Contract
DOSSIER IN HET KADER VAN DE OPROEP VOOR HET SLUITEN VAN EEN BEHEERSOVEREENKOMST MET EEN PARTNERORGANISATIE IN HET KADER VAN HET PREVENTIEVE GEZONDHEIDSBELEID:
PARTNERORGANISATIE VOOR DE PREVENTIE VAN ZELFDODING
Bijgewerkt dossier – 21 juni 2013
Kandidatuur vanuit een samenwerkingsverband tussen de Eenheid voor Zelfmooronderzoek (UGent) en het Centrum ter Preventie van Zelfdoding
Deel 1: Formulier ‘Indienen van een dossier in het kader van de oproep voor het
sluiten van een beheersovereenkomst met een “Vlaamse partnerorganisatie voor
de preventie van zelfdoding”
Indienen van een dossier in het kader van een oproep voor het sluiten van een beheersovereenkomst met een partnerorganisatie voor de preventie van zelfdoding | |||
Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Afdeling Preventie, Eerstelijn en Thuiszorg Team Preventie Xxxxxx Xxxxxx XX-xxxx 00 xxx 00, 0000 XXXXXXX Tel. 00 000 00 00 - Fax 00 000 00 00 | In te vullen door het Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid ontvangstdatum | ||
Waarvoor dient dit formulier? Met dit formulier kunt u een dossier indienen in het kader van de oproep om een beheersovereenkomst te sluiten met een Vlaamse partnerorganisatie voor de preventie van zelfdoding, en dit in verschillende stadia van de procedure. Let op: het ingevulde formulier is slechts één element in het in te dienen dossier. Een volledig dossier bevat daarnaast ook minstens beknopte beschrijving van uw organisatie, een meerjarige beleidsplan (inclusief begroting), een uitgewerkt jaarplan (inclusief begroting) voor het eerste werkjaar, en een kopie van de meest recente versie van de statuten van uw organisatie. Meer informatie over deze procedure, relevante regelgeving, de oproep, en de volledige tekst van de oproep zelf vindt u hier: xxxx://xxx.xxxx-xx-xxxxxxxxxx.xx/Xxxxxx/Xxxxxxxxxx/Xxxxxxxxxxx-xxxxxxxxxxxxxxx/Xxxxxxxx-xxxx-xxx-xxxxxxx-xxx-xxx- beheersovereenkomst/ Waar kunt u terecht voor meer informatie over dit formulier? Na het lanceren van een specifieke oproep organiseert het Agentschap steeds een informatiesessie voor geïnteresseerden, waar u terecht kan met alle soorten vragen over de oproep en de verdere procedure, ook in verband met dit formulier. Voor deze oproep gaat deze sessie door 21 maart 2013, ELIPS gebouw, zaal 0.01 | |||
Gegevens van de indiener | |||
1 | Vul de gegevens van uw organisatie in. Er kan sprake zijn van verschillende soorten organisaties. Een ‘organisatie’ kan een rechtspersoon zijn, een autonome entiteit van een rechtspersoon, of een samenwerkingsverband van (entiteiten van) rechtspersonen. | ||
naam organisatie | Universiteit Gent, penvoerende instelling | ||
soort organisatie | Openbare instelling met rechtspersoon | ||
straat en nummer | Xxxx-Xxxxxxxxxxxxxxxxxx 00 | ||
postnummer en gemeente | 0000 Xxxx | ||
telefoonnummer | 09/264.30.01 | ||
faxnummer | 09/264.35.97 | ||
e-mailadres | |||
website | |||
titel, voor- en achternaam leidinggevende | Xxxx. Xxxx Xxx Xxxxxxxxxxx, Rector |
1 | Vul de gegevens van uw organisatie in. Er kan sprake zijn van verschillende soorten organisaties. Een ‘organisatie’ kan een rechtspersoon zijn, een autonome entiteit van een rechtspersoon, of een samenwerkingsverband van (entiteiten van) rechtspersonen. | |
naam organisatie | VZW Centrum ter Preventie van Zelfdoding | |
soort organisatie | VZW | |
straat en nummer | Xxxxxxxxx Xxxxxxxxxxxx 00-00 | |
postnummer en gemeente | 0000 Xxxxx | |
telefoonnummer | 02 649 62 05 | |
faxnummer | 02 649 88 18 | |
e-mailadres | ||
website | ||
titel, voor- en achternaam leidinggevende | De xxxx Xxx Xxxxxxx (voorzitter) | |
2 | Vul de gegevens in van de contactpersoon van uw organisatie voor dit dossier. Het agentschap communiceert rond dit dossier enkel via mailadres van deze contactpersoon. | |
voor- en achternaam | Xxxx. Xxxxxxxx xxx Xxxxxxxxx, Vakgroep Psychiatrie en Medische Psychologie | |
functie | ZAP, gewoon hoogleraar, wetenschappelijke promotor | |
straat en nummer | Xx Xxxxxxxxx 000 | |
postnummer en gemeente | 0000 Xxxx | |
telefoonnummer | 09/332.43.75 | |
e-mailadres | ||
2 | Vul de gegevens in van de contactpersoon van uw organisatie voor dit dossier. Het agentschap communiceert rond dit dossier enkel via mailadres van deze contactpersoon. | |
voor- en achternaam | Xxxxxxxx Xxxxxxx | |
functie | Directeur VZW Centrum ter Preventie van Zelfdoding | |
straat en nummer | Xxxxxxxxx Xxxxxxxxxxxx 00-00 | |
postnummer en gemeente | 0000 Xxxxx | |
telefoonnummer | 02 649 62 05 | |
e-mailadres | ||
Inhoud van het dossier | ||
3 | Kruis aan in welk stadium van de procedure u dit dossier indient. U mag slechts één hokje aankruisen. | |
eerste voorstel van dossier (nog geen beoordeling van ontvankelijkheid of sterkte/zwakte) | ||
aangepast voorstel van dossier na negatieve beoordeling ontvankelijkheid | ||
aangepast voorstel van dossier na beoordeling sterkte/zwakte | ||
4 | Vul hier in uit welke stukken het dossier bestaat dat u indient. Zorg ervoor dat de documentnamen van de bestanden die u doorstuurt overeenkomen met de items uit onderstaande lijst. Geef indien nodig in enkele zinnen meer uitleg over de inhoud. Bundel meerjarenbeleidsplan en – begroting in één document, en voorstel van jaarplan en –begroting in een ander. Geef ook een volledige lijst van bijlagen. Verstuur alle documenten van het dossier in één keer, en gebruik het PDF-formaat |
1. Formulier ‘indienen van een dossier….’ 2. Beknopte voorstelling van organisatie (missie, doelstellingen, organogram, namen, activiteiten en situering in het werkveld), met bijlagen (1) samenwerkingsverband EZO-CPZ (ingesloten PDF-bestand) en (2) intentieverklaringen van samenwerking tussen PO en andere organisaties: Werkgroep Verder, Zorg voor Suïcidepogers, FDGG, Zorgnet, VIGeZ, Logo’s, VVGG (ingesloten PDF of jpg-bestanden) 3. Kopie van meest recente versie van statuten van beide organisaties 4. Voorstel van beleidsplan met bijbehorende meerjaren begroting 5. Voorstel van jaarplan met bijbehorende begroting voor eerste werkingsjaar | ||||||||||||
Ondertekening | ||||||||||||
In te vullen door de indiener | ||||||||||||
5 | Vul de onderstaande verklaring in. Het ingediende dossier is alleen geldig als u dit formulier ondertekend hebt. | |||||||||||
Ik verklaar hierbij dat alle informatie in dit formulier en in de andere documenten van het dossier dat ik indien correct en volledig zijn, en dat ik geen informatie heb weggelaten die cruciaal is voor de beoordeling van de in de oproep vermelde criteria. | ||||||||||||
datum | dag | 0 | 2 | maand | 0 | 5 | jaar | 2 | 0 | 1 | 3 | |
handtekening | ||||||||||||
functie, voor- en achternaam verantwoordelijke | XXXXXXXX XXX XXXXXXXXX, wetenschappelijke promotor UGent
| |||||||||||
Hoe gaat het verder met uw aanvraag? | ||||||||||||
- Na ontvangst van het dossier van de kandidaat, verstuurt het agentschap een ontvangstbevestiging per mail, binnen de drie werkdagen. - Het agentschap onderzoekt de ontvankelijkheid. De beslissing tot ontvankelijkheid of onontvankelijkheid wordt door het agentschap meegedeeld aan de kandidaat binnen dertig dagen nadat de administrateur-generaal het dossier heeft ontvangen. De onontvankelijkheid moet gemotiveerd worden. - Als de kandidaat op de hoogte is gebracht van de onontvankelijkheid, heeft hij tien werkdagen de tijd om aanpassingen door te voeren en het dossier opnieuw in te dienen. Als hij niet of niet tijdig alle nodige formaliteiten vervult, vervalt het voorstel dat hij heeft ingediend. - Het agentschap pleegt overleg met alle kandidaten die een ontvankelijk voorstel hebben ingediend. Tijdens dat overleg worden de voorstellen die zijn ingediend niet openbaar gemaakt, maar worden de sterke en zwakke punten van de verschillende voorstellen besproken. - De kandidaten kunnen vervolgens een nieuw dossier indienen en zich eventueel scharen achter de al dan niet aangepaste voorstellen. De nieuwe voorstellen moeten worden ingediend ten laatste binnen twintig werkdagen na het overleg. - Het agentschap rangschikt de kandidaten op basis van de beoordeling van het dossier. |
- Het agentschap maakt voor de best gerangschikte kandidaat, op basis van het ingediende dossier, een ontwerp van beheersovereenkomst op en stelt, indien nodig, aanpassingen voor aan het beleidsplan en het jaarplan voor het eerste werkingsjaar. Het agentschap bezorgt het ontwerp van beheersovereenkomst aan de minister en aan de kandidaat.
- De minister onderhandelt met de kandidaat over het ontwerp van beheersovereenkomst. Dat kan leiden tot een akkoord of tot een aanpassing van het ontwerp van beheersovereenkomst, op voorwaarde dat de bepalingen van de oproep worden nageleefd.
- Indien de minister vaststelt dat er geen akkoord mogelijk is, ook na aanpassing, beslist de minister om hetzij af te zien van het sluiten van een beheersovereenkomst en de oproep terug te trekken, hetzij onderhandelingen op te starten met de kandidaat die als tweede gerangschikt werd.
- Na akkoord over het ontwerp van de beheersovereenkomst met de kandidaat legt de minister, indien dit vereist is volgens de regels inzake begrotingscontrole en –opmaak, het ontwerp van beheersovereenkomst ter goedkeuring voor aan de Vlaamse Regering.
- De minister en de kandidaat sluiten, na goedkeuring van het ontwerp, de beheersovereenkomst.
Deel 2: Beknopte voorstelling van de organisatie
Xxxxxx Xxxxxxxxxxxxxx Taakverdeling Organogram Activiteiten
Situering in het werkveld Bijlagen
1. Samenwerkingsverband partnerorganisatie EZO – CPZ (ingesloten PDF- file)
2. Intentieverklaringen tot samenwerking partners van de partnerorganisatie (ingesloten PDF of jpg-bestanden)
a. Intentieverklaring Werkgroep Verder
b. Intentieverklaring Zorg voor Suïcidepogers
c. Intentieverklaring FDGG
d. Intentieverklaring Zorgnet
e. Intentieverklaring VVGG
f. Intentieverklaring VIGeZ
g. Intentieverklaring Logo’s
VESP
Vlaams Expertisecentrum Suïcide Preventie
Een samenwerkingsverband tussen
de Eenheid voor Zelfmoordonderzoek van de Universiteit Gent en
het Centrum ter Preventie van Zelfdoding
CENTRUM TER PREVENTIE VAN ZELFDODING
Missie
VESP, het Vlaams Expertisecentrum Suïcide Preventie, wil een actieve bijdrage
leveren tot de realisatie van de gezondheidsdoelstelling “het aantal zelfdodingen moet met 20% dalen tegen 2020 in vergelijking met het jaar 2000” en de uitvoering van het bijbehorend Vlaams actieplan
VESP wil daartoe haar kennis en ervaring ten dienste stellen van alle beschikbare preventieve krachten in Vlaanderen door stimulering van deskundigheidsbevordering, methodiekontwikkeling en netwerkvorming, zodat het geheel groter is dan de som der delen
VESP wil bij iedere belanghebbende bekend zijn als de toegangspoort tot betrouwbare informatie en daartoe alle beschikbare en geschikte communicatie- mogelijkheden gebruiken
VESP wil haar opdracht uitvoeren binnen het kader van een preventiemodel, waarin plaats is voor universele, selectieve en geïndiceerde preventie en waarin dus aandacht gegeven wordt aan de algemene bevolking, aan risicogroepen en aan personen die reeds suïcidale gedachten hebben of suïcidaal gedrag vertonen
VESP wil haar opdracht uitvoeren in dienst van de Vlaamse overheid en de hele samenleving met specifieke aandacht voor bevolkingsgroepen die kwetsbaar zijn door kansarmoede of blootstelling aan bedreigingen van hun gezondheid
Doelstellingen
Een wetenschappelijke basis voor suïcidepreventie in Vlaanderen
Bieden van informatie, documentatie en advies inzake suïcidepreventie en geestelijke gezondheidsbevordering aan de overheid en relevante organisaties
Ontwikkelen van wetenschappelijke onderbouwde methodieken en materialen of de ontwikkeling ervan wetenschappelijk en methodologisch ondersteunen
Ondersteunen van de implementatie van methodieken en materialen, met inbegrip van deskundigheidsbevordering
Inhoudelijk en organisatorisch coördineren van aspecten van het Vlaams Actieplan Suïcidepreventie
Taakverdeling
VESP is een samenwerkingsverband tussen de Eenheid voor Zelfmoordonderzoek van de Universiteit Gent (EZO) en het Centrum ter Preventie van Zelfdoding (CPZ) als partnerorganisatie met het oog op de oproep voor het sluiten van een beheersovereenkomst met de Vlaamse minister voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin in het kader van het preventieve gezondheidsbeleid voor de preventie van zelfdoding.
De Eenheid voor Zelfmoordonderzoek is een onderzoekseenheid van de Universiteit Gent, een openbare instelling met rechtspersoon. De statuten zijn vervat in het in deel 3 opgenomen Bijzonder Decreet van 26 juni 1991, zoals gecoördineerd na de laatste wijziging van 13 juli 2012. De Universiteit Gent is penvoerende organisatie.
Het Centrum ter Preventie van Zelfdoding is een vzw met een unicommunautaire Nederlandstalige werking. De statuten zijn opgenomen in deel 3 van dit dossier.
De taakverdeling binnen het samenwerkingsverband is de volgende: Onder resultaatsgebied 1:
1° het aanbieden van informatie, documentatie en advies over de bevordering van de geestelijke gezondheid en de preventie van zelfdoding;
CPZ en EZO
2° het adviseren van andere ontwikkelaars van methodieken, gericht op de bevordering van geestelijke gezondheid en/of de preventie van zelfdoding;
EZO en CPZ
3° het op vraag van de Vlaamse overheid deelnemen aan werkgroepen en vergaderingen;
EZO en CPZ
4° het adviseren van de Vlaamse overheid over de registratie en evaluatie van en onderzoek naar suïcidaal gedrag in het algemeen en over de continue aanpassing en verbetering van registratiesystemen- en uitwisselingsplatforms in het bijzonder.
EZO
5° Het adviseren van de Vlaamse overheid over het concretiseren van de randvoorwaarden, genoemd in het Vlaams actieplan suïcidepreventie.
CPZ en EZO
Onder resultaatgebied 2:
1° ontwikkelen van methodieken en materialen voor de bevordering van de geestelijke gezondheid of het ontwikkelen van dergelijke methodieken door derden wetenschappelijk en methodologisch ondersteunen;
EZO en CPZ
2° ontwikkelen van methodieken en materialen voor de preventie van zelfdoding, met inbegrip van de behandeling van suïcidaliteit of het ontwikkelen van dergelijke methodieken door derden wetenschappelijk en methodologisch ondersteunen.
EZO en CPZ
3° het uitwerken van een planning met tijdspad van te ontwikkelen methodieken, waarin onder ander zijn opgenomen: de portaalsite en de reeds in het actieplan opgenomen activiteiten: de multidisciplinaire richtlijnen, zoals bedoeld in strategie 5, het zorgen voor het bevorderen van sociale aansluiting, zoals bedoeld in strategie 1c, het ontwikkelen van een
Vlaamse serious game voor de preventie van depressie bij jongeren, zoals bedoeld onder strategie 2 en de pilootprojecten zoals bedoeld in strategie 4.
EZO en CPZ
Onder resultaatgebied 3:
1° het aan de hand van het implementatieplan ondersteunen van de implementatie van methodieken en materialen, ten aanzien van de bevordering van de geestelijke gezondheid;
EZO en CPZ
2° het aan de hand van het implementatieplan ondersteunen van de implementatie van methodieken en materialen, ten aanzien van de preventie van zelfdoding, met inbegrip van de behandeling van suïcidaliteit.
EZO en CPZ
Onder resultaatgebied 4:
1° het inventariseren van strategieën, acties, methodieken en materialen en de relevante organisaties met betrekking tot de uitvoering van het Vlaams Actieplan Suïcidepreventie;
CPZ en EZO
2° het bevorderen van de uniforme gegevensverwerking en rapportering; EZO
3° het opvolgen, verzamelen en vergelijken van epidemiologische informatie ten aanzien van geestelijke gezondheidsproblemen in het algemeen en suïcidaal gedrag, suïcidepogingen en sterfte door zelfdoding in het bijzonder. Hierbij
wordt een beroep gedaan op Vlaamse cijfers, nationale gegevens en Europese vergelijkende studies;
EZO
4° het uitbouwen of beheren van een evaluatiemethode en indicatoren voor het Vlaams Actieplan Suïcidepreventie in het algemeen en van geestelijke gezondheidsbevordering en preventie van zelfdoding, met inbegrip van de behandeling van suïcidaliteit, in het bijzonder;
EZO
5° het bijdragen aan de uitwerking van een communicatieplan; CPZ en EZO
6° het bewaken van de uitvoering van het communicatieplan; CPZ
7° het bewaken van de uitvoering van de randvoorwaarden bij het actieplan en het facettenbeleid in het bijzonder.
CPZ en EZO
Organogram
Het samenwerkingsverband EZO-CPZ (VESP) staat in voor de uitvoering, organisatie en coördinatie van de activiteiten binnen VESP met volgende organisatiestructuur:
Coördinator: Xxxx. Xx. Xxxxxxxxx Xxxxxxx
De coördinator staat in voor de dagelijkse leiding van VESP.
Dagelijks betuur:
- Coördinator Xxxx. Xx. Xxxxxxxxx Xxxxxxx
- Xxxxxxx Xxxxxxx (directeur Centrum ter Preventie van Zelfdoding)
- Xxxx. Xx. Xxxx xxx Xxxxxxxxx (directeur Eenheid voor Zelfmoordonderzoek)
- Aan te werven preventiemanager
Het dagelijks bestuur staat in voor de operationele inhoudelijke opvolging van de taken van de partnerorganisatie: de opvolging van de planning en uitvoering van de activiteiten, de opvolging van de medewerkers, de voorbereiding van de
stuurgroepvergaderingen, het voorbereiden van overleg met de overheid, … Het dagelijks bestuur komt in het eerste werkingsjaar minstens maandelijks samen.
Stuurgroep:
Het dagelijks bestuur wordt aangestuurd door een stuurgroep die zal bestaan uit een vertegenwoordiger van de organisaties met terreinwerking en andere uitvoerders van het Vlaams actieplan suïcidepreventie. In functie van de inhoud van de activiteiten kan de stuurgroep uitgebreid worden met andere leden, bv. met het oog op het uitwerken of implementeren van een methodiek gericht op een specifieke doelgroep.
De coördinator van de partnerorganisatie zit de stuurgroep voor. De taak van de stuurgroep wordt in detail op verschillende plaatsen in het beleidsplan in deel 4 van dit dossier aangegeven. Globaal is de taak te omschrijven als een regelmatige en kritische beoordeling van de uitvoering van de activiteiten op basis van de presentatie van resultaten door het dagelijks bestuur en dus van de mate waarin de doelstellingen worden bereikt. Op deze manier vormt de stuurgroep een stevig draagvlak voor de partnerorganisatie.
VESP streeft ernaar dat minstens volgende actoren deel uitmaken van de stuurgroep:
- FDGG en Zorgnet Vlaanderen (voor de CGG suïcidepreventiewerking en VDIP),
- de coördinator van de CGG suïcidepreventiewerking (voor de locoregionale werkingen),
- Organisaties met terreinwerking Zorg voor Suïcidepogers en Werkgroep Verder
- Vlaamse Vereniging voor Geestelijke Gezondheid (VVGG)
- Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie en Ziektepreventie (VIGeZ)
- De Logo’s (lokaal gezondheidsoverleg)
Met elk van deze organisaties werd een intentieverklaring afgesloten (zie bijlage). Bij de start van VESP zal met elke organisatie een samenwerkingsovereenkomst afgesloten worden, waarin de engagementen van de organisaties en de partnerorganisatie t.a.v. elkaar beschreven zullen worden, in functie van de realisatie van de opdrachten van de partnerorganisatie. In het beleidsplan van VESP (zie verder) wordt de samenwerking met de verschillende partners verder geconcretiseerd.
Daarnaast zullen ook contacten gelegd worden met vertegenwoordigers van de 1ste lijn (in dit verband vond een eerste verkennend contact plaats met het Verbond van Sociale Ondernemingen, waaronder onder andere de CAW’s, de wijkgezondheidscentra en de sociale diensten van de mutualiteiten vertegenwoordigd zijn), andere relevante partnerorganisaties (zoals de Vlaamse
wetenschappelijke vereniging voor jeugdgezondheidszorg), … Ad hoc kunnen ook andere specialisten uitgenodigd worden voor deelname aan de stuurgroep bijvoorbeeld in het kader van het facettenbeleid.
De stuurgroep zal tijdens het eerste werkingsjaar minstens 2-maandelijks samenkomen.
Overleg met Vlaamse overheid:
De aansturing van het Vlaams actieplan suïcidepreventie gebeurt door het Agentschap Zorg en Gezondheid en het Kabinet van de Minister van Xxxxxxx, Volksgezondheid en Gezin. VESP vindt het dan ook belangrijk op geregelde basis overleg te plegen met Agentschap en Kabinet. Tijdens dit overleg zal niet alleen een stand van zaken gegeven worden, maar zullen ook de verwachtingen van de Vlaamse overheid ten aanzien van de partnerorganisatie besproken worden.
De frequentie en de agenda van dit overleg zullen in samenspraak met de Vlaamse overheid bepaald worden.
Activiteiten
De Eenheid voor Zelfmoordonderzoek (EZO) van de Universiteit Gent wordt sinds 1996 door de Universiteit Gent erkend als onderzoekseenheid met eigen benaming en xxxx. xx. X. xxx Xxxxxxxxx als directeur. De activiteiten binnen de eenheid zijn in grote lijnen te vatten onder de volgende termen:
1. wetenschappelijk onderzoek: sinds de oprichting van de eenheid werden tientallen wetenschappelijke onderzoeksprojecten uitgevoerd, De onderzoeksactiviteiten binnen de eenheid vinden plaats in drie domeinen, zijnde
het epidemiologisch toezicht
het onderzoek naar de neurobiologie en psychologie van suïcidaal gedrag
de ontwikkeling en toetsing van preventiestrategieën
Alle projecten werden extern gefinancierd, in totaal ten bedrage van ruim 4.7 miljoen euro sinds de oprichting. Onderzoeksprojecten worden vaak in nauwe samenwerking met andere Vlaamse instellingen en/of in internationale context. Zo is de eenheid momenteel lid van volgende samenwerkingsverbanden:
CASE (Child and Adolescent Self-harm in Europe) network
Brisbane: Australian Institute for Suicide Research and Prevention, Xxxxxxxx University
Cork: National Suicide Research Foundation
Londen: Brunel University
Oslo: Centre for Child & Adolescent Mental Health Oxford: Centre for Suicide Research, Oxford University Pècs: Department of Psychiatry, University of Pècs Utrecht: Netherlands Youth Institute
Gent: Unit for Suicide Research, Ghent University
NICE-SP (Network for International Collaboration and Expertise in Suicide Prevention)
Cork: National Suicide Research Foundation Ljubljana: University of Ljubljana
Umea: Umea University
Sor-Trondelag: Technical University
Oxford: Centre for Suicide Research, Oxford University Gent: Unit for Suicide Research, Ghent University
NEURON (Suicide brain imaging research network)
Montreal: Centre for Suicide Studies, McGill University Montpellier: Université de Montpellier
Jena: Dept of Psychiatry, University of Jena Gent: Unit for Suicide Research, Ghent University
EUREGENAS(European Regions Enforcing Actions Against Suicide) Veneto: Health and Social Affairs Dept
Brussels: Flemish Agency Care and Health
Gent: Unit for Suicide Research, Ghent University Mareiestad: Region Västra Götaland
Faro: Administração Regional de Saúde do Algarve Bucharest: Romtens Foundation
Wirral: Cheshire and Merseyside Public Health network Helsinki: National Institute for Health and Welfare Valladolid: Foundacion Intras
Sevilla: Servicio Andaluz de Salud Mikkeli: Mikkelin ammattikorkeakoulu Dresden: Technische Universität
Maribor: Regijski Zavod za Zdravstveno Varstvo Valladolid: Junta de Castilla y León
2. informatieverschaffing ten behoeve van de algemene bevolking, de overheid, de geestelijke gezondheidszorg en mede-onderzoekers. Wetenschappelijk gebaseerde informatie wordt verspreid door middel van publicaties in wetenschappelijke tijdschriften en boeken, interviews met radio, televisie en de geschreven pers, en wetenschappelijke congressen op lokaal, regionaal, nationaal en internationaal niveau. Zo werd een aantal internationale congressen georganiseerd, waaronder het
7th European Symposium on Suicide and Suicidal Behaviour. Ook werden nationale en Vlaamse studiedagen en congressen georganiseerd. Op het vlak van wetenschappelijke communicatie verschenen meer dan 120 peer-reviewed publicaties in vaktijdschriften en werden 8 boeken uitgegeven, waaronder ‘The
International Handbook of Suicide and Attempted Suicide’ en ‘Understanding Suicidal Behaviour: the Suicidal Process Approach to Reseach, Treatment and Prevention’, beide uitgegeven door Xxxx Xxxxx & Sons (UK), het ‘Handboek suïcidaal gedrag’,
uitgeverij De Tijdsstroom, en ‘Behandelingsstrategieën bij suïcidaliteit’, uitgeverij Xxxx Stafleu Van Loghum.
3. advisering van de overheid en andere instanties op het vlak van de preventie van zelfdoding door middel van actieve participatie aan werkgroepen, adviescommissies en verenigingen. De directeur van de EZO vertegenwoordigt België als national representative voor België bij de International Association of Suicide Prevention en als national representative suicide prevention bij de WHO. Hij was tevens tot voor kort vice president van de International Association of Suicide Prevention; thans fungeert hij als voorzitter van de Stengel Award committee van deze organisatie. Tevens was de EZO directeur lid van de WHO/EURO Task Force on Suicide Prevention en de steering group van de WHO/EURO Study of Suicidal Behaviour zolang deze task force en stuurgroep bestonden. Samen met de coördinator van de EZO zetelt hij in de Vlaamse Werkgroep Suïcidepreventie. De coördinator zetelde tevens in het consortium dat de Vlaamse Gezondheidsconferentie Suïcidepreventie in 2013 inhoudelijk voorbereidde en het Vlaams Actieplan Suïcidepreventie vorm gaf. Voordien werd reeds meegewerkt aan de voorbereiding en implementatie van het eerste Vlaams Actieplan en de voorbereiding van de eerste Vlaamse gezondheidsconferentie inzake suïcidepreventie.
Xx XXX directeur is lid van de International Academy of Suicide Research en ontving volgende prijzen op het vlak van suïcidepreventie: Xxxxxx xxx xxx Xxx Prijs 2000 (Nederland) ter bevordering van suïcide-onderzoek en -preventie, de Xxxxx Xxxxxxx Award for Outstanding Research in the field of suicide prevention van de
International Association for Suicide Prevention, 2005 en de Xxxxx X. Xxxxxxxx Award for Suicide Research and Prevention, 2009 Columbia University, New York.
Het Centrum ter Preventie van Zelfdoding (CPZ) werd opgericht in 1979, vanuit het Franstalige Centre de Prevention de Suicide. Het CPZ is een pluralistische vereniging en heeft als basisdoelstelling het voorkomen van zelfdoding. Het CPZ heeft Vlaanderen als werkingsgebied. De werking van het Centrum is gebaseerd op vier pijlers:
- Het Centrum wil met de Zelfmoordlijn 24 uur op 24 bereikbaar zijn voor mensen met suïcidale gedachten, mensen uit hun omgeving en nabestaanden. Door in anonimiteit actief en respectvol te luisteren, stimuleren de vrijwilligers de zelfredzaamheid van de oproeper en trachten zij samen met hem het moment van crisis te overwinnen. Het Centrum ter Preventie van Zelfdoding staat in voor de deskundigheid van de vrijwilligers.
- Het Centrum wil het ruime publiek informeren en sensibiliseren om suïcidaal gedrag te herkennen, ernstig te nemen en bespreekbaar te maken.
- Het Centrum wil de deskundigheid bevorderen van personen die vanuit hun functie geconfronteerd kunnen worden met suïcidaal gedrag.
- Het Centrum wil een bijdrage leveren aan het onderzoek naar suïcidaal gedrag en de preventie ervan.
De wisselwerking tussen deze vier pijlers bepaalt de eigenheid van het Centrum en zorgt ervoor dat het een baanbrekende rol kan blijven spelen in de preventie van zelfdoding.
Het Centrum streeft ernaar haar basisdoelstelling te bereiken in overleg en in samenwerking met de overheid en relevante partners, waarbij complementariteit het uitgangspunt is. Het CPZ maakte samenwerkingsafspraken met Werkgroep Verder, met de suïcidepreventiewerking van de Centra voor Geestelijke Gezondheidszorg en recent ook met de Federatie voor Tele-Onthaaldiensten.
Daarnaast onderhoudt het CPZ geregelde contacten met Xxxxx, VIGeZ, de
locoregionale werkingen, de Logo’s, de terreinorganisatie Zorg voor Suïcidepogers, de VVGG en tal van andere voor het thema relevante organisaties. In het buitenland
overlegt het CPZ geregeld met 113Online in Nederland en is het lid van AAS (American Association of Suicidology) en IASP (International Association for Suicide Prevention). Het CPZ is ook geregeld aanwezig op congressen en symposia, zowel in binnen- als in buitenland.
Om zijn missie op een efficiënte manier te kunnen realiseren, organiseert het CPZ zijn werking vanuit 3 diensten, waarin de vier pijlers (zelfmoordlijn, informeren en sensibiliseren, deskundigheidsbevordering, onderzoek) zijn opgenomen:
De Zelfmoordlijn:
Personen met zelfdodingsgedachten, hun omgeving en nabestaanden kunnen voor een hulpverlenend gesprek terecht op de gratis en erkende nooddienst. De telefoon en chat worden beantwoord door vrijwilligers, die door het CPZ deskundig opgeleid en opgevolgd worden. Sinds eind 2012 worden ook per e-mail oproepers ondersteund.
Sedert een aantal jaar maakt ook Preventie 2.0 deel uit van de werking van de Zelfmoordlijn. Preventie 2.0 draait om het sensibiliseren van bezoekers van sites, blogs en fora waarop zelfdodingsgedachten worden geuit. Door proactief op websites aanwezig te zijn, kan de Zelfmoordlijn mensen bereiken nog voordat ze zelf actief naar hulp op zoek gaan. Met preventie 2.0 ontwikkelde het CPZ heel wat expertise in verband met innovatieve technologieën en online suïcidepreventie.
Een laatste onderdeel van de Zelfmoordlijn is ASPHA (Advies Suïcidepreventie voor Huisartsen en Andere Hulpverleners). ASPHA wil huisartsen en andere hulpverleners uit de eerste lijn ondersteunen via telefoon en e-
mail bij het begeleiden van suïcidale patiënten, hun omgeving en nabestaanden. Huisartsen en andere hulpverleners die geconfronteerd worden met een suïcidale patiënt kunnen er onmiddellijk met hun vragen terecht. Op de website zijn praktische handvatten voor de (huisartsen)praktijk, vormingsmogelijkheden en achtergrondinformatie over zelfdoding en de preventie ervan te vinden.
Vanuit de Zelfmoordlijn maakt het CPZ deel uit van OHIL (Overleg Hulp- en Informatielijnen), OHUP (Online Hulp Uitwisselings Platform), IASP Special Interest
Group ‘Helplines Best Practices’ en werkt het samen met de Arteveldehogeschool (online hulp), Hogeschool Gent (taalverwerkingsgroep in het kader van automatische sentimentdetectie rond suïcide – projecten SUBTLE en AMICA).
Studiedienst:
Het CPZ wil wetenschappelijk onderbouwde en empirisch gestaafde kennis over zelfdoding en de preventie ervan toegankelijk en toepasbaar maken voor het ruime publiek. Het documentatiecentrum, rijk aan wetenschappelijke werken, thesissen, rapporten en romans, kan op afspraak worden geraadpleegd. Daarnaast beantwoordt de studiedienst tal van vragen naar informatie en advies rond zelfdoding. Het CPZ ontwikkelde dan ook heel wat expertise in het beantwoorden van vragen van tal van doelgroepen, gaande van scholieren, over studenten, nabestaanden, geïnteresseerden, tot professionals en organisaties. Ook door de media wordt het CPZ geregeld gevraagd om duiding te geven rond de preventie van zelfdoding. Naast het verzamelen en toegankelijk maken van wetenschappelijke kennis over zelfdoding, staat de studiedienst ook in voor de constante opvolging en analyse van de gegevens die verzameld worden tijdens de gesprekken aan de Zelfmoordlijn. Hierdoor beschikt het CPZ over een enorme database met informatie over mensen die suïcidaal zijn en hun omgeving. Op geregelde tijdstippen voert het CPZ op basis van de eigen gespreksgegevens – beperkt – onderzoek uit gericht op specifieke doelgroepen aan de Zelfmoordlijn. In 2012 was er in dit verband een project rond de noden van nabestaanden aan de Zelfmoordlijn. Ook rond het gebruik van de Zelfmoordlijn door jongeren, gebeurde in 2012 een grote bevraging door het CPZ. Xxxxxxxxx probeert de studiedienst ook samenwerkings-verbanden aan te gaan om onderzoek over de preventie van zelfdoding te stimuleren. Zo initieerde het CPZ mee het onderzoek ‘Suïcide in Vlaanderen en Nederland - Een verklaring
vanuit sociaal cognitieve factoren en hulpzoekend gedrag’ (uitgevoerd door X. Xxxxxxxx). Daarnaast werkte het CPZ samen met xxxx. Xx. X. Xxxxxxxx aan een studie naar de kosteneffectiviteit van de Zelfmoordlijn. Samen met de KULeuven loopt er momenteel een studie op basis van de gespreksgegevens rond ouderen aan de Zelfmoordlijn.
Vormingsdienst:
De Vormingsdienst van het CPZ vormt sleutelfiguren in zelfdodingspreventie. Gedurende vele jaren heeft het CPZ een ruime ervaring opgebouwd door het geven van vormingen bij preventiediensten, erkende nooddiensten, andere hulplijnen, welzijns- en gezondheidsorganisaties, e.a. Het CPZ put hiervoor uit haar ervaring en expertise in crisishulpverlening aan de Zelfmoordlijn. Ook rond online suïcidepreventie (bv. door middel van chathulpverlening) werd al heel wat vorming gegeven door het CPZ. De laatste jaren ontwikkelde het CPZ een specifiek vormingsaanbod voor bedrijven. Er werd al vorming gegeven in tal van grote bedrijven. Daarnaast verzorgt het CPZ ook al een aantal jaar vorming rond suïcidepreventie op de werkplek op vraag van de FOD Werkgelegenheid. In dit kader is het CPZ ook lid van de IASP Taskforce ‘Suicide and the workplace’.
Het Centrum ter Preventie van Zelfdoding werd in het kader van het preventiedecreet door de Vlaamse overheid erkend als organisatie met terreinwerking suïcidepreventie door laagdrempelige telezorg, en dit van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2016.
Het werkingsbied van dit samenwerkingsverband omvat derhalve het Vlaamse Gewest en Brussel-Hoofdstad. Het Centrum ter Preventie van Zelfdoding heeft een uni-communautaire werking, gezien haar erkenning als organisatie met terreinwerking.
Situering in het werkveld:
Zowel de Eenheid voor Zelfmoordonderzoek als het Centrum ter Preventie van Zelfdoding ontwikkelden de voorbije jaren een stevige positie op het veld van suïcidepreventie, niet alleen in Vlaanderen maar ook daar buiten. Niet alleen ontwikkelden beiden zeer specifieke expertise rond suïcidepreventie, ook gingen ze samenwerkingen aan met heel wat actoren op het veld. Beide organisaties worden vaak geconsulteerd en maken deel uit van heel wat overlegplatforms (zie hoger).
Zowel EZO als CPZ ontwikkelden de voorbije jaren met succes een aantal methodieken voor de preventie van zelfdoding.
Binnen VESP willen CPZ en EZO hun expertise verder ter beschikking stellen van alle andere actoren op het veld en de Vlaamse overheid en dit gevoed door de meest recente wetenschappelijke inzichten op het vlak van suïcidepreventie.
Overleg en samenwerking staan centraal binnen VESP. VESP vindt het dan ook van cruciaal belang dat er binnen de uitwerking van haar taken een samenwerking aangegaan wordt met de verschillende organisaties die reeds bepaalde expertise ontwikkelden, in het bijzonder de organisaties met terreinwerking suïcidepreventie, maar ook met die organisaties die zich specifiek richten op de bevordering van geestelijke gezondheid. Daarnaast wil VESP niet alleen een beroep doen op de bestaande expertise, het wil ook samen met de verschillende actoren nagaan waar hun behoefte aan ondersteuning zit en deze ondersteuning ook aanbieden.
Daarnaast wil VESP ook ten aanzien van de overheid een belangrijke partner worden, die niet alleen advies verleent rond de uitvoering van het Vlaams actieplan suïcidepreventie, maar die ook kort op de bal kan spelen bij vragen en noden die gesignaleerd worden vanuit de overheid.
Bijlagen
1. samenwerkingsovereenkomst EZO – CPZ (aparte PDF-file)
2. verklaringen van intentie tot samenwerking van belangrijkste actoren op het vlak van suïcidepreventie in Vlaanderen
getekende samenwerkingsovere
Intentieverklaring FDGG
Intentieverklaring VIGeZ.pdf
Intentieverklaring Zorg Suicidepogers.p
Intentieverklaring VVGG.jpg
Intentieverklaring Zorgnet
Intentieverklaring Werkgroep Xxxxxx.xx
engagementsverklari ng Logo's.pdf
Deel 3: kopie van meest recente statuten
Op de volgende pagina’s zijn terug te vinden:
- De statuten van de UGent zijn vervat in het Bijzonder Decreet van 26 juni 1991, zoals gecoördineerd na de laatste wijziging van 13 juli 2012;
- De statuten van vzw Centrum ter Preventie van Zelfdoding, goedgekeurd door de Algemene vergadering van 24 februari 2012.
Decreet datum laatste wijziging: 02/01/2013
inhoudstafel
Bijzonder decreet betreffende de Universiteit Gent en het Universitair Centrum Antwerpen.
goedkeuringsdatum : 26 JUNI 1991 (voetnoot 2)
publicatiedatum : B.S.29/06/1991
COORDINATIE
Bijz. decr. 14-5-1996 - B.S. 28-6-1996
Bijz. decr. 15-7-1997 - B.S. 12-9-1997
Bijz. decr. 18-5-2001 - B.S. 5-7-2001
Bijz. decr. 4-4-2003 - B.S. 16-7-2003
Bijz. decr. 4-4-2003 - B.S. 16-7-2003
Bijz. decr. 19-3-2004 - B.S. 30-4-2004
Bijz. decr. 13-7-2012 - B.S. 17-8-2012
De Vlaamse Raad heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt :
Artikel 1.
Dit bijzonder decreet regelt een aangelegenheid zoals bedoeld bij artikel 59bis van de Grondwet.
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen Art. 2.
Bij de Vlaamse Regering worden onder de benamingen "Universiteit Gent" en "Universitair Centrum Antwerpen" twee openbare instellingen met rechtspersoonlijkheid opgericht, waarvan het statuut bij of krachtens dit decreet wordt bepaald.
De Universiteit Gent, verder genoemd de universiteit, heeft haar bestuurszetel in het administratief arrondissement Gent. Het Universitair Centrum Antwerpen, verder genoemd het universitair centrum, heeft zijn bestuurszetel in het administratief arrondissement Antwerpen.
Art. 3.
De inrichtende macht van het academisch onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap wordt overgedragen aan de universiteit en het universitair centrum, die als dusdanig de bevoegdheden bezitten die rechtstreeks of onrechtstreeks noodzakelijk of nuttig zijn voor de uitoefening ervan.
HOOFDSTUK II. - De bestuursorganen van de universitair centrum Afdeling 1. - Algemene bepaling
Art. 4.
[De bestuursorganen van de Universiteit Gent zijn : de rector, de vice-rector, het bestuurscollege, de raad van bestuur, de faculteitsraden en de raden van de met de faculteiten gelijkgestelde organen.
De bestuursorganen van het Universitair Centrum Antwerpen zijn : de rector, het bestuurscollege, de raad van bestuur, de faculteitsraden en de raden van de met de faculteiten gelijkgestelde organen.
In de volgende artikelen moet "vice-rector" gelezen worden als "vice-rector van de Universiteit Gent".]
Bijz. decr.14-5-1996
[Art. 4bis.
De raad van bestuur legt in het organiek reglement of het bestuursreglement de fundamentele regelen betreffende de organisatie van de aanwijzingen en verkiezingen vast. Deze fundamentele regelen voorzien in afdoende waarborgen opdat beide geslachten in de schoot van de raad van bestuur, de verschillende bestuursorganen van de universiteit die uitvoerbare beslissingen kunnen nemen, in de verschillende adviesraden waarin het organiek reglement voorziet en in selectiecommissies gelijkwaardig zijn vertegenwoordigd. Ten minste geldt dat ten hoogste twee derde van de leden van de raad van bestuur en van de hiervoor genoemde bestuursorganen, raden en commissies bestaat uit personen van hetzelfde geslacht.]
Bijz. decr. 13-7-2012
Afdeling 2. - De rector en de vice-rector Art. 5.
[De rector en de vicerector worden voor een termijn van vier jaar benoemd door de zetelende raad van bestuur. Deze benoemingen gebeuren op voordracht van het daartoe overeenkomstig het tweede lid samengestelde kiescollege, dat beraadslaagt over de ingediende kandidaturen en dat bij geheime stemming voor elke functie twee kandidaten voordraagt en daarbij rekening houdt met de voorschriften inzake evenredige vertegenwoordiging van de beide geslachten.]
Dit kiescollege bestaat uit de leden van de samengevoegde faculteitsraden en van de raden van de daarmee gelijkgestelde organen van de universiteit of het
universitair centrum.
De raad van bestuur legt de verkiezingsprocedure vast.
De kandidaten dienen [ten minste hoogleraar] te zijn aan de universiteit of het universitair centrum en mogen de leeftijdsgrens voor opruststelling niet bereiken tijdens de duur van hun mandaat.
Bijz. decr. 13-7-2012
Art. 6.
De mandaten van rector en vice-rector kunnen tweemaal hernieuwd worden.
Art. 7.
De rector heeft de algemene leiding over de universiteit of het universitair centrum. Hij is voorzitter van het bestuurscollege en de raad van bestuur en vertegenwoordigt de universiteit of het universitair centrum in en buiten rechte.
Art. 8.
De vice-rector staat de rector bij en vervangt hem bij verhindering of afwezigheid. Daarenboven kan het bestuurscollege hem, onverminderd het bepaalde in artikel 14, met bijzondere opdrachten belasten.
Afdeling 3. - Het bestuurscollege Art. 9.
Het bestuurscollege bestaat uit :
1° de rector, voorzitter;
2° de vice-rector, ondervoorzitter;
3° twee leden behorende tot de groep van het zelfstandig academisch personeel bedoeld bij artikel 16, 3° ;
4° telkens één lid behorende tot de groepen bedoeld bij artikel 16, 4° , 5° , 6° en 7° .
De beheerder of de beheerders wonen de vergaderingen van het bestuurscollege met raadgevende stem bij.
Art. 10.
De in artikel 9, 3° en 4° bedoelde leden van het bestuurscollege en hun plaatsvervangers worden verkozen door de raad van bestuur onder de leden welke die groepen in de raad van bestuur vertegenwoordigen.
De raad van bestuur legt bij reglement de verkiezingsprocedure vast van de in het eerste lid bedoelde leden en hun plaatsvervangers.
Art. 11.
Het mandaat van de leden van de bestuurscollege duurt vier jaar en is hernieuwbaar. Het mandaat van de studenten duurt echter twee jaar en is éénmaal hernieuwbaar. [Het mandaat van de vertegenwoordiger van het assisterend academisch personeel duurt eveneens twee jaar en is hernieuwbaar]
Bijz. decr.14-5-1996
Het in het eerste lid bepaalde is niet van toepassing op de rector, de vice-rector, de beheerder of de beheerders.
Art. 12.
Het bestuurscollege is bevoegd voor alle zaken van de universiteit of het universitair centrum die bij of krachtens dit decreet niet aan de raad van bestuur zijn opgedragen. In het bijzonder is het bestuurscollege belast met :
1° het voorbereiden, bekendmaken en uitvoeren van de besluiten van de raad van bestuur;
2° het beschikken over de financiën en de roerende en onroerende goederen van de universiteit of het universitair centrum binnen de perken van de begrotingskredieten en het door de raad van bestuur opgestelde beleids- of financieringsplan;
3° het sluiten van overeenkomsten en het verrichten van andere rechtsomstandigheden;
4° het handhaven van de academische orde, en het desgevallend nemen van tuchtmaatregelen overeenkomstig het vigerend tuchtreglement;
5° het vaststellen van vacatures en de beslissing tot de vacantverklaring van openstaande ambten;
6° de benoeming van het assisterend academisch personeel en het administratief en technisch personeel tot niveau twee;
7° het opstellen van zijn reglement van orde;
[8° wat het Universitair Centrum Antwerpen betreft, het treffen van een regeling van de vervanging van de rector voor het geval dat hij verhinderd of afwezig is.]
Bijz. decr. 14-5-1996
Art. 13.
De beslissingen van het bestuurscollege worden genomen met een gewone meerderheid van de uitgebrachte stemmen. Onthoudingen, ongeldige en blanco stemmen worden geacht niet te zijn uitgebracht. Bij staking van stemmen beslist de rector.
[Beslissingen over de toetreding tot en de bevoegdheidsoverdracht aan een associatie worden genomen bij bijzondere meerderheid van twee derde van de
geldig uitgebrachte stemmen.] Bijz. decr. 4-4-2003
Art. 14.
Het bestuurscollege kan bepaalde van zijn bevoegdheden overdragen aan de rector, vice-rector, de beheerder of de beheerders. Omtrent de uitoefening van deze bevoegdheden wordt aan het bestuurscollege verslag uitgebracht.
Art. 15.
Het bestuurscollege is verantwoording verschuldigd aan de raad van bestuur.
Het bestuurcollege verschaft de raad van bestuur informatie over de beslissingen die het heeft genomen. Het verstrekt de raad op zijn verzoek alle inlichtingen over zijn handelingen die het heeft verricht.
In het in artikel 21, 2° vermelde bestuursreglement worden omtrent de in dit artikel bedoelde aangelegenheden nadere regelen opgenomen.
Afdeling 4. - De raad van bestuur Art. 16.
De raad van bestuur bestaat uit :
1° de rector, voorzitter;
2° de vice-rector, ondervoorzitter;
3° twaalf vertegenwoordigers van het zelfstandig academisch personeel, verkozen door en onder de leden van dit personeel van de universiteit of het universitair centrum. De kandidaten dienen op het ogenblik van hun verkiezing ten minste twee jaar een voltijdse opdracht in die universiteit of in dat universitair centrum vervuld te hebben;
4° [drie vertegenwoordigers] van het assisterend academisch personeel verkozen
door en onder de leden van dit personeel van de universiteit of het universitair centrum. De kandidaten dienen op het ogenblik van hun verkiezing ten minste twee jaar een voltijdse opdracht in die universiteit of in dat universitair centrum vervuld te hebben;
Bijz. decr.14-5-1996
5° drie vertegenwoordigers van het administratief en technisch personeel verkozen door en onder de leden van dit personeel van de universiteit of het universitair centrum. De kandidaten dienen op het ogenblik van hun verkiezing ten minste twee jaar een voltijdse beroepsactiviteit in die universiteit of in dat universitair centrum vervuld te hebben;
6° vier vertegenwoordigers door de studenten van die universiteit of dit universitair centrum verkozen [drie studenten aangeduid met inachtname
van artikel 11.61 van het decreet van 19 maart 2004 betreffende de rechtspositieregeling van de student, de participatie in het hoger onderwijs, de integratie van bepaalde afdelingen van het hoger onderwijs voor sociale promotie in de hogescholen en de begeleiding van de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen, zoals de tekst ervan is vastgesteld bij het decreet van 19 maart 2004];
Bijz. decr.19-3-2004
7° [tien vertegenwoordigers van openbare instanties, politieke, sociaal- economische en culturele milieus, verkozen door de leden van de raad van bestuur bedoeld in 1° tot 6°, rekening houdende met het profiel van de universiteit.]
Bijz. decr.18-5-2001
De leden van het zelfstandig academisch personeel bedoeld onder 3° van het vorige lid worden verkozen met inachtneming van de evenredige vertegenwoordiging van de faculteiten.
[Bij de uitoefening van de bevoegdheden van de afgevaardigden van de studenten wordt rekening gehouden met de bepalingen van artikel 11.51, § 2, eerste lid, 1°, juncto 11.93, § 2, van het decreet van 19 maart 2004
betreffende de rechtspositieregeling van de student, de participatie in het hoger onderwijs, de integratie van bepaalde afdelingen van het hoger onderwijs voor sociale promotie in de hogescholen en de begeleiding van de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen, zoals de tekst ervan is vastgesteld bij het decreet van 19 maart 2004.]
Bijz. decr.19-3-2004
De beheerder of de beheerders wonen de vergadering van de raad van bestuur met raadgevende stem bij.
[Voor de toepassing van dit artikel worden de mandaathouders van het Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek met een aanstelling van onbepaalde duur ingedeeld bij de categorie van het zelfstandig academisch personeel. Voor de toepassing van dit artikel worden verder de mandaathouders van het Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek met tijdelijke aanstelling en de houders van een specialisatiebeurs voor het Vlaams Instituut voor de bevordering van het Wetenschappelijk-Technologisch Onderzoek in de Industrie ingedeeld bij de categorie van het assisterend academisch personeel. De raad van bestuur kan voor de toepassing van dit artikel andere categorieën van wetenschappelijke medewerkers indelen in de categorie van het assisterend academisch personeel onder door de raad van bestuur vastgelegde voorwaarden.]
Bijz. decr.14-5-1996
Art. 17.
De raad van bestuur van het universitair centrum bestaat bovendien uit de voorzitter en de rector van de Universitaire Instelling Antwerpen en de rector en de voorzitter van de algemene vergadering van de Universitaire Faculteiten Sint- Xxxxxxxx te Antwerpen. Deze leden hebben raadgevende stem.
Art. 18.
[De raad van bestuur stelt het reglement vast van de verkiezing van de leden van de raad van bestuur, bedoeld in artikel 16, 3° , 4° , 5°, [[6° en 7°]] .] (voetnoot
Bijz. decr. 14-5-1996; [[ ]] Bijz. decr.18-5-2001
Art. 19.
Voor elk van de leden van de raad van bestuur, bedoeld in artikel 16, 3° , 4° , 5°
, 6° en 7° wordt terzelfder tijd een opvolger verkozen. Ingeval het mandaat van een lid voortijdig beëindigd wordt of een lid niet langer de hoedanigheid bezit op basis waarvan het mandaat is verleend, voltooit de opvolger het mandaat van de voorganger.
Art. 20.
Het mandaat van de leden van de raad van bestuur duurt vier jaar en is hernieuwbaar. Het mandaat van de vertegenwoordigers van de studenten duurt echter twee jaar en is éénmaal hernieuwbaar. [Het mandaat van de vertegenwoordigers van het assisterend academisch personeel duurt eveneens twee jaar en is hernieuwbaar.]
Bijz. decr.14-5-1996
Het in het eerste lid bepaalde is niet van toepassing op de rector, de vice-rector, de beheerder of de beheerders.
Art. 21.
De raad van bestuur is bevoegd voor :
1° het bepalen van het reglement van de verkiezing van de faculteitsraden en van de decanen;
2° het bepalen van het bestuursreglement, het examenreglement en het tuchtreglement;
3° het vastleggen van de algemene richtlijnen voor de organisatie en coördinatie van het academisch onderwijs, het wetenschappelijk onderzoek en de wetenschappelijke dienstverlening van de universiteit of het universitair centrum;
4° het vastleggen en gebeurlijk aanpassen van het vijfjaarlijks investerings- en financieringsplan;
5° het jaarlijks vastleggen en goedkeuren van de begroting, de jaarrekening en het jaarverslag van de universiteit of het universitair centrum;
6° het bepalen van de personeelsformatie;
7° de benoeming van de leden van het zelfstandig academisch personeel en het administratief personeel van niveau één;
8° het opstellen van zijn reglement van orde;
9° alle andere bij dit of andere decreten toegekende bevoegdheden.
Art. 22.
De beslissingen van de raad van bestuur worden genomen bij gewone meerderheid van de uitgebrachte stemmen. Onthoudingen, ongeldige en blanco stemmen worden geacht niet te zijn uitgebracht. Bij staking van stemmen beslist de rector.
Art. 23.
De raad van bestuur kan slechts geldig vergaderen indien ten minste de helft van de in artikel 16, eerste lid, bedoelde leden aanwezig is.
Indien na een eerste samenroeping van een vergadering van de raad van bestuur het in het eerste lid bedoelde quorum niet wordt bereikt, kan de raad van bestuur ten vroegste één en ten laatste tien dagen later geldig vergaderen na een tweede samenroeping van een vergadering van die raad met dezelfde agenda, ongeacht het aantal aanwezige leden.
Afdeling 5. - De faculteiten en andere bestuursorganen Art. 24.
Met inachtneming van de door de raad van bestuur bepaalde richtlijnen geschiedt de organisatie en de coördinatie van de onderwijsverstrekking en van de wetenschapsbeoefening in de onderscheiden vakgebieden in hoofdorde op het niveau van de faculteit.
Onder faculteit wordt tevens elk daarmee door de raad van bestuur gelijkgesteld orgaan verstaan.
Art. 25.
De raad van bestuur bepaalt welke faculteiten de universiteit of het universitair centrum omvat.
Art. 26.
De faculteit wordt bestuurd door de faculteitsraad. Deze wordt voorgezeten door de decaan.
Art. 27.
De raad van bestuur bepaalt in het bestuursreglement :
1° de bevoegdheid en de werking van de faculteitsraad;
2° [de samenstelling en het aantal leden van de faculteitsraad, met dien verstande dat ten minste twee derde van deze leden moet behoren tot het zelfstandig academisch personeel, bedoeld in artikel 16, 3° , en dat de geledingen
in artikel 16, 4° , 5° en 6° , erin vertegenwoordigd moeten zijn]; Bijz. decr.14-5-1996
3° de duur van het mandaat van de leden van de faculteitsraden.
Art. 28.
De faculteitsraad kan bepaalde van zijn bevoegdheden delegeren aan de decaan of aan sommige van zijn leden ten individuele titel of gezamenlijk.
Art. 29.
De decaan van de faculteit wordt door de faculteitsraad verkozen voor een hernieuwbare termijn van twee jaar onder de gewoon hoogleraren en voltijdse hoogleraren van de faculteit. Indien hij op het ogenblik van zijn verkiezing geen zitting heeft in de faculteitsraad, wordt hij lid van deze faculteitsraad met stemrecht.
Art. 30.
De raad van bestuur richt de departementen, vakgroepen, facultaire en interfacultaire centra, scholen, instituten en alle andere organen op die hij noodzakelijk acht voor het vervullen van de universitaire zending. Hij bepaalt de benaming, de samenstelling, de bevoegdheden en de werking van deze organen.
Afdeling 6. - De beheerder, de beheerders, de opdrachthouders en de secretaris van de raad van bestuur
Art. 31.
[In de personeelsformatie van de universiteit worden er twee betrekkingen van beheerder ingeschreven. Zij worden ingeschaald in de salarisschaal van gewoon hoogleraar.]
Bijz. decr.15-7-1997
Art. 32.
[In de personeelsformatie van het universitair centrum wordt er een betrekking van beheerder ingeschreven. Hij wordt ingeschaald in de salarisschaal van gewoon hoogleraar.]
Bijz. decr.15-7-1997
[Art. 32bis.
De salarisschalen 16S en 16/1 waarin de beheerders waren of zijn ingeschaald van 1 september 1991 tot 1 januari 1997 volgen de algemene evolutie van de salarisschalen vastgesteld bij of krachtens hoofdstuk IV van het decreet van 12 juni 1991 betreffende de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap.]
Bijz. decr.15-7-1997
Art. 33.
De betrekkingen van beheerder worden begeven door de raad van bestuur na een openbare oproep, in het Belgisch Staatsblad, tot de kandidaten die houder zijn van een diploma van de tweede cyclus van een academische opleiding.
De aanduiding van de beheerders geschiedt bij geheime stemming en met een gewone meerderheid van stemmen, onthoudingen niet inbegrepen, op de gezamenlijke voordracht van de rector en de vice-rector.
De verkiezingen moeten plaatsvinden uiterlijk binnen de zestig dagen volgend op de dag waarop de betrekking vacant is geworden. Na het verstrijken van deze termijn duidt de Vlaamse Regering ambtshalve de beheerder of de beheerders aan.
Art. 34.
De rechten en plichten van de beheerder worden opgenomen in een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur met de raad van bestuur. Deze overeenkomst wordt aan de Vlaamse Regering voor medeondertekening voorgelegd.
Art. 35.
De voor het personeel van de Vlaamse Gemeenschap geldende regels inzake geldelijke anciënniteit zijn van toepassing op de beheerders. De bezoldiging van de beheerders valt ten laste van de aan de universiteit of aan het universitair centrum door de Vlaamse Gemeenschap toegekende werkingsuitgaven.
De diensten die door de betrokken personeelsleden vooraf werden gepresteerd bij een ministerie, dienst of instelling van de nationale overheid of van een Gemeenschap of Gewest worden in aanmerking genomen voor het vaststellen van de geldelijke anciënniteit.
Art. 36.
Indien een beheerder tot het voltijds personeel van de universiteit of het universitair centrum behoort, of een vastbenoemd ambtenaar is van het ministerie of een instelling van de Vlaamse Gemeenschap, is hij voor de duur van zijn mandaat met verlof. Dit verlof wordt niet bezoldigd. De betrokken periode wordt voor het overige gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.
Art. 37.
In de personeelsformatie van de universiteit Gent worden in de rang 15, drie betrekkingen van opdrachthouder ingeschreven, waaraan de weddeschaal 15/1 wordt verbonden.
De betrekkingen van opdrachthouder worden begeven door de raad van bestuur na een openbare oproep, in het Belgisch Staatsblad, tot de kandidaten die houder zijn van een diploma van de tweede cyclus van een academische opleiding.
De aanduiding van de opdrachthouders geschiedt bij geheime stemming en met een gewone meerderheid van stemmen, onthoudingen niet inbegrepen, op de
gezamenlijke voordracht van de rector en de vice-rector.
De verkiezingen moeten plaatsvinden uiterlijk binnen de zestig dagen volgend op de dag waarop de betrekking vacant is geworden.
De rechten en plichten van de opdrachthouder worden opgenomen in een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur met de raad van bestuur.
De artikelen 35 en 36 zijn van overeenkomstige toepassing.
Art. 38.
In de universiteit vormen de beheerders en de opdrachthouders een directiecollege dat onder de leiding van de rector en de vice-rector belast is met het dagelijks beheer van de universiteit op administratief, technisch en financieel vlak en de werking van de administratieve diensten cordineert. De raad van bestuur bepaalt de eigen bevoegdheden van de beheerders en opdrachthouders.
Art. 39.
In het universitair centrum is de beheerder onder leiding van de rector belast met de uitvoering van het dagelijks beheer van het universitair centrum op administratief, technisch en financieel vlak en coördineert hij de werking van de administratieve diensten.
Art. 40.
De raad van bestuur wijst onder de leden van het administratief personeel met ten minste de rang van adviseur een secretaris aan.
De raad van bestuur regelt de taak van de secretaris. Deze oefent dezelfde functies uit bij het bestuurscollege.
HOOFDSTUK III. - Het toezicht Art. 41.
De universiteit en het universitair centrum staan onder het toezicht van de Vlaamse Regering. Dit toezicht wordt uitgeoefend door een commissaris van de Vlaamse Regering overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk IX van het decreet van 12 juni 1991 betreffende de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap.
Art. 42.
In geval het vooropgestelde begrotingsevenwicht niet wordt bereikt kan de Vlaamse Regering na toepassing van de artikelen 157 en 160 van het decreet van 12 juni 1991 betreffende de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap en na advies van haar commissaris en de afgevaardigde van financiën in de universiteit of het universitair centrum te hebben ingewonnen, in de plaats treden van de bevoegde bestuursorganen en de passende maatregelen treffen teneinde het financieel evenwicht van de universiteit of het universitair centrum te herstellen.
HOOFDSTUK IV. - Overgangs- en slotbepalingen Art. 43.
Alle roerende en onroerende goederen die door de Vlaamse Gemeenschap ter beschikking zijn gesteld van de Rijksuniversiteit te Gent en het Rijksuniversitair Centrum te Antwerpen, worden om niet en zonder kosten van welke aard ook overgedragen aan respectievelijk de universiteit en het universitair centrum in de staat waarin ze zich bevinden, bij akte verleden in toepassing van artikel 9 van de wet van 27 mei 1870 aangaande de vereenvoudiging van de administratieve formaliteiten inzake de onteigening ten algemene nutte.
Art. 44.
In afwijking van artikel 43 blijven de hierna vermelde onroerende goederen, die gebruikt door of bestemd zijn voor de faculteit diergeneeskunde van de universiteit, eigendom van de Vlaamse Gemeenschap :
1° F.I. 72.00 Salisburylaan - Bergwijk te Merelbeke, Sectie A - Kad. nrs. 733y2, 770k, 777c, 779c, 770e, 781g, 781d, 789c, 787k, 787f, 787g, 784c, 783k, 782b,
737f, 768c, 768d, 767a, 748a, 764a, 749h, 750a.
2° F.I. 35.00 Xxxxxxxxxxx, Xxxxxx X - Xxx. xx. 0000X.
De Vlaamse Gemeenschap staat in voor de voltooiing van het gebouwencomplex bedoeld in het eerste lid, 1° binnen een termijn van drie jaar na het van kracht worden van dit decreet. Na voltooiing wordt het ter beschikking gesteld van de universiteit volgens de regels bepaald door de Vlaamse Regering. Kosten xxx xxxxxxxxxxx, instandhouding, onderhoud, exploitatie, zo mede alle andere algemene kosten, zijn ten last van de universiteit.
Art. 45.
De universiteit en het universitair centrum treden in de rechten en verplichtingen van de Vlaamse Gemeenschap die vroeger in haar hoofde krachtens de activiteiten van de Rijksuniversiteit te Gent en het Rijksuniversitair Centrum te Antwerpen zijn ontstaan. In deze overdracht zijn begrepen alle rechten en verplichtingen verbonden aan hangende en toekomstige procedures.
Art. 46.
Het statutair personeel van de Rijksuniversiteit te Gent en het Rijksuniversitair Centrum te Antwerpen gaat over naar respectievelijk de nieuwe rechtspersoon van de universiteit en het universitair centrum met behoud van al zijn rechten en verplichtingen.
Art. 47.
De activa en passiva alsmede de rechten en verplichtingen van het vermogen van de Rijksuniversiteit te Gent en het Rijksuniversitair Centrum te Antwerpen worden om niet en zonder kosten van welke aard ook overgedragen aan respectievelijk de universiteit en het universitair centrum. De overdracht van de goederen geschiedt in de staat waarin die zich bevinden en, wat de onroerende goederen betreft, bij akte verleden overeenkomstig artikel 9 van de wet van 27 mei 1870 houdende vereenvoudiging van de administratieve formaliteiten inzake
onteigening ten algemene nutte. In deze overdracht zijn ook begrepen alle rechten en verplichtingen wat het door dit vermogen tewerkgesteld personeel en de hangende en toekomstige procedures betreft.
Art. 48.
De rector, de vice-rector, het bestuurscollege en de raad van bestuur van de universiteit en het universitair centrum oefenen hun nieuwe bevoegdheden uit overeenkomstig dit decreet vanaf de inwerkingtreding ervan.
De bij de inwerkingtreding van dit decreet in dienst zijnde rectoren en de vice- rectoren beëindigen hun mandaat.
Het mandaat van de administrateur van de Rijksuniversiteit te Gent en van het Rijksuniversitair Centrum te Antwerpen eindigt bij het aflopen van hun huidig mandaat.
De Raad van bestuur bepaalt de bevoegdheden van de administrateur.
[Art. 48bis.
Voor de periode van 29 juni 1991 tot 1 oktober 1991 is de raad van bestuur bevoegd voor het nemen van beslissingen inzake de benoeming van leden van het onderwijzend, wetenschappelijk of administratief en technisch personeel met inachtneming van de wettelijke en reglementaire voorschriften die dienaangaande golden vóór 29 juni 1991. De raad van bestuur is eveneens bevoegd om na 1 oktober 1991 de, vóór die datum gestarte, benoemingsprocedures af te ronden en dit uiterlijk tot 1 oktober 1992.]
Bijz. decr.14-5-1996
Art. 49.
In afwijking van de artikelen 33 en 34, worden voor de eerste aanduiding van de beheerders de overeenkomsten aan de Vlaamse Regering voorgelegd tegen uiterlijk 1 augustus 1991. Na het verstrijken van deze termijn duidt de Vlaamse Regering de beheerder of de beheerders aan waarmee de raad van bestuur een overeenkomst afsluit.
In afwijking van artikel 37 wordt de eerste aanduiding van de opdrachthouders door de raad van bestuur gedaan tegen uiterlijk 1 augustus 1991.
Art. 50.
Behoudens de vertegenwoordigers van de studenten, worden alle leden van het vast bureau en van de raad van beheer van de Rijksuniversiteit te Gent en van het Rijksuniversitair Centrum te Antwerpen die in functie zijn in het academiejaar 1990-1991, in hun mandaat verlengd tot 30 september 1992. In de raad van bestuur en het bestuurscollege van de universiteit en het universitair centrum vertegenwoordigen zij de in artikel 16 vermelde personeelsgeledingen.
De vertegenwoordigers van de studenten die in de loop van de maand mei van het jaar 1991 tot lid van het vast bureau en van de raad van beheer van de Rijksuniversiteit te Gent of het Rijksuniversitair Centrum te Antwerpen zijn verkozen, zetelen vanaf de datum van de inwerkingtreding van dit decreet in de
raad van bestuur en het bestuurscollege. Hun mandaat vervalt eveneens op 1 oktober 1992.
Art. 51.
Alle maatregelen in uitvoering van artikel 64 van de wet van 28 april 1953 betreffende de inrichting van het universitair onderwijs door de Staat geldig vóór het van kracht worden van dit bijzonder decreet, blijven bestaan tot 1 januari 1993 behoudens indien zij voordien door het bestuurscollege of de raad van bestuur, ieder binnen zijn bevoegdheid, door andersluidende bepalingen zijn vervangen.
Art. 52.
De krachtens artikel 181 van het decreet van 12 juni 1991 betreffende de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap niet bij het zelfstandig academisch personeel gerangschikte leden van het vast wetenschappelijk personeel, worden voor de toepassing van de afdelingen 3 en 4 van hoofdstuk II van dit decreet, geacht tot het zelfstandig academisch personeel te behoren.
Art. 53.
In de mate dat ze betrekking hebben op de Rijksuniversiteit te Gent en het Rijksuniversitair Centrum te Antwerpen worden opgeheven :
1° de wet van 5 juli 1920 tot toekenning van rechtspersoonlijkheid aan de Staatsuniversiteiten te Gent en te Luik, ...
2° het koninklijk besluit van 10 januari 1921 betreffende de toepassing der wet van 5 juli 1920 die rechtspersoonlijkheid verleent aan de universiteiten Gent en Luik, ...
3° de wet van 28 april 1953 betreffende de inrichting van het universitair onderwjs door de Staat, zoals tot op heden gewijzigd, met uitzondering van de artikelen 51bis, laatste lid en van artikel 55ter;
4° het koninklijk besluit van 21 mei 1965 tot uitbreiding tot de Rijkuniversitaire Centra van diverse bepalingen die betrekking hebben op de rijksuniversiteiten;
5° het koninklijk besluit van 14 september 1971 tot vaststelling van de procedure tot aanwijzing van de leden van de raad van beheer van de rijksuniversiteiten en het rijksuniversitair centrum, ...
6° het koninklijk besluit van 14 december 1973 tot vaststelling van de samenstelling en werking van de faculteitsraden van het Rijksuniversitair Centrum;
7° het koninklijk besluit van 14 januari 1974 tot vaststelling van de samenstelling en de werking van de raden van de faculteiten, scholen, instituten en interfacultaire centra van de Rijksuniversiteit te Gent.
Art. 54.
De Vlaamse Regering neemt de aanvullende maatregelen welke met betrekking tot de universiteit en het universitair centrum kunnen nodig zijn om de overgang
van het vroegere naar het nieuwe stelsel te regelen.
Art. 55.
Dit decreet treedt in werking op de datum van de publikatie ervan in het Belgisch Staatsblad.
- (2): De bepalingen worden in de mate dat ze betrekking hebben op het Universitair Centrum Antwerpen, opgeheven. ( Bijz. decreet 4-4-2003; Art. 3)
- (1): De leden van de raad van bestuur die bij de inwerkingtreding van dit bijzonder decreet verkozen waren blijven fungeren tot het einde van hun mandaat, uitgezonderd de vertegenwoordigers bedoeld in het vroegere artikel 16, eerste lid, 7° ( "zes vertegenwoordigers paritair verdeeld tussen de werkgevers en de werknemers aangeduid door de Sociaal Economische Raad van Vlaanderen en vier vertegenwoordigers aangeduid door de Vlaamse Raad." ). Deze laatste vertegenwoordigers worden binnen de maand na de inwerkingtreding van het bijzonder decreet dd.18-5-2001 vervangen overeenkomstig artikel 16, eerste lid, 7°, zoals gewijzigd bij het bijzonder decreet dd. 18-5-2001; Art. 4.
Centrum ter Preventie van Zelfdoding Vereniging zonder winstoogmerk Xxxxxxxxx Xxxxxxxxxxxx 00-00
0000 Xxxxxxx (Xxxxx)
Ondernemingsnummer (Brussel) 0419.335.552 Statuten van de vereniging zoals vastgesteld op 24 februari 2012
Titel I Naam - Zetel - Doel - Duur
Artikel 1: Naam van de vereniging
1.1. De vereniging draagt de naam "Centrum ter Preventie van Zelfdoding". De vereniging mag ook voor haar betrekkingen met derden de afkorting "CPZ" gebruiken.
Artikel 2: Zetel van de vereniging
2.1. De vereniging is gevestigd te 0000 Xxxxxxx (Jette), Xxxxxxxxx Xxxxxxxxxxxx 00-00. De vereniging ressorteert onder het gerechtelijk arrondissement Brussel
Artikel 3: Doel van de vereniging
3.1 De vereniging is een pluralistische vereniging en heeft tot doel:
3.1.1 suïcidaal gedrag voorkomen door de inzet van vrijwilligers;
3.1.2. de organisatie van een telefonisch opvangcentrum door vrijwilligers voor de opvang van personen met zelfmoordgedachten en hun omgeving;
3.1.3 de rekrutering, het onthaal, de opleiding en de vorming van de vrijwilligers;
3.1.4 het informeren over en het sensibiliseren voor zelfdoding en de preventie ervan;
3.1.5 de deskundigheidsbevordering van intermediairen;
3.1.6 het bijdragen aan onderzoek naar suïcidaal gedrag en de preventie ervan.
De directe hulp van vrijwilligers aan suïcidale personen maakt de kern uit van de vereniging. Zelfmoordpreventie is een onmogelijke taak als niet kan worden gesteund op de waardevolle bijdragen van vrijwilligers.
De vereniging tracht haar doelstellingen te bereiken door overleg en in samenwerking met de
overheid en relevante partners, waarbij complementariteit het uitgangspunt is.
3.2. De vereniging kan meer algemeen alle middelen aanwenden die tot de verwezenlijking van het doel rechtstreeks of onrechtstreeks bijdragen. De vereniging kan ter uitvoering van wat hierboven bepaald is, ondermeer alle eigendommen of zakelijke rechten verwerven, in huur nemen, verhuren, personeel aanwerven, rechtsgeldige overeenkomsten sluiten, fondsen inzamelen, kortom alle activiteiten uitoefenen of laten uitoefenen die haar doel rechtvaardigen. In het kader van het realiseren van haar doel, kan de vereniging zelfs daden van koophandel stellen.
Artikel 4: Duur van de vereniging
De vereniging is opgericht voor een onbepaalde duur.
Titel II Lidmaatschap
Artikel 5: Werkelijke en toegetreden leden
5.1. De vereniging bestaat uit werkelijke leden en toegetreden leden. Gezamenlijk worden zij de leden genoemd.
5.2. De vereniging telt tenminste drie werkelijke leden, doch er wordt geen maximum aantal leden vastgesteld. In het huishoudelijk reglement kunnen bepalingen worden opgenomen betreffende het minimum en maximum aantal toegetreden leden.
5.3. De volheid van het lidmaatschap, met inbegrip van het stemrecht op de algemene vergadering, komt uitsluitend toe aan de werkelijke leden en niet aan de toegetreden leden.
5.4. De toegetreden leden hebben enkel de rechten en verplichtingen hen toebedeeld door deze statuten, zoals, desgevallend, verder uitgewerkt in het huishoudelijk reglement. De statutaire bepalingen dienaangaande kunnen zonder consultatie of akkoord van de toegetreden leden worden gewijzigd.
Artikel 6: Voorwaarden voor lidmaatschap
6.1. Als werkelijk lid kan tot de vereniging toetreden, iedere natuurlijke of rechtspersoon die door de raad van bestuur als zodanig wordt aanvaard. De raad van bestuur neemt op een volledig soevereine wijze een beslissing.
6.2. Als toegetreden lid kunnen tot de vereniging toetreden, iedere natuurlijke of rechtspersoon die door de raad van bestuur als zodanig wordt aanvaard omwille van de band die deze persoon met de vereniging heeft. De toegetreden leden kunnen ook "sympathiserend " of "beschermend" lid worden genoemd. De raad van bestuur zal zich bij het nemen van haar beslissing houden aan de voorschriften, zoals die desgevallend zijn opgenomen in het huishoudelijk reglement. De raad van bestuur neemt op een volledig soevereine wijze een beslissing.
6.3. Verzoeken tot toetreding dienen uitsluitend schriftelijk aan de raad van bestuur te worden gericht, onder vermelding van naam, voornamen, en adres of indien het een rechtspersoon betreft naam, rechtsvorm en adres van de maatschappelijke zetel van de verzoeker en onder vermelding van de elementen waarom de verzoeker meent in aanmerking te komen als werkelijk lid of toegetreden lid. De raad van bestuur beslist omtrent de al dan niet toelating tot de vereniging uiterlijk twee maanden nadat het verzoek hem heeft bereikt en geeft hieromtrent schriftelijk bericht aan de verzoeker. Slechts indien hij de toetreding van een kandidaat-lid weigert, moet hij zijn motivering kenbaar maken aan de verzoeker. Tegen zijn beslissing staat enkel voor een kandidaat-lid beroep open bij de eerstvolgende algemene vergadering. Dit beroep moet worden ingediend bij de raad van bestuur binnen de maand na de kennisgeving van de weigering.
Artikel 7: Jaarlijks lidgeld
7.1. Het jaarlijks lidgeld voor werkelijke leden is vastgesteld op max. tien Euro. De algemene vergadering bepaalt binnen voormelde grens, jaarlijks en op voorstel van de raad van bestuur het lidgeld.
7.2. Het jaarlijks lidgeld voor de toegetreden leden wordt bepaald door de raad van bestuur.
Artikel 8: Verplichtingen van de leden
De werkelijke en toegetreden leden van de vereniging zijn verplicht:
a. de statuten het huishoudelijk reglement van de vereniging alsook de besluiten van haar organen na te leven;
b. de belangen van de vereniging of één van haar organen niet te schaden.
Artikel 9: Ontslag, uitsluiting en schorsing van een lid
9.1. Elk werkelijk of toegetreden lid kan ten allen tijde ontslag nemen uit de vereniging mits het opsturen van een aangetekend schrijven aan de raad van bestuur.
9.2. Een werkelijk lid kan slechts worden uitgesloten door de algemene vergadering met een meerderheid van twee derden van de stemmen.
9.3. In afwachting van de beslissing omtrent de uitsluiting van een werkelijk lid, kan de raad van bestuur het lidmaatschap schorsen van de persoon:
a. die de verplichtingen, opgelegd aan de leden in artikel 8, op ernstige wijze schendt;
b. die, ondanks schriftelijke aanmaning, in gebreke blijft zijn verplichtingen tegenover de vereniging na te komen.
De schorsing zal per aangetekende brief worden meegedeeld aan het betrokken werkelijk lid. Zij kan maximaal zes weken duren, binnen welke termijn de algemene vergadering moet bijeenkomen om over de uitsluiting te beslissen. Op deze bijeenkomst van de algemene vergadering behoudt het betrokken werkelijk lid al zijn lidmaatschapsrechten. Besluit de algemene vergadering niet tot uitsluiting over te gaan, dan vervalt van rechtswege de schorsing van het werkelijk lid en wordt deze geacht nooit te hebben plaatsgehad.
9.4. De raad van bestuur beslist soeverein over de uitsluiting of schorsing van een toegetreden lid, zonder zijn beslissing te moeten motiveren.
9.5. Het lidmaatschap van een werkelijk lid of een toegetreden lid eindigt automatisch door het overlijden van de natuurlijke persoon, of ingeval van een rechtspersoon, door haar ontbinding, fusie, splitsing of faillissement.
9.6. Ontslagnemende of uitgesloten werkelijke of toegetreden leden en hun rechtsopvolgers hebben geen deel in het vermogen van de vereniging en kunnen nooit teruggave of vergoeding vorderen van gestorte bijdragen of gedane inbrengen.
Titel III Raad van Bestuur
Artikel 10: Samenstelling van de raad van bestuur
De vereniging wordt bestuurd door een raad van bestuur bestaande uit minimum drie bestuurders, die lid zijn van de vereniging. De bestuurders handelen als een college. Zij worden benoemd door de algemene vergadering en zijn ten allen tijde door deze afzetbaar. Op verzoek van één werkelijk lid kan de stemming over de benoeming van de bestuurders bij geheime stemming gebeuren. Zij oefenen hun mandaat kosteloos uit, tenzij de algemene vergadering anders zou bepalen.
Artikel 11: Duur van het mandaat
De bestuurders worden benoemd voor een onbeperkte termijn. Zo door vrijwillig ontslag of afzetting, het aantal bestuurders is teruggevallen tot onder het wettelijk minimum, dan blijven de bestuurders in functie totdat in hun vervanging is voorzien. Het vrijwillig ontslag van een bestuurder moet schriftelijk ingediend worden bij de raad van bestuur.
Artikel 12: Organisatie van de raad van bestuur
12.1. De raad van bestuur kiest uit zijn leden een voorzitter, een secretaris.
12.2. De voorzitter of de secretaris roept de raad bijeen. Bij onbeschikbaarheid van de voorzitter en de secretaris wordt de vergadering bijeengeroepen door twee bestuurders of door de persoon belast met het dagelijks bestuur van de vereniging. De voorzitter zit de vergadering voor. In geval van zijn afwezigheid wordt hij vervangen door de secretaris.
12.3. De raad kan slechts geldig beslissen indien tenminste de helft van de bestuurders aanwezig of vertegenwoordigd is. Indien dit quorum niet is bereikt, kan een nieuwe raad worden bijeengeroepen met dezelfde agenda, die geldig zal beraadslagen en beslissen indien ten minste twee bestuurders aanwezig of vertegenwoordigd zijn. De beslissingen worden genomen bij gewone meerderheid van stemmen. Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter of van degene die hem vervangt, doorslaggevend.
12.4. Iedere bestuurder kan een schriftelijke wijze volmacht geven aan een andere bestuurder om hem op een vergadering van de raad van bestuur te vertegenwoordigen.
12.6. In uitzonderlijke gevallen, wanneer de dringende noodzakelijkheid en het belang van de vereniging zulks vereisen, kunnen de besluiten van de raad van bestuur worden genomen bij eenparig schriftelijk akkoord van de bestuurders. Dit schriftelijk akkoord kan worden meegedeeld per brief, per telegram, telefax of per e-mail. Deze procedure kan echter niet gevolgd worden voor de vaststelling van de jaarrekening.
12.7. Van elke vergadering van de raad van bestuur worden notulen opgemaakt, die worden ondertekend door de voorzitter en de secretaris en worden gebundeld in een daartoe bestemd register. De uittreksels die moeten worden overgelegd en al de andere akten, worden geldig ondertekend door de secretaris of een bestuurder.
Artikel 13: Vertegenwoordiging van de vereniging
13.1. De raad van bestuur leidt de zaken van de vereniging en vertegenwoordigt deze in en buiten rechte. Hij is bevoegd voor alle aangelegenheden, met uitzondering van deze die door de wet uitdrukkelijk aan de algemene vergadering zijn voorbehouden. De raad kan zelfs daden van beschikking stellen met inbegrip van, onder meer, het vervreemden, zelfs om niet, van roerende of onroerende goederen, het hypothekeren, het lenen en uitlenen, alle handels- en bankverrichtingen, het opheffen van hypotheken, …
13.2. Ten aanzien van derden is de vereniging steeds geldig verbonden door de gezamenlijke handtekening van twee bestuurders. Bestuurders die namens de raad van bestuur optreden, moeten ten aanzien van derden niet doen blijken van xxxx besluit of van enige machtiging.
13.3. De raad van bestuur kan voor bepaalde handelingen en taken, en voor daden van dagelijks bestuur, zijn bevoegdheid overdragen aan een dagelijks bestuur, aan één of meer bestuurders of zelfs aan een andere persoon, al dan niet lid van de vereniging. De duur waarvoor deze bevoegdheidsdelegatie plaatsgrijpt kan niet langer zijn dan één jaar en het mandaat kan ten alle tijde met onmiddellijk ingang worden ingetrokken door de raad van bestuur. Dit mandaat kan ook te allen tijde vrijwillig opgegeven worden door een schrijven gericht aan de raad van bestuur.
Het dagelijks bestuur wordt omschreven als de handelingen of verrichtingen die door het dagelijks leven van de vereniging worden vereist of die wegens hun gering belang als wegens de noodzakelijkheid van een snelle oplossing de tussenkomst van de raad van bestuur niet rechtvaardigen.
Wanneer meer dan één persoon met het dagelijks bestuur wordt belast, wordt de vereniging in al haar handelingen van het dagelijks bestuur rechtsgeldig vertegenwoordig door één persoon belast met het dagelijks bestuur, die geen bewijs van een voorafgaand besluit onder hen moet leveren en worden de besluiten genomen bij gewone meerderheid van stemmen, onthoudingen en ongeldige stemmen niet meegerekend, op voorwaarde dat minstens de helft van de dagelijkse bestuurders aanwezig zijn.
13.4. De bevoegdheid om de vereniging in en buiten rechte te vertegenwoordigen kan door de raad van bestuur bij eenvoudig besluit worden opgedragen aan één of meer personen, al dan niet bestuurder, die, desgevallend, gezamenlijk optreden. De bevoegdheid van de bovengenoemde perso(o)n(en) wordt precies afgebakend door de raad van bestuur, die eveneens de duur van het mandaat bepaalt. Het mandaat kan ten alle tijde met onmiddellijk ingang door de raad van bestuur worden ingetrokken. Een gemachtigde kan te allen tijde vrijwillig ontslag indienen door een schrijven gericht aan de raad van bestuur.
Titel IV Algemene vergadering
Artikel 14: Samenstelling van de algemene vergadering
14.1. De algemene vergadering is samengesteld uit alle werkelijke leden. Wanneer zij dit wensen, kunnen ook toegetreden leden aanwezig zijn, doch zij bezitten uitsluitend een raadgevend stemrecht. de algemene vergadering kan te allen tijde beslissen dat de toegetreden leden de vergadering moeten verlaten.
14.2. De algemene vergadering wordt voorgezeten door de voorzitter van de raad van bestuur of door de oudste aanwezige bestuurder.
14.3. Een werkelijk lid kan zich door een ander werkelijk lid laten vertegenwoordigen. Elk werkelijk lid kan evenwel slechts één ander werkelijk lid vertegenwoordigen.
14.4. Elk werkelijk lid beschikt over één stem op de algemene vergadering.
Artikel 15: Bevoegdheden van de algemene vergadering
De algemene vergadering is uitsluitend bevoegd voor:
a. het wijzigen van de statuten;
b. de benoeming en afzetting van de bestuurders;
c. de benoeming en de afzetting van de commissarissen en het bepalen van hun bezoldiging ingeval een bezoldiging wordt toegekend;
x. xx xxxxxxxx aan de bestuurders en de commissarissen;
e. het goedkeuren van de begrotingen en rekeningen;
f. het vrijwillig ontbinden van de vereniging;
g. het uitsluiten van een lid van de vereniging;
h. de omzetting van de vereniging in een vennootschap met een sociaal oogmerk;
i. alle gevallen waarin onderhavige statuten dat vereisen.
Artikel 16: Organisatie van de algemene vergadering
16.1. De algemene vergadering wordt door de raad van bestuur bijeengeroepen telkens als het doel of het belang van de vereniging zulks vereist en moet worden bijeengeroepen telkens wanneer een vijfde van de werkelijke leden er om vraagt. Zij moet ten minste éénmaal per jaar worden bijeengeroepen voor het goedkeuren van de jaarrekening van het afgelopen jaar en de begroting van het volgend jaar, op een door de raad van bestuur te bepalen plaats en datum, die voor 30 juni van dat jaar valt.
16.2. Alle werkelijke leden worden minstens acht dagen voor de algemene vergadering bij gewone brief uitgenodigd op de algemene vergadering. De oproeping tot de algemene vergadering kan desgevallend worden opgenomen in een nieuwsbrief of andere publicatie van de vereniging. De uitnodiging kan worden verstuurd per e-mail en wordt ondertekend door de voorzitter of de secretaris. Ze vermeldt dag, uur en plaats van de algemene vergadering.
16.3. De oproeping bevat de agenda, die wordt vastgelegd door de raad van bestuur. Elk onderwerp dat schriftelijk wordt voorgedragen door 1/20ste van de werkelijke leden, moet eveneens op de agenda worden vermeld. Dit onderwerp moet door het 1/20ste van de werkelijke leden ondertekend zijn en tenminste twee dagen voor de vergadering aan de raad van bestuur overhandigd zijn. Onderwerpen die niet op de agenda staan, kunnen slechts behandeld worden op voorwaarde dat minstens de helft van de werkelijke leden fysiek aanwezig is en alle fysiek aanwezige werkelijke leden hierme instemmen.
Artikel 17: Meerderheden en aanwezigheidsquorum
17.1. In gewone gevallen worden de besluiten genomen bij gewone meerderheid van stemmen van de aanwezige en/of vertegenwoordigde werkelijke leden, ongeacht het aantal aanwezige en/of vertegenwoordigde werkdelijke leden. Onthoudingen en ongeldige stemmen worden niet in de beoordeling meegerekend. Bij staking van de stemmen beslist de stem van de voorzitter of diegene die op dat ogenblik de vergadering voorzit.
17.2. Tot wijziging van de statuten kan slechts worden besloten indien die wijziging gedetailleerd op de agenda is vermeld en indien 2/3de van de werkelijke leden aanwezig of vertegenwoordigd is. Wordt dit getal niet bereikt dan kan een een tweede vergadering worden bijeengeroepen, zoals door deze statuten is bepaald, en waarop deze vergadering een geldig besluit zal kunnen nemen, ongeacht het aantal aanwezigen. Deze tweede vergadering mag niet binnen de 15 dagen volgend op de eerste vergadering worden gehouden. Voor elke statutenwijziging is bovendien een meerderheid van 2/3de der aanwezige of vertegenwoordigde stemmen vereist, ook op de tweede algemene vergadering. Tot wijziging van het doel van de vereniging kan slechts met een meerderheid van 4/5de van de stemmen worden besloten. Onthoudingen en ongeldige stemmen hebben de waarde van een tegenstem.
17.3. Bij vrijwillige ontbinding van de vereniging worden dezelfde regels als deze beschreven voor het wijzigen van het doel der vereniging vereist.
17.4. Een meerderheid van 2/3de der stemmen is vereist voor het uitsluiten van een lid. Onthoudingen en ongeldige stemmen hebben de waarde van een tegenstem.
Bij uitsluiting van een lid moet dit punt eveneens op de agenda voorkomen en moet het lid worden uitgenodigd om in zijn verdediging te kunnen voorzien.
Artikel 18: Notulen
Van elke vergadering worden notulen opgemaakt, die worden ondertekend door de secretaris of een bestuurder. Ze worden opgenomen in een bijzonder register. Uittreksels daarvan worden ondertekend door de secretaris of een bestuurder.
Titel V Inzagerecht van de werkelijke leden
Artikel 19: Inzagerecht van de werkelijke leden
Behoudens wanneer de vereniging één of meer commissarissen heeft, kunnen alle werkelijke leden op de zetel van de vereniging het register van de werkelijke leden raadplegen, alsmede alle notulen en beslissingen van de algemene vergadering, van de raad van bestuur en van de personen, welke al dan niet de hoedanigheid van bestuurder hebben, die bij de vereniging of voor rekening ervan een mandaat bekleden evenals alle boekhoudkundige stukken van de vereniging. Derden die een belang kunnen aantonen kunnen een aanvraag tot inzage van de notulen van de algemene vergadering schriftelijk indienen bij de raad van bestuur.
Artikel 20: Huishoudelijk reglement
De algemene vergadering beslist over het, door de raad van bestuur voorgestelde huishoudelijk reglement. Wijzigingen aan het huishoudelijk reglement kunnen worden opgesteld door de raad van bestuur, doch dienen ter bekrachtiging worden voorgelegd aan de
algemene vergadering. Bij dit huishoudelijk reglement mogen, zonder strijdig te zijn met de bindende voorschriften van de wet of van de statuten, alle maatregelen worden getroffen in verband met de toepassing van de statuten en de regeling van de maatschappelijke zaken in het algemeen, en kan aan de leden of hun rechtverkrijgenden alles worden opgelegd wat in het belang van de vereniging wordt geacht.
Titel VI Begrotingen – Rekeningen - Controle
Artikel 21: Jaarrekening – budget
21.1. Het boekjaar van de vereniging loopt van 1 januari tot 31 december.
21.2. De raad van bestuur bereidt de jaarrekening en begroting voor en legt ze ter goedkeuring voor aan de algemene vergadering. Na goedkeuring van de jaarrekening en begroting spreekt de algemene vergadering zich, bij afzonderlijke stemming, uit over de kwijting aan de bestuurders en, desgevallend, de commissaris(sen).
21.3. De raad van bestuur draagt er zorg voor dat de jaarrekening en de overige in de VZW- wet vermelde stukken worden neergelegd op de griffie van de rechtbank van koophandel, of indien de wet dit vereist, binnen de dertig dagen na goedkeuring van de jaarrekening bij de Nationale Bank van België.
Artikel 22: Commissaris(sen)
22.1. Indien de vereniging op grond van de op haar toepasselijke bepalingen daartoe verplicht is, zal de controle op de financiële toestand, op de jaarrekening en op de regelmatigheid vanuit het oogpunt van de VZW-wet en de statuten van de verrichtingen weer te geven in de jaarrekening, worden opgedragen aan één of meer commissarissen die worden benoemd door de algemene vergadering. De algemene vergadering bepaalt het aantal commissarissen en stelt hun bezoldiging vast. De commissarissen worden benoemd voor een hernieuwbare termijn van drie jaar.
22.2. De commissarissen hebben, gezamenlijk of afzonderlijk, een onbeperkt recht van controle over alle verrichtingen van de vereniging. Zij mogen ter plaatse inzage nemen van de boeken, de briefwisseling, de notulen en in het algemeen van alle geschriften van de vereniging.
Titel VII Ontbinding - Vereffening
Artikel 23: Ontbinding van de vereniging
23.1. Behoudens de gevallen van gerechtelijke ontbinding en van ontbinding van rechtswege, kan slechts de algemene vergadering tot ontbinding besluiten, op de wijze zoals bepaald in de VZW-wet.
23.2. In geval van vrijwillige ontbinding benoemt de algemene vergadering, of bij gebreke daarvan de rechtbank, een of meer vereffenaars. Zij bepaalt tevens hun bevoegdheid, alsmede de vereffeningsvoorwaarden.
Artikel 24: Bestemming van het vereffeningssaldo
In geval van ontbinding worden de activa, na aanzuivering van de schulden, overgedragen aan een vereniging dewelke een gelijkaardig doel nastreeft. De algemene vergadering die tot de ontbinding besluit, zal aanduiden aan welke vereniging het vereffeningsaldo wordt overgedragen.
Artikel 25: VZW-wet
Voor alles wat in deze statuten niet uitdrukkelijk is geregeld, is de VZW-wet of de wetgeving die deze wet zou vervangen na de oprichting van de vereniging, toepasselijk, de algemene wettelijke bepalingen, het huishoudelijk reglement en de gebruiken terzake.
Deel 4: voorstel van beleidsplan met bijbehorende meerjarenbegroting
4.1 Beleidsplan
4.1.1 Resultaatsgebied 1
4.1.2 Resultaatsgebied 2
4.1.3 Resultaatsgebied 3
4.1.4 Resultaatsgebied 4
4.1.5 Doelgroepenbeleid van de partnerorganisatie
4.1.6 Overzicht samenwerking
4.2 Meerjarenbegroting
4.1 Beleidsplan
Resultaatsgebied 1
RESULTAATSGEBIED 1: HET MET BETREKKING TOT DIT THEMA AANBIEDEN VAN INFORMATIE, DOCUMENTATIE EN ADVIES AAN DE VLAAMSE OVERHEID EN RELEVANTE ORGANISATIES.
1.1. Het aanbieden van informatie, documentatie en advies over de bevordering van geestelijke gezondheid en de preventie van zelfdoding
ACTIVITEIT 1.1.1. De organisatie van een duidelijk aanspreekpunt voor informatie, documentatie en advies over de bevordering van geestelijke gezondheid en de preventie van zelfdoding
ACTIVITEIT 1.1.2. Het aanbieden van informatie, documentatie en advies over de bevordering van geestelijke gezondheid en de preventie van zelfdoding zowel op vraag als op eigen initiatief van VESP
1.2. Het adviseren van andere ontwikkelaars van methodieken, gericht op de bevordering van geestelijke gezondheid en / of de preventie van zelfdoding
ACTIVITEIT 1.2.1. Het aanbieden van informatie en advies aan andere ontwikkelaars van methodieken, gericht op de bevordering van geestelijke gezondheid en/of de preventie van zelfdoding
1.3. Het op vraag van de Vlaamse overheid deelnemen aan werkgroepen en vergaderingen
ACTIVITEIT 1.3.1 De partnerorganisatie VESP neemt deel aan werkgroepen en vergaderingen
1.4. Het adviseren van de Vlaamse overheid over de registratie en evaluatie van en onderzoek naar suïcidaal gedrag in het algemeen, en over de continue aanpassing en verbetering van registratiesystemen en uitwisselingsplatforms in het bijzonder
ACTIVITEIT 1.4.1. XXXX geeft advies aan de Vlaamse overheid over de registratie en evaluatie van en onderzoek naar suïcidaal gedrag in het algemeen, en over de continue aanpassing en verbetering van registratiesystemen en uitwisselingsplatforms in het bijzonder
1.5. Het adviseren van de Vlaamse overheid over de concretisering van de randvoorwaarden, genoemd in het Vlaams actieplan suïcidepreventie
ACTIVITEIT 1.5.1 VESP geeft advies aan de Vlaamse overheid in verband met de concretisering van de randvoorwaarden genoemd in het Vlaams actieplan suïcidepreventie nl. vermaatschappelijking, locoregionale verankering en implementatie, wetenschappelijke onderbouw, duurzaamheid, innovatieve technologieën en facettenbeleid
1.1.Het aanbieden van informatie, documentatie en advies over de bevordering van geestelijke gezondheid en de preventie van zelfdoding
Activiteit 1.1.1
De organisatie van een duidelijk aanspreekpunt voor informatie, documentatie en advies over de bevordering van geestelijke gezondheid en de preventie van zelfdoding
Wat
Binnen VESP wordt een duidelijk aanspreekpunt gecreëerd waar alle doelgroepen terecht kunnen voor informatie, documentatie en advies rond geestelijke gezondheidsbevordering en de preventie van zelfdoding (organisaties op het veld, de media, de Logo’s, de doelgroepen, de Vlaamse bevolking). Alle informatie is wetenschappelijk onderbouwd, en gebaseerd op de meest recente wetenschappelijke inzichten rond suïcidepreventie. De informatie wordt continu up-to-date gehouden.
Het aanspreekpunt bestaat uit een front-office, waar de vragen toekomen en gecentraliseerd worden, en een back-office. Voor het beantwoorden van gespecialiseerde vragen of vragen die de inhoud van de opdrachten van de organisaties met terreinwerking omvatten, wordt back-office doorverwezen. Er worden ook afspraken gemaakt met andere relevante organisatie zoals VIGeZ en de VVGG.
Wie
CPZ en EZO
Doelgroep
De Vlaamse bevolking, studenten, nabestaanden, mensen uit de omgeving van mensen die aan zelfdoding denken, professionelen, media, organisaties, …
Er is bijzondere aandacht voor de bekendmaking van dit aanspreekpunt bij organisaties die met zgn. kwestbare doelgroepen werken.
Waar
Vlaanderen
Wanneer
Bij opstart partnerorganisatie 2013
Continu te onderhouden
Hoe
Aanspreekpunt is telefonisch en per e-mail bereikbaar op werkdagen, tijdens de kantooruren. De medewerkers van de partnerorganisatie beantwoorden de vragen binnen de 5 werkdagen, of leggen de nodige contacten met een andere organisatie om de vraag binnen de 5 werkdagen te kunnen beantwoorden. Het aanspreekpunt wordt continu bekend gemaakt.
Samenwerkingsvereisten
Er worden samenwerkingsafspraken gemaakt met (minstens) Werkgroep Verder, Zorg voor Suïcidepogers, VIGeZ en de VVGG.
Output en kwaliteitscriteria
Het aanspreekpunt is zichtbaar en bekend.
Vragen worden binnen de 5 werkdagen beantwoord. De aangeleverde informatie, documentatie en advies is op maat van de aanvrager.
Indicator: Jaarlijkse inventarisatie van het aantal vragen, de inhoud van de vragen en de antwoorden die geformuleerd werden.
Beschikbare expertise
De partnerorganisatie beschikt over heel wat expertise in het beantwoorden van vragen van tal van doelgroepen en het omzetten van wetenschappelijke kennis in begrijpbare informatie aangepast aan elk van deze doelgroepen. Het CPZ beantwoordde de voorbije jaren talloze vragen over de preventie van zelfdoding, vnl. vanuit het brede publiek,
studenten, hulpverleners, de media, … Ook EZO wordt zeer vaak geconsulteerd in verband met specifieke wetenschappelijke informatie rond verschillende deelgebieden van de suïcidepreventie. De partnerorganisatie beschikt over de inhoudelijke kennis om de vragen te beantwoorden, of gaat de nodige samenwerkingsverbanden aan om de nodige expertise volledig te omvatten.
Activiteit 1.1.2
Aanbieden van informatie, documentatie en advies over de bevordering van geestelijke gezondheid en de preventie van zelfdoding zowel op vraag als op eigen initiatief van VESP
Wat
VESP biedt zowel op eigen initiatief als op vraag van externen informatie, documentatie en advies. Hiertoe doet VESP een beroep op bestaande mogelijkheden om te communiceren, maar verkent het ook nieuwe mogelijkheden en neemt het ook zelf initiatief.
VESP beantwoordt alle vragen die te maken hebben met de inhoud van haar opdrachten (nl. de preventie van zelfdoding en de bevordering van geestelijke gezondheid), en doet hierbij een beroep op de meest recente wetenschappelijke informatie. Voor vragen naar informatie, documentatie en advies waarover in Vlaanderen andere organisaties over meer expertise beschikken, worden de nodige samenwerkingsafspraken gemaakt.
Wie
CPZ en EZO
Doelgroep
De Vlaamse bevolking, studenten, nabestaanden, mensen uit de omgeving van mensen die aan zelfdoding denken, professionelen, media, organisaties, …
Bij het aanbieden van informatie heeft VESP bijzondere aandac ht voor de zgn. kwestbare doelgroepen. Informatie wordt op maat van de aanvrager en de doelgroep aangereikt.
Waar
Vlaanderen
Wanneer
Bij opstart partnerorganisatie 2013
Continu te onderhouden
Hoe
Er is een website waarop basisinformatie rond de bevordering van geestelijke gezondheid en de preventie van zelfdoding aanwezig is. De informatie op de website wordt continu bijgehouden en geüpdatet door VESP. Hiervoor zal er afgestemd worden met de te creëren portaalsite.
VESP verstuurt minstens 4 keer per jaar een nieuwsbrief waarin de belangrijkste ontwikkelingen in verband met het Vlaams actieplan suïcidepreventie, de preventie van zelfdoding en de bevordering van geestelijke gezondheid opgenomen zijn. Het gaat hierbij zowel over wetenschappelijke als over praktijkrelevante informatie.
XXXX neemt deel aan studiedagen, congressen, panels in verband met de preventie van zelfdoding en de bevordering van geestelijke gezondheid.
XXXX neemt zelf het initiatief om activiteiten te organiseren rond de inhoud van haar opdrachten: studiedagen, publicaties, …
XXXX neemt deel aan maatschappelijke discussies die de inhoud van haar opdrachten betreffen, en neemt hierbij standpunten in die wetenschappelijk onderbouwd zijn.
VESP zorgt dat de aangeboden informatie ook steeds aandacht heeft voor kwetsbare doelgroepen, en neemt zelf initiatief ten aanzien van het verschaffen van informatie rond de preventie van zelfdoding ten aanzien van deze doelgroepen.
XXXX heeft continu zicht op de vragen naar informatie, documentatie en advies die binnenkomen.
Samenwerkingsvereisten
Er zijn samenwerkingsafspraken met VIGeZ: geven van advies over de bevordering van
geestelijke gezondheid, aan de Vlaamse overheid en aan de Logo’s, aan andere organisaties en actoren.
Er zijn samenwerkingsafspraken met de Logo’s: geven van informatie en documentatie over de verschillende activiteiten rond geestelijke gezondheidsbevordering aan de algemene
bevolking (via netwerk van intermediairs waar Logo’s mee samenwerken).
Er zijn samenwerkingsafspraken met VVGG: geven van informatie over geestelijke gezondheid(szorg) en taboedoorbreking.
Er zijn samenwerkingsafspraken met de organisaties met terreinwerking suïcidepreventie, die ook in hun opdrachten het geven van informatie, documentatie en advies hebben staan.
Output en kwaliteitscriteria
Website met informatie rond de bevordering van geestelijke gezondheid en de preventie van zelfdoding (afstemming met portaalsite)
- Indicator: aantal bezoekers aan de website, bezochte pagina’s, bezoekduur website
- Indicator: mate waarin de informatie op de website up-to-date is
Er wordt minstens per kwartaal een nieuwsbrief verstuurd aan geïnteresseerden
- Indicator: aantal nieuwsbrieven
- Indicator: aantal abonnees
- Indicator: wetenschappelijke onderbouwing van de bijdrages in de nieuwsbrieven
VESP is zichtbaar aanwezig bij activiteiten en debatten omtrent haar expertisegebied
- Indicator: aantal deelnames aan studiedagen
- Indicator: aantal publicaties, aanwezigheid in de pers
Er wordt jaarlijks een rapport opgesteld met vragen en noden die de verschillende betrokkenen bereiken in verband met de bevordering van geestelijke gezondheid en de preventie van zelfdoding. Hierin is zowel aandacht voor de verschillende doelgroepen (Vlaamse overheid, organisaties met terreinwerking en andere uitvoerders, de Logo’s, doelgroepen VAS, de Vlaamse bevolking, …) als voor de verschillende aandachtsgroepen
(mensen in kansarmoede, bevolkingsgroepen die in grotere mate blootgesteld worden aan bedreigingen van de gezondheid, …).
- Indicator: aantal vragen rond de bevordering van geestelijke gezondheid en de preventie van zelfdoding
- Indicator: inhoud van de vragen
- Indicator: mate waarin de aangeboden informatie aangeleverd wordt op maat van de aanvrager
Beschikbare expertise
De partnerorganisatie beschikt over heel wat expertise in het beantwoorden van vragen van tal van doelgroepen en het omzetten van wetenschappelijke kennis in begrijpbare informatie aangepast aan elk van deze doelgroepen. De partnerorganisatie beschikt over de inhoudelijke kennis om de vragen te beantwoorden, of gaat de nodige samenwerkingsverbanden aan om de nodige expertise volledig te omvatten.
1.2.Het adviseren van andere ontwikkelaars van methodieken, gericht op de bevordering van geestelijke gezondheid en / of de preventie van zelfdoding
ACTIVITEIT 1.2.1.
Het aanbieden van informatie en advies aan andere ontwikkelaars van methodieken, gericht op de bevordering van geestelijke gezondheid en/of de preventie van zelfdoding
Wat
Het opzetten van overleg tussen het VESP en andere partners/ontwikkelaars van methodieken met het oog op het geven van wetenschappelijk onderbouwde kennis en informatie gericht op de bevordering van geestelijke gezondheid en/of de preventie van zelfdoding. Tevens zal het VESP op vraag en proactief andere ontwikkelaars en partners adviseren omtrent wetenschappelijk effectieve methodieken of het opstellen van wetenschappelijke evaluatiemethodes bij het gebruik van methodieken.
Wie
EZO in samenwerking met CPZ
Doelgroep
Andere ontwikkelaars van methodieken/relevante partners
Waar
Vlaanderen
Wanneer
2013-2018
Hoe
Het VESP volgt continu de wetenschappelijke literatuur op omtrent de bevordering van geestelijke gezondheid en de preventie van zelfdoding, met specifieke aandacht voor effectiviteitsstudies naar methodieken en materialen.
Het op regelmatige tijdstippen en op vraag informeren, adviseren van/aan andere ontwikkelaars van methodieken/relevante partners over wetenschappelijke literatuur en nieuwe inzichten inzake de bevordering van geestelijke gezondheid en/of de preventie van zelfdoding
Het op regelmatige basis en op vraag verstrekken van wetenschappelijk gefundeerde informatie over de epidemiologie van geestelijke gezondheidsproblemen en van suïcidaal gedrag bij specifieke doelgroepen welke relevant zijn voor de andere ontwikkelaars van methodieken/relevante partners en welke kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van methodieken.
Samenwerkingsvereisten
Samenwerking met andere ontwikkelaars van methodieken en relevante partners is hierbij cruciaal
Output en kwaliteitscriteria
- Het VESP verbindt zich ertoe om op vraag van andere ontwikkelaars van methodieken wetenschappelijk onderbouwd advies te verlenen omtrent methodieken tot de bevordering van geestelijke gezondheid en de preventie van zelfdoding
- Het VESP geeft ook proactief advies aan andere ontwikkelaars van methodieken omtrent nieuwe wetenschappelijke en praktijkrelevante kennis en inzichten
- Het advies is gebaseerd op de recentste wetenschappelijke inzichten
- Het advies wordt binnen de vooropgestelde termijn afgeleverd
- Indicator: Jaarlijks overzicht van alle vragen die vanuit andere ontwikkelaars en partners werden gesteld en overzicht van de adviezen welke door het VESP werden verstrekt op vraag, alsook proactief
Beschikbare expertise
De partnerorganisatie beschikt over ruime expertise inzake het opvolgen en de wetenschappelijk-kritische analyse van methodieken en materialen. Zowel EZO als CPZ hebben ervaring met het uitwerken van nieuwe methodieken of het begeleiden / ondersteunen van methodiekontwikkeling.
1.3.Het op vraag van de Vlaamse overheid deelnemen aan werkgroepen en vergaderingen
ACTIVITEIT 1.3.1
De partnerorganisatie VESP neemt deel aan werkgroepen en vergaderingen
Wat
De medewerkers van VESP zijn bereid deel te nemen aan werkgroepen en vergaderingen, zowel op vraag van de Vlaamse overheid, op vraag van de betrokken partners, als op vraag van andere organisaties.
Wie
CPZ en EZO
Doelgroep
Vlaamse overheid, partners, organisaties
Waar
Vlaanderen
Wanneer
Continu, van bij aanvang partnerorganisatie
Hoe
De medewerkers van VESP nemen deel aan overleg, werkgroepen en vergaderingen. De inbreng die zij doen op dit overleg is wetenschappelijk relevant en onderbouwd.
Samenwerkingsvereisten
De partnerorganisatie werkt samen met de Vlaamse overheid, de organisaties met terreinwerking, andere relevante organisaties.
Output en kwaliteitscriteria
Aanwezigheid van de vertegenwoordigers van VESP op werkgroepen en vergaderingen (in elk geval de Vlaamse werkgroep suïcidepreventie en aanverwante overlegstructuren)
Mate waarin de inbreng van de medewerkers van VESP relevant en wetenschappelijk onderbouwd is.
Indicator: vertegenwoordiging VESP op werkgroepen en vergaderingen op vraag van de Vlaamse overheid
Beschikbare expertise
De partnerorganisatie beschikt over ruime inhoudelijke expertise, waardoor het in staat is een bijdrage te leveren aan werkgroepen en overleg. Binnen de partnerorganisatie is reeds heel wat ervaring in verband met het deelnemen aan overleg en werkgroepen.
1.4.Het adviseren van de Vlaamse overheid over de registratie en evaluatie van en onderzoek naar suïcidaal gedrag in het algemeen, en over de continue aanpassing en verbetering van registratiesystemen en uitwisselingsplatforms in het bijzonder
ACTIVITEIT 1.4.1.
XXXX geeft advies aan de Vlaamse overheid over de registratie en evaluatie van en onderzoek naar suïcidaal gedrag in het algemeen, en over de continue aanpassing en verbetering van registratiesystemen en uitwisselingsplatforms in het bijzonder
Wat
Het VESP verbindt zich ertoe de Vlaamse overheid op regelmatige basis en op vraag te informeren en adviseren over de registratie en de evaluatie van en onderzoek naar suïcidaal gedrag, en over de continue aanpassing en verbetering van registratiesystemen en uitwisselingsplatforms
Wie
EZO
Doelgroep
De Vlaamse overheid
Waar
Vlaanderen
Wanneer
Continu
Hoe
Het VESP heeft continu zicht op de meest recente wetenschappelijke literatuur waardoor nieuwe wetenschappelijke evidenties over methodieken en onderzoeksmethodes en evaluaties continu worden opgevolgd. Het VESP informeert en adviseert de Vlaamse overheid op eigen initiatief en op regelmatige basis omtrent deze nieuwe evoluties en inzichten.
Het VESP verzamelt de meest relevante registratiegegevens en epidemiologische informatie op Vlaams en Europees niveau (zie ook resultaatsgebied 4 – activiteit 4.3.3.) en informeert en adviseert de Vlaamse overheid hierover op regelmatige basis. Door het opvolgen van de wetenschappelijke literatuur, het verzamelen van relevante registratiegegevens en de contacten met Europese en internationale experten (enerzijds via de Europese samenwerkingsverbanden die de EZO heeft opgesteld en anderzijds via de wetenschappelijke congressen) blijft het VESP continu nieuwe inzichten en kennis opvolgen inzake registratiesystemen en uitwisselingsplatforms. Het VESP informeert en adviseert de Vlaamse overheid hierover op regelmatige basis.
Samenwerking
Een continue samenwerking met de Vlaamse overheid
Output en kwaliteitscriteria
- Continu informatie en advies aan de Vlaamse overheid, zowel op regelmatige basis als op vraag
- Alle informatie en advies is gebaseerd op de meest recente wetenschappelijke kennis en onderzoeken
Indicator: jaarlijks overzicht van alle informatie en advies aan de Vlaamse overheid
Beschikbare expertise
De EZO heeft een ruime expertise inzake het opvolgen van wetenschappelijk onderzoek en de registratie van suïcidaal gedrag en kan ook beschouwd worden als één van haar kernopdrachten sinds de oprichting van de EZO.
1.5.Het adviseren van de Vlaamse overheid over de concretisering van de randvoorwaarden, genoemd in het Vlaams actieplan suïcidepreventie
ACTIVITEIT 1.5.1
XXXX geeft advies aan de Vlaamse overheid in verband met de concretisering van de randvoorwaarden genoemd in het Vlaams actieplan suïcidepreventie nl. vermaatschappelijking, locoregionale verankering en implementatie, wetenschappelijke onderbouw, duurzaamheid, innovatieve technologieën en facettenbeleid
Wat
Wat betreft het advies inzake de concretisering van de randvoorwaarden, bouwt VESP verder op wat hieromtrent reeds vermeld werd in het Vlaams actieplan suïcidepreventie. In de uitwerking van elk van de activiteiten wordt rekening gehouden met de randvoorwaarden en wordt advies gegeven aan de Vlaamse overheid hoe deze geconcretiseerd kunnen worden. (zie ook resultaatsgebied 4.7)
Wie
CPZ en EZO
Doelgroep
Vlaamse overheid
Waar
Vlaanderen
Wanneer
Continu
Hoe
Tijdspad en implementatieplan van de verschillende activiteiten (resultaatsgebied 2.3 en 3) omvatten een luik ‘concretisering van de randvoorwaarden’, waarin aan bod komt hoe bij de
ontwikkeling en implementatie van de materialen rekening gehouden zal worden met de verschillende randvoorwaarden.
De stuurgroep wordt aangevuld met deskundigen inzake de concretisering van de randvoorwaarden.
Tijdens het overleg met de Vlaamse overheid (zie hoger, organogram) komt de concretisering van de randvoorwaarden als vast agendapunt aan bod.
Samenwerkingsvereisten
Ter concretisering van de randvoorwaarden (zie resultaatsgebied 4) wordt samenwerking gezocht met de projecten art. 107 en actoren uit de 1ste lijnszorg (vermaatschappelijking). In functie van de locoregionale verankering van de initiatieven wordt een vertegenwoordiger van de locoregionale samenwerkingsverbanden opgenomen in de stuurgroep en wordt samengewerkt met de Logo’s en de CGG suïcidepreventiewerking. Daarnaast wordt in de stuurgroep een beroep gedaan op deskundigen rond innovatieve technologieën en facettenbeleid, indien blijkt dat deze expertise niet voldoende aanwezig is. In functie van de duurzaamheid van de initiatieven wordt voor de implementatie gestreefd naar actoren en structuren die duurzaam zijn.
Output en kwaliteitscriteria
Mate waarin in het advies dat de partnerorganisatie aan de Vlaamse overheid verleent, aandacht is voor de concretisering van de randvoorwaarden.
Continue aandacht voor de randvoorwaarden bij methodiekontwikkeling en implementatie.
Indicator: VESP registreert waar aandacht werd gegeven voor de randvoorwaarden in advies, documentatie en informatie alsook bij methodiekontwikkeling en implementatieondersteuning.
Beschikbare expertise
Vermaatschappelijking: maatschappij als duidelijke partner in de zorg, zo gering mogelijke institutionalisering van de zorg
Binnen de partnerorganisatie is heel wat expertise aanwezig in verband met het appelleren van de maatschappij wat betreft haar rol in suïcidepreventie. De werkwijze die door de Zelfmoordlijn gehanteerd wordt, is hierbij het voorbeeld bij uitstek: niet alleen werkt deze uitsluitend met vrijwilligers (die hierdoor ook een maatschappelijke rol gaan innemen inzake suïcidepreventie), ook doet de Zelfmoordlijn duidelijk een beroep op de kracht van de omgeving van mensen die aan zelfdoding denken in de preventie van zelfdoding.
Locoregionale verankering en expertise: samenwerking met de locoregionale netwerken in de provincies
De partnerorganisatie onderhoudt reeds contacten met de locoregionale netwerken in de provincies. Daarnaast engageerden zowel de CGG suïcidepreventiewerking als de Logo’s (die samen de locoregionale netwerken uitmaken) zich om een plaats in te nemen in de stuurgroep van de partnerorganisatie. Daarnaast hebben ook de organisaties binnen de partnerorganisatie in het verleden reeds ervaring opgedaan in het uitrollen van methodieken en materialen over Vlaanderen, in samenwerking met de locoregionale structuren.
Wetenschappelijke onderbouw, methodiekontwikkeling en evaluatie
De partnerorganisatie stond aan de wieg van heel wat onderzoek rond suïcidaliteit en de preventie van zelfdoding in Vlaanderen. De Eenheid voor Zelfmoordonderzoek heeft als onderzoekseenheid decennialange ervaring en expertise in het opvolgen van wetenschappelijke literatuur, het uitvoeren van epidemiologisch onderzoek alsook het uitvoeren van effectiviteitsonderzoek, psychologisch autopsie-onderzoek en beeldvormingsonderzoek. Ook het Centrum ter Preventie van Zelfdoding initieerde in het verleden al heel wat onderzoek rond het thema en baseert haar methodiekontwikkeling en
–bijsturing continu op wetenschappelijke inzichten.
Wetenschappelijke onderbouw is dan ook één van de fundamenten waarop dit samenwerkingsverband haar werk als partnerorganisatie wil uitbouwen.
Duurzaamheid in beleid en geïntegreerd werken: engagement van werkveld en politiek om continuïteit en duurzaamheid te verzekeren; integratie van initiatieven ten aanzien van de gebruiker
Ook voor VESP staan duurzaamheid in het beleid en geïntegreerd werken centraal in de uitwerking van materialen en methodieken. De partnerorganisatie beschikt over ervaring in het opmaken van langetermijnplannen en het duurzaam implementeren van methodieken en materialen. Ook geïntegreerd werken wordt door VESP hoog in het vaandel gedragen.
Door de vele contacten die de partnerorganisatie op het werkveld heeft, zal het ook mogelijk zijn de verschillende initiatieven op elkaar af te stemmen en te zorgen voor een sterke integratie.
Aandacht voor innovatieve technologieën: mogelijkheden van informatie- en communicatietechnologie binnen de acties
De partnerorganisatie beschikt over expertise rond het inzetten van innovatieve technologieën in het kader van suïcidepreventie, o.a. door de initiatieven in het kader van preventie 2.0 (CPZ) en de werkzaamheden binnen Euregenas (EZO). Daarnaast zijn er vanuit de partnerorganisatie al heel wat bestaande linken en samenwerkingen met experten in verband met innovatieve technologieën in Vlaanderen.
Facettenbeleid: aftoetsen van topics binnen verschillende beleidsdomeinen
Binnen de partnerorganisatie zijn reeds contacten met verschillende andere beleidsdomeinen dan de preventieve gezondheidszorg, zoals het welzijnswerk, het
onderwijs, de bedrijfswereld, het jeugdwerk, … De partnerorganisatie erkent dan ook ten volle het belang van het betrekken van de verschillende beleidsdomeinen bij de uitvoering van het Vlaams actieplan suïcidepreventie.
4.1 Beleidsplan
Resultaatsgebied 2
RESULTAATSGEBIED 2: ONTWIKKELEN VAN METHODIEKEN EN MATERIALEN DIE, WAT EFFECTIVITEIT BETREFT, WETENSCHAPPELIJK ONDERBOUWD ZIJN OF DE ONTWIKKELING ERVAN WETENSCHAPPELIJK EN METHODOLOGISCH ONDERSTEUNEN
Algemene procedurebeschrijving Specifieke invulling
2.1.Ontwikkelen van methodieken en materialen voor de bevordering van geestelijke gezondheid of het ontwikkelen van dergelijke methodieken door derden wetenschappelijk en methodologisch ondersteunen
ACTIVITEIT 2.1.1 Ontwikkelen van methodieken en materialen voor de bevordering van de geestelijke gezondheid of het ontwikkelen van dergelijke methodieken door derden wetenschappelijk en methodologisch ondersteunen
ACTIVITEIT 2.1.2 Inventarisatie van reeds bestaande initiatieven in Vlaanderen met als doel de bevordering van ondersteuningsvaardigheden bij ouders
ACTIVITEIT 2.1.3 Bevorderen van sociale aansluiting: netwerkgroepen voor ouderen
ACTIVITEIT 2.1.4 Hulp zoeken aanmoedigen en stigma doorbreken: suïcidepreventie integreren in bestaande Vlaamse initiatieven
2.2.Ontwikkelen van methodieken en materialen voor de preventie van zelfdoding, met inbegrip van de behandeling van suïcidaliteit of het ontwikkelen van dergelijke methodieken door derden wetenschappelijk en methodologisch ondersteunen
ACTIVITEIT 2.2.1. Inventarisatie en opvolging van bestaande initiatieven, ondersteunen van en afstemmen met uitvoerders van deze activiteiten, adviseren in verband met hiaten en mogelijkheden voor nieuwe initiatieven rond de preventie van zelfdoding
ACTIVITEIT 2.2.2: Ontwikkeling van planning, methodologie (inclusief onderzoeksdesign van de effectiviteitsstudie, keuze proefpersonen, recrutering proefpersonen, vragenlijsten en meetinstrumenten, statistische analysemethodieken) en materialen voor de studie van de effecten van een ‘serious game‘, alsook de ontwikkeling van een implementatieplan
ACTIVITEIT 0.0.0.: Ontwikkeling van planning, methodologie (inclusief onderzoeksdesign van de effectiviteitsstudie, keuze proefpersonen, recrutering proefpersonen, vragenlijsten en meetinstrumenten, statistische analysemethodieken) en materialen voor pilootstudies naar de effecten van nieuwe behandelvormen voor suïcidale personen, i.e. MBCT en toekomstgerichte training. Voorbereiding van implementatie van nieuwe behandelvormen voor suïcidale personen, i.e. MBCT en toekomstgerichte training, met inbegrip van training van begeleiders van groepen
ACTIVITEIT 0.0.0.: Multidisciplinaire richtlijn: planning, voorbereiden van ontwikkeling en implementatie, ondersteuning en wetenschappelijke bewaking bij proces van ontwikkeling en implementatie
ACTIVITEIT 0.0.0.: Uitwerken van een kwalitatief model van ketenzorg: planning, voorbereiden van ontwikkeling en implementatie, ondersteuning en wetenschappelijke bewaking bij proces van ontwikkeling en implementatie
2.3.Het uitwerken van een planning met tijdspad van te ontwikkelen methodieken, waarin onder ander zijn opgenomen: de portaalsite en de reeds in het actieplan opgenomen activiteiten: de multidisciplinaire richtlijnen, zoals bedoeld in strategie 5, het zorgen voor de bevordering van sociale aansluiting, zoals bedoeld in strategie 1c, het ontwikkelen van een Vlaamse serious game voor de preventie van depressie bij jongeren, zoals bedoeld onder strategie 2
en de pilootprojecten zoals bedoeld in strategie 4.
ACTIVITEIT 2.3.1. Het uitwerken van een planning met tijdspad van te ontwikkelen methodieken
Algemene procedure bij de ontwikkeling van materialen en methodieken
Bij de ontwikkeling van methodieken en materialen wordt de nadruk gelegd op een wetenschappelijk onderbouwd eindproduct dat door alle belangrijke partners en stakeholders gedragen wordt. Dit laatste is vooral belangrijk in functie van de implementatie van de ontwikkelde methodieken en materialen.
Bij de procedure en implementatie wordt gewaakt over de onafhankelijke positie en het wetenschappelijk denken van het VESP ten aanzien van de activiteiten vastgelegd in de oproep enerzijds, en anderzijds een sterke samenwerking met de belangrijke partners op het terrein van de geestelijke gezondheid en de suïcidepreventie.
Betrokkenen in de ontwikkeling van materialen en methodieken
- De preventiemanager en wetenschappelijke medewerkers van VESP
- Het dagelijks bestuur van het VESP
- De VESP stuurgroep
- Het Agentschap Zorg en Gezondheid en het Kabinet
- De Vlaamse Werkgroep Suïcidepreventie
- Experten: afhankelijk van het preventieniveau (USI-model) en de specifieke actie, zullen experten ter zake ad hoc uitgenodigd worden voor overleg of indien nodig, voor een aparte werkgroep
Procedure:
1. Per specifieke actie of gevraagd thema voeren de wetenschappelijke medewerkers literatuuronderzoek uit naar de verschillende methodieken met bewezen evidentie of mogelijke innovatieve technieken die via de pilootstudies kunnen onderzocht worden. Dit vormt de basis voor een draft-ontwerp van methodiekbeschrijving voor een specifieke actie waarin voorstellen tot onderzoeksdesign, proefpersonen, effectmetingen, tijdspad en implementatieplan worden gemaakt.
2. Het draft-ontwerp wordt besproken en eventueel aangepast door het dagelijks bestuur van het VESP. Hieruit volgt een eerste ontwerp van methodiekbeschrijving dat kan worden voorgelegd aan de stuurgroep of experten ter zake.
3.
a. Het eerste ontwerp wordt voorgelegd aan de stuurgroep en besproken. De stuurgroep waakt over de haalbaarheid en implementatie van het voorstel en formuleert opmerkingen, suggesties vanuit hun expertise en ervaring.
b. Afhankelijk van de specifieke actie worden experten ter zake ad hoc uitgenodigd op het overleg met de stuurgroep of voor een verder apart overleg.
4. Het aangepaste ontwerp wordt voorgelegd aan het Agentschap en het Kabinet voor een eerste bespreking en resulteert in het tweede ontwerp van methodiekbeschrijving.
5. Het tweede ontwerp wordt voorgesteld aan de Vlaamse Werkgroep Suïcidepreventie die vanuit hun praktijkervaring en expertise aanvullingen of correcties kunnen toevoegen.
6. Het eindproduct wordt voorgelegd aan het Agentschap en het Kabinet.
Specifieke invulling met betrekking tot bevordering van geestelijke gezondheid en preventie van zelfdoding
2.1.Ontwikkelen van methodieken en materialen voor de bevordering van de geestelijke gezondheid of het ontwikkelen van dergelijke methodieken door derden wetenschappelijk en methodologisch ondersteunen
De activiteiten die binnen deze opdracht vallen, kaderen met name binnen strategie 1 van het Vlaams actieplan suïcidepreventie:
“Geestelijke gezondheidsbevordering met betrekking tot individu en maatschappij”
a. De individuele veerkracht en het vermogen voor zelfhulp versterken
b. Ondersteuningsvaardigheden bij ouderen verhogen
c. Zorgen voor het bevorderen van sociale aansluiting
d. Xxxx zoeken aanmoedigen en stigma doorbreken
e. De leefomgeving meer gezondheidsbevorderend, zorgzaam en suïcideveilig maken via beleid in de lokale gemeenschap, school, werkplek, … en via de media
ACTIVITEIT 2.1.1.
Inventarisatie en opvolging van bestaande initiatieven, ondersteunen van en afstemmen met uitvoerders van deze activiteiten, adviseren in verband met hiaten en mogelijkheden voor nieuwe initiatieven rond geestelijke gezondheidsbevordering
Wat
In het kader van het eerste Vlaams actieplan suïcidepreventie werden reeds een aantal acties opgestart (vnl. door VIGeZ) die kaderen binnen de bevordering van de geestelijke gezondheid. Uit de voorbereidende werkzaamheden naar het tweede actieplan bleek er – naast een duidelijk appel om deze initiatieven verder te zetten – op het veld een nood te bestaan aan uitbreiding van de acties binnen deze strategie. XXXX ziet het als haar taak om de bestaande acties mee op te volgen, en te adviseren rond eventuele aanpassingen en uitbreidingen. Daarnaast zal VESP ook proactief adviseren in verband met de nood aan nieuwe acties en voorstellen formuleren rond mogelijkheden voor implementatie.
Wie
EZO en CPZ
Doelgroep
De algemene Vlaamse bevolking, met bijzondere aandacht voor bepaalde doelgroepen zoals kansarmen en mensen die een hoger risico hebben op het ontwikkelen van gezondheidsproblemen, aangezien zij vaak buiten de scope van universele interventies vallen.
Waar
Vlaanderen
Wanneer
Continu
Van bij aanvang van VESP wordt overleg en afstemming gezocht met de reeds bestaande initiatieven. Daarnaast wordt continu proactief gezocht naar innoverende manieren om deze strategie verder in de praktijk om te zetten.
Hoe
In eerste instantie zal afstemming gezocht worden met VIGeZ dat instaat voor de uitbouw van Fit in je hoofd en aanverwante methodieken (kaderend binnen de strategie “de
individuele veerkracht en het vermogen voor zelfhulp versterken”). In overleg met VIGeZ zal de partnerorganisatie ondersteuning bieden aan de optimalisering van Fit in je hoofd.
In het kader van het onderdeel “de leefomgeving meer gezondheidsbevorderend, zorgzaam en suïcideveilig maken via beleid in in de lokale gemeenschappen, school, werkplek, … en
via de media” wordt afstemming gezocht met de werkzaamheden van de preventiecoaches geestelijk gezondheidsbeleid in de scholen. VESP neemt kennis van de resultaten van de evaluatie van de preventiecoaches en neemt deze resultaten verder mee in de implementatie van deze strategie ten aanzien van andere settings, zoals bijvoorbeeld de werkcontext.
Daarnaast zal VESP stappen zetten om ook de andere onderdelen van deze strategie te concretiseren en om proactief te adviseren in verband met nieuwe opportuniteiten en wetenschappelijke inzichten die hierbinnen kunnen kaderen (zie ook volgende activiteiten).
Samenwerkingsvereisten
Er wordt in elk geval samengewerkt met VIGeZ, de Logo’s en de preventiecoaches geestelijk gezondheidsbeleid in de secundaire scholen. Er worden samenwerkingsverbanden
aangegaan met actoren in andere settings (bv. werk, lokale gemeenschappen, …). Voor het onderdeel in verband met de media wordt ook samenwerking gezocht met Werkgroep Verder (mediarichtlijnen). Daarnaast worden nieuwe contacten gelegd met andere initiatieven die zich reeds binnen deze opdrachten situeren.
Output en kwaliteitscriteria
De partnerorganisatie heeft continu een overzicht over de stand van zaken van de bestaande acties. Daarnaast houdt VESP constant vinger aan de pols in verband met bestaande noden, zoekt het contact met relevante organisaties en adviseert het in verband met te nemen initiatieven binnen deze strategie. Het advies dat gegeven wordt, is wetenschappelijk onderbouwd en relevant voor de preventie van zelfdoding.
Indicator: up to date registratie bestaande acties en noden inzake geestelijke gezondheidsbevordering
Beschikbare expertise
De partnerorganisatie beschikt over ruime ervaring inzake inventarisatie en wetenschapelijk- kritische analyse van interventies in het domein van de geestelijke gezondheidszorg.
ACTIVITEIT 2.1.2.
Inventarisatie van reeds bestaande initiatieven in Vlaanderen met als doel de bevordering van ondersteuningsvaardigheden bij ouders
Wat
Naast psychologische factoren kunnen invloeden uit de sociale omgeving suïcidaal gedrag uitlokken. Een belangrijke invloed gaat uit van het gezin dat als primair netwerk een grote impact heeft op de steun die kinderen en jongeren geboden wordt. Het versterken van ouders in hun ondersteunende rol kan de beschermende invloed van het gezin dus vergroten. Meer specifiek kan dit door ouders bewust te maken van deze rol, door vaardigheden aan te scherpen en door het zelfvertrouwen en eigen effectiviteit te verhogen. Deze activiteit beoogt een inventarisatie van reeds bestaande initiatieven in Vlaanderen, die gericht zijn op de bevordering van ondersteuningsvaardigheden bij ouders. Aanhaken aan deze bestaande acties kan in tweede instantie een toegevoegde waarde voor de preventie van suïcidaal gedrag betekenen.
Wie
EZO en CPZ
Doelgroep
Voorbereiding van acties ten behoeve van ouders van kinderen en jongeren ten einde hun ondersteuningsvaardigheden te vergroten. Hierbij wordt bijzondere aandacht besteed aan ouders die tot de kwetsbare doelgroepen behoren: kansarme ouders, ouders met
psychische problemen, …
Waar
Vlaanderen
Wanneer
2015
Hoe
Inventarisatie van reeds bestaande initiatieven in Vlaanderen met als doel de bevordering van ondersteuningsvaardigheden bij ouders
Samenwerkingsvereisten
De inventarisatie wordt opgemaakt in samenwerking met betrokken organisaties en instanties, zoals ondermeer VIGeZ, ziekenfondsen, jeugdhulpverlening, integrale jeugdhulp, wetenschappelijke verenigingen, onderwijs
Output en kwaliteitscriteria
Inventarisatie van Vlaamse initiatieven gericht op ondersteuningsvaardigheden bij ouders met zo nauwkeurig mogelijke omschrijving van ondermeer methodologie, doelgroep en tijdsduur. Waar mogelijk worden de resultaten van deze inventarisatie gekaderd binnen de internationale literatuur ter zake ten einde de kwaliteit van de inventarisatie te toetsen aan internationale bevindingen.
Indicator: inventarisatie Vlaamse initiatieven ter bevordering van ondersteuningsvaardigheden ouders
Beschikbare expertise
De partnerorganisatie beschikt over ruime ervaring inzake inventarisatie en wetenschapelijk- kritische analyse van interventies in het domein van de geestelijke gezondheidszorg
ACTIVITEIT 2.1.3
Inventarisatie van reeds bestaande initiatieven in Vlaanderen met als doel de de bevordering van sociale aansluiting en uitwerking van methodiek ‘persoonlijke
toekomstplanning’ en ondersteunende materialen voor pilot studie van de versterking van het sociaal kapitaal in de lokale gemeenschap door vorming van netwerkgroepen rond de oudere d.m.v. het inzetten van gekwalificeerde vrijwilligers
Wat
Onderzoek heeft aangetoond dat suïcide samenhangt met het sociale netwerk van een individu. Het krijgen van steun via informele netwerken, zoals vrienden en familie, werkt xxxxxxxxx, terwijl relationele problemen een risico vormen. Recent onderzoek wijst uit dat gebrekkige sociale integratie met beperkte aansluiting tot het sociale kapitaal in de lokale gemeenschap het risico van suïcidaal gedrag kan verhogen. Netwerkgroepen rond de oudere als risicopersoon door middel van het inzetten van gekwalificeerde vrijwillgers kunnen het sociaal kapitaal beschikbaar maken in de lokale gemeenschap. De bruikbaarheid van de
methodiek van ‘persoonlijke toekomstplanning’ is in onderzoek aangetoond. In het kader van suïcidepreventie is het wenselijk deze methodiek uit te werken naar ouderen, zodat ook voor deze groep netwerken beschikbaar zijn. Als voorbereiding van een pilootstudie naar de effecten van netwerken voor ouderen wordt de methodologie van persoonlijke toekomstplanning uitgewerkt en geïntegreerd in een methodologisch draaiboek voor het opstarten en begeleiden van planningsprocessen bij ouderen.
Wie
EZO en CPZ
Doelgroep
Alleenstaande ouderen 75+
Waar
Vlaanderen
Wanneer
2016
Hoe
Op basis van een overzicht en analyse van initiatieven in Vlaanderen waarbij de methodiek van persoonlijke toekomstplanning werd gebruikt wordt de procedure voor de ontwikkeling van methodieken en materialen opgestart, zoals hiervoor beschreven.
Samenwerkingsvereisten
Integratie van deze netwerk-benadering in reeds bestaande initiatieven ten aanzien van de doelgroep is een noodzakelijke voorwaarde voor succes.
Output en kwaliteitscriteria
- Overzicht en analyse van initiatieven in Vlaanderen waarbij de methodiek van persoonlijke toekomstplanning (PTP)werd gebruikt;
- Methodologie en ondersteunende materialen ‘persoonlijke toekomstplanning’ voor
(1) training inzake suïcidepreventie ten behoeve van professionele medewerkers/begeleiders/facilitatoren en (2) gerandomiseerd gecontroleerd onderzoek naar de effecten van de netwerkinterventie bij alleenstaande ouderen (75+)
Indicatoren:
- overzicht uitvoering PTP methodieken
- uitgewerkte methodologie en materialen PTP voor training
- uitgewerkte methodologie gerandomiseerd gecontroleerd onderzoek naar de effecten van PTP
Beschikbare expertise
De partnerorganisatie beschikt over ruime ervaring op het vlak van de kritische analyse van de effecten van interventies (e.g. systematische reviews in internationale publicaties) en de ontwikkeling en implementatie van de methodologie van gecontroleerde interventiestudies
ACTIVITEIT 2.1.4
In een samenwerkingsverband met de VVGG suïcidepreventie integreren in bestaande initiatieven gericht op doorbreken van stigma inzake geestelijke gezondheid en op verbetering van hulpzoekgedrag
Wat
Suïcidaal gedrag hangt samen met beperkt hulpzoekgedrag ten gevolge van een slechte bekendheid met het hulpaanbod en met een negatieve houding ten aanzien van geestelijke gezondheid(szorg) in de samenleving. Het taboe inzake psychische problemen verhoogt de drempel om daarvoor hulp te zoeken en kan op die manier bijdragen tot het verhoogde risico van suïcide in de context van dergelijke problemen. Gebrekkige kennis ligt vaak aan de basis van stigma, vooroordelen en discriminatie. Van vergroten van de kennis kan dus een stigma-verminderend effect verwacht worden. In Vlaanderen bestaat reeds een aantal initiatieven gericht op het verminderen van taboe en stigma. Deze actie beoogt de bevordering van de integratie van het thema suïcidepreventie in deze acties.
Wie
EZO en CPZ
Doelgroep
De Vlaamse algemene bevolking via bestaande initiatieven gericht op taboe en stigma ten aanzien van geestelijke gezondheidsproblemen en hun behandeling.
Bijzondere aandacht voor kwetsbare doelgroepen, die niet makkelijk te bereiken zijn met dit soort interventies.
Waar
Vlaanderen
Wanneer
2016
Hoe
In gezamenlijk overleg ontwikkelen van methodieken en materialen ten einde het thema suïcidepreventie te integreren in de initiatieven van VVGG om het taboe ten aanzien van
geestelijke gezondheid en geestelijke gezondheidszorg te doorbreken en het stigma te verminderen. Ondermeer de toename van kennis over zelfdoding en haar preventiemogelijkheden zal deel uitmaken van de methodieken en materialen.
Samenwerkingsvereisten
Samenwerking met de VVGG is cruciaal voor het welslagen van deze actie.
Output en kwaliteitscriteria
In nauw overleg met bestaande initiatieven ontwikkelde methodieken en materialen, opgemaakt volgens de algemene procedure van ontwikkeling zoals hiervoor beschreven. Indicator: ontwikkeling planning integratie suïcidepreventie binnen stigmadoorbreking en hulpzoeken aanmoedigen
Beschikbare expertise
Het samenwerkingsverband beschikt over ruime ervaring op het vlak van de ontwikkeling van materialen en methodieken gericht op het vergroten van de kennis over zelfdoding en preventiemogelijkheden en het toenemen van hulpzoekgedrag ten behoeve van deskundigen en de algemene bevolking.
2.2.Ontwikkelen van methodieken en materialen voor de preventie van zelfdoding met inbegrip van de behandeling van suïcidaliteit of het ontwikkelen van dergelijke methodieken door derden wetenschappelijk en methodologisch ondersteunen
ACTIVITEIT 2.2.1.
Inventarisatie en opvolging van bestaande initiatieven, ondersteunen van en afstemmen met uitvoerders van deze activiteiten, adviseren in verband met hiaten en mogelijkheden voor nieuwe initiatieven rond de preventie van zelfdoding
Wat
In het kader van het eerste Vlaams actieplan suïcidepreventie werden reeds een aantal acties opgestart gericht op de preventie van zelfdoding en kaderend binnen de verschillende strategieën van het eerste actieplan. Een aantal van deze initiatieven wordt verdergezet of werd structureel verankerd bijvoorbeeld door de erkenning van een organisatie met terreinwerking. XXXX ziet het als haar taak om de bestaande acties mee op te volgen, en te adviseren rond eventuele aanpassingen en uitbreidingen. Daarnaast zal VESP ook proactief adviseren in verband met de nood aan nieuwe acties en voorstellen formuleren rond mogelijkheden voor implementatie.
Wie
EZO en CPZ
Doelgroep
Organisaties die reeds initiatieven ontwikkelden in verband met de preventie van zelfdoding, de organisaties met terreinwerking, de verschillende actoren binnen het Vlaams actieplan suïcidepreventie, de Vlaamse bevolking met bijzondere aandacht voor die groepen die een verhoogde kwetsbaarheid of risico hebben op suïcidaal gedrag.
Waar
Vlaanderen
Wanneer
Continu
Van bij aanvang van VESP wordt overleg en afstemming gezocht met de reeds bestaande initiatieven. Daarnaast wordt continu proactief gezocht naar innoverende manieren om deze strategie verder in de praktijk om te zetten.
Hoe
In eerste instantie zal afstemming gezocht worden met de organisaties met terreinwerking (Zorg voor Suïcidepogers, Werkgroep Verder, CPZ) en andere actoren die reeds methodieken en expertise ontwikkelden in het kader van de preventie van zelfdoding (CGG Suïcidepreventiewerking, VDIP, …).
Daarnaast zal VESP stappen zetten om ook de andere onderdelen van deze strategie te concretiseren en om proactief te adviseren in verband met nieuwe opportuniteiten en wetenschappelijke inzichten die hierbinnen kunnen kaderen (zie ook volgende activiteiten).
Samenwerkingsvereisten
Er wordt in elk geval samengewerkt met de organisaties met terreinwerking, de CGG suïcidepreventiewerking, VDIP, ... Er worden samenwerkingsverbanden aangegaan met actoren in andere settings.
aarnaast worden nieuwe contacten gelegd met andere initiatieven die zich reeds binnen deze opdrachten situeren.
Output en kwaliteitscriteria
De partnerorganisatie heeft continu een overzicht over de stand van zaken van de bestaande acties. Daarnaast houdt VESP constant vinger aan de pols in verband met bestaande noden, zoekt het contact met relevante organisaties en adviseert het in verband met te nemen initiatieven binnen deze strategie. Het advies dat gegeven wordt, is wetenschappelijk onderbouwd en relevant voor de preventie van zelfdoding.
Indicator: up to date registratie bestaande acties en noden inzake de preventie van zelfdoding.
Beschikbare expertise
De partnerorganisatie beschikt over ruime ervaring inzake inventarisatie en wetenschapelijk- kritische analyse van interventies in het domein van de preventie van zelfdoding.
ACTIVITEIT 2.2.2.
Ontwikkeling van planning, methodologie (inclusief onderzoeksdesign van de effectiviteitsstudie, keuze proefpersonen, recrutering proefpersonen, vragenlijsten en meetinstrumenten, statistische analysemethodieken) en materialen voor de studie van de effecten van een ‘serious game‘
Deze activiteit is een concretisering van strategie 2 ‘Suïcidepreventie door laagdrempelige telefonische en online hulp’ binnen het Vlaams actieplan suïcidepreventie.
Wat
Ondermeer door een tekort aan hulpverleners en het feit dat jongeren vaak onwennig zijn in het zoeken van professionele hulp ontvangen zij niet altijd de nodige behandeling.
Computergestuurde therapie kan ertoe bijdragen dat jongeren sneller een effectieve behandeling krijgen. Recent werd in Nieuw-Zeeland een zelfhulp computerprogramma ontwikkeld en uitgetest, namelijk een zelfhulp programma voor jongeren (12 -19 jaar) met depressie. Het spel werd ontwikkeld door een team van de University of Auckland (Nieuw- Zeeland), gespecialiseerd in de behandeling van depressie bij jongeren. De tool is gebaseerd op cognitieve gedragstherapie en staat voor ‘Smart’, ‘Positive’, ‘Active’, ‘Realistic’ en ‘X- factor thoughts’ (SPARX). Het is een interactief 3D fantasiespel dat jongeren vaardigheden en inzichten bijbrengt om om te gaan met depressieve gedachten en gevoelens: tijdens de verschillende levels van het spel leren jongeren diverse vaardigheden en inzichten uit de cognitieve gedragstherapie. Binnen het VAS II is het de bedoeling een Vlaamse versie van dit social game te realiseren en via een pilot onderzoeken of deze ook in Vlaanderen positief geëvalueerd wordt.
Het VESP zal instaan voor de ontwikkeling van de planning, methodologie (inclusief onderzoeksdesign van de effectiviteitsstudie, keuze proefpersonen, recrutering proefpersonen, vragenlijsten en meetinstrumenten, statistische analysemethodieken) en materialen voor de studie van de effecten van de serious game, alsook de ontwikkeling van een implementatieplan.
Wie
EZO en CPZ
Doelgroep
(Depressieve) jongeren (12-19 jaar)
Waar
Vlaanderen
Wanneer
Zie verder – 3. uitwerken van planning met tijdspad
Hoe
Het voorbereiden en de procesbegeleiding van de uitvoering van de gerandomiseerde gecontroleerde studie naar de effecten van een Vlaamse versie van SPARX bij jongeren.
Samenwerkingsvereisten
Samenwerking met de ontwikkelaars van SPARX en met Vlaamse ontwikkelaars van (serious)
games wordt gezocht
Output en kwaliteitscriteria
- Methodologische uitwerking effectstudie ‘serious game’ (voorstel onderzoeksdesign, keuze proefpersonen, recrutering proefpersonen, vragenlijsten en meetinstrumenten, statistische analysemethodieken)
- Materialen effectstudie ‘serious game’
- Implementatieplan ‘serious game’
Indicatoren: uitgewerkte methodologie en materialen ‘serious game’ en implementatieplan
Beschikbare expertise
Het samenwerkingsverband beschikt over ruime expertise op het vlak van de ontwikkeling van materialen en methodieken voor gerandomiseerde gecontroleerde studies naar de preventieve effecten van interventies op het voorkomen van depressie en suïcidaal gedrag
ACTIVITEIT 2.2.3
Ontwikkeling van planning, methodologie (inclusief onderzoeksdesign van de effectiviteitsstudie, keuze proefpersonen, recrutering proefpersonen, vragenlijsten en meetinstrumenten, statistische analysemethodieken) en materialen voor pilootstudies naar de effecten van nieuwe behandelvormen voor suïcidale personen, i.e. MBCT en toekomstgerichte training. In geval van positieve effecten van pilootstudies: voorbereiding van implementatie van nieuwe behandelvormen voor suïcidale personen, i.e. MBCT en toekomstgerichte training, met inbegrip van training van begeleiders van groepen
Deze activiteit is een concretisering van strategie 4 ‘strategieën voor specifieke doelgroepen
– suïcidale personen’ van het Vlaams actieplan suïcidepreventie.
Wat
Suïcidale gedachten, impulsen en plannen behoren tot de niet-observeerbare componenten van het suïcidaal proces en zijn hierdoor ook moeilijker te onderzoeken. Er is echter duidelijke evidentie die aantoont dat er een sterk verhoogd risico aanwezig is bij personen met suïcidale gedachten en plannen. Zo toonde onderzoek in de algemene bevolking naar het voorkomen van suïcidale gedachten en het risico op suïcidaal gedrag aan dat er een cumulatieve kans van 34% is dat gedachten aan zelfdoding overgaan naar meer concrete plannen tot suïcidaal gedrag. De kans om van concrete plannen over te gaan tot een suïcidepoging is 72%. Bij mensen met suïcidale gedachten zal preventie gericht moeten zijn op de behandeling van de suïcidaliteit op zich (en minder op de mogelijk geassocieerde psychiatrische stoornis). Gezien het belang van hopeloosheid als risicofactor zullen specifieke behandelingstechnieken die zich richten op suïcidale gedachten, hopeloosheid en toekomst een meerwaarde kunnen betekenen. Mede om die reden werd in de voorbereiding van de gezondheidsconferentie gekozen om twee nieuwe behandelmethodes te onderzoeken i.e. respectievelijk “mindfulness-based cognitive therapy (MBCT)” en “toekomstgerichte training”.
Het VESP zal voor deze activiteit de planning, methodologie (inclusief onderzoeksdesign, keuze proefpersonen, recrutering proefpersonen, vragenlijsten en meetinstrumenten, statistische analysemethodieken) en materialen voor de pilootstudies ontwikkelen. Tevens zal het VESP de implementatie voorbereiden door een plan te ontwikkelen.
Wie
EZO en CPZ
Doelgroep
Suïcidale Vlamingen
Waar
Vlaanderen
Wanneer
Zie verder – 3. uitwerken van planning met tijdspad
Hoe
Het voorbereiden en de procesbegeleiding van de gerandomiseerde gecontroleerde studie naar de effecten van vernoemde nieuwe behandelvormen.
Samenwerkingsvereisten
Voor het onderzoek naar de effecten van “toekomstgerichte training” zal samengewerkt worden met de ontwikkelaars van deze training en met de onderzoekers aan de VU (Amsterdam), die momenteel onderzoek doen naar ‘future oriented group training for suicidal persons’ (promotor van huidig samenwerkingsverband is betrokken bij dit onderzoek). Voor het onderzoek naar de effecten van MBCT kan teruggegrepen worden naar bestaande contacten met het MBCT-netwerk in Vlaanderen (als gevolg van eigen vroeger onderzoek naar de effecten van MBCT). Omwille van de implementatie in geval van positieve evaluatie in behandelsettings is samenwerking met FDGG, Zorgnet Vlaanderen en Logo’s aangewezen.
Output en kwaliteitscriteria
- Methodologische uitwerking effectstudie (voorstel onderzoeksdesign, keuze proefpersonen, recrutering proefpersonen, vragenlijsten en meetinstrumenten, statistische analysemethodieken)
- Materialen effectstudie
- Implementatieplan
- samenwerkingsverbanden zoals hierboven beschreven
Indicatoren: uitgewerkte methodologie en materialen effectstudie en implementatieplan
Beschikbare expertise
De EZO beschikt over zeer ruime ervaring op het vlak van methodologie en implementatie van gerandomiseerde gecontroleerde interventiestudies (m.i.v. MBCT)
ACTIVITEIT 2.2.4.
Multidisciplinaire richtlijn: planning, voorbereiden van ontwikkeling, ondersteuning en wetenschappelijke bewaking bij proces van ontwikkeling en implementatie
Deze activiteit is een concretisering van strategie 5 ‘de ontwikkeling en implementatie van aanbevelingen en hulpmiddelen voor de preventie van zelfdoding’.
Wat
In de wetenschappelijke literatuur bestaat duidelijke consensus betreffende het cruciale belang van een goede opvang en behandeling van suïcidale patiënten. Ondanks de hoge prevalentie van suïcidaal gedrag in de algemene Vlaamse bevolking en in de klinische populatie bestaat er tot op heden in Vlaanderen geen richtlijn voor de diagnostiek en behandeling van suïcidaal gedrag. Er is ook weinig duidelijkheid over de kwaliteit van de zorg bij de opvang en behandeling van suïcidepogers en personen met suïcidale gedachten.
Vanuit het werkveld wordt dan ook een grote behoefte aan een multidisciplinaire evidence based richtlijn voor de beoordeling en behandeling van suïcidaal gedrag aangegeven. Een richtlijn met concrete aanbevelingen kan bijdragen tot het verbeteren van het professioneel handelen van suïcidaliteit en maakt de zorg voor suïcidale patiënten meer transparant en toetsbaar. Het doel van de richtlijn is concrete aanbevelingen te geven voor opvang en behandeling van suïcidaliteit op basis van het best beschikbare bewijs vanuit wetenschappelijk onderzoek. Binnen deze multidisciplinaire richtlijn zal aandacht moeten worden besteed aan aanbevelingen en richtlijnen met betrekking tot:
de psychotherapeutische behandeling van psychische problemen en specifiek van suïcidaliteit;
de medicamenteuze behandeling van personen met een psychiatrische problematiek en suïcidaliteit ;
vroegdetectie en screening bij hoog-risicopersonen;
risico-inschatting bij suïcidaliteit;
het opvolgen en monitoren van personen die een suïcidepoging hebben ondernomen.
Het VESP zal instaan voor het opstellen van een draaiboek voor de ontwikkeling en implementatie van een Vlaamse multidisciplinaire richtlijn op basis van een wetenschappelijk onderbouwde visie op suïcidaal gedrag.
Wie
EZO en CPZ
Doelgroep
De doelgroep voor deze multidisciplinaire richtlijn betreft vooral de hulpverlening, met name psychiaters, psychologen, huisartsen, spoedartsen, verpleegkundigen,…
Waar
Vlaanderen
Wanneer
Zie verder – 3. uitwerken van planning met tijdspad
Voor de ontwikkeling van de richtlijn zelf worden drie fasen onderscheiden: input (overleg met Trimbos Instituut, literatuurstudie, stuurgroep), draft (maken van draft inclusief feedbackmeetings met stuurgroep en klankbordgroep) en finalisering (definitieve tekst en slotmeetings)
Hoe
Het voorbereiden (= het ontwikkelen van een draaiboek) en de procesbegeleiding van de ontwikkeling en implementatie van de multidisciplinaire richtlijn wordt door het VESP opgenomen. In overleg met de overheid wordt nagegaan of de partnerorganisatie de uitvoering binnen het vooropgesteld budget en binnen een redelijke termijn kan realiseren.
Samenwerkingsvereisten
Samenwerking met de projectleiding en redactie van Nederlandse multidisciplinaire richtlijn; samenwerking met Zorg voor Suïcidepogers, samenwerking met Werkgroep Verder
Output, kwaliteitscriteria en indicatoren
Draaiboek voor de ontwikkeling en implementatie van een Vlaamse multidisciplinaire richtlijn op basis van een wetenschappelijk onderbouwde visie op suïcidaal gedrag, met specifieke aandacht aan aanbevelingen en richtlijnen met betrekking tot:
de psychotherapeutische behandeling van psychische problemen en specifiek van suïcidaliteit;
de medicamenteuze behandeling van personen met een psychiatrische
problematiek en suïcidaliteit;
vroegdetectie en screening bij hoog-risicopersonen;
risico-inschatting bij suïcidaliteit;
het opvolgen en monitoren van personen die een suïcidepoging hebben ondernomen;
zorg en opvang voor nabestaanden.
Beschikbare expertise
Promotor van het huidig samenwerkingverband was lid van de klankbordgroep bij de ontwikkeling van de Nederlandse multidisciplinaire richtlijn.
ACTIVITEIT 2.2.5.
Uitwerken van een kwalitatief model van ketenzorg
Deze activiteit is een concretisering van strategie 5 ‘De ontwikkeling van aanbevelingen en hulpmiddelen voor de preventie van suïcide’.
Wat
Continuïteit van zorg is één van de belangrijkste knelpunten in de huidige organisatie van de hulpverlening. Door een gebrek aan sluitende (regionale) afspraken in de keten krijgen suïcidale patiënten niet altijd de juiste (na)zorg. De transfermomenten tussen en binnen zorgorganisaties kunnen gezien worden als risicovolle momenten. Een kwalitatief model waarin aanbevelingen worden gedaan voor zorgvuldig samenwerking in de keten bij mensen met suïcidaal gedrag kan de basis vormen voor het maken van lokale samenwerkingsafspraken waardoor algemeen de (na)zorg van de suïcidale patiënt kan verbeteren alsook de regionale samenwerking naar suïcidale patiënten toe. Met behulp van ICT-toepassingen en –netwerken kan men een vlotte samenwerking tussen de verschillende zorgactoren ondersteunen en faciliteren door op een efficiënte manier onderling gegevens over de patiënt te delen, de kwaliteit en de beschikbaarheid van de gegevens te verhogen en zo de administratieve lasten te verminderen, waar de patiënt ook verblijft. Het welzijn van de patiënt blijft evenwel centraal staan.
Het VESP zal instaan voor de ontwikkeling van de planning en het voorbereiden van de ontwikkeling en zal ondersteuning en wetenschappelijke bewaking bieden bij het proces van ontwikkeling en implementatie.
Doelgroep
Alle zorgverstrekkers betrokken bij de zorg voor mensen met suïcidale gedachten en/of gedrag: spoeddiensten, eerste, tweede en derde lijn
Waar
Vlaanderen
Wanneer
2017 tot einde beheersovereenkomst
Hoe
Ontwikkeling van methodiek en materialen volgens beschrijving algemene procedure zoals eerder vermeld, gebaseerd op inventarisatie van bestaande modellen van ketenzorg, bruikbare ICT-toepassingen en –netwerken, bestaande kanalen van deskundigheidsbevordering en good practices in de internationale literatuur
Samenwerkingsvereisten
Samenwerking met organisaties met terreinwerking (ie PIZS) en koepelorganisaties is belangrijk bij deze actie, naast samenwerking met eerste en tweede lijn. Aansluiting met Artikel 107 initiatieven zal zorgen voor integratie van suïcidepreventie in de reorganisatie van de Vlaamse geestelijke gezondheidszorg. Implementatie kan (deels) door gebruik te maken van bestaande kanalen van deskundigheidsbevordering. Aansluiting dient ook gezocht met de ontwikkeling en het beheer van de portaalsite: de module ‘rechtstreekse doorverwijzing’ op deze site moet bijdragen tot een naadloze en laagdrempelige professionele hulpverlening
Samenwerking voor deze actie behelst ook het facettenbeleid. Door de Vlaamse Overheid zijn, naast het elektronisch zorgplan, relevante aanbevelingen gedaan in het kader van de Eerstelijns Conferentie:
e-Health box: communicatie tussen zorg- en/of welzijnsactoren;
kadaster: actueel overzicht van alle gezondheids- en welzijnsberoepen (contactpersoon per voorziening staat in voor de rolverdeling);
eerstelijnskluis: een centraal platform voor gegevensdeling waar gegevens beschikbaar staan voor de relevante actor en constant gedeeld kunnen worden.
Output, kwaliteitscriteria en indicator
Draaiboek voor kwalitatief model van xxxxxxxxx, met aandacht voor bovenvermelde samenwerkingsvereisten
Beschikbare expertise
Het samenwerkingsverband beschikt over ruime expertise met betrekking tot systematisch literatuuronderzoek naar organisatie van zorg, wetenschappelijk onderzoek naar de effecten van faciliteren van transfer binnen en tussen zorgorganisaties.
2.3.Het uitwerken van een planning met tijdspad van te ontwikkelen methodieken, waarin onder ander zijn opgenomen: de portaalsite en de reeds in het actieplan opgenomen activiteiten: de multidisciplinaire richtlijnen, zoals bedoeld in strategie 5, het zorgen voor de bevordering van sociale aansluiting, zoals bedoeld in strategie 1c, het ontwikkelen van een Vlaamse serious game voor de preventie van depressie bij jongeren, zoals bedoeld onder strategie 2 en de pilootprojecten zoals bedoeld in strategie 4.
ACTIVITEIT 2.3.1.
Het uitwerken van een planning met tijdspad van te ontwikkelen methodieken
Wat
Het VESP staat in voor het wetenschappelijk onderbouwen, het uitwerken en het toetsen aan de praktijk van een planning met tijdspad van de te ontwikkelen methodieken zoals de portaalsite en de acties zoals beschreven in het actieplan.
Wie
EZO en CPZ
Doelgroep
Alle partners van het Vlaams Actieplan Suïcidepreventie
Waar Vlaanderen
Wanneer
Start vanaf Jaar 1 en loopt door
Hoe
Een voorstel van planning met tijdspad voor de verschillende methodieken en acties in het Vlaams Actieplan zal ontwikkeld worden op basis een vaste procedure: als basis zal gestart worden met een literatuuronderzoek naar de meest nieuwe wetenschappelijke inzichten en evidenties omtrent de verschillende methodieken en acties zodat met state-of-the-art
evidence based informatie kan gewerkt worden. Per actie zal een ontwerp van planning en methodiek worden ontwikkeld waarin per actie de doelstelling, de methodologie, het tijdspad, de evaluatiemethode (en indien mogelijk effectmetingen),de eventuele mogelijke uitvoerders en het implementatieplan worden beschreven. Een eerste ontwerp zal worden voorgelegd aan het VAZG en de stuurgroep. De aangepaste versie zal ook worden afgetoetst bij de Vlaamse Werkgroep Suïcidepreventie.
In het eerste jaar zal een ontwerp van planning en methodiek worden ontwikkeld voor de multidisciplinaire richtlijn en de pilootprojecten voor de behandeling van suïcidale personen. In het tweede jaar zal een ontwerp van planning en methodiek worden ontwikkeld voor het bevorderen van sociale aansluiting. In het derde jaar wordt een ontwerp van planning
ontwikkeld voor het pilootproject ‘serious game’ voor jongeren. Bij de pilootprojecten waarbij de effectiviteit van de methodieken worden onderzocht zal het VESP de methodologische criteria inzake effectiviteitsonderzoek opstellen alsook keuze van onderzoeksdesign voorstellen. Gedurende de vijf jaar durende beheersovereenkomst zal het VESP instaan voor de wetenschappelijk onderbouwde procesbegeleiding van de verschillende acties en methodieken.
De actie rond de portaalsite is een veelomvattende actie, die gefaseerd uitgevoerd zal moeten worden. VESP coördineert de verdere uitbouw van de website en staat in voor het beheer van de informatie op de website. Ook stelt VESP, in overleg met de Vlaamse overheid, een timing op voor de implementatie van de verschillende modules op de website. VESP staat in voor de opvolging en begeleiding van de uitbouw van de portaalsite.
Output en tijdschema (dit is een voorlopige planning, zal verder geconcretiseerd worden)
- Multidisciplinaire richtlijn:
o Jaar 1 – Q2: Ontwikkeling planning (met doelstelling, methodologiebeschrijving, tijdspad, evaluatiemethodiek,eventuele mogelijke uitvoerders, en implementatieplan)
o Jaar 1 – Q3: voorbereiding ontwikkeling multidisciplinaire richtlijn
o Jaar 1 – Start vanaf Q4: als kenniscentrum het proces bewaken bij de ontwikkeling multidisciplinaire richtlijn door de uitvoerders
o Nadat de multidisciplinaire richtlijn ontwikkeld is zal het VESP het verdere implementatieproces van de richtlijn coördineren en bewaken
- Pilootproject behandeling van suïcidale personen:
o Jaar 1 – Q4: Ontwikkeling planning (met doelstelling, methodologiebeschrijving (onderzoeksdesign van de effectiviteitsstudie, keuze proefpersonen, recrutering proefpersonen, vragenlijsten en meetinstrumenten, statistische analysemethodieken), tijdspad, eventuele mogelijke uitvoerders en implementatieplan)
o Jaar 1 – Q5: voorbereiding pilootstudie
o Jaar 2 – vanaf Q2: procesbegeleiding bij de uitvoering van de pilootstudie
- Pilootproject bevorderen van sociale aansluiting:
o Jaar 2 – Q3: Ontwikkeling planning (met doelstelling, methodologiebeschrijving, tijdspad en mogelijke uitvoerders) in overleg met VIGeZ
o Jaar 3 – Q1:voorbereiding pilootproject
o Jaar 3 – vanaf Q2: procesbegeleiding bij de uitvoering van het pilootproject
- Pilootproject ontwikkeling serious game voor jongeren:
o Jaar 3 – Q2: Ontwikkeling planning (met doelstelling, methodologiebeschrijving (onderzoeksdesign van de effectiviteitsstudie, keuze proefpersonen, recrutering proefpersonen, vragenlijsten en meetinstrumenten, statistische analysemethodieken), tijdspad, en eventuele mogelijke uitvoerders)
o Jaar 3 – Q4: voorbereiding pilootstudie
o Jaar 4 – vanaf Q1: procesbegeleiding bij de uitvoering van de pilootstudie
- Aanbevelingen voor ketenzorg voor suïcidale personen:
o Jaar 3 - Q4: Ontwikkeling planning (met doelstelling, methodologiebeschrijving, tijdspad,)
o Vanaf Jaar 4 - Q2: uitwerking aanbevelingen
- Portaalsite – één toegangspoort voor de preventie van suïcidaliteit:
o Module helpotheek en infotheek: Jaar 1 - Q1
VESP verzamelt de informatie die nodig is voor de helpotheek en infotheek
VESP staat garant voor de juistheid en wetenschappelijkheid van de informatie in de infotheek
VESP staat in voor het onderhoud en het up-to-date houden van dit onderdeel van de website.
o Module crisishulp: Jaar 1
Wordt uitgevoerd door CPZ en Tele-Onthaal
VESP adviseert in verband met de kwaliteit van de crisisgespreksvoering (wetenschappelijke onderbouwing)
VESP adviseert in verband met het onderzoeken van de effectiviteit van de crisishulpmodule
o Module zelfhulp: Jaar 1 Q3-Q4
VESP brengt in kaart welke initiatieven in dit verband reeds genomen werden door de bestaande organisaties met terreinwerking, en eventuele andere relevante actoren
VESP adviseert in verband met de mogelijkheden en valkuilen bij de uitbouw van zelfhulp
VESP ondersteunt de implementatie van de module zelfhulp
VESP adviseert in verband met het onderzoeken van de effectiviteit van de zelfhulpmodule
o Module kortdurende interventie via e-mail: Jaar 2
VESP onderzoekt en adviseert in verband met de mogelijkheden, de eventuele nood aan en de mogelijke valkuilen rond e-mailtherapie
VESP inventariseert de bestaande methodieken en ervaringen met online interventies, zowel binnen de sector van de geestelijke gezondheidszorg als binnen andere sectoren zoals de bijzondere jeugdzorg, gezondheidszorg, het welzijnswerk, …
VESP ondersteunt en begeleidt het proces naar implementatie van deze module
o Module lotgenotencontact: Jaar 2
Nabestaanden: wordt reeds uitgevoerd door Werkgroep Verder
Omgeving / mantelzorgers – suïcidale mensen: verkenning gebeurt reeds binnen het takenpakket van het CPZ
VESP geeft advies in verband met de opportuniteit van het uitbouwen van online lotgenotencontact
VESP staat in voor de opvolging van de implementatie van de module lotgenotencontact
VESP adviseert in verband met het onderzoeken van de effectiviteit van de module lotgenotencontact
o Module consultdesk voor professionelen: Jaar 1 - Q1 e.v.