ALGEMENE POLITIEVERORDENING
ALGEMENE POLITIEVERORDENING
Inhoudsopgave
HOOFDSTUK 1: ALGEMENE BEPALINGEN 5
HOOFDSTUK 2: OPENBARE NETHEID EN GEZONDHEID 8
Afdeling 1: Netheid van de openbare plaats 8
Afdeling 2. Voetpaden, bermen en onderhoud van eigendommen 9
Afdeling 3. Wateroppervlakten, waterwegen, kanaliseringen 10
Afdeling 4. Verwijdering van bepaalde afvalstoffen 10
Afdeling 5. Onderhoud en schoonmaak van voertuigen 11
Afdeling 6. Vuur, rook- en geurhinder 12
Afdeling 7. Overnachting en kamperen 14
Afdeling 8. Aanplakking en reclame 14
HOOFDSTUK 3: DE OPENBARE VEILIGHEID EN VLOTTE DOORGANG 17
Afdeling 2. Hinderlijke of gevaarlijke activiteiten op openbare plaatsen 17
Afdeling 3: Privatieve ingebruikneming van de openbare plaats 21
Afdeling 4: Het gebruik van gevels van gebouwen 23
Afdeling 5: Algemene maatregelen ter voorkoming van schendingen van de openbare veiligheid 23 Afdeling 6. Brandpreventie 24
Afdeling 7. Bijzondere bepalingen die in acht dienen te worden genomen bij sneeuw of vrieskou, ijs, ijzel 25
HOOFDSTUK 4: DE OPENBARE RUST 26
HOOFDSTUK 6: HORECA EN EVENEMENTEN 31
Afdeling 1 – Openings- en sluitingsuur 31
HOOFDSTUK 7: AMBULANTE HANDEL, MARKTEN, JAARMARKTEN EN KERMISSEN 33
HOOFDSTUK 8: BIJZONDERE BEPALINGEN UIT HET STRAFWETBOEK EN DE WEGCODE 34
HOOFDSTUK 10: SLOTBEPALINGEN 37
Afdeling 1: Inwerkingtreding 37
Afdeling 2: opheffingsbepalingen 37
AANVULLEND HOOFDSTUK 11: OPHALING HUISHOUDELIJK AFVAL 52
Afdeling 11.1 Algemene bepalingen 52
Afdeling 11.2 Selectieve inzameling van huishoudelijk afval (restafval). 55
Afdeling 11.3 Selectieve inzameling van groot huishoudelijk afval (grof huisvuil). 56
Afdeling 11.4 Selectieve inzameling van papier en karton 57
Afdeling 11.5 Selectieve inzameling van glas. 59
Afdeling 11.6 Selectieve inzameling van PMD (Plastieken flessen en flacons, Metalen blikken en Drankkartons). 59
Afdeling 11.7 Selectieve inzameling van GFT (Groenten-, Fruit- en Tuinafval) 61
Afdeling 11.8 Selectieve inzameling van snoeiafval 62
Afdeling 11.9 Selectieve inzameling van textiel 63
AANVULLEND HOOFDSTUK 12: GEMEENTELIJK RECYCLAGEPARK 64
AANVULLEND HOOFDSTUK 13: MARKTEN 67
AANVULLEND HOOFDSTUK 14: KERMISSEN 71
AANVULLEND HOOFDSTUK 15: NACHTWINKELS EN BELWINKELS 74
AANVULLEND HOOFDSTUK 16: XXXXXXXXXXXXXXX 00
Afdeling 1 – Algemene bepalingen 76
Afdeling 3 - Begraafplaatsen – Begravingen 78
Afdeling 4 - Crematie – columbarium – urnenveld – asverstrooiing 79
Afdeling 7 – Ordemaatregelen 84
AANVULLEND HOOFDSTUK 17: GEZONDHEID VAN DE WONINGEN EN HUN OMGEVING – RIOLERING
............................................................................................................................................................... 86
AANVULLEND HOOFDSTUK 18: XXXXXXXXXXXXXXX 00
AANVULLEND HOOFDSTUK 19: MAATREGELEN TER PREVENTIE VAN BRAND EN ONTPLOFFING 90
Afdeling 1 Maatregelen ter preventie van brand en ontploffing in publiek toegankelijke inrichtingen 90
Afdeling 2 Maatregelen ter preventie van brand en ontploffing bij evenementen 126
AANVULLEND HOOFDSTUK 20: GELIJKE TOEGANG TOT XX XXXXXXXXX 000
Afdeling 20.1 Verplichte bekendmaking huurprijs 166
AANVULLEND HOOFDSTUK 21: REGLEMENT BETREFFENDE DE UITBATING VAN HORECAZAKEN 167
Afdeling 21.1 Toepassingsgebied 167
Afdeling 21.2 Definities 167
Afdeling 21.3 Algemene bepalingen 169
Afdeling 21.4 Aanvraag horecavergunning 171
Afdeling 21.5 Brandveiligheid 173
Afdeling 21.6 Hygiënische vereisten 173
Afdeling 21.7 Sluitingsuur en nachtvergunning 173
Afdeling 21.8 Activiteiten en elektronisch versterkte muziek 175
Afdeling 21.9 Vaststellingen en controles 175
Afdeling 21.10 Sancties 175
Afdeling 21.11 Bekendmaking – inwerkingtreding – overgangsbepalingen - afschrift 177
AANVULLEND HOOFDSTUK 22: GEMEENTELIJK REGLEMENT VERPLICHTING CONFORMITEITSATTEST HUURWONINGEN 178
VERORDENING
Algemene politieverordening met gemeentelijke administratieve sancties
HOOFDSTUK 1: ALGEMENE BEPALINGEN
Art. 1.1 Toepassingsgebied
Deze verordening is van toepassing op het grondgebied van de gemeente Halle en op iedereen die zich op dit grondgebied bevindt. Deze verordening geldt met behoud van de toepassing van enige andere wetgeving.
Iedereen moet de bevelen van de burgemeester, gegeven krachtens de artikelen 133 tot en met 135 van de nieuwe Gemeentewet, naleven.
Art. 1.2 Definities
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
1° openbare plaats: de openbare weg, de parken, openbare tuinen, pleinen en speelterreinen en alle terreinen, buiten de openbare weg, die open staan voor het verkeer van personen en/of voertuigen;
2° openbare weg: de wegen en doorgangen die in hoofdorde bestemd zijn voor alle verkeer van personen en voertuigen, met inbegrip van de bermen, fietspaden, voetpaden en de ruimten aangelegd als aanhorigheden van de verkeerswegen en voornamelijk bestemd voor het parkeren van voertuigen;
3° een voor het publiek toegankelijke plaats: elke plaats waar andere personen dan de beheerder en de personen die er werkzaam zijn toegang hebben ofwel omdat ze geacht worden gewoonlijk toegang te hebben tot die plaats, ofwel omdat ze er toegelaten zijn zonder individueel te zijn uitgenodigd;
4° groene ruimten: openbare plantsoenen, parken, tuinen en alle stukken van de openbare plaats buiten de rijbaan, die openstaan voor het verkeer van personen en in hoofdorde bestemd zijn voor wandelen of ontspanning;
5° huishoudelijk afval: alle afvalstoffen die ontstaan door de normale werking van een particuliere huishouding of afkomstig zijn van commerciële, industriële, institutionele en andere bronnen en die naar aard en hoeveelheid met die van particuliere huishoudens vergelijkbaar is;
6° berm: de ruimte onderscheiden van het voetpad en het fietspad en die tussen de rijbaan ligt en een sloot, een talud, of grenzen van eigendommen;
7° manifestatie: samenscholing met als doel een overtuiging of een eis kenbaar te maken,
m.i.v. optochten en betogingen.
8° evenement: elke georganiseerde activiteit of gebeurtenis die doorgaat in een gebouw, een tent of openlucht op publiek of privaat terrein met een sociaal, cultureel, politiek, recreatief en/of sportief karakter, ongeacht het aantal deelnemers, maar met uitzondering van artikel
1.2.7° (manifestatie). Voorbeelden zijn kermissen, fuiven, muziekfestivals, dorp-, school- of
wijkfeesten, sportmanifestaties, optochten, vieringen, …
Art. 1.3 Herroepbare toelating/vergunning
§1. De in deze verordening beoogde toelatingen en vergunningen worden precair en herroepbaar afgegeven, in de vorm van een persoonlijke en onoverdraagbare titel, die de gemeente niet aansprakelijk stelt.
§2. De begunstigden moeten zich strikt houden aan de voorschriften van de vergunning.
De gemeente is niet aansprakelijk voor de schade die kan voortvloeien uit de - al dan niet foutieve - uitoefening van de bij de vergunning beoogde activiteit.
Art. 1.4 Besluiten burgemeester
Wanneer de openbare veiligheid, netheid, gezondheid of rust in het gedrang komen door situaties waarvan de oorzaak bij privaat domein ligt, kan de burgemeester de nodige besluiten nemen.
De eigenaars, huurders, bezetters of zij die er op één of andere manier verantwoordelijk voor zijn, moeten zich schikken naar de besluiten van de burgemeester.
In geval van weigering of vertraging in de uitvoering van de bij voornoemde besluiten voorgeschreven maatregelen, alsook indien het onmogelijk is ze aan de betrokkenen te betekenen, kan de burgemeester er ambtshalve toe doen overgaan, op risico van de in gebreke blijvende partijen die de kosten hoofdelijk moeten dragen.
Art. 1.5 Aansprakelijkheid
De persoon die de voorschriften van de bepalingen van deze verordening niet naleeft, is burgerlijk aansprakelijk voor de schade die daaruit kan voortvloeien.
De gemeente is niet aansprakelijk voor de schade die zou voortvloeien uit de niet-naleving door derden van de bij deze verordening voorgeschreven bepalingen.
Art. 1.6 Bevelen politie
Ieder die zich op de openbare plaats of op een voor het publiek toegankelijke plaats bevindt, moet zich onmiddellijk schikken naar de verzoeken of bevelen van de politie met het oog op de vrijwaring van de openbare veiligheid, rust, netheid of gezondheid, de vereenvoudiging van de taken van de hulpdiensten en de bijstand aan personen in gevaar en het doen naleven van de wetten, decreten, reglementen en besluiten.
Deze verplichting is tevens van toepassing op personen die zich in een privaat domein bevinden, wanneer de politie of een gemachtigde ambtenaar er is binnengegaan op verzoek van de bewoners of in geval van brand, overstroming of hulpoproep.
Art. 1.7 Op kosten van de overtreder
Als de overtreder de zaken niet onmiddellijk in orde brengt, behoudt de gemeente zich het recht voor dit te doen op kosten en op risico van de overtreder.
Het stelsel van de administratieve sancties doet geen afbreuk aan de toepassing van een retributie, herstelbelasting en/of aan het vorderen van de door de gemeente gemaakte kosten voor rekening van de overtreder.
HOOFDSTUK 2: OPENBARE NETHEID EN GEZONDHEID
Afdeling 1: Netheid van de openbare plaats
Art. 2.1.1 Netheid van de openbare plaats - algemeen
Het is verboden de openbare plaats of ieder voorwerp op de openbare plaats te bevuilen op gelijk welke manier, door eigen toedoen of door toedoen van de personen, dieren of zaken waarop men toezicht of waarover men zeggenschap heeft.
Art. 2.1.2 Bevuiling door werkzaamheden
§1 Indien de weg door werkzaamheden wordt bevuild, moet de uitvoerder van de werken hem onverwijld opnieuw schoonmaken.
De aannemers of verantwoordelijken zijn eveneens verplicht de openbare wegen gelegen in de omgeving van de werkplaatsen waar geladen en gelost wordt in staat van volledige reinheid te houden.
Dit artikel geldt ook voor landbouwers of de door hen aangestelden.
§2 Aan vrachtvervoer dat schade aan of bevuiling van de openbare weg veroorzaakt, kan een bepaalde reisweg worden opgelegd door de burgemeester.
De vervoerders blijven verantwoordelijk voor eventuele schade aan de weg en eveneens voor het reinigen ervan.
Art. 2.1.3 Verkopen van eetwaren en/of dranken voor onmiddellijk gebruik
De verkopers van voedingsproducten die onmiddellijk en buiten worden verbruikt, dienen het volgende te doen opdat hun klanten de openbare plaats rond hun verkooppunt niet vervuilen:
- hun voertuigen of hun kramen voorzien van een vuilnisbak uit onbrandbaar materiaal bestemd voor papier en afval;
- het wegnemen van alle papier of om het even welk voorwerp dat door hun klanten op de grond wordt gegooid in de onmiddellijke omgeving van hun voertuig, kraam of inrichting;
- ervoor zorgen dat hun toestellen geen overdreven reuk noch rook verspreiden die de voorbijgangers of bewoners van de buurt kunnen hinderen.
Art. 2.1.4 Wildplassen, achterlaten van uitwerpselen
Het is verboden op de openbare plaats en de voor het publiek toegankelijke plaats te urineren of uitwerpselen achter te laten, elders dan in de daartoe bestemde plaatsen.
Art. 2.1.5 Spuwen
Het is verboden te spuwen op een openbare plaats of een voor het publiek toegankelijke plaats.
Art. 2.1.6 Huishoudelijk afvalwater
Het is verboden het huishoudelijk afvalwater evenals alle andere vloeistoffen uit de bebouwde en onbebouwde eigendommen op de openbare weg te laten afvloeien.
Art. 2.1.7 Recipiënt voor sigarettenpeuken
De uitbaters van een horecazaak zijn ertoe gehouden ter hoogte van de ingang of rokerszone een recipiënt te voorzien voor het doven en wegwerpen van sigarettenpeuken.
Afdeling 2. Voetpaden, bermen en onderhoud van eigendommen
Art. 2.2.1
De voetpaden en bermen van al dan niet bewoonde gebouwen en terreinen dienen te worden onderhouden en proper gehouden door:
1) de huurder of gebruiker van het gebouw of onbebouwd terrein;
2) bij gebrek aan huurder of gebruiker; de vruchtgebruiker of houder van een zakelijk genotsrecht;
3) de (mede)eigenaar van het gebouw of onbebouwd terrein.
Voor meergezinswoningen rust de verplichting op de personen die door de (mede)eigenaars daartoe zijn aangesteld. Bij gebrek hieraan rust de verplichting op de bewoners van de laagste bewoonde verdieping en eerst op diegenen die aan de straatkant wonen.
Deze verplichtingen omvatten onder andere de verwijdering van onkruid en wilde begroeiing, vervuilende producten of materialen en het uitvoeren van alle herstellingen.
Art. 2.2.2 Onbebouwde terreinen
§1 De goede staat van onbebouwde terreinen, braakgronden en onbebouwde gedeelten van eigendommen moet op ieder moment verzekerd zijn. Dit houdt in dat erover dient gewaakt te worden dat de begroeiing noch de openbare veiligheid noch de openbare gezondheid bedreigt of kan bedreigen.
Deze verplichting rust op iedere huurder of houder van een zakelijk recht op het goed.
§2 Het is verboden afval, puin, zwerfvuil of allerhande voorwerpen of materialen op de voormelde gronden te deponeren. De huurder of houder van een zakelijk recht is verplicht het afval, puin, zwerfvuil of allerhande voorwerpen of materialen van zijn terrein te verwijderen.
§3 De gemeente kan overgaan tot de ambtshalve opruiming van onbebouwde terreinen, braakgronden en onbebouwde gedeelten van eigendommen, op kosten en risico van de overtreder.
Art. 2.2.3 Aanleggen of herstellen van voetpaden
De aangelanden van een gebouw of een gronderf zijn verplicht het voetpad, gelegen voor en langs het gebouw of gronderf aan te leggen of te verbreden volgens de bepalingen in de geldende bouwverordening.
Binnen een periode van één jaar na het uitvoeren van de werken dienen de uitvoerders de schade ten gevolge van deze werken te herstellen.
Zowel openbare besturen, nutsmaatschappijen als particulieren dienen het openbreken van voetpaden vooraf te melden aan het stadsbestuur en mogen de werken pas aanvangen na het bekomen van een schriftelijke toelating afgeleverd door het stadsbestuur.
Een uitzondering hierop vormen de nutsmaatschappijen, die ingeval van dringende interventies zoals lekken in de waterleiding en hoogspanningsdefecten, enkel een meldingsplicht hebben alvorens de werken aan te vatten.
Deze meldingsplicht geldt eveneens voor aangebrachte schade aan het voetpad, ook deze veroorzaakt door al dan niet gekende derden.
De herstelling van het voetpad valt onder de verantwoordelijkheid van het stadsbestuur. De kosten van de herstelling worden verhaald op de persoon die aansprakelijk is voor de beschadiging.
Afdeling 3. Wateroppervlakten, waterwegen, kanaliseringen
Art. 2.3.1 Waterleidingen
Het is verboden de installatie en de leidingen bestemd voor de werking van fonteinen of voor de afvoer van regen- of afvalwater te versperren, de normale werking ervan te hinderen of te wijzigen, of er enig voorwerp of vloeistof in te gooien waardoor ze kunnen verstoppen of bevuilen.
Art. 2.3.2 Ontstoppen riolen
Behoudens vergunning is het verboden om de riolen op de openbare plaats te ontstoppen, schoon te maken, te herstellen of er aansluitingen op aan te brengen.
Het verbod is niet van toepassing op de vrijmaking van kolken als de minste vertraging de aangrenzende eigendommen schade zou kunnen berokkenen en voor zover er niets wordt gedemonteerd of uitgegraven.
Art. 2.3.3 Bevuilingen waterlopen
Het is verboden te baden in rivieren, kanalen, vijvers, bekkens, fonteinen gelegen op openbare plaatsen of deze te bevuilen of er dieren in te laten baden of te wassen of er eender wat in onder te dompelen.
Art. 2.3.4 Duikers
De aanpalende eigenaars moeten de duikers die zij hebben aangelegd of laten aanleggen, onderhouden, ontstoppen en reinigen.
Afdeling 4. Verwijdering van bepaalde afvalstoffen
Art. 2.4.1 Containers
Het gebruik van containers die door de gemeente of met toelating van de gemeente, op de openbare plaats worden gezet, is strikt voorbehouden aan de vergunninghouder. Het is aan anderen verboden om er voorwerpen of afval in te deponeren.
Art. 2.4.2 Zwerfvuil
Het is verboden te sluikstorten. De kosten voor het opruimen van sluikstorten worden aan de overtreder aangerekend.
§1. Het is verboden om het even welke afvalstoffen te gooien of achter te laten:
- op volgens deze verordening niet-reglementaire plaatsen
- en/of op volgens deze verordening niet-reglementaire tijdstippen
- en/of in volgens deze verordening niet-reglementaire recipiënten
§2. Het is eveneens verboden:
- Afvalzakken naast de daartoe voorziene container te plaatsen
- Huishoudelijk afval in een publieke vuilnisbak te deponeren
- Huishoudelijk afval dat aangeboden wordt voor ophaling te verplaatsen, te openen of te doorzoeken behalve door de hiertoe bevoegde personen
- Om het even welke aangeboden afvalstof mee te nemen, behoudens schriftelijke toelating van het college van burgemeester en schepenen. Alleen de ophaaldienst of personen daartoe aangewezen door de stad zijn gerechtigd om afvalstoffen in te zamelen.
Art. 2.4.3 Huishoudelijk afval
Huishoudelijk afval mag slechts na 18.00 uur op de dag voorafgaand aan de dag en moet voor 6.00 uur de dag waarop de ophaling van het huishoudelijk afval zal plaatsvinden, aan de rand van de weg worden geplaatst.
Het huishoudelijk afval moet door de inwoners, in de daartoe bestemde zak of recipiënt, geplaatst worden aan de rand van de openbare weg en voor het betrokken perceel, zonder evenwel het verkeer van voertuigen, fietsers en voetgangers te hinderen.
De inwoners van wegen, plaatsen of stegen waar de wagens van de ophaaldienst niet door kunnen, of van woningen die afgelegen zijn van de openbare weg, moeten hun huishoudelijk afval neerzetten op de dichtstbijzijnde straathoek die wel bereikbaar is of op een door het gemeentebestuur aangeduid verzamelpunt.
Bij de onbereikbaarheid wegens wegenwerken zal het college tijdelijke maatregelen treffen teneinde de ophaling te verzekeren.
De inwoners die het huishoudelijk afval buiten zetten zijn verantwoordelijk voor het opruimen van de eventueel uitgespreide inhoud.
Xxxx of niet meegenomen recipiënten moet de aanbieder dezelfde dag terug binnen nemen. Het is niet toegestaan recipiënten ononderbroken op het openbaar domein te laten staan.
Afdeling 5. Onderhoud en schoonmaak van voertuigen
Art. 2.5.1 Onderhoud en schoonmaak van voertuigen
Het is verboden op de openbare plaats het onderhoud, de smering, olieverversing of herstelling van voertuigen of stukken van deze voertuigen te doen, met uitzondering van het depanneren vlak na het zich voordoen van het defect voor zover het gaat om zeer beperkte interventies teneinde het voertuig in staat te stellen zijn weg voort te zetten of weggesleept te worden.
Het wassen van voertuigen, met uitzondering van voertuigen voor het al dan niet bezoldigd goederenvervoer of gezamenlijk vervoer van personen, is toegelaten op de openbare plaats. Het wassen en schoonmaken mag enkel plaatshebben voor het gebouw waar de eigenaar van het voertuig woont of voor diens garage. Het wassen en schoonmaken mag de veilige en gemakkelijke doorgang en de openbare rust niet in het gedrang brengen. Het mag in geen geval tussen 22 uur en 07 uur gebeuren.
De producten en het gereedschap voor het herstellen of het wassen van het voertuig moeten zorgvuldig verzameld worden zodat de doorgang van de voetgangers en de weggebruikers niet wordt gehinderd.
Afdeling 6. Vuur, rook- en geurhinder
Art. 2.6.1 Verbranding in open lucht
§1. Onverminderd de bepalingen van het Veldwetboek en het Bosdecreet is het verboden welke stoffen ook te vernietigen door verbranding in open lucht, tenzij in de hierna opgesomde gevallen bepaald in Vlarem II:
1) het maken van vuur in open lucht indien nodig bij het beheer van bossen, als beheersmaatregel, als fytosanitaire maatregel of als onderdeel van een wetenschappelijk experiment, in overeenstemming met de bepalingen van het Bosdecreet;
2) het maken van vuur in open lucht in natuurgebieden, als beheermaatregel wanneer afvoer of verwerking ter plaatse van het biomassa-afval niet mogelijk is, of als fytosanitaire maatregel. Deze activiteit mag slechts plaatsvinden mits schriftelijke toelating van de gemeentelijke overheid en wanneer dit als uitzonderlijke beheermaatregel is opgenomen in het goedgekeurd beheerplan;
3) de verbranding in open lucht van plantaardige afvalstoffen afkomstig van eigen bedrijfslandbouwkundige werkzaamheden, wanneer afvoer of verwerking ter plaatse van het biomassa-afval niet mogelijk is, of indien dit vanuit fytosanitair oogpunt noodzakelijk is;
4) het verbranden van droog natuurlijk stukhout bij het maken van een open vuur. Deze activiteit mag slechts plaatsvinden mits voorafgaande schriftelijke toelating van de burgemeester;
5) het verbranden van droog natuurlijk stukhout of een vaste fossiele brandstof in een sfeerverwarmer;
6) het verbranden van dierlijk afval, in overeenstemming met de bepalingen uit artikel 7 van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 juni 2013 betreffende dierlijke bijproducten en afgewerkte producten. Deze activiteit mag slechts plaatsvinden mits schriftelijke toelating van de toezichthouder;
7) het verbranden van droog onbehandeld hout en onversierde kerstbomen in het kader van folkloristische evenementen. Deze activiteit mag slechts plaatsvinden mits voorafgaande schriftelijke toelating van de burgemeester, en mits de activiteit plaatsvindt op een afstand van meer dan 100 meter van bewoning;
8) het verbranden van droog onbehandeld hout of een vaste fossiele brandstof voor het gebruik van een barbecuetoestel.
§2. Kampvuren van jeugdbewegingen of andere organisaties zijn enkel toegelaten op de daartoe door de terreinverantwoordelijke aangeduide plaats(en) en na voorafgaande toelating door de Burgemeester. Voor de bepaling van deze plaats(en) dient de terreinverantwoordelijke het advies in te winnen van de bevoegde brandweer. De terreinverantwoordelijke dient deze toestemming te kunnen voorleggen op verzoek van de politie of bevoegde gemeentelijke ambtenaren.
§3. Het is verboden de buurt te storen met rook, geuren of uitwasemingen van welke bron dan ook, alsook met stof of projectielen van allerlei aard.
Art. 2.6.2 Vuurwerk
Met behoud van de toepassing van de wettelijke en reglementaire bepalingen is het verboden, zowel op de openbare plaats als op private domeinen, binnenplaatsen en op alle plaatsen die palen aan de openbare weg, om het even welk vuurwerk af te steken of voetzoekers, thunderflashes, knal- en rookbussen of andere zaken te laten ontploffen en wensballonnen op te laten.
In afwijking van het voorgaande is de burgemeester ertoe gemachtigd om toestemming te verlenen om bij uitzonderlijke gebeurtenissen en op een beperkt aantal plaatsen vuurwerk af te steken of knal- en rookbussen te laten ontploffen. De aanvraag moet schriftelijk en minstens 30 kalenderdagen voor de geplande datum ingediend worden.
Art. 2.6.3 Geurhinder
§1. Het is verboden goederen op te slaan, die geurhinder of luchtverontreiniging veroorzaken.
§2. Indien men activiteiten uitvoert waarbij rook, stof, geuren, dampen, giftige of bijtende gassen die buren kunnen hinderen of de lucht kunnen verontreinigen ontstaan, is men ertoe gehouden alle mogelijke maatregelen te treffen om de hinder naar de omwonenden te vermijden of zoveel mogelijk te beperken.
§3. Iedereen is ertoe gehouden zijn beerput en/of septische put op regelmatige basis te doen ruimen. Men is ertoe gehouden alle maatregelen te treffen om bij het ruimen geurhinder te vermijden of zoveel mogelijk te beperken. De ruiming mag niet gebeuren op zon- en wettelijke feestdagen.
§4. De eigenaars van een mest-, composthoop, compostvat, compostbak e.d. zijn ertoe gehouden alle mogelijke maatregelen te nemen om geurhinder te vermijden.
Art. 2.6.4 Schouwen
Schouwen en de luchtafvoeropening van dampkappen moeten zodanig geplaatst worden dat de geurhinder voor buren tot een minimum wordt beperkt.
Art. 2.6.5. Verbranding in (hout)kachels en open haarden (binnenshuis)
§1. Het is verboden afvalstoffen te verbranden in (hout)kachels en open haarden.
§2. Het in §1 vermeld verbod geldt niet voor het verbranden van onbehandeld stukhout in houtkachels voor de verwarming van woonverblijven en werkplaatsen, in sfeerverwarmers en gelijksoortige toestellen met een nominaal thermisch vermogen van maximaal 300 kW.
§3. Het in §1 vermeld verbod geldt niet voor installaties van meer dan 300 kW waarvoor overeenkomstig de Vlaremreglementering een milieuvergunning is verleend.
§4. De gebruikers van deze verwarmingsinstallaties moeten verbranden in overeenstemming met een code van goede praktijk om er zo voor te zorgen dat de installatie die ze gebruiken geen geurhinder of hinder van rook en roet veroorzaakt.
§5. Het verbranden in (hout)kachels en open haarden is verboden bij windstilte en mist. Een uitzondering hierop wordt gemaakt voor het verbranden in kachels en open haarden voor verwarming van ruimten die niet over een centrale verwarming of olie- of gasgestookte decentrale verwarming beschikken.
Afdeling 7. Overnachting en kamperen
Art. 2.7.1 Kamperen
Behoudens vergunning is het verboden op het hele grondgebied van de gemeente en op de openbare plaats langer dan 24 uur achtereen te verblijven of te slapen in een tent, wagen, een caravan of een daartoe ingericht voertuig of er te kamperen.
Het is eveneens verboden meer dan 24 uur achtereen op een privaat domein te verblijven in een mobiel onderkomen zoals een woon- en aanhangwagen, een caravan of een mobilhome, behoudens vergunning.
Afdeling 8. Aanplakking en reclame
Art. 2.8.1 Aanplakkingen, drukwerk en reclame
§1 Het is verboden affiches, aanplakbrieven, plakkaten, opschriften, zelfklevers of spandoeken aan te brengen op de openbare plaats of op een voorwerp op de openbare plaats, tenzij na schriftelijke toelating door de burgemeester, behoudens hogere wetgeving. Deze toelating door de burgemeester bevat de plaatsen op de openbare plaats waar reglementair mag geplakt worden en kan modaliteiten bevatten.
De aanplakkers/reclamemakers/verdelers moeten steeds in het bezit zijn van een toelating en moeten deze tonen op elk verzoek van de politie of de gemachtigde ambtenaar.
§2 De affiches e.a. die niet conform werden aangebracht, dienen op het eerste verzoek van de politie of de gemachtigde ambtenaar verwijderd te worden. Bij de overtreding van dit artikel is in eerste instantie de aanbrenger van de aanplakbrieven, plakkaten, opschriften, zelfklevers, affiches of spandoeken verantwoordelijk. Indien de aanbrenger niet gekend is, is de verantwoordelijke uitgever aansprakelijk voor het niet reglementair aanbrengen.
§3 Het college van burgemeester en schepenen kan, in afwijking van §1, plaatsen en aanplakborden aanduiden waar zonder toelating door lokale verenigingen affiches e.a. mogen worden aangebracht voor de aankondiging van activiteiten.
§4 Zonder voorafgaande toelating is het verboden reclame te maken op de openbare plaats, drukwerken uit te delen of er een bedrijf of beroep uit te oefenen
Deze bepaling is niet van toepassing op geschriften en drukwerk met een politiek, filosofisch, religieus, wetenschappelijk, cultureel, sociaal, sportief of folkloristisch karakter.
De verdelers van drukwerken dienen wat er door het publiek op de grond wordt gegooid, op te rapen.
§5 Het is verboden voor omroepers, verkopers of verdelers van drukwerken:
1. drukwerk op voertuigen te bevestigen, behoudens toelating van de burgemeester;
2. voorbijgangers aan te klampen, te volgen of lastig te vallen;
3. stapels kranten, documenten, enz. achter te laten op de openbare plaats of op de drempel van deuren en vensterbanken van gebouwen;
4. ongeadresseerd reclamedrukwerk te bedelen in brievenbussen die voorzien zijn van
een zelfklever “anti reclame sticker”.
Art. 2.8.2 Aanplakbiljetten
Het is verboden wettig aangebrachte aanplakbiljetten af te trekken, te scheuren of op een of andere wijze onleesbaar te maken.
Art. 2.8.3 Reclame huur of verkoop van woongelegenheden
Reclame voor huur of verkoop van woongelegenheden door eigenaars, huurders of derden mag niet op het openbaar domein geplaatst worden. Deze reclame mag wel op privédomein geplaatst worden op voorwaarde dat hiermee geen hinder veroorzaakt wordt. De reclame die uitsteekt over de openbare weg moet minstens 2,2 meter hoog geplaatst worden en de wetgeving inzake ruimtelijke ordening moet nageleefd worden.
Afdeling 9. Groene ruimten
Art. 2.9.1 Openingsuren groene ruimten
§1. De openingsuren van de openbare parken en tuinen worden aangeplakt op een of meerdere ingangen ervan. Indien de openingsuren ontbreken zijn de parken en tuinen toegankelijk op eigen risico van de bezoekers van 22u00 tot 07u00. Hetzelfde geldt bij stormweer. De burgemeester kan indien nodig de openingsuren aanpassen of de sluiting bevelen.
§2. Niemand mag zich toegang verschaffen tot de openbare parken en tuinen buiten de openingsuren of bij sluiting.
Art. 2.9.2 Motorvoertuigen in groene ruimten
Behoudens door de bevoegde overheid afgegeven toelating of met het oog op het onderhoud mag geen enkel motorvoertuig in groene ruimten circuleren.
Art. 2.9.3 Vogels
In de groene ruimten is het verboden vogels te vangen en hun nesten te vernielen en alle andere dieren lastig te vallen.
Art. 2.9.4 Vissen
Het is verboden te vissen zonder voorafgaandelijke vergunning van de burgemeester in de door het gemeentebestuur beheerde oppervlaktewateren van de openbare ruimte.
Art. 2.9.5 Toegang grasperken
De toegang tot grasperken is verboden voor alle personen, dieren en voertuigen, wanneer dit aangeduid is door specifieke borden.
Art. 2.9.6 Reclame
Het is verboden om een bedrijfs- of beroepsbezigheid uit te oefenen, koopwaren uit te stallen of te verkopen, reclame te maken, drukwerk of om het even wat uit te delen in de groene ruimten zonder voorafgaande schriftelijke toelating van de burgemeester.
Art. 2.9.7 Hinderlijke spelen in groene ruimten
Niemand mag in de groene ruimten overgaan tot spelen die andere gebruikers kunnen hinderen of de rust van de plaats of van de bezoekers kunnen verstoren.
Art. 2.9.8 Vuur en barbecue
Het is verboden vuur te maken en te barbecueën in de groene ruimten, behoudens een schriftelijke toelating van de burgemeester.
HOOFDSTUK 3: DE OPENBARE VEILIGHEID EN VLOTTE DOORGANG
Afdeling 1. Manifestaties
Art. 3.1.1 Toelating manifestaties
§1 Manifestaties in open lucht zijn enkel toegelaten mits voorafgaande schriftelijke toelating van de burgemeester, ten minste 10 werkdagen vóór de geplande datum van de manifestatie, via het door de gemeente ter beschikking gestelde formulier.
De burgemeester kan voorwaarden opleggen aan de manifestatie of, bij gewichtige redenen (gevaar om wanordelijkheden te verwekken, verstoring van de openbare rust, een gevaar of belemmering van het verkeer inhouden,…), de manifestatie verbieden.
§2 Het dragen of voorhanden hebben van enig voorwerp dat gebruikt kan worden om te slaan, te steken of te verwonden evenals het dragen van helmen of schilden is gedurende manifestaties verboden.
§3 Samenscholingen kunnen verboden worden door de overheid als deze gericht zijn op een verstoring van de openbare orde of risico’s voor de gemeenschap in haar geheel kunnen meebrengen.
Afdeling 2. Hinderlijke of gevaarlijke activiteiten op openbare plaatsen
Art. 3.2.1 Algemeen
§1 Het is verboden op openbare plaatsen, op voor het publiek toegankelijke plaatsen en op privaat domein, behoudens vergunning van de bevoegde overheid, over te gaan tot een activiteit die de openbare veiligheid of de veilige en vlotte doorgang in het gedrang kan brengen, zoals:
1. xxxxxx, stoten of lanceren van een voorwerp dat iemand kan hinderen of bevuilen of dat andermans eigendom kan beschadigen of vernielen. Deze bepaling is niet van toepassing op de sportdisciplines en spelen die in de daarvoor voorziene installaties worden verricht;
2. klimmen op afsluitingen, palen, constructies of allerhande installaties;
3. gewelddadige of lawaaierige spelen of oefeningen doen;
4. allerhande werken verrichten;
5. artistieke prestaties leveren;
6. knoppen en bloemen of planten te verwijderen;
7. bomen te verminken, schudden of ontschorsen;
8. takken, bloemen of andere planten af te rukken of af te snijden;
9. palen of andere voorwerpen voor de bescherming van aanplantingen uit te rukken; 10.wegen en dreven te beschadigen;
11.zich te begeven in bloemperken en –tapijten, ze te vernietigen of te beschadigen; 12.op plaatsen te komen waar dit volgens de opschriften verboden is;
13. Schadelijke middelen zoals lachgas verhandelen of bezitten indien de handel of het bezit gericht is op het oneigenlijk gebruik van het middel met als doel het bekomen van een roeseffect;
14. Consumeren van alcohol.
Art 3.2.2 Spelen
Niemand mag zonder voorafgaande en schriftelijke toestemming van de burgemeester op de openbare weg om het even welk spel inrichten dat van aard is samenscholingen te veroorzaken, het verkeer te belemmeren, de voorbijgangers te hinderen of ongemakken te veroorzaken.
Art. 3.2.3 Wapens
Overeenkomstig de wapenwet en onverminderd de wettelijke en reglementaire bepalingen betreffende de jacht en de vogelbescherming, is het verboden in openbare plaatsen, in voor het publiek toegankelijke plaatsen en in privé-eigendommen over te gaan tot het gebruiken van vuurwapens of wapens met samengeperste lucht, uitgezonderd in schietstanden die daartoe een vergunning hebben of in schietkramen op kermissen. Wapens, munitie of vuurwerk die gebruikt wordt in strijd met bovenvermelde bepalingen, worden in beslag genomen.
Art. 3.2.4 Uitgraving
Zonder voorafgaande schriftelijke toelating van het college is het verboden een uitgraving in de openbare weg uit te voeren. Wanneer het om een provincie- of gewestweg gaat, moet eveneens voorafgaandelijk de toelating van de bevoegde overheid worden verkregen.
Art. 3.2.5 Vogelschrikkanonnen
§1 Het gebruik van vogelschrikkanonnen of soortgelijke toestellen voor het verjagen van vogels bij het beschermen van de akkerbouw, tuinbouw en fruitteelt mag enkel na schriftelijke toelating van de burgemeester.
De aanvraag wordt gemotiveerd en moet toelaten de mogelijke hinder van de installatie te beoordelen.
§2 De opening van het kanon dient steeds in de meest gunstige richting te worden geplaatst ten aanzien van de hindergevoelige plaatsen, rekening houdend met de omwonenden.
§3 Het is verboden deze toestellen te laten werken tussen 19.00 en 9.00 uur.
§4 De ontploffingen moeten beperkt worden tot 6 knallen per uur.
§5 Het gebruik van vogelschrikkanonnen kan uitsluitend toegestaan worden in de periode van 15 april tot 15 augustus. De toelating kan worden geschorst of ingetrokken indien overmatige hinder wordt vastgesteld of de bepalingen van dit artikel worden overtreden.
Art. 3.2.6 Kleiduifschieten
Het kleiduifschieten, evenals het elektronisch kleiduifschieten mag slechts georganiseerd worden mits voorafgaande en schriftelijke toelating van de burgemeester.
Deze schriftelijke toelating moet aanwezig zijn op de plaats van het gebeuren en dient door de organisatoren voorgelegd te worden op verzoek van de politie.
Art. 3.2.7 Hinderlijke werken
Werkzaamheden die stof of afval op de openbare weg of de omringende eigendommen kunnen verspreiden mogen pas aangevat worden nadat er schermen of gelijkaardig aangebracht zijn.
In dit artikel worden de werkzaamheden bedoeld die niet op de openbare weg uitgevoerd worden en die de weg kunnen bevuilen of de veiligheid of de vlotte doorgang kunnen belemmeren.
De burgemeester kan de nodige veiligheidsmaatregelen voorschrijven.
Indien de weg door de werkzaamheden wordt bevuild, moet de uitvoerder van de werken hem onverwijld opnieuw schoonmaken.
Art. 3.2.8 Bevuiling openbare weg
Het is verboden voorwerpen die door hun val of door ongezonde uitwasemingen kunnen schaden, op de openbare weg te werpen, te plaatsen of achter te laten.
Art. 3.2.9 Belemmering openbare plaats
Het is verboden voor iedereen die in de openbare plaats een activiteit uitoefent, ongeacht of hij hiervoor een vergunning heeft gekregen:
- de toegang tot openbare of private gebouwen of bouwwerken te belemmeren;
- vergezeld te zijn van een agressief dier;
- zich dreigend op te stellen;
- de vlotte doorgang van voorbijgangers te verhinderen;
- deze activiteit op de rijweg uit te oefenen.
Art. 3.2.10 Steps, rolschaatsen, fietsen en skateboards
Onverminderd de wegcode is het gebruik van steps, fietsen, rolschaatsen of skateboards en dergelijke toegelaten op voorwaarde dat de openbare veiligheid niet in het gedrang wordt gebracht. De bevoegde overheid kan het echter verbieden op de plaatsen die zij bepaalt.
Art. 3.2.11 Inzamelingen
Behoudens vergunning van de bevoegde overheid is het verboden inzamelingen te houden op de openbare plaats.
Art. 3.2.12 Uitstallen goederen
Onverminderd de andere bij deze verordening voorziene bepalingen mag niemand, ook niet tijdelijk, goederen op de openbare plaats uitstallen zonder toelating van de bevoegde overheid.
Art. 3.2.13 Drukwerken en reclame
Opgeheven door de gemeenteraad van 31.10.2019, zie artikel 2.8.1.
Art. 3.2.14 Aanklampen voorbijgangers
Het is verboden de voorbijgangers op een openbare plaats aan te klampen.
Het is eveneens verboden voor handelaars of restauranthouders alsook voor personen die ze tewerkstellen cliënten aan te spreken of te roepen teneinde ze aan te sporen om naar hun zaak te komen.
Art. 3.2.15 Verstoring
§1 Het is verboden op welke manier dan ook ieder concert, spektakel, vermakelijkheden en bijeenkomsten op de openbare plaats, toegelaten door de gemeentelijke overheid, te storen.
§2 Het is verboden voor het publiek van zalen voor spektakels, feesten, concerten of sport in de gemeente:
1. zich op de scène, piste of terrein te begeven zonder daar vanwege de artiesten, sportlui of organisatoren een uitnodiging of toelating voor te hebben gekregen, alsook zich toegang te verschaffen tot de private delen van het etablissement of degene die voor de artiesten of sportlui voorbehouden zijn;
2. voorwerpen op de balkons en leuningen te plaatsen of eraan te bevestigen die door hun val of op enige andere manier het publiek, de acteurs of de sportbeoefenaars kunnen storen.
3. de stabiliteit en/of veiligheid van de installaties of plaatsen in gevaar te brengen door hun gedrag.
§3 Het is aan particulieren verboden de vrijheid van de verkoop te hinderen of de orde op welke wijze ook te storen tijdens openbare markten, kermissen en ambulante handelsactiviteiten.
Art. 3.2.16 Speelterreinen
§1. De toestellen ter beschikking gesteld van het publiek op gemeentelijke speelterreinen of speeltuinen moeten zo gebruikt worden dat de openbare veiligheid en rust niet in het gedrang komen.
De gemeentelijke speelterreinen die voor welbepaalde spelen of sporten voorbehouden zijn, mogen niet gebruikt worden voor andere spelen, sporten of doeleinden die schade aan het terrein kunnen toebrengen of die de gebruikers ervan kunnen hinderen.
Kinderen onder de 7 jaar dienen vergezeld te zijn van een van hun ouders of de persoon aan wiens hoede ze werden toevertrouwd.
§2. De toestellen ter beschikking gesteld van het publiek op gemeentelijke speelterreinen moeten worden gebruikt waarvoor ze dienen.
Van 22u00 tot 07u00 is de toegang tot de gemeentelijke speelterreinen verboden, tenzij een uitzondering werd goedgekeurd door het college van burgemeester en schepenen.
Art. 3.2.17 Parkeerplaats zorgverstrekkers
Het is verboden zich te parkeren op een parkeerplaats voorzien voor zorgverstrekkers.
Afdeling 3: Privatieve ingebruikneming van de openbare plaats
Art. 3.3.1 Private ingebruikneming van de openbare plaats
§1 Behoudens vergunning van de bevoegde overheid en onverminderd de wettelijke en reglementaire bepalingen inzake stedenbouw is het volgende verboden:
1. Iedere privatieve bovengrondse en ondergrondse ingebruikneming van de openbare plaats zoals een vastgehecht, opgehangen, geplaatst of achtergelaten voorwerp, waardoor schade berokkend kan worden aan de veiligheid of de vlotte doorgang;
2. de installatie op hoge delen van gebouwen of tegen de gevels van huizen, van voorwerpen die gevaar kunnen veroorzaken door hun val, ook al steken ze niet uit over de openbare weg.
De voorwerpen die geplaatst werden op vensterbanken en vastgehouden worden door een stevig bevestigde voorziening die niet boven de openbare weg uitsteekt, zijn vrijgesteld van deze bepaling.
§2 Onverminderd de bepalingen van het verkeersreglement mag geen enkel voorwerp, zelfs gedeeltelijk, de voorwerpen van openbaar nut waarvan de zichtbaarheid volledig moet verzekerd zijn, verbergen.
Geen enkel voorwerp mag, ook al was dat maar gedeeltelijk, de deuren of ramen van gebouwen langs de openbare weg verbergen.
§3 De voorwerpen die in strijd met dit artikel zijn geplaatst, vastgehecht of opgehangen, dienen op het eerste verzoek van de politie of van een gemachtigde ambtenaar verwijderd te worden. Bekomen vergunningen dienen steeds zichtbaar aangeplakt te worden in de directe nabijheid van de ingebruikneming van de openbare plaats.
Art. 3.3.2 Terrassen en koopwaren op de openbare plaats uitstallen
Behoudens vergunning van het college van burgemeester en schepenen is het verboden terrassen, stoelen, banken, tafels, windschermen, uitstalramen, of reclameborden en dergelijke te plaatsen onder gelijk welke vorm en koopwaren op de openbare plaats uit te stallen.
De voorwerpen die in strijd met dit artikel geplaatst of uitgestald zijn, dienen op het eerste verzoek van de politie of van een gemachtigde ambtenaar verwijderd te worden.
Art. 3.3.3 Parabolen
Onverminderd de wettelijke en reglementaire bepalingen inzake stedenbouw is het verboden spandoeken, kabels, draden, lichtreclames, wimpels, vlaggen of antennes en parabolen op voorgevels van gebouwen of over de openbare weg te hangen zonder toelating van de bevoegde overheid.
Deze bepaling is niet van toepassing in geval van een vlaggenversiering en spandoeken waarvoor een algemene toelating of een toelating van de gemeente verkregen werd.
Art. 3.3.4 Werkzaamheden
Zonder de toelating van de bevoegde gemeentelijke overheid mogen op de openbare plaats geen laad- of hijstoestellen, containers of ander bouwwerfmateriaal geplaatst worden.
Art. 3.3.5 Brandstoffen, goederen en materialen
Brandstoffen, goederen en materialen dienen zodanig op de openbare weg afgeladen te worden, dat het verkeer in het algemeen niet gehinderd wordt en dat de veiligheid noch de vlotte doorgang, noch de openbare rust in het gedrang komen.
Ieder die nabij zijn woning of zijn inrichting brandstoffen, koopwaren of andere voorwerpen doet laden of lossen, moet mogelijk afval onmiddellijk opruimen en het gedeelte van de openbare weg waar dit afval ligt, reinigen of doen reinigen.
Art. 3.3.6 Vasthechten van vervoersmiddelen
Het is verboden rijwielen, bromfietsen of motorfietsen te plaatsen of vast te hechten aan bomen, afsluitingen, palen, parkeermeters of parkeerautomaten. Bij inbreuk kan de politie op kosten en risico van de overtreder de eventuele vasthechting verbreken en het voertuig verwijderen.
Art. 3.3.7 Wijziging wegenis
Geen plein, straat, voetweg of andere openbare wegenis mag aangelegd, gewijzigd of tenietgedaan worden dan bij beslissing van de bevoegde overheid.
Art. 3.3.8 Snoeien van bomen en beplanting
Bomen en beplantingen op private domeinen moeten zodanig gesnoeid worden dat:
- iedere tak die over de openbare weg hangt zich op minstens 4 meter hoogte van de grond bevindt;
- de begroeiing zich op minstens 1 meter afstand van de rijbaan bevindt;
- de zichtbaarheid van de verkeerstekens en straatnaamborden niet in het gedrang wordt gebracht;
- het normaal uitzicht op de openbare weg, in de nabijheid van bochten en kruispunten niet wordt belemmerd;
- de stabiliteit van de installaties voor de openbare verlichting niet in het gedrang brengt of het uitgestraalde licht ervan niet in belangrijke mate vermindert.
- de zichtbaarheid op het aankomend verkeer, ter hoogte van de inrij van het eigendom, niet in het gedrag wordt gebracht.
Indien bijzondere veiligheidsredenen dat vereisen, kan de bevoegde overheid andere afmetingen opleggen en de voorgeschreven werken dienen binnen de gestelde termijn na de desbetreffende betekening verricht te worden.
Art. 3.3.9 Voorwerpen buitenkant gebouw
Het is verboden lange of omvangrijke voorwerpen vanuit een gebouw op de openbare weg te laten uitsteken zonder de nodige voorzorgsmaatregelen te nemen om de veiligheid van de voorbijgangers te waarborgen.
Dezelfde voorzorgsmaatregelen dienen in acht te worden genomen bij het openen van buitenzonneblinden, beweegbare luiken of zonnegordijnen die op de gelijkvloerse verdieping geplaatst zijn indien het gebouw aan de openbare weg grenst.
Wanneer de buitenzonneblinden of beweegbare luiken open zijn, dienen ze met pallen of haken op hun plaats te worden gehouden.
De pallen en haken moeten steeds stevig vastgemaakt zijn zodanig dat ze de voorbijgangers niet kunnen verwonden of de veiligheid niet in het gedrang kunnen brengen.
Art. 3.3.10 Winkelkarren
Het is verboden om winkelkarren op de openbare plaats achter te laten. De uitbaters van winkelcentra zijn verplicht alle nodige maatregelen te nemen die de naleving van deze bepaling garanderen.
Art. 3.3.11 Anderstalige vermeldingen
De verkeersborden en signalisatieborden geplaatst bij bezetting van het openbaar domein mogen geen anderstalige vermeldingen bevatten.
Signalisatie met anderstalige vermeldingen dient op het eerste verzoek te worden verwijderd en vervangen door eentalig Nederlandstalige borden.
Afdeling 4: Het gebruik van gevels van gebouwen
Art. 3.4.1 Huisnummer
Iedere eigenaar van een gebouw is verplicht het door de gemeente toegekende huisnummer goed zichtbaar aan de straatkant aan te brengen. In flatgebouwen moet elk appartement op de ingangsdeur een nummer dragen dat overeenstemt met het nummer van de brievenbus.
Het is verboden op welke manier dan ook de toegekende huisnummers en straatnaamborden te verbergen, af te rukken, te beschadigen of te doen verdwijnen.
Als werken aan het gebouw de verwijdering van het huisnummer vereisen, dient dit nummer ten laatste acht dagen na de beëindiging van de werken te worden hersteld.
Art. 3.4.2 Openbaar gebruik van de gevel
Onverminderd de wettelijke bepalingen dienen de eigenaars, vruchtgebruikers, huurders, bewoners of om het even welke verantwoordelijken van een gebouw, zonder dat dit voor hen enige schadeloosstelling teweegbrengt, op de gevel of topgevel van hun gebouw, ook wanneer dit zich buiten de rooilijn bevindt, en in dit geval eventueel langs de straatkant, het aanbrengen toe te staan van:
1° een plaat met de aanduiding van de straatnaam van het gebouw; 2° alle verkeerstekens.
3° alle tekens, uitrustingen, en houders van leidingen die van belang zijn voor de openbare veiligheid.
Afdeling 5: Algemene maatregelen ter voorkoming van schendingen van de openbare veiligheid
Art. 3.5.1 Nabootsen hulpdiensten
Het is verboden de geluids- en/of lichtsignalen van brandweer, lokale of federale politie en andere hulpdiensten na te bootsen.
Art. 3.5.2 Bedrieglijke hulpoproep
Iedere bedrieglijke hulpoproep of bedrieglijk gebruik van een praatpaal of signalisatietoestel bestemd om de veiligheid van de gebruikers te vrijwaren, is verboden.
Art. 3.5.3 Toegang tot onbezette gebouwen
De eigenaar is verplicht gepaste maatregelen te nemen om de toegang tot de onbezette gebouwen te voorkomen.
De afsluitingen, schutsels, omheiningen die verankerd zijn in de grond en onbebouwde terreinen begrenzen, evenals deze welke bevestigd zijn aan gebouwen, moeten stevig vastgemaakt zijn zodat ze niet kunnen wegwaaien of vallen. De stabiliteit en verankering moeten regelmatig nagekeken worden.
Art. 3.5.4 Gebruik van kranen en schakelaars
Enkel de daartoe bevoegde personen mogen kranen van leidingen of kanaliseringen, schakelaars van de openbare verlichting, openbare uurwerken, signalisatieapparaten, alsook uitrustingen voor telecommunicatie die zich bevinden op of onder de openbare weg of in openbare gebouwen bedienen.
Afdeling 6. Brandpreventie
Art. 3.6.1 Gebruik watervoorraden
Alle handelingen die de toegang tot de signalisatie of het gebruik van de watervoorraden voor het blussen van branden hinderen, zijn verboden.
Art. 3.6.2 Brandveiligheid evenement
Als een evenement zoals een fuif, een dansfeest of andere bijeenkomst georganiseerd wordt op een voor het publiek toegankelijke plaats waarvan de organisatoren niet kunnen bewijzen dat de plaats beantwoordt aan de veiligheidsvoorschriften, met name in toepassing van de regelgeving inzake brandveiligheid, kan de burgemeester het evenement verbieden en kan de politie in voorkomend geval het etablissement doen evacueren en sluiten.
Art. 3.6.3 Belemmering doorgang
Onverminderd de wettelijke bepalingen die van kracht zijn, is het verboden - op plaatsen die voor het publiek toegankelijk zijn - gelijk welke voorwerpen te plaatsen, te bevestigen of op te hangen die de doorgang in de trappen, uitgangen of nooduitgangen alsook in de gangen die erheen leiden, hinderen of die op gelijk welke wijze hun breedte of hoogte beperken.
Art. 3.6.4 Hogere reglementering brandveiligheid
Naast alle toepasselijke regelgeving van de hogere overheden, dienen ook de bepalingen van de gemeentelijke reglementen inzake brandveiligheid nageleefd te worden.
Art. 3.6.5 Keuringsverslagen in tijdelijke inrichtingen
Tijdelijke inrichtingen zoals kermisattracties, tenten, enz. moeten de periodieke keuringsverslagen van de elektrische installatie, de eventuele gasinstallatie, de blusmiddelen,… kunnen voorleggen aan ieder persoon die belast is met de controle ervan. De keuringsverslagen moeten ten allen tijde voorhanden zijn in de tijdelijke inrichting, zo niet zijn de bevoegde instanties gemachtigd deze inrichtingen te sluiten.
Afdeling 7. Bijzondere bepalingen die in acht dienen te worden genomen bij sneeuw of vrieskou, ijs, ijzel
Art. 3.7.1 Openbare weg en voetpaden
§1 Bij sneeuwval of bij ijzelvorming moeten de aangelanden van een openbare weg erover waken dat op het voetpad voor de eigendom die zij bewonen of gebruiken voldoende ruimte voor de doorgang van de voetgangers wordt schoongeveegd en dat het nodige wordt gedaan om de gladheid ervan te vermijden.
De sneeuw moet aan de rand van het voetpad opgehoopt worden en mag de weggebruikers niet hinderen. De rioolmonden en goten moeten vrij blijven.
§2 IJskegels die zich vormen aan verheven delen van gebouwen die over de openbare weg uitsteken, dienen verwijderd te worden.
§3 Het is verboden op de openbare weg:
1) water te gieten of te laten vloeien bij vriesweer;
2) glijbanen aan te leggen;
3) sneeuw of ijs te storten dat afkomstig is van private domeinen.
Art. 3.7.2 Kanalen, waterbekkens en waterlopen
Het is verboden zich zonder toelating op het ijs te begeven van kanalen, vijvers, beken, grachten, waterbekkens en waterlopen.
HOOFDSTUK 4: DE OPENBARE RUST
Art. 4.1 Geluidsoverlast
§1. Het is verboden zonder noodzaak geluid, gerucht of rumoer te veroorzaken, wanneer het te wijten is aan een gebrek aan voorzorg en wanneer het van aard is de rust van de inwoners te verstoren, met uitzondering van de niet-hinderlijke geluiden.
Art. 4.2 Hinderlijk geluid
§1. Het geluid in of van voertuigen die zich op de openbare weg bevinden, als het hoorbaar is op de openbare weg, mag het niveau van het straatgeluid niet overschrijden.
§2. Het is verboden aan deuren aan te bellen of te kloppen met als doel de bewoners te storen.
§3. Het hanteren, laden of lossen van materialen, toestellen of voorwerpen die lawaai voortbrengen, zoals platen, staven, dozen, vaten of metalen recipiënten of andere, vallen onder de volgende principes:
1. deze voorwerpen dienen gedragen en niet gesleept te worden, op de grond geplaatst en niet geworpen te worden;
2. als deze voorwerpen door hun afmetingen of hun gewicht niet gedragen kunnen worden, dienen ze uitgerust te zijn met of moet er gebruik gemaakt worden van een voorziening waardoor ze zonder lawaai verplaatst kunnen worden;
3. het laden en lossen dient te gebeuren tussen 07:00 uur en 22:00 uur, behoudens toelating van de burgemeester.
§4. Het is verboden in de openbare plaats, uitgezonderd de zones waar het door de burgemeester toegelaten is, bezig te zijn met op afstand bestuurde drones, modelvliegtuigen,
-boten of –wagens waarvan het voortgebrachte geluid de openbare rust verstoort.
Art. 4.3 Niet-hinderlijk geluid
Een geluid wordt als niet-hinderlijk beschouwd wanneer het het gevolg is van:
- werken aan de openbare weg of voor het aanleggen van openbare nutsvoorzieningen, uitgevoerd met toestemming van de daartoe bevoegde overheid of in opdracht van die overheid;
- werken die op werkdagen en zaterdagen aan private eigendommen worden uitgevoerd, waarvoor de bevoegde overheid een vergunning heeft verleend of waarvoor geen vergunning noodzakelijk is en waarbij de nodige voorzorgen worden getroffen om overdreven of niet noodzakelijke geluidsoverlast te voorkomen;
- werken of handelingen die dringend of zonder verder uitstel moeten worden uitgevoerd ter bescherming van personen of eigendommen, of ter voorkoming van rampen;
- een door het gemeentebestuur vergund evenement, voor zover de in de vergunning opgelegde voorwaarden worden nageleefd;
- spelende kinderen in zoverre de spelen de openbare rust niet storen door het gebruik van geluidsversterking en/of motoren.
Art. 4.4 Erediensten
Het is verboden tijdens erediensten in de omgeving van plaatsen die bestemd zijn of gewoonlijk dienen voor de eredienst lawaai te maken of daden te stellen die storend zouden zijn voor de uitoefening van de religieuze diensten of het bijwonen ervan.
Art. 4.5 Verbodsbepalingen
§1 Behoudens toelating van de burgemeester zijn op de openbare plaats verboden:
1. stem, instrumentale of muzikale uitvoeringen die de openbare rust verstoren;
2. kermisparades en –muziek;
3. het gebruik van geluid voortbrengende middelen voor verkiezingspropaganda, het maken van reclame of om de aandacht te trekken op de verkoop van een product of het verlenen van een commerciële dienst.
In de toelating kunnen bijzondere voorwaarden worden opgelegd.
§2 De bepalingen van dit artikel zijn van toepassing op de etablissementen die gewoonlijk voor het publiek toegankelijk zijn, ook al is het er slechts onder bepaalde voorwaarden toegelaten.
§3. De politie kan de voor het publiek toegankelijke etablissementen laten ontruimen en sluiten als wanorde of lawaai wordt vastgesteld die de openbare rust of de rust van de omwonenden kan storen.
Art. 4.6 Gebruik van ontploffings- en elektrische motoren
Het gebruik in de open lucht van houtzagen, grasmaaiers of andere werktuigen aangedreven door ontploffings- en/of elektrische motoren is alleen toegestaan tussen 07.00 uur en 22.00 uur, behoudens voorafgaande toelating van de burgemeester.
Op zondagen en wettelijke feestdagen is het gebruik van dergelijke toestellen niet toegestaan. Dit artikel is niet van toepassing voor de normale exploitatie van landbouwgronden.
Art. 4.7 Muziek
§1. Het gebruik van luidsprekers, versterkers of andere elektronische apparaten die geluidsgolven produceren of reproduceren is verboden op de openbare weg en in de openbare plaats, behoudens schriftelijke toelating van de burgemeester. Voor het maken van muziek al dan niet elektronisch versterkt, op de openbare weg of in de openbare plaats dient eveneens de toestemming van de burgemeester gevraagd te worden.
§2. Het maken van muziek, het gebruik van luidsprekers, versterkers of andere elektronische apparaten die geluidsgolven produceren of reproduceren binnenshuis of buitenshuis op privé- eigendom is maar toegelaten voor zover dit het achtergrondgeluid op de openbare weg en in de omliggende woningen niet overtreft. De burgemeester kan afwijkingen toestaan op de bepaling van dit artikel.
Art. 4.8 Voertuigen
Het is verboden voertuigen of hun toebehoren (o.a. koelinstallaties) draaiende te houden terwijl het voertuig stilstaat, tenzij daartoe noodzaak is. En het is verboden in de openbare ruimte over te gaan tot de luidruchtige afstelling van motoren, ongeacht hun vermogen.
Art. 4.9 Alarmsystemen
De alarmsystemen die zich op de openbare plaats of op privé-eigendommen bevinden mogen in geen geval de buurt verstoren. De eigenaar, bewoner of gebruiker van een goed waarvan het alarm afgaat, moet het alarm dadelijk uitschakelen. Wanneer de eigenaar niet opdaagt nadat het alarm ongepast blijft afgaan, mogen de politiediensten de nodige maatregelen nemen om die hinder te beëindigen, op kosten en risico van de overtreder.
Art. 4.10 Hulpmiddelen
Het gebruik van fluiten, sirenen, luidsprekers, bellen, klokken, muziek, geluidsverwekkende hulpmiddelen (door handelsinrichtingen, bewegende verkoopsinrichtingen, venters of leurders, opkopers van oude of nieuwe voorwerpen en dienstverleners) om de aandacht te trekken op de verkoop van een product of om een dienst te verlenen, is enkel toegelaten, na machtiging van de burgemeester. De toelating moet steeds aanwezig zijn op de plaats waar het geluid wordt geproduceerd.
Het geproduceerde geluidsniveau mag niet hoger liggen dan 90 dB(A) (LAFMAX), gemeten op een plaats waar er zich personen kunnen bevinden.
Art. 4.11 Lichtpollutie
Het is verboden gebruik te maken van het luchtruim boven het grondgebied van de gemeente voor het voortbrengen of projecteren, hetzij rechtstreeks, hetzij door weerkaatsing, van lichtbundels van laserlicht of gelijkaardig licht, behoudens voorafgaande en schriftelijke toelating van de burgemeester.
Onverminderd andere wettelijke bepalingen en de milieureglementering moet eenieder de nodige maatregelen nemen om lichthinder te voorkomen. De verlichting is dermate geconcipieerd dat niet-functionele lichtoverdracht naar de omgeving maximaal wordt beperkt. Klemtoonverlichting mag uitsluitend gericht zijn op de inrichting of onderdelen ervan. Lichtreclame mag de normale intensiteit van de openbare verlichting niet overtreffen.
Art. 4.12 Helikopters
Onverminderd de regelgeving uitgevaardigd door het Bestuur der Luchtvaart is het op het grondgebied van de gemeente Halle, behoudens vergunning afgeleverd door de burgemeester, verboden te landen of op te stijgen met helikopters. De vergunning dient minstens drie weken op voorhand aangevraagd te worden. Dit verbod geldt niet voor helikopters van de veiligheids- en hulpdiensten tijdens de uitvoering van een opdracht.
Art. 4.13 Drones
Het opstijgen van drones op het openbaar domein is enkel toegelaten mits voorafgaande melding aan de burgemeester. Indien een bestuurder deze bepalingen niet naleeft, kan de burgemeester het opstijgen verbieden rekening houdend met de beginselen van proportionaliteit, gelijkheid en behoorlijk bestuur.
HOOFDSTUK 5: DIEREN
Art. 5.1 Dieren aan leiband
§1 De eigenaars, bezitters of bewakers van honden en andere dieren moeten deze aangelijnd laten rondlopen op een openbare plaats.
Deze verplichting geldt niet voor honden die gebruikt worden tijdens de jacht, die een kudde begeleiden, die voor reddingsoperaties ingezet worden en voor politiehonden.
§2 De bewaking dient zodanig te zijn dat de begeleider het dier elk ogenblik kan beletten om personen of dieren te intimideren of lastig te vallen, voertuigen te bespringen of private domeinen te betreden.
Het is verboden dieren te laten begeleiden door personen die het dier niet onder controle kunnen houden.
§3 Onbewaakte loslopende dieren, aangetroffen op openbare plaatsen, worden door de bevoegde personen of in opdracht van de bevoegde personen gevangen en overgebracht naar het dierenasiel of andere geschikte locaties, onverminderd de bepalingen van de wet op het politieambt en de wet op de dierenwelzijn.
Art. 5.2 Honden
De begeleiders van honden zijn verplicht:
1) te beletten dat hun hond de parken en plantsoenen, de speelpleinen (indien toegelaten), de recreatiecentra, andere voor publiek toegankelijke plaatsen, alsmede de voet- en de fietspaden, de rijbanen, de wandelpaden en de bermen bevuilt;
2) in het bezit te zijn van voldoende zakjes voor het opruimen van de hondenpoep;
3) op de openbare plaats, de uitwerpselen van hun hond onmiddellijk te verwijderen;
4) de hond gebruik te laten maken van de aanwezige hondentoiletten volgens de aangegeven richtlijnen.
Art. 5.3 Paarden, trek-, last- of rijdieren
De begeleiders van paarden, trek-, last- of rijdieren zijn verplicht op de openbare wegen de uitwerpselen van hun dieren op te ruimen, zoniet zullen deze ambtshalve en op kosten van de eigenaar door de stad opgeruimd worden.
Art. 5.4 Huisdieren
Honden of andere dieren mogen geen abnormale hinder veroorzaken voor de omwonenden door aanhoudend geblaf, geschreeuw of gekrijs of een ander aanhoudend geluid.
Onverminderd de toepassing van artikel 135 van de nieuwe gemeentewet kan de burgemeester een passende maatregel nemen zoals laten overgaan tot de inbeslagname van het dier en het te laten plaatsen in een dierenasiel of te verplichten tot het dragen van een muilkorf, zo de eigenaar of de houder van het dier na een eerste waarschuwing geen passende maatregelen zou genomen hebben en de abnormale hinder zou aanhouden waarbij de openbare rust wordt verstoord.
Alle hieraan verbonden kosten vallen ten laste van de eigenaar of de houder van het dier.
Art. 5.5 Voederen van dieren
Uitgezonderd de door het college van burgemeester en schepenen afgeleverde toelatingen, met inbegrip van het visverlof is het verboden op de openbare plaats eender welke materie voor de voeding van vissen, zwervende dieren of duiven achter te laten, te deponeren of te werpen, met uitzondering van voedsel voor vogels bij vriesweer of in het kader van een door een andere overheid uitgereikte vergunning.
De eigenaars, beheerders of huurders van gebouwen moeten de plaatsen waar duiven nesten zouden kunnen bouwen permanent afschermen alsook bevuilde gebouwen doen schoonmaken en ontsmetten.
Art. 5.6 Wilde dieren
§1 Onverminderd VLAREM II en andere toepasselijke wetgeving is het houden van wilde en/of exotische dieren verboden, behoudens voorafgaande en speciale toelating van het college van burgemeester en schepenen.
Art. 5.7 Toegang met dieren
Het is verboden een dier binnen te brengen in de voor het publiek toegankelijke etablissementen waartoe dat dier geen toegang heeft, hetzij op basis van een intern reglement dat aan de ingang uithangt, hetzij door borden of pictogrammen die dat duidelijk maken met uitzondering voor honden die speciaal opgeleid zijn om blinden of andere mensen met een handicap te geleiden, dit alles onverminderd de wettelijke en reglementaire bepalingen betreffende de hygiëne van de lokalen en de personen in de voedingssector.
De burgemeester kan tevens plaatsen en tijdstippen aanduiden waar het tijdelijk verboden is zich met een hond, zelfs aan de lijn, te bevinden.
Art. 5.8 Dieren op speelterreinen
Het is verboden dieren binnen te brengen in speelterreinen, met uitzondering van: politiehonden, assistentiehonden speciaal opgeleid om mensen met een beperking te begeleiden, honden die voor een reddingsoperatie worden ingezet.
Art. 5.9 Dieren op evenementen
Het is verboden om in gevangenschap gehouden dieren en vogels tentoon te stellen, er mee te paraderen of om deze dieren op welke wijze dan ook te betrekken bij openbare evenementen zonder toelating van het college van burgemeester en schepenen.
HOOFDSTUK 6: HORECA EN EVENEMENTEN
Afdeling 1 – Openings- en sluitingsuur
Art. 6.1.1 Algemene regeling voor horecazaken en evenementen
§1 Het sluitingsuur voor horecazaken (met inbegrip van de herbergen, dansgelegenheden en in het algemeen alle plaatsen toegankelijk voor het publiek waar men drank verkoopt), alle evenementen en andere openbare gelegenheden is als volgt, behoudens de uitzonderingen bepaald in §2:
- de nacht van vrijdag op zaterdag, van zaterdag op zondag en de nacht voor een wettelijke feestdag: 3 uur;
- andere nachten: 1 uur.
Na het sluiten dient de instelling ten minste vier opeenvolgende uren gesloten te blijven. Het openingsuur voor horecazaken is ten vroegste 7 uur. De burgemeester kan toelaten dat een horecazaak opent voor 7 uur indien er minstens vier uur verstreken is sinds het sluitingsuur.
§2 Er geldt geen sluitingsuur voor:
- de nachten van carnaval (meer bepaald de nacht van zaterdag op zondag, de nacht van zondag op maandag en de nacht van maandag op dinsdag);
- de maandagnacht en de dinsdagnacht na Pasen;
- de Pinksterbedevaart (meer bepaald de nacht van zondag op maandag);
- de nacht van 24 december op 25 december;
- de nacht van 31 december op 1 januari.
In deze gevallen is het retributiereglement op het openhouden van drankgelegenheden na het gewoon sluitingsuur niet van toepassing.
Art. 6.1.2 Gelegenheidstoelating tot afwijking op het sluitingsuur
§1 Iedereen kan een gelegenheidstoelating aanvragen om een uitzondering te bekomen op de sluitingsuren opgenomen in artikel 6.1.1. Bij de aanvraag tot een gelegenheidstoelating dient de aanvrager zijn aanvraag te motiveren door het uitzonderlijke karakter van de gebeurtenis aan te tonen. De burgemeester oordeelt soeverein over het al dan niet verlenen van een gelegenheidstoelating.
Voor elke uitzondering op het sluitingsuur dient telkens een nieuwe aanvraag ingediend te worden.
§2 Een gelegenheidstoelating voor de verlating van het sluitingsuur, zoals opgenomen in artikel 6.1.1, kan voor maximum 2 uur bijkomend op het sluitingsuur bekomen worden.
§3 De aanvraag voor een gelegenheidstoelating dient tenminste 14 kalenderdagen vooraf schriftelijk te gebeuren.
Art. 6.1.3 Bestendige toelating tot afwijking op het sluitingsuur
§1 Het college van Burgemeester en schepenen kan aan de uitbater van een horecazaak een bestendige toelating geven om de instelling open te houden tot maximum 05u00. De instelling mag in dit geval ten vroegste om 08u00 heropenen. De aanvraag voor een bestendige toelating dient tenminste 45 kalenderdagen vooraf schriftelijk te gebeuren. De bestendige toelating is geldig voor de periode bepaald in de toelating, met een maximum
van één jaar en kan beperkt worden tot bepaalde dagen. De bestendige toelating kan hernieuwd worden met een periode van één jaar op schriftelijke aanvraag van de uitbater.
§2 Bij aanvraag van een bestendige vergunning kan de burgemeester de toelating afhankelijk maken van een akoestisch onderzoek, uitgevoerd door een erkend deskundige ter zake. Dit akoestisch onderzoek dient te gebeuren op kosten van de aanvrager. Indien de geldigheidsduur van het akoestisch rapport is afgelopen en/of indien er relevante infrastructurele wijzigingen optreden in de horecazaak, dient er een nieuw akoestisch onderzoek uitgevoerd te worden.
§3. Om overlast te beperken, kunnen er bijzondere voorwaarden opgelegd worden.
Afdeling 2 – Horeca
Art. 6.2.1 Aanwezigheid klanten na sluitingsuur
Iedere uitbater van een horecazaak moet ervoor zorgen dat alle personen, vreemd aan zijn inrichting, deze hebben verlaten op het sluitingsuur.
Het is verboden in een horecazaak klanten te bedienen na het sluitingsuur.
Het is voor klanten verboden nog aanwezig te zijn in de horecazaak na sluitingsuur.
Afdeling 3 – Evenementen
Art. 6.3.1 Aanvraag evenementen
§1 De organisatie van een openbaar evenement in openlucht is onderworpen aan een toestemming van de burgemeester. De aanvraag moet schriftelijk en minstens 90 kalenderdagen voor de geplande datum ingediend worden door het door de gemeente verstrekte evenementenformulier in te vullen.
§2 De organisatie van een openbaar evenement in een gesloten en/of overdekte plaats is onderworpen aan een kennisgeving aan de burgemeester. De kennisgeving moet schriftelijk en minstens 45 kalenderdagen voor de geplande datum ingediend worden door het door de gemeente verstrekte evenementenformulier in te vullen.
§3 De organisatie van een evenement dient op vraag van de bevoegde dienst de administratieve verplichtingen volgend uit de aanvraag tijdig af te handelen. Indien nodig dient een veiligheidsdossier opgesteld te worden door de organisatie.
Art. 6.3.2 Verbod op wegwerprecipiënten
Het serveren van drank in recipiënten voor eenmalig gebruik bij evenementen is verboden, tenzij de eventorganisator een systeem voorziet dat garandeert dat minstens 90% van de eenmalige verpakkingen gescheiden wordt ingezameld voor recyclage.
HOOFDSTUK 7: AMBULANTE HANDEL, MARKTEN, JAARMARKTEN EN KERMISSEN
Art. 7.1 Voorwaarden organisatie en deelname openbare markten
De voorwaarden voor de organisatie van en de deelname aan openbare markten en de uitoefening van ambulante activiteiten op de openbare plaats of op privéterrein worden door de gemeenteraad vastgelegd in het gemeentelijk marktreglement.
De overtredingen in dit gemeentelijk marktreglement kunnen bestraft worden met een administratieve sanctie, overeenkomstig artikel 9.2.
Art. 7.2 Reizende slijterijen
Tenzij met bijzondere voorafgaande schriftelijke toelating van de burgemeester, worden reizende slijterijen op het grondgebied van de gemeente niet gedoogd.
HOOFDSTUK 8: BIJZONDERE BEPALINGEN UIT HET STRAFWETBOEK EN DE WEGCODE
Art. 8.1 Gemengde inbreuken
Onderstaande handelingen, omschreven in het Strafwetboek (hierna als Sw afgekort), kunnen worden bestraft met de straffen bepaald in het Strafwetboek of met een administratieve geldboete:
- vernielen of beschadigen van grafstenen, monumenten, standbeelden, kunstvoorwerpen (art. 526 Sw);
- kwaadwillig bomen omhakken ( art. 537 Sw );
- zij die, buiten de gevallen omschreven in boek II titel IX, hoofdstuk III van het strafwetboek andermans roerende eigendommen opzettelijk beschadigen of vernielen (art. 559,1 Sw);
- nachtlawaai of nachtrumoer (art. 561,1° Sw)
- beschadiging van landelijke of stedelijke afsluitingen (art. 563, 2 Sw);
- daders van feitelijkheden of lichte gewelddaden, mits zij niemand gewond of geslagen hebben en mits de feitelijkheden niet tot de klasse van de beledigingen behoren; in het bijzonder zij die opzettelijk, doch zonder het oogmerk om te beledigen, enig voorwerp op iemand werpen dat hem kan hinderen of bevuilen (art. 563,3 Sw);
- op de voor het publiek toegankelijke plaatsen begeven met het gezicht geheel of gedeeltelijk bedekt of verborgen, zodat men niet herkenbaar is (art. 563 bis Sw);
- opzettelijke verwondingen of slagen toebrengen (art. 398 Sw);
- iemand beledigen (art. 448 Sw);
- diefstal (art. 461 en 463 Sw);
- vernielen of onbruikbaarmaking van rijtuigen, wagons en motorvoertuigen (art. 521, 3° Sw);
- aanbrengen van graffiti (art. 534bis Sw);
- beschadigen van onroerende goederen (art. 534 ter Sw);
- vernielen van afsluitingen, hagen enz. (art. 545 Sw).
Art. 8.2 Inbreuken op het stilstaan en parkeren en de verkeersborden C3 en F103:
Onderstaande overtredingen op het Koninklijk Besluit van 1/12/1975 houdende het algemeen reglement op de politie van het wegverkeer (wegcode) begaan door meerderjarige personen of rechtspersonen kunnen worden bestraft met een administratieve geldboete of met een onmiddellijke betaling die kan worden opgelegd overeenkomstig voormeld KB, van:
1° 58 euro voor de overtredingen van de eerste categorie, zoals bepaald in art. 22bis, 4° a), 22ter.1, 3°, 22sexies 2, 23.1, 1°, 23.1, 2°, 23.2 lid 1, 1° tot 3°, 23.2 lid 2, 23.3, 23.4, 24, lid 1, 2°,
4° en 7° tot 10°, 25.1, 1° tot 3°, 5°, 8°, 9° tot 13°, 27.1.3, 27.5.1, 27.5.2, 27.5.3 27bis, 70.2.1, 70.3,
77.4, 77.5, 77.8, 68.3;
2° 116 euro voor de overtredingen van de tweede categorie, zoals bepaald in art. 22.2 en 21.4.4°, 24 lid 1, 1°, 2°, 4°, 5° en 6°, 25.1, 4°, 6° en 7°, 25.1, 14°;
HOOFDSTUK 9: SANCTIES
Art. 9.1 Vaststellers
In geval van overtreding van deze verordening kan de politie de overtreder aanmanen om de niet-reglementaire toestand ongedaan te maken. De politie is bevoegd voor de vaststelling van alle overtredingen vervat in deze politieverordening.
Inbreuken die uitsluitend bestraft worden met een administratieve sanctie en de gemengde parkeerinbreuken, kunnen eveneens vastgesteld worden door ambtenaren zoals bepaald in art. 21 van de wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties.
Art. 9.2 Administratieve sancties
§1. Voor zover wetten, decreten, besluiten, algemene of provinciale verordeningen of reglementen niet in andere straffen voorzien, behoudens de uitzondering bepaald in artikel 3 van de wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties, kan elke inbreuk op de bepalingen van deze verordening of de voorwaarden van de krachtens deze verordening gegeven toelating of vergunning, gestraft worden met een administratieve sanctie, overeenkomstig de wet van 24 juni 2013:
1. een administratieve geldboete die maximaal 175 of 350 euro bedraagt, naargelang de overtreder minderjarig is of niet;
2. de administratieve schorsing van een door de gemeente verleende toestemming of vergunning;
3. de administratieve intrekking van een door de gemeente verleende toestemming of vergunning;
4. de tijdelijke of definitieve administratieve sluiting van een inrichting.
Deze beslissing wordt per aangetekend schrijven aan de overtreder ter kennis gebracht.
§2. Volgende alternatieve maatregelen voor de administratieve geldboete, bepaald in
§1, 1°, kunnen worden voorgesteld:
1. de gemeenschapsdienst, gedefinieerd als zijnde een prestatie van algemeen belang uitgevoerd door de overtreder ten gunste van de gemeenschap (collectiviteit);
2. de lokale bemiddeling, gedefinieerd als zijnde een maatregel die het voor de overtreder mogelijk maakt om, door tussenkomst van een bemiddelaar, de veroorzaakte schade te herstellen of schadeloos te stellen of om het conflict te bedaren. De bemiddelingsprocedure staat beschreven in bijlage 3.
§3 De administratieve geldboete wordt opgelegd door de sanctionerend ambtenaar en kan niet hoger zijn dan het wettelijk voorziene maximum van 350 euro. Minderjarigen die de volle leeftijd van 16 jaar hebben bereikt op het tijdstip van de feiten kunnen gestraft worden met een administratieve geldboete van maximum 175 euro.
De administratieve geldboete wordt vastgesteld rekening houdend met de zwaarte van de inbreuk die de sanctie verantwoordt en eventuele herhaling.
Herhaling bestaat wanneer de overtreder reeds werd gesanctioneerd voor eenzelfde inbreuk binnen de vierentwintig maanden voorafgaand aan de nieuwe vaststelling van de inbreuk.
§4 Inbreuken op het plaatsverbod dat de burgemeester kan opleggen conform artikel 134sexies Nieuwe Gemeentewet, zoals voorzien door artikel 47 van de Wet van 24 juni 2013
betreffende de gemeentelijke administratieve sancties, kunnen bestraft worden met een administratieve geldboete.
Art. 9.3 Overtreding met motorvoertuig
Wanneer een overtreding van een bepaling is begaan met een motorvoertuig wordt bij afwezigheid van de bestuurder de administratieve geldboete ten laste gelegd van de houder van de kentekenplaat van het voertuig. De houder van de kentekenplaat mag met alle middelen aantonen wie op het ogenblik van de feiten met het voertuig reed. Zo de door de houder van de kentekenplaat aangeduide persoon de inbreuk niet weerlegt of ontkent, wordt de administratieve geldboete hem ten laste gelegd.
HOOFDSTUK 10: SLOTBEPALINGEN
Afdeling 1: Inwerkingtreding
Art. 10.1.1
Deze verordening zal worden bekendgemaakt overeenkomstig art. 286 en 287 van het decreet lokaal bestuur en de wet van 24 juni 2013, meer specifiek art. 15 met betrekking tot minderjarigen.
Art. 10.1.2
Een afschrift van deze verordening zal conform art. 119 van de Nieuwe Gemeentewet worden toegezonden aan de deputatie van de provincieraad, aan de griffie van de rechtbank van eerste aanleg en aan de griffie van de politierechtbank.
Art. 10.1.3
Deze verordening treedt in werking op 01/03/2020.
Art. 10.1.4
Dit besluit zal worden bekendgemaakt overeenkomstig de bepalingen van het lokaal bestuur.
Afdeling 2: opheffingsbepalingen
Art. 10.2.1
Vanaf de inwerkingtreding van deze politieverordening wordt de algemene politieverordening van 01/07/2016 opgeheven.
BIJLAGEN
Art. 526
BIJLAGE 1: ARTIKELS UIT HET STRAFWETBOEK
Met gevangenisstraf van acht dagen tot een jaar en met geldboete van zesentwintig [euro] tot vijfhonderd [euro] wordt gestraft hij die vernielt, neerhaalt, verminkt of beschadigt : Grafsteden, gedenktekens of grafstenen; <W 2000-06-26/42, art. 2, Inwerkingtreding : 01-01- 2002>
Monumenten, standbeelden of andere voorwerpen die tot algemeen nut of tot openbare versiering bestemd zijn en door de bevoegde overheid of met haar machtiging zijn opgericht;
Monumenten, standbeelden, schilderijen of welke kunstvoorwerpen ook, die in kerken, tempels of andere openbare gebouwen zijn geplaatst.
Art. 537
Hij die kwaadwillig een of meer bomen omhakt of zodanig snijdt, verminkt of ontschorst dat zij vergaan, of een of meer enten vernielt, wordt gestraft : Voor elke boom, met gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden en met geldboete van zesentwintig [euro] tot honderd [euro]; <W 2000-06-26/42, art. 2, Inwerkingtreding : 01-01- 2002>
Voor elke ent, met gevangenisstraf van acht dagen tot vijftien dagen en met geldboete van zesentwintig [euro] tot vijftig [euro] of met een van die straffen alleen. <W 2000-06-26/42, art. 2,Inwerkingtreding : 01-01-2002>
In geen geval mag de gezamenlijke straf hoger zijn dan drie jaar wat de gevangenisstraf en vijfhonderd [euro] wat de geldboete betreft.
Art. 559 1°
Met geldboete van tien [euro] tot twintig [euro] worden gestraft : 1° Zij die, buiten de gevallen omschreven in boek II, titel IX, hoofdstuk III, van dit wetboek, andermans roerende eigendommen opzettelijk beschadigen of vernielen;) <W 2000-06-26/42, art. 2,Inwerkingtreding : 01-01-2002> <W 2005-07-20/41, art. 22, 051; Inwerkingtreding : 08-08- 2005 (wordt hersteld zoals hij was opgesteld voor hun opheffing
Art. 561 1°
(Met geldboete van tien [euro] tot twintig [euro] en met gevangenisstraf van een dag tot vijf dagen of met een van die straffen alleen worden gestraft : <W 2000-06-26/42, art. 2,Inwerkingtreding : 01-01-2002>
1° Zij die zich schuldig maken aan nachtgerucht of nachtrumoer waardoor de rust van de inwoners kan worden verstoord;) <W 2005-07-20/41, art. 22, 051; Inwerkingtreding : 08-08-2005 (wordt hersteld zoals hij was opgesteld voor hun opheffing)>
Art. 563
Met geldboete van vijftien [euro] tot vijfentwintig [euro] en met gevangenisstraf van een dag tot zeven dagen of met een van die straffen alleen worden gestraft :) <W 2000-06-26/42, art. 2, Inwerkingtreding : 01-01-2002> <W 2005-07-20/41, art. 22, 051; Inwerkingtreding : 08-08-2005 (wordt hersteld zoals hij was opgesteld voor hun opheffing)> 1° (...) <W 2004-06-17/37, art. 4, 048; Inwerkingtreding : 01-04-2005>
(2° Zij die stedelijke of landelijke afsluitingen, uit welke materialen ook gemaakt, opzettelijk beschadigen;
3° Daders van feitelijkheden of lichte gewelddaden, mits zij niemand gewond of geslagen hebben en mits de feitelijkheden niet tot de klasse van de beledigingen behoren; in het bijzonder zij die opzettelijk, doch zonder het oogmerk om te beledigen, enig voorwerp op iemand werpen dat hem kan hinderen of bevuilen;) <W 2005-07-20/41, art. 22, 051; Inwerkingtreding : 08-08-2005 (wordt hersteld zoals hij was opgesteld voor hun opheffing)>
Art. 563bis
Met geldboete van vijftien euro tot vijfentwintig euro en met gevangenisstraf van een dag tot zeven dagen of met een van deze straffen alleen worden gestraft, zij die zich, behoudens andersluidende wetsbepalingen, in de voor het publiek toegankelijke plaatsen begeven met het gezicht geheel of gedeeltelijk bedekt of verborgen, zodat zij niet herkenbaar zijn. Het eerste lid geldt echter niet voor hen die zich in de voor het publiek toegankelijke plaatsen begeven met het gezicht geheel of gedeeltelijk bedekt of verborgen, zodat zij niet herkenbaar zijn, en wel krachtens arbeidsreglementen of een politieverordening naar aanleiding van feestactiviteiten.
Art. 398
Hij die opzettelijk verwondingen of slagen toebrengt, wordt gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot zes maanden en met geldboete van zesentwintig [euro] tot honderd [euro] of met een van die straffen alleen. <W 2000-06-26/42, art. 2, Inwerkingtreding : 01-01-2002> Xxxxxxx de schuldige heeft gehandeld met voorbedachte rade, wordt hij veroordeeld tot gevangenisstraf van een maand tot een jaar en tot geldboete van vijftig [euro] tot tweehonderd [euro]. <W 2000-06-26/42, art. 2, Inwerkingtreding : 01-01-2002>
Art. 448
Hij die hetzij door daden, hetzij door geschriften, prenten of zinnebeelden iemand beledigt in een van de omstandigheden in artikel 444 bepaald, wordt gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot twee maanden en met geldboete van zesentwintig [euro] tot vijfhonderd [euro] of met een van die straffen alleen. <W 2000-06-26/42, art. 2, Inwerkingtreding : 01-01- 2002>
(Met dezelfde straffen wordt gestraft hij die, in een van de omstandigheden in artikel 444 bepaald, iemand die drager is van het openbaar gezag of van de openbare macht of die met een openbare hoedanigheid is bekleed, door woorden beledigt in zijn hoedanigheid of wegens zijn bediening.) <W 27-07-1934, art. 3>
Art. 461
Hij die een zaak die hem niet toebehoort, bedrieglijk wegneemt, is schuldig aan diefstal. (Met diefstal wordt gelijkgesteld het bedrieglijk wegnemen van xxxxxxxxx goed voor een kortstondig gebruik.) <W 25-06-1964, art. 1>
Art. 463
Diefstallen, in dit hoofdstuk niet nader omschreven, worden gestraft met gevangenisstraf van een maand tot vijf jaar en met geldboete van zesentwintig [euro] tot vijfhonderd [euro]. <W 2000-06-26/42, art. 2, Inwerkingtreding : 01-01-2002> (In het geval bedoeld bij artikel 461, tweede lid, bedraagt de gevangenisstraf echter niet meer dan drie jaren.) <W 25-06-1964, art. 2> [1 Het minimum van de straf bedraagt drie maanden gevangenisstraf en vijftig euro geldboete
wanneer de diefstal werd gepleegd ten nadele van een persoon van wie de bijzonder kwetsbare toestand ten gevolge van de leeftijd, zwangerschap, een ziekte dan wel een lichamelijk of geestelijk gebrek of onvolwaardigheid duidelijk was of de dader bekend was.
Art. 521 3°
(Zie NOTA 1 onder TITEL) <W 07-06-1963, art. 9> Hij die buiten de gevallen in de artikelen 510 tot 520 genoemd, door welk middel ook, gebouwen, bruggen, dijken, straatwegen, spoorwegen, sluizen, magazijnen, werkplaatsen, loodsen, schepen, vaartuigen, vliegtuigen of andere kunstwerken of bouwwerken die aan een ander toebehoren, geheel of ten dele vernielt, wordt gestraft met (opsluiting van vijf jaar tot tien jaar). <W 2003-01-23/42, art. 85, 041; Inwerkingtreding : 13-03-2003>
Bij onbruikbaarmaking met het oogmerk om te schaden, is de straf vijftien dagen tot drie jaar gevangenis en geldboete van vijftig [euro] tot vijfhonderd [euro]. <W 2000-06-26/42, art. 2,Inwerkingtreding : 01-01-2002>
De in het tweede lid bedoelde straf is toepasselijk in geval van gehele of gedeeltelijke vernieling of van onbruikbaarmaking, met het oogmerk om te schaden, van rijtuigen, wagons en motorvoertuigen.
Art. 534bis
<ingevoegd bij W 2007-01-25/39, art. 3, Inwerkingtreding : 02-03-2007> § 1. Met gevangenisstraf van één maand tot zes maanden en met geldboete van zesentwintig euro tot tweehonderd euro of met een van die straffen alleen wordt gestraft hij die zonder toestemming graffiti aanbrengt op roerende of onroerende goederen.
§ 2. Het maximum van de gevangenisstraf wordt gebracht op één jaar gevangenisstraf bij herhaling van een in de eerste paragraaf bedoeld misdrijf binnen vijf jaar te rekenen van de dag van de uitspraak van een vorig veroordelend vonnis dat in kracht van gewijsde is gegaan.
Art. 534ter
<ingevoegd bij W 2007-01-25/39, art. 3, Inwerkingtreding : 02-03-2007> Met gevangenisstraf van een maand tot zes maanden en met geldboete van zesentwintig euro tot tweehonderd euro of met een van die straffen alleen wordt gestraft hij die opzettelijk andermans onroerende eigendommen beschadigt.
Art. 545.
<ingevoegd bij W 2000-06-26/42, art. 2, Inwerkingtreding : 01-01-2002> Met gevangenisstraf van acht dagen tot zes maanden en met geldboete van zesentwintig [euro] tot tweehonderd [euro] of met een van die straffen alleen wordt gestraft hij die geheel of ten dele grachten dempt, levende of xxxx xxxxx afhakt of uitrukt, landelijke of stedelijke afsluitingen, uit welke materialen ook gemaakt, vernielt; grenspalen, hoekbomen of andere bomen, geplant of erkend om de grenzen tussen verschillende erven te bepalen, verplaatst of verwijdert.
BIJLAGE 2: ARTIKELS – INBREUKEN OP HET STILSTAAN EN PARKEREN EN DE VERKEERSBORDEN C3 EN F103
De parkeerinbreuken strafbaar via G.A.S. | |
Eerste categorie | Tweede categorie |
GAS of onmiddellijke betaling 58 euro | GAS of onmiddellijke betaling 116 euro |
• parkeren binnen woonerven 22 bis, 4°, a) • stilstaan en parkeren op verhoogde inrichtingen 22 ter.1, 3° • parkeren in voetgangerszones 22 sexies2 • stilstaan en parkeren niet rechts in de rijrichting 23.1, 1° • opstelling van een stilstaand of geparkeerd voertuig 23.1, 2° • plaatsing van een voertuig op de rijbaan 23.2, lid 1, 1° tot 3° • parkeren van motorfietsen 23.2, lid 2 • opstellen van fietsen en bromfietsen 23.3. • opstellen van motorfietsen 23.4 • hinderlijk stilstaan en parkeren (oversteekplaats, kruispunt, verkeerslicht en verkeersbord) 24, lid 1, 2°, 4° en 7° tot 10° • hinderlijk parkeren (ander voertuig, bushalte, inritten en rijbanen) 25.1, 1° 2° 3° 5° 8° 9° 10° 11° 12° 13° • aanduidingen op parkeerschijf 27.1.3 • parkeren van defecte voertuigen en aanhangwagens op de openbare weg 27.5.1 • parkeren van defecte voertuigen en aanhangwagens binnen de bebouwde kom 27.5.2 • parkeren van reclamevoertuigen 27.5.3 • aanbrengen van de kaart voor personen met beperkingen 27bis • verkeersborden betreffende het stilstaan en het parkeren 70.2.1 • inbreuken op het verkeersbord E11 (beurtelings parkeren in een bebouwde kom) 70.3 • stilstaan en parkeren op verkeersleiders en verdrijvingsvlakken 77.4 • stilstaan of parkeren op witte markeringen 77.5 | • stilstaan of parkeren op autowegen 22.2 en 21.4.4° • hinderlijk stilstaan of parkeren (trottoirs, fietspaden, zebrapaden, tunnels en hellingen) 24 lid 1, 1° 2° 4° 5° en 6° • parkeren bij hindernissen (sporen en vrije doorgang) 25.1, 4°, 6°, 7° • parkeren op plaats voor mensen met beperkingen 25.1 14° |
• stilstaan of parkeren op dambordmarkeringen 77.8 | |
- Verkeersbord C3 (bv. autoluwe zones) - Verkeersbord F103 (voetgangerszones) • Uitzondering: snelwegen |
BIJLAGE 3: BEMIDDELINGSREGLEMENT
Bemiddelingsreglement van het gerechtelijk arrondissement Brussel-Halle- Vilvoorde regio Halle-Vilvoorde in het kader van de gemeentelijke administratieve sancties
Bemerkingen:
- wanneer hieronder sprake is van minderjarigen, geldt dit voor jongeren die de volle leeftijd van 14 jaar bereikt hebben, maar nog geen 18 jaar geworden zijn.
- de termen slachtoffer en benadeelde partij wijzen op hetzelfde.
Hoofdstuk 1: Algemene Bepalingen
Artikel 1
Dit reglement is van toepassing op de bemiddelingen bedoeld in artikel 4 §2, 2° van de Wet van 24 juni 2013 betreffende de Gemeentelijke Administratieve Sancties. Er kan gesteld worden dat de inbreuk die bestraft kan worden met een gemeentelijke administratieve sanctie, de aanleiding is tot bemiddeling. De procedure van bemiddeling en de daarmee gepaard gaande nadere regels worden bepaald in het Koninklijk besluit van 28 januari 2014 houdende de minimumvoorwaarden en modaliteiten voor de bemiddeling in het kader van de Wet betreffende de Gemeentelijke Administratieve Sancties (GAS).
Dit reglement dient als leidraad voor de bemiddelaar te Vilvoorde om de uniformiteit in de bemiddelingsprocedure te waarborgen in de verschillende gemeenten en steden waarmee de stad Vilvoorde een samenwerkingsovereenkomst heeft afgesloten inzake de bemiddelingsprocedure bij GAS.
Artikel 2
Wanneer de GAS-procedure wordt opgestart, moet verplicht een bemiddelingsaanbod gedaan worden aan overtreders die op het ogenblik van de feiten jonger zijn dan 18 jaar. Wat betreft de meerderjarige overtreders, is dit aanbod facultatief en wordt het aan de sanctionerende ambtenaar ter beoordeling voorgelegd.
De overtreder wordt gestimuleerd tot actieve deelname aan het bemiddelingsproces en wordt aangesproken op zijn/haar verantwoordelijkheid en betrokkenheid.
Artikel 3 Advocaat voor minderjarigen vanaf 14 jaar
In het geval dat de procedure ten laste van een minderjarige die op het moment van de feiten de leeftijd van 14 jaar heeft bereikt, lopende is, kan deze bijgestaan worden door een advocaat die door de stafhouder van de balie van de orde van advocaten of door het Bureau voor Juridische Bijstand wordt aangeduid.
Zijn/haar ouders, voogden of wettelijke vertegenwoordigers worden eveneens op de hoogte gebracht van de administratieve procedure en bij het geding betrokken per aangetekend schrijven.
Artikel 4 Principe van bemiddeling
Voor elke bemiddeling geldt het beginsel van vrijwilligheid van deelname. De overtreder aan wie de bemiddelingsprocedure wordt voorgesteld, kan de procedure aanvaarden of weigeren. Dit geldt ook voor de benadeelde partij.
De bemiddelaar voert de bemiddeling uit volgens de principes van onafhankelijkheid, neutraliteit en vertrouwelijkheid. Daarnaast houdt hij/zij zich strikt aan het beroepsgeheim wat betreft de identiteit van de betrokken partijen en de onderzoeksgegevens in het dossier.
Hoofdstuk 2 : Uitvoering van de bemiddelingsprocedure
Ontvangst van het mandaat
De sanctionerende ambtenaar selecteert de dossiers die in aanmerking komen voor de bemiddelingsprocedure in het kader van de gemeentelijke administratieve sancties. Vervolgens maakt hij/zij de vereiste elementen voor de opstart van de bemiddeling over aan de bevoegde bemiddelaar van de gemeente/stad.
De bemiddelaar ontvangt het bemiddelingsdossier van de sanctionerende ambtenaar. Vervolgens kijkt de bemiddelaar na of alle vereiste gegevens aanwezig zijn in het dossier (naam, adres van betrokkene, soort inbreuk op het politiereglement, datum van het feit, identificatiegegevens van het slachtoffer, pv).
Het dossier wordt geregistreerd en per individueel dossier wordt een map gemaakt waarin alle documenten met betrekking tot deze bemiddeling worden bijgehouden. Er wordt ook een
‘contactenblad’ opgemaakt waarop alle stappen/contacten van de bemiddeling worden
geregistreerd.
Planning van de bemiddelingsprocedure
Vrijwel onmiddellijk na ontvangst van het mandaat stuurt de bemiddelaar een uitnodigingsbrief naar de overtreder (zie bijlage 1). Wanneer de overtreder minderjarig is, wordt deze brief ook aan de ouders gericht. Indien het slachtoffer in het dossier een natuurlijk persoon betreft, wordt ook het slachtoffer per brief uitgenodigd. Deze brieven zijn niet aangetekend, daar de brief van de sanctionerend ambtenaar aangetekend is gebeurd en hierin reeds melding werd gemaakt van het bemiddelingsaanbod.
Wanneer de overtreder positief reageert op het aanbod en het slachtoffer betreft een organisatie of stad/gemeente zal de bemiddelaar contact opnemen met de gemeentesecretaris of de desbetreffende dienst om in een vertegenwoordiging van het slachtoffer te voorzien. De vertegenwoordiging van een politieambtenaar of vertegenwoordiger van de stad/gemeente zorgt voor een symbolische vertegenwoordiging van de maatschappij. Dit contact verloopt via e-mail of telefonisch.
Wanneer beide partijen ingaan op het aanbod kan zowel een directe als een indirecte bemiddeling plaatsvinden, al is indirecte bemiddeling eerder de uitzondering. De datum van het bemiddelingsgesprek wordt vastgesteld in overleg met beide partijen.
Wanneer de overtreder niet aanwezig is op de afspraak, zonder voorafgaande verwittiging, wordt er geen tweede uitnodigingsbrief verstuurd. De sanctionerend ambtenaar wordt schriftelijk ingelicht dat er geen bemiddelingsgesprek heeft plaatsgevonden. Indien de betrokkene de bemiddelaar op voorhand verwittigt dat de voorgestelde datum niet past, maar hij/zij wel wenst deel te nemen aan een bemiddelingsgesprek, wordt een andere datum vastgelegd in samenspraak met de benadeelde partij.
De mogelijkheid bestaat dat de betrokkene op voorhand laat weten niet op het bemiddelingsaanbod te willen ingaan en de voorkeur geeft aan het betalen van de administratieve geldboete. Dit gegeven maken we schriftelijk over aan de sanctionerend ambtenaar.
Contact met advocaat
Wanneer de overtreder minderjarig was op het ogenblik van de inbreuk, heeft de overtreder recht op een advocaat dewelke dan instaat voor de juridische zekerheid van de jongeren. De gegevens van de advocaat worden door de sanctionerend ambtenaar aan de bemiddelaar per e-mail bezorgd.
Wanneer de bemiddelaar over deze gegevens beschikt alvorens de uitnodigingsbrief is verstuurd, wordt dit mee in de brief opgenomen. De bemiddelaar licht de advocaat na ontvangst van diens gegevens in over het feit dat er een bemiddelingsaanbod aan diens cliënt wordt gedaan en licht deze tevens in over de voorgestelde datum van het bemiddelingsgesprek. Dit contact verloopt informeel via e-mail of telefonisch. Het staat de advocaat vrij om al dan niet op het bemiddelingsgesprek aanwezig te zijn.
Na het bemiddelingsgesprek wordt de advocaat ingelicht over het bereikte resultaat. Wanneer het tot een overeenkomst is gekomen wordt een kopie voor nazicht bezorgd aan de advocaat. De bemiddelaar licht de advocaat in over de beslissing van de sanctionerend ambtenaar per e-mail.
Wanneer een minderjarige overtreder niet reageert op het bemiddelingsaanbod wordt de advocaat hiervan in kennis gesteld. Een wachttijd van veertien dagen wordt in acht genomen waarna dit, zonder tegenbericht van de advocaat, in een verslag aan de sanctionerend ambtenaar wordt overgemaakt en het dossier wordt afgesloten door de bemiddelaar.
Voorafgaand(e) individueel gesprek(ken) met elk van de partijen
Dit is mogelijk indien de benadeelde partij een natuurlijk persoon is.
De bemiddelaar organiseert de gesprekken om tot een bemiddelingsovereenkomst te komen. Eerst vindt er een gesprek plaats met de overtreder en het slachtoffer afzonderlijk. Indien nodig vindt er meer dan één individueel gesprek plaats. De bemiddelaar maakt een nieuwe afspraak na het eerste gesprek, of telefonisch, of schriftelijk.
Tijdens het eerste gesprek wordt naast de rolverklaring van de bemiddelaar en de gemeentelijke administratieve sanctie, de bemiddelingsprocedure uiteengezet. De bemiddelaar werkt naar een rechtstreekse ontmoeting tussen beide partijen toe en benadrukt het vrijwillig karakter van de bemiddeling. Indien één van de partijen een rechtstreekse ontmoeting weigert, vindt er een onrechtstreekse, indirecte bemiddeling plaats. Dit houdt in dat de informatie van de ene partij door de bemiddelaar worden doorgespeeld aan de andere partij, mits akkoord.
Het gezamenlijk gesprek met de 2 partijen
Wanneer beide partijen aanwezig zijn, verduidelijkt ieder zijn standpunt ten aanzien van de feiten en diens verwachtingen ten aanzien van de bemiddeling. Nadien wordt door de partijen onderhandeld over de eventuele vorm van schadevergoeding/herstel/compensatie. In het geval van bemiddeling in kader van de gemeentelijke administratieve sancties spreken we eerder in termen van responsabilisering, opnemen van verantwoordelijkheid, bewustmaking waarom een boete wordt opgelegd voor bepaalde gedragingen, namelijk in functie van de leefbaarheid van de samenleving.
In het geval van een minderjarige overtreder kunnen ook de ouders op het gesprek aanwezig zijn.
Opmaken en overhandigen van de bemiddelingsovereenkomst tussen dader en slachtoffer
De bemiddeling kan resulteren in een overeenkomst wanneer het tot een akkoord is gekomen tussen dader en slachtoffer over een mogelijke vorm van herstel voor de gepleegde inbreuk. In de overeenkomst kan bijvoorbeeld afgesproken worden dat de overtreder een prestatie van algemeen nut zal verrichten, een sorrybrief zal opmaken, zijn excuses zal aanbieden, verantwoordelijkheid zal opnemen, of de schade zal herstellen. De oplossing voor het probleem tussen dader en slachtoffer
wordt aangereikt door de beide partijen en niet door de bemiddelaar. De partijen zoeken dus zelf naar oplossingen waarbij het opnemen van verantwoordelijkheid door de overtreder centraal staat.
Aan beide partijen wordt een exemplaar van de bemiddelingsovereenkomst bezorgd (zie bijlage 2 en 3). Deze overeenkomst wordt afhankelijk van de mogelijkheden tijdens het bemiddelingsgesprek opgemaakt en ondertekend of wordt later aan de betrokkene partijen bezorgd met de vraag deze ondertekend terug te bezorgen aan de bemiddelaar.
De bemiddelaar dient vóór de uitvoering van de overeenkomst in het bezit te zijn van de door beide partijen ondertekende overeenkomst. Ook hier zijn uitzonderingen mogelijk wanneer de uitvoering van de overeenkomst snel volgt op het bemiddelingsgesprek. In dat geval wordt een regel toegevoegd aan de overeenkomst, namelijk dat het mondelinge akkoord tussen de partijen, bepaald tijdens het bemiddelingsgesprek, geldt als schriftelijk akkoord.
Stopzetting van de bemiddelingsprocedure
Bij afsluiting van een bemiddeling in het kader van de gemeentelijke administratieve sancties maakt de bemiddelaar een kort evaluatieverslag op voor de sanctionerend ambtenaar (zie bijlage 4). In dit verslag informeert de bemiddelaar de sanctionerend ambtenaar over het verloop van de bemiddeling. Er wordt verduidelijkt of de bemiddeling werd geweigerd, heeft gefaald of tot een akkoord heeft geleid. Na het weigeren of falen van de bemiddeling kan de bemiddelaar in het verslag vermelden dat een gemeenschapsdienst gepast zou zijn en deze beschrijven.
Wanneer de bemiddeling tot een akkoord heeft geleid en de modaliteiten van de bemiddelingsovereenkomst tot uitvoer zijn gebracht, is de bemiddeling afgerond. De bemiddelaar verduidelijkt het type akkoord en vermeldt of dit akkoord al dan niet werd nageleefd. Eventueel voegt de bemiddelaar attesten, betalingsbewijzen en/of andere verificatiestukken toe om de uitvoering van de bemiddelingsovereenkomst aan te tonen.
De evaluatie wordt aan de sanctionerend ambtenaar bezorgd uiterlijk één maand voor de wettelijke einddatum dat een GAS moet worden opgelegd. M.a.w. wanneer de inbreuk op 1/6/2014 werd vastgesteld, dient de evaluatie uiterlijk op 1/05/2015 te worden overgemaakt aan de sanctionerend ambtenaar (wettelijke termijn van beslissing van de sanctionerend ambtenaar is twaalf maanden als er een bemiddelingsaanbod wordt gedaan). Er wordt echter steeds getracht het dossier zo snel mogelijk af te ronden. Op vraag van de sanctionerend ambtenaar wordt steeds geprobeerd het evaluatieverslag door te sturen binnen de vijf maanden nadat de sanctionerend ambtenaar het dossier ontvangen heeft.
Een geslaagde bemiddeling is gelijk aan een bemiddeling die tot een uitgevoerd akkoord heeft geleid, of tot een akkoord waarvan de niet-uitvoering niet toe te schrijven is aan de overtreder. De sanctionerend ambtenaar wordt door het evaluatieverslag gehouden aan de vaststelling van de weigering van het aanbod, het falen of het slagen van de bemiddeling. Wanneer uit het evaluatieverslag van de bemiddelaar blijkt dat de bemiddeling geslaagd is, kan de sanctionerend ambtenaar geen GAS meer opleggen.
Kennisname beslissing sanctionerend ambtenaar
Wanneer de bemiddelaar in kennis wordt gebracht over de beslissing van de sanctionerend ambtenaar, brengt de bemiddelaar de benadeelde partij hiervan op de hoogte per e-mail. De beslissing van de sanctionerend ambtenaar wordt ook door de sanctionerend ambtenaar schriftelijk aan de benadeelde partij bezorgd met diens argumentatie.
Afsluiting van de bemiddelingsprocedure
De bemiddelaar registreert het dossier en sluit het af.
Bijlagen
1. Model uitnodigingsbrief overtreder
2. Model bemiddelingsovereenkomst -afsprakennota
3. Model bemiddelingsovereenkomst -GAS-prestatie
4. Model evaluatieverslag voor sanctionerend ambtenaar
BIJLAGE 1: MODEL UITNODIGINGSBRIEF OVERTREDER
Gemeentelijke Administratieve Sancties (GAS)
Regio Halle – Vilvoorde
Kaat Meylemans
Bemiddelaar regio Halle-Vilvoorde Xxxxx Xxxxx
0000 Xxxxxxxxx
De heer xxx Xxx
Xxx
ons kenmerk contactpersoon datum
GAS-1314-xxx(xxxx) Kaat Meylemans xxxxxxx
xxxx.xxxxxxxxx@xxxxxxxxx.xx Betreft: uitnodiging voor een bemiddelingsgesprek Geachte (naam overtreder),
Wij willen u graag uitnodigen voor een gesprek op onze dienst in Vilvoorde (Centrum Mattenkot, Xxxxx Xxxxxxxxxxxx 00)
Xxxxxx nodig ik u uit?
U kreeg onlangs een brief van de provincie Vlaams Brabant waarin staat dat er een proces verbaal werd gemaakt op uw naam, (naam overtreder), en dit voor (omschrijving feiten). Normaal kan u hiervoor een boete krijgen van maximum 350 euro.
Vooraleer er echter over deze boete beslist wordt, bieden wij u de mogelijkheid om een gesprek te hebben samen
met één van de wijkmanagers van stad Vilvoorde en een bemiddelaar.
Wat houdt dit gesprek in?
In dit gesprek zullen we naar uw verhaal luisteren en zal de wijkmanager ook uitleggen waarom er een procesverbaal werd gemaakt. Omdat een boete niet altijd de beste oplossing is, willen we u ook graag de kans geven om samen met de wijkmanager te praten over een andere oplossing.
Als we in het gesprek afspraken kunnen maken waar u en de wijkmanager zich goed bij voelen en wanneer deze afspraken uitgevoerd worden, is de bemiddeling positief. U mag er dan ook van uitgaan dat er geen boete meer volgt. Deze afspraken kunnen er ook voor zorgen dat eventuele toekomstige problemen op lange termijn worden vermeden.
Contact
Wilt u ingaan op dit vrijwillig gesprek? Bel me dan voor (datum) op het nummer 0499 518 641 of 02 255 79 97
(ma, wo en do van 09.00 tot 16.00 uur; di van 09.00 tot 18.30 uur en vrijdag van 09.00 tot 12.00 uur). Met vriendelijke groeten
Kaat Meylemans Bemiddelaar GAS
BIJLAGE 2: MODEL BEMIDDELINGSOVEREENKOMST –AFSPRAKENNOTA
Bemiddelingsovereenkomst
Naar aanleiding van een inbreuk op het algemeen leefmilieu-, brandpreventie- en politiereglement van de gemeente/stad XXX (dd. Xx/xx/xxxx) op (datum) werd op vraag van de sanctionerend ambtenaar een bemiddelingsprocedure gestart tussen enerzijds (overtreder) en anderzijds (slachtoffer).
Kaat Meylemans treedt op als bemiddelaar en begeleidt het bemiddelingsproces.
Verbintenis
Op (datum) vond er een bemiddelingsgesprek plaats tussen (overtreder) en (slachtoffer).
Tijdens dit gesprek werd het volgende afgesproken:
1.
2.
3.
4.
5.
Alle betrokken partijen verklaren zich akkoord met bovenstaande overeenkomst.
▪ Dit betekent voor (overtreder) dat zij zich verbindt tot het naleven van de modaliteiten die hierboven werden vastgelegd.
▪ Dit betekent voor beide partijen dat zij positief staan tegenover de manier waarop de hogervermelde oplossingen worden aangeboden
▪ Dit betekent voor de bemiddelaar, Kaat Meylemans, dat zij zich ertoe verbindt de uitvoering van deze afspraken op te volgen gedurende een periode van 1 maand.
XXXX zal de bemiddelaar contact opnemen met de betrokken partijen om het bemiddelingsproces te evalueren. Het evaluatieverslag zal vervolgens aan de sanctionerend ambtenaar overgemaakt worden. De sanctionerend ambtenaar beslist op basis daarvan of er al dan niet een administratieve geldboete opgelegd zal worden.
Voor akkoord (datum):
(overtreder) (benadeelde partij)
Opgesteld in drievoud.
BIJLAGE 3: MODEL BEMIDDELINGSOVEREENKOMST –GAS-PRESTATIE
Bemiddelingsovereenkomst
Naar aanleiding van een inbreuk op het politiereglement van de stad/gemeente X (dd. xx/xx/xxxx) op (datum) werd op vraag van de sanctionerend ambtenaar een bemiddelingsprocedure gestart tussen enerzijds (naam overtreder) en anderzijds (naam slachtoffer).
Kaat Meylemans treedt op als bemiddelaar en begeleidt het bemiddelingsproces.
VERBINTENIS
Op (datum gesprek) vond er een bemiddelingsgesprek plaats tussen (naam overtreder) en (naam slachtoffer). Tijdens dit gesprek werd het volgende afgesproken:
Op (data) om (uur) zal (overtreder) zich aanmelden (plaats + adres). Zij zal er x uren presteren als xxx. Onderling werd afgesproken dat (naam overtreder) op volgende tijdstippen zal werken:
(naam overtreder) zal voornamelijk ingeschakeld worden om (globale taakomschrijving). De aard van de taken is afhankelijk van de planning van de dienst en de weersomstandigheden (voorbeelden). (naam overtreder) zal de toegewezen taken uitvoeren onder begeleiding van een ploegbaas of ploegverantwoordelijke. Na afloop van de taken zal een kort evaluatieverslag worden opgesteld en teruggekoppeld worden aan de bemiddelaar. (naam overtreder) zal veiligheidskledij ontvangen van de stad Vilvoorde en is verzekerd door de Ethias verzekeringspolis voor burgerlijke aansprakelijkheid en lichamelijke ongevallen van de stad Vilvoorde.
Alle betrokken partijen verklaren zich akkoord met bovenstaande overeenkomst.
- Dit betekent dat de partijen zich verbinden tot het herstellen van de schade volgens de modaliteit die hierboven werd vastgelegd;
- Dit betekent dat de overeenkomst enkel in geval van een ernstige reden kan uitgesteld worden, mits voorafgaande verwittiging (telefonisch aan de bemiddelaar) en in geval van ziekte, eveneens met voorafgaande verwittiging en het bezorgen van een ziektebriefje aan de bemiddelaar;
- Dit betekent voor de bemiddelaar, Kaat Meylemans, dat zij er zich toe verbindt de uitvoering van dit herstel
op te volgen. (datum) zal zij contact opnemen met de betrokken partijen om het bemiddelingsproces te evalueren.
De overeenkomst zal samen met een verslag omtrent het verloop van de bemiddeling aan de sanctionerend ambtenaar overgemaakt worden. Of deze al dan niet een administratieve geldboete oplegt, zal afhangen van de inzet en de prestaties van (naam overtreder).
Voor akkoord (datum):
(naam overtreder) (naam slachtoffer)
Opgesteld in drievoud.
BIJLAGE 4: MODEL EVALUATIEVERSLAG VOOR SANCTIONEREND AMBTENAAR
Gemeentelijke Administratieve Sancties (GAS) BEMIDDELING
Regio Halle – Vilvoorde
Kaat Meylemans
Bemiddelaar regio Halle-Vilvoorde Xxxxx Xxxxx
0000 Xxxxxxxxx
Xxxxxxxxx Xxxxxx Xxxxxxx Juridische dienst – GAS
T.a.v. Greet Van Eygen Xxxxxxxxxxxxxx 0
0000 Xxxxxx
ons kenmerk contactpersoon datum
GAS-1314-xxx(xxxx) Kaat Meylemans xxxxxxx
Telefoon email
0499 518 641 xxxx.xxxxxxxxx@xxxxxxxxx.xx
Betreft: evaluatieverslag Geachte Greet,
Met dit schrijven laten wij u weten dat de bemiddeling met de partijen in het dossier JUR/GAS/2014/xxxxx (niet) geleid heeft tot een gezamenlijke overeenkomst/gezamenlijk gesprek/indirecte bemiddeling tussen de partijen. (Korte omschrijving van redenen voor het niet komen tot een gesprek/overeenkomst of korte omschrijving van de gemaakte afspraken en het resultaat). Wij kunnen het dossier dan ook afsluiten.
Met vriendelijke groeten
Kaat Meylemans Bemiddelaar GAS
AANVULLEND HOOFDSTUK 11: OPHALING HUISHOUDELIJK AFVAL
Afdeling 11.1 Algemene bepalingen
Art. 11.1.1
Voor de toepassing van dit reglement wordt verstaan onder:
a) Huishoudelijk afval (Gewoon huisvuil):
Alle afvalstoffen die ontstaan door de normale werking van een particuliere huishouding of afkomstig zijn van commerciële, industriële, institutionele en andere bronnen en die naar aard en hoeveelheid met die van particuliere huishoudens vergelijkbaar is.
b) Groot huishoudelijk afval (Grof vuil):
Alle afvalstoffen die ontstaan door de normale werking van een particuliere huishouding, de afvalstoffen die daarmee gelijk gesteld worden bij besluit van de Vlaamse Regering voor zover ze niet voortkomen uit een professionele activiteit en die omwille van hun aard, omvang en/of het gewicht niet in de voorgeschreven groene plastieken huisvuilzak kunnen aangeboden worden, met uitzondering van gewoon huisvuil, papier en karton, glas, PMD, GFT, KGA, groenafval en snoeiafval en alle huishoudelijk afvalstoffen waarvoor een terugnameplicht geldt (auto-onderdelen, elektrische en elektronische apparaten,…) of die selectief door de stad opgehaald worden.
Hiertoe behoren: matrassen, manden, kinderwagens, sanitaire meubels, raamkozijnen, matten en tapijten, kunststof profielen, fietsen, groot speelgoed, aquarium, grote decoratiestukken, schotels en schalen, droogrekken, schilderijen.
Afvalstoffen afkomstig van renovatie- of verbouwingswerken, het leegmaken van gebouwen of het verwijderen van gehele of gedeeltelijke inboedels zijn uitgesloten.
c) Papier en karton:
Alle kranten, reclamedrukwerk, telefoonboeken, tijdschriften, schrijfpapier, kopieerpapier, computerpapier, boeken en papieren en kartonnen verpakkingen die ontstaan door de normale werking van een particuliere huishouding of ermee vergelijkbare handelsafvalstoffen.
Aluminiumfolie, geolied papier en karton, papier met waslaag, carbonpapier, bevuild
papier, papieren voorwerpen waar kunststof of andere materialen in verwerkt zijn, kaarten met magneetstroken, behangpapier en cementzakken worden niet als papier en karton beschouwd.
d) Glas:
Alle glazen flessen, potten, bokalen en drinkglazen ontdaan van deksels, stoppen en uitgespoeld.
Glazen voorwerpen zoals ruiten, stolpen en schotels, horen thuis in de open glascontainer voor vlak glas in het recyclagepark.
Vuurvaste voorwerpen, gewapend glas, kristal, opaal glas, spiegelglas, autoruiten, plexiglas, gloeilampen, T.L.-lampen, spaarlampen, stenen, tegels, porselein, aarden kruiken en ander aardewerk worden niet als glas beschouwd.
e) PMD: Plastieken flessen en flacons, Metalen verpakkingen en Drankkartons:
Lege plastieken flessen van frisdranken, waters, melk en melkproducten, keukenolie, azijn, fruit- en groentesappen.
Lege plastieken flacons van afwas- en onderhoudsproducten, wasproducten en wasverzachters, bleekmiddelen, producten voor bad en douche en gedestilleerd water. Lege
metalen blikjes en conservenblikken, drankblikjes, aluminium schoteltjes en bakjes, kroonkurken, metalen schroefdoppen en deksels, metalen bussen en dozen.
Lege drankkartons (briks) van vloeibare levensmiddelen (melk, fruit- en groentesappen, soepen...).
De inhoud van de verpakkingen mag niet meer zijn dan 8 liter.
Verpakkingen die giftige en/of bijtende middelen bevat hebben (herkenbaar aan een oranje vierkantje met symbool in) horen bij klein gevaarlijk afval.
Alle andere plastiek verpakkingen zoals plastieken folies, zakjes, yoghurtbekertjes, botervlootjes, flessen van vloeibare boter en aluminiumfolies en piepschuim horen hier niet bij.
f) GFT: Groenten-, Fruit- en Tuinafval.
Organisch composteer afval zoals aardappelschillen, schillen van citrus- of andere vruchten, rauwe groenten- en fruitresten, eierschalen, doppen van noten, theebladeren en theezakjes, koffiedik en koffiefilters, papier van keukenrol, etensresten, mest van kleine huisdieren, verwelkte snijbloemen en kamerplanten, versnipperd snoeihout, haagscheersel, zagemeel en schaafkrullen, gazonmaaisel, bladeren, onkruid en resten uit de groenten- en siertuin die ontstaan door de normale werking van een particuliere huishouding of ermee vergelijkbare afvalstoffen afkomstig uit handelsactiviteiten.
Timmerhout, beenderen, mosselschelpen, aarde en zand, vetten en oliën, assen, houtskool, kadavers, wegwerpluiers en kattenbakvulling, brood, gekookt voedsel, vlees en vis worden niet als GFT beschouwd.
g) KGA: Klein Gevaarlijk Afval.
Resten van verven, inkten, lijmen, harsen:
x. xxxx, lak, vernis
b. houtbeschermingsmiddelen, carbolineum, black varnish, creoline
x. xxxx, hars, siliconen
d. filmafval , X- rays
e. kleurstoffen, toner, inkten, drukinkten, stempelkussens
Olie en vet:
a. plantaardige en dierlijke vetten
x. xxxxxxxxxx, boenwas
c. plantaardige en minerale olie
d. brandstoffen
Solventen:
a. ontvetters, droogkuisproducten, vlekkenwater, decapeermiddelen en beitsmiddelen
b. trichloorethyleen, perchloorethyleen, tetrachloorethyleen, chloroform
c. ontvlambare oplosmiddelen : petroleumether, ether, wasbenzine, brandspiritus, benzine, aceton, methanol, ethanol, hexaan, tolueen, xyleen
d. verdunners, white spirit, lijnolie, terpentijn, terpentine, cellulose-verdunners, thinners
e. gefluoreerde schoonmaakmiddelen
x. xxxxxx, antivries
g. formol
Zuren:
x. xxxxxxxx, middelen die kalk en cement verwijderen
b. zwavelzuur, accuzuur
c. salpeterzuur, chroomzuur, fosforzuur
d. fixeervloeistoffen en stopbadvloeistoffen
Basen:
a. ontvetters, ontstoppers, bijtende soda, natronloog, kaligeen, kaliloog, ammoniak
b. bijtende schoonmaakmiddelen, beits- en decapeermiddelen, bleekwater, hypochlorieten, hypochloraten
c. fotografische ontwikkelaars, activators en additieven
Schoonmaakmiddelen:
x. xxxxx, waspoeders, w.c.- reinigers, glansmiddelen voor de vaatwas
b. metaalpoets, roestverwijderingsmiddelen
c. autowax
Batterijen:
a. auto-accu's
b. knoopbatterijen, zilver-, cadmium-, nikkel-, alkali-, mangaan- en kwikbatterijen
Stoffen of producten met kwik:
a. TL-lampen, spaarlampen en andere kwikhoudende lampen
b. kwikthermometers, kwikbarometers en kwikschakelaars
c. amalgamen
Injectienaalden dienen in naaldboxen of gesloten glazen bokalen verpakt te worden. Tonercartridges
Oliefilters
Gevaarlijke huishoudelijke afval van gemengde samenstelling zoals :
a. restanten met ongekende samenstelling
b. afval van laboratoria
c. ongebruikte, afgedankte chemicaliën
d. bestrijdingsmiddelen, pesticiden, cosmetica
e. spuitbussen
f. brandblusmiddelen
g. fotografisch zilver
h. ontplofbare stoffen van huishoudelijke oorsprong en vuurwerk
Alle verpakkingen die nog resten van de bovenvermelde afvalstoffen bevatten.
h) Snoeiafval:
Snoeisel en takken van struiken, sparren, hagen en bomen die te groot zijn om in de GFT-zak te stoppen.
i) Recyclagepark:
Het stedelijk recyclagepark is een inrichting die tot doel heeft de gescheiden inzameling van huishoudelijke afvalstoffen mogelijk te maken met het oog op de maximale recyclage van deze afvalstoffen.
Art. 11.1.2
Onverminderd de bepalingen van dit reglement is het verboden om volgende voorwerpen mee te geven met om het even welke huis-aan-huis ophaling van huishoudelijke afvalstoffen
- autobanden
- autowrakken
- afvalstoffen waarvoor een terugnameplicht bepaald is
- afbraakmateriaal van gebouwen
- aarde en zand
- stenen en puin
- nijverheidsafval
- kabels, kettingen, prikkeldraad en omheiningen
- glas
- gasflessen
- krengen van dieren
- toxisch, gevaarlijk en radioactieve afval
- pathologisch bevuild afval
- afvalwaters en vloeibare afvalstoffen
Art. 11.1.3
Het toezicht op de selectieve inzameling van de verschillende afvalstoffen en de manier van aanbieden wordt uitgevoerd door een daartoe door het college aangeduid personeelslid, door de ophalers van de ophaaldienst of door de parkwachters van het recyclagepark voor zover de afvalstoffen via het recyclagepark worden aangeboden.
Indien door bovengenoemde personen wordt vastgesteld dat de wijze van aanbieding niet conform de bepalingen van dit reglement geschiedt, wordt het afval niet aanvaard.
De toezichthoudende personen zijn gerechtigd om de aanbieders te wijzen op die foutieve wijze van aanbieding en de nodige richtlijnen te verstrekken.
Art. 11.1.4
De fysieke of rechtspersonen die een overeenkomst hebben afgesloten met een firma voor de verwijdering van hun afval uitgezonderd huishoudafval, moeten in die overeenkomst de dag en het tijdstip van de ophaling preciseren. Ze dienen er tevens over te waken dat de zakken of recipiënten met dit afval geen bron van hinder of vervuiling kunnen vormen en dat ze geen dieren kunnen aantrekken.
Het stadsbestuur kan in artikel 2.4.3 voorziene tijdstippen voor de plaatsing van de zakken of recipiënten met afval wijzigen, wanneer die in strijd zijn met de voorschriften inzake openbare veiligheid, rust, volksgezondheid, netheid en zindelijkheid.
Afdeling 11.2 Selectieve inzameling van huishoudelijk afval (restafval).
Art. 11.2.1
Het huishoudelijk afval (gewoon huisvuil) wordt‚ eenmaal per week langs de straten, wegen en pleinen op het grondgebied van groot-Halle waar de ophaling is ingericht, op vooraf door het college van burgemeester en schepenen vastgestelde en aan de bevolking bekendgemaakte data opgehaald, door een aangeduide ophaler.
Indien een ophaalronde samenvalt met een wettelijke feestdag wordt deze ophaalronde verplaatst naar de dag voorafgaand of daags na de feestdag (zie ophaalkalender).
De afvalstoffen van ambachts- en handelshuizen kunnen slechts worden meegegeven met de ophalingen van gewoon huisvuil indien hun aard, samenstelling en hoeveelheid vergelijkbaar is met gewoon huisvuil zoals omschreven in artikel 1.2, 5° van dit reglement, en indien hun wijze van aanbieding beantwoordt aan de bepalingen van dit reglement.
Art. 11.2.2
De ophaaldienst zal enkel de voorgeschreven huisvuilzakken meenemen. Indien blijkt dat de aangeboden huisvuilzakken of de inhoud van de aangeboden huisvuilzakken niet voldoet aan de bepalingen van dit reglement dan zal dit beschouwd worden als sluikstorten, zo de aanbieder dit afval niet dezelfde dag nog van de openbare weg verwijdert.
Het opladen van vuilnis mag enkel door daartoe bevoegd personeel gebeuren.
Art. 11.2.3
Het gewicht van de volle vuilniszakken mag niet meer dan 15 kg bedragen. Bij de ophaling van gewoon huisvuil mogen maximaal vijf vuilniszakken per ophaling buitengezet worden.
Art. 11.2.4
Gewoon huisvuil mag niet vroeger dan daags voor de ophaling vanaf 18 uur worden buiten gezet. De vuilniszakken moeten door de inwoners aan de rand van de weg en voor het betrokken perceel geplaatst worden, zonder evenwel het verkeer van voetgangers, fietsers of voertuigen te hinderen.
Wanneer de ophaler bepaalde straten niet kan inrijden omdat de straat te smal is, moeten de zakken met gewoon huisvuil op de dichtstbijgelegen plaats die voor de ophaalwagen bereikbaar is, geplaatst worden. Bij de onbereikbaarheid wegens wegenwerken zal het college tijdelijke maatregelen treffen om de ophaling te verzekeren.
Art. 11.2.5
Het is verboden, zonder voldoende beschermende verpakking, voorwerpen in de vuilniszakken te bergen die de ophalers kunnen kwetsen of besmetten.
Alle stoffen die lichamelijke of materiële schade of ongevallen kunnen veroorzaken zijn eveneens verboden.
Art. 11.2.6
Worden in ieder geval niet aanzien als gewoon huisvuil of daarmee gelijkgesteld afval en mogen bijgevolg ook niet meegegeven worden tijdens de ophaling:
- alle fracties waarvoor de stad een aparte selectieve ophaling organiseert;
- alle fracties die in het recyclagepark kunnen aangeboden worden ;
- de afvalstoffen opgesomd in artikel 11.1.2 van dit reglement.
Art. 11.2.7
De inwoners die de vuilniszakken buiten zetten, blijven verantwoordelijk voor de inhoud en staan zelf in voor het opruimen ervan.
Art. 11.2.8
Het opschrift van de vuilniszak moet goed zichtbaar naar de openbare weg gericht worden.
Afdeling 11.3 Selectieve inzameling van groot huishoudelijk afval (grof huisvuil).
Art. 11.3.1
Het groot huishoudelijk afval (grof vuil) wordt vier maal per jaar langs de straten, wegen en pleinen op het grondgebied van groot-Halle waar de ophaling is ingericht, op vooraf door het college van burgemeester en schepenen vastgestelde en aan de bevolking bekendgemaakte data opgehaald door een aangeduide ophaler.
Het college van burgemeester en schepenen kan eventueel aan derden, mits voorafgaande schriftelijke aanvraag, toestemming verlenen de herbruikbare fractie van het groot huishoudelijk afval op te halen voorafgaand aan de eigenlijke ophaling.
De afvalstoffen van ambachts - en handelshuizen kunnen slechts worden meegegeven met de ophalingen van grof vuil indien hun aard, samenstelling en hoeveelheid vergelijkbaar is met groot huishoudelijk afval zoals omschreven in artikel 11.1.1.b van dit reglement en indien hun wijze van aanbieding beantwoordt aan de bepalingen van dit reglement.
Art. 11.3.2
Het groot huishoudelijk afval moet, indien nodig, stevig samengebonden worden zodat het niet uiteen kan vallen.
De bundels mogen niet langer dan 1,5 m zijn en niet zwaarder dan 15 kg. Afzonderlijke voorwerpen mogen niet zwaarder zijn dan 30 kg en niet groter dan 1 m³.
Het groot huishoudelijk afval mag niet in vuilniszakken, dozen of zakken worden aangeboden. Scherpe voorwerpen moeten vooraf op voldoende wijze worden verpakt alvorens te worden meegegeven met de ophaling van groot huishoudelijk afval.
Art. 11.3.3
De ophaaldienst zal enkel groot huishoudelijk afval zoals omschreven in artikel 11.1.1 b van dit reglement en op de wijze aangeboden zoals omschreven in artikel 11.3.2 van dit reglement meenemen.
Aangeboden afval dat niet aan de bepalingen van dit reglement voldoet, zal beschouwd worden als sluikstorten indien de aanbieder dit afval niet dezelfde dag nog van de openbare weg verwijdert. Het opladen van vuilnis mag enkel door daartoe bevoegd personeel of personen gebeuren.
Art. 11.3.4
Minstens een week voor de inzameling dient de persoon die groot huishoudelijk afval wil aanbieden een afspraak te maken met de door het college van burgemeester en schepenen aangestelde ophaler. De persoon die groot huishoudelijk afval wil aanbieden is aanwezig op het tijdstip van de afvalinzameling.
Groot huishoudelijk afval mag niet vooraf aan de rand van de weg voor het betrokken perceel geplaatst worden. Het groot huishoudelijk afval wordt aangeboden op het ogenblik dat de vrachtwagen aanwezig is. Het groot huishoudelijk afval wordt op dat moment door de inwoners aan de rand van de weg en voor het betrokken perceel geplaatst zonder het verkeer te hinderen. De ophaler wordt zodoende in de mogelijkheid gesteld de ophaling vanaf 7.30 uur 's morgens van de gestelde dag te laten aanvangen. Bij de onbereikbaarheid wegens wegenwerken zal het college tijdelijke maatregelen treffen om de ophaling te verzekeren.
Art. 11.3.5
De inwoners die het groot huishoudelijk afval buiten zetten blijven verantwoordelijk voor het eventueel uitspreiden ervan en staan zelf in voor het opruimen ervan.
Afdeling 11.4 Selectieve inzameling van papier en karton.
Art. 11.4.1
Papier en karton wordt maandelijks langs de straten, wegen en pleinen op het grondgebied van groot-Halle waar de ophaling is ingericht op vooraf door het college van burgemeester
en schepenen vastgestelde en aan de bevolking bekendgemaakte data opgehaald door een aangeduide ophaler.
Het college van burgemeester en schepenen kan eventueel aan verenigingen, mits voorafgaande schriftelijke aanvraag, toelating verlenen, volgens de voorwaarden door het college van burgemeester en schepenen bepaald, om papier en karton op te halen.
Art. 11.4.2
Papier en karton mag niet meegegeven worden met andere selectieve huisvuilophalingen. Het mag ook niet aangewend worden als recipiënt voor het aanbieden van ander afval bij een andere afvalophaling.
Art. 11.4.3
Papier en karton worden bij voorkeur aangeboden in kartonnen dozen, papieren zakken of desgevallend samengebonden in pakken met touw, geen metaaldraad. Papier en karton mag niet in een ander verpakkingsmateriaal dan papier en karton worden aangeboden. Het gewicht van een baal of doos papier en karton mag niet hoger zijn dan 20 kg.
Art. 11.4.4
De ophaaldienst of andere door het college van burgemeester en schepenen aangeduide personen of instanties zullen enkel papier en karton zoals omschreven in artikel 11.1.1 c van dit reglement en op de wijze aangeboden zoals omschreven in artikel 11.4.3 van dit reglement meenemen.
Aangeboden papier en karton dat niet aan de bepalingen van dit reglement voldoet, zal beschouwd worden als sluikstorten indien de aanbieder dit afval niet dezelfde dag nog van de openbare weg verwijdert. Het opladen van papier en karton mag enkel door daartoe bevoegd personeel of personen gebeuren.
Art. 11.4.5
Papier en karton mag slechts na 18 uur van de dag voorafgaand aan de dag waarop de ophaling van het papier en karton zal plaatsvinden buiten gezet worden. De ophaler wordt zodoende in de mogelijkheid gesteld de ophaling vanaf 6 uur 's morgens van de gestelde dag te laten aanvangen. Het papier en karton moet door de inwoners aan de rand van de weg en voor het betrokken perceel geplaatst worden, zonder het verkeer van voetgangers, fietsers of voertuigen te hinderen.
Wanneer de ophaler bepaalde straten of wegen niet kan inrijden wegens de engheid van de straat, moet het papier en het karton op de dichtstbijgelegen plaats die voor de ophaalwagen bereikbaar is, geplaatst worden. Bij de onbereikbaarheid wegens
wegenwerken zal het college tijdelijke maatregelen treffen om de ophaling te verzekeren.
Art. 11.4.6
De inwoners die het papier en karton buiten zetten, blijven verantwoordelijk voor het eventueel uitspreiden ervan en staan zelf in voor het opruimen ervan.
Afdeling 11.5 Selectieve inzameling van glas.
Art. 11.5.1
Voor het verwijderen van hol glas (enkel flessen, potten, drinkglazen en bokalen) kunnen de inwoners van Halle terecht in de (ondergrondse) glascontainers die op door het college van burgemeester en schepenen vastgestelde plaatsen opgesteld worden.
Art. 11.5.2
Hol glas mag niet meegegeven worden met andere selectieve huisvuilophalingen.
Art. 11.5.3
Hol glas moet afhankelijk van de kleur (wit of bont) in de daartoe voorziene bollen worden gedeponeerd.
Alle glazen voorwerpen moeten, vooraleer ze in de (ondergrondse) glascontainers geworpen worden, voldoende gereinigd en ontdaan zijn van deksels en stoppen.
Art. 11.5.4
Het deponeren van andere voorwerpen dan hol glas in de (ondergrondse) glascontainers is verboden. Het is tevens verboden naast de (ondergrondse) glascontainers welke afvalstof dan ook achter te laten, inbegrepen hol glas, zelfs als de glascontainer vol blijkt. Achterlaten van welke afvalstof dan ook zal beschouwd worden als sluikstorten en als dusdanig beboet worden.
Art. 11.5.5
Het is verboden hol glas in de (ondergrondse) glascontainers te deponeren tussen 22 uur en 7 uur en op zon- en feestdagen.
Art. 11.5.6
Vlak glas (vensters, gewapend glas) of andere glazen voorwerpen zoals autoruiten, kristal,
opaal glas, spiegelglas, plexiglas… kunnen in het recyclagepark afgeleverd worden.
Afdeling 11.6 Selectieve inzameling van PMD (Plastieken flessen en flacons, Metalen blikken en Drankkartons).
Art. 11.6.1
PMD wordt om de twee weken langs de straten, wegen en pleinen op het grondgebied van groot-Halle waar de ophaling is ingericht op vooraf door het college van burgemeester en schepenen vastgestelde en aan de bevolking bekendgemaakte data opgehaald door een aangeduide ophaler.
Art. 2.3.6.2
PMD mag niet meegegeven worden met andere selectieve huisvuilophalingen.
Art. 11.6.3
PMD moet aangeboden worden in de door de stad voorgeschreven blauwe doorzichtige plastieken PMD-zakken. Deze PMD-zakken zijn verkrijgbaar in de handel tegen een door de gemeenteraad vastgesteld bedrag.
Art. 11.6.4
De verschillende fracties van het PMD-afval mogen gemengd in de voorgeschreven zakken worden aangeboden. Het gewicht van een PMD-zak mag niet hoger zijn dan 10 kg.
De PMD-zakken dienen met de daartoe aan de zak voorziene schuifband dichtgetrokken te worden; dichtplakken met plakband is verboden. Er mag geen afval aan de buitenkant van de zak bevestigd worden.
Art. 11.6.5
De ophaaldienst zal enkel de voorgeschreven PMD-zakken meenemen. Indien blijkt dat de aangeboden PMD-zakken of de inhoud ervan niet voldoet aan de bepalingen van dit reglement dan zal dit afval beschouwd worden als sluikstorten, indien de aanbieder dit afval niet dezelfde dag nog van de openbare weg verwijdert. Het opladen van vuilnis mag enkel door daartoe bevoegd personeel gebeuren.
Art. 11.6.6
PMD-zakken mogen slechts na 18 uur van de dag voorafgaand aan de dag waarop de ophaling van het PMD-afval zal plaatsvinden buiten gezet worden. De ophaler wordt zodoende in de mogelijkheid gesteld de ophaling vanaf 6 uur 's morgens van de gestelde dag te laten aanvangen. De vuilniszakken moeten door de inwoners aan de rand van de weg en voor het betrokken perceel geplaatst worden, zonder het verkeer van voetgangers, fietsers of voertuigen te hinderen.
Wanneer de ophaler bepaalde straten of wegen niet kan inrijden wegens de engheid van de straat, moeten de PMD-zakken op de dichtstbijgelegen plaats die voor de ophaalwagen bereikbaar is, geplaatst worden. Bij de onbereikbaarheid wegens wegenwerken zal het college tijdelijke maatregelen treffen teneinde de ophaling te verzekeren.
Art. 11.6.7
Worden in ieder geval niet aanzien als PMD-afval of daarmee gelijkgesteld afval en mogen bijgevolg ook niet meegegeven worden tijdens de ophaling: afvalstoffen die niet voldoen aan de omschrijving in artikel 11.1.1 e van dit reglement.
Art. 11.6.8
De inwoners die de vuilniszakken buiten zetten blijven verantwoordelijk voor de inhoud ervan en staan zelf in voor het opruimen ervan.
Art. 11.6.9
Het opschrift van de vuilniszak moet goed zichtbaar naar de openbare weg gericht worden.
Afdeling 11.7 Selectieve inzameling van GFT (Groenten-, Fruit- en Tuinafval)
Art. 11.7.1
GFT wordt, afhankelijk van de periode, wekelijks of tweewekelijks opgehaald. De frequentie is terug te vinden op de ophaalkalender.
De ophaling gebeurt langs de straten, wegen en pleinen op het grondgebied van groot-Halle waar de ophaling is ingericht op vooraf door het college van burgemeester en schepenen vastgestelde en aan de bevolking bekendgemaakte data door een aangeduide ophaler.
Art. 11.7.2
GFT mag niet meegegeven worden met andere selectieve huisvuilophalingen.
Art. 11.7.3
GFT moet aangeboden worden in de door de stad voorgeschreven witte doorzichtige composteerbare GFT-zakken. Deze GFT-zakken zijn verkrijgbaar in de handel, tegen een door de gemeenteraad vastgesteld bedrag.
Art. 11.7.4
De ophaaldienst zal enkel de voorgeschreven GFT-zakken meenemen. Indien blijkt dat de aangeboden GFT-zakken of de inhoud ervan niet voldoet aan de bepalingen van dit reglement dan zal dit afval beschouwd worden als sluikstorten, indien de aanbieder dit afval niet dezelfde dag nog van de openbare weg verwijdert. Het opladen van vuilnis mag enkel door daartoe bevoegd personeel gebeuren.
De GFT-zakken dienen met een touw of de bijgevoegde strips dichtgebonden te worden; dichtplakken met plakband is verboden.
Art. 11.7.5
GFT-zakken mogen slechts na 18 uur van de dag voorafgaand aan de dag waarop de ophaling van het GFT-afval zal plaatsvinden buiten gezet worden. De ophaler wordt zodoende in de mogelijkheid gesteld de ophaling vanaf 6 uur 's morgens van de gestelde dag te laten aanvangen. De vuilniszakken moeten door de inwoners aan de rand van de weg en voor het betrokken perceel geplaatst worden, zonder evenwel het verkeer van voetgangers, fietsers of voertuigen te hinderen.
Wanneer de ophaler bepaalde straten of wegen niet kan inrijden wegens de engheid van de straat, moeten de GFT-zakken op de dichtsbijgelegen plaats die voor de ophaalwagen bereikbaar is, geplaatst worden. Bij de onbereikbaarheid wegens wegenwerken zal het college tijdelijke maatregelen treffen om de ophaling te verzekeren.
Art. 11.7.6
Worden in ieder geval niet aanzien als GFT-afval of daarmee gelijkgesteld afval en mogen bijgevolg ook niet meegegeven worden tijdens de ophaling : afvalstoffen die niet voldoen aan de omschrijving in artikel 11.1.1 f van dit reglement.
Art. 11.7.7
De inwoners die de vuilniszakken buitenzetten, blijven verantwoordelijk voor de inhoud ervan en staan indien nodig zelf in voor het opruimen ervan.
Art. 11.7.8
Het opschrift van de vuilniszak moet goed zichtbaar naar de openbare weg gericht worden.
Afdeling 11.8 Selectieve inzameling van snoeiafval
Art. 11.8.1
Snoeiafval wordt samen met GFT ingezameld door een door het college van burgemeester en schepenen aangeduide ophaler. Snoeiafval wordt, afhankelijk van de periode, wekelijks dan wel tweewekelijks opgehaald langs de straten, wegen en pleinen op het grondgebied van groot – Halle op vooraf door het college van burgemeester en schepenen vastgestelde en aan de bevolking bekendgemaakte data. De frequentie is terug te vinden op de ophaalkalender.
Art. 11.8.2
Snoeiafval mag niet meegegeven worden met andere selectieve huisvuilophalingen, uitgezonderd de GFT-inzameling.
Art. 11.8.3
Snoeiafval dient aangeboden te worden in bundels van maximaal 1,5 meter en 15 kg.
De bundels dienen samengebonden te worden met natuurtouw, geen kunststoftouw of metaaldraad. Snoeiafval mag niet aangeboden worden in bakken of zakken.
Takken of stammen van meer dan 18 cm diameter mogen niet meegegeven worden. Er mogen geen resten van boomwortels meegegeven worden.
Per inzameling mogen maximaal 5 bussels worden aangeboden.
Art. 11.8.4
De ophaaldienst zal enkel het snoeiafval dat op de voorgeschreven wijze wordt aangeboden meenemen. Voldoet het aangeboden afval niet aan de bepalingen van artikel 11.1.1 h dan zal dit beschouwd worden als sluikstorten, zo de aanbieder dit afval niet dezelfde dag nog van de openbare weg verwijdert. Het opladen van snoeiafval mag enkel door daartoe bevoegd personeel gebeuren.
Art. 11.8.5
Snoeiafval mag slechts na 18 uur van de dag voorafgaand aan de dag waarop de ophaling van snoeiafval zal plaatsvinden buiten gezet worden. De ophaler wordt zodoende in de mogelijkheid gesteld de ophaling vanaf 6 uur 's morgens van de gestelde dag te laten aanvangen. Het snoeiafval moet door de inwoners aan de rand van de weg en voor het betrokken perceel geplaatst worden, zonder het verkeer van voetgangers, fietsers of voertuigen te hinderen.
Wanneer de ophaler bepaalde straten of wegen niet kan inrijden wegens de engheid van de straat, moet het snoeiafval op de dichtsbijgelegen plaats die voor de ophaalwagen bereikbaar is, geplaatst worden. Bij de onbereikbaarheid wegens wegenwerken zal het college tijdelijke maatregelen treffen teneinde de ophaling te verzekeren.
Art. 11.8.6
De inwoners die het snoeiafval buiten zetten blijven verantwoordelijk voor het eventueel uitspreiden ervan en staan zelf in voor het opruimen ervan.
Afdeling 11.9 Selectieve inzameling van textiel
Art. 11.9.1 Definitie
Voor de toepassing van deze verordening wordt onder textielafval verstaan: alle niet verontreinigde kledij (textiel en lederwaren), schoeisel, handtassen, beddengoed, woningtextiel (gordijnen, overgordijnen, tafelkleden, servetten…), lompen, e.d., die ontstaan door de normale werking van een particuliere huishouding (en een vergelijkbare bedrijfsactiviteit).
Art. 11.9.2 Inzameling
§ 1. Het textiel wordt ingezameld in de textielcontainers die verspreid staan opgesteld in de gemeente of via de huis-aan-huisinzameling langs de straten, wegen en pleinen waar de ophaling is ingericht, op de door het college van burgemeester en schepenen bepaalde dagen. Het textiel wordt eveneens ingezameld op het containerpark, het gemeentelijk depot of de door de OVAM erkende kringloopcentra.
§ 2. Alleen de organisaties die vermeld zijn op de door de OVAM gepubliceerde lijst van geregistreerde inzamelaars, handelaars en makelaars van textielafvalstoffen en die toelating hebben van het college van burgemeester en schepenen of de opdrachthoudende vereniging, waarmee ze een overeenkomst afgesloten hebben, zijn gemachtigd textielcontainers te plaatsen op zowel openbaar domein als op privé-terrein toegankelijk voor het publiek of mogen huis-aan-huisinzamelingen organiseren.
§ 3. Het textiel mag niet worden meegegeven met het huisvuil (en de gemengde fractie van het bedrijfsafval), of een selectieve inzameling, andere dan deze van het textiel.
Art. 11.9.3 Wijze van aanbieding
§ 1. Het textiel dient bij het deponeren in een container of bij ophaling aan huis in een degelijke en goed gesloten zak verpakt te zijn. Het aangeboden textiel mag niet nat, bevuild of totaal versleten zijn.
Art. 11.9.4
Het deponeren van andere voorwerpen dan textiel in de textielcontainers is verboden. Het is tevens verboden naast de textielcontainers welke afvalstof dan ook achter te laten, inbegrepen textiel, zelfs als de textielcontainer vol is. Achterlaten van welke afvalstof dan ook zal beschouwd worden als sluikstorten en als dusdanig beboet worden.
AANVULLEND HOOFDSTUK 12: GEMEENTELIJK RECYCLAGEPARK
Art. 12.1
Het stedelijk recyclagepark is toegankelijk tijdens de normale openingsuren voor alle particuliere inwoners van de stad Halle en voor de personen die in Halle een tweede verblijfplaats hebben. Deze laatsten moeten vooraf een toegangskaart afhalen bij de stadsdiensten. Ter controle moet de bezoeker zijn identiteitskaart of toegangskaart laten registreren in de registratiezuil. Daarenboven kunnen alle kleinhandelszaken en eenmansbedrijven gevestigd te Halle onder de voorwaarden vastgesteld door de gemeenteraad hun afvalstoffen aanbieden in het recyclagepark.
Art. 12.2
De sluitingsdagen worden jaarlijks bepaald door het college.
Tijdens de openingsuren staat het recyclagepark permanent onder controle van een toezichter. Buiten de openingsuren is het recyclagepark niet toegankelijk voor het publiek.
Op zondagen en wettelijke feestdagen is het recyclagepark gesloten. Indien de openbare orde, gezondheid en rust dit vereist kunnen de openingsuren door het college tijdelijk worden gewijzigd. Indien nodig kan het recyclagepark tijdelijk gesloten worden.
Art. 12.3
Op het recyclagepark mogen volgende afvalstoffen aangeboden worden onder de voorwaarden bepaald door de gemeenteraad en/of het college:
1° papier en karton:
Enkel papier en karton zoals omschreven in artikel 11.1.1 c van dit reglement wordt aanvaard.
2° glas:
Hier gelden dezelfde voorwaarden als voor de (ondergrondse) glascontainers: flessen, glazen, potten en bokalen, vensters
3° PMD:
Enkel PMD zoals omschreven in artikel 11.1.1 e van dit reglement wordt aanvaard.
4° metalen:
Alle metalen (ferro en non-ferro), platen, buizen, kachels, draad, fietsen.
5° zuiver steenpuin:
zuivere steenslag, beton(blokken), dakpannen en bakstenen geen gips, kalk, asfalt, Ytong- blokken, plaasterplaten, golfplaten.
6° grof vuil:
alle grof vuil zoals omschreven in artikel 11.1.1 b van dit reglement wordt aanvaard, gesorteerd op brandbaar of niet-brandbaar (ook gips, kalk, asfalt, Ytong-blokken, plaasterplaten, golfplaten, roofing, worden hierbij gerekend in het recyclagepark) en vlak glas.
7° andere plastiek materialen:
alle zuiver uit plastiek vervaardigde voorwerpen zoals plastieken folies, zakken, botervlootjes, pvc-buizen, profielen, plastiek meubilair en speelgoed, enz....
8° hout:
Planken, balken, meubels, kisten, paletten, ramen. Geen takken en boomstammen.
9° snoeihout:
Alle hout afkomstig van snoeien en omhakken van bomen, struiken en hagen.
10° groenafval:
Alle GFT zoals omschreven in artikel 11.1.1 f.
11° autobanden:
Ontdaan van de velg. Banden afkomstig van vrachtwagens, tractor, (brom)fietsen worden niet aanvaard.
12° ISOMO
Zuivere isomo afkomstig van bescherming- of verpakking van toestellen of isolatiemateriaal. Niet: gekleurde isomo, schaaltjes, krollen, ander isolatiemateriaal.
13° afgedankte elektrische en elektronische apparaten (a.e.e.a):
Koel- en vriesapparatuur ( koelkasten, diepvriezers, airco’s), grote toestellen (wasmachine, droogkast, …), beeldbuismateriaal ( tv, computerschermen,…) en overige elektrotoestellen (video-apparaten, cd-spelers en hifi-installaties, strijkijzers, elektrische tandenborstels,…).
14° klein gevaarlijk afval (KGA):
Alle KGA zoals omschreven in artikel 11.1.1 g.
15° aarde & zand:
Zuiver afval van aarde en zand.
16° textiel:
Alle niet versleten en niet bevuilde kledingsstukken, stoffen, linnengoed verpakt in zakken,
schoeisel… Oude lompen en vuile poetsdoeken of versleten kledij zijn niet toegelaten.
17° asbest:
Asbestplaten, schouwbekleding, golfplaten…
18° kurk:
Kurken, wandplaten, vloerbekleding, schoenzolen en alle zuivere kurken voorwerpen.
19° herbruikbare goederen:
Alle nog bruikbare goederen. De parkwachter bepaalt wat nog bruikbaar is. Voor grotere hoeveelheden bruikbare goederen dient men zich te wenden tot de kringwinkel.
Art. 12.4
Personen die afval aanbieden uit verschillende prijscategorieën bieden afzonderlijk en telkens eerst afval aan uit de hoogste prijscategorie, waarna een tweede en desgevallend volgende toegang tot het recyclagepark dient genomen te worden.
Art. 12.5
De gebruikers dienen zich stipt te houden aan de aanwijzingen en bevelen van de toezichter. Het is de recyclageparkwachter toegestaan aanbieders van afvalstoffen buiten de omheining te laten wachten indien er zich reeds te veel mensen op het recyclagepark bevinden.
Bij het niet naleven van de onderrichting zal hen de toegang tot het recyclagepark ontzegd kunnen worden.
Art. 12.6
Het publiek betreedt het recyclagepark op eigen risico en verantwoordelijkheid. Het stadsbestuur van Halle is niet aansprakelijk voor eventuele beschadigingen van persoonlijke goederen, diefstal of lichamelijke letsels.
Art. 12.7
De gebruikers van het recyclagepark moeten de omgeving van de containers en de overige ruimte van het terrein steeds zo rein mogelijk houden.
Gebeurlijk kunnen zij door de recyclageparkwachter verzocht worden het door hen bevuilde terrein te reinigen.
Art. 12.8
Het is verboden:
- Het recyclagepark te betreden zonder zich te registreren via de registratiezuil of buiten de openingsuren.
- Zich niet te houden aan de onderrichtingen van de recyclageparkwachter.
- Kinderen onder de 12 jaar, niet vergezeld van een begeleider te laten rondlopen.
- Dieren vrij of aan een leiband op het recyclagepark binnen te brengen.
- Vuur te maken en te roken.
- Sneller te rijden dan 10 km/uur en de motor van het voertuig te laten draaien terwijl men stilstaat.
- Afvalstoffen aan te voeren die niet thuishoren in het recyclagepark.
- Voorwerpen uit de containers mee te nemen.
- Beschadigingen aan te brengen aan de omheining, containers, gebouwen of uitrusting, evenals deze te besmeuren of affiches en stickers aan te brengen.
AANVULLEND HOOFDSTUK 13: MARKTEN
Art. 13.1 Ambulante activiteiten
Ambulante activiteiten uitgeoefend op andere plaatsen dan op de openbare markten, openbare weg of ten huize van de consument vallen onder toepassing van de wet van 25 juni 1993 betreffende de uitoefening van ambulante activiteiten en organisatie
van openbare markten.
Art. 13.2
De stad richt op het openbaar domein volgende openbare markten in:
- een wekelijkse markt op iedere donderdagvoormiddag;
- een wekelijkse markt op iedere zaterdagvoormiddag;
- een veertiendaagse Voddekesmarkt op donderdagvoormiddag. De stad kan ook gelegenheidsmarkten inrichten zoals jaarmarkten, ...
De wekelijkse donderdagmarkt wordt gehouden op het Possozplein.
Op deze markt worden de volgende producten verkocht: bloemen, planten, zaden, voeding, tafelbenodigdheden, ladders, onderhoudsproducten, levend pluimvee.
De wekelijkse zaterdagmarkt wordt gehouden op het Possozplein.
Op deze markt worden de volgende producten verkocht: bloemen, planten, zaden, voeding, tafelbenodigdheden, ladders, onderhoudsproducten, levend pluimvee.
De Voddekesmarkt wordt gehouden op het Oudstrijdersplein, de Volpestraat en op de Beestenmarkt. De plaatsen op de straten rondom het Oudstrijdersplein hebben een uitdovend karakter.
Op deze markt worden volgende producten verkocht: textiel, lederwaren, sierjuwelen,
schoenen, onderhoudsproducten, enz….
Er worden geen voedingskramen toegelaten, met uitzondering van ter plaatse te verbruiken eetwaren en snoepgoed.
Art. 13.3
Er mogen zich geen kramen bevinden vóór etalages van winkels, behalve op het Oudstrijdersplein en het Possozplein.
Er moet steeds een vrije doorgang naar de winkels geboden worden.
Bij belemmering van het marktplein of omwille van de verkeersveiligheid kan de politie of de marktleider andere plaatsen aanduiden.
Art. 13.4
Het is de marktkramers verboden een andere plaats in te nemen dan deze waarvoor zij een abonnement hebben of deze hen toegewezen door de marktleider.
De bezetting van de standplaatsen wordt enkel toegestaan mits betaling van een marktrecht volgens het tarief vastgesteld door de gemeenteraad in het belastingreglement op de marktrechten.
De marktkramers moeten steeds in het bezit zijn van hun abonnement of ontvangstbewijs, dat moeten vertoond worden op ieder verzoek van de politie of de marktleider of de daartoe aangestelde ambtenaar van de stad.
Art. 13.5
Het innemen van de standplaatsen dient te gebeuren na 5 uur en voor 8 uur.
De voertuigen waarmee kramen, tenten en goederen worden aangevoerd, moeten, eens ter plaatse, onmiddellijk gelost worden.
De voertuigen van de marktkramers die niet nodig zijn voor de uitoefening van de marktactiviteit, moeten van het marktplein verwijderd worden voor 8 uur en opgesteld worden op de daartoe voorziene plaatsen.
Deze voertuigen mogen niet voor 13 uur terug op de markt gebracht worden, behoudens bijzondere toelating van de marktleider.
Art. 13.6
De verkoop vindt plaats van 8 uur tot 13 uur op donderdag en zaterdag. Elke verkoop buiten deze tijdspanne is verboden.
Art. 13.7
Ten laatste om 14 uur moet de marktkramer met zijn goederen, kramen en voertuigen het marktplein verlaten hebben.
De marktkramer dient ervoor te zorgen dat bij het verlaten van het plein zijn standplaats en de aanpalende wandelwegen schoongemaakt zijn.
Daartoe zal hij alle afval en verloren verpakking meenemen.
De houders van een visstand dienen de standplaats te reinigen met een reukwerende oplossing.
Art. 13.8
De rijen kramen of winkelwagens moeten gescheiden zijn door gangen uitsluitend bestemd voor voetgangers. De kramen en winkelwagens dienen zodanig geplaatst te worden op de toegewezen standplaats dat de uitgestalde koopwaren niet uitsteken buiten de scheidingslijn tussen de kramen en de doorgangen voor het publiek.
Uitzondering wordt gemaakt voor luiken of gedeelten van een kraam die uitsteken boven de doorgangsweg en die kunnen beschouwd worden als afdak, op voorwaarde echter dat het zich minimum twee meter boven de grond bevindt. Aan die luiken of uithangende voorwerpen mag in geen geval koopwaar bevestigd worden.
Het is verboden het verkeer van de voetgangers te hinderen in de voorbehouden doorgangen door er voorwerpen te plaatsen, te hangen of achter te laten.
Art. 13.9
Het is verboden pinnen of andere scherpe voorwerpen in de grond te slaan.
Het is verboden de bekleding van het marktplein te beschadigen. De marktkramer zal aansprakelijk gesteld worden voor de door hem aangerichte schade.
Art. 13.10
De marktkramers dienen in orde te zijn met en zich te schikken naar alle reglementen, wetten en besluiten met betrekking tot hun handel.
De marktkramers mogen zich niet verzetten tegen de controle door bevoegde ambtenaren die moeten waken over de eerlijkheid in handelszaken en de hoedanigheid van de koopwaren.
Elke handeling in de uitstalling van de eetwaren en goederen met de bedoeling de koper te bedriegen of te misleiden, is verboden.
De burgemeester mag de toegang tot de markt tijdelijk of definitief verbieden aan de handelaars die voor verkoop van vervalste waren of wegens bedrieglijke handelingen
inzake handel gestraft werden.
Het is aan particulieren verboden de vrijheid van de verkoop te hinderen of de orde op welke wijze ook te storen
Behoudens schriftelijke toelating van de burgemeester is het verboden gebruik te maken van geluidsversterkers.
Art. 13.11
Het college van burgemeester en schepenen kan in uitzonderlijke omstandigheden beslissen om de marktdag te verplaatsen.
Het college van burgemeester en schepenen kan, om een grondige reden, standplaatsen verplaatsen, zonder recht op schadevergoeding voor de standplaatshouder.
Bij hoogdringendheid kan de politie of de marktleider om een grondige reden, onder voorbehoud van goedkeuring door het college van burgemeester en schepenen, standplaatsen verplaatsen, zonder recht op schadevergoeding voor de standplaatshouder.
Art. 13.12
Het College van Burgemeester en Schepenen kan het abonnement schorsen of intrekken, of de deelname van een losse marktkramer verbieden in volgende gevallen:
- bij niet of laattijdige betaling van de standplaatsvergoeding;
- bij afwezigheid gedurende vier opeenvolgende keren zonder de marktleider vooraf of tijdens zijn eerste week van afwezigheid ervan op de hoogte te stellen;
- bij overdracht van een abonnement aan een derde zonder te voldoen aan de voorwaarden bepaald in het huishoudelijk reglement;
- wanneer andere waren verkocht of andere diensten verleend worden dan diegene vermeld op zijn abonnement;
- indien de marktkramer de openbare orde verstoort of de bepalingen van de politieverordening niet naleeft;
- indien de marktkramer een andere plaats inneemt dan hem werd aangeduid;
- indien de marktkramer de verplichtingen opgelegd door de wetgeving inzake ambulante handel, voedingsmiddelen, handelspraktijken, hinderlijke inrichtingen, enz… niet naleeft;
- indien betrokkene geen geldig keuringsattest van zijn elektrische en/of gasinstallaties kan voorleggen;
- indien de inrichting niet is uitgerust met een goedgekeurd brandblusapparaat;
- bij weigering zich te schikken naar de bevelen van de marktleider;
Bij ernstige inbreuken kunnen zij onmiddellijk door de marktleider van de markt verwijderd worden.
Art. 13.13
Voor de verkopen zonder commercieel karakter zoals bedoeld in artikel 6, 7 en 9 van het koninklijk besluit van 24.09.2006 is de voorafgaande schriftelijke toelating van de burgemeester nodig.
Art. 13.14
De organisatie van de private markten en kermissen ontstaan uit privé-initiatief is onderworpen aan een voorafgaande machtiging van de stad, evenals de organisatie van elke ambulante activiteit op de plaatsen die grenzen aan de openbare weg of op commerciële parkings alsook elke kermisactiviteit op privè-terrein. De machtiging kan geweigerd worden om redenen van openbare orde, volksgezondheid of de bescherming van de consument of indien de activiteit waarvoor zij werd aangevraagd van aard is om het bestaand commercieel en kermisaanbod in gevaar te brengen.
AANVULLEND HOOFDSTUK 14: KERMISSEN
Art. 14.1
De gemeenteraad beslist over het inrichten of toestaan van kermissen. Op elk moment kunnen nieuwe kermissen ingericht of bestaande kermissen afgeschaft worden.
Het college van burgemeester en schepenen kan beslissen om de periode tijdens dewelke de kermis georganiseerd wordt, te wijzigen of de kermis om een dwingende reden, hetzij tijdelijk, hetzij definitief, niet meer te laten doorgaan. In deze gevallen heeft de foorkramer geen enkel recht op een vergoeding.
De gemeenteraad kan beslissen om bepaalde kermissen in concessie te geven. Alle bepalingen van de politieverordening en het inwendig reglement betreffende de kermissen zijn ook hier van toepassing. De concessionaris mag geen enkele attractie toelaten buiten het gebied van de concessie. Op bevel van de politie kunnen deze attracties onmiddellijk verwijderd worden.
Art. 14.2
Op het grondgebied van de stad Halle worden volgende kermissen georganiseerd:
- Pasenkermis in de deelgemeente Lembeek op het Claesplein en het Stevens de Waelplein;
- Oktoberkermis in de deelgemeente Lembeek op het Claesplein en het Stevens de Waelplein;
- Carnavalkermis op het J. Possozplein, het Leideplein, de Leide en het Stationsplein;
- Sinksenkermis op het J. Possozplein;
- Septemberkermis op het J. Possozplein.
De standplaatsen ingenomen door de foorinrichtingen en kermiskramen ter gelegenheid van voornoemde kermissen mogen niet langer bezet worden dan gedurende de toegestane periodes. Het college bepaalt per kermis de dagen en uren van opstelling en afbraak.
Art. 14.3
De toewijzing van de standplaats is slechts definitief indien de retributie, voorzien in het retributiereglement, betaald is op de datum vermeld op de toegestuurde factuur.
Bij niet-tijdige betaling van het bedrag kan zonder enige verwittiging of ingebrekestelling de vergunning voor inname van de betreffende standplaats ingetrokken worden. Het stadsbestuur zal dan naar eigen goeddunken over deze plaats kunnen beschikken.
Art. 14.4
De burgemeester of de concessionaris heeft het recht om de overeenkomst met de foorkramer te verbreken zonder voorafgaande ingebrekestelling indien hij niet voldoet aan de bepalingen opgelegd in deze politieverordening of indien de aanwijzingen van de politie of de bevoegde ambtenaren herhaaldelijk niet nageleefd worden. Om deze reden kan aan de foorkramer ook onmiddellijk en van rechtswege de toegang tot het kermisterrein worden verboden. Tijdens de duur van de overeenkomst kan aan de foorkramer een andere standplaats worden toegewezen dan deze die hij het jaar voordien innam.
Art. 14.5
Alle kermisattracties moeten voldoen aan de technische eisen gesteld in de desbetreffende wetten en reglementen.
Artikel 14.6
Indien tijdens of na de opbouw van de attractie bij controle blijkt dat een attractie in een zodanige toestand verkeert dat het om veiligheidsredenen niet verantwoord is deze attractie op de kermis toe te laten, kan de burgemeester de foorkramer verplichten het kermisterrein te verlaten en de standplaats opnieuw toewijzen zonder dat hij hiervoor enige schadevergoeding kan eisen.
Art. 14.7
De foorkramers moeten de dag vóór de openingsdag van de kermis in hun kermisattractie aanwezig zijn vanaf 10 uur om de stadsafgevaardigde(n), de politie of de brandweer, belast met het toezicht, alle vereiste documenten voor te leggen en alle nodige inlichtingen betreffende hun inrichting te verschaffen.
Op de gestelde dag en uur moeten de inrichtingen in werking worden gesteld. De exploitanten die op de gestelde dag en uur niet aanwezig zijn in hun inrichting of van wie de inrichting niet in regel wordt bevonden, zullen een tweede controlebezoek ontvangen.
Indien ook bij de tweede controle zou blijken dat de inrichting niet voldoet aan de gestelde eisen, wordt de toewijzing beschouwd als van rechtswege ingetrokken, zonder dat dit aanleiding kan geven tot teruggave van het standgeld of tot het vorderen van enige schadevergoeding van de stad, onverminderd het recht van het stadsbestuur een vergoeding te eisen voor de geleden schade.
Art. 14.8
Tijdens de week mogen de inrichtingen open blijven tot 23 uur, op zaterdag, zondag en maandag en op feestdagen tot 1 uur 's morgens.
Het maken van muziek wordt als volgt geregeld:
- op zon- en feestdagen mag er geen muziek gemaakt worden vóór 10 uur en na 24 uur;
- op de andere dagen niet vóór 15 uur en niet na 23 uur.
Voor de opening van de kermis mag het publiek niet toegelaten worden in de kermisattracties.
Art. 14.9
De foorkramers zullen aan hun kraam een vuilniszak in een staander voorzien om de gebruikers toe te laten hun papierafval erin te deponeren; deze vuilniszakken dienen elke avond verwijderd te worden.
De standplaatsen dienen na vertrek van de kermis door de foorkramers zelf opgeruimd te worden en in goede staat te worden achtergelaten. Eventuele kosten voor herstel, reiniging, enz... zullen aangerekend worden.
Art. 14.10
De foorkramers die een attractie uitbaten waarbij de bezoekers prijzen kunnen winnen, mogen in geen geval wapens of andere gevaarlijke voorwerpen als prijs aanbieden. Deze wapens of gevaarlijke voorwerpen kunnen door de politie in beslag genomen worden.
Art. 14.11
Het is verboden:
- voertuigen die niet nodig zijn voor de exploitatie van de inrichting te plaatsen op de kermis;
- de openbare weg te beschadigen;
- de waterafvoer naar de rioolkolken te belemmeren;
- vuil water uit te gieten of te laten aflopen elders dan in de riolering;
- bomen of beplantingen te beschadigen;
- elektrische stroom af te nemen aan woningen van particulieren;
- een andere standplaats in te nemen dan de standplaats die werd toegewezen.
Voor wat betreft grof en ander huisvuil zijn de foorkramers verplicht de geldende reglementering te volgen.
Het plaatsen van de leidingen en het gebruik van elektriciteit blijft ten laste van de foorkramers.
Art. 14.12
De gemeente kan het abonnement intrekken of opschorten:
- hetzij omdat de titularis van de standplaats niet langer voldoet aan de wettelijke verplichtingen betreffende de uitoefening van kermisactiviteiten of aan deze die van toepassing zijn op de betrokken attractie of vestiging;
- indien de titularis er ander materiaal op plaatst dan dit waarvoor de plaats werd toegewezen;
- bij weigering zich te schikken naar de bevelen van de kermisverantwoordelijke of van de ordediensten;
- bij niet-naleving van het geldende belastingsreglement of van de bepalingen van deze politieverordening;
De beslissing tot schorsing of intrekking van het abonnement wordt betekend bij een ter post aangetekend schrijven met ontvangstbewijs.
AANVULLEND HOOFDSTUK 15: NACHTWINKELS EN BELWINKELS
Art. 15.1
Voor de uitbating van een nachtwinkel of een privaat bureau voor telecommunicatie moet de uitbater schriftelijk een uitbatingsvergunning aanvragen bij de burgemeester.
Art. 15.2
§1. De uitbatingsvergunning wordt pas verleend na afloop van volgende administratieve onderzoeken:
- een brandveiligheidsonderzoek: een onderzoek of de vestigingseenheid waar de handelsactiviteit wordt uitgeoefend, voldoet aan de minimumnormen inzake brandpreventie;
- een moraliteitsonderzoek, bestaande uit: - een onderzoek inzake de zedelijkheid voor het exploiteren van een drankgelegenheid overeenkomstig de regeling van het KB van 03.04.1953 inzake de slijterijen van gegiste dranken;
- een onderzoek of recent een veroordeling werd opgelopen wegens een inbreuk op de drugswetgeving
- een onderzoek naar de vestigingsformaliteiten: een onderzoek naar de vestigingsformaliteiten als ondernemer of enige andere vergunning die wettelijk voorgeschreven is
- betalen van een openingsbelasting.
§2. De vergunning kan maar worden verleend wanneer voldaan is aan de wet van 10 november 2006 m.b.t. het uitbaten van een nachtwinkel
- de netto verkoopoppervlakte mag niet groter zijn dan 150m²
- de winkel moet op een zichtbare en permanente manier de vermelding “nachtwinkel”
dragen;
- sluitingsuren: de nachtwinkel moet sluiten tussen 07u00 en 18u00;
- geen enkele andere activiteit dan de verkoop van algemene voedingswaren en huishoudartikelen mag er worden uitgeoefend.
Art. 15.3
De vergunning vervalt van rechtswege, op het ogenblik dat de uitbating van de inrichting voor een periode van langer dan zes maanden feitelijk onderbroken is.
De burgemeester kan beslissen in de uitbatingsvergunning bijzondere voorwaarden op te nemen afhankelijk van specifieke omstandigheden, bv. de ligging van de inrichting.
De uitbatingsvergunning wordt afgeleverd aan een uitbater voor een welbepaalde vestigingseenheid van nachtwinkel of privaat bureau voor telecommunicatie en kan niet worden overgedragen aan een andere uitbater of naar een andere vestigingseenheid.
De uitbater is verplicht alle wijzigingen in de inrichting die een verandering uitmaken ten opzichte van de veiligheid, onmiddellijk te melden aan de burgemeester.
De uitbatingsvergunning moet steeds op eerste vordering van een bevoegde controlerende ambtenaar ter inzage worden voorgelegd.
Art. 15.4
Overeenkomstig artikel 18 § 3 van de wet van 10.11.2006 betreffende de openingsuren in handel, ambacht en dienstverlening kan de burgemeester de sluiting bevelen van de
nachtwinkels en private bureaus voor telecommunicatie die worden uitgebaat in overtreding op onderhavig gemeentelijk reglement.
Bij het overtreden van de in artikel 3 voorziene openingsuren gelden de strafbepalingen zoals voorzien in artikelen 19 tot en met 22 van deze wet.
AANVULLEND HOOFDSTUK 16: BEGRAAFPLAATSEN
Afdeling 1 – Algemene bepalingen
Art. 16.1.1
Elk overlijden in de stad wordt zo snel mogelijk aangegeven aan de ambtenaar van de burgerlijke stand. Dit geldt eveneens ingeval van ontdekking van een stoffelijk overschot op het grondgebied van de stad.
Het overlijden wordt door de ambtenaar van de burgerlijke stand vastgesteld op basis van een getuigschrift afgeleverd door de behandelende geneesheer.
Art. 16.1.2
Diegene die voor de begrafenis instaat, regelt zo spoedig mogelijk met het stadsbestuur de formaliteiten betreffende de begrafenis. Indien niemand instaat voor de begrafenis, wordt het nodige gedaan door het stadsbestuur.
Art. 16.1.3
Het stadsbestuur beslist - na overleg met de familie of haar aangestelde - over dag en uur van de begrafenis.
De begraving van niet-gecremeerde stoffelijke overschotten of de crematie met daaropvolgend de begraving of de berging of de verstrooiing van de as zal plaatshebben ten vroegste 24 uur na het overlijden en binnen de zeven dagen na het afleveren van de toelating tot begraven of crematie. De burgemeester beslist over uitzonderingen hieromtrent.
Het voorgaande is evenwel niet van toepassing ingeval van gewelddadig overlijden, waarbij de termijn voor begraving afhangt van een beslissing van de gerechtelijke overheid.
Art. 16.1.4
Tot kisting mag slechts worden overgegaan nadat het overlijden werd vastgesteld door de ambtenaar van de burgerlijke stand.
De burgemeester of zijn gemachtigde mag de kisting bijwonen.
Een balseming of enige andere conserverende behandeling, voorafgaand aan de kisting, kan in de door de Vlaamse regering bepaalde gevallen toegelaten worden.
Art. 16.1.5
De kisting van het naar het buitenland (met uitzondering van Luxemburg en Nederland) te vervoeren stoffelijk overschot heeft plaats in aanwezigheid van de burgemeester of zijn gemachtigde, die de toepassing van de wettelijke en reglementaire bepalingen nagaat.
Art. 16.1.6
De kist mag na de kisting niet meer geopend worden, behalve om te voldoen aan een gerechtelijke beslissing en om te voldoen aan de wettelijke bepalingen ingeval van vervoer vanuit of naar het buitenland.
Afdeling 2 – Lijkenvervoer
Art. 16.2.1
Het vervoer van niet-gecremeerde stoffelijke overschotten gebeurt in een lijkwagen of op de meest passende wijze.
Art. 16.2.2
Het lijkenvervoer wordt uitgevoerd door een begrafenisondernemer onder toezicht van het stadsbestuur.
Het vervoer van een niet-gecremeerd stoffelijk overschot binnen het Vlaams Gewest kan plaatsvinden vanaf het moment dat de behandelend geneesheer of de geneesheer die het overlijden heeft vastgesteld, een attest heeft opgesteld waarin hij verklaart dat het om een natuurlijke doodsoorzaak gaat en dat er geen gevaar voor de volksgezondheid is.
Het vervoer van stoffelijke overschotten naar een andere gemeente buiten het Vlaamse Gewest is verboden, behoudens toelating van de burgemeester. Deze toelating wordt slechts gegeven op voorlegging van een document waaruit het akkoord blijkt van de burgemeester van de plaats van bestemming.
Art. 16.2.3
Als niet-gecremeerde stoffelijke overschotten van in België overleden personen naar het buitenland vervoerd moeten worden, is het vervoer, naar gelang van het geval, onderworpen aan de formaliteiten vermeld in:
- het koninklijk besluit van 08.03.1967 als het lijk vervoerd wordt naar Luxemburg of Nederland;
- het akkoord van Straatsburg van 26.10.1973 als het lijk vervoerd moet worden naar een ander land dan Luxemburg of Nederland dat dit akkoord ondertekend heeft;
- het regentbesluit van 20.06.1947 als een lijk vervoerd moet worden naar een ander land dan de hiervoor genoemde landen.
Art. 16.2.4
Het vervoer van de as van gecremeerde lijken is vrij maar moet verlopen volgens de regels van de welvoeglijkheid.
Art. 16.2.5
In volgende gevallen wordt het niet-gecremeerde stoffelijk overschot bewaard in het funerarium van de stad of van een door de stad aangestelde begrafenisondernemer:
- voor de identificatie van onbekende personen;
- na aanvraag door de familie van de overledene of wanneer er geen familie is, door elke belanghebbende;
- wanneer het noodzakelijk is voor de bescherming van de openbare gezondheid;
- wanneer een lijkschouwing dient verricht te worden ingevolge een gerechtelijke beslissing;
- wanneer het stoffelijk overschot niet op de plaats van overlijden kan bewaard worden.
Afdeling 3 - Begraafplaatsen – Begravingen
Art.16.3.1
De stedelijke begraafplaatsen zijn bestemd voor het begraven, het bijzetten in columbarium of urnenveld en asverstrooiing van volgende personen:
- personen die begunstigde zijn van een recht op begraving in een geconcedeerd graf of bijzetting in een geconcedeerde nis van het columbarium of urnenveld op de stedelijke begraafplaatsen;
- personen die overleden zijn op het grondgebied van de stad of die er dood zijn aangetroffen;
- personen overleden buiten het grondgebied van de stad en die in de bevolkingsregisters of het wachtregister van de stad ingeschreven zijn;
- personen die effectief op het grondgebied van de stad wonen maar krachtens wettelijke bepalingen of internationale overeenkomsten vrijgesteld zijn van inschrijving in een van de bevolkingsregisters;
- personen die buiten het grondgebied van de stad overleden zijn maar gedurende de laatste 25 jaar minstens tien jaar ingeschreven waren in het bevolkingsregister van de stad. Zij worden volledig gelijkgesteld met een inwoner;
- zij die voor verzorging of wegens ouderdom, ziekte of handicap bij gebrek aan plaatsruimte in een bejaardentehuis binnen de stad verplicht worden hun intrek te nemen in een instelling of bij een bloedverwant tot en met de tweede graad (kind, kleinkind, broer, zus, ouders, grootouders) buiten de stad.
Art. 16.3.2
De begravingen worden volgens plan, in regelmatige volgorde uitgevoerd. Dit plan wijst de percelen aan voor begraving in volle grond, grafkelders, kindergraven, foetusweide, voor de bijzetting in de nissen van het columbarium en het urnenveld en voor de uitstrooiing.
De begraving, bijzetting of uitstrooiing van de as op de stedelijke begraafplaats met nauwkeurige aanduiding van de plaats ervan, wordt opgetekend in een register dat bijgehouden wordt op de begraafplaats waar ze plaatsgevonden heeft. Voor de uitstrooiing van de as beperkt de nauwkeurige aanduiding van de plaats zich tot de vermelding van de strooiweide.
Art. 16.3.3
Een niet-geconcedeerd graf of een niet-geconcedeerde bijzetting in het columbarium of urnenveld, wordt gedurende minstens tien jaar bewaard, behoudens de voorziene uitzonderingen.
Art. 16.3.4
Elke begraving gebeurt onder toezicht van de aangestelde van de stedelijke uitvoeringsdienst, die er zorg voor draagt dat er tijdens een begrafenis geen werken uitgevoerd worden en die zo nodig bepaalde storende materialen uit de omgeving van het open graf doet verwijderen. De taak van de aangestelde van de stedelijke uitvoeringsdienst is beperkt tot het begeleiden van de lijkkist tot aan de grafkuil, het toezicht op de algemene orde, welvoeglijkheid en eerbied voor de doden. Het bijzetten van het stoffelijk overschot in de grafkuil moet door het personeel van de begrafenisondernemer gebeuren, onder toezicht van de aangestelde van de stedelijke uitvoeringsdienst.
Art. 16.3.5
Uitsluitend de aangestelde van de stedelijke uitvoeringsdienst is ertoe bevoegd te zorgen voor:
- het aanhechten van een volgnummer aan de kist of de urne;
- het uitstrooien van de as;
- het delven van een graf voor begravingen of bijzettingen in volle grond en het vullen van de kuil;
- het openen, plaatsen en afsluiten van de nis in een columbarium of urnenveld;
- het uitvoeren van een individuele opgraving.
Het bouwen en plaatsen van grafkelders en koffers voor lijkkisten en lijkwaden en het openen en sluiten van bestaande grafkelders en koffers gebeurt door de aannemer aangesteld door de nabestaande of hun afgevaardigde en onder toezicht van de aangestelde van de stedelijke uitvoeringsdienst.
Art. 16.3.6
De lijkkisten en de lijkwaden dienen in volle grond begraven te worden op een diepte van tenminste 65 centimeter.
In bestaande grafkelders dient een bijzetting te gebeuren op een diepte van tenminste 65 centimeter.
Art. 16.3.7
Lijkkisten, foedralen, lijkwaden en producten die de natuurlijke en normale ontbinding van het stoffelijk overschot of de crematie verhinderen, zijn verboden.
Art. 16.3.8
Levenloos geboren kinderen die de wettelijke levensvatbaarheidgrens nog niet bereikt hebben, worden op verzoek van de ouders begraven of gecremeerd.
Het stoffelijk overschot van deze levenloos geboren kinderen wordt begraven op een apart perceel of op het kinderperk. De asurne kan bijgezet worden in een columbarium of begraven worden in het urnenveld. De as kan eveneens op het daartoe bestemde perceel uitgestrooid worden.
Afdeling 4 - Crematie – columbarium – urnenveld – asverstrooiing
Art. 16.4.1
Voor crematie is een toestemming vereist die wordt verleend door de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente waar het overlijden werd vastgesteld, indien dat overlijden in het Vlaamse Gewest heeft plaatsgehad, of door de Procureur des Konings van het arrondissement van de plaats waar zich ofwel het crematorium ofwel de hoofdverblijfplaats van de overledene bevindt, indien het overlijden heeft plaatsgehad in het buitenland.
Voor de crematie van een persoon die overleden is in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest of het Waalse Gewest wordt met de toestemming tot crematie gelijkgesteld de machtiging die daartoe verleend wordt door de overheid die in dat gewest bevoegd is voor het verlenen van een toestemming tot crematie.
Art. 16.4.2
1. De as van gecremeerde lijken kan in urnen worden geplaatst om die binnen de omheining van de begraafplaats:
- te begraven op de plaats der gewone begravingen op een diepte van ten minste 65 cm;
- bij te zetten in een columbarium of te begraven in een urnenveld;
- te begraven in een grafkelder of koffer.
De as van gecremeerde lijken kan op een van de volgende plaatsen worden uitgestrooid:
- op een daartoe bestemde perceel van de begraafplaats door middel van een strooitoestel dat alleen door de aangestelde van de stedelijke uitvoeringsdienst mag bediend worden;
- op de aan het grondgebied van België grenzende territoriale zee onder de voorwaarden die de Vlaamse regering bepaalt.
De as van de overledene wordt met respect en eerbied behandeld en kan geen voorwerp uitmaken van een commerciële activiteit, met uitzondering van die activiteiten die verband houden met het uitstrooien of begraven van de as of met het overbrengen ervan naar de plaats waar de as bewaard zal worden.
Indien de overledene dit schriftelijk heeft bepaald of, bij gebrek aan schriftelijke bepaling door de overledene, op gezamenlijk schriftelijk verzoek, van zowel de echtgenoot of van diegene met wie de overledene een feitelijk gezin vormde als van alle bloed- of aanverwanten van de eerste graad of, indien het om een minderjarige gaat, op verzoek van de ouders of voogd, kan de as van gecremeerde lijken:
- worden uitgestrooid of worden begraven op een andere plaats dan de begraafplaats. Deze uitstrooiing of begraving kan evenwel niet gebeuren op het openbaar domein, uitgezonderd de begraafplaats. Indien het een terrein betreft dat niet eigendom is van de overledene of zijn nabestaanden, is een voorafgaande, schriftelijke toestemming vereist van de eigenaar van het betrokken terrein.
- in een urne ter beschikking worden gesteld van de nabestaanden om bewaard te worden op een andere plaats dan de begraafplaats. Indien er een eind komt aan de bewaring van de as op een andere plaats dan de begraafplaats, wordt de as door toedoen van de nabestaande die er de zorg voor heeft of zijn erfgenamen in geval van diens overlijden, ofwel naar een begraafplaats gebracht om er begraven, in een columbarium bijgezet, begraven in een urnenveld of uitgestrooid te worden ofwel uitgestrooid te worden op de aan het grondgebied van België grenzende territoriale zee.
De persoon die de as in ontvangst neemt, is verantwoordelijk voor de naleving van deze bepalingen.
2. Onverminderd hetgeen hierboven is bepaald kan, op verzoek van de echtgenoot en van de bloed- of aanverwanten tot en met de tweede graad, een gedeelte van de as van het gecremeerde lijk aan hen worden meegegeven.
3. Het laten begraven of bijzetten van urnen door middel van een concessie houdt de verbintenis in dat de aanvrager akkoord gaat dat indien de concessie niet vernieuwd wordt, de as moet uitgestrooid worden op de strooiweide.
Art. 16.4.3
De maximum afmetingen van de urne die wordt bijgezet in het columbarium of begraven in het urnenveld bedragen:
- Hoogte: 24 centimeter
- Diameter: 16 centimeter
Het gebruik van sierurnen waarvan de afmetingen groter zijn, is verboden.
Nadat de urne in de nis is geplaatst, wordt deze door de aangestelde van de stedelijke uitvoeringsdienst afgesloten, waarna op de afdekplaat een naamplaat bevestigd wordt.
Art. 16.4.4
De asurne, begraven of bijgezet zonder concessie, kan ten allen tijde op vraag van de nabestaanden, ofwel verstrooid worden, ofwel bijgezet worden via een concessie, ofwel ter beschikking gesteld worden van de nabestaanden om te worden bewaard op een andere plaats dan de begraafplaats. Voor het opgraven van de urnen is de toestemming van de burgemeester vereist.
Art. 16.4.5
Zowel op de strooiweide als aan het columbarium en het urnenveld wordt een plaats voorbehouden voor het aanbrengen van gedenkenisvoorwerpen.
Gedenkenisvoorwerpen moeten op elk ogenblik zonder schade verwijderd kunnen worden.
Afdeling 5 – Opgraving
Art. 16.5.1
Een opgraving is enkel mogelijk op gerechtelijk bevel of op vraag van de nabestaanden mits toestemming van de burgemeester. Deze toestemming tot opgraving kan enkel gegeven worden om ernstige redenen.
Art. 16.5.2
De aanvraag tot opgraving dient door de nabestaanden op gezamenlijk schriftelijk verzoek te worden gericht aan de burgemeester. Het verzoek komt van zowel de overlevende echtgenoot of van diegene met wie de overledene een feitelijk gezin vormde, als van alle bloed- of aanverwanten van de eerste graad, of indien het om een minderjarige gaat, op verzoek van de ouders of voogd.
De stad bepaalt dag en uur van de opgraving. De opgraving wordt uitgevoerd op kosten van de aanvrager van de opgraving.
Tijdens de opgraving wordt de plaats ervan voor het publiek visueel afgeschermd. Bij de opgraving kunnen enkel de door de burgemeester toegelaten personen aanwezig zijn.
Art. 16.5.3
Van elke opgraving wordt een proces-verbaal opgemaakt. Om de welvoeglijkheid of de openbare gezondheid te beschermen wordt een opgegraven kist vervangen door een nieuwe kist. De hieraan verbonden kosten zijn ten laste van de aanvrager van de opgraving. Indien wordt vastgesteld dat kledingstukken of andere omhulsels het verteringsproces ernstig vertragen moet de ondoordringbaarheid voor lucht van deze omhulsels bij herkisting ongedaan gemaakt worden. Zo mogelijk wordt het storende omhulsel verwijderd. Tijdens een eventueel transport van de onverteerde resten wordt gebruik gemaakt van een al dan niet herbruikbare lucht- en vloeistofdichte kist.
Art. 16.5.4
Het stadsbestuur beslist na opgraving over het al of niet terug beschikbaar stellen van het graf voor een andere begraving.
Bij opgraving uit geconcedeerde grond wordt de concessie vanaf de datum van opgraving mee overgedragen aan de stad. Het stadsbestuur beslist over het al of niet terug beschikbaar stellen van deze concessie voor een andere begraving.
Afdeling 6 – Graftekens
Art. 16.6.1
Tenzij de overledene anders heeft beschikt of zijn verwanten zich ertegen verzetten, heeft eenieder het recht op het graf van zijn verwant of vriend een grafteken te laten plaatsen zonder afbreuk te doen aan het recht van de concessiehouder.
Art. 16.6.2
Op iedere grafteken moet de naam van de overledene en het jaartal van overlijden vermeld zijn.
Art. 16.6.3
Geen enkel grafteken mag worden geplaatst, herplaatst, weggenomen of verbouwd en geen enkele aanplanting mag worden uitgevoerd zonder voorafgaande schriftelijke toelating van de burgemeester. Het plaatsen, wegnemen of verbouwen van grafkelders, alsook het plaatsen, herplaatsen of wegnemen van beplantingen, wordt uitgevoerd onder toezicht van het stadsbestuur en binnen de termijn die wordt opgelegd.
Van elke beschadiging wordt akte genomen door de aangestelde van de stedelijke uitvoeringsdienst, die hiervan onmiddellijk de burgemeester op de hoogte brengt. In elk geval draagt het stadsbestuur geen enkele verantwoordelijkheid voor eventuele schade bij het uitoefenen van voormelde werkzaamheden.
Art. 16.6.4
Voor de begravingen in volle grond mag slechts een grafteken geplaatst worden na een termijn van negen maanden volgend op de maand van de begraving en voor zover het naastliggende graf ingenomen is.
In afwijking van deze bepaling mogen, onder de volledige verantwoordelijkheid van de belanghebbenden, tijdens de maand oktober van ieder jaar graftekens geplaatst worden op
de graven van de overledenen die op de datum van de plaatsing reeds negen maanden overleden zijn en voor zover het naastliggende graf ingenomen is.
Art. 16.6.5
De materialen worden aangevoerd en geplaatst naarmate van de behoeften. Graftekens worden enkel toegelaten wanneer ze onmiddellijk geplaatst kunnen worden.
Geen enkel materieel toebehorend aan een begrafenisondernemer of een aannemer mag binnen de omheining van de begraafplaatsen achtergelaten worden.
Na een zonder gevolg gebleven ingebrekestelling, wordt op bevel van de burgemeester van ambtswege overgegaan tot het wegnemen van de materialen, op kosten van de overtreder.
Art. 16.6.6
De graftekens en de aanplantingen moeten zodanig opgericht worden dat zij de veiligheid en de doorgang niet belemmeren en geen schade aanbrengen aan de andere graftekens en graven.
De graftekens en andere gedenktekens mogen volgende maximale afmetingen niet overschrijden:
Gewone graven
- Deksteen:
Lengte: 0,50 meter
Breedte: 1,20 meter
- Kopstuk (optioneel): Breedte: 0,80 meter
Hoogte: 1,20 meter
Dikte: 0,06 meter
20- jarige concessie
- Lengte: 1,80 meter
- Breedte: 0,80 meter
- Hoogte 1,20 meter
Kindergraven
- Lengte: 0,90 meter
- Breedte: 0,50 meter
Grafkelders
- Lengte: 2,25 meter
- Breedte: 0,98 meter
- Hoogte: 1,20 meter
De opschriften en de grafschriften moeten steeds leesbaar zijn, en moeten van die aard zijn dat ze de welvoeglijkheid, de orde en de aan de doden verschuldigde eerbied naleven.
Graftekens die niet overeenstemmen met deze bepalingen dienen terug verwijderd te worden door diegenen in wiens opdracht ze geplaatst werden. Gedurende één jaar zal hiertoe een bericht worden uitgehangen aan het grafteken en aan de ingang van de begraafplaats.
Bij gebrek aan herstel binnen een periode van één jaar na de ingebrekestelling en na de aanplakking van het bericht zal de verwijdering door het stadsbestuur gebeuren, en zullen de kosten ten laste gelegd worden van de bekende opdrachtgever(s).
Art. 16.6.7
Op het perceel, bestemd voor de begraving van niet-gecremeerde stoffelijke overschotten of de uitstrooiing van de gecremeerde resten van levenloos geboren kinderen die de wettelijke levensvatbaarheidgrens nog niet bereikt hebben, zijn individuele aanduidingen of gedenktekens toegestaan onder de vorm van een gegraveerde ster met naam en overlijdensjaar. Dit gedenkteken wordt aangeleverd door de stad.
Art. 16.6.8
Het onderhoud van de graven rust op de belanghebbenden. De verwaarlozing van het onderhoud of de schade aan het grafteken wordt vastgesteld in een akte van de burgemeester. Die akte blijft één jaar bij het graf en aan de ingang van de begraafplaats aangeplakt.
Na het verstrijken van die termijn en bij verdere verwaarlozing of niet-herstelling, wordt op bevel van de burgemeester van ambtswege overgegaan tot afbraak of tot het wegnemen van de materialen op kosten van de in gebreke blijvende erfgenamen.
Art. 16.6.9
De graven en grafmonumenten, opgenomen op de lijst van graven met lokaal historisch belang worden onderhouden door de stad overeenkomstig de voorschriften van artikel 26§2 van het decreet van 16.01.2004.
Afdeling 7 – Ordemaatregelen
Art. 16.7.1
De stedelijke begraafplaatsen zijn toegankelijk voor het publiek van zonsopgang tot zonsondergang.
De stoffelijke overschotten of de asurnen dienen op de begraafplaatsen gebracht te worden van maandag tot en met zaterdag, van 9 uur tot en met 16 uur.
Art. 16.7.2
Elk bouw-, beplantings- of aanaardingswerk is verboden op zon- en feestdagen. Dit is eveneens verboden van maandag tot zaterdag voor 9 uur en na 16 uur.
Op een en twee november zijn alle onderhoudswerken aan de graven verboden, behoudens uitzonderlijke schriftelijke toelating van de burgemeester.
Dit verbod slaat niet op het plaatsen van eenvoudige grafversieringen, zoals plaatjes of bloemen.
Van de voorlaatste werkdag van oktober af tot en met twee november is het bouwen, herstellen en openen van grafkelders en koffers, het uitvoeren van beplantings- of aanaardingswerken en het plaatsen van grafzerken verboden, behoudens uitzonderlijke schriftelijke toelating van de burgemeester.
Art. 16.7.3
Op de stedelijke begraafplaatsen zijn toegelaten:
- de lijkwagens van de begrafenisondernemers, voor de duur van de begraving of bijzetting in het columbarium of urnenveld of het uitstrooien van de as;
- de vrachtwagens, machines en materialen van de aannemers belast met het openen en sluiten van grafkelders en koffers, voor de duur van de werken;
- de vrachtwagens, machines en materialen van de aannemers belast met het plaatsen van grafkelders, koffers en grafzerken, voor de duur van de werken,
- de vrachtwagens, machines en materiaal van de stadsdiensten voor de duur van de opgedragen werken;
- de voertuigen, machines en materialen gebruikt op de begraafplaatsen voor het beheer en onderhoud en eigen aan de uitvoering van de werken op de begraafplaatsen;
- de voertuigen van hulpdiensten of gerechtelijke instanties, voor de duur van de werkzaamheden.
Alle andere voertuigen of vervoermiddelen zijn niet toegelaten, tenzij met een uitzonderlijke schriftelijke toelating afgeleverd door de burgemeester.
Art. 16.7.4
Op de begraafplaatsen is het verboden gelijk welke daad te stellen, houding aan te nemen of manifestaties te organiseren, die de orde en de welvoeglijkheid stoort of kan storen.
Art. 16.7.5
Het is verboden over de omheiningen of hekkens te klimmen, de beplantingen, wegen of wandelwegen te beschadigen, papier of om het even welk ander vuil achter te laten, graftekens, graf- of andere siervoorwerpen te beschadigen of te bevuilen.
Het is eveneens verboden te leuren, om het even welke voorwerpen uit te stallen, te verkopen, zijn diensten aan te bieden, aanplakbiljetten, opschriften, borden aan te brengen.
Het is verboden de kerkhoven te betreden met dieren behalve in uitzonderlijke gevallen mits schriftelijke toelating van de burgemeester.
Art. 16.7.6
De bloemen en planten op de graven moeten steeds onderhouden worden. Verwelkte bloemen en planten moeten verwijderd worden. Zoniet zullen de stadsdiensten zorgen voor de verwijdering en opruiming.
Kronen mogen niet geplaatst worden in omhulsels die geheel of gedeeltelijk bestaan uit glas.
Art. 16.7.7
Iedereen die bepalingen van dit hoofdstuk overtreedt, wordt onverwijld en zonder enig verhaal uit de begraafplaatsen gewezen, onverminderd de verdere mogelijkheden tot vervolging.
AANVULLEND HOOFDSTUK 17: GEZONDHEID VAN DE WONINGEN EN HUN OMGEVING – RIOLERING
Art. 17.1
De eigenaar van een niet-bewoond of niet-gebruikt gebouw is verplicht het gebouw op een zodanige wijze af te sluiten dat iedere toegangsmogelijkheid, zonder inbraak, onmogelijk wordt.
Tevens dient in deze gebouwen de toegang voor duiven, huis- en knaagdieren via vensters, ramen, deuren, keldergaten en riolen onmogelijk te worden gemaakt.
Art. 17.2
Het ledigen van beerputten en septische putten, het vervoer en de verwijdering van hun inhoud mag enkel gebeuren door een onderneming die volgens de reglementering ter zake erkend is.
Art. 17.3
Langs de wegen die van een openbare riolering voorzien zijn of worden, geldt de verplichting iedere woning of gebouw op de riolering aan te sluiten door een of meer afzonderlijke en onafhankelijke verbindingen.
Geen enkele verbinding met de openbare riool wordt toegelaten voor een groep huizen zelfs al behoren ze toe aan éénzelfde eigenaar; ieder huis wordt afzonderlijk verbonden.
Bij gebrek aan dergelijke rioolaansluiting kan de stad deze verbinding ambtshalve en op kosten van de betrokken eigenaar laten uitvoeren.
Art. 17.4
De verbindingen op het openbaar domein worden uitgevoerd door de stad of door de daartoe door de stad aangestelde aannemer, op kosten van de aanvrager. Zij worden gemaakt bij middel van buizen in gebakken aarde of kunststof die alleszins aan de binnenzijde glad zijn en niet poreus.
De verbindingen moeten aangebracht worden in de bovenste helft van de rioleringsbuis minimum 40 centimeter boven de rioolbodem. De helling dient minstens 1 percent te bedragen.
Art. 17.5
De afvoerbuizen van gootstenen, badkuipen, vergaarputten en dergelijke mogen niet rechtstreeks met de moerriool verbonden zijn. Zij moeten onderbroken zijn door een geurafsnijder en degelijk verlucht zijn.
Art. 17.6
Het onderhoud en het kuisen van het deel van de rioolaansluiting op het openbaar domein zal uitgevoerd worden door de stad of door de daartoe door de stad aangestelde aannemer, op kosten van de eigenaar.
In geval de minste vertraging de aangrenzende eigendommen schade zou kunnen berokkenen en voor zover er niets wordt gedemonteerd of uitgegraven kunnen ook de aangelanden het deel van de rioolaansluiting op het openbaar domein kuisen.
Wanneer men vaststelt dat een verstopping te wijten is aan een gebrek aan de rioolaansluiting of het deel van de verbinding onder de wegenis gelegen of aan het terugvloeien van vaste
stoffen in de verbinding, zijn de kosten van de herstelling ten laste van de eigenaar of van diegene die het gebrek veroorzaakt heeft.
Art. 17.7
De vloer van de kelders van de gebouwen moet geplaatst worden op een hoogte die toelaat een kanalisatie van voldoende sectie en helling te plaatsen om zo een vlotte afloop van de afvalwaters naar de openbare riolering te garanderen.
Indien de plaatselijke toestanden niet toelaten dat dergelijke kanalisatie aangebracht wordt onder de grond van de kelder, mag ze ook op steunen geplaatst worden.
Art. 17.8
De leidingen op de private eigendom moeten in de nabijheid van de voorgevel of de rooilijn voorzien zijn van een doelmatige geurafsnijder en controleput.
Art. 17.9
Iedere opening die toegang geeft tot de binnenleiding en die niet bestemd is voor verluchting of voor toezicht, moet voorzien zijn van een behoorlijke geurafsnijder.
De openingen bestemd voor het toezicht moeten voorzien zijn van hermetische sluitingen om aan de druk van het water te weerstaan.
De openingen die niet voorzien zijn van hermetische sluitingen om aan de druk van het water te weerstaan, moeten zich in de riolering bevinden boven de pashoogte van het water bij onweer of voorzien zijn van een afdoende terugslagbeveiliging.
De openingen voor de verluchtingen moeten uitkomen in open lucht en moeten zodanig geplaatst zijn dat ze geen hinder veroorzaken.
Art. 17.10
Het is verboden in de verbindingen met de rioleringen ontvlambare of schadelijke stoffen en vloeistoffen te lozen.
Art. 17.11
De bepalingen van deze afdeling van de politieverordening zijn van toepassing op de bestaande en nog op te richten gebouwen.
De gebouwen die niet in overeenstemming zijn met de voorgaande bepalingen van dit hoofdstuk, dienen in geval van vernieuwbouw of renovatiewerken aangepast te worden overeenkomstig deze bepalingen.
AANVULLEND HOOFDSTUK 18: HONDENLOOPWEIDE
Art. 18.1 Welke honden
Elke hond is toegelaten tot de hondenloopweide behalve;
- Agressieve en / of bijtende honden
- Niet verzorgde honden
- Honden die loops zijn
- Honden met een duidelijk waarneembare ziekte
- Gekwetste honden
- Honden die drager zijn van een besmettelijke ziekte (bv. kennelhoest), vlooien of andere parasieten.
Art. 18.2
Als er al een hond aanwezig is op de hondenloopweide, vraag dan even aan zijn begeleider of het stoort dat jouw hond erbij komt.
Art. 18.3
Elke hond is verplicht drager te zijn van een halsband of gelijkaardig harnas zodat elke hond op elk ogenblik door zijn begeleider bij zich kan worden genomen.
Art. 18.4
Een muilband is niet verplicht. Elke begeleider dient zelf te beoordelen of de hond agressief kan zijn en om veiligheidsredenen het aangewezen is om deze te muilbanden.
Art. 18.5
Elke vorm van mishandeling is ten strengste verboden.
Art. 18.6
Elke begeleider is verantwoordelijk / aansprakelijk voor de hond onder zijn begeleiding en voor de schade die zijn hond aanricht aan derden of andere honden.
Art. 18.7
Het stadsbestuur is niet verantwoordelijk voor de door de honden aan derden of andere honden aangerichte schade.
Art. 18.8 openingstijden
De hondenloopweide is toegankelijk tussen 08u00 en 21u00.
Art. 18.9 Blaffen
Als begeleider vermijd je onnodig blaffen van je hond en probeer je hem tot bedaren te brengen.
Art. 18.10 Uitwerpselen
De uitwerpselen dienen door de begeleider onmiddellijk te worden opgeruimd en kunnen gedeponeerd worden in de aanwezige vuilbak.
Art. 18.11 Opruimmiddel
Begeleiders zijn verplicht om altijd een opruimmiddel (vb. een plastiek zakje) bij zich te hebben.
Art. 18.12
Laat geen recipiënten (water en eten) achter.
Art. 18.13
Laat je hond geen kuilen graven of schade toebrengen aan de infrastructuur.
Art. 18.14
Lijn je hond aan bij het verlaten van de hondenloopweide.
Art. 18.15
De bevoegde overheid behoudt zich het recht voor om bij herhaalde overtredingen de hond en de begeleider niet meer toe te laten op de hondenloopweide.
AANVULLEND HOOFDSTUK 19: MAATREGELEN TER PREVENTIE VAN BRAND EN ONTPLOFFING
Afdeling 1 Maatregelen ter preventie van brand en ontploffing in publiek toegankelijke inrichtingen
ADMINISTRATIEVE BEPALINGEN
DEFINITIES
Publiek toegankelijke inrichting (PTI):
Gebouwen, lokalen of plaatsen, die gewoonlijk voor het publiek toegankelijk zijn, ook al wordt het publiek er slechts onder bepaalde voorwaarden (kosteloos, tegen betaling of op vertoon van een lidkaart) toegelaten.
Publiek toegankelijk gedeelte met aanhorigheden.
Exploitant:
Natuurlijke persoon of rechtspersoon die, al dan niet tijdelijk, een inrichting of installatie exploiteert, haar, al dan niet tijdelijk, in bezit heeft of er, al dan niet tijdelijk, economische zeggenschap over heeft.
Aanhorigheden:
Alle ruimten die in functie staan van het publiek toegankelijke gedeelte, hiertoe behoren o.a.
🟏 Kitchenettes en keukens; 🟏 Bergingen;….
Indien deze niet gecompartimenteerd is van het publiek toegankelijk gedeelte, maakt het privé- woongedeelte van de exploitant eveneens deel uit van de aanhorigheden.
Nieuwe inrichting:
Een inrichting die nieuw opgericht wordt of een inrichting waarin de hoofdfunctie wijzigt.
Verbouwen:
Structurele wijzigingen en/of een grondige renovatie.
Uitbreiden:
Een publiek toegankelijke inrichting in oppervlakte en/of volume vergroten.
TOEPASSINGSGEBIED
De bepalingen van dit reglement zijn van toepassing op alle publiek toegankelijke inrichtingen.
Dit reglement is niet van toepassing op:
Installaties in open lucht en uitbatingen in tijdelijke opstellingen. Kantoren.
Gebouwen waar een specifieke reglementering voor de brandveiligheid van toepassing is. Scholen.
Parkeergebouwen.
Lokalen of gebouwen die niet werden ontworpen als publiek toegankelijke inrichting en die maximum 2x per jaar voor een periode van maximum 5 dagen worden opengesteld voor publiek.
BRANDVEILIGHEIDSATTEST
Op basis van het brandpreventieverslag wordt voor de categorie 2 en 3 een brandveiligheidsattest afgeleverd door de burgemeester.
Ongeacht onderstaande bepalingen dient elke publiek toegankelijke inrichting van categorie 2 en 3 te beschikken over een brandveiligheidsattest binnen een periode van 10 jaar na de inwerkingtreding van het onderhavig reglement.
De exploitant van een publiek toegankelijke inrichting is verplicht:
ten minste 30 dagen voor de opening van de inrichting de openingsdatum van de inrichting aan de burgemeester mede te delen;
ten minste 30 dagen voor de opening van de inrichting een controle van de brandveiligheid aan te vragen. Voor de controle van de brandveiligheid in een gebouw dient de aanvrager het formulier
‘Controleaanvraag brandweer - PTI’ in te vullen en te bezorgen aan de burgemeester;
zich er van te vergewissen dat aan alle maatregelen tot het voorkomen en bestrijden van brand, opgenomen in dit reglement, is voldaan vooraleer de inrichting te openen.
Het brandveiligheidsattest wordt aangevraagd door de exploitant aan de burgemeester in volgende gevallen:
Publiek toegankelijke inrichtingen die nieuw opgericht worden;
Inrichtingen waarin de hoofdfunctie wijzigt naar publiek toegankelijke inrichting; Publiek toegankelijke inrichtingen die verbouwd worden;
Publiek toegankelijke inrichtingen die uitgebreid worden; Publiek toegankelijke inrichtingen met een nieuwe exploitant;
Vóór het beëindigen van de geldigheidsduur van het brandveiligheidsattest;
Bij wijzigingen die de brandveiligheid en de evacuatiemogelijkheden kunnen beïnvloeden; Bij toename van het aantal toegelaten personen.
De burgemeester geeft de brandweer opdracht een controle uit te voeren volgens de reglementering.
Op het einde van de controle wordt een brandpreventieverslag opgemaakt.
Het brandpreventieverslag bevat:
een beschrijving van de bestaande toestand;
de maatregelen die door de exploitant moeten worden getroffen om in overeenstemming te zijn met onderhavige reglementering.
Als uit het verslag van de brandweer blijkt dat de inrichting voldoet aan de brandveiligheidsnormen kan de burgemeester een brandveiligheidsattest A uitreiken. Dit brandveiligheidsattest heeft een onbepaalde geldigheidsduur, behalve in de gevallen die zijn beschreven in punt A.3.4.
Als uit het verslag van de brandweer blijkt dat de inrichting niet volledig voldoet aan de brandveiligheidsnormen, maar dat de veiligheid van het personeel en de bezoekers niet in gevaar komt, kan de burgemeester een brandveiligheidsattest B uitreiken. De burgemeester bepaalt de geldigheidsduur van het brandveiligheidsattest B, met een maximale geldigheidsduur van 5 jaar.
Na de uitvoering van de aanpassingswerken of uiterlijk vóór het aflopen van de geldigheidsduur van brandveiligheidsattest B dient de exploitant de brandweer te verwittigen zodat een nieuw onderzoek kan worden uitgevoerd. De brandweer maakt daarvan een verslag op en bezorgt dat aan de burgemeester.
Als uit het verslag blijkt dat:
de inrichting nu voldoet aan de brandveiligheidsnormen, kan de burgemeester een brandveiligheidsattest A uitreiken. Dit brandveiligheidsattest heeft een onbepaalde geldigheidsduur, behalve in de gevallen die in het punt A.3.4 zijn beschreven;
er reeds aanpassingswerken werden uitgevoerd, maar dat er nog steeds opmerkingen zijn, kan de burgemeester het brandveiligheidsattest B verlengen indien de totale geldigheidsduur van 5 jaar nog niet werd overschreden.
Als uit het verslag van de brandweer blijkt dat:
de inrichting niet voldoet aan de brandveiligheidsnormen en hierdoor de veiligheid van personeel en bezoekers in gevaar komt,
OF
de inrichting gedurende 5 jaar in het bezit van een B-attest is zonder daarbij afdoende gevolg te geven aan de bijhorende opmerkingen,
kan de burgemeester een brandveiligheidsattest C uitreiken. In dit geval kan de uitbating van de inrichting niet starten of verder doorgaan.
De Brandweerzone Vlaams-Brabant West bepaalt het model van de brandveiligheidsattesten.
TOEZICHT EN CONTROLE
De exploitant zal te allen tijde toegang verlenen tot de inrichting aan de bevoegde instanties, alsook aan de personen die hiertoe door de burgemeester werden gemachtigd.
De burgemeester kan een brandweercontrole opleggen of kan een brandveiligheidsattest laten herzien.
De retributie is ten laste van de exploitant.
AFWIJKINGEN
Afwijkingsaanvraag
Indien het onmogelijk is te voldoen aan een of meerdere specificaties van dit reglement kan de burgemeester afwijkingen toestaan.
Dit kan enkel op de bepalingen die niet door een andere wetgeving zijn opgenomen. Procedure
De aanvraag tot afwijking wordt door de exploitant schriftelijk aan de burgemeester bezorgd, die ze doorstuurt naar de afwijkingscommissie.
Het afwijkingsdossier omvat minstens volgende zaken:
duidelijke plannen van de inrichting, op schaal getekend; 🟏 verklarende nota waarom een afwijking wordt aangevraagd; 🟏 toelichting van het gelijkwaardig alternatieve voorstel.
Afwijkingscommissie
De afwijkingscommissie verstrekt de burgemeester een advies over de aanvragen om gelijkwaardigheid en afwijking.
De afwijkingscommissie bestaat uit de volgende leden:
een secretaris;
2 deskundigen brandveiligheid, leden van de Brandweerzone VlaamsBrabant West; een externe deskundige (optioneel).
De afwijkingscommissie komt naar gelang de noodzaak samen, evalueert de gelijkwaardigheid van het voorgesteld veiligheidsconcept en formuleert een advies voor de burgemeester.
De afwijkingscommissie kan indien noodzakelijk het advies inwinnen van externe deskundigen.
Binnen de zes maanden na de aanvraag doet de burgemeester uitspraak op het gemotiveerd advies van de afwijkingscommissie en maakt de beslissing schriftelijk aan de exploitant over.
Uitvoering
De exploitant, die een afwijking verkrijgt, dient binnen de geldigheidsduur van brandveiligheidsattest B de beslissing van de burgemeester uit te voeren.
SANCTIES
Onverminderd de straffen van toepassing door andere wettelijke bepalingen worden de overtredingen tegen bovenstaande reglementering bestraft overeenkomstig de wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties.
Alle overtredingen op de bepalingen van dit reglement kunnen bestraft worden met: een administratieve geldboete;
de administratieve schorsing of intrekking van de door de gemeente of haar organen afgegeven toelating of vergunning;
de tijdelijke of definitieve sluiting van de inrichting.
De sanctionerende ambtenaar legt de administratieve geldboete op.
Het college van burgemeester en schepenen beslist over de administratieve schorsing of intrekking van een door de gemeente of haar organen afgeleverde toelating of vergunning en/of over een tijdelijke of definitieve administratieve sluiting van een inrichting.
Onverminderd de straffen vermeld onder punt A.6.2. kan de burgemeester en/of de gemeente overeenkomstig art. 134ter, 134quater en art. 135 van de Nieuwe Gemeentewet, telkens wanneer de openbare gezondheid, veiligheid en rust in gevaar is of er gevaar is voor openbare overlast, alle maatregelen bevelen om dit gevaar te doen ophouden, dit met inbegrip van de voorlopige sluiting van de inrichting, de tijdelijke schorsing van de vergunning of de toelating en desgevallend zelfs de sluiting van de inrichting voor de duur die hij bepaalt.
Indien deze bevelen niet worden uitgevoerd, kan de burgemeester van ambtswege en op kosten en risico van diegene die in gebreke is gebleven, tot uitvoering laten overgaan.
De heropening van de inrichting wordt slechts toegestaan als de vereiste aanpassingen of verbouwingen uitgevoerd zijn.
INWERKINGTREDING
Dit reglement treedt in werking op 01 februari 2021.
TECHNISCHE BEPALINGEN
ALGEMEEN
Voorliggend reglement bepaalt de minimale bepalingen inzake brandpreventie en -bestrijding, waaraan de opvatting, de bouw en de inrichting van publiek toegankelijke inrichtingen moeten voldoen.
De reglementering schept een uniform kader dat wordt gehanteerd binnen de Brandweerzone Vlaams-Brabant West.
Onverminderd de voorschriften opgenomen in dit reglement, neemt de exploitant de nodige maatregelen om:
het ontstaan van een brand te voorkomen;
ieder begin van brand snel en doeltreffend te bestrijden;
in geval van brand een veilige en snelle ontruiming van de aanwezige personen te verzekeren en de hulp van de brandweerdienst onmiddellijk in te roepen.
Behalve bij een uitdrukkelijke afwijking, hebben de gebruikte termen in dit reglement de
betekenis van de basisnormen, met name het “Koninklijk Besluit tot vaststelling van de basisnormen voor de preventie van brand en ontploffing waaraan gebouwen moeten voldoen” van 7 juli 1994 – bijlage 1- [en latere wijzigingen].
Weerstand tegen brand van een bouwelement:
Voor bouwelementen met een dragende en/of scheidende functie wordt de weerstand tegen brand uitgedrukt zoals gedefinieerd in de Europese norm NBN EN 13501 (2 tot 4). Klasseringen die worden bekomen volgens de Belgische norm NBN 713.020, worden als volgt als evenwaardig aanvaard:
NBN EN 13501 (2 tot 4) | NBN 713.020 | ||
Voor | R 30, RE 30, REI 30 en EI 30 | Voldoet | Rf ½ h |
Voor | R 60, RE 60, REI 60 en EI 60 | Voldoet | Rf 1 h |
Voor | R 120, RE 120, REI 120 en EI 120 | Voldoet | Rf 2 h |
Voor | EI1 30 | Voldoet | Rf ½ h |
Voor | EI1 60 | Voldoet | Rf 1 h |
De technische uitrustingen van de inrichting moeten worden ontworpen, geplaatst en onderhouden volgens de regels van goed vakmanschap.
De brandweer en/of burgemeester kunnen bijkomende eisen opleggen in functie van de
risico’s.
TERMINOLOGIE
Basisnormen:
Het Koninklijk besluit van 7 juli 1994 tot vaststelling van de basisnormen voor de preventie van brand en ontploffing waaraan nieuwe gebouwen moeten voldoen [en latere wijzigingen].
Kitchenette:
Een lokaal, of een gedeelte daarvan, waarin zich (kook)toestellen en/of draagbare friteuses bevinden met een totaal nuttig elektrisch vermogen kleiner dan 10 kW en zonder open vlam.
Keuken:
Een lokaal, of een gedeelte daarvan, waarin zich (kook)toestellen en/of friteuses bevinden met een totaal nuttig vermogen groter of gelijk aan 10 kW of met open vlam.
Totale publiek toegankelijke oppervlakte:
Oppervlakte van het publiek toegankelijk gedeelte binnen de buitenmuren zonder aftrek van toonbanken, tapkasten en ander meubilair of goederen.
Vaste zitplaatsen:
Zitplaatsen, welke in de vloer of de wand van de inrichting worden verankerd. Indien de zitplaatsen niet individueel afgebakend zijn, wordt gerekend met een zitplaatsbreedte van 50 cm per persoon.
Geaccrediteerde keuringsinstantie:
Keuringsorganisme, erkend door FOD Economie en geaccrediteerd volgens ISO-17020.
Erkend organisme:
Keuringsorganisme, erkend door FOD Economie voor het uitvoeren van controles op elektrische installaties.
Externe Dienst voor Technische Controle:
99