DOORLOPENDE TEKST VAN DE STATUTEN VAN STICHTING PENSIOENFONDS KONINKLIJKE COSUN
80116168/JvL/KE
80116168/Documents/Doorlopende Tekst van de statuten van Stichting Pensioenfonds Koninklijke Cosun
DOORLOPENDE TEKST VAN DE STATUTEN VAN STICHTING PENSIOENFONDS KONINKLIJKE COSUN
DE DATO 10 FEBRUARI 2020.
[S T A T U T E N]
Naam en zetel. Definities. Artikel 1.
1. De stichting draagt de naam: Stichting Pensioenfonds Koninklijke Cosun en is gevestigd te gemeente Breda.
2. In deze statuten zijn de definities zoals opgenomen in de Pensioenwet van toepassing, tenzij in de statuten of de reglementen van de stichting een andere definitie is vastgelegd. In dat geval geldt de daarin vastgelegde definitie.
3. In deze statuten wordt verstaan onder:
- aangesloten onderneming: een aangesloten onderneming als bedoeld in artikel 3 van deze statuten;
- bestuur: bestuur van het Fonds;
- Code: de Code Pensioenfondsen, opgesteld door de Pensioenfederatie en de Stichting van de Arbeid, zoals in werking getreden op één januari tweeduizend veertien, dan wel op termijn de aangepaste en/of uitgewerkte Code Pensioenfondsen;
- Cosun: Coöperatie Koninklijke Cosun U.A.;
- dagelijks bestuur: de voorzitter en de secretaris van het bestuur, en bij afwezigheid de plaatsvervangend voorzitter respectievelijk de plaatsvervangend secretaris;
- Fonds: stichting “Stichting Pensioenfonds Koninklijke Cosun”;
- herverzekeraar: de verzekeringsmaatschappij in het bezit van een vergunning als bedoeld in artikel 2:26a lid 1 van de Wet op het financieel toezicht;
- onafhankelijk bestuurslid: een op grond van artikel 10 lid 5 van deze statuten door het bestuur benoemd bestuurslid;
- OR: Ondernemingsraad van Suiker Unie, onderdeel van Cosun;
- pensioengerechtigdenbestuurslid: een namens de pensioengerechtigden
op grond van artikel 11 van deze statuten benoemd lid van het bestuur;
- sleutelfuncties: zoals deze zijn aangewezen bij en krachtens artikel 143a van de Pensioenwet;
- Reglement sleutelfuncties: het door het bestuur van het fonds vastgestelde reglement dat invulling geeft aan de sleutelfuncties;
- verantwoordingsorgaan: het verantwoordingsorgaan zoals bedoeld in artikel 115 van de Pensioenwet;
- vereniging van gepensioneerden: een vereniging van pensioengerechtigden, die voldoet aan het bepaalde in artikel 115 lid 6 van de Pensioenwet, die de belangen behartigt van haar leden als belanghebbenden bij het Fonds;
- werkgeversbestuurslid: een op grond van artikel 10 van deze statuten op voordracht van de aangesloten ondernemingen benoemd bestuurslid;
- werknemersbestuurslid: een op grond van artikel 10 van deze statuten op voordracht van de OR benoemd bestuurslid.
4. Daar, waar in deze statuten de mannelijke persoonsvorm wordt gebezigd, geldt deze ongeacht het geslacht van betrokkene.
Doel. Doelstellingen en uitgangspunten. Artikel 2.
1. Het Fonds stelt zich ten doel ten behoeve van de (gewezen) deelnemers, pensioengerechtigden en andere aanspraakgerechtigden de door de aangesloten ondernemingen met hen gesloten pensioenovereenkomst uit te voeren door het verlenen of doen verlenen van pensioenen, een en ander overeenkomstig de bepalingen van deze statuten, de uitvoeringsovereenkomst met de aangesloten ondernemingen en het pensioenreglement van het Fonds.
2. Overeenkomstig het bepaalde in artikel 102a van de Pensioenwet draagt het bestuur van het Fonds in overleg met de overige organen van het Fonds zorg voor de vastlegging van de doelstellingen en beleidsuitgangspunten, waaronder de risicohouding, van het Fonds. De organen van het Fonds gebruiken deze doelstellingen en uitgangspunten bij de toetsing van de opdrachtaanvaarding van de door vertegenwoordigers van werkgevers of werkgeversverenigingen en werknemers of werknemersverenigingen overeengekomen pensioenregeling(en), en bij de besluitvorming, de verantwoording, de advisering en het toezicht binnen het Fonds.
3. Het bestuur van het Fonds streeft er naar van de vertegenwoordigers, bedoeld in het tweede lid, zo veel mogelijk duidelijkheid te verkrijgen over de doelstellingen, het ambitieniveau van de toeslagverlening en de risicohouding, die ten grondslag liggen aan de pensioenregeling(en) die vertegenwoordigers als opdracht in uitvoering aan het Fonds geven.
4. Het bestuur van het Fonds draagt zorg voor de formele opdrachtaanvaarding van de door de vertegenwoordigers, bedoeld in het tweede lid, aan het Fonds
opgedragen pensioenregeling(en). Het bestuur toetst bij de opdrachtaanvaarding voor het Fonds als geheel en voor de relevante beleidsgebieden aan de doelstellingen en uitgangspunten als bedoeld in het tweede lid.
Aangesloten ondernemingen. Artikel 3.
1. Aangesloten ondernemingen zijn:
- Coöperatie Koninklijke Cosun U.A.;
- Cosun Holding B.V.;
- Limako B.V.;
- Sensus B.V.;
- Stichting IRS;
- Stichting Kenniscentrum suiker & voeding.
2. Een aangesloten onderneming moet een met Cosun in een groep verbonden onderneming betreffen, zoals bedoeld in artikel 24b van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
Middelen, inkomsten en uitgaven. Artikel 4.
1. De middelen en inkomsten van het Fonds bestaan uit:
a. middelen die in verband met aansluiting van een onderneming door de voorgaande pensioenuitvoerder van die onderneming aan het Fonds worden overgedragen, waaronder mede te verstaan verzekeringen waarvan de rechten van de verzekeringnemer aan het Fonds worden overgedragen, alsmede het stichtingskapitaal van het Fonds;
b. de bijdragen die een aangesloten onderneming aan het Fonds verschuldigd is op grond van de uitvoeringsovereenkomst;
c. de bijdragen die de deelnemers aan het Fonds verschuldigd zijn op grond van het pensioenreglement dat voor hen geldt;
x. xxxxxxxx die uit hoofde van overdracht van pensioenverplichtingen van de pensioenuitvoerder van een vorige werkgever zijn ontvangen;
e. eventuele vrijwillige stortingen van de aangesloten ondernemingen of van de deelnemers;
f. inkomsten uit beleggingen;
g. uitkeringen van de herverzekeraar;
h. hetgeen het Fonds bij erfenis, legaat of schenking mocht verkrijgen. Omtrent het al of niet aanvaarden van de erfstellingen, legaten of schenkingen beslist het bestuur. Erfstellingen mogen echter nimmer anders worden aanvaard dan onder het voorrecht van boedelbeschrijving;
i. middelen, verkregen onder algemene titel door juridische fusie met andere pensioenfondsen;
j. inkomsten uit anderen hoofde.
2. De uitgaven van het Fonds bestaan uit:
a. pensioenuitkeringen, verleend krachtens het pensioenreglement en krachtens een pensioenbrief;
b. aan de herverzekeraar verschuldigde premies en koopsommen;
c. kosten van beheer en administratie, voorzover deze niet ten laste van een aangesloten onderneming komen;
x. xxxxxxxx die uit hoofde van overdracht van pensioenverplichtingen aan de pensioenuitvoerder van een volgende werkgever zijn voldaan;
e. andere uitgaven, indien en voorzover het bestuur die nodig of wenselijk acht. Deze andere uitgaven zullen de verplichtingen van het Fonds met betrekking tot het doen van pensioenuitkeringen niet in gevaar brengen.
Beleggingen en financieel beleid. Artikel 5.
1. De middelen van het Fonds moeten worden belegd en bewaard, afgezonderd van die van de aangesloten ondernemingen. Hiervan zijn uitgezonderd vorderingen in rekening-courant tussen de aangesloten ondernemingen en het Fonds, en nog niet door de aangesloten ondernemingen aan het Fonds betaalde schulden.
2. Het bestuur bepaalt het algemeen beleggingsbeleid en benoemt de leden van de beleggingsadviescommissie. De beleggingsadviescommissie wordt samengesteld uit vertegenwoordigers van het bestuur van het Fonds alsmede interne en externe deskundigen op het terrein van financiën en vermogensbeheer. De beleggingsadviescommissie adviseert het bestuur ten aanzien van het beleggingsbeleid en uitbesteding van het vermogensbeheer.
3. Hoewel de Pensioenwet beleggingen in een aangesloten onderneming in beperkte mate toestaat, is het beleid van het Fonds om in het geheel niet in de aangesloten ondernemingen te beleggen.
4. De middelen van het Fonds worden prudent belegd, waarbij rekening wordt gehouden met de noodzaak van een behoorlijke diversificatie en overigens met inachtneming van artikel 135 van de Pensioenwet.
5. De bezittingen van het Fonds dienen toereikend te zijn ter dekking van de uit de statuten en reglementen voortvloeiende pensioenverplichtingen.
Beheer van het Fonds. Artikel 6.
1. Het Fonds zal de dekking van de pensioenaanspraken en -rechten in eigen beheer (voor eigen risico) houden, dan wel overeenkomsten van herverzekering sluiten met één of meer herverzekeraars.
2. Het bestuur van het Fonds stelt een actuariële en bedrijfstechnische nota vast waarin in elk geval een omschrijving is opgenomen van de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan de uitvoeringsovereenkomst en het financieel toetsingskader voor pensioenfondsen. De nota bevat voorts een verklaring
inzake beleggingsbeginselen en een beschrijving van de sturingsmiddelen. De nota voldoet aan het bepaalde bij en krachtens artikel 145 van de Pensioenwet.
Voor zover risico’s zijn overgedragen, herverzekerd of ondergebracht kan de omschrijving beperkt blijven tot een verwijzing naar hetgeen in de betreffende overeenkomsten is opgenomen.
3. Het bestuur legt de in het vorige lid bedoelde nota alsmede toekomstige wijziging daarvan binnen twee weken na tot stand komen daarvan over aan De Nederlandsche Bank N.V.
4. Het bestuur verstrekt met inachtneming van het bepaalde bij en krachtens artikel 147 van de Pensioenwet, jaarlijks binnen de daartoe gestelde termijn staten aan De Nederlandsche Bank N.V. die deze nodig heeft voor de uitoefening van haar taak.
5. Indien en voorzover het Fonds pensioenaanspraken en pensioenrechten heeft herverzekerd bij een herverzekeraar, worden deze pensioenaanspraken en pensioenrechten mede beheerst door de herverzekeringsvoorwaarden, zoals deze tussen het Fonds en de herverzekeraar zijn overeengekomen.
Deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden. Artikel 7.
1. Deelnemers van het Fonds zijn die werknemers of gewezen werknemers, die op grond van een pensioenovereenkomst met een aangesloten onderneming pensioenaanspraken verwerven jegens het Fonds en die door het bestuur van het Fonds als zodanig zijn toegelaten, een en ander zoals nader reglementair is geregeld. Bovendien zijn deelnemers personen, verbonden aan een onderneming, die aangesloten onderneming is geweest en waarmee een nadere overeenkomst daartoe is gesloten.
2. Gewezen deelnemers van het Fonds zijn personen die verbonden zijn geweest aan een aangesloten onderneming met aanspraak op pensioen jegens het Fonds na beëindiging van het deelnemerschap.
3. Pensioengerechtigden zijn de personen die krachtens het pensioenreglement van het Fonds een pensioen ontvangen.
Naleving van de Code. Artikel 8.
Het Fonds zal de Code naleven volgens het “pas-toe-of-leg-uit” beginsel. Het Fonds
doet derhalve in het bestuursverslag mededeling over de naleving van de Code. Indien het Fonds de Code niet heeft nageleefd of niet voornemens is deze in het lopende en daarop volgende boekjaar na te leven, doet het Fonds daarvan in het bestuursverslag gemotiveerde opgave.
Samenstelling bestuur en dagelijks bestuur. Artikel 9.
1. Het Fonds heeft een paritair bestuur waaraan twee bestuursleden zijn toegevoegd die niet directe vertegenwoordigers zijn van de belanghebbenden bij het Fonds.
2. Het bestuur stelt een profielschets op voor leden van het bestuur. Het bestuur kan een kandidaat-bestuurslid afwijzen indien deze niet aan de profielschets voldoet.
3. Tot bestuurslid van het Fonds kunnen in ieder geval niet worden benoemd personen die door deze benoeming meer dan één voltijd equivalent aan werkzaamheden als bestuurslid of in een toezichthoudend orgaan zouden verrichten. Bij de toepassing van de voorgaande volzin geldt het bepaalde in artikel 35a lid 2 tot en met lid 6 van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling.
4. Zolang het Fonds pensioenregelingen uitvoert voor meerdere ondernemingen of groepen wordt elke onderneming of groep door ten minste een werknemersvertegenwoordiger casu quo een werknemerbestuurslid, een vertegenwoordiger van pensioengerechtigden casu quo een pensioengerechtigdenbestuurslid en een werkgeversvertegenwoordiger casu quo werkgeversbestuurslid vertegenwoordigd in het bestuur. Het hiervoor bepaalde is niet van toepassing voor zover een onderneming of groep waaraan het Fonds was verbonden heeft opgehouden te bestaan.
5. Het Fonds wordt bestuurd door een bestuur, bestaande uit zes (6) leden. Twee (2) zetels worden bezet door werkgeversbestuursleden. Eén (1) zetel wordt bezet door een werknemersbestuurslid en één (1) zetel wordt bezet
door een pensioengerechtigdenbestuurslid. Twee (2) zetels worden bezet door onafhankelijke bestuursleden.
6. Waar in deze statuten wordt gesproken van een bestuurslid of bestuursleden, wordt daaronder verstaan zowel werkgeversbestuursleden, een werknemersbestuurslid, een pensioengerechtigdenbestuurslid als onafhankelijke bestuursleden, tenzij uitdrukkelijk anders is bepaald.
7. Uit de bestuursleden worden een voorzitter, een plaatsvervangende voorzitter, een secretaris en een plaatsvervangende secretaris benoemd.
8. De voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter worden benoemd door de werkgeversbestuursleden. De benoeming in deze functies geldt tot herroeping.
9. De secretaris en een plaatsvervangende secretaris worden benoemd door het werknemersbestuurslid en het pensioengerechtigdenbestuurslid. De benoeming in deze functies geldt tot herroeping.
10. Het bestuur brengt elke wijziging in de samenstelling van de personen die het beleid van het Fonds bepalen of mede bepalen vooraf ter kennis aan De Nederlandsche Bank N.V.
11. De geschiktheid en betrouwbaarheid van de personen die het beleid van het Fonds (mede) bepalen, dient naar het oordeel van De Nederlandsche Bank N.V.
voldoende te zijn met het oog op de belangen van de bij het Fonds betrokken deelnemers, gewezen deelnemers en overige belanghebbenden.
De voornemens, handelingen of antecedenten van de personen die het beleid van het Fonds (mede) bepalen mogen De Nederlandsche Bank N.V. geen aanleiding geven tot het oordeel dat, met het oog op belangen bedoeld in de vorige volzin, de betrouwbaarheid van deze personen niet buiten twijfel staat.
12. Een wijziging als bedoeld in het tiende lid wordt niet doorgevoerd indien:
a. De Nederlandsche Bank N.V. binnen zes (6) weken na ontvangst van de melding van de wijziging aan het Fonds bekend maakt dat hij niet met de voorgenomen wijziging instemt; of
b. De Nederlandsche Bank N.V. om nadere gegevens of inlichtingen heeft verzocht en binnen zes (6) weken na ontvangst van die gegevens of inlichtingen aan het Fonds bekend maakt dat hij niet met de voorgenomen wijzigingen instemt.
13. Indien er ten aanzien van een persoon die als bestuurslid is benoemd een wijziging optreedt in de antecedenten die van invloed is op de betrouwbaarheid van de personen die het beleid van het Fonds bepalen of mede bepalen, dan stelt deze persoon het bestuur hiervan onverwijld schriftelijk in kennis en stelt het bestuur, zodra het daarvan kennis neemt, De Nederlandsche Bank N.V. onverwijld schriftelijk in kennis.
14. Indien De Nederlandsche Bank N.V. in verband met de mededeling als bedoeld in het vorige lid een aanwijzing geeft die daartoe aanleiding geeft, wordt de betrokken persoon door het bestuur geschorst als bestuurslid. Indien niet tijdig tegen de aanwijzing een rechtsmiddel is ingesteld of op het ingestelde rechtsmiddel onherroepelijk uitspraak ten nadele van de betrokken persoon is gedaan, wordt de betrokken persoon ontslagen als bestuurslid en wordt een ander persoon als bestuurslid benoemd. Indien op het ingestelde rechtsmiddel definitief ten voordele van de betrokken persoon uitspraak is gedaan, wordt de schorsing opgeheven door het bestuur en wordt de betrokken persoon in zijn taken als bestuurslid hersteld.
Benoeming werkgeversbestuursleden, werknemersbestuurslid en onafhankelijke bestuursleden.
Artikel 10.
1. Het bestuur benoemt werkgeversbestuursleden op voordracht van de aangesloten ondernemingen, een en ander met inachtneming
van het bepaalde in artikel 9 lid 2 en lid 12.
2. Het bestuur benoemt op voordracht van de OR het werknemersbestuurslid. De OR zal de ondernemingsraden betrokken bij andere aangesloten ondernemingen dan wel bij andere bedrijfsonderdelen van de aangesloten onderneming Cosun in de gelegenheid stellen vooraf te worden gehoord over de voorgenomen voordracht.
3. Als een vacature ontstaat, geeft het bestuur hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk kennis aan de aangesloten ondernemingen casu quo de OR. In de vacature dient te worden voorzien binnen drie (3) maanden na het ontstaan hiervan. Gedurende het bestaan van een vacature blijft het bestuur wettig samengesteld en behoudt zijn volledige bevoegdheid.
4. De via de procedure in dit artikel gekozen kandidaat zal door het bestuur met inachtneming van het bepaalde in artikel 9 lid 2 en lid 12 worden benoemd.
5. De onafhankelijke bestuursleden worden door het bestuur geworven en met inachtneming van het bepaalde in artikel 9 lid 2 en lid 12 benoemd.
Benoeming pensioengerechtigdenbestuurslid. Artikel 11.
1. Het bestuur benoemt het pensioengerechtigdenbestuurslid.
2. Het bestuur is verplicht binnen veertien (14) dagen, na het ontstaan van een vacature van een pensioengerechtigdenbestuurslid, hiervan schriftelijk kennis te geven aan de pensioengerechtigden en de vereniging van gepensioneerden. Gedurende het bestaan van een vacature blijft het bestuur wettig samengesteld en behoudt zijn volledige bevoegdheid.
3. Deze mededeling bevat tevens de datum, waarop kandidaatstellingen bij het bestuur moeten zijn binnengekomen. Deze datum wordt niet later gesteld dan zes (6) weken na de datum van de mededeling.
4. Elke pensioengerechtigde kan kandidaat worden gesteld, mits van deze kandidaatstelling schriftelijk kennis wordt gegeven aan het bestuur. De kandidaatstelling dient mede door ten minste drie pensioengerechtigden dan wel door een vereniging van gepensioneerden te zijn ondertekend. Indien door de pensioengerechtigden en/of vereniging van gepensioneerden geen kandidaten worden gesteld, heeft het bestuur de bevoegdheid een of meer kandidaten aan te wijzen. De kandidaten moeten schriftelijk verklaren een bestuursfunctie te willen aanvaarden. Een aftredend bestuurslid zal bij een kandidaatstelling als hier bedoeld van rechtswege op de kandidatenlijst worden geplaatst, zo hij herkiesbaar is en zich herkiesbaar stelt. Indien voor een vacature slechts één kandidaat gesteld wordt, is deze kandidaat gekozen en blijft te dezen de verkiezingsprocedure zoals hierna opgenomen achterwege.
5. Indien er voor een vacature meerdere kandidaten worden gesteld, zullen er verkiezingen onder de pensioengerechtigden worden gehouden en zal het bestuur ten minste twee weken vóór de datum waarop de verkiezingen zijn vastgesteld, aan de pensioengerechtigden een door het bestuur gewaarmerkt stembiljet doen toekomen. Dit stembiljet staat niet op naam van de pensioengerechtigde. Dit stembiljet gaat vergezeld van een aan het bestuur gerichte retourenveloppe, waarin het stembiljet moet worden gesloten.
6. Elke pensioengerechtigde heeft één (1) stem. Blanco stemmen worden als niet uitgebrachte stemmen beschouwd. Stemmen uitgebracht op andere personen
dan de kandidaten zijn ongeldig en worden niet meegeteld. Een stembiljet dat wordt ontvangen in een envelop anders dan de meegestuurde retourenvelop is niet geldig en wordt niet meegeteld, evenals een stembiljet dat wordt ontvangen in een niet dichtgeplakte retourenvelop. De kandidaat die het grootste aantal stemmen op zich verenigd heeft, is gekozen. Bij staken van stemmen beslist het lot.
7. Stembiljetten, ingevuld door de betrokken pensioengerechtigden zelve, moeten uiterlijk één (1) dag voorafgaand aan de datum van de verkiezingen in bezit van het bestuur zijn. Op de verkiezingsdatum worden de enveloppen in een daartoe uitdrukkelijk bijeengeroepen bestuursvergadering geopend en de stemmen geteld. Het bestuur maakt van de telling van de stemmen een verslag en doet hiervan mededeling aan de pensioengerechtigden.
8. De via de procedure in dit artikel gekozen kandidaat zal door het bestuur met inachtneming van het bepaalde in artikel 9 lid 2 en lid 12 worden benoemd.
Duur en einde bestuurslidmaatschap. Artikel 12.
1. De zittingsduur van een bestuurslid alsmede de herbenoembaarheid van een bestuurslid dienen in lijn te zijn met de Code. Indien hiervan wordt afgeweken, geldt het bepaalde in artikel 8 van deze statuten. Een bestuurslid treedt af volgens een rooster van aftreden. Het rooster van aftreden wordt vastgesteld door het bestuur van het Fonds.
2. Een werkgeversbestuurslid kan te allen tijde door de aangesloten ondernemingen worden teruggetrokken en vervangen door een ander te benoemen op de wijze als in artikel 10 van deze statuten bepaald.
3. Werkgeversbestuursleden kunnen worden geschorst door de aangesloten ondernemingen. Een werknemersbestuurslid kan worden
geschorst door de OR. Voorts kan een bestuurslid, inclusief een onafhankelijk bestuurslid, door een besluit van het bestuur worden geschorst.
4. Een bestuurslid kan worden geschorst indien het betrokken lid:
a. naar het oordeel van respectievelijk de aangesloten ondernemingen, de OR dan wel het bestuur niet naar behoren functioneert of zijn taak verwaarloost en ter zake ten minste eenmaal van respectievelijk de aangesloten ondernemingen, de OR dan wel het bestuur een schriftelijke waarschuwing heeft ontvangen;
b. in gebreke blijft te voldoen aan de aan het bestuurslidmaatschap gestelde verplichtingen of handelt in strijd met de statuten of reglementen van de stichting;
c. naar het oordeel van respectievelijk de aangesloten ondernemingen, de OR dan wel het bestuur gedragingen verricht waardoor de goede naam of de belangen van de stichting worden geschaad;
d. een taak of functie uitvoert die niet verenigbaar is met het lidmaatschap van het bestuur; of
e. te maken krijgt met een wijziging van omstandigheden of een andere reden op grond waarvan zijn handhaving als lid van het bestuur redelijkerwijs niet verwacht kan worden.
5. Een besluit tot schorsing geschiedt schriftelijk met opgave van redenen en is onmiddellijk van kracht.
6. Een besluit tot schorsing door het bestuur wordt rechtsgeldig genomen in een bestuursvergadering. Het lid van het bestuur over wiens schorsing wordt beraadslaagd, wordt in de desbetreffende vergadering de gelegenheid geboden om te worden gehoord en heeft het recht om zich te verdedigen of te verantwoorden.
7. Een schorsing duurt ten hoogste drie (3) maanden tenzij respectievelijk de aangesloten ondernemingen, de OR dan wel het bestuur besluit tot een verlenging van de schorsing. De schorsing kan eenmaal worden verlengd op grond van zwaarwegende omstandigheden met maximaal drie (3) maanden. Na drie (3) maanden, of in geval van verlenging na zes maanden, vervalt de schorsing van rechtswege indien de schorsing niet is gevolgd door een besluit tot ontslag als bedoeld in lid 8 van dit artikel.
8. Een besluit tot ontslag geschiedt schriftelijk met opgave van redenen en is onmiddellijk van kracht. Het besluit wordt genomen in een vergadering waarbij tenminste een meerderheid van twee/derde (2/3e) van alle bestuursleden aanwezig is met dien verstande dat de stem van het bestuurslid over wiens ontslag wordt beraadslaagd buiten beschouwing wordt gelaten. Het lid van het bestuur over wiens ontslag wordt beraadslaagd wordt in de desbetreffende vergadering de gelegenheid geboden om te worden gehoord en heeft het recht om zich te verdedigen of te verantwoorden.
9. Het bestuur gaat niet over tot ontslag van een bestuurslid, zonder dat het lid door middel van schorsing als bedoeld in lid 3 een redelijke termijn is geboden om zijn functioneren dan wel omstandigheden te verbeteren. Het bestuur mag hier slechts van afwijken als de omstandigheden van zodanige ernst zijn dat de nakoming van dit lid in redelijkheid niet kan worden gevergd.
10. Naast de in lid 1 en 2 bedoelde gevallen eindigt het lidmaatschap van het bestuur:
a. door overlijden;
b. door vrijwillig aftreden;
c. en voorts indien en zodra een bestuurslid:
- in staat van faillissement geraakt;
- surséance van betaling aanvraagt;
- de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen op hem van toepassing wordt verklaard;
- onder curatele of bewind wordt gesteld;
- ontslagen wordt door de rechtbank als bedoeld in artikel 2:298 van het Burgerlijk Wetboek;
- niet langer voldoet aan de profielschets zoals vermeld in artikel 9 lid 2 van deze statuten;
d. alsmede indien het bepaalde in artikel 9 lid 11 van toepassing is. In die gevallen is het betreffende bestuurslid niet herbenoembaar.
Taken en bevoegdheden bestuur. Artikel 13.
1. Het bestuur is belast met het bepalen van het beleid van het Fonds. Het bestuur kan het bepalen van het dagelijks beleid of onderdelen daarvan overlaten aan ten minste twee (2) van zijn leden, zijnde natuurlijke personen. De personen die het beleid van het Fonds bepalen of mede bepalen richten zich bij de vervulling van hun taak naar de belangen van de bij het Fonds betrokken deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden, de pensioengerechtigden en de aangesloten ondernemingen en zorgen ervoor dat dezen zich door hen op evenwichtige wijze vertegenwoordigd kunnen voelen.
2. Delegatie van het bepalen van het dagelijks beleid of onderdelen daarvan door het bestuur geschiedt op basis van een gedetailleerde vastlegging van taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de personen aan wie delegatie plaatsvindt.
3. Het bestuur van het Fonds evalueert periodiek het functioneren van het bestuur.
4. Het bestuur oefent zijn taak uit met in achtneming van de eisen te stellen aan goed pensioenfondsbestuur. Het bestuur neemt een beschrijving van de wijze waarop het hieraan invulling geeft op in het bestuursverslag.
5. Het bestuur heeft een regeling inzake de behandeling van klachten en geschillen.
6. Ieder bestuurslid is bevoegd een deskundige te raadplegen, of zich krachtens een bestuursbesluit, waarbij ten minste twee (2) van de bestuursleden zich daarvoor heeft uitgesproken, ter vergadering door een deskundige te laten bijstaan.
Bestuursvergaderingen. Artikel 14.
1. De voorzitter heeft de leiding van de bestuursvergaderingen. De plaatsvervangend voorzitter vervangt de voorzitter bij diens afwezigheid.
2. Van elke bestuursvergadering worden door de secretaris notulen gehouden, welke door de voorzitter en de secretaris worden getekend na goedkeuring door het bestuur in de volgende bestuursvergadering. De plaatsvervangend secretaris vervangt de secretaris bij diens afwezigheid.
3. Een bestuursvergadering wordt door het dagelijks bestuur bijeengeroepen door middel van een schriftelijke convocatie of een convocatie per e-mail, vermeldende tijd en plaats van de vergadering en de te behandelen onderwerpen. De convocatie moet ten minste vijf (5) werkdagen voor het houden van de vergadering aan alle bestuursleden toegezonden zijn. Iedere vergadering wordt echter geacht op geldige wijze te zijn bijeengeroepen indien het gehele bestuur ter vergadering aanwezig of vertegenwoordigd is.
4. Het bestuur vergadert zo dikwijls als het dagelijks bestuur of twee (2) van de overige bestuursleden zulks wenselijk acht(en), doch ten minste twee (2) keer per jaar, waarvan één (1) keer per jaar ter behandeling van de jaarstukken.
5. Ieder bestuurslid kan een ander bestuurslid schriftelijk of per fax respectievelijk per e-mail machtigen hem ter vergadering te vertegenwoordigen en voor hem stem uit te brengen, mits de machtiging ter vergadering wordt overlegd en mits de machtiging geschiedt via een door volmachtgever en volmachtnemer ondertekend bewijsstuk respectievelijk met een papieren afdruk van het e-mail bericht van volmachtgever en de e-mail bevestiging door de volmachtnemer. Een bestuurslid kan ten hoogste één (1) ander bestuurslid vertegenwoordigen.
6. Voor een bestuursbesluit is behoudens het gestelde in lid 8 van dit artikel een gewone meerderheid van stemmen van de ter vergadering aanwezige en vertegenwoordigde stemgerechtigde bestuursleden vereist.
7. Het dagelijks bestuur kan bepalen dat stemmen over personen schriftelijk geschiedt. Bij staking van stemmen over zaken wordt het voorstel geacht te zijn verworpen; bij staking van stemmen over personen beslist het lot.
8. Geldige bestuursbesluiten kunnen slechts worden genomen in een bestuursvergadering wanneer ten minste de helft plus één van het aantal bestuursleden ter vergadering in persoon aanwezig is, waaronder ten minste één (1) werkgeversbestuurslid, ten minste één (1) werknemersbestuurslid en/of pensioengerechtigdenbestuurslid en ten minste één (1) onafhankelijk bestuurslid.
Geldige bestuursbesluiten kunnen voorts slechts worden genomen:
a. indien dit door ten minste één (1) werkgeversbestuurslid en ten minste één
(1) werknemersbestuurslid en/of pensioengerechtigdenbestuurslid wordt ondersteund;
b. buiten een bestuursvergadering: door ondertekening als bewijs van instemming door alle stemgerechtigde bestuursleden van een stuk waarin zodanig besluit is vervat.
9. Het dagelijks bestuur kan toestaan dat het vergaderrecht, in persoon of bij schriftelijk gevolmachtigde, kan worden uitgeoefend door middel van een elektronisch communicatiemiddel. Daartoe is vereist dat een vergadergerechtigde via het elektronisch communicatiemiddel kan worden geïdentificeerd, rechtstreeks kan kennisnemen van de verhandelingen ter
vergadering, kan deelnemen aan de beraadslaging en, voor zover hem het stemrecht toekomt, het stemrecht kan uitoefenen. Het dagelijks bestuur kan voorwaarden stellen aan het gebruik van het elektronisch communicatiemiddel.
Gedragscode. Artikel 15.
Het bestuur draagt er voor zorg dat het Fonds beschikt over een gedragscode, die voor bestuursleden en andere personen belast met de voorbereiding dan wel uitvoering van bestuursbesluiten en/of werkzaamheden van het Fonds voorschriften geeft ter voorkoming van belangenconflicten en van misbruik en oneigenlijk gebruik van de bij het Fonds aanwezige informatie. Deze gedragscode komt ten minste overeen met hetgeen daaromtrent in de Pensioenwet, de Code of in deze statuten is bepaald.
Overige bepalingen betreffende het bestuur. Artikel 16.
1. Het bestuur vertegenwoordigt het Fonds in en buiten rechte. Bovendien kan het Fonds vertegenwoordigd worden door het dagelijks bestuur of bij verhindering door de voorzitter en een van de leden van het bestuur op gelijke wijze. Het dagelijks bestuur is bevoegd de correspondentie namens het bestuur te voeren.
2. Het bestuur kan één of meerdere personen schriftelijk procuratie of anderszins doorlopende vertegenwoordigingsbevoegdheid verlenen.
3. Het bestuur is bevoegd (te besluiten) tot het aangaan van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding en bezwaring van registergoederen.
4. De werkzaamheden van het bestuur worden, met inachtneming van het bepaalde in dit artikel, door het bestuur in onderling overleg verdeeld.
5. Met in achtneming van het bepaalde in artikel 2 van deze statuten kan het Fonds de uitvoering van werkzaamheden (waaronder werkzaamheden ter ondersteuning van het bestuur) uitbesteden aan een derde (waaronder een pensioenbureau en/of andere externe uitvoerders). Het bestuur zal in dat geval een uitbestedingsovereenkomst sluiten, waarin de uitbestede werkzaamheden worden omschreven en wordt opgenomen dat de derde waarborgt dat hij of zij de bij of krachtens de Pensioenwet gestelde regels in acht neemt bij de uitvoering van de werkzaamheden.
6. Stukken en bescheiden, uitgaande van het bestuur, worden door het dagelijks bestuur getekend, of door de procuratiehouder(s) indien het zaken betreft die daartoe in zijn casu quo hun volmacht zijn aangewezen.
Verantwoordingsorgaan. Artikel 17.
1. Het Fonds, hierbij vertegenwoordigd door het bestuur, stelt een verantwoordingsorgaan in, waarin deelnemers, pensioengerechtigden en de aangesloten ondernemingen zijn vertegenwoordigd.
2. Het verantwoordingsorgaan bestaat uit twaalf (12) leden. Twee (2) zetels worden bezet door vertegenwoordigers van de aangesloten ondernemingen. De overige tien (10) zetels worden bezet door werknemersvertegenwoordigers en vertegenwoordigers van pensioengerechtigden waarbij de verdeling evenredig plaats vindt op basis van de onderlinge getalsverhoudingen. De leden van het verantwoordingsorgaan vormen een zo evenwichtig mogelijke afspiegeling van de betreffende geleding. Indien het Fonds pensioenregelingen uitvoert voor meerdere ondernemingen of groepen, wordt elke onderneming of groep door ten minste een deelnemer en een pensioengerechtigde vertegenwoordigd in het verantwoordingsorgaan. De leden hebben zitting voor een periode van maximaal vier (4) jaar. De aftredende leden zijn terstond herverkiesbaar. Een lid, benoemd ter voorziening in een tussentijds ontstane vacature, treedt af op het moment waarop degene in wiens plaats hij is benoemd had moeten aftreden. De leden treden af volgens een rooster van aftreden. Het rooster van aftreden wordt na overleg met het verantwoordingsorgaan vastgesteld door het bestuur van het Fonds.
3. Negen (9) maanden voorafgaand aan een regulier aftreden dan wel binnen veertien dagen na het ontstaan van een vacature die niet het gevolg is van een regulier aftreden, geeft het bestuur hiervan schriftelijk kennis
a. aan de OR, indien het een vacature voor een vertegenwoordiger van de deelnemers betreft;
b. aan de pensioengerechtigden en de vereniging van gepensioneerden, indien het een vacature betreft voor een vertegenwoordiger van de pensioengerechtigden betreft; en
c. aan de aangesloten ondernemingen, indien het een vacature betreft van een vertegenwoordiger van de aangesloten ondernemingen.
Gedurende het bestaan van een vacature dan wel de termijn van voordracht tot benoeming blijft het verantwoordingorgaan wettig samengesteld en behoudt zijn volledige bevoegdheid.
4. De schriftelijke kennisgeving zoals bedoeld in lid 3 bevat tevens de datum, waarop kandidaatstellingen bij het bestuur moeten zijn binnengekomen. Deze datum wordt niet later gesteld dan zes (6) weken na de datum van de mededeling.
5. Het bestuur stelt de leden van het verantwoordingsorgaan vast, bij meerdere kandidaatstelling voor een vacature ná verkiezing van vertegenwoordigers door de deelnemers, door de pensioengerechtigden respectievelijk door de aangesloten ondernemingen.
Bij deze verkiezingen – indien van toepassing – geldt voor de vertegenwoordigers van de deelnemers en de aangesloten ondernemingen de procedure voor de benoeming van werknemers- en werkgeversbestuursleden zoals vermeld in artikel 10, leden 1 tot en met 3 van deze statuten en voor de vertegenwoordigers van de pensioengerechtigden de procedure voor de benoeming van een pensioengerechtigdenbestuurslid zoals vermeld in artikel 11, leden 2 tot en met 7 van deze statuten.
De gestelde vertegenwoordigers – en indien van toepassing de bij voormelde verkiezingen gekozen vertegenwoordigers zullen door respectievelijk de deelnemers, door de pensioengerechtigden en door de aangesloten ondernemingen ter vaststelling worden voorgedragen aan het bestuur.
6. Indien door een kiesgroep (zijnde respectievelijk de deelnemers, de pensioengerechtigden/vereniging van gepensioneerden en de aangesloten ondernemingen) geen leden worden gesteld, heeft het bestuur de bevoegdheid een of meer kandidaten voor het lidmaatschap aan te wijzen. Deze kandidaten alsmede de gekozen leden dienen schriftelijk te verklaren de functie van lid van het verantwoordingsorgaan (in beginsel voor wat betreft de door het bestuur aangewezen kandidaten voor het lidmaatschap) te willen aanvaarden.
Indien het bestuur een of meer kandidaten voor het lidmaatschap heeft aangewezen zal de respectievelijke kiesgroep hieruit één (1) kandidaat als lid moeten kiezen. Voor deze verkiezingen gelden dezelfde regels als voor reguliere verkiezingen voor het lidmaatschap van het verantwoordingsorgaan. De betreffende kiesgroep stelt het bestuur na afronding schriftelijk op de hoogte welke kandidaat is verkozen.
Aftredende leden zijn direct herverkiesbaar, zo zij zich herkiesbaar stellen en zij herverkiesbaar zijn. Indien zich voor één (1) vacature slechts één (1) kandidaat verkiesbaar stelt, is deze kandidaat gekozen en blijft te dezen de verkiezingsprocedure zoals hiervoor opgenomen achterwege.
7. Het lidmaatschap van het verantwoordingsorgaan is niet verenigbaar met een andere functie binnen het Fonds.
8. Het lidmaatschap van het verantwoordingsorgaan eindigt door:
a. het verstrijken van de zittingsduur van een betreffend lid;
b. het tussentijds aftreden van een betreffend lid;
c. in geval van een lid namens de deelnemers: beëindiging van het dienstverband of een bestuurlijke betrokkenheid van een betreffend lid met de aangesloten onderneming;
d. het aanvaarden door een betreffend lid van een andere functie binnen het Fonds;
e. overlijden van een betreffend lid;
f. door het niet meer behoren tot de betreffende groep tot welke een betreffend lid behoorde bij diens (her)verkiezing;
g. op verzoek van een betreffend lid;
h. het verlies door een betreffend lid van het beheer over zijn vermogen;
i. het ontslag van een betreffend lid door een besluit van het verantwoordingsorgaan.
Ontslag vindt onder meer, doch niet uitsluitend, plaats indien sprake is van een blijvend tegenstrijdig belang tussen een betreffend lid van het verantwoordingsorgaan en het Fonds dan wel bij wijziging van de competentievisie voor het verantwoordingsorgaan en het niet meer passen van een betreffend lid na deze wijziging binnen deze competentievisie.
Ontslag is alleen mogelijk wanneer twee derde deel (2/3e) van de leden van het verantwoordingsorgaan hiermee instemt. Het betrokken lid van het verantwoordingsorgaan heeft geen stemrecht met betrekking tot een besluit over zijn eigen ontslag, doch dient wel vooraf in de gelegenheid te zijn gesteld om te worden gehoord.
x. het ontslag van een betreffend lid door een besluit van het bestuur. Ontslag door een besluit van het bestuur kan slechts in uitzonderlijke situaties plaatsvinden en pas na goedkeuring van de visitatiecommissie. Een besluit van het bestuur tot ontslag geschiedt schriftelijk met opgave van redenen. Van een uitzonderlijke situatie kan onder andere sprake zijn in het geval er een zwaarwegende reden bestaat die erom vraagt dat een lidmaatschap eindigt.
9. Het bestuur stelt een ‘Reglement Verantwoordingsorgaan’ op waarin onder
meer bepalingen zijn opgenomen inzake:
a. de taken en bevoegdheden;
b. de zittingsduur van de leden van het verantwoordingsorgaan; en
c. de vergaderingen van het verantwoordingsorgaan zelf en van het verantwoordingsorgaan met het bestuur.
10. Het bepaalde in het Reglement Verantwoordingsorgaan komt ten minste overeen met hetgeen daaromtrent in de Pensioenwet, de Code of in deze statuten is bepaald.
Taken van het verantwoordingsorgaan. Artikel 18.
1. Het bestuur legt verantwoording af aan het verantwoordingsorgaan over het gevoerde beleid en de wijze waarop het is uitgevoerd.
2. Het verantwoordingsorgaan heeft de bevoegdheid een oordeel te geven over het handelen van het bestuur aan de hand van het bestuursverslag, de jaarrekening en andere informatie, waaronder de bevindingen van het intern toezicht, over het door het bestuur uitgevoerde beleid, evenals over beleidskeuzes voor de toekomst. Dit oordeel wordt, samen met de reactie van het bestuur daarop, bekend gemaakt en in het bestuursverslag opgenomen.
3. Het verantwoordingsorgaan heeft het recht om overleg te voeren met de visitatiecommissie.
4. Het verantwoordingsorgaan heeft het recht van enquête.
5. Het Fonds stelt het verantwoordingsorgaan in de gelegenheid advies uit te brengen over:
a. het beleid inzake beloningen;
b. de vorm en inrichting van het intern toezicht;
c. het vaststellen en wijzigen van een interne klachten- en geschillenprocedure;
d. het vaststellen en wijzigen van het communicatie- en voorlichtingsbeleid;
e. gehele of gedeeltelijke overdracht van de verplichtingen van het Fonds of de overname van verplichtingen door het Fonds;
f. liquidatie, fusie of splitsing van het Fonds;
g. het sluiten, wijzigen of beëindigen van een uitvoeringsovereenkomst;
h. het omzetten van het Fonds in een andere rechtsvorm, zoals bedoeld in artikel 18 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;
i. samenvoeging van pensioenfondsen als bedoeld in de definitie van ondernemingspensioenfonds zoals opgenomen in artikel 1 van de Pensioenwet;
x. het bestuursverslag en de jaarrekening;
k. de actuariële en bedrijfstechnische nota;
l. een wijziging van de statuten, de gedragscode of van de reglementen van het Fonds;
m. het strategisch beleggingsbeleid;
n. de premie en premiekorting;
o. het toeslagbeleid;
p. een herstelplan en kortingsmaatregelen;
q. de wijze van inrichting van sleutelfuncties.
6. Het advies van het verantwoordingsorgaan wordt op een zodanig tijdstip gevraagd dat het van wezenlijke invloed kan zijn op de in de hiervoor in lid 5 bedoelde besluiten.
7. Bij het vragen van advies wordt aan het verantwoordingsorgaan een overzicht verstrekt van de beweegredenen voor het besluit en van de gevolgen die het besluit naar verwachting voor de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en aangesloten ondernemingen zal hebben.
8. Het Fonds deelt het verantwoordingsorgaan zo spoedig mogelijk schriftelijk mee, of het een advies niet of niet geheel volgt, waarbij tevens wordt meegedeeld waarom van het advies of een daarin vervat minderheidsadvies wordt afgeweken.
9. Het Fonds informeert het verantwoordingsorgaan onverwijld schriftelijk over:
a. de verplichting tot opstelling van een herstelplan als bedoeld in artikel 138 of artikel 139 van de Pensioenwet;
b. de aanstelling van een bewindvoerder als bedoeld in artikel 173 van de Pensioenwet;
c. de beëindiging van de situatie, als bedoeld in artikel 172 van de Pensioenwet, waarin de bevoegdheiduitoefening van alle of bepaalde organen van het Fonds is gebonden aan toestemming van een of meer door de toezichthouder aangewezen personen.
10. Het Fonds staat de leden van het verantwoordingsorgaan het gebruik toe van de voorzieningen waarover het kan beschikken, voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van haar taak nodig is.
11. Ten aanzien van de rechten en bevoegdheden van het verantwoordingsorgaan in verhouding tot het bestuur van het Fonds, zijn de artikelen 10, 16, 17, 18 en 22 van de Wet op de ondernemingsraden van overeenkomstige toepassing.
12. Het verantwoordingsorgaan bevordert de geschiktheid en diversiteit van zijn leden en stuurt hierop door een competentievisie te formuleren en via de (opleidings)faciliteiten die het Fonds biedt. Het verantwoordingsorgaan evalueert deze competentievisie ten minste één keer in de twee (2) jaar met het bestuur.
Intern toezicht.
Artikel 19.
1. Het bestuur draagt zorg voor het organiseren van het intern toezicht middels een visitatiecommissie. De visitatiecommissie bestaat uit tenminste drie (3) natuurlijke personen. De leden van de visitatiecommissie zijn onafhankelijk en laten dit tot uiting komen in het toezicht. Het lidmaatschap van de visitatiecommissie is niet verenigbaar met een andere functie binnen het Fonds.
2. De visitatiecommissie heeft tot taak toezicht te houden op het beleid van het bestuur en op de algemene gang van zaken in het Fonds. De visitatiecommissie is ten minste belast met het toezien op adequate risicobeheersing en evenwichtige belangenafweging door het bestuur en legt verantwoording af over de uitvoering van de taken aan het verantwoordingsorgaan en de werkgevers en in het bestuursverslag.
3. Het Fonds verstrekt (desgevraagd) aan de visitatiecommissie tijdig alle inlichtingen en gegevens, die deze voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig heeft. De inlichtingen worden (desgevraagd) schriftelijk verstrekt en mondeling toegelicht.
4. Leden van de visitatiecommissie worden benoemd en ontslagen door het bestuur.
5. Een lid van de visitatiecommissie kan maximaal acht (8) jaar achtereenvolgens lid zijn van de visitatiecommissie.
6. Het lidmaatschap van de visitatiecommissie eindigt door:
a. het verstrijken van de zittingsduur;
b. het tussentijds ontslag door het bestuur;
c. het tussentijds aftreden van het betreffende lid;
d. het aanvaarden van een andere functie binnen het Fonds;
e. overlijden.
7. Het bestuur stelt een ‘Reglement Visitatiecommissie’ op, waarin onder meer
bepalingen zijn opgenomen inzake:
a. de samenstelling;
b. de taken en bevoegdheden;
c. de werkwijze en manier van rapporteren;
d. de voorzieningen en vergaderingen.
8. Het bepaalde in het Reglement Visitatiecommissie komt ten minste overeen met hetgeen daaromtrent in de Pensioenwet, de Code of in deze statuten is bepaald.
Sleutelfuncties en Reglement Sleutelfuncties. Artikel 19a.
1. Het Fonds beschikt over de sleutelfuncties zoals deze zijn aangewezen bij en krachtens artikel 143a van de Pensioenwet. De invulling van die sleutelfuncties geschiedt op basis van het door het bestuur vast te stellen Reglement sleutelfuncties.
2. Het bestuur benoemt voor iedere sleutelfunctie een houder van die functie, met inachtneming van het Reglement sleutelfuncties en het bepaalde bij en krachtens de Pensioenwet. Het bestuur kan een houder van een sleutelfunctie ontslaan met inachtneming van het Reglement sleutelfuncties.
3. Het bestuur kan werkzaamheden inzake een sleutelfunctie opdragen aan de houder van die sleutelfunctie of uitbesteden aan derden met inachtneming van het bepaalde bij en krachtens de Pensioenwet en het door het bestuur vastgestelde uitbestedingsbeleid. Bij de periodieke rapportage van een houder van een sleutelfunctie wordt vermeld aan welke derden werkzaamheden zijn uitbesteed.
4. Werkzaamheden ingevolge een sleutelfunctie kunnen ook worden uitbesteed aan een aangesloten onderneming, onder de voorwaarden zoals deze zijn uitgewerkt in het Reglement sleutelfuncties.
5. Een wijziging van de inrichting van de sleutelfuncties geschiedt met inachtneming van het bepaalde in artikel 18 lid 5 sub q. van deze statuten.
Vergoedingsregeling. Artikel 20.
Het bestuur stelt het ‘Beloningsbeleid Stichting Pensioenfonds Koninklijke Cosun’ vast, waarin een regeling met betrekking tot vergoedingen en onkosten voor de leden van de organen van het Fonds is opgenomen. Het bepaalde in voormelde
regeling komt ten minste overeen met hetgeen daaromtrent in de Pensioenwet, de Code of in deze statuten is bepaald.
Pensioenreglementen. Artikel 21.
1. Het bestuur is bevoegd tot de vaststelling of wijziging van pensioenreglementen.
2. Pensioenreglementen houden nadere bepalingen in omtrent onder andere:
a. het tijdstip van begin en einde van het deelnemerschap;
b. de wijze waarop en de gevallen waarin recht op pensioen ontstaat;
c. de aard en de grootte van de pensioenaanspraken.
3. Pensioenreglementen mogen geen bepalingen bevatten die strijdig zijn met de Pensioenwet of deze statuten.
Informatie over werknemersvereniging of vereniging van gepensioneerden. Artikel 22.
Het Fonds is gehouden om op verzoek van werknemers die deelnemen aan de pensioenregeling(en) of een werknemersvereniging mee te werken aan de verstrekking van informatie aan deze werknemers over het voornemen tot oprichting, of het bestaan, van een werknemersvereniging. Het Fonds is tevens gehouden om op verzoek van pensioengerechtigden of een vereniging van gepensioneerden mee te werken aan de verstrekking van informatie aan de pensioengerechtigden van het Fonds over het voornemen tot oprichting, of over het bestaan, van een vereniging van gepensioneerden.
Wijziging van de statuten. Artikel 23.
1. Wijziging van de statuten geschiedt door een besluit van het bestuur, zulks met inachtneming van het bepaalde in artikel 18 lid 5 sub l. van deze statuten, en komt tot stand bij notariële akte.
2. Elke wijziging van de statuten zal uiterlijk binnen twee (2) weken na de totstandkoming aan De Nederlandsche Bank N.V. worden toegezonden.
Boekjaar. Artikel 24.
Het boekjaar loopt van één januari tot en met éénendertig december van dat jaar.
Accountant. Artikel 25.
Door het bestuur wordt een accountant benoemd, die is ingeschreven als registeraccountant. De accountant kan te allen tijde door het bestuur worden geschorst en ontslagen.
Actuaris.
Artikel 26.
1. Door het bestuur worden actuarissen benoemd tegen wier benoeming bij het Fonds De Nederlandsche Bank N.V. geen bedenkingen heeft geuit. Een actuaris kan te allen tijde door het bestuur worden geschorst en ontslagen.
2. Iedere door het Fonds benoemde actuaris vervult de taken die de wet of de statuten hem opdragen.
3. De actuaris die het actuarieel verslag waarmerkt:
a. is onafhankelijk van het Fonds; en
b. behoort niet tot dezelfde organisatie als een actuaris of deskundige die andere werkzaamheden verricht voor het Fonds, tenzij die organisatie een door De Nederlandsche Bank N.V. goedgekeurde gedragscode heeft over de onafhankelijkheid van de waarmerkende actuaris; en
c. verricht geen andere werkzaamheden voor het Fonds.
Bestuursverslag. Artikel 27.
1. Het bestuur stelt binnen zes (6) maanden na afloop van het boekjaar de jaarrekening en het bestuursverslag vast overeenkomstig titel 9, boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
2. Het bestuursverslag bevat naast de jaarrekening in ieder geval een verslag van het bestuur en van het verantwoordingsorgaan, de controleverklaring en de actuariële verklaring.
3. In het bestuursverslag wordt gerapporteerd over de samenstelling naar leeftijd en geslacht van het verantwoordingsorgaan en het bestuur en over de inspanningen die zijn verricht om diversiteit in de organen van het Fonds te bevorderen.
4. Het bestuursverslag wordt voor de deelnemers gedurende een periode van één maand nà dertig juni op een voor hen gemakkelijk toegankelijke plaats ter inzage gelegd en wordt op verzoek verstrekt.
5. Het Fonds is verplicht alle zakelijke gegevens en bescheiden in Nederland beschikbaar te hebben en deze gedurende zeven (7) jaren na het boekjaar waarop zij betrekking hebben beschikbaar te houden.
Opheffing en fusie. Artikel 28.
1. Het bestuur is bevoegd een besluit tot opheffing of fusie van het Fonds te nemen, zulks met in achtneming van het bepaalde in artikel 18 lid 5 sub f van deze statuten.
2. Het bestuur zal in elk geval een besluit tot opheffing of fusie nemen indien geen begunstigde of te begunstigen personen in de zin van de statuten en het pensioenreglement meer aanwezig zijn.
Liquidatie. Artikel 29.
1. Bij liquidatie als gevolg van opheffing van het Fonds is het bestuur met de vereffening van de zaken van het Fonds belast en is het bestuur verplicht de belangen der begunstigde of te begunstigen personen te regelen op basis van de geldende statuten en het pensioenreglement.
2. Indien gedurende de tijd dat het Fonds in liquidatie verkeert een vacature in het bestuur ontstaat, zal hierin – voorzover mogelijk – worden voorzien op de in artikel 10 en artikel 11 van deze statuten omschreven wijze, waarbij in het geval dat een of meer van de aangesloten ondernemingen in staat van faillissement verkeren, de curatoren (de curator) in de rechten en verplichtingen van de aangesloten ondernemingen treden (treedt). Indien in een bestuursvacature op deze wijze niet kan worden voorzien, zal het bestuur zichzelf aanvullen door coöptatie, met dien verstande dat in de vacature van een werknemersbestuurslid slechts kan worden voorzien door iemand die laatstelijk voor het besluit tot liquidatie als vertegenwoordiger van de (gewezen) deelnemers in het bestuur had kunnen fungeren.
3. Voorzover mogelijk blijven de bepalingen van deze statuten ten aanzien van de bevoegdheden van het bestuur en de besluitvorming in het bestuur ook gedurende de tijd dat het in liquidatie verkeert van kracht. Indien dit niet mogelijk is wordt zoveel mogelijk in de geest van deze bepalingen gehandeld.
4. De onderscheiden categorieën van gewezen deelnemers en pensioengerechtigden casu quo hun nabestaanden en overige belanghebbenden worden in het bezit gesteld van een bewijsstuk van hun tot de datum van opheffing van de deelneming in het Fonds te ontlenen aanspraken of rechten op pensioen (waarin begrepen die, voortvloeiend uit het bepaalde in lid 6, onder b). In dit bewijsstuk zal tevens melding worden gemaakt van de instantie casu quo instanties, jegens welke zij die aanspraken of rechten geldend kunnen maken. Deze instanties kunnen zijn verzekeraars, alsmede fondsen, waarop de Pensioenwet van toepassing is. De vaststelling van die aanspraken of rechten en de veiligstelling daarvan zal niet plaatsvinden in strijd met enig bindend voorschrift van de Pensioenwet.
5. Voorzover terzake van de in lid 4 bedoelde aanspraken of rechten op pensioen verzekeringsovereenkomsten zijn of zullen worden gesloten en deze aan de betrokkenen zelf dan wel aan de pensioenverzekeraar van een (nieuwe) werkgever worden overgedragen, wordt de begunstiging ten name gesteld van verzekerden casu quo hun nabestaanden en overige belanghebbenden. Op de door de verzekeraar uit te reiken polissen wordt door hem aangetekend dat ten aanzien van de daarin belichaamde verzekeringen, voorzover deze betrekking hebben op aan de deelneming in het Fonds te ontlenen aanspraken of rechten op pensioen als bedoeld in lid 4, de voorschriften van de Pensioenwet gelden. Tevens wordt door de verzekeraar op die polissen aangetekend dat noch afkoop van de in de vorige volzin bedoelde verzekeringen, noch wijziging van de
begunstiging (tenzij die wijziging plaatsvindt ten behoeve van de verzekerde casu quo diens nabestaanden) kan plaatsvinden.
6. Indien na vereffening van alle verplichtingen van het Fonds enig saldo overblijft, zal dit als volgt worden aangewend:
a. Indien het Fonds wordt opgeheven omdat er geen begunstigde of te begunstigen personen in de zin van de statuten en het pensioenreglement meer aanwezig zijn zal het saldo worden overgedragen aan de aangesloten ondernemingen;
b. Indien het Fonds wordt opgeheven omdat er geen aangesloten onderneming meer is zal het saldo worden aangewend in overeenstemming met het doel van het Fonds.
7. Het Fonds zal niet eerder zijn opgeheven dan na goedkeuring door de accountant en de actuaris van het door het bestuur opgestelde liquidatierapport en nadat in het kader van de Pensioenwet schriftelijk bericht is ontvangen van De Nederlandsche Bank N.V., dat het toezicht op het Fonds is geëindigd.
Geschillen. Artikel 30.
Geschillen en klachten uit de toepassing van deze statuten, het pensioenreglement of andere reglementen en regelingen worden beslecht overeenkomstig de regeling, die het bestuur op basis van artikel 13 lid 5 van deze statuten heeft vastgesteld.
Onvoorziene gevallen. Artikel 31.
In incidentele gevallen, niet van algemene aard zijnde, waarin de statuten, pensioenreglementen, andere reglementen van het Fonds en pensioenbrieven niet voorzien, beslist het bestuur.