STAATSCOURANT
STAATSCOURANT
Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.
Nr. 27508
22 mei
2020
Besluit van de Autoriteit Consument en Markt van codebesluit 22 mei 2020, met kenmerk ACM/UIT/532627 tot wijziging van de voorwaarden als bedoeld in artikel 12b van de Gaswet betreffende de neutraliteitsheffing en overschrijding van het kredietlimiet
De Autoriteit Consument en Markt,
Gelet op artikel 12f, eerste lid van de Gaswet; Besluit:
ARTIKEL I
De Transportcode Gas LNB wordt gewijzigd als volgt:
A
Artikel 4.1.4.5 komt te luiden:
1. Indien de netbeheerder van het landelijk gastransportnet geconfronteerd wordt met onver- wachte grote storingen kan de netbeheerder van het landelijk gastransportnet een noodsituatie uitroepen en handelen zoals beschreven in artikel 4.1.4.4. Onder onverwachte grote storingen wordt ook begrepen een storing in de tot het landelijk gastransportnet behorende ondersteu- nende communicatie en besturingssystemen, waarbij de systeemintegriteit in het geding komt of kan komen.
2. Bij de afwikkeling van een noodsituatie als bedoeld in het eerste lid, zal een eventueel verschil tussen de hoeveelheid entrygas en de hoeveelheid exitgas onder aftrek van het verschil tussen entry- en exitgas op basis van artikel 4.1.1.2 verrekend worden tegen de neutrale gasprijs als bedoeld in artikel 4.1.6.4.
3. Indien de netbeheerder van het landelijk gastransportnet in een noodsituatie als bedoeld in het eerste lid een WDM-transactie aangaat, dan ontstaat er een saldo door het prijsverschil tussen de neutrale gasprijs als bedoeld in artikel 4.1.6.4 en de WDM-transactieprijs. Dit saldo wordt verrekend conform artikel 4.1.8.
B
Artikel 4.1.4.6 komt te luiden:
1. Indien de netbeheerder van het landelijk gastransportnet geconfronteerd wordt met storingen in de informatievoorzieningssystemen betreffende het balanceringsregime, bedoeld om erkende programmaverantwoordelijken van informatie te voorzien, kan de netbeheerder van het landelijk gastransportnet besluiten tot het opschorten van het proces dat de WDM- transacties initieert zoals omschreven in artikel 4.1.4.1.
2. Indien de netbeheerder van het landelijk gastransportnet het proces dat de WDM-transacties initieert heeft opgeschort, dan zal de netbeheerder van het landelijk gastransportnet dit zo spoedig mogelijk publiceren onder vermelding van het tijdstip waarop dit ingaat.
3. Tijdens een situatie waarin de informatievoorzieningssystemen gestoord zijn, wordt een eventuele WDM-transactie met de onbalans veroorzakende erkende programmaverantwoorde- lijke(n) verrekend tegen de neutrale gasprijs conform artikel 4.1.6.4.
4. Indien de netbeheerder van het landelijk gastransportnet in deze situatie een WDM-transactie aangaat, dan ontstaat er een saldo door het prijsverschil tussen de neutrale gasprijs als bedoeld in artikel 4.1.6.4 en de WDM-transactieprijs. Dit saldo wordt verrekend conform artikel 4.1.8.
5. Indien de informatievoorzieningssystemen weer in orde zijn, zal de opschorting worden beëindigd. De netbeheerder van het landelijk gastransportnet zal dit zo spoedig mogelijk publiceren onder vermelding van het tijdstip van einde van de opschorting.
C
Artikel 4.1.5 vervalt.
D
Na artikel 4.1.7 wordt een artikel toegevoegd, luidende:
4.1.8
1. De netbeheerder van het landelijk gastransportnet brengt per kalenderjaar een neutraliteitshef- fing, conform hoofdstuk VII van de NC-BAL, in rekening bij de netgebruikers in de zin van artikel 2, vijfde lid NC-BAL.
2. De neutraliteitsheffing bestaat uit de som van:
a. het saldo zoals dat is vastgesteld conform artikel 4.1.4.5, derde lid
b. het saldo zoals dat is vastgesteld conform artikel 4.1.4.6, vierde lid
c. opbrengsten uit de einde dag verrekening volgens artikel 4.1.7
d. verliezen als gevolg van wanbetaling zoals bedoeld in artikel 31 van de NC-BAL gecorri- geerd met eventuele nagekomen opbrengsten.
3. De neutraliteitsheffing over een kalenderjaar t wordt in beginsel in kalenderjaar t+2 in rekening gebracht bij de netgebruikers conform dezelfde methodologie als de capaciteitsgebaseerde entry- en exittarieven, zoals die is vastgelegd in artikel 3.2.1.1 tot en met 3.2.3.10 van de Tarievencode gas. Hierbij worden de in artikel 3.2.2.2 en 3.2.2.4 van de Tarievencode gas gebruikte toegestane inkomsten (Tl) vervangen door de hoogte van de neutraliteitsheffing.
4. Op de factuur waarmee de netbeheerder van het landelijk gastransportnet de neutraliteitshef- fing in rekening brengt, worden de onderdelen zoals beschreven in het tweede lid en de gecontracteerde capaciteit gespecificeerd.
5. Voordat de netbeheerder van het landelijk gastransportnet de neutraliteitsheffing in rekening brengt, zendt hij de voorgenomen heffing inclusief de specificatie beschreven in het vierde lid ter informatie aan de ACM.
E
Artikel B1.4 komt te luiden:
1. Een erkende programmaverantwoordelijke of aangeslotene met exitcapaciteit die door de netbeheerder van het landelijk gastransportnet wordt ingedeeld in risicocategorie hoog dient financiële zekerheid te verschaffen. De hoogte van de kredietlimiet is in dat geval gelijk aan de hoogte van de afgegeven financiële zekerheid.
2. Een erkende programmaverantwoordelijke of aangeslotene met exitcapaciteit die door de netbeheerder van het landelijk gastransportnet wordt ingedeeld in risicocategorie laag of midden kan ervoor kiezen aanvullende financiële zekerheid te verschaffen om zijn kredietlimiet te verhogen.
3. De netbeheerder van het landelijk gastransportnet maakt de financiële zekerheden die hij in elk geval accepteert bekend op zijn website. De geldigheidstermijn van de financiële zekerheid dient minstens vier maanden langer te zijn dan de einddatum van het contract.
F
Artikel B1.6 komt te luiden:
1. Voor elke erkende programmaverantwoordelijke of aangeslotene met exitcapaciteit stelt de netbeheerder van het landelijk gastransportnet een initiële kredietlimiet vast op basis van een analyse van financiële documenten.
2. Ten behoeve van de financiële analyse verschaft de erkende programmaverantwoordelijke of aangeslotene met exitcapaciteit informatie aan de netbeheerder van het landelijk gastransport- net aangaande:
a. de structuur van de groep van bedrijven waartoe de erkende programmaverantwoordelijke of aangeslotene met exitcapaciteit behoort;
b. het uiteindelijke moederbedrijf, en
c. de door een accountant goedgekeurde jaarrekeningen van de afgelopen 3 jaar, inclusief balans, winst en verliesrekening, kasstromen en toelichting bij de jaarstukken.
3. Een erkende programmaverantwoordelijke of aangeslotene met exitcapaciteit kan contracten afsluiten met de netbeheerder van het landelijk gastransportnet totdat de kredietlimiet is bereikt.
4. Een erkende programmaverantwoordelijke of aangeslotene met exitcapaciteit die wordt ingedeeld in risicocategorie hoog heeft een kredietlimiet die gelijk is aan de afgegeven financiële zekerheid.
5. Een erkende programmaverantwoordelijke of aangeslotene met exitcapaciteit die wordt ingedeeld in risicocategorie midden heeft een initiële kredietlimiet die overeenkomt met een
percentage van 3% van het eigen vermogen minus immateriële vaste activa en kan eventueel zijn kredietlimiet verhogen door aanvullende financiële zekerheid te verstrekken.
6. Een erkende programmaverantwoordelijke of aangeslotene met exitcapaciteit die wordt ingedeeld in risicocategorie laag heeft een initiële kredietlimiet die overeenkomt met een percentage van 6% van het eigen vermogen minus immateriële vaste activa en kan eventueel zijn kredietlimiet verhogen door aanvullende financiële zekerheid te verstrekken.
7. De netbeheerder van het landelijk gastransportnet brengt een bedrag van € 100.000 ten laste van de berekende kredietlimiet als standaard onbalansreservering.
8. In uitzonderlijke gevallen, zoals extreme uitkomsten van financiële ratio’s of bijzondere ontwikkelingen binnen het bedrijf of de bedrijfstak, kan de netbeheerder van het landelijk gastransportnet er toe over gaan om de partij een hogere of lagere kredietlimiet toe te kennen.
9. De netbeheerder van het landelijk gastransportnet verschaft de erkende programmaverant- woordelijke of aangeslotene met exitcapaciteit op verzoek informatie over de actuele krediet- ruimte.
10. Voor erkende programmaverantwoordelijken en aangeslotene met exitcapaciteit in risicocate- gorie laag of midden kan op basis van de operationele cashflow en de winst een hogere of lagere kredietlimiet toegekend worden:
a. indien de nettowinst positief is, wordt de initiële kredietlimiet verhoogd met 10%;
b. indien de nettowinst negatief is, wordt de initiële kredietlimiet verlaagd met 10%;
c. indien de operationele cashflow positief is, wordt de initiële kredietlimiet verhoogd met 5%;
d. indien de operationele cashflow negatief is, wordt de initiële kredietlimiet verlaagd met 5%.
G
Na artikel B1.9 wordt een artikel toegevoegd, luidende:
B1.10
1. De hoogte van de kredietlimiet moet minstens de exposure dekken.
2. Voor partijen in elke risicocategorie zijn onverwijld aanvullende financiële zekerheden vereist als de exposure boven de kredietlimiet komt.
3. Indien op enig moment de exposure de kredietlimiet overschrijdt dan kan de netbeheerder van het landelijk gastransportnet (her)nominaties van de erkende programmaverantwoordelijke geheel of gedeeltelijk afwijzen met het oogmerk de overschrijding van de kredietlimiet te beperken en daarmee mogelijke financiële schade voor de markt te voorkomen dan wel te beperken. Indien de netbeheerder van het landelijk gastransportnet overgaat tot het afwijzen van (her)nominaties dan streeft hij er naar om alle erkende-programmaverantwoordelijken binnen 4 uren op de hoogte te stellen.
4. Indien op enig moment de exposure de kredietlimiet substantieel overschrijdt dan voldoet de programmaverantwoordelijke niet langer aan de voorwaarden zoals bedoeld in artikel 3.2.0 van de Transportcode LNB en kan intrekking van de erkenning op grond van artikel 3.3.2 onverwijld volgen.
5. Van een substantiële overschrijding van de kredietlimiet is sprake indien:
a. De exposure de kredietlimiet met 100.000 euro of meer overschrijdt of
b. De exposure de kredietlimiet met meer dan 5% overschrijdt of
c. De exposure de kredietlimiet langer dan 24 uur overschrijdt.
6. Indien de netbeheerder van het landelijk gastransportnet overgaat tot het intrekken van de erkenning dan zal hij daar aan voorafgaand, zo spoedig mogelijk alle erkende programmaver- antwoordelijken, alle leveranciers en ACM informeren.
ARTIKEL II
Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
’s-Gravenhage, 20 mei 2020
Autoriteit Consument en Markt, namens deze:
X.X. Xxxxxxx bestuurslid
Als u rechtstreeks belanghebbende bent, kunt u tegen dit besluit beroep instellen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven. Het postadres is: College van Beroep voor het bedrijfsleven, Xxxxxxx
00000, 0000 XX Xxx Xxxx. Het beroepschrift moet binnen zes weken na de dag waarop dit besluit is bekendgemaakt zijn ontvangen. Het beroepschrift moet zijn ondertekend en moet ten minste de naam en het adres van de indiener, de dagtekening en een omschrijving van het besluit waartegen het beroep is gericht bevatten. Voorts moet het beroepschrift de gronden van het beroep bevatten en dient een afschrift van het bestreden besluit te worden meegezonden.
TOELICHTING
1. Samenvatting
1. Met dit besluit stelt de Autoriteit Consument en Markt (hierna: de ACM) de methode voor de neutraliteitsheffing vast. Deze heffing wordt gebruikt voor de verrekening van de kosten en opbreng- sten die Gasunie Transport Services (hierna: GTS) maakt met balanceringsactiviteiten in de zin van de Europese netcode Balancering (hierna: NC-BAL). Daarnaast verscherpt dit besluit de regels over overschrijding van de kredietlimiet. De aanleiding voor dit besluit is het incident eind 2018, waarbij een programmaverantwoordelijke (hierna: PV’er) grote financiële schade veroorzaakte op de balance- ringsmarkt. Dit besluit draagt bij aan het inperken van de financiële schade bij dergelijke incidenten en regelt de manier waarop kosten moeten worden verdeeld onder netgebruikers, voor zover er toch financiële schade ontstaat.
2. Aanleiding en gevolgde procedure
2. De ACM stelt op grond van artikel 12f van de Gaswet regelgeving vast voor de energiemarkt. Dit besluit is tot stand gekomen op basis van een voorstel van Netbeheer Nederland dat de ACM op 10 januari 2020 heeft ontvangen. Met dit voorstel wil Netbeheerder Nederland ten eerste de mogelijkheden van GTS om in te grijpen als een PV’er zijn kredietlimiet overschrijdt, aanscherpen en uitbreiden. Ten tweede neemt Netbeheer Nederland in het voorstel de methode voor de neutraliteitsheffing op.
3. Netbeheer Nederland heeft na opdracht van de ACM op 7 februari 2020 een gewijzigd voorstel ingediend. De ACM heeft het gewijzigde voorstel (hierna: het voorstel) beoordeeld en concludeert dat de gezamenlijke netbeheerders de wijzigingsopdracht van de ACM hebben opgevolgd.
4. Als onderdeel van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure heeft de ACM het ontwerpbe- sluit en de bijbehorende stukken ter inzage gelegd en gepubliceerd op haar internetpagina. De terinzagelegging is gemeld in de Staatscourant van 10 maart 2020. De ACM heeft belanghebben- den in de gelegenheid gesteld binnen zes weken hun zienswijzen op het ontwerp kenbaar te maken.
5. Zienswijzen zijn ingediend door Energie-Nederland en de European Federation of Energy Traders (hierna: EFET).
6. De ACM is van mening dat het voorstel geen technische voorschriften bevat bedoeld in Richtlijn 2015/1535. Om die reden zijn de voorwaarden in dit besluit niet in ontwerp ter notificatie aangebo- den.
3. Beoordeling
3.1. Procedureel
7. De ACM constateert dat het voorstel op 28 november 2019 in een overleg met representatieve organisaties is besproken. In het voorstel is een verslag opgenomen van dit overleg en de indieners hebben in het voorstel aangegeven welke gevolgtrekkingen zij hebben verbonden aan de zienswijzen die organisaties naar voren hebben gebracht. Naar het oordeel van de ACM voldoet het voorstel daarmee aan de vereisten bedoeld in artikel 12d van de Gaswet.
3.2. Inhoudelijk
8. Het voorstel ziet op twee onderwerpen. Ten eerste gaat het over de mogelijkheden voor GTS om in te grijpen wanneer een programmaverantwoordelijke zijn kredietlimiet overschrijdt. Ten tweede bevat het voorstel de methode ter berekening van de neutraliteitsheffing en de procedure voor het in rekening brengen hiervan. De aanleiding voor dit besluit is het incident eind 2018, waarbij een PV’er grote financiële schade heeft veroorzaakt. Deze schade ontstond doordat de PV’er een short onbalanspositie creëerde en daardoor zijn kredietlimiet overschreed. Als gevolg hiervan heeft GTS balanceringsacties moeten uitvoeren. De factuur hiervoor heeft de PV’er tot op heden niet betaald.
9. De ACM vindt het belangrijk om situaties zoals bovengenoemde zoveel mogelijk te voorkomen en eventuele schade zoveel mogelijk in te perken. Dit soort situaties kan namelijk leiden tot vermin- derd vertrouwen in de gasmarkt en financiële schade die gedragen moet worden door de overige netgebruikers.1 De ACM hecht er daarom aan dat GTS kan ingrijpen indien een PV’er of aangeslo- tene met exitcapaciteit de kredietlimiet overschrijdt. Tegelijkertijd dienen ingrijpende instrumen-
1 Netgebruikers in de zin van artikel 2, vijfde lid, van de NC-BAL.
ten, zoals het afwijzen van nominaties en het intrekken van een erkenning, niet lichtzinnig te kunnen worden ingezet door GTS.
10. Gelet op het voorgaande kan GTS alleen ingrijpen als een partij haar kredietlimiet overschrijdt. PV’ers en aangeslotenen met exitcapaciteit behouden de mogelijkheid om hun kredietlimiet te verhogen door aanvullende financiële zekerheden te verschaffen. Ingeval GTS op grond van dit besluit nominaties afwijst, worden alle PV’ers snel op de hoogte gesteld. Op deze manier kunnen de schadelijke gevolgen zo veel mogelijk worden ingeperkt.
11. Daarnaast had GTS al de mogelijkheid om de erkenning van een PV’er in te trekken, indien deze zijn kredietlimiet overschrijdt. Gezien de verstrekkende gevolgen van een intrekking voor de desbetreffende PV’er en zijn wederpartijen, is in het voorstel vastgelegd dat GTS enkel tot intrekking overgaat bij substantiële overschrijding. Er is vastgelegd in welke gevallen sprake is van substantiële overschrijding. Hieraan heeft Netbeheer Nederland een concrete invulling gegeven met drie criteria. Volgens de ACM is hiermee voor partijen duidelijk wanneer er sprake is van een substantiële overschrijding en weten ze dus wat ze kunnen verwachten. De ACM merkt op dat met deze criteria voorkomen moet worden dat er te snel sprake is van een substantiële overschrijding om onzekerheid bij goedwillende partijen over hun erkenning te voorkomen. Uit nadere cijfers van GTS blijkt dat dit het geval is: slechts een beperkt aantal gevallen – de uitschieters – valt binnen de criteria. Al met al heeft Netbeheer Nederland in haar voorstel een goede afweging gemaakt tussen het voorkomen van financiële schade door een kwaadwillende shipper en het beschermen van de belangen van prudente PV’ers en aangeslotenen met exitcapaciteit.
12. Het voorstel bevat ook de methode voor de neutraliteitsheffing en de procedure voor het in
rekening brengen van deze heffing. Dit vormt een uitwerking van het neutraliteitsbeginsel uit hoofdstuk VII van de NC-BAL.2 Hieruit volgt dat de netbeheerder geen winst of verlies met heffingen mag maken in verband met zijn balanceringsactiviteiten. Alle opbrengsten of kosten van GTS door de balanceringsactiviteiten op grond van NC-BAL moeten daarom worden verrekend met de neutraliteitsheffing. Hieronder valt volgens artikel 31, derde lid, NC-BAL ook wanbetaling die te wijten is aan de netgebruiker.
13. Daarnaast verkrijgt GTS op dit moment ook enkele andere opbrengsten en kosten uit balancerings- activiteiten in de zin van NC-BAL. Het gaat hierbij om de leidingbufferflexibiliteitsdienst en verrekeningen van noodsituaties.NaN Op dit moment worden deze saldo’s verrekend via de tarieven. Nu echter met dit voorstel de neutraliteitsheffing wordt geïntroduceerd, is deze heffing het passende instrument om de saldo’s te verrekenen.
14. De methode voor de neutraliteitsheffing sluit aan bij de methodologie voor de berekening van capaciteitstarieven. Een netgebruiker betaalt meer naarmate hij het transportnet meer gebruikt. Hiermee wordt voldaan aan artikel 30, derde lid, van de NC-BAL, dat vereist dat de neutraliteitshef- fing in verhouding staat tot de mate waarin de netgebruiker gebruik maakt van het transmissienet. Bovendien worden op dit moment de leidingbufferflexibiliteitsdienst en verrekeningen van noodsituaties verrekend via de capaciteitstarieven. Door dezelfde methodologie te gebruiken voor de neutraliteitsheffing wordt met deze methode zoveel mogelijk aangesloten bij de huidige situatie.
15. Ten slotte is in het voorstel opgenomen dat GTS de voorgenomen neutraliteitsheffing ter informatie naar de ACM stuurt. Dit stelt de ACM in staat om toezicht te houden op deze heffing.
16. De ACM komt tot het oordeel dat de wijzigingen die Netbeheer Nederland voorstelt niet in strijd zijn met de belangen, regels en eisen bedoeld in artikel 12f, eerste en tweede lid, van de Gaswet.
17. De ACM heeft grammatica, spelling en interpunctie in het codevoorstel waar nodig gecorrigeerd. Daarnaast heeft de ACM enkele tekstuele aanpassingen gedaan om de codebepalingen te verduidelijken.
4. Reactie op ontvangen zienswijzen
18. De ACM heeft zienswijzen ontvangen van EFET en Energie-Nederland. Onderstaand gaat de ACM in op de zienswijzen.
19. Energie-Nederland en EFET geven in hun zienswijze aan dat de voorgestelde bepalingen onvol- doende uitputtend zijn. XXXX geeft daarbij aan dat het ontbreekt aan een gedetailleerde procesbe- schrijving van het onderzoek naar de kredietwaardigheid van de marktpartijen. Ze geeft aan dat bij beoordeling door GTS daarbij onderscheid dient te worden gemaakt tussen marktpartijen die in het verleden hun kredietwaardigheid al hebben aangetoond en marktpartijen die dit nog niet hebben gedaan. Energie-Nederland geeft aan dat het ontbreekt aan gedetailleerde regels en procedures over termijnen en acties die GTS onderneemt op het moment dat de exposure van een marktpartij zijn kredietlimiet overschrijdt. Dit geldt volgens Energie-Nederland ook voor de
2 Specifieke basis voor de methode voor de neutraliteitsheffing staat in artikel 30, tweede lid, van de NC-BAL. Zie artikel 4.1.7 resp. artikel 4.1.4.5 en 4.1.4.6 van de Transportcode gas LNB.
daaropvolgende incassoprocedure in het geval GTS geconfronteerd wordt met wanbetaling door deze marktpartij.
20. De ACM stelt vast dat de procedure over de beoordeling van de kredietwaardigheid van marktpar- tijen door GTS geen onderdeel uitmaakt van deze codewijziging. Overigens is deze procedure al vastgelegd in Bijlage 1 van de Transportcode gas LNB. Deze codewijziging richt zich alleen op de procedures die gelden in het geval de exposure van een marktpartij zijn kredietlimiet overschrijdt. In het voorgestelde artikel B1.10 zijn hiervoor regels opgenomen. In tegenstelling tot wat Energie- Nederland aangeeft stelt de ACM vast dat in dit artikel wel degelijk concrete termijnen zijn vastgelegd waarbinnen GTS acties kan ondernemen. De ACM is van oordeel dat de bepalingen voldoende uitputtend zijn geformuleerd. Deze zienswijzen hebben niet geleid tot een aanpassing van het besluit.
21. EFET en Energie-Nederland geven aan dat uit twee eerdere gevallen is gebleken dat GTS verschil- lend reageerde op het moment dat de exposure van een marktpartij zijn kredietlimiet had overschreden. Dit terwijl de regelgeving gelijk was. Aangegeven wordt dat GTS verschillende termijnen hanteerde voordat ze actie ondernamen richting de marktpartij. Als gevolg daarvan is de ontstane financiële schade ook verschillend geweest. Volgens EFET en Energie-Nederland zouden de kosten in de door hen genoemde zaak daarom niet volledig via de neutraliteitsheffing bij de netgebruikers in rekening moeten worden gebracht.
22. Allereerst benadrukt de ACM dat implementatie van de neutraliteitsheffing losstaat van zaken die zich in het verleden hebben voorgedaan. De ACM stelt vast dat de door partijen genoemde voorbeelden verschillend van aard waren en daardoor niet vergelijkbaar zijn. Het is daardoor verklaarbaar dat GTS in deze gevallen op verschillende wijze heeft gereageerd. Deze zienswijzen hebben niet geleid tot een aanpassing van het besluit.
23. Beide partijen geven aan dat er een nieuwe bepaling in de technische codes moet worden opgenomen waarin GTS wordt verplicht eerst alles in het werk te stellen om de kosten bij wanbetaling terug te vorderen voordat zij overgaat om deze kosten via de neutraliteitsheffing te gaan verrekenen met de overige marktpartijen. Energie-Nederland geeft daarnaast aan dat in artikel B1.10 alleen rechten voor GTS zijn opgenomen om te kunnen handelen op het moment dat de exposure van de marktpartij zijn kredietlimiet heeft overschreden. Volgens Energie-Nederland moeten deze rechten voor GTS worden gewijzigd in verplichtingen voor GTS om dit uit te voeren.
24. De ACM stelt in de eerste plaats vast dat het de verplichting van marktpartijen is om ervoor te zorgen dat hun exposure de vastgestelde kredietlimiet niet overschrijdt. Wanneer dit niet meer het geval is, heeft GTS middels deze codewijziging het recht om maatregelen te nemen om eventuele verdere financiële schade te beperken. Dit recht volgt uit artikel 31, eerste en tweede lid, NC BAL. De codewijziging bevat in dit kader onder meer een aangescherpt kredietwaardigheidsbeleid en stelt GTS in staat om, indien op enig moment de exposure de kredietlimiet overschrijdt, nomina- ties af te wijzen en de licentie in te trekken. Ten tweede is de ACM van mening dat GTS niet verplicht kan worden om een niet-betalende marktpartij te bewegen om tot betaling over te gaan. Artikel 31, eerste lid, NC BAL ziet immers alleen op het recht voor GTS om noodzakelijke maatrege- len te treffen en relevante contractuele eisen op te leggen aan de marktpartij om zich in te dekken tegen wanbetaling. Tegelijkertijd wijst de ACM erop dat de neutraliteitsheffing alleen kan worden ingezet wanneer wanbetaling te wijten is aan een marktpartij en de genoemde maatregelen en vereisten door GTS naar behoren zijn uitgevoerd. Hieruit concludeert de ACM dat de neutraliteits- heffing niet zonder meer kan worden ingezet maar dat er tegelijkertijd geen sprake is van een plicht voor GTS. De ACM overweegt tot slot dat uit artikel 4.1.8, tweede lid, sub d, de verplichting volgt om ook eventuele nagekomen opbrengsten via de neutraliteitsheffing bij de marktpartij terecht te laten komen. Wanneer GTS op een later moment slaagt in het incasseren van een reeds verrekend bedrag, dan krijgen de marktpartijen dit eveneens via de neutraliteitsheffing vergoed. De ACM is daarom van oordeel dat de uitwerking van de neutraliteitsheffing voldoende rekening houdt met de bescherming van de marktpartijen, nu GTS te allen tijde ook eventuele nagekomen opbrengsten aan netgebruikers dient af te staan. Deze zienswijzen hebben niet geleid tot een aanpassing van het besluit.
25. XXXX maakt in haar zienswijze bezwaar tegen het feit dat de kosten van de neutraliteitsheffing voor
een deel worden verrekend via de interconnectiepunten. Als gevolg daarvan heeft dit invloed op de grensoverschrijdende handel en zal een deel van de kosten daarvan, samen met het geëxpor- teerde gas, worden doorbelast aan de buurlanden. Omdat volgens hen de onbalanskosten uitsluitend betrekking dienen te hebben op het Nederlandse systeem, zou dit leiden tot onrechtma- tige kruissubsidiëring.
26. De ACM stelt vast dat, op grond van artikel 4.1.0 van de Transportcode gas LNB, programmaver- antwoordelijkheid geldt voor alle entry- en exitpunten. Dit houdt in dat ook interconnectiepunten onderdeel uitmaken van het balanceringsregime. De ACM vindt het, gelet op de niet- discriminatoire werking van de energiemarkt, van belang dat de kosten van de neutraliteitsheffing zo evenredig mogelijk onder de marktpartijen worden verdeeld. Daarom vindt de ACM het juist dat een deel van deze kosten worden verrekend met de marktpartijen die actief zijn op de interconnec- tiepunten. Deze zienswijze heeft niet geleid tot een aanpassing van het besluit.
27. Energie-Nederland maakt bezwaar tegen het vaststellen van de hoogte van de neutraliteitsheffing
door GTS. Energie-Nederland stelt dat de ACM – op grond van artikel 30 lid 4 NC-BAL – de hoogte van de neutraliteitsheffing vast dient te stellen. Energie-Nederland licht toe dat de ACM tot taak heeft om de kosten van GTS te toetsen op doelmatigheid en noodzakelijkheid. Hieruit volgt de verantwoordelijkheid voor de ACM om ook de vergoeding voor deze kosten vast te stellen.
28. De ACM ziet geen wettelijke basis op grond waarvan de ACM de voorgenomen neutraliteitsheffing kan vaststellen. Een dergelijke wettelijke basis volgt ook niet uit het door Energie-Nederland aangehaalde artikel. Xxxxxxx wordt met dit besluit inzichtelijk gemaakt waar de neutraliteitsheffing uit bestaat en is GTS hieraan gebonden. De ACM neemt daarom de suggestie van Energie- Nederland niet over.
Autoriteit Consument en Markt, namens deze:
X.X. Xxxxxxx bestuurslid