van vergunningen die door de andere Overeenkomstsluitende Partij aan haar eigen onderdanen zijn uitgereikt te weigeren voor vluchten boven haar eigen grondgebied.
2. Indien de in het eerste lid van dit artikel genoemde bewijzen en vergunningen zijn uitgereikt of geldig verklaard volgens vereisten die afwijken van de krachtens het Verdrag vastgestelde normen en indien deze afwijking betekend werd aan de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie, kunnen de Luchtvaartautoriteiten van de andere Overeenkomstsluitende Partij verzoeken om overleg overeenkomstig Artikel 20 van deze Overeenkomst teneinde zich ervan te vergewissen dat de desbetreffende vereisten voor hen aanvaardbaar zijn. Indien geen bevredigende overeenstemming wordt bereikt in aangelegenheden inzake vliegveiligheid, vormt zulks een grond voor de toepassing van Artikel 5 van deze Overeenkomst.
ARTIKEL 8 VEILIGHEID VAN DE LUCHTVAART
1. Elke Overeenkomstsluitende Partij kan te allen tijde verzoeken om overleg inzake de door de andere Overeenkomstsluitende Partij aangenomen veiligheidsnormen in alle gebieden met betrekking tot vliegtuigbemanningen, luchtvaartuigen of de exploitatie daarvan. Dit overleg heeft plaats binnen 30 dagen na dat verzoek.
2. Indien de ene Overeenkomstsluitende Partij, naar aanleiding van dit overleg, van mening is dat de andere Overeenkomstsluitende Partij voor deze gebieden veiligheidsnormen die ten minste gelijk zijn aan de op grond van het Verdrag van Chicago vastgestelde minimumnormen, niet effectief handhaaft en toepast, stelt de eerstgenoemde Overeenkomstsluitende Partij de andere Overeenkomstsluitende Partij in kennis van deze opvatting en van de stappen die noodzakelijk worden geacht om aan deze minimumnormen te voldoen, en de andere Overeenkomstsluitende Partij neemt adequate maatregelen tot verbetering. Indien de andere Overeenkomstsluitende Partij nalaat binnen 14 dagen of binnen een eventueel langere overeengekomen periode adequate maatregelen te nemen, is dit reden voor de toepassing van Artikel 5 van deze Overeenkomst (intrekking, opschorting of wijziging van de vergunningen tot exploitatie).
3. Onverminderd de in Artikel 33 van het Verdrag van Chicago genoemde verplichtingen wordt overeengekomen dat elk luchtvaartuig dat door of krachtens een huur- of bevrachtingscontract, voor rekening van de luchtvaartmaatschappij of -maatschappijen van de ene Overeenkomstsluitende Partij op diensten naar of van het grondgebied van een andere Overeenkomstsluitende Partij wordt geëxploiteerd, tijdens het verblijf binnen het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij kan worden onderworpen aan een onderzoek door de bevoegde vertegenwoordigers van de andere Overeenkomstsluitende Partij aan boord van en rond het luchtvaartuig om zowel de geldigheid van de bescheiden van het luchtvaartuig en die van de bemanning te onderzoeken als de zichtbare staat van het luchtvaartuig en zijn uitrusting (in dit Artikel "platforminspectie" genoemd), mits dit niet tot onredelijke vertraging leidt.
4. Indien een platforminspectie of reeks platforminspecties aanleiding geeft tot:
a) ernstige bezorgdheid over het feit dat een luchtvaartuig of de exploitatie van een luchtvaartuig niet voldoet aan de overeenkomstig het Verdrag van Chicago vastgestelde minimumnormen, of
b) ernstige bezorgdheid over het feit dat er gebrek is aan effectieve handhaving en toepassing van de overeenkomstig het Verdrag van Chicago vastgestelde veiligheidsnormen,
staat het de Overeenkomstsluitende Partij die de inspectie uitvoert, vrij, voor de toepassing van Artikel 33 van het Verdrag van Chicago, vast te stellen dat de voorschriften op grond waarvan het bewijs of de vergunningen met betrekking tot dat luchtvaartuig of tot de bemanning van dat luchtvaartuig zijn afgegeven of geldig verklaard, of de voorwaarden waaronder het luchtvaartuig wordt geëxploiteerd, niet gelijk zijn aan noch hoger liggen dan de volgens het Verdrag van Chicago vastgestelde minimumnormen.
5. Ingeval de toegang tot een luchtvaartuig uitgebaat door of voor rekening van een luchtvaartmaatschappij van de ene Overeenkomstsluitende Partij met het oog op een platforminspectie in toepassing van lid 3 hierboven door de vertegenwoordiger van deze luchtvaartmaatschappij geweigerd wordt, staat het de andere Overeenkomstsluitende Partij vrij te concluderen dat ernstige bezorgdheid van de soort zoals vermeld in lid 4 hierboven ontstaat en de in dat lid vermelde conclusies te trekken.
6. Elke Overeenkomstsluitende Partij behoudt zich het recht voor de exploitatievergunning van een luchtvaartmaatschappij van de andere Overeenkomstsluitende Partij onmiddellijk op te schorten of te wijzigen in het geval de eerste Overeenkomstsluitende Partij tot de conclusie komt, hetzij door een platforminspectie, een reeks platforminspecties, een weigering van toegang voor platforminspectie, overleg of anderszins, dat onmiddellijke actie geboden is voor de veiligheid van de luchtvaartexploitatie.
7. Elke maatregel van een Overeenkomstsluitende Partij genomen in overeenstemming met het lid 2 en 6 hierboven wordt opgeheven zodra de grond voor het nemen van die maatregel ophoudt te bestaan.
ARTIKEL 9 BEVEILIGING VAN DE LUCHTVAART
1. Overeenkomstig hun rechten en verplichtingen krachtens het internationaal recht, bevestigen de Overeenkomstsluitende Partijen dat hun wederzijdse verplichting om de burgerluchtvaart te beschermen tegen wederrechtelijke gedragingen, om er de beveiliging van te verzekeren integraal deel uitmaakt van deze Overeenkomst. Zonder het geheel van hun rechten en verplichtingen krachtens het internationaal recht te beperken, handelen de Overeenkomstsluitende Partijen in overeenstemming met de bepalingen van het Verdrag inzake strafbare feiten en bepaalde handelingen begaan aan boord van luchtvaartuigen, ondertekend te Tokio op 14 september 1963, het Verdrag tot bestrijding van het wederrechtelijk in zijn macht brengen van luchtvaartuigen, ondertekend te ’s-Gravenhage op 16 december 1970, en het Verdrag tot bestrijding van wederrechtelijke gedragingen gericht tegen de veiligheid van de burgerluchtvaart, ondertekend te Montréal op 23 september 1971 en het Protocol tot bestrijding van wederrechtelijke daden van geweld op luchthavens voor de internationale burgerluchtvaart, ondertekend te Montréal op 24 februari 1988.
2. De Overeenkomstsluitende partijen verlenen op verzoek alle nodige bijstand aan elkaar om handelingen van wederrechtelijk in zijn macht brengen van burgerlijke luchtvaartuigen en andere wederrechtelijke gedragingen tegen de veiligheid van passagiers, bemanningen, luchtvaartuigen, luchthavens, luchtvaartinstallaties en -diensten en elke andere bedreiging van de beveiliging van de burgerluchtvaart, te voorkomen.
3. De Overeenkomstsluitende Partijen handelen in overeenstemming met de bepalingen inzake de beveiliging van de luchtvaart, uitgevaardigd door de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie en aangeduid als Bijlagen van het Verdrag, in zoverre dat deze beveiligingsbepalingen van toepassing zijn voor de Partijen; zij eisen dat de exploitanten van bij hen ingeschreven luchtvaartuigen, de exploitanten die hun hoofdzetel op hun grondgebied hebben en de exploitanten van luchthavens op hun grondgebied, handelen in overeenstemming met deze bepalingen inzake de beveiliging van de burgerluchtvaart.
4. De Overeenkomstsluitende Partijen handelen in hun wederzijdse betrekkingen in overeenstemming met de bepalingen inzake de beveiliging van de luchtvaart, uitgevaardigd door de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie en aangeduid als Bijlagen van het Verdrag inzake de Internationale Burgerluchtvaart, in zoverre dat deze beveiligingsbepalingen voor de Partijen van toepassing zijn; zij eisen dat de exploitanten van bij hen ingeschreven luchtvaartuigen of exploitanten die hun hoofdzetel voor hun exploitatie of hun permanente verblijfplaats op hun grondgebied hebben of, in het geval van het Koninkrijk België, de exploitanten van luchtvaartuigen die op zijn grondgebied gevestigd zijn krachtens het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en die een geldige exploitatievergunning hebben in overeenstemming met het Europees Gemeenschapsrecht, handelen in overeenstemming met deze bepalingen inzake de beveiliging van de luchtvaart.
5. In het geval van Burkina Faso moeten de exploitanten van luchtvaartuigen die op zijn grondgebied gevestigd zijn krachtens het Verdrag tot oprichting van de UEOMA en die een geldige exploitatievergunning hebben in overeenstemming met de wetgeving van de Union Economique et Monétaire Ouest Africaine (UEMOA), en de exploitanten van luchthavens op hun grondgebied handelen in overeenstemming met deze bepalingen inzake de beveiliging van de luchtvaart.
6. Wanneer zich een geval of dreiging van geval van wederrechtelijk in zijn macht brengen van een luchtvaartuig of enige andere wederrechtelijke gedraging gericht tegen de veiligheid van passagiers, bemanningen, luchtvaartuigen, luchthavens en luchtvaartinstallaties en -diensten voordoet, verlenen de Overeenkomstsluitende Partijen elkaar bijstand door het berichtenverkeer en andere passende maatregelen, bestemd om aan een dergelijk voorval of zodanig gevaar snel en veilig een einde te stellen, te vergemakkelijken.
7. Wanneer een Overeenkomstsluitende Partij redelijke gronden heeft om te geloven dat de andere Overeenkomstsluitende de beveiligingsmaatregelen van deze Overeenkomst niet heeft nageleefd, kunnen de Luchtvaartautoriteiten van de eerste Overeenkomstsluitende Partij verzoeken om onmiddellijk overleg met de Luchtvaartautoriteiten van de andere Overeenkomstsluitende Partij. Indien geen bevredigende overeenstemming wordt bereikt tussen beide Overeenkomstsluitende Partijen binnen de veertien (14) dagen na het verzoek, heeft elke Overeenkomstsluitende Partij het recht exploitatievergunningen en technische vergunningen van een luchtvaartmaatschappij of luchtvaartmaatschappijen van de andere Partij in te trekken, te beperken of voorwaarden eraan te verbinden. Bij dringende noodzaak kunnen de Overeenkomstsluitende Partijen een voorlopige actie voor het verstrijken van de termijn van veertien (14) dagen ondernemen.
ARTIKEL 10 GEBRUIKSVERGOEDINGEN
1. De gebruiksvergoedingen die op het grondgebied van de ene Overeenkomstsluitende Partij aan de aangewezen luchtvaartmaatschappijen van de andere Overeenkomstsluitende Partij worden opgelegd voor het gebruik van luchthavens en andere luchtvaartvoorzieningen door de luchtvaartuigen van de aangewezen luchtvaartmaatschappijen van de andere Overeenkomstsluitende Partij mogen niet hoger zijn dan die welke in rekening worden gebracht aan een nationale luchtvaartmaatschappij van eerstbedoelde Overeenkomstsluitende Partij die soortgelijke internationale diensten uitvoert.
2. Elke Overeenkomstsluitende Partij bevordert het overleg tussen haar Autoriteiten die bevoegd zijn de heffingen te innen en de aangewezen luchtvaartmaatschappijen die van de diensten en voorzieningen gebruik maken, waar mogelijk via de organisaties die de luchtvaartmaatschappijen vertegenwoordigen. Alle voorstellen tot wijziging van de gebruiksvergoedingen moeten binnen een redelijke termijn ter kennis worden gebracht.
ARTIKEL 11 GRONDAFHANDELING
Onder voorbehoud van de wetten en voorschriften van elke Overeenkomstsluitende Partij, voor het Koninkrijk België daarin begrepen de wetgeving van de Europese Gemeenschap, heeft elke aangewezen luchtvaartmaatschappij het recht, op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij, haar eigen grondafhandeling te doen, of zelf te kiezen tussen de concurrerende dienstverleners van grondafhandeling die de grondafhandelingsdiensten geheel of gedeeltelijk verstrekken. In geval de wetten en voorschriften het zelf afhandelen beperken of uitsluiten en in geval er geen effectieve concurrentie bestaat tussen verleners van grondafhandelingsdiensten, wordt elke aangewezen luchtvaartmaatschappij behandeld op niet discriminerende wijze voor wat betreft de toegang tot zelfafhandeling en tot de grondafhandelingsdiensten die door één of meerdere dienstverleners worden verstrekt.
ARTIKEL 12 VRIJSTELLING VAN DOUANERECHTEN
1. Elke Overeenkomstsluitende Partij stelt de aangewezen luchtvaartmaatschappijen van de andere Overeenkomstsluitende Partij vrij van invoerbeperkingen, douanerechten, accijnzen, inspectiekosten en andere nationale, regionale of plaatselijke taksen en rechten op luchtvaartuigen, brandstof, smeermiddelen, technische verbruiksvoorraden, reserveonderdelen met inbegrip van motoren, normale vliegtuiguitrusting, gronduitrusting, boordproviand en andere artikelen die uitsluitend bestemd zijn voor gebruik in verband met de exploitatie of het onderhoud van luchtvaartuigen van de door de andere Overeenkomstsluitende Partij aangewezen luchtvaartmaatschappijen die de overeengekomen diensten exploiteren, alsmede voorraden gedrukte tickets, luchtvrachtbrieven en drukwerk waarop het embleem van de maatschappijen voorkomt en gebruikelijk reclamemateriaal dat door die aangewezen luchtvaartmaatschappijen gratis wordt verspreid.
2. De bij dit artikel toegekende vrijstellingen zijn van toepassing op de in het eerste lid van dit artikel genoemde goederen:
a. die worden ingevoerd in het grondgebied van één Overeenkomstsluitende Partij door of voor rekening van de maatschappij van de andere Overeenkomstsluitende Partij;
b. die aan boord worden gehouden van het luchtvaartuig bij aankomst op of vertrek uit het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij;
c. die aan boord worden genomen van het luchtvaartuig van de maatschappij van één van de Overeenkomstsluitende Partijen op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij en die bestemd zijn voor de exploitatie van de overeengekomen diensten.
Indien deze goederen niet worden gebruikt of geheel verbruikt, mogen ze niet door de eigenaar van de vlag binnen het grondgebied van de Overeenkomstsluitende Partij die de vrijstelling toekent, worden binnengebracht.
3. De normale uitrustingen, het materiaal en de voorraden die zich aan boord bevinden van de luchtvaartuigen van één der Overeenkomstsluitende Partijen, mogen op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij slechts uitgeladen worden met de toestemming van de douaneautoriteiten van dat grondgebied. In dergelijk geval kunnen ze onder toezicht van die autoriteiten worden geplaatst tot het tijdstip waarop ze weer worden uitgevoerd of bij de douane worden aangegeven.
4. Bagage en vracht in direct doorgaand verkeer zijn vrijgesteld van douanerechten en andere heffingen.
5. De bij dit artikel ingestelde vrijstellingen worden ook verleend wanneer de aangewezen luchtvaartmaatschappijen van de ene Overeenkomstsluitende Partij afspraken hebben gemaakt met een andere luchtvaartmaatschappij, die ook van zulke vrijstellingen vanwege de andere Overeenkomstsluitende Partij geniet, voor het lenen of overdragen op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij van goederen vermeld in lid 1 van dit artikel.
ARTIKEL 13
PRINCIPES VOOR HET EXPLOITEREN VAN DIENSTEN
1. De aangewezen luchtvaartmaatschappijen van beide Overeenkomstsluitende Partijen krijgen billijke en gelijke kansen voor de exploitatie van de overeengekomen diensten tussen en via hun wederzijdse grondgebieden op de in de Bijlage bij deze Overeenkomst omschreven routes.
2. Bij het exploiteren van de overeengekomen diensten houden de aangewezen luchtvaartmaatschappijen van elk der overeenkomstsluitende Partijen rekening met de belangen van de aangewezen luchtvaartmaatschappijen van de andere Overeenkomstsluitende Partij, teneinde de diensten die de laatstgenoemde maatschappijen op dezelfde route of op een deel daarvan onderhouden, niet op onrechtmatige wijze te treffen.
3. De overeengekomen diensten die worden onderhouden door de aangewezen luchtvaartmaatschappijen van de Overeenkomstsluitende Partijen dienen op redelijke wijze te worden afgestemd op de vervoersbehoeften op de omschreven routes, en hebben als voornaamste doel de verschaffing, met inachtneming van een redelijke beladingsgraad, van capaciteit die voldoet aan de huidige en redelijkerwijs te verwachten behoeften aan vervoer van passagiers, vracht en post tussen het grondgebied van de Overeenkomstsluitende Partij die de luchtvaartmaatschappij heeft aangewezen en de landen van eindbestemming van het verkeer.
4. Vervoer van passagiers, vracht en post, opgenomen en afgezet op punten op de omschreven routes op het grondgebied van andere Staten dan de Staat die een luchtvaartmaatschappij heeft aangewezen, geschiedt overeenkomstig het algemene beginsel dat de capaciteit dient te zijn afgestemd op:
a. de vervoereisen naar en van het grondgebied van de Overeenkomstsluitende Partij die de luchtvaartmaatschappij heeft aangewezen;
b. de vervoereisen van het gebied via hetwelk de overeengekomen diensten gaan, nadat rekening is gehouden met de andere vervoerdiensten ingericht door de luchtvaartmaatschappijen van de Staten van dit gebied; en
c. de eisen welke de exploitatie van langeafstandsdiensten stelt.
ARTIKEL 14
VERANDERING VAN VLIEGTUIGTYPE EN GEDEELE VLUCHTCODES
1. Voor alle gedeeltes van de respectieve routes, mag een aangewezen luchtvaartmaatschappij gedurende een ononderbroken vlucht van vliegtuigtype veranderen op elk punt van de route.
2. Elke aangewezen luchtvaartmaatschappij mag bij het uitvoeren van de overeengekomen diensten op de in de Bijlage omschreven routes, regelingen afsluiten met betrekking tot gedeelde vluchtcodes met een luchtvaartmaatschappij van om het even welke nationaliteit, voor zover deze luchtvaartmaatschappij de nodige verkeersrechten op deze route heeft.
ARTIKEL 15 TARIEVEN
8. De Overeenkomstsluitende Partijen staan toe dat elke aangewezen luchtvaartmaatschappij op één der in de Bijlage omschreven routes een tarief of tarieven vaststelt.
2. De tarieven voor vervoer voor de overeengekomen diensten van en naar het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij dienen te worden vastgesteld op een redelijk niveau, waarbij rekening wordt gehouden met alle daarvoor in aanmerking komende factoren, daaronder begrepen de exploitatiekosten, een redelijke winst, de kenmerkende eigenschappen van de dienst en het belang van de gebruikers.
3. Onverminderd de toepassing van het bepaalde in de voorgaande leden van dit artikel mogen de aangewezen luchtvaartmaatschappijen op de secties van de overeengekomen diensten waar zij vijfdevrijheidsverkeersrechten uitoefenen, hetzelfde tarief bieden als de luchtvaartmaatschappijen die derde- en vierdevrijheidsrechten uitoefenen op die secties.
De aangewezen luchtvaartmaatschappijen die vijfdevrijheidsrechten uitoefenen mogen geen lagere tarieven noch minder beperkende tariefvoorwaarden toepassen dan gezegde luchtvaartmaatschappijen die derde- en vierdevrijheidsrechten uitoefenen.
4. De Luchtvaartautoriteiten van beide Overeenkomstsluitende Partijen kunnen niettemin tarieven afkeuren wanneer deze tarieven onredelijk discriminatoir, overdreven hoog of beperkend zijn wegens misbruik van machtspositie of kunstmatig laag worden gehouden door subsidies of directe of indirecte steunmaatregelen, of tot dumping kunnen leiden.
ARTIKEL 16 PERSONEEL
1. Op basis van wederkerigheid mogen de aangewezen luchtvaartmaatschappijen van een Overeenkomstsluitende Partij op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij eigen vertegenwoordigers hebben alsook de commerciële, operationele en technische personeelsleden die nodig zijn voor de exploitatie van de overeengekomen diensten.
2. Aan zodanige personeelsbehoeften kan naar keuze van de aangewezen luchtvaartmaatschappijen worden voldaan met eigen personeel van om het even welke nationaliteit of door een beroep te doen op de diensten van enige andere organisatie, firma of luchtvaartmaatschappij die op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij werkzaam is en die toestemming heeft op dit grondgebied zodanige diensten te verrichten.
3. De vertegenwoordigers en personeelsleden zijn onderworpen aan de van kracht zijnde wetten en voorschriften van de andere Overeenkomstsluitende Partij. Overeenkomstig deze wetten en voorschriften verleent elke Overeenkomstsluitende Partij, op basis van wederkerigheid en binnen de kortst mogelijke tijd, de nodige werkvergunningen, tewerkstellingsvisa of andere soortgelijke documenten aan de in het eerste lid van dit artikel bedoelde vertegenwoordigers en personeelsleden.
4. In de mate waarin de nationale wetgevingen dit toestaan zien beide Overeenkomstsluitende Partijen ervan af werkvergunningen, tewerkstellingsvisa of andere soortgelijke documenten verplicht te stellen voor personeelsleden die bepaalde tijdelijke diensten of taken verrichten.
ARTIKEL 17 HANDELSACTIVITEITEN
1. De aangewezen luchtvaartmaatschappij of luchtvaartmaatschappijen van een Overeenkomstsluitende Partij hebben het recht op basis van wederkerigheid, kantoren voor de promotie en de verkoop van luchtvervoerdiensten op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij te vestigen.
2. Op basis van wederkerigheid hebben het beheer-, exploitatie en commercieel personeel alsook alle andere gespecialiseerde personeelsleden die nodig zijn voor de exploitatie van de luchtdiensten van de aangewezen luchtvaartmaatschappij of luchtvaartmaatschappijen van een Overeenkomstsluitende Partij het recht op toegang en verblijf op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij.
3. Elke Overeenkomstsluitende Partij geeft, op basis van wederkerigheid, aan het nodige personeel van de aangewezen luchtvaartmaatschappij of luchtvaartmaatschappijen van de andere Overeenkomstsluitende Partij, toegang op haar grondgebied tot de luchthaven en tot de zones in verband met de exploitatie van de luchtvaartuigen, de bemanningen, de passagiers en de vracht van een luchtvervoerder van de andere Overeenkomstsluitende Partij.
4. Elke Overeenkomstsluitende Partij kent, op basis van wederkerigheid, aan de aangewezen luchtvervoerder(s) van de andere Overeenkomstsluitende Partij het recht toe, bijkomend door de aangewezen luchtvervoerder(s) van de andere Overeenkomstsluitende Partij voor haar (hun) activiteiten vereist personeel, op haar grondgebied binnen te brengen en te laten verblijven, gedurende korte periodes die negentig (90) dagen niet overschrijden.
5. De Overeenkomstsluitende Partijen zorgen ervoor dat de passagiers, van om het even welke nationaliteit, vliegbiljetten bij de luchtvervoerder van hun keuze kunnen kopen in de plaatselijke valuta of naar goeddunken in een door de luchtvervoerder aanvaarde vrij inwisselbare valuta. Deze beginsels gelden ook voor het vervoer van vracht.
6. Op basis van wederkerigheid heeft elke aangewezen luchtvaartmaatschappij van een Overeenkomstsluitende Partij het recht op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij vliegbiljetten voor het vervoer van passagiers en vracht in de plaatselijke valuta of in iedere vrij inwisselbare valuta in haar eigen kantoren of via door haar naar keuze erkende vertegenwoordigers te verkopen. De aangewezen luchtvaartmaatschappij of luchtvaartmaatschappijen van een Overeenkomstsluitende Partij hebben bijgevolg het recht naar keuze nominatieve bankrekeningen in de valuta van de ene of de andere Overeenkomstsluitende Partij of in iedere vrij inwisselbare valuta op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij te openen en te behouden.
7. In het raam van de exploitatie of het aanbod van toegelaten diensten op de overeengekomen routes, op voorwaarde dat alle luchtvaartmaatschappijen, partijen bij zulke overeenkomsten, over de geschikte vergunningen beschikken en aan de normaal op deze overeenkomsten van toepassing zijnde criteria voldoen, mag elke aangewezen luchtvaartmaatschappij van een Overeenkomstsluitende Partij handelssamenwerkingsakkoorden, inzonderheid over de reservering van capaciteit, gedeelde codes en verhuring sluiten:
i. met een luchtvaartmaatschappij of verschillende luchtvaartmaatschappijen van de ene of andere Overeenkomstsluitende Partij; en
ii. met een luchtvaartmaatschappij of verschillende luchtvaartmaatschappijen van een derde land.
Voor elk verkocht biljet zal op het ogenblik van de verkoop aan de aankoper worden meegedeeld welke luchtvervoerder op elk gedeelte van de route de luchtdienst zal uitvoeren.
8. Elke Overeenkomstsluitende Partij verleent aan de aangewezen luchtvaartmaatschappijen van de andere Overeenkomstsluitende Partij het recht tot het vrijelijk overmaken van het verschil tussen ontvangsten en uitgaven verworven door deze aangewezen luchtvaartmaatschappijen op haar grondgebied. Zodanige overmakingen geschieden op basis van de officiële wisselkoersen voor lopende betalingen of, bij ontstentenis van officiële wisselkoersen, tegen de op de markt voor buitenlandse valuta gangbare koersen op de dag waarop de aangewezen luchtvaartmaatschappijen van de andere Overeenkomstsluitende Partij de aanvraag tot overmaking indienen; daarbij worden geen andere lasten dan de normale banklasten op zodanige transacties geheven.
9. Elke Overeenkomstsluitende Partij verleent op basis van wederkerigheid aan de aangewezen luchtvaartmaatschappijen van de andere Overeenkomstsluitende Partij vrijstelling van enigerlei belasting op inkomens of baten door deze luchtvaartmaatschappijen verkregen op het grondgebied van de eerste Overeenkomstsluitende Partij uit de exploitatie van internationale luchtdiensten, alsook van onverschillig welke heffing op omzet of kapitaal.
Deze bepaling is niet van toepassing wanneer tussen de twee Overeenkomstsluitende Partijen een overeenkomst tot het vermijden van dubbele belasting van kracht is die in een zodanige vrijstelling voorziet.
ARTIKEL 18 UITWISSELING VAN INFORMATIE
1. De Luchtvaartautoriteiten van beide Overeenkomstsluitende Partijen wisselen zo snel mogelijk informatie uit betreffende de lopende vergunningen verleend aan hun respectievelijk aangewezen luchtvaartmaatschappijen om diensten te exploiteren naar, via en van het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij, met inbegrip van kopieën van de lopende bewijzen en vergunningen voor diensten op de omschreven routes, evenals de wijzigingen, vrijstellingsorders en toegestane diensttabellen.
2. Elke Overeenkomstsluitende Partij zal erop toezien dat haar aangewezen luchtvaartmaatschappijen, zoveel van te voren als mogelijk, aan de Luchtvaartautoriteiten van de andere Overeenkomstsluitende Partij alle andere relevante informatie die betrekking heeft op de exploitatie van de overeengekomen diensten, inbegrepen de informatie over de aangeboden capaciteit op elke omschreven route, en elke andere informatie die kan geëist worden om ten aanzien van de Luchtvaartautoriteiten van de andere Overeenkomstsluitende Partij aan te tonen dat de bepalingen van deze Overeenkomst degelijk in acht worden genomen, bezorgen.
ARTIKEL 19 GOEDKEURING VAN DE PROGRAMMA’S
1. De dienstregelingen van de aangewezen luchtvaartmaatschappijen van een Overeenkomstsluitende Partij zullen aan de Luchtvaartautoriteiten van de andere Overeenkomstsluitende Partij voor goedkeuring worden voorgelegd.
2. Deze dienstregelingen worden uiterlijk dertig (30) dagen vóór het aanvangen van de exploitatie voorgelegd. Deze dienstregelingen omvatten onder meer de geregelde vluchten, hun frequentie, het type van luchtvaartuig, hun configuratie en het aantal stoelen ter beschikking van het publiek. Deze termijn van dertig (30) dagen kan, in bepaalde gevallen, worden ingekort, onder voorbehoud dat de Luchtvaartautoriteiten van beide Overeenkomstsluitende Partijen daarmee instemmen.
3. Elke wijziging van de goedgekeurde dienstregelingen van een aangewezen luchtvaartmaatschappij van een Overeenkomstsluitende Partij zal aan de Luchtvaartautoriteiten van de andere Overeenkomstsluitende Partij voor goedkeuring worden voorgelegd.
ARTIKEL 20 OVERLEG
1. De Luchtvaartautoriteiten van de Overeenkomstsluitende Partijen plegen zo vaak als het nodig geacht is, overleg teneinde een nauwe samenwerking te verzekeren inzake alles wat verband houdt met de tenuitvoerlegging van de beginsels en bepalingen van deze Overeenkomst. Dit overleg zal aanvangen binnen een periode van zestig (60) dagen te rekenen vanaf de datum van ontvangst van een verzoek tot overleg van een Overeenkomstsluitende Partij.
2. Elke Overeenkomstsluitende Partij kan te allen tijde de andere Overeenkomstsluitende Partij om overleg verzoeken voor de interpretatie van de bepalingen van deze Overeenkomst of wanneer ze het wenselijk acht enige bepaling van deze Overeenkomst of van haar Bijlage te wijzigen of te amenderen. Dit overleg dat zowel mondeling als bij briefwisseling kan worden gepleegd, kan plaatsvinden tussen de Luchtvaartautoriteiten. Dit overleg zal aanvangen binnen een periode van zestig (60) dagen te rekenen vanaf de datum van ontvangst van een verzoek tot overleg van een Overeenkomstsluitende Partij.
ARTIKEL 21 REGELING VAN GESCHILLEN
1. Indien tussen de Overeenkomstsluitende Partijen een geschil mocht ontstaan omtrent de uitlegging of toepassing van deze Overeenkomst, trachten de Overeenkomstsluitende Partijen in de eerste plaats dit geschil door rechtstreekse onderhandelingen tussen de Luchtvaartautoriteiten te regelen, overeenkomstig de bepalingen van artikel 20 van deze Overeenkomst.
2. Indien de Luchtvaartautoriteiten van de Overeenkomstsluitende Partijen er niet in slagen een regeling te treffen, kan naar een oplossing voor het geschil via diplomatiek overleg worden gezocht. Dit overleg zal aanvangen binnen een periode van zestig (60) dagen te rekenen vanaf de datum van ontvangst van een verzoek tot overleg van een Overeenkomstsluitende Partij.
3. Indien de Overeenkomstsluitende Partijen er niet in slagen door middel van onderhandelingen een regeling te treffen zoals bedoeld in het eerste en tweede lid van dit artikel, kunnen zij overeenkomen het geschil ter beslissing voor te leggen aan een door overleg gekozen persoon of instantie, of kan elk van beide Overeenkomstsluitende Partijen het geschil ter beslissing voorleggen aan een scheidsgerecht bestaande uit drie leden. In dat geval wijst elke Overeenkomstsluitende Partij een scheidsrechter aan; de derde scheidsrechter, die geen onderdaan van een van de Overeenkomstsluitende Partijen mag zijn, wordt door de twee andere scheidsrechters gekozen en zal het scheidsgerecht voorzitten.
Elke der Overeenkomstsluitende Partijen benoemt een scheidsrechter binnen zestig (60) dagen na het tijdstip waarop de ene Overeenkomstsluitende Partij, via diplomatieke weg van de andere Overeenkomstsluitende Partij een kennisgeving heeft ontvangen waarin om voorlegging van het geschil wordt verzocht; de derde scheidsrechter wordt aangewezen binnen zestig (60) dagen die volgen op de aanwijzing van de eerste twee scheidsrechters. Indien een der Overeenkomstsluitende Partijen nalaat binnen het aangegeven tijdvak een scheidsrechter aan te wijzen, of indien de derde scheidsrechter niet binnen het aangegeven tijdvak wordt benoemd, kan door elk der Overeenkomstsluitende Partijen een verzoek worden gericht tot de Voorzitter van de Raad van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie om een scheidsrechter of naargelang het geval, meerdere scheidsrechters te benoemen.
4. Het scheidsgerecht legt in alle vrijheid zijn procedureregels vast. De kosten van de nationale scheidsrechters zijn ten laste van de Overeenkomstsluitende Partijen die ze hebben aangewezen. Alle andere kosten van het scheidsgerecht zullen gelijkelijk door de Overeenkomstsluitende Partijen worden gedragen.
5. De Overeenkomstsluitende Partijen verbinden zich ertoe iedere ingevolge het derde lid van dit artikel tot stand gekomen beslissing na te komen.
6. Als één der Overeenkomstsluitende Partijen in gebreke blijft een beslissing die krachtens het derde lid van dit artikel tot stand is gekomen na te leven en zo lang ze daarin volhardt, kan de andere Overeenkomstsluitende Partij elk recht of voorrecht dat krachtens deze Overeenkomst werd verleend, beperken, weigeren of opheffen.
ARTIKEL 22 WIJZIGINGEN
1. Indien na de inwerkingtreding van deze Overeenkomst, een algemeen multilateraal verdrag betreffende dezelfde materies beide Overeenkomstsluitende Partijen bindt, hebben de bepalingen van een zodanig verdrag voorrang. Beide Overeenkomstsluitende Partijen kunnen overleg plegen overeenkomstig artikel 19 van deze Overeenkomst teneinde vast te stellen in welke mate de bepalingen van dit multilaterale verdrag van invloed zijn op deze Overeenkomst en te oordelen of deze Overeenkomst moet worden gewijzigd om met dit multilaterale verdrag rekening te houden.
2. Krachtens de bepalingen van artikel 20 worden de door de Overeenkomstsluitende Partijen overeengekomen amendementen of wijzigingen van deze Overeenkomst voorlopig van kracht op de datum van hun ondertekening totdat ze door een diplomatieke notawisseling zijn bevestigd.
3. Beide Overeenkomstsluitende Partijen komen overeen dat de Routetabel in de Bijlage kan worden aangepast door een administratieve regeling, met het akkoord van de Luchtvaartautoriteiten.
ARTIKEL 23 BEËINDIGING
Elk der Overeenkomstsluitende Partijen kan te allen tijde schriftelijk en via diplomatieke weg mededeling doen van haar besluit deze Overeenkomst op te zeggen. Deze mededeling wordt tegelijkertijd gezonden aan de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie. De Overeenkomst eindigt twaalf (12) maanden na de datum van ontvangst van de mededeling door de andere Overeenkomstsluitende Partij, tenzij de mededeling van opzegging met wederzijdse instemming vóór het einde van deze termijn wordt ingetrokken. Indien de andere Overeenkomstsluitende Partij nalaat bericht van ontvangst te geven, wordt de mededeling geacht te zijn ontvangen veertien (14) dagen na ontvangst van de mededeling door de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie.
ARTIKEL 24 REGISTRATIE
Deze Overeenkomst wordt geregistreerd bij de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO).
ARTIKEL 25 INWERKINGTREDING
Elk van de Overeenkomstsluitende Partijen geeft de andere partij kennis dat voldaan is aan de wat haar betreft vereiste grondwettelijke procedures voor de inwerkingtreding van deze Overeenkomst, die in werking treedt de eerste dag van de tweede maand die volgt op de ontvangst van de tweede kennisgeving.
TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe behoorlijk gemachtigd door hun onderscheiden Regeringen, onderhavige Overeenkomst hebben ondertekend.
GEDAAN TE Brussel, op 5 juni 2018, in twee originele exemplaren, in de Franse taal. in twee originele exemplaren, in de Franse taal
VOOR HET KONINKRIJK BELGIË: Xxxxxx XXXXXXXX Minister van Buitenlandse en Europese Zaken | VOOR BURKINA FASO: Alpha BARRY Minister van Buitenlandse Zaken en Samenwerking |
BIJLAGE
ROUTETABELLEN
Beide delegaties hebben de volgende Routetabellen goedgekeurd.
I. ROUTES VAN BURKINA FASO
Punten vanaf BURKINA FASO | Tussenliggende punten | PUNTEN IN BELGIË | verder gelegen punten |
Alle punten | Alle punten | Alle punten | Alle punten |
II. ROUTES VAN HET KONINKRIJK BELGIË
Punten vanaf België | Tussenliggende punten | PUNTEN IN BURKINA FASO | verder gelegen punten |
Alle punten | Alle punten | Alle punten | Alle punten |