TWEEDE PROTOCOL
TWEEDE PROTOCOL
TOT WIJZIGING VAN
DE OVEREENKOMST TUSSEN
DE REGERING VAN BELGIE EN
DE REGERING VAN NIEUW-ZEELAND
TOT HET VERMIJDEN VAN DUBBELE BELASTING
EN TOT HET VOORKOMEN VAN HET ONTGAAN VAN BELASTING INZAKE BELASTINGEN NAAR HET INKOMEN,
EN VAN HET PROTOCOL,
ONDERTEKEND TE BRUSSEL OP 15 SEPTEMBER 1981
DE REGERING VAN HET KONINKRIJK BELGIE
EN
DE REGERING VAN NIEUW-ZEELAND,
WENSENDE de Overeenkomst tussen de Regering van België en de Regering van Nieuw-Zeeland tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen (die in dit tweede Protocol “de Overeenkomst” wordt genoemd), en het Protocol, ondertekend te Brussel op 15 september 1981, te wijzigen, zijn het volgende overeengekomen:
ARTIKEL I
Artikel 2, paragrafen 3 en 5 van de Overeenkomst worden opgeheven en paragraaf 3 wordt vervangen door het volgende:
“3. De bestaande belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is, zijn met name:
(a) voor Nieuw-Zeeland: de inkomstenbelasting,
(hierna te noemen “Nieuw-Zeelandse belasting”);
(b) voor België:
(i) de personenbelasting;
(ii) de vennootschapsbelasting;
(iii) de rechtspersonenbelasting;
(iv) de belasting van niet-inwoners;
(v) de aanvullende crisisbijdrage,
met inbegrip van de voorheffingen, de opdeciemen en opcentiemen op die belastingen en voorheffingen, en de aanvullende belastingen op de personenbelasting,
(hierna te noemen “Belgische belasting”).”
ARTIKEL II
Artikel 3, paragraaf 1, subparagraaf (h) van de Overeenkomst wordt opgeheven en vervangen door het volgende:
“(h) betekent de uitdrukking “bevoegde autoriteit”:
(i) in Nieuw-Zeeland, de “Commissioner of Inland Revenue” of een bevoegde vertegenwoordiger;
(ii) in België, de Minister van Financiën of een bevoegde vertegenwoordiger.”
ARTIKEL III
Artikel 8 van de Overeenkomst wordt opgeheven en vervangen door het volgende:
“Artikel 8
EXPLOITATIE VAN SCHEPEN EN LUCHTVAARTUIGEN
1. Winst uit de exploitatie van schepen of luchtvaartuigen verkregen door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat, is slechts in die Staat belastbaar.
2. Niettegenstaande de bepaling van paragraaf 1 mag die winst in de andere overeenkomstsluitende Staat worden belast, indien het winst betreft terzake van schepen of luchtvaartuigen waarvan de exploitatie uitsluitend tot plaatsen in die andere Staat is beperkt. Die winst wordt berekend overeenkomstig de bepalingen van artikel 7.
3. De bepalingen van de paragrafen 1 en 2 zijn van toepassing op het aandeel in de winst uit de exploitatie van schepen of luchtvaartuigen verkregen door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat uit hoofde van een deelneming in een pool, in een gemeenschappelijk bedrijf of gemeenschappelijke vervoerorganisatie of in een internationaal bedrijfslichaam.
4. Voor de toepassing van dit artikel wordt winst behaald uit het vervoer per schip of luchtvaartuig van personen, levende have, post of goederen die in een overeenkomstsluitende Staat aan boord gaan of daar worden opgeladen om in een plaats in die Staat te worden ontscheept of gelost, behandeld als winst uit de exploitatie van schepen of luchtvaartuigen die uitsluitend tot plaatsen in die Staat is beperkt.”
ARTIKEL IV
Artikel 9 van de Overeenkomst wordt opgeheven en vervangen door het volgende:
“Artikel 9 VERBONDEN ONDERNEMINGEN
1. Indien
(a) een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat onmiddellijk of middellijk deelneemt aan de leiding van, aan het toezicht op, dan wel in het kapitaal van een onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat, of
(b) dezelfde personen onmiddellijk of middellijk deelnemen aan de leiding van, aan het toezicht op, dan wel in het kapitaal van een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat en van een onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat,
en, in het ene of in het andere geval, tussen de twee ondernemingen in hun handelsbetrekkingen of financiële betrekkingen, voorwaarden worden overeengekomen of opgelegd die afwijken van die welke zouden worden overeengekomen tussen onafhankelijke ondernemingen, mag winst die één van de ondernemingen zonder deze voorwaarden zou hebben behaald maar ten gevolge van die voorwaarden niet heeft behaald, worden begrepen in de winst van die onderneming en dienovereenkomstig worden belast.
2. Indien een overeenkomstsluitende Staat in de winst van een onderneming van die Staat winst opneemt - en dienovereenkomstig belast - terzake waarvan een onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat in die andere Staat is belast, en de aldus opgenomen winst winst is die de onderneming van de eerstbedoelde Staat zou hebben behaald indien tussen de twee ondernemingen zodanige voorwaarden zouden zijn overeengekomen als tussen onafhankelijke ondernemingen zouden zijn overeengekomen, herziet de andere Staat op passende wijze het bedrag aan belasting dat aldaar over die winst is geheven. Bij deze herziening wordt rekening gehouden met de overige bepalingen van deze Overeenkomst en, indien nodig, plegen de bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten overleg met elkaar.”
ARTIKEL V
Artikel 10, paragraaf 3 van de Overeenkomst wordt opgeheven en vervangen door het volgende:
“3. De uitdrukking “dividenden”, zoals gebezigd in dit artikel, betekent inkomsten uit aandelen en andere inkomsten (zelfs indien zij worden toegekend in de vorm van interest) die volgens de belastingwetgeving van de overeenkomstsluitende Staat waarvan de uitkerende vennootschap inwoner is op dezelfde wijze als inkomsten uit aandelen in de belastingheffing worden betrokken.”
ARTIKEL VI
De volgende nieuwe paragraaf 3 wordt ingevoegd in artikel 11 van de Overeenkomst en de paragrafen 3, 4, 5 en 6 worden respectievelijk hernummerd als paragrafen 4, 5, 6 en 7:
“3. Niettegenstaande de bepalingen van paragraaf 2 is interest in de overeenkomstsluitende Staat waaruit hij afkomstig is vrijgesteld, indien het gaat om interest die:
(a) wordt behaald uit de belegging van fondsen door de Regering van een overeenkomstsluitende Staat;
(b) wordt betaald aan een bank die in een overeenkomstsluitende Staat functies uitvoert van een centrale bank; of
(c) wordt betaald aan een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat die er de uiteindelijk gerechtigde van is indien hij wordt betaald uit hoofde van een lening die is toegestaan, gewaarborgd of verzekerd, of een krediet dat is verleend, gewaarborgd of verzekerd, door openbare instellingen waarvan het doel bestaat uit het bevorderen van de uitvoer en waarover de bevoegde autoriteiten van beide overeenkomstsluitende Staten een akkoord hebben bereikt.”
ARTIKEL VII
Artikel 16 van de Overeenkomt wordt opgeheven en vervangen door het volgende:
“Artikel 16 VENNOOTSCHAPSLEIDING
1. Tantièmes, presentiegelden en andere soortgelijke beloningen verkregen door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat in zijn hoedanigheid van lid van de raad van bestuur of van toezicht of van een gelijkaardig orgaan van een vennootschap die inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat, mogen in die andere Staat worden belast.
2. Beloningen:
(a) die een persoon bedoeld in paragraaf 1 van de vennootschap verkrijgt ter zake van de uitoefening van dagelijkse werkzaamheden van leidinggevende of van technische aard; of
(b) die een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat verkrijgt xxxxxxx van persoonlijke werkzaamheden als vennoot in een vennootschap, niet zijnde een vennootschap op aandelen, die inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat, zijn belastbaar overeenkomstig de bepalingen van artikel 15, alsof het ging om beloningen die een werknemer terzake van een dienstbetrekking verkrijgt en alsof de werkgever de vennootschap was.”
ARTIKEL VIII
Artikel 23, paragraaf 2 van de Overeenkomst wordt opgeheven en vervangen door het volgende:
“2. In België wordt dubbele belasting op de volgende wijze vermeden:
(a) Indien een inwoner van België inkomsten verkrijgt die ingevolge de bepalingen van de Overeenkomst in Nieuw-Zeeland zijn belast, en waarop de bepalingen van de subparagrafen (b), (c) en (d) hierna niet van toepassing zijn, stelt België deze inkomsten vrij van belasting, maar om het bedrag van de belasting op het overige inkomen van die inwoner te berekenen mag België het belastingtarief toepassen dat van toepassing zou zijn indien die inkomsten niet waren vrijgesteld.
(b) Onder voorbehoud van de bepalingen van de Belgische wetgeving betreffende de verrekening van in het buitenland betaalde belastingen met de Belgische belasting wordt, indien een inwoner van België inkomsten verkrijgt die deel uitmaken van zijn samengetelde inkomen dat aan de Belgische belasting is onderworpen en bestaan uit dividenden die niet van Belgische belasting zijn vrijgesteld ingevolge subparagraaf (d) hierna, uit interest of uit royalty's, de op die inkomsten geheven Nieuw-Zeelandse belasting in mindering gebracht van de Belgische belasting op die inkomsten.
(c) Indien een inwoner van België inkomsten verkrijgt die overeenkomstig de bepalingen van artikel 22 in Nieuw-Zeeland werden belast, mag het bedrag van de Belgische belasting met betrekking tot die inkomsten niet hoger zijn dan het bedrag dat overeenkomstig de Belgische wetgeving zou verschuldigd zijn indien die inkomsten zouden worden belast als beroepsinkomsten die werden verkregen uit bronnen buiten België en die aan buitenlandse belasting werden onderworpen.
(d) Dividenden die een vennootschap die inwoner is van België verkrijgt van een vennootschap die inwoner is van Nieuw-Zeeland, worden in België vrijgesteld van de vennootschapsbelasting op de voorwaarden en binnen de grenzen die in de Belgische wetgeving zijn bepaald.
(e) Indien verliezen die een onderneming gedreven door een inwoner van België in een in Nieuw-Zeeland gelegen vaste inrichting heeft geleden, voor de belastingheffing van die onderneming in België volgens de Belgische wetgeving werkelijk in mindering van de winst van die onderneming zijn gebracht, is de vrijstelling ingevolge subparagraaf (a) in België niet van toepassing op de winst van andere belastbare tijdperken die aan die inrichting kan worden toegerekend, in zoverre als deze winst ook in Nieuw-Zeeland door de verrekening van die verliezen van belasting is vrijgesteld.”
ARTIKEL IX
In Hoofdstuk V van de Overeenkomst wordt onder de titel “Bijzondere bepalingen” het volgende artikel 23A ingevoegd vóór artikel 24:
“Artikel 23A NON-DISCRIMINATIE
1. Onderdanen van een overeenkomstsluitende Staat worden in de andere overeenkomstsluitende Staat niet onderworpen aan enige belastingheffing of daarmede verband houdende verplichting, die anders of zwaarder is dan de belastingheffing en daarmede verband houdende verplichtingen waaraan onderdanen van die andere Staat onder gelijke omstandigheden, inzonderheid met betrekking tot de woonplaats, zijn of kunnen worden onderworpen.
2. De belastingheffing van een vaste inrichting die een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat heeft, is in die andere Staat niet ongunstiger dan de belastingheffing van een vaste inrichting die een onderneming van een derde Staat heeft in die andere Staat.
3. De belastingheffing van de winst uit de exploitatie van schepen of luchtvaartuigen door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat waarop artikel 8, paragraaf 2 van toepassing is, is in de andere Staat niet ongunstiger dan de belastingheffing van de winst van ondernemingen van die andere Staat die dezelfde werkzaamheden uitoefenen. Deze paragraaf is niet van toepassing op de bepalingen van de belastingwetgeving van een overeenkomstsluitende Staat die redelijkerwijze bedoeld zijn om het vermijden of het ontgaan van belastingen te voorkomen of te bestrijden, met inbegrip van de wetgeving inzake onderkapitalisatie.
4. Ondernemingen van een overeenkomstsluitende Staat, waarvan het kapitaal geheel of ten dele, onmiddellijk of middellijk, in het bezit is van, of wordt beheerst door, één of meer inwoners van de andere overeenkomstsluitende Staat, worden in de eerstbedoelde Staat niet aan enige belastingheffing of daarmede verband houdende verplichting onderworpen die anders of zwaarder is dan de belastingheffing en daarmede verband houdende verplichtingen waaraan ondernemingen van de eerstbedoelde Staat, waarvan het kapitaal geheel of ten dele, onmiddellijk of middellijk, in het bezit is van, of wordt beheerst door, één of meer inwoners van een derde Staat, zijn of kunnen worden onderworpen.
5. Behalve indien de bepalingen van artikel 9, paragraaf 1, artikel 11, paragraaf 7, of artikel 12, paragraaf 6 , van toepassing zijn, worden interest, royalty's en andere uitgaven die door een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat aan een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat worden betaald, bij het bepalen van de belastbare winst van die onderneming op dezelfde voorwaarden in mindering gebracht, alsof zij aan een inwoner van de eerstbedoelde Staat zouden zijn betaald. Deze paragraaf is niet van toepassing op de bepalingen van de belastingwetgeving van een overeenkomstsluitende Staat die redelijkerwijze bedoeld zijn om het vermijden of het ontgaan van belastingen te voorkomen of te bestrijden.
6. De bepalingen van dit artikel zijn slechts van toepassing op de belastingen die vallen onder de werkingssfeer van deze Overeenkomst.
7. Indien een van de overeenkomstsluitende Staten van oordeel is dat belastingmaatregelen van de andere overeenkomstsluitende Staat de principes opgenomen in dit artikel schenden, plegen de bevoegde autoriteiten overleg met elkaar om te proberen de zaak op te lossen.”
ARTIKEL X
Artikel 24, paragraaf 2 van de Overeenkomst wordt opgeheven en vervangen door het volgende:
“2. De bevoegde autoriteit tracht, indien het bezwaar haar gegrond voorkomt en indien zij niet zelf in staat is tot een bevredigende oplossing ervan te komen, de aangelegenheid in onderlinge overeenstemming met de bevoegde autoriteit van de andere overeenkomstsluitende Staat te regelen, ten einde een belastingheffing die niet in overeenstemming is met de Overeenkomst te vermijden. Elke overeengekomen regeling wordt uitgevoerd ongeacht de termijnen waarin het interne recht van de overeenkomstsluitende Staten voorziet.”
ARTIKEL XI
Paragraaf (d) van het Protocol bij de Overeenkomst wordt opgeheven en vervangen door het volgende:
“(d) Indien de bevoegde autoriteiten van beide overeenkomstsluitende Staten, op enig tijdstip na de ondertekening van het Tweede Protocol, overeenkomen dat juridische of economische dubbele belasting van emolumenten voorkomt, zullen de Regering van Nieuw-Zeeland en de Regering van België binnen een redelijke termijn onderhandelingen aanvatten met het oog op het wijzigen van de bestaande Overeenkomst om de zaak op te lossen.”
ARTIKEL XII
In geval van verschil tussen de Engelse, Franse en Nederlandse tekst van de Overeenkomst (met inbegrip van het Protocol en van dit Tweede Protocol) is de Engelse tekst beslissend.
ARTIKEL XIII
Elke overeenkomstsluitende Staat zal de andere overeenkomstsluitende Staat in kennis stellen van de voltooiing van de procedures die door zijn wetgeving zijn vereist voor de inwerkingtreding van dit Tweede Protocol, dat een integrerend deel uitmaakt van de Overeenkomst en het Protocol . Het Tweede Protocol zal in werking treden op de vijftiende dag na de datum waarop de tweede kennisgeving is ontvangen en de bepalingen ervan zullen toepassing vinden:
(a) in Nieuw-Zeeland:
(i) met betrekking tot bronbelastingen op inkomsten die door een niet-inwoner zijn verkregen, voor inkomsten verkregen op of na 1 april onmiddellijk volgend op de datum waarop het Tweede Protocol in werking treedt;
(ii) met betrekking tot andere Nieuw-Zeelandse belastingen, voor elk inkomstenjaar dat aanvangt op of na 1 april onmiddellijk volgend op de datum waarop het Tweede Protocol in werking treedt;
(b) in België:
(i) op alle bij de bron verschuldigde belastingen op inkomsten die zijn toegekend of betaalbaar gesteld op of na 1 januari van het kalenderjaar dat onmiddellijk volgt op dat waarin het Tweede Protocol in werking treedt;
(ii) op alle andere dan bij de bron verschuldigde belastingen op inkomsten van belastbare tijdperken die eindigen op of na 31 december van het kalenderjaar dat onmiddellijk volgt op dat waarin het Tweede Protocol in werking treedt.