MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Notariaat 1999
Verbindendverklaring CAO-bepalingen
MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
AI Nr. 9221
Bijvoegsel Stcrt. d.d. 27-05-1999, nr. 98
ALGEMEEN VERBINDENDVERKLARING VAN BEPALINGEN VAN DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR HET NOTARIAAT
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Gelezen het verzoek van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie als partij te ener zijde mede namens de Bond van Medewerkers in het Notariaat als partij te anderer zijde bij de collectieve arbeidsovereen- komst voor het Notariaat, strekkende tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst;
Overwegende,
dat genoemde collectieve arbeidsovereenkomst in werking is getreden;
dat van het verzoek tot algemeen verbindendverklaring mededeling is gedaan in de Staatscourant;
dat naar aanleiding van dit verzoek geen schriftelijke bedenkingen zijn ingebracht;
dat de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst gelden voor een belangrijke meerderheid van de in de bedrijfstak werkzame perso- nen;
Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeids- overeenkomsten;
Besluit:
I. Verklaart algemeen verbindend tot en met 31 december 1999, of zoveel eerder de nieuwe Wet op het notarisambt in werking treedt, de navolgende bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst voor het
Sdu Uitgevers, ’s-Gravenhage 1999 CAO922199
CAO1463 1
Notariaat, zulks met inachtneming van hetgeen onder II, III, IV en V is bepaald:
Artikel 1
Begripsomschrijvingen
In deze overeenkomst wordt verstaan onder werkgevers:
a. de notarissen in Nederland
b. de waarnemers van vacante notariskantoren in Nederland
c. de al dan niet rechtspersoonlijkheid bezittende notariële lichamen – waaronder mede begrepen maatschappen en soortgelijke samenwer- kingsverbanden waarvan één of meer notarissen deel uitmaken – waarmee werknemers als in dit artikel bedoeld een arbeidsovereen- komst hebben gesloten voor de verrichting van werkzaamheden als omschreven in artikel 3;
werknemers:
x. xxxxxxx met wie de werkgevers in de hierboven bedoelde zin een arbeidsovereenkomst hebben gesloten voor de verrichting van werkzaamheden als omschreven in artikel 3, zulks
b. met uitzondering van
– kandidaat-notarissen, advocaten, fiscalisten en daarmee gelijk te stellen academici
– notariële studenten, tenzij de notariële studie eerst tijdens het bestaan van de arbeidsovereenkomst is aangevangen
– degenen met wie een arbeidsovereenkomst voor de bepaalde duur van een half jaar of korter is overeengekomen en welke arbeidsovereenkomst niet binnen drie maanden na het einde daarvan is voortgezet of door een arbeidsovereenkomst is opgevolgd
– oproepkrachten, vakantiewerkers en stagiaires
– parttimers met wie een arbeidstijd is overeengekomen van minder dan een derde van de normale arbeidstijd als bedoeld in artikel 9, leden 2 en 3, tenzij onmiddellijk daaraan vooraf- gaand gedurende tenminste vijf jaren onafgebroken een ar- beidsovereenkomst op fulltime basis met een werkgever in de hierboven bedoelde zin heeft bestaan.
de bond:
de Bond van Medewerkers in het Notariaat de KNB:
de KNB, Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie
Artikel 2
Algemene bepalingen
2. Het is geoorloofd van deze arbeidsvoorwaarden in voor de werkne-
2
Notariaat 1999
Verbindendverklaring CAO-bepalingen
mers gunstige zin af te wijken, voorzover daarmee niet gehandeld wordt in strijd met van overheidswege gegeven voorschriften.
3. Een arbeidsovereenkomst, aangegaan tussen een werkgever en een werknemer, en een door de werkgever vastgesteld arbeidsreglement, of arbeidsinstructie mogen – op straffe van nietigheid – geen bepa- lingen bevatten in strijd met deze collectieve arbeidsovereenkomst, tenzij ten voordele van de werknemer.
Artikel 3
Indeling in klassen
1. Werknemers worden naar de aard van de te verrichten werkzaamhe- den ingedeeld in klassen:
– klasse A: werknemers die als hoofdtaak de in lid 2 omschreven eenvoudige werkzaamheden verrichten, waarvoor geen bepaalde vakkennis is vereist;
– klasse A1: herintreders, als bedoeld in artikel 7 lid 4, die als hoofdtaak de onder klasse A omschreven werkzaamheden ver- richten;
– klasse B: werknemers die als hoofdtaak de in lid 2 omschreven notariële werkzaamheden van eenvoudige aard verrichten, waar- voor wel vakroutine doch geen of beperkte juridische kennis is vereist en van wie de taak onder leiding en begeleiding geschiedt en waarvan – voor zover nodig – de juridische zijde van het werk wordt behandeld of beoordeeld door anderen;
– klasse C: werknemers die als hoofdtaak de in lid 2 omschreven specifiek notariële werkzaamheden verrichten, waarbij de werk- nemer, gelet op zijn vakkennis en/of praktijkervaring, zelfstandig het bestaan van juridische kwesties weet te onderkennen en
op te lossen;
– klasse D: werknemers die als hoofdtaak de in lid 2 omschreven notariële werkzaamheden zelfstandig kunnen verrichten en die behoorlijke juridische en fiscale kennis en uitgebreide of meer gespecialiseerde vakkennis vereisen.
2. Tot de werkzaamheden in de hierboven genoemde klassen worden voor zover deze als hoofdtaak worden opgedragen of verricht onder andere – gerekend:
ad A en A1
het typen van door anderen geconcipieerde brieven, akten en stuk- ken, het vervaardigen van afschriften of uittreksels daarvan, het
3
bedienen van alle binnen het notariaat gebruikelijke apparatuur, het bijhouden van de repertoria en andere registers en kaartsystemen, het verrichten van eenvoudige administratieve- en archiefwerkzaam- heden, het verzorgen van de expeditie alsmede het binnenlaten en aandienen van bezoekers
ad B
het opmaken van eenvoudige akten van levering, hypotheek en roye- ment, eenvoudige successie-aangiften, schenkingsakten, het verzor- gen van de inschrijving in de registers van de Kamer van Koophan- del en/of de eerste verwerking van de financiële administratie
ad C
het geheel zelfstandig opmaken van de onder ad B bedoelde akten en stukken, het behandelen van boedels, voor zover van niet inge- wikkelde aard en het bijhouden, beheren en actualiseren van het modellenbestand
ad D
het geheel zelfstandig opmaken van alle op een notariskantoor voor- komende akten en stukken, het behandelen van boedels voorzover niet vallend onder ad C, die uitgebreide of meer gespecialiseerde vakkennis en tevens behoorlijke juridische en fiscale kennis vereisen, het zelfstandig voeren van besprekingen met cliënten en (een zekere mate van) leidinggeven aan een afdeling.
3. Een werknemer, die in het bezit is van de akte van bekwaamheid als notarisklerk, afgegeven door de bond, c.q. de Stichting Opleiding Medewerkers in het Notariaat, wordt – mits hij vijf achtereenvol- gende jaren in het notariaat werkzaam is alsmede indien een functie overeenkomstig die klasse beschikbaar is ingedeeld in klasse D en wel met ingang van de eerste van de maand, volgende op die waarin hem de akte van vakbekwaamheid als hiervoor bedoeld, is uitgereikt of, indien jonger dan 23 jaar, met ingang van de eerste van de maand waarin hij de leeftijd van 23 jaar bereikt.
4. De indeling in een bepaalde klasse geschiedt in onderling overleg tussen werkgever en werknemer.
Artikel 4
Aangaan arbeidsovereenkomst
1. De arbeidsovereenkomst dient schriftelijk te worden vastgelegd.
2. De arbeidsovereenkomst moet bevatten:
a. de naam, voornamen en woonplaats van iedere partij
b. de datum van indiensttreding
c. de functie en de klasse waarin de aanstelling plaatsvindt
d. het salaris waarop de aanstelling plaatsvindt en eventueel over-
4
Notariaat 1999
Verbindendverklaring CAO-bepalingen
eengekomen periodieke verhogingen, tantième(s) of gratifica- tie(s) of winstaandeel en andere overeengekomen beloningen
e. de duur van de arbeidsovereenkomst, indien deze niet voor onbe- paalde tijd wordt aangegaan
f. het aantal overeengekomen arbeidsuren per week
3. Indien in de arbeidsovereenkomst een proeftijd wordt bedongen, dient deze schriftelijk te worden vastgelegd. In afwijking van het bepaalde in artikel 7:652 vierde lid BW beloopt de proeftijd, onge- acht de duur van de arbeidsovereenkomst, ten hoogste twee maan- den.
4. Indien een werknemer blijvend in een andere functie of klasse te werk wordt gesteld, geeft de werkgever hem daarvan schriftelijk kennis onder opgave van het daarop betrekking hebbende salaris. kennis.
5. Het ontbreken van een schriftelijke overeenkomst, als hiervoor onder sub 1 bedoeld, zal nimmer aan de werknemer tegengeworpen kun- nen worden.
Artikel 5
(Be)eindiging van de arbeidsovereenkomst
1. Bij (be)eindiging van de arbeidsovereenkomst zijn de regels van het Burgerlijk Wetboek en het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudin- gen 1945 van toepassing, voor zover daarvan in het volgende niet is afgeweken.
2. a. Beëindiging van de arbeidsovereenkomst vindt plaats door schrif- telijke en gemotiveerde opzegging.
b. De door de werkgever in acht te nemen opzegtermijn bedraagt:
1. indien de arbeidsovereenkomst van de werknemer bij de werkgever en diens ambtsvoorganger(s) één jaar of korter heeft geduurd:
één maand
2. indien de arbeidsovereenkomst van de werknemer bij de werkgever en diens ambtsvoorganger(s) langer dan één jaar heeft geduurd:
zes weken, te vermeerderen met één maand extra voor ieder vol jaar dat de arbeidsovereenkomst langer dan drie jaren
5
heeft geduurd, een en ander tezamen met een maximum van zes maanden.
c. De door de werknemer in acht te nemen opzegtermijn bedraagt in het onder sub b 1 bedoelde geval één maand en in het onder sub b 2 bedoelde geval zes weken.
d. De arbeidsovereenkomst kan door de werkgever en de werkne- mer uitsluitend worden opgezegd tegen het einde van een maand.
e. Ieder der partijen is bevoegd de arbeidsovereenkomst om een dringende, onverwijld mee te delen reden als bedoeld in de arti- kelen 7:678 en 7:679 BW met onmiddellijke ingang op te zeg- gen, zulks onder schriftelijke bevestiging van die opzegging bin- nen vierentwintig uur na de dag waarop de arbeidsovereenkomst werd opgezegd.
3. (Be)eindiging van de arbeidsovereenkomst vindt voorts plaats:
a. door het verstrijken van de bepaalde duur waarvoor de arbeids- overeenkomst is aangegaan, tenzij artikel 7:668a lid 1 of lid 2 BW van toepassing is.
b. door beëindiging met wederzijds goedvinden
c. door ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van arti- kel 7:685 BW
d. door het bereiken van de werknemer van de pensioengerechtigde leeftijd
x. door overlijden van werkgever en/of werknemer
f. door het defungeren van de werkgever als notaris, met xxxxxxxx- xxxx xxx xx xxxxxxxxxx bepalingen
g. door het opheffen van de notariële standplaats, waaronder niet wordt verstaan de verplaatsing van het onderhavige kantoor.
4. Bij overlijden van de werkgever c.q. bij defungeren van de werkge- ver als notaris gaan – ingeval in de plaats van de overleden x.x. xxxx- fungeerde notaris een opvolger als notaris wordt benoemd c.q. een waarnemer voor het vacante kantoor wordt aangewezen, welke waar- nemer gedurende de periode van de waarneming als werkgever wordt aangemerkt – alle rechten en verplichtingen, voortvloeiende uit de bestaande arbeidsovereenkomst tussen de werknemer en de overleden c.q. gedefungeerde notaris ingevolge het bepaalde in arti- kel 6 over op de nieuw benoemde notaris c.q. op de voor het vacante kantoor aangewezen waarnemer. De erfgenamen van de overleden notaris/werkgever c.q. de gedefungeerde notaris/werkgever zijn/is nog gedurende één jaar na het tijdstip van overlijden c.q. de datum van defungeren naast de benoemde opvolger c.q. aangewezen waar- nemer hoofdelijk aansprakelijk voor de nakoming van de verplich- tingen uit de arbeidsovereenkomst, die zijn ontstaan voor dat tijdstip.
5. a. Ingeval door een notaris/werkgever een samenwerkingsverband in welke vorm dan ook, een maatschap daaronder begrepen, wordt aangegaan, blijft de werknemer – tenzij uit een nieuwe
6
Notariaat 1999
Verbindendverklaring CAO-bepalingen
schriftelijk aangegane arbeidsovereenkomst het tegendeel blijkt in dienst van de notaris/werkgever bij wie hij voorheen in dienst was.
Indien van de werknemer wordt verlangd dat hij in dienst treedt van dit samenwerkingsverband is de nieuwe werkgever verplicht de werknemer op voor deze laatste niet minder gunstige voor- waarden in dienst te houden.
b. Indien een notarieel lichaam, als bedoeld in artikel 1 van deze collectieve arbeidsovereenkomst, wordt ontbonden of beëindigd, wordt de arbeidsovereenkomst met de werknemer ten aanzien van dat ontbonden of beëindigd lichaam geacht op dezelfde voor- waarden met de notaris(sen) ten dienste van wiens/ wier ambts- uitoefening dit lichaam werkzaam was, voort te duren.
Voor de nakoming door de werkgever van zijn financiële ver- plichtingen jegens de werknemer zijn, in het in de vorige alinea bedoelde geval, het ontbonden of beëindigd lichaam en de be- trokken notaris(sen) hoofdelijk aansprakelijk.
6. Bij indiensttreding van een werknemer bij de waarnemer, die niet tot opvolger wordt benoemd, wordt de duur van de arbeidsovereen- komst van rechtswege beperkt tot de duur van de waarneming, ten- zij anders wordt overeengekomen.
Artikel 6
Voortzetting arbeidsovereenkomst door nieuw benoemde notaris
1. Zowel de waarnemer van een vacant kantoor, als een nieuw be- noemde notaris is verplicht de werknemers, die ten tijde van zijn benoeming op het kantoor werkzaam zijn, op voor dezen niet min- der gunstige voorwaarden in dienst te nemen.
De werknemers op een vacant kantoor zijn verplicht op dezelfde voorwaarden in dienst te treden van de nieuw benoemde notaris.
2. Zowel een nieuw benoemde notaris, als de op het vacante kantoor in dienst zijnde werknemers zijn gebonden aan de tussen de vorige werkgever en die werknemers gesloten arbeidsovereenkomst.
Artikel 7
Salarissen
1. De werkgever is verplicht aan de werknemers tenminste de salaris-
7
sen te betalen, bepaald op de grondslag van de als bijlage van deze overeenkomst gevoegde salarisschaal, zulks met inachtneming van het in de volgende alinea’s bepaalde.
Onder ″ salaris″ wordt in deze CAO niet begrepen het aan de werk- nemer verschuldigde wegens vakantiebijslag, emolumenten, gratifi- caties, tantièmes en/of winstdelingen; onder jaarsalaris wordt mits- dien verstaan: twaalf maal het bruto maandsalaris, exclusief genoemde bestanddelen.
2. Het in het vorige lid bepaalde is niet toepasselijk op werkgevers, wier kantoor gedurende de drie aan het lopende jaar laatst vooraf- gaande jaren hun zelf en/of hun voorganger(s) gemiddeld minder dan f 100 000,00 inkomen heeft opgeleverd.
3. De in het vorige lid bedoelde werkgever kan voor het jaar, volgende op zulk een driejarige periode, het salaris na onderling overleg met de betrokken werknemer beneden voormelde schaal vaststellen. Indien zich gedurende dat jaar of de daaropvolgende jaren in de fei- telijke omstandigheden van het kantoor gunstige wijzigingen voor- doen, heeft de werknemer recht op herziening van het salaris. De salarissen vastgesteld als hiervoor in dit lid 3 bedoeld, zullen nim- mer in strijd mogen zijn met het bepaalde in wettelijke regelingen.
4. Herintreders worden bij in diensttreding na 1 januari 1995 ingedeeld in functieklasse AI. Onder herintreders worden verstaan diegenen, die, onmiddellijk voorafgaande aan hun arbeidsovereenkomst bij een werkgever als bedoeld in artikel 1 en voor het als hoofdtaak verrich- ten van werkzaamheden omschreven in functieklasse A, gedurende minstens vijf jaren niet aan het arbeidsproces hebben deelgenomen.
5. Salarisverhogingen, die krachtens de bepalingen van deze overeen- komst bij het bereiken van een zekere leeftijd verschuldigd zijn, gaan in op de eerste van de maand, volgende op die waarin die leeftijd is bereikt.
6. Bij het bepalen van het salaris voor werknemers jonger dan 23 jaar gelden de hierna vermelde percentages van het in de salarisschaal vermelde salaris voor een 23-jarige werknemer in dezelfde klasse: 22 jaar: 85%
21 jaar: 721⁄2%
20 jaar: 61%
19 jaar: 521⁄2%
18 jaar: 451⁄2%
17 jaar: 391⁄2%
16 jaar: 341⁄2%
7. Voor werknemers in de klassen B, C en D (met uitzondering van boekhouders) die in het bezit zijn van de akte van bekwaamheid als
8
Notariaat 1999
Verbindendverklaring CAO-bepalingen
notarisklerk, afgegeven door de bond, respectievelijk de Stichting Opleiding Medewerkers in het Notariaat, worden de minimum- salarissen met f 1200,00 per jaar verhoogd, mits deze akte van bekwaamheid – voor zover nog af te leggen examens betreft – is ver- worven op grond van een examen, afgelegd in overeenstemming met een door de KNB en de bond goedgekeurd examenreglement en uit- gereikt door een in overleg met de KNB en de bond benoemde Examencommissie.
Voor werknemers die als zelfstandige hoofdtaak de gehele boekhou- ding voeren en in het bezit zijn van een praktijkdiploma boekhou- den, worden de minimumsalarissen met f 500,00 per jaar verhoogd. Voor hen die genoemde akte van bekwaamheid of het praktijkdi- ploma boekhouden verwerven na het in werking treden van deze overeenkomst, gaat het recht op deze verhoging in met ingang van de maand volgende op die waarin de akte of dat diploma is verkre- gen.
Artikel 8
1. De betaling van het salaris zal plaatshebben uiterlijk op de laatste werkdag van de maand en op zodanige wijze dat de werknemer op die werkdag over de gelden kan beschikken.
2. De uitkering van de vergoeding voor overwerk kan in overleg maan- delijks of per kwartaal geschieden.
Artikel 9
Arbeidstijden
1. De arbeidsduur en de normale kantooruren worden door de werkge- ver en de werknemer bij de arbeidsovereenkomst vastgesteld met inachtneming van de geldende wettelijke bepalingen.
2. a. De werkzaamheden moeten worden verricht tijdens de in lid 1 bedoelde kantooruren en gedurende de eerste vijf dagen van de week, tot ten hoogste 38 uur per week.
b. De werkgever kan twaalf maal per kalenderjaar, met een maxi- mum van twee maal per maand, de werknemer verplichten om werkzaamheden te verrichten buiten de in lid 1 bedoelde normale kantooruren ten behoeve van de avondopenstelling van het kan- toor. Deze uren dienen in principe aan te sluiten op de normale kantooruren.
9
De aldus buiten de normale kantooruren gewerkte uren, met inbegrip van een half uur voor het nuttigen van de maaltijd, wor- den volledig gecompenseerd in vrije uren gedurende de normale kantooruren.
Opname van de vrije uren dient binnen één maand na de maand waarin buiten de normale kantooruren is gewerkt, plaats te vin- den.
Indien de werknemer de gecompenseerde uren niet binnen voor- meld tijdvak opneemt, kan de werkgever deze compensatie-uren volledig aanwijzen. Indien de werkgever daarvan geen gebruik maakt, worden – bij niet opname door de werknemer – deze compensatie-uren als vakantie-uren/dagen bijgeschreven.
c. In onderling overleg kan, indien de werkzaamheden daartoe aan- leiding geven, een flexibeler invulling van de arbeidstijden wor- den overeengekomen door de werkzaamheden te (laten) verrich- ten buiten de in lid 1 bedoelde normale kantooruren.
De aldus buiten de normale kantooruren gewerkte uren worden in beginsel volledig – maar tenminste voor de helft – gecompen- seerd in vrije uren gedurende de normale kantooruren.
Opname van vrije uren dient binnen drie maanden na de maand waarin buiten de normale kantooruren is gewerkt plaats te vin- den.
De werkgever kan als verplichte compensatie voor buiten de nor- male kantooruren gewerkte uren ten hoogste één dag per kalender- maand aanwijzen.
d. Indien de werknemer op grond van het hierboven onder c. be- paalde – na aftrek van de door vrije uren gecompenseerde tijd per saldo op jaarbasis meer uren dan in artikel 10 lid 3 vermeld heeft gewerkt, is voor dat meerdere sprake van overwerk als bedoeld in artikel 10.
3. a. Werknemers van 58 jaar en ouder, met een volledige dagtaak, hebben met ingang van de werkweek volgende op de kalender- week waarin de betreffende – hierna te noemen – leeftijd is bereikt, recht op arbeidstijdverkorting met behoud van het volle salaris.
b. Deze arbeidstijdverkorting bedraagt per week: voor 58- en 59-jarigen: 1 uur
voor 60-jarigen: 2 uur voor 61-jarigen: 3 uur voor 62-jarigen: 4 uur
voor 63-jarigen: 2 x 3 uur en
voor 64-jarigen en ouder: een volle werkdag
De arbeidstijdverkorting wordt in beginsel – en in goed overleg met de werkgever – toegestaan per werkdag c.q. per werkweek.
c. 58- en 59-jarigen dienen de in lid b bedoelde arbeidstijdverkor- ting per week op te nemen. Wordt van het recht op arbeidstijd-
10
Notariaat 1999
Verbindendverklaring CAO-bepalingen
verkorting door hen in die betreffende week geen gebruik ge- maakt, dan vervalt dit voor die week.
d. In de overige gevallen van arbeidstijdverkorting kan in bijzon- dere omstandigheden de arbeidstijdverkorting worden opgespaard over een periode van ten hoogste vier achtereenvolgende weken. De aanspraak op arbeidstijdverkorting vervalt ten aanzien van de uren, c.q. dagen, die in vier achtereenvolgende weken zijn ver- kregen en niet zijn opgenomen.
Gedurende gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid alsmede tijdens vakanties, ontstaat géén aanspraak op arbeidstijdverkor- ting.
e. Bij gebreke van overeenstemming daaromtrent tussen werkgever en werknemer zal de arbeidstijdverkorting moeten worden opge- nomen op de eerste feitelijke werkdag, c.q. voor wat de arbeids- tijdverkorting ad 2 x 3 uur voor 63-jarigen betreft, op de twee eerste feitelijke werkdagen van de week.
4. Voor het berekenen van overwerktoeslag moet worden uitgegaan van het jaartotaal arbeidsuren als in artikel 10 lid 3 vermeld.
Artikel 10
Overwerk
1. Overwerk moet zoveel mogelijk worden voorkomen, doch wanneer het bedrijfsbelang dit vordert, kan de werkgever de werknemer ver- plichten overwerk te verrichten tot een maximum van 8 uur per week. Op de zaterdag mag slechts worden overgewerkt indien bij- zondere omstandigheden daartoe nopen.
Voorts mag in enig kwartaal niet langer dan 55 uur overwerk wor- den gevorderd.
Werknemers van 55 jaar en ouder kunnen niet tot overwerk verplicht worden.
2. Arbeidsuren, die de grens van de bij de arbeidsovereenkomst over- eengekomen arbeidstijd overschrijden en als zodanig zijn opgedra- gen, zijn overwerkuren in de zin van lid 3.
3. Voor overwerk wordt per uur, voorzover verricht in de avonduren, 25% en voor zover verricht op zaterdagen 50% van het uurloon extra uitbetaald.
Voor de vaststelling van het uurloon wordt het jaar berekend op 48 x 38 uur = 1.824 uur.
11
4. Als overwerk wordt (worden) echter niet beschouwd:
a. werk verricht na het normale tijdstip van beëindiging van de werkzaamheden, voorzover dit incidenteel nodig is voor het afmaken van de gewone dagtaak en een duur van circa een half uur niet te boven gaat
b. werkzaamheden verricht voor veilingen, ook al worden die bui- ten de normale kantooruren gehouden.
Artikel 11
Vakantiedagen
1. Iedere werknemer heeft – met inachtneming van het hierna bepaalde
– per kalenderjaar recht op een vakantie van tenminste vijfentwintig werkdagen, met behoud van salaris.
De werknemer die per 1 januari van enig jaar 35, 45 of 55 jaar en ouder is, heeft – met ingang van dat jaar – boven het hiervoor genoemde aantal dagen recht op respectievelijk 1,2 of 3 werkdagen extra vakantie, mits hij per 1 januari van het betreffende jaar tenmin- ste vijf onmiddellijk daaraan voorafgaande jaren in het notariaat werkzaam is geweest.
Onder werkdag wordt verstaan de dag waarop werkzaamheden wor- den verricht, hetzij in volledige, hetzij in onvolledige dagtaak.
De zaterdag wordt niet als werkdag beschouwd.
De vakantie moet – tenzij anders overeengekomen, danwel het aan- tal vakantiedagen daartoe ontoereikend is – voor de duur van ten- minste twee weken aaneengesloten worden genoten in de eerste elf maanden van het kalenderjaar.
Ten aanzien van drie vakantiedagen (begrepen in de hiervoor ge- noemde aantallen vakantiedagen) kan de werkgever bepalen zulks bij voorkeur in het begin van het kalenderjaar – dat die vakantiedagen door de werknemer op drie door hem, werkgever, vast te stellen dagen als ,,verplichte snipperdagen’’ worden genoten.
2. Voor werknemers, met wie een arbeidsduur van minder dan vijf dagen per week is overeengekomen, wordt het in dit artikel bedoelde aantal vakantiedagen naar evenredigheid van het aantal bedongen arbeidsdagen per week vastgesteld.
3. a. Met ingang van het kalenderjaar 1996 is een werkdag extra vakantie toegekend aan werknemers die per 1 januari van dat jaar of daaropvolgende jaren 55, 56, 57, 58 of 59 jaar zijn en mits zij per 1 januari van dat betreffende jaar ten minste vijf onmiddel- lijk daaraan voorafgaande jaren in het notariaat werkzaam zijn geweest.
Het recht op de in dit lid bedoelde extra vakantiedag vervalt bij het bereiken van de 60-jarige leeftijd.
b. Met ingang van het kalenderjaar 1997 is, in het kader van de
12
Notariaat 1999
Verbindendverklaring CAO-bepalingen
invoering van de verplichte flexibilisering van de arbeidstijden als bedoeld in artikel 9 lid 2b, een werkdag extra vakantie toe- gekend aan werknemers die per 1 januari van een jaar waarin deze regeling van toepassing is, 45 jaar of ouder zijn maar niet ouder dan 54 jaar en mits zij per 1 januari van dat jaar ten min- ste vijf onmiddellijk daaraan voorafgaande jaren in het notariaat werkzaam zijn geweest. Het recht op de in dit lid bedoelde extra vakantiedag vervalt bij het bereiken van de 55-jarige leeftijd.
4. Bij aanvang, respectievelijk beëindiging van de arbeidsovereenkomst in de loop van het kalenderjaar, wordt de vakantieduur naar evenre- digheid vastgesteld; gedeelten van een dag worden daarbij voor een hele vakantiedag geteld.
Bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst in de loop van het kalenderjaar wordt de vakantie zoveel mogelijk zodanig genoten dat de laatste dag daarvan samenvalt met de dag waarop de arbeidsover- eenkomst eindigt, tenzij in deze gevallen de aanspraak op vakantie- dagen met instemming van de werknemer wordt vervangen door een uitkering in geld, op de voet van artikel 7:641 BW.
Het hiervoor bepaalde vindt op overeenkomstige wijze toepassing op een werknemer die voor de eerste oefening in de werkelijke militaire dienst opkomt of die, onmiddellijk na beëindiging van deze militaire verplichtingen, zijn werkzaamheden hervat.
5. Het vakantiejaar valt samen met het kalenderjaar.
6. De arbeidsovereenkomst met de ambtsvoorganger(s) van de werkge- ver wordt ten aanzien van dit artikel als arbeidsovereenkomst met de werkgever aangemerkt.
7. De werkgever stelt de tijdstippen van aanvang en einde van de vakantie vast na overleg met de werknemer.
Dit overleg en deze vaststelling vinden, tenzij bijzondere omstandig- heden dit verhinderen, zo tijdig plaats dat de werknemer de gelegen- heid heeft tot het treffen van voorbereidingen voor de besteding van de vakantie.
8. De werknemer zal, zolang de arbeidsovereenkomst duurt, voor niet opgenomen vakantiedagen geen geldelijke vergoeding kunnen vor- deren.
9. Als vakantiedagen worden niet aangemerkt de dagen waarover we-
13
gens arbeidsongeschiktheid recht bestaat op doorbetaling van het salaris als bedoeld in artikel 14 lid 1.
Artikel 12
Vakantiebijslag
1. Iedere werknemer heeft per jaar recht op een vakantiebijslag ter grootte van een percentage van zijn vaste jaarsalaris.
Onder ,,vast jaarsalaris’’ moet ten deze worden verstaan het bedrag, gelijk aan twaalfmaal het op de dag van uitbetaling van de toeslag geldende vaste maandsalaris.
Het percentage wordt op de meerbedoelde bijlage van deze overeen- komst (salarisschaal) vermeld.
2. Indien hij slechts een gedeelte van het jaar in dienst mocht zijn, zal de vakantiebijslag in evenredigheid aan het aantal volle maanden, dat hij in dat jaar in dienst is of zal zijn, worden berekend.
3. De vakantiebijslag moet worden uitgekeerd voor een aaneengesloten vakantie van twee weken, doch uiterlijk
– op 31 mei van het desbetreffende jaar aan de werknemers met wie voor of uiterlijk op 1 januari van dat jaar reeds een arbeids- overeenkomst bestaat
– op 30 september van het desbetreffende jaar in alle overige gevallen.
4. Eventueel xxxxxx xxxxxxx vakantiebijslag kan door de werkgever met het salaris worden verrekend.
Artikel 13
Buitengewoon verlof
1. Onverminderd het bepaalde in artikel 7:629 – 629b BW ten aanzien van hierna niet genoemde oorzaken van verzuim, wordt buitenge- woon verlof met behoud van salaris verleend:
x. bij ondertrouw van de werknemer c.q. bij aangifte van de regi xxxxxxx van een geregistreerd partnerschap door de werknemer: de dag van ondertrouw c.q. de dag van aangifte
b. bij huwelijk van de werknemer c.q. bij het aangaan van een ge registreerd partnerschap door de werknemer: twee dagen
c. bij huwelijken van één van zijn kinderen, stief- of pleegkinderen, broer of zuster en broer of zuster van zijn echtgenote (respectie- velijk van haar echtgenoot): de dag van het huwelijk
d. bij bevalling van de echtgenote van de werknemer: twee dagen
e. bij overlijden van zijn echtgenote (respectievelijk haar echtge- noot) of van één van de kinderen, stief- of pleegkinderen en aan-
14
Notariaat 1999
Verbindendverklaring CAO-bepalingen
getrouwde kinderen: van de dag van overlijden tot en met de dag van de begrafenis of crematie
f. bij overlijden van één der ouders (daaronder mede begrepen schoon-, stief- en pleegouders) broer, zuster, zwager of schoon- zuster van de werknemer: twee dagen
g. bij overlijden van één der grootouders: één dag
h. bij een 25-jarige arbeidsovereenkomst en bij 25- en 40-jarig huwelijk c.q. geregistreerd partnerschap van de werknemer: één dag
i. bij een 40-, 45- en 50-jarige arbeidsovereenkomst van de werk- nemer: twee dagen
j. bij verhuizing: één dag
k. voor het afleggen van (para-)medische bezoeken door werkne- mers met een arbeidsovereenkomst op fulltime basis: maximaal vier uren per jaar. Voor het werkelijk aantal uren per jaar dat nodig is voor het afleggen van deze bezoeken en dat uitstijgt boven voornoemde vier uren, kan vrij worden genomen voor rekening van de werknemer
l. voor het afleggen van vakexamens of -tentamens: de daarvoor nodige tijd
n. indien er sprake is van een samenlevingsvorm buiten huwelijk:
– is het bepaalde onder c overeenkomstig van toepassing bij huwelijk van een kind, broer of zuster van de partner, indien en voorzover er sprake is van een samenlevingsvorm met een duurzaam karakter, welke duurzaamheid dient te blijken uit het feit, dat de partners gedurende tenminste twee jaar op het- zelfde adres staan ingeschreven
– is het bepaalde onder d overeenkomstig van toepassing bij bevalling van de partner
– is het bepaalde onder e overeenkomstig van toepassing bij overlijden van de partner of een kind van de partner
– is het bepaalde onder f overeenkomstig van toepassing bij overlijden van één der ouders, kind, broer of zuster van de partner, indien en voorzover er sprake is van een samenle- vingsvorm met een duurzaam karakter, welke duurzaamheid dient te blijken uit het feit dat de partners gedurende ten min- ste twee jaar op hetzelfde adres staan ingeschreven.
Onder een samenlevingsvorm buiten huwelijk wordt voor deze xxxx- xxxx ook begrepen het geregistreerd partnerschap.
Cumulatie van buitengewoon verlofdagen zoals in dit lid weergege- ven, vindt met die gesteld onder lid 1 c, d, e en f niet plaats.
2. De eerste-, respectievelijk tweede-secretaris van de Examencommis-
15
sie, voorzover zijn aanwezigheid bij het examen (voor de akte van bekwaamheid als notarisklerk) is vereist: alle dagen waarop het vak- examen wordt gehouden.
3. De afwezigheid wordt de werkgever zo tijdig mogelijk tevoren mee- gedeeld en – voorzover de werknemer daarop invloed kan uitoefe- nen – bij voorkeur zodanig gekozen dat het werk op het kantoor daarvan zo weinig mogelijk hinder ondervindt.
4. Extra verlof met behoud van salaris wordt gegeven voor het bijwo- nen van vergaderingen, uitgeschreven door de bond of één van haar afdelingen, indien de werknemer deel uitmaakt van één der bes- turende organen of afgevaardigde van een afdeling is, voorzover de werkzaamheden van het kantoor dit toelaten en tot een maximum van totaal vijf werkdagen per kalenderjaar.
5. Niet als werkdagen worden aangemerkt: Nieuwjaarsdag
Tweede Paasdag Hemelvaartsdag Tweede Pinksterdag Koninginnedag
Eerste en Tweede Kerstdag
Artikel 14
Doorbetaling bij arbeidsongeschiktheid en na overlijden
1. De werkgever is verplicht aan de door ziekte of ongeval arbeidson- geschikte werknemer die volledig of gedeeltelijk niet in staat is – voor wat het hierna onder sub a bepaalde betreft: zijn en voor wat het hierna onder sub b bepaalde betreft: gangbare werkzaamheden te verrichten, te betalen in dezelfde termijnen als waarin het salaris wordt betaald:
a. gedurende die arbeidsongeschiktheid en maximaal gedurende 52 weken het laatstgenoten salaris, c.q. het salaris waarop de werk- nemer in die periode op grond van deze collectieve arbeidsover- eenkomst of krachtens daar bovenuit stijgende overheids- maatregelen aanspraak kan maken, met dien verstande dat met ingang van de derde ziekmelding in het betreffende kalenderjaar gedurende de eerste twee weken (voor kantoren met maximaal 15 werknemers)/gedurende zes weken (voor kantoren met meer dan 15 werknemers) ten minste 85% van het betreffende salaris moet worden betaald
b. gedurende de aan het hiervoor onder sub a bedoelde tijdvak aan- sluitende periode van arbeidsongeschiktheid doch maximaal ge- durende tien maanden het laatstgenoten salaris als onder sub a bedoeld, doch maximaal een bedrag gelijk aan het alsdan gel-
16
Notariaat 1999
Verbindendverklaring CAO-bepalingen
dende maximumdagloon (per jaar) in de zin van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering
c. het in lid b bepaalde is evenwel niet van toepassing:
– op werknemers die korter dan vijf jaren op een notariskantoor werkzaam zijn en voordien niet in het notariaat werkzaam waren, met dien verstande dat door deze werknemers per vol dienstjaar het recht wordt verkregen op twee maanden sup- pletie op een arbeidsongeschiktheidsuitkering, zodat zij na een arbeidsovereenkomst van vijf jaren te dezer zake dezelfde rechten hebben verkregen als de overige werknemers in het notariaat
– op werknemers van 65 jaar en ouder, tenzij door werkgever en werknemer daaromtrent anders is of wordt overeengeko- men
– indien de arbeidsongeschiktheid haar oorzaak vindt in aan de werknemer toe te rekenen risicovolle bezigheden die geen rechtstreeks verband hebben met de uitoefening van zijn functie of werkzaamheden als tussen hem en zijn werkgever overeengekomen.
2. Op de ingevolge lid 1 sub b van dit artikel te betalen (bruto) bedra- gen mag door de werkgever telkens in mindering worden gebracht het bedrag van de uitkering waarop de werknemer aanspraak kan of zou kunnen maken op grond van de AAW/WAO, c.q. de geldende collectieve verzekering, doch uitsluitend indien en voorzover:
a. deze uitkering niet aan de werkgever, doch rechtstreeks aan de betrokken werknemer geschiedt
b. deze uitkering door schuld of nalatigheid van de werknemer geheel of gedeeltelijk wordt geweigerd of ingetrokken.
3 a. Het door de werkgever op grond van het vorenstaande uit te keren netto-bedrag zal (tezamen met de netto-bedragen van de in lid 2 bedoelde uitkeringen over dezelfde periode) niet meer bedragen dan het netto-bedrag dat de werknemer over de over- eenkomstige periode zou hebben ontvangen, indien hij niet ar- beidsongeschikt zou zijn geweest.
b. Indien de werknemer gedeeltelijk en/of elders werkzaamheden verricht zullen de daaruit voortvloeiende netto-inkomsten in min- dering komen op het door de werkgever krachtens artikel 14 leden 1 en 2 te suppleren bedrag over de overeenkomstige pe- riode.
4. Na het overlijden van een werknemer is de werkgever verplicht aan
17
diens nagelaten betrekkingen, indien en voorzover zij jegens het bedrijfspensioenfonds aanspraak kunnen maken op pensioen, het laatstgenoten xxxxxxx te betalen gedurende de maand van overlijden en de daarop volgende drie maanden, waarop hij evenwel in minde- ring mag brengen het over die periode aan die nagelaten betrekkin- gen toegekende of toe te kennen pensioen als evenbedoeld.
5. Indien en voor zover de werknemer xxxxxxx van zijn arbeids- ongeschiktheid als in dit artikel bedoeld jegens een derde een vorde- ring tot schadevergoeding wegens loonderving kan doen gelden, komt de werkgever op grond van het bepaalde in artikel 6:107a BW rechtstreeks het recht toe de uit dit artikel voortvloeiende loondoor- betalingsverplichtingen op de derde-aansprakelijke te verhalen, ook voor zover die loondoorbetalingsverplichting uitstijgt boven de wet- telijke verplichtingen.
Ter uitoefening van dit regresrecht is de werknemer verplicht aan de werkgever alle bescheiden, informatie en/of medewerking, vereist of van nutte voor de uitoefening van dit regresrecht, op eerste verzoek te verstrekken.
Blijft de werknemer, ondanks schriftelijke aanmaning, in gebreke met het verstrekken van de redelijkerwijze van hem te verlangen gegevens, dan vervallen de in lid 1 bedoelde loondoorbetalings- verplichtingen voor zover zij uitstijgen boven de wettelijke loon- doorbetalingsverplichtingen van artikel 7:629 629b BW.
6. Bij de toepassing van lid 4 blijft het bepaalde in artikel 7:674 BW onverminderd van kracht.
Artikel 16
Scholing
A. Opleiding voor de akte van bekwaamheid als notarisklerk:
1. Werknemers die deze opleiding volgen, hebben recht op vijf werkdagen per kalenderjaar extra verlof met behoud van salaris.
2. Werknemers die deze opleiding volgen, hebben recht op vergoe- ding van de reiskosten en op vergoeding van de kosten voor de aanschaf van de studieboeken, mits deze niet aanwezig zijn in de kantoorbibliotheek.
3. Indien in verband met de vereiste reistijd de dagelijkse werk- zaamheden eerder moeten worden beëindigd kan, tenzij werkge- ver en werknemer een andere regeling treffen, de benodigde tijd in mindering worden gebracht op het aantal in lid 1 genoemde dagen.
B. Andere vormen van scholing:
1. Voorzover een werknemer niet de opleiding als hiervoor onder A genoemd volgt, heeft hij het recht jaarlijks één of meer cursus-
18
Notariaat 1999
Verbindendverklaring CAO-bepalingen
sen te volgen die, mede naar het oordeel van de werkgever, van belang zijn voor het vervullen van de huidige functie.
De werkgever is verplicht van de kosten van deze cursussen de kosten voor ten minste vier dagdelen per jaar voor zijn rekening te nemen.
Onder kosten worden onder meer verstaan de kosten van de cur- sus inclusief studiemateriaal, de reiskosten, zomede de benodigde tijd, voorzover die valt binnen de dagelijkse arbeidstijd.
3. De werknemer is verplicht de helft van de in lid 1 genoemde dag- delen in eigen tijd te volgen. Ook de voorbereiding dient in eigen tijd plaats te vinden.
4. Indien een werknemer in enig kalenderjaar geen gebruik heeft gemaakt van het in lid 1 genoemde minimum aantal dagdelen, dan zijn deze per 31 december van dat kalenderjaar vervallen.
19
BIJLAGE 1
Schaal van de minimumsalarissen per 1 januari 1999 (inclusief de ver- hoging per 1 januari 1999 met 2,5%)
Leeftijd | Klasse a | Klasse b | Klasse c | Klasse d | Xxxxxxxx |
00 | 28 142,40* | 34 673 | 36 534 | 23 | |
24 | 33 473 | 35 389 | 37 489 | 24 | |
25 | 34 117 | 36 106 | 38 444 | 41 508 | 25 |
26 | 34 759 | 36 825 | 39 400 | 42 625 | 26 |
27 | 35 402 | 37 543 | 40 354 | 43 741 | 27 |
28 | 36 044 | 38 260 | 41 311 | 44 862 | 28 |
29 | 36 688 | 38 978 | 42 266 | 45 978 | 29 |
30 | 37 329 | 39 695 | 43 220 | 47 096 | 30 |
40 413 | 44 176 | 48 213 | 31 | ||
41 128 | 45 130 | 49 332 | 32 | ||
41 847 | 46 085 | 50 451 | 33 | ||
42 564 | 47 041 | 51 566 | 34 | ||
43 280 | 47 997 | 52 689 | 35 | ||
43 930 | 48 863 | 53 806 | 36 | ||
44 583 | 49 704 | 54 925 | 37 | ||
45 232 | 50 542 | 56 043 | 38 | ||
45 888 | 51 384 | 57 160 | 39 | ||
46 682 | 52 220 | 58 278 | 40 |
De vakantiebijslag van 8% is niet begrepen in bovengenoemde bedra- gen.
* wettelijk minimumloon per 1 januari 1999 excl. vakantiebijslag
Voor alle werknemers die op 31 december 1998 in dienst zijn en een jaarsalaris hebben (op fulltime-basis) dat niet hoger is dan 90 000,– bruto (peildatum 31 december 1998) geldt een verplichte salaris- verbetering van 2,5% per 1 januari 1999.
Voor werknemers die een jaarsalaris hebben dat hoger is dan het salaris als hiervoor genoemd, geldt in het kader van de CAO geen verplichte salarisverbetering.
Onder het bruto jaarsalaris ad 90 000,– als hiervoor gemeld, wordt ten deze verstaan: 12 maal het bruto maandsalaris, exclusief vakantiebijslag en overige emolumenten.
Voor herintreders die vanaf 1 januari 1995 in dienst zijn getreden en wier werkzaamheden onder klasse AI vallen is de nieuwe schaal voor klasse AI van toepassing.
20
Notariaat 1999
Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Schaal voor klasse AI per 1 januari 1999
Dienstjaren AI
0 | *28.142,40 |
1 | ..29.342,40 |
2 | 30.542,40 |
3 | 31.742,40 |
4 | 32.942,40 |
De vakantiebijslag van 8% is niet begrepen in bovengenoemde bedra- gen.
* wettelijk minimumloon per 1 januari 1999
21
II. Het is de werkgever toegestaan om in het kader van een verzoek om ontheffing als bedoeld in artikel 8, derde lid, van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945, af te wijken van de onder I opgeno- men bepaling(en) houdende een mutatie van het loon voorzover de onverkorte toepassing van die bepaling(en) de verlening van een onthef- fing in de weg zou staan om reden dat de personeelskosten van de betrokken onderneming onvoldoende zijn gematigd.
III. Indien en voor zover de onder I opgenomen bepalingen strijdig zijn met bij of krachtens de wet gestelde of te stellen regelen, prevaleren deze regelen.
IV. Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na die van publicatie in de Staatscourant en heeft geen terugwerkende kracht.
V. Dit besluit wordt gepubliceerd door plaatsing in een bijvoegsel bij de Staatscourant.
’s-Gravenhage, 25 mei 1999
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Namens de Minister:
De Directeur van het Centraal kantoor
van de Arbeidsinspectie,
C. J. Meerhof.
22