Aansluit- en plaatsingsvoorwaarden Eteck 2018-SAP
Aansluit- en plaatsingsvoorwaarden Eteck 2018-SAP
DEEL 1: BEGRIPPENLIJST, TOEPASSELIJKHEID EN VOORWAARDEN 2
Artikel 1-1: Begrippenlijst 2
Artikel 1-2: Toepasselijkheid van deze Aansluit- en plaatsingsvoorwaarden 2
Artikel 1-3: Looptijd van deze Aansluit- en plaatsingsvoorwaarden 2
Artikel 1-4: Voorschriften 2
DEEL 2: PLAATSING EN AANSLUITING WARMTEPOMP 2
Artikel 2-1: Woningaansluiting 2
Artikel 2-2: Plaatsing Warmtepomp 3
Artikel 2-3: Aansluiting en regeling Warmtepomp 3
DEEL 3: INBEDRIJFSTELLEN WARMTEPOMP 3
Artikel 3-1: Inbedrijfstellen Warmtepomp 3
DEEL 4: EISEN EN VOORWAARDEN BINNENINSTALLATIE EN OPSTELLINGSRUIMTE 3
Artikel 4-1: Eisen en voorwaarden aan Afgiftesysteem ten behoeve van verwarming en koeling 3
Artikel 4-2: Eisen en voorwaarden warm tapwater installatie 3
Artikel 4-3: Eisen en voorwaarden Opstellingsruimte 4
DEEL 5: INFORMATIE OVERDRACHT 4
Artikel 5-1: Benodigde informatie 4
Artikel 5-2: Voorzieningen bij grondgebonden geschakelde (eengezins)woningen voorzien van kruipruimte 4
Artikel 5-3: Voorzieningen bij gestapelde bouw 4
Artikel 5-4: Voorzieningen bij woningen zonder kruipruimte 4
DEEL 6: SLOTBEPALINGEN 4
Artikel 6-1: Slotbepalingen 4
DEEL 1: BEGRIPPENLIJST, TOEPASSELIJKHEID EN VOORWAARDEN
Artikel 1-1: Begrippenlijst
Aansluit- en plaatsingsvoorwaarden: deze aansluit- en plaatsingsvoorwaarden als onderdeel van de ‘Overeenkomst’ waarin de technische voorwaarden voor de plaatsing en aansluiting van de Warmtepomp van de Leverancier zijn verwoord;
Aansluiting Warmtepomp: de verbinding tussen de Warmtepomp en het Afgiftesysteem;
Aansluitwaarde: het overeengekomen maximaal te leveren vermogen (kW) voor ruimte verwarming, warm tapwater en koeling;
Afgiftesysteem: de in de Woning aanwezige klimaatinstallatie met verwarming- en koellichamen, vloerverwarming, appendages, groepenverdelers, de na-regelinstallatie en andere voorzieningen die noodzakelijk zijn voor de goede werking;
Binneninstallatie: de installatie van de Contractant vanaf de Leveringsgrens, onder meer bestaande uit de Aansluiting Warmtepomp, het Afgiftesysteem, de Warm tapwater installatie, incl. appendages, groepenverdelers en aansluitleidingen. Leidingkokers en – schachten met hun toegang worden eveneens tot de Binneninstallatie gerekend.
Sparingen, vloerdoorvoeringen, muurdoorvoeringen alsmede het brandwerend afdichten daarvan behoren eveneens tot de Binneninstallatie. De in de Binneninstallatie opgenomen Meetinrichtingen behoren niet tot de Binneninstallatie;
Contractant: Verbruiker en/of degene die een aanvraag voor de totstandbrenging, uitbreiding of wijziging van een Woningaansluiting bij de Leverancier heeft ingediend;
Controlelijst: een door Leverancier op te stellen en eventueel gezamenlijk met Contractant (gedeeltelijk) in te vullen lijst ter controle en vastlegging van uitgangspunten, afspraken e.d. ten behoeve van het realiseren van de Woningaansluiting en plaatsing van een Warmtepomp;
Distributienet: het leidingwerk vanaf de centrale technische ruimte tot de Woningaansluiting;
Inbedrijfsstellingsformulier: een door Leverancier op te stellen en eventueel gezamenlijk met Contractant of diens Installateur in te vullen lijst tijdens het Inbedrijfstellen van de Warmtepomp. Contractant ontvangt een kopie van dit formulier na het in bedrijf stellen van de Warmtepomp;
Installateur: degene die ingevolge wettelijke bepalingen bevoegd is tot het uitvoeren van werkzaamheden aan de Binneninstallatie;
Leverancier : Eteck Exploitaties B.V. statutair gevestigd te Rotterdam, dan wel een aan haar gelieerde onderneming, die deze algemene leveringsvoorwaarden uitdrukkelijk van toepassing verklaart of heeft verklaard;
Levering: de Levering door Leverancier aan Contractant / Verbruiker van Warmte en/of Koude en/of Warm tapwater als omschreven in de Overeenkomst;
Leveringsadres: door Contractant of Verbruiker in eigendom zijnde of gehuurde woning;
Leveringsgrens: het punt waar de producten Warmte en/of Koude en Warm tapwater daadwerkelijk geleverd wordt;
Meetinrichting: de apparatuur van de Leverancier bestemd voor het vaststellen van de omvang van de Levering van Warmte en Warm tapwater;
Meterkast: het gehele samenstel van apparatuur dat ten minste tot doel heeft de uitgewisselde elektriciteit te meten als bedoeld in artikel 1, lid 1 onderdeel af van de Elektriciteitswet 1998;
Opstellingsruimte: ruimte in de woning ten behoeve van de plaatsing van de Warmtepomp, conform de voorschriften en vereiste voorzieningen zoals opgenomen in artikel 4 lid 1 t/m 8 van deze aansluit- en plaatsingsvoorwaarden;
Overeenkomst: de overeenkomst tussen Contractant / Verbruiker en Leverancier waarin afspraken betreffende de Levering verwoord staan;
Perceel: iedere roerende of onroerende zaak, gedeelte of samenstel daarvan ten behoeve waarvan een Woningaansluiting tot stand is gekomen of zal komen, dan wel Levering geschiedt of zal geschieden, een en ander ter beoordeling van de Leverancier;
Secundair allocatiepunt: Een door de elektricteitsnetbeheerder aan een aansluiting toegekend allocatiepunt, niet zijnde het primaire allocatiepunt, ter plaatse van het overdrachtspunt van een aansluiting op het elektriciteitsnet (hier zijnde de Meterkast), waar de elektriciteits-uitwisseling tussen de Warmtepomp en het net administratief aan Leverancier wordt toegewezen alsof de meting op het overdrachtspunt van de aansluiting heeft plaatsgevonden;
Tarievenregeling: het bij de Overeenkomst behorende en jaarlijks vast te stellen ‘product en tarievenblad’, waarin vastgestelde tarieven voor de Levering en overige in rekening te brengen bedragen of kosten zijn opgenomen;
Verbruiker: degene die Warmte en/of Koude < 100 kW van de Leverancier betrekt en/of de beschikking over een Aansluiting Warmte en/of Koude < 100 kW heeft;
Warm tapwater: verwarmd water voor huishoudelijk gebruik in de woning;
Warmte en/of Koude: de door de Leverancier te leveren producten Warmte (ruimteverwarming), Koude (ruimtekoeling) en/of Warm tapwater < 100 kW;
Warmtepomp: elektrische combiwarmtepomp ten behoeve van levering van Warmte voor ruimte verwarming, Koude voor ruimte koeling en Warm tapwater, inclusief voorraadvat;
Woningaansluiting: aansluiting tussen het Distributienet en de woning tot en met de invoer in de woning, de leiding in schachten of kokers en eindigend met een aansluiting op de Warmtepomp;
Artikel 1-2: Toepasselijkheid van deze Aansluit- en plaatsingsvoorwaarden
1. Deze Aansluit- en plaatsingsvoorwaarden zijn van toepassing op de Overeenkomst in Centrumeiland alsmede op aanbiedingen daartoe.
2. Afwijkingen op de Aansluit en plaatsingsvoorwaarden zijn slechts geldig indien deze schriftelijk zijn overeengekomen.
3. Ingeval Leverancier zijn rechten en verplichtingen uit de Concessieovereenkomst of Overeenkomst overdraagt aan een derde, doet Leverancier hiervan tijdig mededeling aan de Contractant. De Contractant verleent bij voorbaat zijn toestemming aan een dergelijke overdracht.
Artikel 1-3: Looptijd van deze Aansluit- en plaatsingsvoorwaarden
1. Deze Aansluit- en plaatsingsvoorwaarden gaan in op 1 januari 2018 en hebben een looptijd van 30 jaar. Deze Aansluit- en plaatsingsvoorwaarden eindigen derhalve op 31 december 2047. Deze Aansluit- en plaatsingsvoorwaarden zijn niet tussentijds opzegbaar of op enig andere wijze te beëindigen.
Artikel 1-4: Voorschriften
1. De Binneninstallatie en het Afgiftesysteem van de Contractant, alsmede de uitbreidingen en wijzigingen van de Binneninstallatie dienen te voldoen en te blijven voldoen aan de voorschriften, zoals deze uiterlijk drie (3) maanden voor de oplevering van de woning van toepassing waren. Wijzigingen dienen te voldoen en te blijven voldoen aan de geldende voorschriften, zoals deze drie (3) maanden voor in werking treden van een wijziging, van toepassing waren.
2. Aanvullende informatie: Contractant (of diens installateur / bouwaannemer / bouwcollectief) en Leverancier zullen voor het aangaan van een Overeenkomst tijdig met elkaar in contact treden teneinde over en weer informatie te verstrekken inzake o.a.: demarcatie, opstellingsruimte, voorbeelden en adviezen t.a.v. installatie aansluitingen, vloerafwerkingen e.d.
DEEL 2: PLAATSING EN AANSLUITING WARMTEPOMP
Artikel 2-1: Woningaansluiting
1. De Woningaansluiting wordt door Leverancier gerealiseerd. Het vereiste hak-, breek-
, metsel-, timmer-, schilder- en ander bijkomstig werk (voor het tot stand brengen van de Woningaansluiting op het Distributienet) moet door of vanwege de Contractant voor haar rekening genomen worden. Na het aanbrengen van de (aansluit) leidingen van de Woningaansluiting door Leverancier dient de Contractant sparingen e.d. af te dichten c.q. aan te storten. De Contractant dient te zorgen voor een brandwerende afdichting van de sparingen indien dit ten behoeve van brandcompartimentering wordt geëist. Leverancier zal diameter en locatie van sparingen, schachten e.d. afstemmen met Contractant en vastleggen op de Controlelijst.
2. Leverancier zal voor een nieuwe installatie en bij uitbreiding, wijziging of vernieuwing van een bestaande installatie de levering slechts aanvangen of handhaven, indien de aanleg, uitbreiding, wijziging of vernieuwing tot stand is gebracht door een Installateur en op vakkundige wijze is geschied en op aanwijzing van Leverancier zoals vastgelegd op de Controlelijst.
3. Leverancier kan het aansluiten of her-aansluiten van een installatie weigeren of de aansluiting van een installatie verbreken, indien niet wordt voldaan aan het bepaalde in of krachtens deze voorwaarden.
4. Werkzaamheden aan de Woningaansluiting vinden alleen plaats door of vanwege Leverancier.
5. Contractant draagt er zorg voor dat het tracé van de Woningaansluiting tijdig vrij is en gedurende de werkzaamheden voor het aanbrengen van de Woningaansluiting beschikbaar blijft.
6. Op of direct naast het tracé van de Woningaansluiting mogen geen bouwwerken, bomen, kabels, leidingen en/of gesloten wegdek worden aangebracht, tenzij hiervoor schriftelijk toestemming van Leverancier is verkregen.
Artikel 2-2: Plaatsing Warmtepomp
1. De Aansluitwaarde van het Leveringsadres wordt door de Leverancier vastgesteld en vastgelegd op de Controlelijst.
2. De Warmtepomp wordt door Leverancier geplaatst op de begane grond, of op een nader met Contractant overeengekomen plaats, direct na binnenkomst van de Woningaansluiting.
3. Indien de woning van Contractant onderdeel uitmaakt van een woonblok of meerdere boven elkaar gelegen woningen, dan zal de Warmtepomp door leverancier geplaatst worden op de laagst gelegen verdieping behorende tot de woning van Contractant.
4. De Contractant draagt er zorg voor dat de Opstellingsruimte goed en blijvend bereikbaar is ten behoeve van plaatsing, vervanging en ten behoeve van eventueel service, onderhoud en metingen aan de Warmtepomp. Indien de Warmtepomp niet goed bereikbaar is, zal Leverancier de belemmering wegnemen op kosten van de Contractant.
5. De door de Leverancier uit te voeren verplaatsingen van de Warmtepomp, tijdens het plaatsen, vervangen of verwijderen, zijn voor rekening van de Leverancier. Voor verticale verplaatsingen dient Leverancier gebruik te kunnen maken van de aanwezige liftinstallaties.
6. Voor het plaatsen en installeren van de Warmtepomp eventueel vereiste hak-, breek-
, metsel-, timmer-, schilder- en ander bijkomstig werk moet door of vanwege de Contractant voor rekening worden genomen.
7. Leverancier kan de plaatsing en installatie van de Warmtepomp weigeren indien de Binneninstallatie en/of Opstellingsruimte van Contractant niet voldoet aan het bepaalde in deze voorwaarden.
8. Indien een controle op de punten als hiervoor genoemd niet of onvoldoende kan worden uitgevoerd, heeft Leverancier het recht de plaatsing te weigeren of te beëindigen.
9. Werkzaamheden aan de door de Leverancier geplaatste Warmtepomp en/of door de Leverancier aangebrachte Woningaansluiting vinden alleen plaats door of vanwege de Leverancier.
Artikel 2-3: Aansluiting en regeling Warmtepomp
1. De Contractant of diens Installateur, draagt er zorg voor dat de Binneninstallatie waaronder het Afgiftesysteem en de warm tapwater installatie aangesloten wordt op de Warmtepomp. De koud water aansluiting dient te zijn uitgevoerd met een inlaatcombinatie. In bijlage A-10 van de Controlelijst: ‘Demarcatieschema installatie’, staat welke componenten tot de installatie van de Leverancier worden gerekend en welke tot de Contractant.
2. Leverancier installeert een buitentemperatuurvoeler en de kamersensor behorende bij de Warmtepomp en maakt daarbij gebruik van de door of vanwege de Contractant aangebrachte mantelbuizen incl. bedrading conform artikel 4-3 lid 6.
3. Capaciteit van de Warmtepomp: Leverancier bepaalt het fabricaat, het type en het vermogen van de Warmtepomp volgens ISSO-71 publicatie. De Contractant of diens adviseur of diens Installateur dient uiterlijk 6 maanden voor oplevering van de woning een warmteverliesberekening volgens ISSO-51 bij de Leverancier in te dienen. Bij het bepalen van het vermogen van de Warmtepomp wordt door de Leverancier uitgegaan van een transmissieberekening zonder opwarm-toeslag. Leverancier overlegt met de Contractant over de definitief geselecteerde Warmtepomp en legt daarbij de selectie vast op de Controlelijst. Indien het gaat om vervanging van de gehele Warmtepomp door Leverancier dan bepaalt Leverancier het merk en type van de Warmtepomp. Dit merk en type is afgestemd op de te vervangen Warmtepomp zodat specificaties gelijkwaardig blijven.
4. Regeling: De regeling van de Warmtepomp geschiedt op basis van een ingestelde stooklijn, de buitentemperatuur en de retourtemperatuur vanuit de woning. Leverancier en de Contractant controleren de juiste instellingen en leggen dit vast op de Controlelijst. Het stooklijn diagram zal zijn weergegeven / beschreven op het product- en tariefblad. Nachtverlaging dient niet te worden opgenomen bij vloerverwarming systemen.
5. Koeling: De Warmtepomp in koelbedrijf levert een aanvoerwatertemperatuur van 18oC of hoger. Deze instelling is gekozen ter voorkoming van condensvorming op de vloer. Deze minstelling is derhalve eveneens de z.g.: dauwpuntregeling. Op (koel)leidingen die niet in vloeren of wanden zijn weggewerkt kan evenwel condens
ontstaan. Bij het ontwerp en de aanleg van de binneninstallatie dient daarmee rekening gehouden te worden. Dergelijke leidingen dienen dampdicht geïsoleerd te worden.
DEEL 3: IN BEDRIJF STELLEN WARMTEPOMP
Artikel 3-1: In bedrijf stellen Warmtepomp
1. Voorafgaand aan het in bedrijf stellen van de Warmtepomp en het inregelen volgens artikel 2-3.4 van het Aansluitwaarde, zal Leverancier de Aansluiting Warmtepomp controleren op de in voorgaande artikelen genoemde voorwaarden en bepalingen.
2. De bevindingen van artikel 3.1.1. worden tijdens het inbedrijfstellen vastgelegd op een Inbedrijfstellingsformulier. Alle tot de Binneninstallatie behorende onderdelen worden, voor zover mogelijk, visueel geïnspecteerd en eventueel gecontroleerd op juiste werking.
3. Indien tijdens de hierboven omschreven controle blijkt dat e.e.a. niet of niet juist uitgevoerd is, dan zal Leverancier de Warmtepomp niet in bedrijf stellen.
DEEL 4: EISEN EN VOORWAARDEN BINNENINSTALLATIE EN OPSTELLINGSRUIMTE
Artikel 4-1: Eisen en voorwaarden aan Afgiftesysteem ten behoeve van verwarming en koeling
1. De Contractant is verantwoordelijk voor de goede werking van het afgiftesysteem voor zowel verwarmen als koelen. Het afgiftesysteem dient zodanig te zijn ontworpen en ingeregeld dat de vereiste binnentemperaturen gerealiseerd kunnen worden en een goede en gelijkmatige temperatuurverdeling in de vertrekken wordt verkregen.
2. Het dimensioneren van de vloer- en/of wandverwarming dient gebaseerd te zijn op een aanvoertemperatuur van maximaal 35oC en een retourtemperatuur van 30oC bij een optredende buitentemperatuur van -/- 10 oC Om voldoende koelcapaciteit te kunnen realiseren wordt geadviseerd de lengte van een groep van de vloerverwarming te beperken tot maximaal 100 meter. De installatie dient uitgevoerd te worden als een tweepijps distributiesysteem. Kortsluitleidingen, open verdelers, aanvullende circulatiepompen etc. zijn niet toegestaan. Het drukverschil tussen aanvoer- en retourleiding van de Binneninstallatie, ter plaatse van de Warmtepomp gemeten, mag niet meer dan 35 kPa bedragen. Alle verwarmingsgroepen moeten zijn voorzien van instelbare ventielen ten behoeve van het inregelen van het afgiftesysteem.
3. Naregeling per vertrek: de Warmtepomp, wordt standaard weersafhankelijk voorgeregeld op basis van de buitentemperatuur en een instelbare stooklijn. Ruimtecompensatie op basis van het hoofdvertrek is mogelijk met de kamerthermostaat of kamersensor van de warmtepomp (ruimtetemperatuur compensatie door verstelling van de stooklijn). Geadviseerd wordt om bij vloerverwarming in ieder vertrek een individuele naregeling toe te passen. De individuele naregeling is de verantwoordelijkheid van de Contractant. Indien individuele naregeling wordt toegepast dient in de woning een groep van voldoende waterinhoud open te blijven waarmee een minimaal debiet over de condensorzijde (warme kant) van de Warmtepomp kan worden gegarandeerd.
4. Ontluchten: Het Afgiftesysteem dient op het laagste punt voorzien te zijn van een eigen aftap. Het Afgiftesysteem dient op iedere verdiepingsvloer op het hoogste punt van een (handmatige) ontluchting te zijn voorzien opdat de hele installatie goed ontlucht kan worden.
5. Materialen: Vloerverwarmingsleidingen dienen zuurstofdiffusie dicht te zijn conform DIN 4726. De leidingen dienen gekeurd te zijn door een bevoegd keuringsinstituut en voorzien te zijn van een opdruk waaruit dit blijkt.
6. Inbedrijfstellen en inregelen: Na spoelen, beproeven en testen van de Warmtepomp wordt deze in overleg met de aannemer en/of Installateur in bedrijf gesteld. De Contractant draagt er zorg voor dat het Afgiftesysteem wordt gevuld en hydraulisch wordt ingeregeld conform de uitgangspunten van het installatieontwerp. De Contractant dient aan te tonen dat de hydraulische inregeling goed is uitgevoerd.
7. Alle in dit artikel genoemde uitgangspunten en/of randvoorwaarden, acties en/of resultaten worden tevens op de Controlelijst en/of Inbedrijfsstellingsformulier genoteerd.
8. Alle in dit artikel genoemde uitgangspunten en/of randvoorwaarden, acties worden in de nadere informatie als bedoeld in artikel 1-4 lid 2 tussen Contractant (of diens installateur / bouwaannemer / bouwcollectief) en Leverancier besproken.
Artikel 4-2: Eisen en voorwaarden warm tapwater installatie
1. Leveringscondities Warm tapwater voorziening: Afhankelijk van merk en type Warmtepomp wordt periodiek de waterinhoud automatisch en kortstondig verwarmd tot > 60oC door het ingebouwde elektrische bijstook element.
2. Ten tijde van de aanleg van de Warm tapwater installatie dient deze tenminste te voldoen aan de geldende VEWIN-werkbladen.
3. Aansluiting op Binneninstallatie: de Contractant draagt er zorg voor dat warm en koud water aangesloten wordt op de Warmtepomp en levert en plaatst een inlaatcombinatie en bijbehorende lekwatervoorziening. De koud waterleiding en warm tapwater leiding dient direct buiten de warmtepomp en/of direct na de warmtapwater meter te worden voorzien van een kogelkraan.
4. Beproeving en ingebruikname: Voor de ingebruikname van de warm tapwater installatie dient deze hydraulisch te zijn beproefd op 1,5 maal de werkdruk behorende bij de druktrap van de installatie en te zijn gespoeld met drinkwater.
Artikel 4-3: Eisen en voorwaarden Opstellingsruimte
1. Plaats: De Contractant dient een Opstellingsruimte voor de Warmtepomp beschikbaar te stellen. Bij grondgebonden woningen dient de Opstellingsruimte zich op de begane grond te bevinden. Bij niet grondgebonden woningen en overige gebouwen wordt in overleg met Leverancier de plaats van de Opstellingsruimte bepaald. Hierbij is het gestelde in artikel 2-2.
2. Afmetingen: De benodigde afmeting van de Opstellingsruimte is afhankelijk van het type Warmtepomp. Per woning zal door Leverancier worden aangegeven welke minimale afmetingen vereist zijn. Doorgaans is een Opstellingsruimte met een breedte van 120 cm, een diepte van 120 cm en een hoogte van 250 cm voldoende. Aan de voorzijde van de Warmtepomp moet voldoende en blijvend ruimte aanwezig zijn ten behoeve van het in bedrijf stellen en servicewerkzaamheden aan de Warmtepomp. De toegang naar en transport van de Warmtepomp moet blijvend gewaarborgd zijn.
3. Oplevering: De Opstellingsruimte dient door de Contractant schoon opgeleverd te worden.
4. Vloerbelasting: De vloerbelasting van de Warmtepomp bedraagt 14 kN/m2.
5. Wandbelasting. De wandbelasting, ingeval van een hangende Warmtepomp, bedraagt aan de ophangzijde van de Warmtepomp minimaal 200 kg/m2.
6. Voorzieningen: De Contractant draagt er zorg voor dat de Opstellingsruimte wordt voorzien van:
a. een aansluiting van het Afgiftesysteem op de Warmtepomp door middel van flexibels met tevens afsluiters in aanvoer en retour en een filter in de retourleiding;
b. de benodigde vul- en aftapvoorzieningen en ontluchtingen in het afgiftesysteem;
c. een koud water aansluiting op de Warmtepomp met inlaatcombinatie;
d. rioolafvoer met stankafsluiter;
e. een bekabelde PVC leiding 19 mm met zwakstroomkabel 4x0,8mm2 naar de plaats van de kamersensor / -thermostaat in het hoofdvertrek;
f. een bekabelde PVC leiding 19 mm met zwakstroomkabel 2x0,8mm2 naar de aangegeven plaats van de buitenvoeler;
g. een van een trekkoord voorziene PVC leiding van voldoende diameter (25 mm of groter, i.o. vast te stellen en te noteren op de Controlelijst) naar de Meterkast t.b.v. de aansluiting van de Warmtepomp op het Secundair allocatiepunt. De bekabeling wordt door Xxxxx aangebracht en aangesloten op de groepenkast van het Secundair allocatiepunt. Maximale lengte van de kabel tussen groepenkast en warmtepomp bedraagt 10 meter. Over-lengte dient vooraf besproken te worden overeenkomstig artikel 1-4 lid 2;
h. Perilex inbouwdoos 16A, op de hiervoor onder g. genoemde PVC leiding, ten behoeve van de montage (door Xxxxx) van een werkschakelaar.
i. Expansievat met voldoende inhoud, vul- en aftapinrichtingen en overstortbeveiliging en manometer (allen onderdeel van de Binneninstallatie) moeten op een goed bereikbare plaats aanwezig zijn.
7. Geluid: Het geluidvermogen van warmtepompen verschilt per type Warmtepomp en bedraagt maximaal 50 dB(A) conform ISO 9614-2. Leverancier geeft per Warmtepomp aan wat het geluidsvermogen van de Warmtepomp is en legt dit vast op de Controlelijst. In verband met de geluidsproductie dienen deuren, wanden en kieren naar de naastgelegen leefruimten voldoende te zijn afgewerkt zodat ten aanzien van de installaties in de woning wordt voldaan aan NEN 1070, klasse 3. Geadviseerd wordt voor de bevestiging van de leidingen in de opstelruimte beugels met rubberinlages toe te passen om contactgeluid te voorkomen.
8. Afwijkingen en overeenstemming daarover, ten aanzien van het gestelde in dit artikel worden schriftelijk tussen Contractant en leverancier overeengekomen.
DEEL 5: INFORMATIE OVERDRACHT
Artikel 5-1: Benodigde informatie
1. Bij plaatsing van de Warmtepomp dient de Contractant er zorg voor te dragen dat de onderstaande gegevens per woning volledig en tijdig aan Leverancier worden toegezonden, ten einde voorbereidingen op het plaatsen van de Warmtepomp te kunnen afstemmen.
a. warmteverliesberekening volgens ISSO 51 waarin minimaal gespecificeerd het transmissieverlies, het ventilatie/infiltratieverlies en de opwarmtoeslag.
b. projectietekening met leidingverloop vloerverwarmings-leidingen (het legplan) met opgave van de inhoud van het afgiftesysteem, drukverliesberekening, toegepaste naregeling, waterzijdig principeschema en het toegepast fabricaat,
c. situatietekening van het project (bij voorkeur 1:500). De uitgifte grens, te leggen kabels en leidingen, eventuele bestrating en voorziene groenvoorziening zijn met name van belang;
d. plattegrond van begane grond niveau en een tekening van de Opstellingsruimte met afmetingen, inclusief een doorsnede tekening. (zie eventueel artikel 5-3 i.v.m. gestapelde bouw)
e. gegevens contactpersoon x.x.x. xxxxxxxxxxxx, legplan en coördinatie op de bouwplaats (naam, bedrijfsnaam, adres, e-mail, telefoonnummer).
f. Planning van de bouwwerkzaamheden en geplande eerste datum van oplevering.
2. De hierboven gegeven opsomming is niet limitatief. Door invulling van de Controlelijst zullen Contractant en Leverancier definitief vaststellen welke informatie tijdig uitgewisseld moet worden.
Artikel 5-2: Voorzieningen bij grondgebonden geschakelde (eengezins)woningen voorzien van kruipruimte
1. Indien leidingen van de Woningaansluiting in de kruipruimte liggen, dient de kruipruimte circa 800 mm hoog te zijn, waarbij elke beuk bereikbaar moet zijn door middel van een kruipluik van minimaal 800 x 600 mm. Het kruipluik moet blijvend beschikbaar blijven. Alle genoemde leidingen worden in principe onder de funderingsbalken gelegd. De plaats van de vloer sparingen, afmetingen en onderlinge afstand van de sparingen wordt bepaald door Leverancier na overleg met de bouwaannemer/constructeur. De vloer sparingen dienen te worden aangebracht en/of afgedicht overeenkomstig het bepaalde in artikel 2-1.1
2. In het bouwproces dient de aanleg van de Woningaansluiting in de planning te worden opgenomen. De aanleg van leidingen in de kruipruimte kan de bouwplanning beïnvloeden.
Artikel 5-3: Voorzieningen bij gestapelde bouw
1. Contractant draagt er zorg voor dat de Opstellingsruimte in gestapelde bouw loodrecht boven elkaar en direct naast (grenzend aan) een stijgschacht is. Direct naast (of in) de Opstellingsruimte moet derhalve een stijgschacht van voldoende ruimte, dit in overleg met Leverancier, opgenomen te zijn. Leverancier zal met Contractant (of diens installateur / bouwaannemer / bouwcollectief) t.a.v. dit artikel overleg voeren overeenkomstig artikel 1-4 lid 2.
2. De afmetingen van balk- of wandsparingen worden door Leverancier na overleg met de bouwaannemer / constructeur bepaald. De sparingen dienen te worden aangebracht en/of afgedicht overeenkomstig het bepaalde in artikel 2-1.1
3. Bijzondere aandacht is noodzakelijk voor het geluid, water en brandwerend afdichten van sparingen.
Artikel 5-4: Voorzieningen bij woningen zonder kruipruimte
1. Woningen zonder kruipruimte worden individueel aangesloten vanuit de openbare weg.
2. Contractant dient zorg te dragen voor het aanbrengen van benodigde mantelbuizen (tweemaal Ø 110 x 3,2 mm conform technische bijlage A-03 en A-04) met een buigstraal van r =1000 mm, van de voorgevel van de woning tot in de Opstellingsruimte t.b.v. de Woningaansluiting. De Opstellingsruimte dient zich bij aansluiting via mantelbuizen binnen 5 meter van de voorgevel te bevinden.
3. Mantelbuizen en invoer voorzieningen t.b.v. woonblokken worden door Leverancier na overleg met de bouwaannemer / constructeur bepaald. De Contractant dient zorg te dragen voor het aanbrengen van de overeengekomen mantelbuizen. Gemaakte afspraken worden op de Controlelijst vastgelegd.
4. Voor de lengte van de Woningaansluiting gaat Leverancier uit van maximaal 5 m, gerekend vanaf de perceelgrens van de Contractant tot aan de Opstellingsruimte Voor lengten meer dan 5 meter worden door Leverancier meerkosten in rekening gebracht bij de Contractant.
DEEL 6: SLOTBEPALINGEN
Artikel 6-1: Slotbepalingen
1. Deze voorwaarden kunnen worden aangehaald als: “Aansluit- en plaatsingsvoorwaarden Centrumeiland 2018-SAP.
2. Indien een of meer bepalingen van deze voorwaarden en/of de Overeenkomst nietig zijn c.q. worden vernietigd, blijven de overige bepalingen zoveel mogelijk van kracht en zullen de eerstbedoelde bepalingen door Leverancier worden vervangen door nieuwe, waarvan de strekking zoveel mogelijk overeenkomt met de oorspronkelijke bepalingen.
3. Op deze Overeenkomst is Nederlands recht van toepassing.