MEMORIE VAN TOELICHTING
2
Stuk 1138 (1998-1999) -Nr. 1
MEMORIE VAN TOELICHTING
1. ALGEMENE BESPREKING VAN D E OVEREENKOMSTEN
1. Schets van de partners
Estland
Politieke gegevens
Op 24 februari 1918 werd Estland onafhankelijk, maar het moest zich verdedigen tegen Duitsland en de Sovjet-Unie. In 1920 zag de Sovjet-Unie af van alle afspraken op Estlands grondgebied (verdrag van Estland was een republiek (democra- tisch eerst, later geregeerd bij presidentieel decreet) tot het in 1940 weer bij de Sovjet-Unie werd ingelijfd. In 1941 werd het land door Duits- land veroverd, maar in 1944 opnieuw door de Sov- jet-Unie geannexeerd.
Er bleef voortdurend een onafhankelijkheidsbewe- ging actief. Vanaf 1987 waren er massabetogingen, in 1988 werd de ENIP Nationale hankelijkheidspartij) opgericht en in 1989 werd ‘de nationale onafhankelijkheidsdag’ gevierd. In maart 1990 werd begonnen met het herstel van de onaf- hankelijkheid na een overgangsperiode. In 1991 vaardigde Estland een verklaring uit over ‘het her- stel van de onafhankelijkheid op basis van de his- torische continuïteit van de natie’. Op 6 september 1991 erkende de Sovjet-Unie de onafhankelijkheid van Estland.
Op 5 september 1991 werden de diplomatieke betrekkingen tussen België en Estland hersteld. België erkende de onafhankelijkheid van Estland op 26 januari 1921. Deze erkenning werd nooit ingetrokken of opgeheven. In 1927 werden diplo- matieke betrekkingen aangeknoopt en die werden dus hervat na een onderbreking van 1940 tot 1991.
In juni 1992 verliet Estland de roebelzone en het keurde een democratische grondwet goed. In sep- tember 1992 werden vrije en democratische verkie- zingen (parlement en president) gehouden. De erop volgende presidentsverkiezingen hadden plaats in 1996.
Samenwerking met Vlaanderen
In haar beleidsbrief voor deze legislatuur heeft de
Vlaamse regering Oost-Europa, in het bijzonder het Balticum, als een van haar geografische priori- teiten aangeduid. In uitvoering van dit ondertekenden Vlaanderen en Estland op
4 maart 1996 een algemeen samenwerkingsverdrag. Dit verdrag is op 22 januari 1997 in werking getre- den. Het eerste samenwerkingsprogramma loopt nu tot 1999.
In het kader van het Vlaams
voor Centraal- en Oost-Europa, werden bovendien twaalf projecten in Estland goedge- keurd (1993-1997) voor een totaal bedrag van ca. 56 miljoen frank.
De drie Baltische landen werden bij slissingen van 29 juni 1994 en 9 juli 1996 ook geko- zen als prioritaire partners in een overeenkomst ter bevordering en bescherming van investeringen. Met Estland werd in 1996 door de Luxemburgse Economische Unie (BLEU) een der- gelijke overeenkomst en een bijgevoegd protocol ondertekend. Die Overeenkomst en dat Protocol liggen hierbij ter goedkeuring voor.
Samenwerking in en met internationale organisaties
Op 1 januari 1995 werd het vrijhandelsakkoord met de EU van kracht. De EU hief alle beperkin- gen op de invoer van industriële goederen op Est- land deed hetzelfde voor producten uit de EU. Op
12 juni 1995 werden de associatieakkoorden met de drie Baltische staten ondertekend. Deze drie zgn. Europaovereenkomsten traden op 1 februari 1998 in werking. Ze tonen aan dat de drie landen potentiële lidstaten zijn van de EU ze moeten nauwere samenwerking tot stand brengen, de uit- voering van concrete bijstandsprojecten mogelijk maken en de aanpassing van de interne structuren aan de EU-normen begeleiden.
In tegenstelling tot Letland en Litouwen, vroeg Estland geen overgangsmaatregelen voor het afbouwen van tarieven volgens de EU-normen. Estland was het vijfde land dat officieel om toetre- ding tot de EU verzocht (na Polen, Hongarije, wakije en Letland). De gen zijn begin 1998 gestart.
De EU coördineert verschillende hulpprogram- ma’s voor de Baltische staten en werkt samen met de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwik- keling (EBWO) voor structurele hulp aan de
regio. De prioriteiten zijn verbetering van het transportsysteem, efficiëntie inzake
3
Stuk 1138 (19981999) Nr. 1
bruik, milieu en toerisme. Op 7 december 1995 ondertekende Estland een vrijhandelsakkoord met de lidstaten van de Europese Vrijhandelsassociatie (EVA).
De belangrijkste doelstelling van Estland is de vol- ledige integratie, zowel politiek, economisch als militair, in de Westerse structuren. Wegens zijn strategische ligging voelt het zich bedreigd door Rusland. Het hoopt daarom ook op snelle integra- tie in de Westerse veiligheidsstructuren, ook via het lidmaatschap van de NAVO.
Op 1 juni 1993 werd Estland lid van de Raad van Europa, het is geassocieerd lid van de sinds 1994 is het lid van de Raad van Europa en het is actief lid van de OVSE, ondanks de geregelde opmerkingen over het minderheidsbeleid. Het neemt deel aan het NAVO-programma “Partner- ship for Peace”.
Economische gegevens
Estland is op dit ogenblik economisch de meest succesrijke staat van de regio. Het drukte de infla- tie van 1.000 % tot minder dan 30 % en officieel verminderde de werkloosheid tot % (het reële cijfer zou ca. 10 % bedragen). De kroon blijft sta- biel tegenover de dollar. Er werden reeds 3.000 staatsbedrijven geprivatiseerd (mede door samen- werking met de Duitse “ Treuhandanstalt”). De EPA (Estlands privatiseringsagentschap, opgericht in november 1992, als opvolger van Eesti Erasmus, een soort “ Treuhandanstalt”) hield zich vooral bezig met de privatisering van kleine ondernemin- gen grotere werden vooral d.m.v. openbare aanbe- stedingen geprivatiseerd. Medio 1996 werd reeds
70 % van het bruto nationaal product (BNP) door de privé-sector voortgebracht.
De economie stelt het goed er is steeds meer tran- sit- en havenverkeer, de uitvoer groeit gestadig en de werkloosheid daalt nog. Enkel het grote delstekort blijft een zorg. De invoer steeg aanzien- lijk door de openheid van de Estlandse economie, het gebrek aan concurrentiekracht van de Estland- se goederen en de toename van de consumptie. Estland kampt nu met een groeiend tekort op de handelsbalans. Het tekort op de handelsbalans bedroeg in 1996 1,043 miljard dollar, vooral door de invoer van energie.
Er zijn gunstige economische vooruitzichten, vol- gens de EBWO de beste van Oost- en
Europa na Tsjechië structuurhervormingen, grote-
re liberalisering van de economie, evenwichtige begroting, stabiele kroon, veel buitenlandse inves- teringen (5 miljard kroon in buitenlandse investeerders krijgen dezelfde rechten als de
enzovoort.
Estland lijkt een modelstaat te zijn qua overgang naar de markteconomie het heeft een stabiele en inwisselbare munt, een beperkt begrotingstekort en heeft de inflatie onder controle. Subsidies wor- den geleidelijk afgeschaft de prijzen worden geli- beraliseerd, de energiesector uitgezonderd. Het BNP per hoofd bewijst de vooruitgang, want het stijgt sinds 1992 van 1992 tot 1995 bedroeg het
3.958 dollar, van 1995 tot nu 4.375 dollar.
Estland heeft immers een aantal troeven gekwali- ficeerd personeel en een enorm achterland. De toekomst ligt in de handel, als schakel tussen Oost en West.
Na de onafhankelijkheid slaagde Estland er snel in de overgang te maken naar een markteconomie en een gunstig investeringsklimaat te scheppen. Bui- tenlandse investeringen worden bevorderd door het “Estonian Investment Agency” of EIA.
Een in 1991 goedgekeurde wet op buitenlandse investeringen geeft buitenlanders het recht gron- den te verwerven winsten mogen onbeperkt wor- den overgebracht en investeringen worden beschermd. Bovendien werden er maatregelen (o.a. belastingverminderingen) getrof- fen. Om het privatiseringsprogramma te realiseren, mikte Estland van bij het begin op buitenlandse investeerders, wat versnippering in al te kleine bedrijven en inefficiëntie van het beheer heeft belet.
Inzake gezamenlijke dochterondernemingen of “joint ventures” gaat het leeuwendeel naar Finland (52 alsook naar Rusland (12 Zweden (11 Duitsland en de Verenigde Staten Investeringen gingen tot nu vooral naar de industrie en kwamen begin 1996 voornamelijk uit Finland Zweden en Rusland Er is meestal belangstelling voor de indu-
strie, de handel, de financiële sector en de diensten. Eind 1996 had Estland reeds voor 24 miljard xxxxx xxxxxxxxxxxx investeringen, na Hongarije het beste resultaat van Oost-Europa (per hoofd van de bevolking).
De vooruitzichten lijken gunstig. De is in Estland dan ook tien maal lager dan in EU-landen en het onderwijs- en cultuurniveau zijn toch verge- lijkbaar.
Stuk 1138 (1998-1999) -Nr. 1
4
De regering wil bovendien de infrastruc- tuur uitbouwen, wettelijke bescherming van eigen- dom garanderen, de bureaucratie verminderen, de banksector ontwikkelen en de buitenlandse ‘patie onbelemmerd toelaten.
De Estlandse economie is al volledig open gemaakt er zijn geen invoertaksen meer. Alle invoertaksen werden in 1993 afgeschaft de uitvoer gaat steeds meer naar de Noord- en
se markt, vooral naar Finland, Zweden, Duitsland en Nederland. De handel van Estland bestond in januari 1998 voor 70 % uit handel met de
staten.
Ook de handel tussen Estland en de Luxemburgse Economische Unie (BLEU) neemt toe en heeft voor de BLEU een positief saldo, maar het verschil tussen invoer en uitvoer wordt kleiner, zoals blijkt uit de onderstaande cijfers (uit- gedrukt in miljoen frank)
Jaar Uitvoer van BLEU Invoer van BLEU
1992 | 761 | 77 |
1993 | 533 | 255 |
1994 | 928 | 719 |
1995 | 1.360 | 1.178 |
De BLEU voert vooral voeding, drank, tabak, vet- ten, olie, textiel en vervoermaterieel uit. De BLEU-invoer betreft voornamelijk parels, edelste- nen, chemische producten, minerale producten, textiel.
De federale Delcrederedienst rangschikt Estland voor kredieten op korte termijn in “klasse 4” er geldt een maximum van 100 miljoen frank bankga- rantie (10 miljoen fr. per zaak) en voor
termijn behoort Estland tot klasse 4.1, wat 1 miljard frank bankgarantie of een staats- garantie vereist.
Sinds het in voege treden van de wet op de investe- ringen (11 september zijn de buitenlandse investeringen interessant. Estland beschikt als aan- trekkingskracht over o.a. een groot aantal gekwali- ficeerde en goedkopere arbeidskrachten. Ruime investeringsmogelijkheden bestaan er in de indus- trie (hout, voeding en elektronica), de handel, de financiële sector en de diensten (bijvoorbeeld transport en communicatie, vooral voor de Vlaam- se havens). Ondanks zijn kleine markt lijken de economische vooruitzichten van dit land gunstig.
Er zijn nochtans geen belangrijke Vlaamse investe- ringen in Estland. Momenteel zijn er slechts een tiental bedrijven uit Vlaanderen actief in de han- del.
Letland
Politieke gegevens
In 1918 werd Letland onafhankelijk van de Unie. Van 1940 tot 1941 werd Letland weer gean- nexeerd door de Sovjet-Unie. Tussen 1941 en 1944 werd het door Duitsland bezet, in 1944 werd het opnieuw bij de Sovjet-Unie ingelijfd.
Op 4 mei 1990 aanvaardde het Letlandse parle- ment een verklaring die de onafhankelijkheid van Letland zou herstellen na een overgangsperiode. Letland weigerde deel te nemen aan de ‘9 + 1’ gesprekken tussen de Russische Federatie en negen andere republieken om een nieuw
drag uit te werken.
Op 4 maart 1991 nam 85 % van de Letten deel aan een volksraadpleging over onafhankelijkheid. 75 % van de deelnemers bleek hiervan voorstander te zijn. Het Letse parlement keurde op 21 augustus 1991 een onafhankelijkheidsverklaring goed, ter- wijl in Moskou een mislukte staatsgreep plaats had. Op 6 september 1991 besloot de Staatsraad van de Sovjet-Unie unaniem de onafhankelijkheid van Letland en de andere twee Baltische republie- ken te erkennen.
Op 5 september 1991 werden de diplomatieke betrekkingen tussen België en Letland hersteld. De annexatie door de Sovjet-Unie werd immers nooit erkend.
Samenwerking met Vlaanderen
In uitvoering van de beleidsbrief van de Vlaamse regering, werd op 5 maart 1996 een algemeen samenwerkingsverdrag tussen Vlaanderen en Let- land ondertekend. De samenwerking heeft betrek- king op alle domeinen waarvoor Vlaanderen bevoegd is. Dit verdrag trad op 22 januari 1997 in werking. Op 3 december 1997 werd ter uitvoering ervan een werkprogramma ondertekend voor de jaren 1998-1999.
In het kader van het Vlaams
voor Centraal- en Oost-Europa (1993- 1997), werden zestien projecten goedgekeurd, voor een totaal bedrag van ca. 73 miljoen frank.
Stuk 1138 (1998-1999) -Nr. 1
Overeenkomstig de regeringsbeslissingen van 29 juni 1994 en 9 juli 1996 waarin de Baltische staten als prioritaire partners in investeringsakkoorden werden aangeduid, ondertekenden de BLEU en Letland in 1996 een overeenkomst ter bescherming en bevordering van investeringen. Dit verdrag ligt hierbij ter goedkeuring voor.
Samenwerking in en met internationale organisaties
Op 11 mei 1992 werd een handels- en economische samenwerkingsovereenkomst met de EG afgeslo- ten. Het ging om een klassiek akkoord, met clausu- les die moesten toelaten tot een associatieakkoord te komen.
Op 1 januari 1995 werd het vrijhandelsakkoord met de Europese Unie (EU) van kracht. De EU heft alle beperkingen op de invoer van industriële goederen op Letland doet gedeeltelijk hetzelfde voor producten uit de EU er is een
voorzien voor een aantal producten. Op 12 juni 1995 wordt de associatieovereenkomst met de EU ondertekend. Die ondertekening toont aan dat ook Letland een potentiële lidstaat is van de EU.
Op 1 februari 1998 trad die zogenaamde
in werking.
Het land diende op 27 oktober 1995 formeel zijn kandidatuur in voor lidmaatschap van de EU. Vol- gens de EU kan Letland echter niet behoren tot de eerste groep van toetredende staten uit
en Oost-Europa.
Letland hecht veel belang aan zijn multilaterale betrekkingen. Op september 1991 werd Letland toegelaten tot de OVSE en op 17 september 1991 tot de Verenigde Naties. Letland is geassocieerd lid van de Sinds april 1992 is het ook lid van het IMF en de Wereldbank. Het is eveneens lid van de EBWO. Op 6 januari 1996 werd Letland lid van de Raad van Europa, ondanks de kritiek op het min- derhedenbeleid. Letland wenst ook volwaardig lid- maatschap van de NAVO. Het neemt deel aan het veiligheidsprogramma in het kader van de NAVO, “Partnership for Peace” .
Economische gegevens
De Letse economie geeft na een neerwaartse spi- raal blijk van een opwaartse trend. Het BNP daal- de in 1990 met in 1991 met in 1992 zelfs met % en in 1993 nog eens met
In 1994 steeg het BNP weer. Een jaar later werd de Letse beurs geopend.
De inflatie bedroeg in 1990 in 1991 124
in 1992 951 % en in 199n3og 110 %. In 1994 was de inflatie tot 36 % gereduceerd. In 1997 zou ze tot 9 % zijn gedaald, het laagste cijfer van de regio.
De werkloosheid bedroeg in juli 1997 %. Ze was verontrustend hoog in de Latgale regio (19 tot
32 ze was erg laag in Riga en Ventspils
De werkloosheid is in heel Letland toch hoger dan in de buurlanden.
Sinds oktober 1993 is de lats de enige officiële munt. In 1994 daalde de waarde van de lats slechts met %. De munt bleef zeer stabiel door de strikte economische politiek. De regering is erin geslaagd de onvermijdelijke ontwaarding van de lats te beperken. Er werd nochtans vermoed dat de munt ruim zou worden gedevalueerd, maar de regering trok de rentevoeten op en ze beschikte over grote deviezenreserves.
De buitenlandse investeringen namen de jongste jaren toe. Rusland komt op de eerste plaats, voor Duitsland en de Verenigde Staten (VSA). De
tic-American Entrepreneur Foundation” werd in december 1995 opgericht om de Amerikaanse investeringen in Letland te bevorderen, b.v. via het toestaan van goedkope leningen. Ook die drie lan- den leveren bijna de helft van de gezamenlijke dochterondernemingen of “joint- ventures” en van de kapitaalinvoer. Voor dit laatste worden ze gevolgd door India, Zweden en Zwitserland. De belangrijkste investeerders in 1997 waren Dene- marken (26 Rusland VSA (12 Duitsland (6 en het Verenigd Koninkrijk
De investeringen stegen aanzienlijk in de loop van 1997. De investeringen gaan vooral naar de handel (73 en de financiële sector (21 Slechts 2 % betreft de industrie, nog minder de landbouw. De meest recente investeringen gaan naar handel, diensten en catering. Er is behoefte aan buiten- landse investeringen in de sectoren hout, energie, landbouwmachines, agro-industrie, textiel, trans- port en telecommunicatie.
Er werd met vertraging een Lets agentschap (1994) en een Fonds van Staatseigen- dom opgericht. De privatisering is vooral tot kleine bedrijven beperkt. Slechts 14 % van de grotere bedrijven werd geprivatiseerd. Vooral in de bouwsector is de privatisering ver gevorderd. Vele bedrijven werken om te overleven, wegens het
6
Stuk 1138 (1998-1999) Nr. 1
gebrek aan financiële middelen. Ook de wetgeving
i.v.m. registratie, hypotheek e.d. laat nog te wensen over. Er is een beperkte distributiestructuur en er bestaan ook problemen voor het aangaan van
leningen.
Buitenlandse investeerders zijn dus nog behoed- zaam de bankproblemen, de rechtsonzekerheid en de moeilijkheden bij het verwerven van land beperken de buitenlandse belangstelling.
Verscheidene financiële stimuleringsmaatregelen werden echter getroffen, zoals vrijstellingen van belasting. De regering maakte de aankoop van grond door buitenlandse investeerders mogelijk, indien met hun land een investeringsakkoord is gesloten. Ze beschikt over een belangrijke zenvoorraad en Letland heeft een convertibele munt. Beloftevolle economische sectoren zijn hout, textiel, chemie, farmaceutische producten, dingswaren, machines, infrastructuur, telecommuni- catie en energie.
Sinds de afkondiging van de wet op de buitenland- se investeringen in november 1991, is het aantal buitenlandse participaties in “ joint-ventures” gestegen van 2.000 in 1989 tot 3.800 ondernemin- gen met buitenlands kapitaal in januari 1994. De waarde ervan bedraagt 200 miljoen dollar en de buitenlandse investeerders vertegenwoordigen samen tachtig landen.
Het handelstekort groeit. De uitvoer nam in 1995 toe met % en de import steeg met 34 %. De buitenlandse handel geraakt steeds meer op de EU gericht de uitvoer van 36 % in 1994 steeg naar 47
% in de eerste helft van 1995. De invoer uit de EU steeg van 35 % naar 50 %. Met het Gemenebest van Onafhankelijke Staten wordt stilaan minder handel gedreven de uitvoer daalde van 42 % naar 37 % , de invoer van 32 % naar 28
De belangrijkste producten die worden ingevoerd zijn petroleum, gas en steenkool. De uitvoer betreft vooral spoorwegmaterieel, radio’s, dieselmotoren, telefoons, bouwmaterialen, porselein, landbouw- producten.
De handel tussen Letland en de BLEU nam in de periode van 1992 tot 1995 geweldig toe en had voor de BLEU een negatief saldo, behalve in 1994, zoals blijkt uit de onderstaande cijfers (uitgedrukt in mil- xxxx xxxxx)
Jaar Uitvoer van BLEU Invoer van BLEU
1992 | 120 | 504 | |
1993 | 612 | 1.062 | |
1994 | 1.424 | 981 | |
1995 | 1.641 | 2.026 |
De federale Delcrederedienst rangschikt Letland voor kredieten op korte termijn in klasse 4. Een bankgarantie is vereist voor transacties boven de 10 miljoen frank. Voor kredieten op termijn behoort Letland tot klasse 4.2, wat een maximum van 1 miljard frank met bank- of staats- garantie inhoudt.
Momenteel zijn er amper tien Vlaamse bedrijven in Letland gevestigd. Ze zijn actief in de sectoren vervoer, technische ondersteuning en handel.
Litouwen
Politieke gegevens
Op 16 februari 1918 riep de Taryba (Litouwse Raad) de onafhankelijkheid van de republiek Litouwen uit. Hoewel het in 1920 Vilnius aan Polen verloor, bleef Litouwen onafhankelijk, met Kaunas als hoofdstad. Het land werd in augustus 1939 door de Sovjets bezet. Kort nadien, na de Russische ver- overing van Oost-Polen, gaf Xxxxxx Vilnius terug aan Litouwen.
Van 1941 tot 1944 werd het opnieuw door Duits- land bezet en vanaf september 1944 door de Sov- jet-Unie geannexeerd.
Op 11 maart 1990 riep Litouwen de soevereiniteit en de onafhankelijkheid uit. De Sovjet-Unie ant- woordde met een ultimatum en nadien een embar- go op olie- en gasleveringen. Op 30 juni 1990 kon- digde de voorzitter van de Litouwse Opperste Sov- jet een moratorium van honderd dagen af op de onafhankelijkheidsverklaring. Moskou hief het embargo op. De Opperste Sovjet werd omgevormd tot Opperste Raad.
Bij de volksraadpleging van 9 februari 1991 spra- ken 90 % van de kiezers zich uit voor de onafhan- kelijkheid. Deze raadpleging werd door de Unie als onwettig beschouwd.
7
Stuk 1138 (19981999) Nr. 1
Op 5 september 1991 werden de diplomatieke betrekkingen tussen België en Litouwen hersteld. De annexaties door Duitsland en de Sovjet-Unie waren immers nooit erkend.
Op 6 september 1991 besloot de Staatsraad van de Sovjet-Unie unaniem de onafhankelijkheid van Litouwen te erkennen.
Samenwerking met Vlaanderen
In uitvoering van de beleidsbrief van de Vlaamse regering, ondertekenden Vlaanderen en Litouwen op 7 maart 1996 een algemeen drag. De samenwerking heeft betrekking op alle domeinen waarvoor Vlaanderen bevoegd is. Ter uitvoering hiervan, werd in september 1997 een eerste samenwerkingsprogramma voor een periode van drie jaar (1997-1999) ondertekend.
In het kader van het Vlaams
voor Centraal- en Oost-Europa, werden negentien projecten goedgekeurd, voor een totaal bedrag van ca. 87 miljoen frank.
Overeenkomstig de regeringsbeslissingen van 29 juni en 9 juli 1996 waarin de Baltische landen als prioritaire partners in investeringsakkoorden werden aangeduid, ondertekenden de BLEU en Litouwen in 1997 een overeenkomst ter bevorde- ring en bescherming van investeringen. Dit verdrag ligt hierbij ter goedkeuring voor.
Samenwerking in en met internationale organisaties
Litouwen diende reeds kort na de onafhankelijk- heidsverklaring een verzoek in tot samenwerking met de EG, die de Baltische landen als onafhanke- lijke staten had erkend. Het werd lid van de Raad van Europa en tevens lid van het Op 10 sep- tember 1991 werd Litouwen ook toegelaten tot de OVSE en een week later tot de Verenigde Naties.
In mei 1992 sloot Litouwen een handels- en econo- mische samenwerkingsovereenkomst met de EG. Dit is een gebruikelijk samenwerkingsakkoord, met clausules die het moeten mogelijk maken te komen tot een associatieakkoord.
Op 1 januari 1995 werd het vrijhandelsakkoord met de EU van kracht. De EU hief alle beperkin- gen op de invoer van industriële goederen op
ten uit de EU. Er is een overgangsperiode voorzien voor een aantal producten. Litouwen ontving tot nu toe 173 miljoen ecu in het kader van het PHARE-programma van de EU.
Op 12 juni 1995 werd het associatieakkoord tussen de EU en Litouwen ondertekend. Sinds 1 februari 1998 is de zogenaamde Europaovereenkomst in werking.
Litouwen heeft het lidmaatschap van de EU aan- gevraagd in december 1995. De EU aanvaardt dit verzoek, maar besliste dat het land niet zou beho- ren tot de eerste groep van toetredende landen uit Centraal- en Oost-Europa.
Economische gegevens
Er is een economische heropleving gestart in 1993, met een daling van het begrotingstekort tot 6 % van het bruto binnenlands product en een toename van de buitenlandse handel.
De economische heropleving er was een daling van de economische activiteit in 1995 en begin 1996 blijft wel broos de industriële productie is nog laag en de landbouw kent een ernstige achter- uitgang.
Litouwen heeft opnieuw een eigen munt, de litas, die stevig noteert. De litas is gekoppeld aan de dol- lar (4 litas = 1 dollar). Een door velen verwachte devaluatie van de litas kwam er niet door de hoge deviezen- en goudvoorraad. Van 1996 tot 1997 is hij ten opzichte van de Belgische frank met meer dan 10 % in waarde gestegen.
De meeste prijzen zijn geliberaliseerd. Sommige levensmiddelen vormen een uitzondering.
De prijsliberalisering is bijna voltooid (enkel selprijzen worden gecontroleerd).
Er werd voorrang verleend aan de kleine privatise- ring. Het aantal particuliere bedrijven is sterk gestegen. De privé-sector bracht reeds in 1995 55
% van het BNP voort. Door de landbouwhervor- ming is het aantal landbouwers toegenomen, met gemiddeld 9 ha landbouwgrond. In 1995 werd veel land teruggegeven (aan 165.000 inwoners).
De meeste privatiseringen liggen tot nog toe in de diensten en handelssector. Na de ring werd overgeschakeld op cash-verkoop. Er
Stuk 1138 (1998-1999) -Nr. 1
8
mogelijk maakte, ook voor buitenlanders. Voor personen of bedrijven uit OESO-landen bestaat sinds eind 1996 de mogelijkheid
grond te kopen. De wetten op de landeigendom dienden aangepast te worden om aan de
men te voldoen.
Investeringen werden aantrekkelijker gemaakt door nieuwe wetten en de instelling van vrije eco- nomische zones. Zij bieden o.a. lage
lasting, vijf jaar vrijstelling van vennootschapsbe- lasting, BTW-vrijstelling op goederen en diensten, enz.
De buitenlandse investeerder is onderworpen aan de wet op de buitenlandse investeringen die in december 1990 werd uitgevaardigd en die in febru- ari en juni 1992 werd geamendeerd daarbij is het toegelaten aandelen te verkopen aan
wers, zonder voorafgaandelijke goedkeuring van de regering. De wet waarborgt een
rende behandeling van de buitenlandse
ders en beschermt hen tegen nationaliseringen en onteigeningen. Buitenlandse investeerders kunnen echter niet optreden op het gebied van defensie, openbare diensten en exploratie van de natuurlijke energiebronnen. Eigendom van onroerende goede- ren, gebouwen of gronden is niet toegestaan voor buitenlanders, doch zij kunnen wel een huurover- eenkomst voor 99 jaar verkrijgen.
Er zijn ook een aantal algemene beperkingen qua activiteiten sommige zijn verboden voor buiten- landers zoals het exploiteren van nen, olieleidingen, verkeersinfrastructuur, enzo- voort, of voor andere is een machtiging nodig, met
De rechtstreekse buitenlandse investeringen waren tot nog toe hoofdzakelijk geconcentreerd de sector van de diensten, de en kleinhandel en de communicaties. Toch beginnen de buitenlandse ondernemingen steeds meer belangstelling te tonen voor de verwerkende sector (textiel, confec- tie, meubelen en elektrische huishoudtoestellen).
De Litouwse uitvoer bestaat vooral uit verbruiks- goederen en producten van machinebouw en metaal, lichte industrie, voedingsnijverheid en che- mie. De helft van de industriële productie werd in 1994 uitgevoerd, vooral naar het GOS. In 1996 was de uitvoer naar Rusland nog toegenomen
ten van Duitsland (13,0 en Wit-Rusland
De invoer bestaat hoofdzakelijk uit olie en gas. De invoer uit Rusland daalt Andere belang- rijke invoerders zijn Duitsland Polen
Italië en Denemarken
Rusland blijft dus de voornaamste handelspartner, maar door vrijhandelsovereenkomsten met de EU, enzovoort neemt het aantal partners toe, vooral de leden van de EU. In 1995 ging 44 % van de uitvoer naar de EU en 38 % naar het GOS. Het land blijft wel afhankelijk van de Russische ding.
Van 1992 tot 1995 verviervoudigde de export van de BLEU de import was wisselvallig. De handels- balans was voor de BLEU in die periode negatief tot 1995, toen er een evenwicht ontstond, zoals blijkt uit de onderstaande cijfers (uitgedrukt in mil- xxxx xxxxx)
Jaar | Uitvoer van BLEU | Invoer van BLEU |
1992 | 383 | 2.837 |
1993 | 889 | 1.729 |
1994 | 1.017 | 2.840 |
1995 | 1.589 | 1.552 |
name voor communicatienetten en transport.
De buitenlandse investeringen bleven bescheiden ter vergelijking bedragen ze slechts de helft van die in Letland en van die in Estland. Ze stegen wel fors, want ze worden voor 1997 geraamd op 1.100 miljoen dollar, op 572 miljoen dollar in 1996. Eind december 1997 bedroegen de buitenlandse investe- ringen sinds 1991 614 dollar per hoofd in Litouwen, wat ligt tussen de 244 dollar in Letland en de 859 dollar in Estland.
Buitenlandse investeerders krijgen sinds 1 augustus 1996 vrijstelling van bedrijfsbelasting voor drie jaar en voor de helft voor de volgende drie jaar. teerders kijken vooral naar de verwerkende nijver- heid. Belangrijke investeerders eind 1997 zijn de VSA met een waarde van 264 miljoen dollar, Zwe- den met 119 miljoen dollar, Duitsland met 110, het Xxxxxxxx Xxxxxxxxxx 00, Xxxxxxxxx 00, Xxxxxxx 57
De BLEU-uitvoer betreft vooral voedingswaren (56 vervoermaterieel (11 textiel (6 en edelstenen (5 uit. De BLEU-invoer slaat op minerale producten (82 edelstenen (7 en
chemische producten (3
De federale Delcrederedienst rangschikt Litouwen voor kredieten op korte termijn in klasse 4, wat een maximum van 100 miljoen frank per verzeke- ring vereist en een bankgarantie voor bedragen boven de 10 miljoen frank. Voor de
9
Stuk 1138 (1998-1999) Nr. 1
waarde dat een bankgarantie of staatsgarantie ver- strekt wordt.
Minder dan tien Vlaamse bedrijven zijn in
wen gevestigd. Ze zijn vooral actief in de sectoren vervoer, haveninfrastructuur, textiel en handel.
2. Ontstaan van de overeenkomsten
De onderhandelingen voor de overeenkomst met Estland begonnen reeds in 1991. In november van dat jaar zond de BLEU haar standaardtekst naar de Estlandse overheid. In 1993 en 1994 werden opmerkingen uitgewisseld.
1995 bezorgde Estland een nieuwe tekst waarin de wederzijdse amendementen gro- tendeels waren opgenomen. Na een korte vergade- ring tussen de verdragspartijen en erop volgend schriftelijk akkoord tussen de legaties, kon een ontwerp van overeenkomst in december 1995 op ambtelijk niveau worden gepa- rafeerd.
De Vlaamse regering keurde de geparafeerde tekst op 17 januari 1996 goed. De overeenkomst werd op
24 januari 1996 in Brussel ondertekend door de respectieve ministers van de nationale en regionale overheden, samen met een aanvullend Protocol met betrekking tot artikel 12 van de overeenkomst. In september 1996 werd tussen de BLEU en Est- land via briefwisseling overeenstemming bereikt over de rechtzetting van een foutieve verwijzing in artikel van de overeenkomst.
De onderhandelingen met Letlan startten met de verzending eind 1991 van de
tekst. In juni 1992 werden onderhandelingen op ambtelijk niveau afgesloten met de parafering van een ontwerptekst.
Medio 1993 werd officieel vernomen dat Letland wijzigingen aan de geparafeerde tekst wenste aan te brengen. De BLEU heeft meteen hierop haar standpunt meegedeeld. In december 1994 werd de aldus geamendeerde ontwerptekst op ambtelijk niveau geparafeerd.
De Vlaamse regering keurde de geparafeerde tekst op 19 maart 1996 goed. De overeenkomst werd op
27 maart 1996 in Brussel ondertekend door de respectieve ministers van de nationale en regionale overheden.
Ook de onderhandelingen met Litouwen begonnen met de verzending van de standaardtekst van de BLEU. Na schriftelijk overleg, werden de onder- handelingen in april 1995 door de ambtelijke dele- gaties gevoerd en met een parafering van de Engelse versie afgesloten. Daarna werd de werpteksten in de andere talen per briefwisseling door hen aanvaard.
De Vlaamse regering keurde de geparafeerde tekst op 15 april 1997 goed. De overeenkomst werd op
15 oktober 1997 in Brussel ondertekend door de respectieve ministers van de nationale en regionale overheden.
SPECIFIEKE BESPREKING VAN OVEREENKOMSTEN
1. Bespreking van et ontwerp van decreet
Het gemengd karakter van de
xxxx inzake investeringen werd in 1995 unaniem aanvaard door de leden van de interministeriële Conferentie voor buitenlands beleid. Zowel de Gewesten als de federale overheid worden be- voegd geacht.
De Gewesten zijn immers bevoegd voor het econo- misch beleid, overeenkomstig artikel 6, 1, VI, eer- ste lid, 1” van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, zoals gewij- zigd. De federale overheid blijft echter bevoegd inzake het interne en externe muntbeleid en voor het handelsrecht en het vennootschapsrecht, zoals bepaald in artikel 6, 1. VI, laatste lid, 1” van dezelfde bijzondere wet.
Daarom bepaalt het eerste artikel van het bijge- voegde ontwerp van decreet dat het een aangelegenheid betreft. Het tweede en laatste arti- kel houdt in dat het Vlaams Parlement zijn volledi- ge goedkeuring verleent aan de drie voorliggende overeenkomsten.
2. Advies van de Raad van
Op 9 juli 1998 heeft de Raad van zijn advies nr. L. 27.91011 over het voorontwerp van decreet uitgebracht. De Raad had slechts
gen
de verdragsteksten moeten plaats en datum van ondertekening van de overeenkomsten
10
Stuk 1138 (1998-1999) Nr. 1
den, alsook de naam en de titel van de onderte- kenaars en
2” het is niet gebruikelijk om uitdrukkelijk in te stemmen met de uitwisseling van brieven in ver- band met de overeenkomst tussen de BLEU en Estland. Deze opmerkingen van de Raad van werden verwerkt op de verdragstekst van
de overeenkomst met Litouwen werden de naam en de titel van de ondertekenaars aange- bracht en in het opschrift en het artikel 2 van het ontwerp van decreet is de verwijzing naar de uitwisseling van brieven met betrekking tot de overeenkomst tussen de BLEU en Estland weggelaten.
3. Inhoud van de overeenkomsten
en opzet van overeenkomsten inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen
De Vlaamse regering staat in het algemeen positief tegenover het sluiten van investeringsakkoorden, die van groot belang zijn voor Vlaamse
ders in het buitenland. Alhoewel de buitenlandse investeringen reeds worden beschermd door natio- nale wetgevingen, biedt een bilateraal verdrag bij- komende waarborgen.
De doelstelling van een dergelijke overeenkomst is, naast het aanmoedigen van investeringen, het bieden van een garantie voor een maximale bescherming aan de investeerder, zoals de waar- borgen voor een billijke en rechtvaardige behande- ling van de investering, de clausule van de meest begunstigde natie om discriminatie te voorkomen, een vergoedingsplicht bij onteigenende maatrege- len en de vrije overmaking van inkomsten. Boven- dien creëert zulke overeenkomst een eigen juri- disch kader waarin investeringsgeschillen kunnen geregeld worden en waarbij de investeerder een beroep kan doen op internationale arbitrage.
In de bovenvermelde internationale context en wegens het economische beleid van de drie Balti- sche landen lijkt het voor de BLEU zinvol met hen een dergelijke overeenkomst te sluiten. Hieraan kan nog toegevoegd worden dat de Economische Commissie van de Verenigde Naties een snellere groei in die landen voorspelt dan die in
pa. Volgens die Commissie zouden de Baltische economieën in 1998 groeien met gemiddeld 7 % (Estland zou vertragen van 9 % in 1997 tot 6 Letland zou constant blijven op % en Litouwen zou versnellen van 5 naar 7 Blijkbaar zien ook
hun regeringen het nut van een verdrag in, vermits de BLEU een van de eerste partners is waarmee een investeringsovereenkomst werd ondertekend.
Standaardtekst van de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie (BLEU)
Reeds gedurende meer dan dertig jaar sluit de BLEU overeenkomsten met landen die geen Iid zijn van de Organisatie voor Economische Samen- werking en Ontwikkeling (OESO), die de weder- zijdse bevordering en bescherming van investerin- gen beogen. Daarom hebben de leden van de BLEU een tekst goedgekeurd die zij aan hun gesprekspartners voorstellen als basis van de onderhandelingen. Op 29 juni 1994 heeft de Vlaamse regering die standaardtekst aanvaard.
Die zogenaamde BLEU-tekst bepaalt principieel dat elke verdragspartij eender welke soort van investeringen door een natuurlijke persoon of een rechtspersoon met de nationaliteit van de andere partij op zijn grondgebied toelaat (artikelen 1 en 2 van de BLEU-tekst). Dit is de basis voor de bevor- dering van de investeringen. De bescherming vindt men terug in de artikelen 3 tot 6.
Artikel 3 bevat een bepaling van niet-discriminatie en van meest begunstigde natie. Het sluit wel de voorrechten van de investeerders van een derde staat uit, die verbonden zijn aan de deelneming aan een vrijhandelszone, een douane-unie, een gemeen- schappelijke markt of een andere vorm van regio- nale economische organisatie.
Artikel 4 verbiedt elke maatregel van onteigening of nationalisatie, tenzij voor het openbaar nut, de veiligheid of het nationale belang van de contracte- rende partij en dan op voorwaarde dat de maatre- gel wettelijk en non-discriminatoir is en begeleid wordt door een gepaste en reële schadevergoeding. Dezelfde principes gelden voor schade ingevolge geweld.
Artikel regelt de overmakingen van alle betalin- gen inzake investeringen en lonen, waarbij de vrije transfer met een eventuele vergunning als principe geldt.
Artikel 6 voorziet een subrogatie van een partij of een openbare instelling in de rechten en de vorde- ringen van investeerders met deze nationaliteit, indien die partij of instelling schadevergoeding heeft uitbetaald aan die investeerders op grond van een garantie voor een investering. De andere betrokken partij kan dan aan de subrogerende
11
Stuk 1138 (1998-1999) Nr. 1
de wettelijke of de contractuele verplich- tingen van de investeerder opleggen.
In artikel 8 worden de bijzondere overeenkomsten die vroeger tussen een partij en een investeerder van een andere partij werden gesloten, bevestigd. De bepalingen ervan vullen de algemene draag- wijdte van deze type-overeenkomst aan. Met bij- zondere overeenkomsten worden verbintenissen bedoeld die betrekking hebben op concrete teringsprojecten.
De artikelen 9 en 11 regelen respectievelijk de pro- cedure voor geschillen over investeringen tussen een investeerder van een partij en een andere par- tij en die tussen partijen inzake de interpretatie en de toepassing van deze type-overeenkomst.
Indien een minnelijke schikking onmogelijk blijkt te zijn, bepaalt artikel 9 dat door een rechtscollege een definitieve en bindende uitspraak over het geschil wordt gedaan. Geen enkele con- tracterende partij kan hierbij aanvoeren dat de investeerder vergoed wordt door een verzekering of garantie.
Artikel 11 bepaalt dat, na de mislukking van een minnelijke schikking via diplomatieke weg en via een commissie, een college van drie scheidsrechters wordt aangesteld. Elke partij duidt één scheidsrechter aan. Deze twee scheidsrechters duiden in onderling overleg een derde scheidsrech- ter als voorzitter van het college aan. Deze voorzit- ter is een onderdaan van een derde Staat. Indien de scheidsrechters niet op deze wijze kunnen wor- den aangesteld, kan een partij zulk verzoek richten tot de Voorzitter of Ondervoorzitter van het Inter- nationaal Gerechtshof. De uitspraken van het col- lege van scheidsrechters zijn definitief en bindend.
Wat de bevordering van de investeringen betreft, kunnen nog de artikelen 7 en 10 vermeld worden, die de meest gunstige regels ervoor laten gelden. Artikel 7 bepaalt dit ten opzichte van de nationale wetgeving van de partijen en van de bestaande en toekomstige internationale of andere overeenkom- sten tussen de partijen. Artikel 10 voorziet de clau- sule van de meest begunstigde natie.
Artikel 12 stelt de investeringen die aan deze over- eenkomst voorafgaandelijk met die na de inwer- kingtreding ervan. De vroegere investeringen wor- den eveneens beschermd.
Artikel 13 bepaalt de duur en de inwerkingtreding van deze overeenkomst. Een termijn van tien jaar zonder voorafgaande opzegging stilzwij-
wordt. De standaard-overeenkomst
treedt en maand na de datum van de uitwisseling van de akten van bekrachtiging in werking.
Afwijkingen van de standaardtekst van de BLEU
De standaardtekst van de BLEU heeft telkens gediend als basis voor de onderhandelingen met de drie Baltische staten. De afwijkingen zijn in aantal en draagwijdte beperkt.
In vergelijking met deze BLEU-overeenkomst met Estland, zijn de wijzigingen aan de
daardtekst, zoals overeengekomen tijdens het onderhandelingsproces, terug te brengen tot acht artikels.
Artikel 1, dat betrekking heeft op de definities, bepaalt in de eerste paragraaf het begrip
teerder” voor de Estse partner. Xxxxxxxxx 0 van dit artikel, handelend over de definiëring van het terri- torium, is weggelaten. Een overeenkomst ter bevordering en bescherming van investeringen wij- zigt immers in geen enkel opzicht het territorium van de partijen, dat immers vastligt conform het vigerende internationaal publiekrecht.
Boven artikel 4 is de titel veranderd. In plaats van “Derivation and limitation of ownership” voert artikel 4 nu als titel “Expropriation and
Xxxxxxxxx 0 van dit artikel werd qua stijl lichtjes gewijzigd.
In artikel 5 dat betrekking heeft op de transferten, wordt er in de eerste paragraaf bijkomend verwe- zen naar het territorium van beide en. In dezelfde paragraaf is er ook een aanpassing gebeurd m.b.t. de opsomming van betalingen die verband houden met een investering (punten a
t.e.m. Aan dit artikel zijn ook twee nieuwe para- grafen (3 en 4) toegevoegd. Beide paragrafen heb- ben betrekking op o.a. de convertibiliteit van de uitgevoerde betalingen in het kader van een inves- tering en de eventuele kosten hiermee verbonden.
De eerste paragraaf van artikel 6, handelend over de subrogatie in de rechten van de investeerder, is iets uitgebreider wat de draagwijdte van het gatiemechanisme betreft. De subrogatie geldt namelijk ook voor de rechten tot overmaking en arbitrage.
Wat artikel 9 betreft, handelend over de regeling van investeringsgeschillen, is de meest fundamente- le wijziging t.o.v. de standaardtekst terug te vinden in paragraaf 2. Wanneer de bij het geschil betrok- ken partijen niet rechtstreeks tot een minnelijke
Stuk 1138 (1998-1999) Nr. 1
12
schikking zijn gekomen of het geschil niet door bemiddeling langs diplomatieke weg hebben kun- nen regelen binnen de zes maanden na ontvangst van de kennisgeving, wordt het geschil onderwor- pen aan internationale arbitrage, dit met uitsluiting van elk ander rechtsmiddel. De investeerder krijgt dus m.a.w. niet meer de keuzemogelijkheid tussen de bevoegde rechtsmacht van de staat waar de investeringen uitgevoerd werden en internationale arbitrage om het investeringsgeschil te beslechten.
In artikel 11, handelend over de ting tussen de contracterende partijen i.v.m. de interpretatie of toepassing van de Overeenkomst, is er een kleine wijziging in paragraaf 3. De gemeng- de commissie, waarvan de rol wordt besproken in paragraaf 2 van dit artikel, wordt niet meer expli- ciet vermeld in paragraaf 3, maar er wordt wel op een meer impliciete manier naar verwezen.
Artikel 12 van de overeenkomst bepaalt dat zij eveneens van toepassing is op de wettelijke inves- teringen die werden gedaan voor de inwerkingtre- ding van het verdrag, dit zonder enige king. Dit artikel werd echter gewijzigd door het protocol dat gelijktijdig met de overeenkomst op
24 januari 1996 ondertekend werd. Dit protocol beperkt immers de toepassing op investeringen die voorafguan aan de inwerkingtreding de overeen- komst is niet van toepassing op investeringen die dateren van voor 21 augustus 1991.
Artikel 13 ten dat handelt over de inwer- kingtreding en duur van de overeenkomst, bevat in de eerste twee paragrafen wijzigingen m.b.t. de gel- digheidsduur van de overeenkomst. Paragraaf 1 sti- puleert dat de overeenkomst van kracht blijft voor een periode van twintig jaar i.p.v. tien jaar. Para- graaf 2 stipuleert dat m.b.t. investeringen die voor de datum van beëindiging van de overeenkomst zijn gedaan, de overeenkomst van kracht blijft gedurende een periode van twintig jaar i.p.v. tien jaar vanaf de datum van beëindiging van de over- eenkomst.
De overeenkomst met Letland verschilt inhoude- lijk slechts in zeven artikelen van de standaardtekst die de BLEU hanteert. Die afwijkingen worden infra toegelicht.
Artikel 1 bevat een bijkomende paragraaf, de vier- de, waarin de betekenis wordt aangegeven van de woorden “zonder vertraging”, vermeld in de arti- kelen en Zij bepaalt dat een overdracht uitgevoerd wordt in een tijdspanne die normaal vereist is volgens de internationale gebruiken in financiële aangelegenheden, maar die alleszins niet langer is dan negentig dagen.
Aan artikel 3 wordt een nieuwe en vijfde paragraaf toegevoegd. Die bepaalt een bijkomende uitslui- ting op de voorrechten toegestaan aan een derde partij, namelijk de rechten die voortvloeien uit overeenkomsten inzake dubbele belasting of een andere overeenkomst op het gebied van belastin- gen. Deze uitzondering op de bilaterale bevorde- ring en bescherming van investeringen ligt in dezelfde lijn van de uitsluiting die geldt voor het lidmaatschap van of de associatie met een vrijhan- delszone, een douane-unie, een gemeenschappelij- ke markt of enige vorm van een regionale econo- mische organisatie.
Artikel 5, paragraaf 4 bepaalt dat de overmakingen gebeuren aan de wisselkoersen op de dag van de overmaking en in overeenstemming met de regelingen van de staat waar de investeringen uit- gevoerd zijn. Dit artikel bevat echter twee aanvul- lende paragrafen (5 en 6) die de bescherming van de investeerder uitbreiden de koers van de munt waarin overmakingen gebeuren is geenszins min- der gunstig dan die verleend aan de investeerders van de meest begunstigde natie en de toegepaste wisselkoers zal in elk geval billijk en rechtvaardig zijn.
Artikel 6, paragraaf 1 i.v.m. de subrogatie in de rechten van de investeerder, heeft een ruimere draagwijdte. De subrogatie geldt eveneens voor de rechten inzake overmaking en arbitrage.
Artikel 9, paragraaf 2 bepaalt dat schillen waarvoor geen minnelijke schikking tussen de betrokken partijen en geen oplossing langs diplomatieke weg tot stand komt, worden onder- worpen aan internationale arbitrage. De keuze in de standaardtekst tussen die procedure en het adiëren tot de rechtsmacht van de staat waarin de investering werd gedaan, is dus niet mogelijk. De betrokken staat ziet uitdrukkelijk af van de gebrui- kelijke eis de interne administratieve en nele procedures uit te putten.
Paragraaf 3 van hetzelfde artikel 9 is vereenvou- digd. Vermits de toetreding van Letland tot het Verdrag tot regeling van investeringsgeschillen tus- sen staten en onderdanen van andere staten (Was- hington, 18 maart 1965) in het vooruitzicht is gesteld om gebruik te maken van het Internationa- le Centrum voor regeling van investeringsgeschil- len (ICSID), geldt in afwachting een eventuele arbitrageprocedure volgens de regels van het Aan- vullend Mechanisme van ICSID. Daarom zijn de andere instellingen inzake arbitrage als keuze voor de investeerder, voorzien in de standaardtekst, weggelaten.
13
Stuk 1138 (1998-1999) Nr. 1
Artikel 12 van de overeenkomst bepaalt dat ze eveneens van toepassing is op de wettelijke inves- teringen die werden gedaan voor de inwerkingtre- ding van het verdrag, maar dan wel sinds 1 januari 1987. Deze tijdsbeperking komt niet voor in de standaardtekst.
Tot slot laat artikel 13, paragraaf 2 de uitwerking van de overeenkomst op investeringen verricht voor de beëindiging ervan, twintig jaar duren. De standaardtekst bepaalt slechts tien jaar.
In de overeenkomst met Litouwen wijken zeven artikelen af van de BLEU-standaardtekst. Hieron- der worden die met een inhoudelijke betekenis vermeld.
Artikel 1 geeft de omschrijving van aandelen (paragraaf 2) als vorm van investering en hierbij werd de precisering weggelaten dat het aandelen moeten zijn van bedrijven die gevestigd zijn op het grondgebied van één der verdragspartijen. Dit ver- ruimt de investeringsmogelijkheden.
De laatste alinea van dezelfde tweede paragraaf, die bepaalt dat geen enkele verandering in de juri- dische vorm van geïnvesteerde activa en kapitalen hun kwalificatie als “investering” in het gedrang brengt, wordt aangevuld met de voorwaarde dat deze veranderingen moeten gebeuren in overeen- stemming met de wetten en reglementen van de verdragspartij op wier grondgebied de investerin- gen gebeuren. Dit is in feite een herhaling van een deel van de definitie van het begrip “investering” in dezelfde paragraaf de conformiteit van de wijze van investeren met de regelgeving van de betrok- ken verdragspartij is reeds impliciet in de
tekst besloten, maar deze uitdrukkelijke bepaling dient toch de rechtszekerheid.
Paragraaf 4 van artikel 3 i.v.m de uitsluiting van de voorrechten ten gunste van een derde partij, op grond van haar lidmaatschap van of associatie met een vrijhandelszone, een douane-unie, een gemeen- schappelijke markt of elke andere vorm van regio- nale organisatie op economisch vlak, wordt aange- vuld met overeenkomsten betreffende dubbele belasting of enig ander akkoord inzake belasting. Deze bijkomende uitzondering op de bilaterale bevordering en bescherming van investeringen ligt in dezelfde lijn van de andere beperkingen.
De tweede alinea van paragraaf 3 van artikel 4 wordt aangevuld de rente op de schadevergoeding voor onteigening of nationalisatie wordt berekend volgens het LIBOR-stelsel. Dit is een aanvaardba-
re maatstaf, want de LIBOR-interbanken-rente is internationaal de meest gebruikte rentevoet.
Artikel beperkt enigszins de draagwijdte van arti- kel 3 i.v.m. de bescherming van investeringen. Er wordt niet meer gespecificeerd aan welke koers de overmakingen in een vrij verhandelbare munt mogen gebeuren.
Artikel 9, paragraaf 3 is vereenvoudigd. Vermits Litouwen op 6 juli 1992 is toegetreden tot het Ver- drag tot regeling van investeringsgeschillen tussen staten en onderdanen van andere staten, is het niet meer nodig om de aanduiding van het Internatio- naal Centrum voor regeling van schillen (ICSID) als arbitrage-instrument afhanke- lijk te maken van de toetredingsvoorwaarden van de partijen tot dit Verdrag. Daarom zijn die voor- waarden niet meer in paragraaf 3 van dit artikel opgenomen.
De minister-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden,
Wetenschap en Technologie,
Xxx XXX XXX XXXXXX
De Vlaamse minister van Onderwijs en Ambtenarenzaken,
Xxx XXX XXX XXXXXXX
De Vlaamse minister van Leefmilieu en Tewerkstelling,
Xxxx XXXXXXXXXXXX
De Vlaamse minister van Financiën, Begroting en Gezondheidsbeleid,
Xxxxxx XXXXXXXXX-XX XXXXX
Stuk 1138 (1998-1999) -Xx. 0
00
Xx Xxxxxxx minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Stedelijk Beleid en Huisvesting,
Xxx XXXXXXX
De Vlaamse minister van Openbare Werken, Vervoer en Ruimtelijke Ordening,
Xxxx XXXXXXXXXX
De Vlaamse minister van Cultuur, Gezin en Welzijn,
Xxx XXXXXXX
De Vlaamse minister van Economie, KMO, Landbouw en Media,
Xxxx XXX XXXXXX
De Vlaamse minister van Brusselse Aangelegenheden en Gelijkekansenbeleid,
Xxxxxxxx XXXXXXXX