COMMISSIE
COMMISSIE
van 17 december 2002
inzake een procedure op grond van artikel 81 van het EG-Verdrag en artikel 53 van de EER- overeenkomst tegen SGL Carbon AG, Le Carbone-Lorraine SA, Ibiden Co., Ltd, Tokai Carbon Co., Ltd, Toyo Tanso Co., Ltd, GrafTech International, Ltd, NSCC Techno Carbon Co., Ltd,
Nippon Steel Chemical Co., Ltd, Intech EDM BV en Intech EDM AG (Zaak nr. C.37.667 — Speciaal grafiet)
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2002) 5083)
(Slechts de teksten in de Duitse, de Engelse, de Franse en de Nederlandse taal zijn authentiek)
(2006/460/EG)
Op 17 december 2002 heeft de Commissie een beschikking gegeven in een procedure op grond van artikel 81 van het EG-Verdrag en artikel 53 van de EER-overeenkomst. Overeenkomstig artikel 30 van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad (1) publiceert de Commissie hierbij de namen van de partijen en de belangrijkste punten van de beschikking, rekening houdend met het rechtmatige belang van de ondernemingen dat hun bedrijfsbelangen worden beschermd. Een niet-vertrouwelijke versie van de vol- ledige tekst van de beschikking in de authentieke talen en in de werktalen van de Commissie is te vinden op de website van DG COMP: xxxx://xx.xxxxxx.xx/xxxx/xxxxxxxxxxx/xxxxx_xx.xxxx
1. BEKNOPTE BESCHRIJVING VAN DE INBREUK
1.1. Adressaten
(1) Deze beschikking is gericht tot de volgende ondernemin- gen:
Wegens het kartel dat de markt voor isostatisch speciaal grafiet betreft:
— GrafTech International, Ltd;
— SGL Carbon AG;
— Le Carbone-Lorraine SA;
— Ibiden Co., Ltd;
— Tokai Carbon Co., Ltd;
— Toyo Tanso Co., Ltd;
— Nippon Steel Chemical Co., Ltd/NSCC Techno Carbon Co., Ltd;
— Intech EDM BV/Intech EDM AG.
Wegens het kartel dat de markt voor geëxtrudeerd spe- ciaal grafiet betreft:
(1) PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 411/2004 (PB L 68 van 6.3.2004, blz. 1).
— SGL Carbon AG;
— GrafTech International, Ltd.
1.2. Aard van de inbreuk
(2) De zaak betreft twee hardcore kartels, tussen de produ- centen van respectievelijk isostatisch en geëxtrudeerd spe- ciaal grafiet. De Commissie heeft bewijzen verzameld dat de karteldeelnemers van juli 1993 tot februari 1998 (iso- statisch speciaal grafiet) en van februari 1993 tot novem- ber 1996 (geëxtrudeerd speciaal grafiet) afspraken maak- ten over richtprijzen voor het product, en verkoopvolu- mes en andere commerciële informatie uitwisselden. De twee kartels bestreken de hele wereld. Deze beschikking heeft betrekking op de inbreuken in de Gemeenschap en in de EER sinds 1 januari 1994.
(3) Beide inbreuken bestaan uit de deelname van de hierbo- ven vermelde adressaten in voortdurende overeenkom- sten en/of onderling afgestemde feitelijke gedragingen die strijdig zijn met artikel 81, lid 1, van het EG-Verdrag (vanaf februari 1986) en artikel 53 van de EER-overeen- komst (vanaf januari 1994), die de hele EER bestrijken en waarbij zij afspraken maakten over richtprijzen voor het product; afspraken maakten over prijsverhogingen; ver- koopvolumes en andere commerciële informatie uitwis- selden; toezagen op de uitvoering van hun afspraken en deze afdwongen. De regelingen op de markt voor isosta- tisch speciaal grafiet hadden ook betrekking op afspraken van handelsvoorwaarden en, met name op lokaal niveau, occasionele verdeling van afnemers.
1.3. Product
(4) „Specialty graphites”, speciaal grafiet, is de in de betrok- ken sector algemeen gangbare benaming voor een groep van grafietproducten voor diverse toepassingen. Produc- ten van speciaal grafiet worden vaak ingedeeld afhankelijk van de wijze waarop het grafiet wordt geproduceerd: isostatisch grafiet (geproduceerd door middel van isosta- tisch gieten) wordt gebruikt in EDM-elektroden, vormen voor continugieten, matrijzen voor warmpersen, halfge- leidertoepassingen; geëxtrudeerd grafiet (geproduceerd door middel van extrusie) wordt gebruikt in elektrolyti- sche anoden en kathoden, schuitjes, sinterplaten, smelt- kroezen. Deze procedure heeft betrekking op isostatisch en geëxtrudeerd speciaal grafiet in blokken en op maat gesneden blokken.
1.4. Oorsprong en verrichte procedurehandelingen
(5) Begin juni 1997 stelde de Commissie een onderzoek in naar de markt voor grafietelektroden. De Commissie werd tijdens dit onderzoek door UCAR benaderd met een verzoek op grond van de „clementieregeling”. Het verzoek werd gedaan op 13 april 1999 en betrof ver- meende concurrentievervalsende praktijken op een markt
— speciaal grafiet — die verband houdt met de markt voor grafietelektroden.
(6) Op basis van de documenten die werden verstrekt door UCAR, verzond de Commissie verzoeken om inlichtingen overeenkomstig artikel 11 van Verordening nr. 17 (1). In maart 2000 werden verzoeken gezonden aan SGL, In- tech, POCO, LCL, Nippon Steel Corporation, Ibiden, To- kai en Toyo Tanso, waarin nadere uitleg werd gevraagd omtrent contacten met concurrenten, ontwikkeling van prijzen en relevante omzet. In juli 2000 werd een tweede reeks brieven verzonden aan Nippon Carbon, NSCC en Schunk. De ondernemingen beantwoordden deze verzoe- ken om inlichtingen in de periode van mei tot november 2000.
(7) De Commissie zond in september en oktober 2001 nog- maals een reeks verzoeken om inlichtingen aan de adres- saten van de mededeling van punten van bezwaar. De antwoorden werden ontvangen tussen eind oktober en begin december 2001.
(8) Na ontvangst van deze antwoorden verzond de Commis- sie een definitief verzoek om inlichtingen aan dezelfde ondernemingen op 22 november 2001, dat zij in decem- ber 2001 beantwoordden.
(9) Op 17 mei 2002 zond de Commissie een mededeling van punten van bezwaar aan de adressaten van deze beschikking. Alle partijen dienden schriftelijke opmerkin- gen in tegen de mededeling van punten van bezwaar van de Commissie. Nippon Steel Chemical Co., Ltd en NSCC Techno Carbon Co., Ltd dienden een gezamenlijk ant- woord in. Ook Intech EDM BV en Intech EDM AG ant-
(1) PB 13 van 21.2.1962, blz. 204/62.
woordden gezamenlijk op de bezwaren van de Commis- sie.
(10) De antwoorden op de mededeling van punten van be- zwaar werden ontvangen tussen 19 en 25 juli 2002. Alle ondernemingen, behalve Intech EDM AG en Intech EDM BV, erkenden de inbreuk. Geen van de ondernemingen betwistte de feiten op wezenlijke punten. Op 10 septem- ber 2002 werd een hoorzitting gehouden tijdens welke alle partijen in de gelegenheid werden gesteld te worden gehoord.
2. GELDBOETEN
2.1. Basisbedrag
(11) Bij de vaststelling van het bedrag van de geldboete moet de Commissie rekening houden met alle relevante om- standigheden, en met name met de zwaarte en de duur van de inbreuk, twee criteria die uitdrukkelijk zijn ge- noemd in artikel 15, lid 2, van Verordening nr. 17.
2.1.1. Zwaarte van de inbreuk
(12) Volgens de richtsnoeren inzake geldboeten moet de Commissie rekening houden met: i) de aard van de in- breuk, ii) de daadwerkelijke impact van de inbreuk op de markt en iii) de omvang van de relevante geografische markt.
(13) De onderhavige inbreuken bestonden voornamelijk uit prijsafspraken en de uitwisseling van commerciële infor- matie, die per definitie zeer ernstige inbreuken op artikel 81, lid 1, van het EG-Verdrag en artikel 53, lid 1, van de EER-overeenkomst zijn.
(14) De kartelafspraken werden nauwgezet toegepast door producenten die gedurende de relevante periode het grootste deel van de wereldmarkt voor isostatisch en ge- ëxtrudeerd speciaal grafiet voor hun rekening namen. Deze afspraken moeten derhalve een daadwerkelijke im- pact op beide markten in de EER hebben gehad.
(15) De kartels bestreken de gehele gemeenschappelijke markt en, na de oprichting ervan, de gehele EER. Ieder deel van de gemeenschappelijke markt en later van het grondge- bied van de EER werd hierdoor beïnvloed.
(16) Rekening houdend met de aard van de onderzochte ge- dragingen, de daadwerkelijke gevolgen ervan voor de markten voor isostatisch en geëxtrudeerd speciaal grafiet en het feit dat zij de gehele gemeenschappelijke markt bestreken, alsmede de hele EER sinds de oprichting ervan, is de Commissie van mening dat de adressaten van dit ontwerp van beschikking in beide gevallen een zeer zware inbreuk hebben begaan op artikel 81, lid 1, van het Verdrag en artikel 53, lid 1, van de EER-overeen- komst.
2.1.2. Gedifferentieerde behandeling
(17) Binnen de categorie van de zeer zware inbreuken maakt de voorgestelde scala van geldboeten die kunnen worden opgelegd, het mogelijk tussen de betrokken ondernemin- gen te differentiëren volgens de mate waarin elk van die ondernemingen daadwerkelijk economisch bij machte is de mededinging aanzienlijke schade te berokkenen, en de boeten op een zodanig niveau vast te stellen dat daarvan een voldoende afschrikkende werking uitgaat.
(18) Gezien de toedracht van deze zaak, waarbij verschillende ondernemingen betrokken zijn, moet bij het vaststellen van het basisbedrag van de geldboeten rekening worden gehouden met het specifieke gewicht van elke onderne- ming afzonderlijk, en bijgevolg met de daadwerkelijke invloed van haar inbreukmakend gedrag op de mededin- ging.
(19) Om de boete wegens het kartel voor isostatisch grafiet te berekenen, wordt voorgesteld de ondernemingen te ver- delen in vijf categorieën op basis van hun mondiale pro- ductomzet. De eerste categorie omvat SGL; de tweede Toyo Tanso; de derde LCL en Tokai; de vierde Ibiden en NSC/NSCC; de vijfde UCAR en Intech.
(20) Wat het kartel voor geëxtrudeerd speciaal grafiet betreft, beschikten UCAR en SGL over een evenwaardig aandeel op de mondiale markt voor dit product. Daarom worden zij in één categorie ondergebracht.
2.1.3. Duur
2.1.3.1. I s o s t a t i s c h s p e c i a a l g r a f i e t
(21) SGL, LCL, Ibiden, Tokai, Toyo Tanso en NSC/NSCC heb- ben inbreuk gemaakt op artikel 81, lid 1, van het Verdrag van juli 1993 tot februari 1998, en van 1 januari 1994 tot februari 1998 op artikel 53, lid 1, van de EER-over- eenkomst. XXXX maakte dezelfde inbreuk van februari 1996 tot mei 1997, en Intech van februari 1994 tot mei 1997.
(22) Derhalve hebben SGL, LCL, Ibiden, Tokai, Toyo Tanso en NSC/NSCC een inbreuk van vier jaar en zes maanden begaan — een inbreuk dus van middellange duur. De basisbedragen van de voor de zwaarte van de inbreuk vastgestelde geldboete worden daarom met 45 % ver- hoogd.
(23) Intech heeft met drie jaar en twee maanden een inbreuk van middellange duur begaan. Het basisbedrag van de
voor de zwaarte van de inbreuk vastgestelde geldboete wordt daarom met 30 % verhoogd.
(24) UCAR heeft met één jaar en twee maanden een inbreuk van middellange duur begaan. Het basisbedrag van de voor de zwaarte van de inbreuk vastgestelde geldboete wordt daarom met 10 % verhoogd.
2.1.3.2. G e ë x t r u d e e r d s p e c i a a l g r a f i e t
(25) SGL en UCAR hebben inbreuk gemaakt op artikel 81, lid 1, van het Verdrag van februari 1993 tot november 1996 en op artikel 53, lid 1, van de EER-overeenkomst van 1 januari 1994 tot november 1996 of gedurende drie jaar en acht maanden. Het gaat dus om een inbreuk van middellange duur. Het basisbedrag van de voor de zwaarte van de inbreuk vastgestelde geldboete wordt bij- gevolg voor iedere onderneming verhoogd met 35 %.
2.2. Verzwarende omstandigheden (Leidinggevende rol bij de inbreuk)
(26) SGL was de leider en aanzetter van de inbreuk op de markt van isostatisch speciaal grafiet. SGL heeft de be- vindingen van de Commissie in dit verband niet betwist. Deze verzwarende omstandigheid rechtvaardigt een ver- hoging met 50 % van het basisbedrag van de aan SGL op te leggen boete wegens haar inbreuken op de markt voor isostatisch speciaal grafiet.
(27) Voorts is de Commissie van oordeel dat er geen duidelijk kopstuk kan worden geïdentificeerd voor de inbreuk die de markt voor geëxtrudeerd speciaal grafiet trof.
2.3. Verzachtende omstandigheden
(28) De Commissie is van oordeel dat bij het kartel voor isostatisch speciaal grafiet enkel voor Intech een verzach- tende omstandigheid kan gelden wegens bepaalde speci- fieke omstandigheden die enkel betrekking hebben op deze onderneming. Intech had een specifieke rol in het kartel voor isostatisch speciaal grafiet, omdat de onderne- ming in ruime mate handelde op instructie van Ibiden, om middels haar deelname aan de Europese en lokale bijeenkomsten, als distributeur van Ibiden de principebe- sluiten ten uitvoer te leggen die waren genomen op een hoger niveau (waaraan Ibiden wel en Intech niet deel- nam). De Commissie is van oordeel dat die bijzondere omstandigheden een verlaging rechtvaardigen met 40 % van het basisbedrag van de aan Intech op te leggen boete wegens haar betrokkenheid bij de inbreuk op de markt voor isostatisch speciaal grafiet.
2.4. Toepassing van de clementieregeling
(29) De adressaten van de beschikking hebben met de Com- missie meegewerkt in de verschillende stadia van het onderzoek om de gunstige behandeling te kunnen krijgen als beschreven in de clementieregeling. In het ontwerp van beschikking wordt voorgesteld de clementieregeling als volgt toe te passen.
2.4.1. Niet-oplegging of zeer aanzienlijke vermindering van de geldboete („deel B”: vermindering met 75 tot 100 %)
(30) De Commissie erkent dat UCAR de eerste onderneming was die bewijsmateriaal van doorslaggevend belang heeft aangebracht in verband met het bestaan van een inter- nationaal kartel dat de EER trof in de sectoren isostatisch en geëxtrudeerd speciaal grafiet. De Commissie erkent eveneens dat zij, toen UCAR contact met haar opnam, nog geen inspecties had gelast, noch over voldoende in- formatie beschikte om het bestaan van de inbreuken te bewijzen. UCAR heeft een eind gemaakt aan zijn betrok- kenheid toen het het bestaan van de kartels aan het licht bracht en heeft geen andere onderneming gedwongen aan deze kartels deel te nemen. Derhalve voldoet UCAR voor beide inbreuken aan de voorwaarden uit deel B van de clementieregeling. Daarom verleent de Commissie UCAR een verlaging met 100 % van de geld- boete die de onderneming anders zou zijn opgelegd we- gens elke inbreuk.
2.4.2. Aanzienlijke vermindering van de geldboete („deel C”: vermindering met 50 tot 75 %)
(31) SGL, LCL, Toyo Tanso, Tokai, Ibiden, NSC/NSCC of In- tech waren niet de eersten om de Commissie doorslag- gevend bewijsmateriaal te verstrekken over de kartels voor isostatisch of geëxtrudeerd speciaal grafiet, zoals vereist volgens deel C, onder a), van de clementieregeling. Bijgevolg voldoet geen van voormelde ondernemingen aan de in dit deel C genoemde voorwaarden.
2.4.3. Belangrijke vermindering van de geldboete („deel D”: vermindering met 10 tot 50 %)
(32) Vóór de Commissie haar mededeling van punten van bezwaar vaststelde, hebben SGL, LCL, Ibiden, Tokai, Toyo Tanso en NSC/NSCC de Commissie informatie en bescheiden verstrekt die wezenlijk hebben bijgedragen tot het bewijs van het bestaan van de inbreuken. Geen van hen betwist fundamenteel de feiten waarop de Commissie haar mededeling van punten van bezwaar heeft geba- seerd. De meegedeelde informatie en documenten stelden de Commissie in staat de werking van de kartels en be- paalde elementen ervan te bevestigen en nader te detail- leren.
(33) Aangezien volgens de clementieregeling medewerking steeds vrijwillig moet zijn, en met name los moet staan
van de uitoefening van enige onderzoeksbevoegdheden, is de Commissie van oordeel dat de door deze ondernemin- gen verstrekte informatie in feite voor een belangrijk stuk integrerend deel uitmaakt van hun antwoorden op de formele verzoeken om inlichtingen van de Commissie. De door deze ondernemingen verstrekte informatie wordt bijgevolg slechts beschouwd als vrijwillig verstrekt in de zin van de clementieregeling, mits ze verder reikte dan de informatie waarom op grond van artikel 11 van Verorde- ning nr. 17 was verzocht.
(34) De Commissie concludeert dat genoemde documenten gedetailleerd bewijsmateriaal bevatten over de organisatie- structuur van de kartelregelingen die de beide markten troffen, en op beslissende wijze hebben bijgedragen tot het vaststellen en/of bevestigen van wezenlijke elementen van deze inbreuken. Samen met de verklaringen van UCAR vormen deze bescheiden het belangrijkste bewijs- materiaal dat de Commissie gebruikte bij de voorberei- ding van deze beschikking.
(35) Voorts is de Commissie van oordeel dat het niet mogelijk is onderscheid te maken ten aanzien van de „toegevoegde waarde” van deze verklaringen voor het onderzoek op de markt voor isostatisch speciaal grafiet, aangezien al deze verklaringen, met beperkte verschillen in tijd, werden af- gelegd in reactie op het formele verzoek om inlichtingen van de Commissie, en zij alle bewijsmateriaal van verge- lijkbare kwaliteit bevatten. Bovendien was geen van deze verklaringen op zich van essentieel belang voor de Com- missie om haar bezwaren ten aanzien van de inbreuk te substantiëren, aangezien zij elkaar grotendeels overlappen wat betreft de verschafte bewijzen.
(36) In zijn antwoord op het verzoek om inlichtingen van de Commissie heeft Intech geen bewijsmateriaal verstrekt in verband met bijeenkomsten. Wel heeft het de feiten waarop de Commissie haar beschuldigingen in de mede- deling van punten van bezwaar baseerde, niet fundamen- teel betwist.
(37) SGL, LCL, Ibiden, Tokai, Toyo Tanso en NSC/NSCC vol- doen derhalve aan de voorwaarden van deel D, punt 2, eerste en tweede streepje, van de clementieregeling, en aan deze ondernemingen wordt een vermindering van de boete met 35 % verleend. Intech voldoet aan de voor- waarden van deel D, punt 2, tweede streepje, van de clementieregeling, en aan deze onderneming wordt een vermindering van de boete met 10 % verleend.
2.5. Punt 5, onder b), van de richtsnoeren inzake geldboeten
(38) Volgens punt 5, onder b), van de richtsnoeren inzake geldboeten zou de Commissie bij het bepalen van geld- boeten rekening moeten houden met bepaalde objectieve factoren die afhangen van de omstandigheden van een zaak.
2.5.1. Vermogen tot betaling
(39) SGL en NSC hebben een aantal argumenten gegeven in verband met hun vermogen te betalen. In het bijzonder hebben beide ondernemingen erop gewezen […] (*).
(40) Om dit argument te onderzoeken heeft de Commissie om uitvoerige inlichtingen verzocht met betrekking tot de financiële positie van de ondernemingen. Na bestude- ring van het antwoord van de ondernemingen van 20 november 2002 en van de aanvullende verklaring van SGL van 8 november 2002 komt de Commissie tot de slotsom dat het in dit geval niet passend is om het be- drag van de geldboeten te wijzigen. Hoewel uit de door de beide ondernemingen verstrekte financiële gegevens blijkt dat zowel SGL als NSC […], zou rekening houden met het feit dat een onderneming vooral ten gevolge van algemene marktomstandigheden […], neerkomen op het verlenen van een ongerechtvaardigd concurrentievoor- deel.
2.5.2. Andere factoren
(41) SGL is […].
(42) Op 18 juli 2001 heeft de Commissie SGL een boete opgelegd van 80,2 miljoen EUR wegens inbreuk op arti- kel 81 van het Verdrag wegens de betrokkenheid van de onderneming bij het kartel voor grafietelektroden.
(43) Hieruit blijkt zowel dat SGL […] als dat de Commissie de onderneming vrij kort geleden een aanzienlijke geldboete heeft opgelegd. De Commissie is van oordeel dat het opleggen van het volledige bedrag van de boete in deze bijzondere omstandigheden niet noodzakelijk lijkt om een doeltreffend afschrikkend effect te waarborgen.
(44) Gelet op deze twee factoren, is de Commissie van oordeel dat de boete in dit specifieke geval met 33 % moet wor- den verminderd.
3. BESCHIKKING
(45) De volgende ondernemingen hebben inbreuk gemaakt op artikel 81, lid 1, van het Verdrag en artikel 53, lid 1, van de EER-overeenkomst door in de vermelde perioden deel te nemen aan een geheel van overeenkomsten en onder- ling afgestemde feitelijke gedragingen die de markten voor isostatisch speciaal grafiet in de Gemeenschap en de EER troffen:
1) GrafTech International, Ltd: van februari 1996 tot mei 1997;
2) SGL Carbon AG: van juli 1993 tot februari 1998;
3) Le Carbone-Lorraine SA: van juli 1993 tot februari 1998;
4) Ibiden Co., Ltd: van juli 1993 tot februari 1998;
5) Tokai Carbon Co., Ltd: van juli 1993 tot februari 1998;
6) Toyo Tanso Co., Ltd: van juli 1993 tot februari 1998;
7) Nippon Steel Chemical Co., Ltd en NSCC Techno Carbon Co., Ltd: hoofdelijk aansprakelijk, van juli 1993 tot februari 1998;
8) Intech EDM BV en Intech EDM AG: hoofdelijk aan- sprakelijk, van februari 1994 tot mei 1997.
(46) De volgende ondernemingen hebben inbreuk gemaakt op artikel 81, lid 1, van het Verdrag en artikel 53, lid 1, van de EER-overeenkomst door in de vermelde perioden deel te nemen aan een geheel van overeenkomsten en onder- ling afgestemde feitelijke gedragingen die de markten voor geëxtrudeerd speciaal grafiet in de Gemeenschap en de EER troffen:
1) SGL Carbon AG: van februari 1993 tot november 1996;
2) GrafTech International, Ltd: van februari 1993 tot november 1996.
(47) De hierboven genoemde ondernemingen maken onver- wijld een eind aan de bedoelde inbreuken, voor zover zij zulks nog niet gedaan hebben. Zij onthouden zich van herhaling van enige hierboven bedoelde handeling of gedraging, alsmede van enige handeling of gedraging die dezelfde of gelijkaardige doelstellingen of gevolgen heeft.
(48) Voor de hierboven bedoelde inbreuken worden de vol- gende geldboeten opgelegd aan de volgende ondernemin- gen:
a) GrafTech International, Ltd:
— isostatisch speciaal grafiet: 0 EUR,
— geëxtrudeerd speciaal grafiet: 0 EUR;
b) SGL Carbon AG:
— isostatisch speciaal grafiet: 18 940 000 EUR,
— geëxtrudeerd speciaal grafiet: 8 810 000 EUR;
c) Le Carbone-Lorraine SA: 6 970 000 EUR;
d) Ibiden Co., Ltd: 3 580 000 EUR;
e) Tokai Carbon Co., Ltd: 6 970 000 EUR;
f) Toyo Tanso Co., Ltd: 10 790 000 EUR;
g) Nippon Steel Chemical Co., Ltd en NSCC Techno Carbon Co., Ltd, hoofdelijk aansprakelijk: 3 580 000 EUR;
h) Intech EDM BV en Intech EDM AG, hoofdelijk aan- sprakelijk: 980 000 EUR.
(*) Om te waarborgen dat geen vertrouwelijke informatie openbaar wordt gemaakt, zijn gedeelten uit deze tekst weggelaten; deze ge- deelten zijn aangeduid met vierkante haken.