REGLEMENT GESCHILLENCOMMISSIE MAKELAARDIJ
REGLEMENT GESCHILLENCOMMISSIE MAKELAARDIJ
voor de zakelijke markt per 1 april 2016
Begripsomschrijving
Artikel 1. In dit reglement wordt verstaan onder:
stichting : de Stichting Geschillencommissies voor Beroep en Bedrijf;
commissie : de Geschillencommissie Makelaardij, ingesteld en in stand gehouden door de stichting;
bedrijf : het lid van de Nederlandse Vereniging van Makelaars o.g. en vastgoeddeskundigen (NVM) of de Vereniging Vast- goedPRO (hierna te noemen: VastgoedPRO) dan wel de ondernemer die zich bij de stichting voor de behandeling van geschillen door de commissie heeft laten registreren;
de ondernemer : de persoon die handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf;
voorwaarden : de voorwaarden, zoals deze gelden in de relatie tussen het bedrijf en de ondernemer.
Samenstelling en taak
Artikel 2. 1. De commissie bestaat uit een door de stichting te bepalen aantal onafhankelijke leden: één of meer door de stichting aangezochte voorzitters, één of meer door MKB-Nederland voorgedragen leden en één of meer door de NVM of VastgoedPRO voorgedragen leden. Alle leden worden benoemd door het bestuur van de stichting. De voorzit- ter(s) dient(nen) de hoedanigheid van meester in de rechten te heb- ben.
Het secretariaat van de commissie wordt verzorgd door de stichting.
2. Aan de behandeling van voorgelegde geschillen nemen deel: een voorzitter, een lid voorgedragen door MKB-Nederland en een lid voor- gedragen door de NVM of VastgoedPRO.
Artikel 3. De commissie heeft tot taak geschillen tussen het bedrijf en de ondernemer te beslechten, voorzover deze betrekking hebben op de totstandkoming of de uitvoering van overeenkomsten met betrekking tot door het bedrijf te leveren of geleverde diensten en/of zaken.
Zij doet dit door in een dergelijk geschil een bindend advies uit te brengen of door een schikking tussen partijen te bevorderen.
Bevoegdheid
Artikel 4. De commissie is bevoegd een geschil te behandelen, indien en voorzover partijen zijn overeengekomen zich aan het bindend advies van de commissie te onderwerpen.
Ontvankelijkheid
Artikel 5. De commissie verklaart de ondernemer in zijn klacht ambtshalve niet ontvankelijk:
a. indien en voorzover het geschil betrekking heeft op dood, lichamelijk letsel of ziekte;
b. indien het een geschil betreft over de niet-betaling van een factuur en daaraan geen inhoudelijke klacht ten grondslag ligt;
c. indien het een geschil betreft waarover de ondernemer of met inachtneming van artikel 6 lid 1 onder c de ondernemer reeds bij de rechter een procedure aanhangig heeft gemaakt of waarin de rechter reeds een uitspraak over de in- houd heeft gedaan.
d. indien het een geschil betreft over aansprakelijkheid voor schade met een fi- nancieel belang van meer dan € 10.000,--.
Artikel 6. 1. De commissie verklaart op verzoek van het bedrijf - gedaan bij eerste gelegenheid
- de ondernemer in zijn klacht niet ontvankelijk:
a. indien hij zijn klacht niet eerst overeenkomstig de op de overeenkomst van toepassing zijnde voorwaarden bij de ondernemer heeft ingediend;
b. indien hij het geschil vervolgens niet overeenkomstig de op de overeenkomst van toepassing zijnde voorwaarden bij de commissie aanhangig heeft gemaakt;
c. indien het bedrijf aan de ondernemer een termijn van vijf weken heeft gegeven om het geschil bij de commissie aanhangig te maken en de onderne- mer van die mogelijkheid geen gebruik heeft gemaakt. Het bedrijf dient daarbij aan te kondigen dat hij na het verstrijken van voornoemde termijn zich vrij zal achten het geschil aan de gewone rechter voor te leggen.
2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, aanhef en onder a en b, kan de commissie besluiten het geschil toch in behandeling te nemen, indien de onder- nemer terzake van de niet naleving van de voorwaarden naar het oordeel van de commissie redelijkerwijs geen verwijt treft.
De behandeling van geschillen
Artikel 7. 1. Partijen hebben het recht zich bij de behandeling van een geschil door derden te laten bijstaan of vertegenwoordigen.
2. Het geschil dient aan de commissie te worden voorgelegd door middel van een door de commissie te verstrekken en door de ondernemer in te vullen vragenfor- mulier.
Artikel 8. 1. Degene die een geschil voorlegt, is een door de stichting vastgesteld bedrag aan klachtengeld verschuldigd.
2. Het in lid 1 bedoelde bedrag wordt door de commissie niet terugbetaald.
Artikel 9. 1. Indien de ondernemer de betaling van de dienst en/of de zaak waarover het geschil gaat geheel of gedeeltelijk achterwege heeft gelaten, dient de ondernemer het nog openstaande factuurbedrag bij de commissie te deponeren, tenzij partijen anderszins overeenkomen. Over dit bedrag wordt geen rente vergoed.
Artikel 10. Indien de ondernemer niet binnen één maand na een daartoe strekkend verzoek voldoet aan het bepaalde in de artikelen 7 lid 2, 8 en 9, wordt hij geacht het ge- schil te hebben ingetrokken. De commissie kan de termijn van één maand bekor- ten of verlengen.
Artikel 11. 1. De commissie kan besluiten de behandeling van een geschil niet voort te zetten, indien zij van oordeel is dat het onderwerp van geschil aan een onderzoek van een deskundige dient te worden onderworpen, en deze dienstverlening betrekking heeft op een zaak die zich niet in Nederland bevindt of de ondernemer die de zaak
onder zich heeft het onderzoek weigert of anderszins onderzoek naar het oordeel van de commissie niet mogelijk is.
2. De commissie zal een geschil niet behandelen of de behandeling staken, indien aan het bedrijf surseance van betaling is verleend, een schuldsaneringsregeling van kracht is geworden dan wel deze in staat van faillissement is geraakt, zolang het geschil nog niet ter zitting door de commissie is behandeld.
3. De commissie zal een geschil niet behandelen of de behandeling staken, indien de ondernemer zijn bedrijfsactiviteiten feitelijk heeft beëindigd zolang het geschil nog niet aanhangig is gemaakt.
Artikel 12. Wordt het geschil door het bedrijf aan de commissie voorgelegd, dan wordt het geschil slechts in behandeling genomen indien de ondernemer daarmee instemt en voldoet aan het bepaalde in de artikelen 7 lid 2 en 9, waarna het geschil verder behandeld wordt overeenkomstig de in dit reglement vastgelegde procedure.
Artikel 13. 1. De commissie stelt het bedrijf schriftelijk in kennis van het in behandeling nemen van het geschil, en stelt hem gedurende één maand in de gelegenheid zijn stand- punt over het geschil schriftelijk aan de commissie kenbaar te maken. De commis- sie kan de termijn van één maand bekorten of verlengen.
2. Het in het eerste lid bedoelde standpunt wordt door de commissie in afschrift aan de ondernemer toegezonden.
Artikel 14. 1. Indien de commissie dit nodig acht of indien één partij of beide partijen hiertoe de wens te kennen geeft of geven, worden beide partijen opgeroepen teneinde mon- deling te worden gehoord. De commissie stelt plaats, dag en uur vast en stelt par- tijen daarvan op de hoogte.
2. De commissie kan partijen op hun verzoek toestaan getuigen of deskundigen mee te nemen en door haar te doen horen. De namen en adressen dienen uiterlijk één week voor de zitting van de commissie aan haar te zijn opgegeven.
Artikel 15. De commissie kan indien zij dat noodzakelijk acht zelf inlichtingen inwinnen, ondermeer door het horen van getuigen of deskundigen, door het instellen van een onderzoek of door het doen instellen van een onderzoek door één of meer door haar aan te wijzen deskundige(n).
De commissie geeft daarvan kennis aan partijen. Partijen kunnen bij het horen van getuigen of deskundigen desgewenst aanwezig zijn.
De commissie verstrekt een afschrift van het deskundigenrapport aan partijen, die daarop binnen twee weken schriftelijk bij de commissie kunnen reageren. De commissie kan de termijn van twee weken bekorten of verlengen.
Uitspraak
Artikel 16. 1. De commissie beslist naar redelijkheid en billijkheid, met inachtneming van de tussen partijen gesloten overeenkomst en de daarvan deel uitmakende voorwaar- den.
De commissie beslist met meerderheid van stemmen. Het bindend advies wordt door de voorzitter ondertekend en schriftelijk aan partijen medegedeeld.
2. Het bindend advies bevat, naast de beslissing, in elk geval:
a. de namen van de leden van de commissie;
b. de namen en woon-, c.q. vestigingsplaatsen van partijen;
c. de dagtekening van het bindend advies;
d. de motivering van de gegeven beslissing.
Artikel 17. 1. De commissie beslist over haar bevoegdheid, de ontvankelijkheid van partijen en het geheel of gedeeltelijk (on)gegrond zijn van de klacht.
2. De commissie kan voorts de volgende beslissingen nemen:
♦ een door één van partijen te betalen (schade)vergoeding vaststellen;
♦ een betalingsverplichting vaststellen;
♦ aan het bedrijf en/of aan de ondernemer nakoming opleggen van de overeen- komst;
♦ de overeenkomst ontbinden of de partij-ontbinding bevestigen;
alsmede iedere andere beslissing, die zij redelijk en billijk acht ter beëindiging van het geschil.
Artikel 18. Indien tijdens de behandeling van een geschil blijkt dat het geschil niet jegens de juiste partij aanhangig is gemaakt, verklaart de commissie de klacht ongegrond en wordt tevens een termijn bepaald, waarbinnen het geschil door de betrokkene op- nieuw aanhangig kan worden gemaakt, zonder dat deze opnieuw klachtengeld verschuldigd is.
Artikel 19. Indien partijen bij de mondelinge behandeling tot een schikking komen, kan de commissie de inhoud daarvan in de vorm van een bindend advies vastleggen,mits het betreft een verplichting tot schadevergoeding van maximaal € 10.000,-, een betaling door de ondernemer aan het bedrijf of een creditering respectievelijk te- rugbetaling aan de ondernemer van een door het bedrijf in rekening gebracht be- drag voor te verrichten of verrichte diensten.
Artikel 20. 1. In het bindend advies bepaalt de commissie mede de bestemming van een ingevolge artikel 9 bij haar in depot gestort bedrag.
2. Bij geschillen over verrekening van het depotbedrag overeenkomstig het bindend advies, beslist de commissie op verzoek van de meest gerede partij.
3. Indien de commissie zich niet bevoegd verklaart of degene die het geschil aanhangig maakt niet ontvankelijk verklaart, wordt het in depot gestorte bedrag aan de ondernemer terugbetaald.
Artikel 21. 1. a. Indien het geschil aanhangig is gemaakt door een ondernemer en de klacht van de ondernemer door de commissie geheel of gedeeltelijk gegrond wordt bevonden, wordt in het bindend advies tevens bepaald, dat het bedrijf aan de ondernemer het door deze ingevolge artikel 8 betaalde klachtengeld geheel of gedeeltelijk moet ver- goeden. Bovendien wordt bepaald dat de ondernemer, indien hij aangesloten is bij de NVM of VastgoedPro, als bijdrage in de kosten van behandeling van het geschil een door de stichting vastgesteld bedrag aan de commissie betaalt. Bepalend voor de hoogte daarvan is het bedrag dat door de stichting is vastgesteld voor het jaar waarin de commissie de klacht geheel of gedeeltelijk gegrond verklaart.
b. In afwijking van het bepaalde onder a wordt het klachtengeld door het bedrijf niet vergoed en is deze geen behandelingskosten verschuldigd, indien de commis- sie de klacht van de ondernemer gegrond acht en haar beslissing overeenstemt met de oplossing die door het bedrijf aan de ondernemer werd voorgesteld voor- dat deze het geschil bij de commissie aanhangig maakte, maar die door de onder- nemer niet werd geaccepteerd.
2. Het bepaalde in het eerste lid onder a. is eveneens van toepassing, indien het geschil aanhangig is gemaakt door een ondernemer en de klacht van de ondernemer door de commissie weliswaar ongegrond wordt bevonden, maar de commissie van oor- deel is dat het geschil desalniettemin op goede gronden aan haar is voorgelegd.
3. Indien het geschil aanhangig is gemaakt door het bedrijf en de klacht van de ondernemer door de commissie ongegrond wordt bevonden, wordt in het bindend advies tevens bepaald, dat de ondernemer aan het bedrijf het door deze betaalde klachtengeld geheel of gedeeltelijk moet vergoeden.
4. Indien het geschil aanhangig is gemaakt door het bedrijf en de commissie de klacht van de ondernemer geheel of gedeeltelijk gegrond heeft bevonden en de beslissing in het bindend advies overeenstemt met de oplossing die door het bedrijf aan de on- dernemer werd voorgesteld voordat deze het geschil bij de commissie aanhangig maakte maar die door de ondernemer niet werd geaccepteerd, wordt in het bindend advies bepaald dat de ondernemer aan het bedrijf het door deze betaalde klachten- geld geheel of gedeeltelijk moet vergoeden.
5. Indien het geschil aanhangig is gemaakt door het bedrijf, dat lid is van de NVM of VastgoedPro en de commissie de klacht van de ondernemer geheel of gedeeltelijk gegrond heeft bevonden, is het bedrijf aan de commissie behandelingskosten ver- schuldigd, tenzij de beslissing in het bindend advies overeenstemt met de oplos- sing die door het bedrijf aan de ondernemer werd voorgesteld voordat deze het geschil bij de commissie aanhangig maakte, maar die door de consument niet werd geaccepteerd.
6. Bij een tussen partijen getroffen schikking na verzending van de oproep om mon- deling te worden gehoord, is de ondernemer, wanneer deze lid is van de NVM of VastgoedPro, aan de commissie behandelingskosten verschuldigd. Het door de ene partij betaalde klachtengeld behoeft door de andere partij aan deze niet te worden vergoed.
Artikel 22. Behoudens het bepaalde in artikel 21 komen de door partijen ter zake van de behandeling van het geschil gemaakte kosten voor hun eigen rekening, tenzij de commissie in bijzondere gevallen anders bepaalt. In een zodanig geval komen voor vergoeding door de geheel of gedeeltelijk in het ongelijk gestelde partij slechts in aanmerking de door de wederpartij in redelijkheid gemaakte kosten en wel tot een maximum van vijfmaal het bedrag dat ingevolge artikel 8, aan de commissie ver- schuldigd is.
Artikel 23. 1. De voorzitter van de commissie kan uit eigen beweging of op een binnen twee weken na de verzenddatum van het bindend advies door een partij schriftelijk ge- daan verzoek een kennelijke reken- of schrijffout in het bindend advies herstellen, dan wel - indien de gegevens genoemd in artikel 16 lid 2 onder a tot en met c on- juist zijn vermeld - tot verbetering van die gegevens overgaan.
2. Een verzoek als bedoeld in het eerste lid wordt in afschrift aan de wederpartij gezonden en schort de mogelijkheid van tenuitvoerlegging van het bindend advies op, totdat op het verzoek is beslist.
3. De wederpartij wordt twee weken in de gelegenheid gesteld op het verzoek als bedoeld in het eerste lid te reageren.
4. Herstel of verbetering geschiedt middels schriftelijke mededeling aan partijen.
Geheimhouding, wraking en verschoning
Artikel 24. De leden van de commissie zijn tot geheimhouding verplicht ten aanzien van alle de partijen betreffende gegevens die hen bij de behandeling van het geschil ter kennis zijn gekomen.
Artikel 25. 1. Elk van de leden van de commissie, die met de behandeling van het geschil belast zijn, kan door één of door beide partijen in het geschil worden gewraakt indien ge- rechtvaardigde twijfel bestaat aan zijn onpartijdigheid of onafhankelijkheid. Wra- king kan worden gedaan uiterlijk binnen een week na de zitting waarop het geschil is behandeld.
2. Een wrakingsverzoek dient schriftelijk en gemotiveerd ingediend te worden. Tijdens een zitting kan het verzoek ook mondeling worden gedaan, maar dient het verzoek vervolgens uiterlijk binnen een week na zitting schriftelijk en gemotiveerd te worden ingediend. De behandeling van het geschil zal worden aangehouden totdat op het verzoek door de wrakingscommissie is beslist.
3. Een tijdig wrakingsverzoek wordt voorgelegd aan de wrakingscommissie van de stichting. De wrakingskamer neemt het verzoek tot wraking zo spoedig mogelijk in behandeling. De procedure voor de behandeling van een wrakingsverzoek is vast- gelegd in het reglement van de wrakingscommissie van de stichting.
4. Op grond van feiten of omstandigheden als bedoeld in het eerste lid kan een lid van de commissie zich ter zake van de behandeling van een geschil verschonen. Hij is verplicht dit te doen, indien de beide overige leden van de commissie, die
aan de behandeling van het geschil zullen deelnemen, van oordeel zijn dat de be- doelde feiten of omstandigheden zich te zijnen aanzien voordoen.
5. In geval van terechte wraking of verschoning wordt het betrokken lid (of leden) vervangen door een ander lid (of leden) van de commissie.
6. Zodra partijen op de hoogte zijn gesteld van de beslissing van de wrakingscom- missie, zal de behandeling van het geschil zo spoedig mogelijk worden voortgezet.
Slotbepalingen
Artikel 26. 1. Vernietiging van het bindend advies van de commissie kan uitsluitend plaatsvinden door het ter toetsing voor te leggen aan de gewone rechter binnen twee maanden na de verzending van de uitspraak aan partijen. De rechter zal het bindend advies vernietigen, indien de uitspraak in verband met de inhoud of wijze van totstandko- ming in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijk- heid onaanvaardbaar zou zijn. Door niet binnen voornoemde termijn de uitspraak aan de gewone rechter ter toetsing voor te leggen, wordt de uitspraak onaantast- baar.
2. Indien het bindend advies van de commissie niet binnen twee maanden na verzending ervan door de ondernemer is nagekomen en niet ter toetsing aan de gewone rechter is voorgelegd, treedt op verzoek van de ondernemer de nako- mingsgarantieregeling in werking van de NVM of VastgoedPRO, indien het bedrijf daarvan lid is of was ten tijde van de totstandkoming van de overeenkomst waar- uit het geschil, waarop het bindend advies betrekking heeft, voortvloeide.
Artikel 27. In alle gevallen waarin dit reglement niet voorziet, beslist de commissie, met inachtneming van eisen van redelijkheid en billijkheid.