INHOUDSOPGAVE
Centraal Bureau Fondsenwerving
Reglement en Bijlagen
CBF-Erkenning Goededoelenorganisaties
INHOUDSOPGAVE
INHOUDSOPGAVE 1
VOORWOORD 2
ARTIKEL 1 DEFINITIES 3
ARTIKEL 2 ERKENNING 5
ARTIKEL 3 PROCEDURE ERKENNING 5
ARTIKEL 4 TOETS 6
ARTIKEL 5 OVEREENKOMST 7
ARTIKEL 6 VERPLICHTINGEN 7
ARTIKEL 7 LOGO 8
ARTIKEL 8 NORMEN 8
ARTIKEL 9 BESLUIT REGULIERE TOETS 8
ARTIKEL 10 KOSTEN 9
ARTIKEL 11 UITZONDERING EN ONTHEFFING 9
ARTIKEL 12 VERSCHERPT TOEZICHT 9
ARTIKEL 13 WERKINGSSFEER 10
ARTIKEL 14 OPENBAARMAKING EN REGISTER 10
ARTIKEL 15 GEHEIMHOUDING 11
ARTIKEL 16 KLACHTEN EN GESCHILLEN 11
BIJLAGE 1 NORMEN 13
BIJLAGE 2A AANLEVEREN CATEGORIE A EN B 35
BIJLAGE 2B AANLEVEREN CATEGORIE C EN D 35
BIJLAGE 3 ERKENNINGSOVEREENKOMST 36
BIJLAGE 4 DOORGEVEN WIJZIGINGEN 39
BIJLAGE 5 REGLEMENT KLACHT, BEZWAAR EN BEROEP 40
BIJLAGE 6 BESCHRIJVING VAN HET LOGO 50
BIJLAGE 7 TARIEVEN 2017 51
VOORWOORD
Dit reglement bevat alle ‘spelregels’ die het CBF hanteert bij het beoordelen van en toezicht houden op (erkende) goededoelenorganisaties.
Ook beschrijft het reglement hoe het CBF werkt, wat er gebeurt wanneer iemand bezwaar maakt tegen beslissingen van het CBF en hoe het zit met de rechten en verplichtingen van alle erkende organisaties.
Wij hebben daarbij steeds gezocht naar juridisch deugdelijke én inzichtelijke formuleringen.
Het reglement is een jaar na invoering van het nieuwe validatiestelsel nog eens grondig herzien op basis van de ervaringen uit de praktijk en de veranderingen binnen de werkorganisatie van het CBF. Mocht u vragen hebben bij (de toepassing van) bepaalde artikelen of procedures dan kunt u natuurlijk altijd contact opnemen met het CBF.
Amsterdam, 19 december 2016
REGLEMENT CBF-ERKENNING GOEDEDOELENORGANISATIES
Artikel 1 Definities
Aanvraag – Een verzoek om Erkenning of een verzoek om een reguliere
toets.
Aanvrager – De goededoelenorganisatie die een officiële aanvraag tot
Erkenning heeft gedaan bij het CBF en waarvoor het CBF een ontvangstbevestiging van deze aanvraag naar de aanvragende goededoelenorganisatie heeft verstuurd.
Belanghebbenden - Een persoon of organisatie die invloed ondervindt van
(positief of negatief) of zelf invloed kan uitoefenen op het CBF.
Bespreekpunten De door de Commissie Normstelling opgestelde
ontwikkelpunten voor goededoelenorganisaties, op basis waarvan het CBF in gesprek gaat met goededoelenorganisaties.
Categorie – Het CBF hanteert een categorie-indeling om te bepalen welke harde normen op de goededoelenorganisatie van toepassing zijn en welke bijdrage de goededoelenorganisatie verschuldigd is voor toetsing en toezicht. De categorieën kunnen zijn A, B, C of D.
CBF – Centraal Bureau Fondsenwerving, een onafhankelijke en onpartijdige toezichthouder op goededoelenorganisaties.
Commissie Normstelling – De Commissie Normstelling is een onafhankelijk en
onpartijdig instituut met als doel het opstellen, vaststellen en van toepassing verklaren van de normen voor Erkenning.
Erkenning – Een, na de initiële toets, door het CBF genomen positieve
besluit dat de goededoelenorganisatie voldoet wordt erkend.
Erkenningsbesluit – Het door de directeur-bestuurder van het CBF genomen
besluit inzake de Erkenning van een goededoelenorganisatie.
Erkenningscertificaat - De door het CBF afgegeven schriftelijke verklaring dat de
goededoelenorganisatie voldoet aan de voorwaarden voor Erkenning.
Erkende organisatie – Een goededoelenorganisatie die in het bezit is van een
getekende Erkenningsovereenkomst.
Erkenningsovereenkomst – De overeenkomst gesloten tussen het CBF en de erkende
goededoelenorganisatie, waarin de rechten en plichten rondom het voeren van de Erkenning zijn vastgelegd (bijlage 3).
Erkenningsvergadering De vergadering bestaande uit de directeur-bestuurder,
manager Toezicht en een toetser waarin het Erkenningsbesluit wordt genomen.
Goededoelenorganisatie – Is een particuliere organisatie, gevestigd in Nederland;
– Xxxxx zich op het realiseren van een maatschappelijke doelstelling conform het ‘door ons, voor anderen’ principe;
- Heeft geen winstoogmerk
- Doet voor de realisatie van de doelstelling een beroep op de steun van het publiek door werving van geld, vrijwilligers en/of goederen, danwel op andere instellingen die geld, arbeid en/of goederen ter beschikking stellen.
Harde normen – De door het normstellend orgaan opgestelde normen voor
goededoelenorganisaties, op basis waarvan het CBF toetst en toezicht houdt op goededoelenorganisaties.
Initiële toets – Een door het CBF uitgevoerde toets op een
goededoelenorganisatie die een aanvraag heeft ingediend bij het CBF en die niet in het bezit is van een geldige Erkenningsovereenkomst.
Logo – Het beeldmerk of de beeldmerken zoals geregistreerd door het CBF, als rechthebbende, in het Benelux Merkenregister.
Register goede doelen - Het register op de website van het CBF, waarin de status
van goededoelenorganisaties wordt vermeld, die een aanvraag tot Erkenning hebben ingediend.
Reguliere toets – Een door het CBF uitgevoerde toets op een
goededoelenorganisatie die een aanvraag heeft ingediend bij het CBF en die in het bezit is van een getekende Erkenningsovereenkomst met bijbehorende Erkenningscertificaat.
Artikel 2 Erkenning
1. Met inachtneming van de bepalingen in dit Reglement wordt een Erkenning afgegeven aan de goededoelenorganisatie, die:
a. Voldoet aan de harde normen, die de Commissie Normstelling heeft vastgesteld (bijlage 1);
b. Valt binnen de definitie van een goededoelenorganisatie als omschreven in artikel 1 van dit Reglement1;
c. Een rechtspersoon is, opgericht naar Nederlands recht;
d. Bereid is tot samenwerking met het CBF en daartoe de benodigde informatie verstrekt.
2. Onverminderd het bepaalde in lid 1 kan het CBF wegens strijd met de wet, openbare orde of goede zeden onder opgaaf van redenen besluiten om de Erkenning niet te verlenen.
3. Het CBF kan aan het toekennen van de Erkenning nadere voorwaarden stellen of afspraken maken, passend bij de goededoelenorganisatie in kwestie en waardoor afgeweken kan worden van het bepaalde in lid 1 van dit artikel. Deze voorwaarden en/of afspraken maken deel uit van de Erkenningsovereenkomst.
4. Bij een positief Erkenningsbesluit ontvangt de goededoelenorganisatie een Erkenningsovereenkomst ter ondertekening.
5. Na ondertekening van de overeenkomst ontvangt de goededoelenorganisatie een Erkenningscertificaat. Het Erkenningscertificaat is geldig voor de duur van de Erkenningsovereenkomst. De Erkenningsovereenkomst wordt gesloten voor onbepaalde tijd.
Artikel 3
Procedure Erkenning
1. Erkenningsaanvraag
a. Erkenning geschiedt op basis van een Erkenningsbesluit door de directeur- bestuurder. Het CBF neemt een Erkenningsbesluit op basis van een toets of onderzoek (artikel 4).
b. Het CBF maakt een onderscheid tussen een initiële toets voor goededoelenorganisaties die niet in het bezit zijn van een geldige Erkenningsovereenkomst en een reguliere toets bij goededoelenorganisaties die in het bezit zijn van een geldige Erkenningsovereenkomst.
c. Een initiële toets vindt plaats nadat het CBF een verzoek hiertoe ontvangt, betaling van de toetsingsbijdrage heeft plaats gevonden en alle benodigde informatie is ontvangen. Goededoelenorganisaties kunnen een verzoek indienen per post, e-mail of via de website van het CBF.
d. Door het indienen van een Erkenningsaanvraag gaat de goededoelenorganisatie akkoord met vermelding van haar gegevens in het register van het CBF en op de website van het CBF.
e. Via de door het CBF daartoe bestemde publicatiemedia maakt het CBF bekend welke goededoelenorganisaties een verzoek om een initiële toets hebben ingediend. De goededoelenorganisatie krijgt dan de status “aangevraagd”.
1 Goededoelenorganisaties streven vaak ook naar Erkenning door de overheid als ‘Algemeen Nut Beogende Instelling’ (ANBI). Om algemeen nut aan te wijzen hanteert de wetgever de volgende rubrieken:
(1) Xxxxxxx, (2) Cultuur, (3) Onderwijs, wetenschap en onderzoek, (4) Bescherming van natuur en milieu, daaronder
begrepen bevordering van duurzaamheid, (5) Gezondheidszorg, (6) Jeugd- en ouderenzorg, (7) Ontwikkelingssamenwerking,
(8) Dierenwelzijn, (9) Religie, levensbeschouwing en spiritualiteit, (10) De bevordering van de democratische rechtsorde,
(11) Volkshuisvesting (12) Het financieel of op andere wijze ondersteunen van een algemeen nut beogende instelling (13) Een combinatie van de bovengenoemde doelen.
Organisaties die onder deze rubrieken vallen, kunnen in veel gevallen aanspraak maken op Erkenning door het CBF. Het CBF behoudt zich het recht voor gemotiveerd af te wijken van het voorgaande bij het al dan niet toelaten van organisaties tot de Erkenning.
f. De goededoelenorganisatie heeft de mogelijkheid tot intrekking van de aanvraag tot Erkenning. De bepalingen in dit Reglement blijven onverkort van toepassing op de goededoelenorganisatie en haar relatie met het CBF. Het CBF behoudt het recht de door de goededoelenorganisatie verstrekte informatie te gebruiken in haar Register en op haar website.
g. In het geval van intrekking van de aanvraag tot Erkenning blijft de toetsingsbijdrage in zijn geheel verschuldigd.
2. Hoor en wederhoor
a. Het CBF maakt voorafgaand aan het nemen van een Erkenningsbesluit de resultaten van de toetsing bekend aan de getoetste goededoelenorganisatie door het afgeven van een onderbouwd oordeel.
b. Een getoetste goededoelenorganisatie ontvangt een onderbouwd oordeel mondeling aan het einde van de dialoog of per e-mail binnen vier weken nadat de dialoog plaatsvond.
c. De aanvrager kan binnen twee weken reageren op feitelijke onjuistheden in het onderbouwd oordeel.
d. Het onderbouwd oordeel inclusief de reactie van de aanvrager worden aan de directeur-bestuurder van het CBF ter vaststelling en besluitvorming voorgelegd.
e. Indien het CBF binnen de termijn van twee weken geen reactie op feitelijke onjuistheden ontvangt, kan de directeur-bestuurder een besluit nemen zonder dat deze voorzien is van een reactie van de aanvrager. Het besluit wordt gepubliceerd zodra de bezwaartermijn is verstreken.
3. Erkenningsbesluit
a) Het CBF neemt binnen zes maanden na een aanvraag om een initiële toets een besluit.
b) Het CBF neemt met inachtneming van het vorige lid een Erkenningsbesluit voor goededoelenorganisaties binnen zes weken na het verstrijken van de termijn zoals gesteld in artikel 3 lid 2d.
c) Een Erkenningsbesluit kan inhouden:
- Erkend;
- Getoetst en niet erkend;
- Aangevraagd;
- Verscherpt toezicht.
d) Aanvragen waarvan de besluitvorming bovengemiddeld complex is, worden voorgelegd aan een daartoe door het CBF ingestelde commissie.
e) De consultatie van deze commissie kan ertoe leiden dat de in dit lid 3 genoemde termijn wordt opgeschort. Het CBF deelt dit mee aan de goededoelenorganisatie die een aanvraag heeft ingediend.
f) Indien een goededoelenorganisatie niet aan alle harde normen kan voldoen, wordt aan de goededoelenorganisatie een jaar de tijd gegeven om alsnog aan alle harde normen te voldoen. De goededoelenorganisatie heeft gedurende dat jaar de status “aangevraagd”. Indien de goededoelenorganisatie na een jaar niet aan de harde normen kan voldoen wordt het besluit genomen dat de goededoelenorganisatie niet wordt erkend.
g) Besluit het CBF tot ‘niet Erkend, dan zal het CBF een nieuw verzoek tot Erkenning slechts in behandeling nemen, nadat de aanvrager heeft aangetoond dat op die punten, waarop de eerdere Erkenning is afgewezen, afdoende maatregelen tot verbetering zijn genomen.
4. De Erkenning is van kracht vanaf de eerste dag van de maand, volgend op de maand waarin het besluit tot Erkenning is genomen.
Artikel 4 Toets
1. Wijze van uitvoeren
a. Het CBF toetst of de goededoelenorganisatie voldoet aan de harde normen zoals gesteld door de Commissie Normstelling.
b. De toets bestaat uit de bestudering van informatie en een dialoog over de bevindingen in relatie tot de harde normen en bespreekpunten.
c. Informatie die het CBF voor de toetsing gebruikt, omvat in ieder geval door de goededoelenorganisatie ter beschikking gestelde actuele informatie zoals omschreven in bijlage 2.
d. Daarnaast gebruikt het CBF andere bronnen van informatie, te weten:
• Openbaar beschikbare informatie;
• Eventuele klachten en signalen die het CBF ontvangt en die op de goededoelenorganisatie betrekking hebben;
e. Het CBF kan gedurende de toets zo nodig mondeling of schriftelijk nadere informatie verlangen van de betreffende goededoelenorganisatie en is voorts gerechtigd bij derden informatie in te winnen omtrent de betreffende goededoelenorganisatie en degenen die haar beleid (mede) bepalen.
f. De dialoog vindt plaats op een tussen beide partijen afgestemd moment, op een door het CBF bepaalde wijze.
2. Onderzoeken
a. Het CBF kan gedurende de looptijd van de Erkenningsovereenkomst onderzoeken of de erkende organisatie aan de normen voldoet.
De erkende organisatie verleent daarbij medewerking en verschaft het CBF de daartoe benodigde informatie.
b. Het CBF heeft jaarlijks een contactmoment met erkende organisaties, waarbij eventuele wijzigingen worden besproken en een onderzoek wordt gedaan.
c. Indien het CBF tijdens een onderzoek vaststelt dat een goededoelenorganisatie niet aan haar verplichtingen voldoet, dan kan dit leiden tot een gemotiveerde intrekking van de Erkenning door het CBF, dan wel het in werking treden van verscherpt toezicht zoals beschreven in artikel 12.
Artikel 5 Overeenkomst
1. De Erkenningsovereenkomst geldt voor onbepaalde tijd.
2. Het CBF kan besluiten de Erkenningsovereenkomst te ontbinden en tot intrekking van de Erkenning over te gaan, indien naar zijn oordeel:
a. de goededoelenorganisatie niet langer voldoet aan de voorwaarden genoemd in artikel 2 lid 1;
b. strijd ontstaat met de wet, openbare orde of goede zeden, waardoor de Erkenning in redelijkheid niet kan worden gehandhaafd.
3. Van intrekking van de Erkenning wordt de goededoelenorganisatie schriftelijk onder opgave van redenen door het CBF op de hoogte gebracht.
4. Opzegging of beëindiging van de Erkenningsovereenkomst om welke reden dan ook heeft als gevolg dat alle rechten van de goededoelenorganisatie betreffende Erkenning komen te vervallen. Dit houdt onder meer in dat het logo en het Erkenningscertificaat niet meer gebruikt mogen worden door de goededoelenorganisatie.
Artikel 6 Verplichtingen
1. Erkende organisaties zijn gehouden tot het nakomen van de verplichtingen voortvloeiende uit dit Reglement, naast de verplichtingen uit de Erkenningsovereenkomst.
2. Een erkende organisatie in de categorie A en B actualiseert jaarlijks de in bijlage 2A genoemde gegevens.
3. Een erkende organisatie in de categorie C en D actualiseert jaarlijks de in bijlage 2B genoemde gegevens.
4. Een erkende organisatie stelt het CBF direct op de hoogte van belangrijke wijzigingen (ten minste de in bijlage 4 genoemde wijzigingen) in de organisatie.
Artikel 7 Logo
1. Erkenning houdt in dat de erkende organisatie:
• het recht verkrijgt om het logo te voeren, op schriftelijke en audiovisuele materialen, met in achtneming van de Erkenningsovereenkomst;
• een Erkenningscertificaat ontvangt;
• geregistreerd wordt in het register van erkende goededoelenorganisaties dat het CBF in beheer houdt.
2. Het recht op gebruik van het logo wordt verleend voor de duur van de Erkenningsovereenkomst en tot wederopzegging van die overeenkomst.
3. Het gebruik van het logo is onderworpen aan instructies van het CBF zoals vastgelegd in bijlage 6 van dit Reglement.
4. Het CBF is en blijft rechthebbende van het logo en draagt dit nimmer over aan de erkende organisatie. Het is de erkende organisatie niet toegestaan het logo als eigen logo te gebruiken.
Artikel 8 Harde normen
1. De harde normen en bespreekpunten worden vastgesteld door de Commissie Normstelling en zijn te vinden in bijlage 1 van dit Reglement.
2. Wijzigingen in de harde normen en bespreekpunten en per wanneer deze van toepassing worden verklaard, worden door het CBF bekend gemaakt.
3. Deze wijzigingen treden in werking niet eerder dan drie maanden en uiterlijk zes maanden na bekendmaking door het CBF.
4. De Commissie Normstelling maakt een onderscheid in verschillende categorieën van goededoelenorganisaties. De harde normen en bespreekpunten en tarieven verschillen per categorie. De categorie-indeling staat in bijlage 7.
Artikel 9
Besluit reguliere toets
1. De directeur-bestuurder van het CBF besluit op basis van het onderbouwd oordeel van een reguliere toets alleen dan wanneer het besluit een wijziging inhoudt ten aanzien van de Erkenning. Indien er geen wijziging optreedt in de Erkenning van de goededoelenorganisatie, blijft het laatst genomen Erkenningsbesluit voor de middels een reguliere toets getoetste goededoelenorganisatie van kracht.
2. Ten aanzien van een erkende goededoelenorganisatie kan de directeur-bestuurder de volgende besluiten nemen: intrekken Erkenning, verscherpt toezicht.
3. Het CBF maakt het besluit schriftelijk aan de goededoelenorganisatie bekend binnen twee weken na de datum waarop het besluit genomen is. Deze termijn kan gemotiveerd met ten hoogste een maand worden verlengd.
4. De aanvrager krijgt het definitieve besluit toegestuurd.
5. Indien het CBF een besluit neemt met als uitkomst:
a. ‘Erkenning ingetrokken’, dan deelt het CBF dat schriftelijk aan de goededoelenorganisatie mee, onder vermelding van de redenen die tot dit besluit hebben geleid en met als bijlage het volledige toetsingsrapport.
b. ‘verscherpt toezicht’, als bedoeld in artikel 12 van dit Reglement, dan ontvangt de goededoelenorganisatie een schriftelijk besluit, binnen twee weken na het nemen van dit besluit. Het besluit ‘verscherpt toezicht’ kan niet worden genomen op basis van een initiële toets.
6. Besluit het CBF tot ‘Erkenning ingetrokken’, dan zal het CBF een nieuw verzoek tot Erkenning slechts in behandeling nemen, nadat de aanvrager heeft aangetoond dat op die punten, waarop de eerdere Erkenning is ingetrokken, afdoende maatregelen tot verbetering zijn genomen. Dit geldt ook wanneer de behandeling op verzoek van de aanvrager tussentijds is beëindigd.
Artikel 10 Kosten
1. Het CBF brengt de aanvrager of de erkende organisatie een toetsings- en/of Erkenningsbijdrage in rekening.
2. Indien de aanvrager op basis van de initiële toets niet erkend wordt, dan betaalt de aanvrager alleen een toetsingsbijdrage.
3. De kosten en tarieven worden jaarlijks vastgesteld en zijn opgenomen in bijlage 7.
4. Indien de erkende organisatie de Erkenningsbijdrage niet voldoet kan het CBF de overeenkomst ontbinden.
5. Alle kosten, tarieven en bijdragen bedoeld in dit artikel zijn ook bij tussentijdse beëindiging van de overeenkomst voor het lopende jaar in zijn geheel verschuldigd.
Artikel 11
Uitzondering en ontheffing
1. Uitzondering
a. Indien een aanvrager of erkende organisatie zich extern laat toetsen, in het kader van certificering, accreditatie of andere doeleinden, dan kan het CBF besluiten om de resultaten hiervan te gebruiken bij de toetsing van specifieke harde normen.
b. Een verzoek tot het maken van een uitzondering op basis van externe toetsing voor bepaalde harde normen en/of toetsingen kan bij het CBF worden ingediend. Het CBF besluit vervolgens, binnen een termijn van vier weken, of de uitzondering wordt toegekend en maakt het gemotiveerd besluit bekend aan de goededoelenorganisatie die om een uitzondering heeft verzocht.
2. Ontheffing
a. Goededoelenorganisaties kunnen voor een specifieke harde norm ontheffing van toetsing aanvragen indienen zij kunnen aantonen dat:
• een harde norm hen belemmert in het bereiken van hun doelstelling;
• zij aan kunnen tonen dat een harde norm voor hen onredelijk bezwarend zou zijn.
b. De directeur-bestuurder van het CBF besluit op het ontheffingsverzoek. Het besluit kan een toekenning of weigering van de ontheffing inhouden. De directeur-bestuurder van het CBF kan de ontheffing slechts verlenen voor zover dit het maatschappelijk verantwoord functioneren van de goededoelenorganisatie niet in de weg staat.
Artikel 12 Verscherpt toezicht
1. Indien een erkende organisatie niet aan de harde normen voor Erkenning voldoet of het CBF voorziet dat een erkende organisatie dreigt op korte termijn niet meer aan de harde normen te voldoen, kan het CBF een besluit tot verscherpt toezicht nemen.
2. Verscherpt toezicht bestaat uit het maken van bindende afspraken over aanpassingen in gedrag of werkwijze van de erkende organisatie. Het CBF kan ertoe besluiten om de afspraken op zijn website te publiceren.
3. Het CBF besluit tot het instellen van verscherpt toezicht indien hij op basis van toetsing en/of onderzoek:
a. tot de conclusie komt dat de erkende organisatie niet aan de harde normen voldoet en de geconstateerde tekortkoming binnen de termijn van een jaar te verhelpen is.
b. tot de conclusie komt dat de erkende organisatie weliswaar aan alle harde normen voldoet, maar op basis van het totaalbeeld constateert dat de wijze van handelen van de erkende organisatie volgens het CBF in strijd is met de wet, openbare orde en goede zeden en hetgeen de normsteller beoogd heeft en de geconstateerde tekortkoming binnen een jaar te verhelpen is.
4. De te maken bindende afspraken omvatten tevens termijnen en afspraken over de door het CBF te verrichten (periodieke) toetsing, waarbij het CBF nagaat of de gevraagde aanpassing is gemaakt en het beoogde resultaat is bereikt.
5. Het CBF initieert verscherpt toezicht door het (al dan niet na overleg) opstellen en verzenden van conceptafspraken aan de erkende organisatie. Deze is gehouden binnen twee weken schriftelijk te reageren.
6. Indien de erkende organisatie en het CBF niet tot overeenstemming kunnen komen over de te maken bindende afspraken, is het CBF het recht voorbehouden de overeenkomst op te zeggen.
Artikel 13
Werkingssfeer Reglement
1. Vanaf het moment van het indienen van de aanvraag tot Erkenning zijn de regels en de procedures in dit Reglement en zijn bijlagen van toepassing. De goededoelenorganisatie aanvaardt deze regels nadrukkelijk.
2. Op Erkenningsbesluiten is de bezwaar- en beroepsprocedure van toepassing, zoals vermeld in artikel 16 van dit Reglement.
Artikel 14
Openbaarmaking en register
1. Het CBF registreert alle aanvragen en besluiten in het register op zijn website.
2. In het register worden de volgende statussen vastgelegd:
a) Niet getoetst (organisaties die geen Erkenning hebben aangevraagd)
b) Aangevraagd;
c) Erkend;
d) Getoetst en niet erkend*;
e) Aanvraag teruggetrokken*;
f) Verscherpt toezicht*;
g) Ingetrokken*;
h) Opgezegd.
* Bij deze statussen kan een persbericht of aanvullende informatie worden gepubliceerd.
3. Van de aanvrager of erkende organisatie publiceert het CBF in het register op de website andere openbare gegevens die voor donateurs en publiek behulpzaam kunnen zijn bij het bepalen van de steunwaardigheid van een goededoelenorganisatie met uitzondering van de gegevens die in artikel 15 zijn aangemerkt als gevoelig.
4. Status 4, 5 en 7 blijven in het register gedurende 3 jaar vermeld staan. Na het verstrijken van deze periode zal de status worden gewijzigd in “niet getoetst”, tenzij er redenen zijn om de status niet aan te passen.
5. Op basis van klachten en/of signalen waarschuwt het CBF tegen activiteiten van goededoelenorganisaties of tegen goededoelenorganisaties die geen erkende organisaties (meer) zijn.
Artikel 15 Geheimhouding
1. Het CBF, daaronder mede begrepen zijn directeur-bestuurder, medewerkers van het bureau, externe deskundigen en de leden van de raad van toezicht en de leden van het College van Beroep, is verplicht tot geheimhouding van gegevens die kunnen worden aangemerkt als vertrouwelijke informatie.
2. Vertrouwelijke informatie kan worden aangemerkt als (concurrentie)gevoelige informatie verkregen ten behoeve van een aanvraag tot Erkenning of onderzoek bij een erkende organisatie. Dit omvat in ieder geval niet-openbare gegevens omtrent fondsenwerving en fondsenwervingsstrategieën en het noemen van namen van functionarissen in relatie tot een oordeel over het functioneren van directie- en bestuursleden. Dergelijke gegevens publiceert het CBF niet tenzij anders is overeengekomen met de goededoelenorganisatie die een aanvraag heeft ingediend.
3. Het CBF behoudt zich het recht voor om - behoudens de gegevens die genoemd worden in het vorige lid - bevindingen uit de toetsing en de afweging die hij maakt bij het al dan niet toekennen van de Erkenning openbaar te maken.
4. Bij de openbaarmaking van gegevens maakt het CBF een afweging tussen het belang van transparantie voor publiek en donateur, de waarde van de Erkenning, het belang van de sector en het organisatiebelang. De afweging maakt het CBF bekend aan de goededoelenorganisatie die een aanvraag heeft ingediend.
5. De openbaarmaking van gegevens door het CBF geschiedt niet dan nadat de goededoelenorganisatie die een aanvraag heeft ingediend volgens de procedure van hoor en wederhoor heeft kunnen reageren op het voornemen tot openbaarmaking van gegevens ten behoeve van de toekenning of afwijzing van de Erkenning.
6. De verplichting zoals gesteld in het vorige lid geldt niet voor gegevens die duiden op door de goededoelenorganisatie begane strafbare feiten, of gegevens die een openbaar karakter hebben, dan wel gegevens die de erkende organisatie krachtens dit Reglement aan derden ter beschikking dient te stellen.
Artikel 16
Klachten en geschillen
1. Klachten
a. Klachten inzake harde normen en bespreekpunten dienen te worden ingediend bij de Commissie Normstelling.
b. Klachten van derden tegen een erkende organisatie kunnen aanleiding geven tot het instellen van een toetsing of onderzoek door het CBF.
2. Bezwaar en beroep
a. Indien een goededoelenorganisatie bezwaar heeft tegen een besluit van het CBF kan een bezwaarschrift worden ingediend bij de directeur-bestuurder binnen vier weken na verzending van het besluit.
b. Het bezwaarschrift dient gemotiveerd te zijn. Indien een ongemotiveerd bezwaarschrift wordt ingediend, stelt de directeur-bestuurder de indiener van het bezwaarschrift in de gelegenheid binnen een termijn van twee weken na ontvangst van het bezwaarschrift alsnog de gronden van het bezwaar schriftelijk aan te geven bij gebreke waarvan het bezwaarschrift buiten behandeling wordt gelaten.
c. Tegen de beslissing op het bezwaar kan binnen zes weken na dagtekening van de beslissing beroep worden aangetekend bij het College van Beroep van het CBF, middels een gemotiveerd beroepschrift. Indien een ongemotiveerd beroepschrift wordt ontvangen, wordt de indiener van het beroepschrift in de gelegenheid gesteld binnen een termijn van veertien dagen na ontvangst van het beroepschrift, alsnog de gronden van het beroep schriftelijk aan te geven, bij gebreke waarvan het beroepschrift buiten behandeling wordt gelaten.
d. Nadere werkwijzen, kosten en procedures ten aanzien van bezwaar en beroep alsmede de samenstelling van de Bezwaarcommissie en het College van Beroep zijn geregeld in bijlage 5.
Bijlage 1 Normen
Normen Erkenningsregeling - versie 9 december 2016
Vastgesteld door de (Tijdelijke) Commissie Normstelling Geldig vanaf 1 januari 2017
Inhoudsopgave
CATEGORIE A:
1. MISSIE/MAATSCHAPPELIJKE WAARDE 16
3. ACTIVITEITEN/ORGANISATIE 17
CATEGORIE B:
1. MISSIE/MAATSCHAPPELIJKE WAARDE 19
3. ACTIVITEITEN/ORGANISATIE 20
CATEGORIE C:
1. MISSIE/MAATSCHAPPELIJKE WAARDE 23
3. ACTIVITEITEN/ORGANISATIE 24
CATEGORIE D:
1. MISSIE/MAATSCHAPPELIJKE WAARDE 29
3. ACTIVITEITEN/ORGANISATIE 30
BIJSLUITER BIJ DE NORMEN
Onderscheid tussen vetgedrukt en niet-vetgedrukt
In de normenset is onderscheid gemaakt tussen vetgedrukte en niet-vetgedrukte normen.
Een vetgedrukte norm is een harde norm. Een erkende organisatie is verplicht om hieraan te voldoen. Een niet-vetgedrukte norm is een bespreekpunt. De normsteller vindt het van belang dat een erkende organisatie hier aandacht aan besteedt, maar wil geen verplichting opleggen. Deze normen zullen onderwerpen van gesprek zijn tussen de te toetsen organisatie en toezichthouder.
Gehanteerde terminologie
In de normenset wordt onderscheid gemaakt tussen ‘toelichten’ of ‘inzicht geven in’ en ‘openbaar maken’.
Daar waar de normen stellen dat een bepaling openbaar gemaakt moet worden, is het de bedoeling dat het bepaalde naar het publiek toe openbaar gemaakt wordt. Deze bepalingen treft u aan in artikel 6 ‘Verantwoording’. Waar de normenset stelt dat een bepaling toegelicht moet worden, of dat inzicht gegeven moet worden in het bepaalde, wordt de organisatie geacht een toelichting aan de toezichthouder te kunnen geven. Het staat organisaties vrij deze toelichting ook publiek openbaar te maken, maar dat is niet verplicht.
Normen Erkenningsregeling – Categorie A
1. MISSIE/MAATSCHAPPELIJKE WAARDE
1.1. Missie
1.1.1. De activiteiten van de organisatie zijn gericht op het realiseren van de statutair bepaalde doelstelling(en).
1.1.2. De organisatie is een goededoelenorganisatie zoals beschreven in artikel 1 van het Reglement “CBF-erkenning Goededoelenorganisaties (versie 31 maart 2016)”
2. MIDDELEN
2.1. Financiële middelen
2.1.1. De organisatie heeft een actueel beleid met betrekking tot het verkrijgen van de benodigde financiële middelen.
2.2. Fondsenwerving
2.2.1. De organisatie bepaalt en licht toe welke fondsenwervingsmethoden zij hanteert.
2.2.2. De organisatie stelt gegevens uit donateursbestanden alleen met toestemming van donateurs beschikbaar aan derden.
2.2.3. De organisatie maakt alleen gebruik van maatschappelijk geaccepteerde fondsenwervingsmethoden.
2.2.4. De organisatie is zorgvuldig bij het inschakelen van derden voor werving van financiële middelen.
2.3. Vrijwilligers en medewerkers
2.3.1. De organisatie gaat op een verantwoorde wijze met haar vrijwilligers en medewerkers om en licht dit toe.
3. ACTIVITEITEN/ORGANISATIE
3.1. Strategie & beleid
3.1.1. De organisatie heeft een actueel beleidsplan.
3.2. Beheer van de financiële middelen
3.2.1. De organisatie bepaalt de omvang van reserves en fondsen en licht die toe.
3.2.2. De organisatie houdt niet meer reserves en fondsen aan dan redelijkerwijs nodig zijn voor het realiseren van de doelstelling.
3.3. Bestedingen
3.3.1. De organisatie bepaalt de gewenste verhouding tussen de bestedingen aan de doelstelling, werving baten en beheer en administratie en licht de hoogte daarvan toe.
3.3.2. De organisatie geeft inzicht in de wijze waarop zij streeft naar een zo groot mogelijke besteding aan de doelstelling.
4. DOELREALISATIE
4.1.1. De organisatie licht de beoogde verbetering die zij voor haar doel/doelgroep wil behalen toe en legt dit vast in het (meerjaren)beleid.
4.1.2. De organisatie licht toe welke programma’s en/of projecten zij wil uitvoeren om de gewenste verbetering te realiseren en legt dit vast in het (meerjaren)beleid.
4.1.3. De organisatie licht toe op welke manier het behalen van resultaten en het realiseren van de verbetering worden gemonitord en geëvalueerd.
4.1.4. De organisatie geeft inzicht in wat in het licht van het (meerjaren)beleid wel en niet is bereikt en past zo nodig het beleid aan.
5. GOVERNANCE
5.1. Bestuurder
5.1.1. De bestuurder mag niet over het vermogen van de organisatie beschikken, alsof het zijn eigen vermogen is.
5.1.2. De bestuurder vermijdt elke vorm en schijn van belangenverstrengeling die de uitoefening van zijn taak kan beïnvloeden.
5.1.3. De bestuurder betrekt zo nodig (inhoudelijke en financiële) kennis om de organisatie aan te sturen en de doelstelling(en) te bereiken.
5.2. Bezoldigingsbeleid
5.2.1. De vergoeding voor een bestuurder (lid van het vrijwilligersbestuur) is beperkt tot een onkostenvergoeding of vacatiegeld. De hoogte hiervan wordt schriftelijk vastgelegd.
6. VERANTWOORDING
6.1. Jaarverslaggeving
6.1.1. Er zijn actuele jaarcijfers beschikbaar (minimaal een balans en een staat van baten en lasten), die door een kascommissie of een accountant zijn gecontroleerd.
6.1.2. De jaarcijfers zijn ingericht overeenkomstig de Richtlijn C2 Kleine fondsenwervende organisaties.
6.2. Informatievoorziening
6.2.1. De organisatie maakt via de eigen website of via een andere voor het publiek toegankelijke website de volgende informatie openbaar:
a. naam en functie van bestuurder en eventuele hoofd- en nevenfuncties;
b. het actuele beleid met betrekking tot het verkrijgen van de benodigde financiële middelen;
c. de gehanteerde fondsenwervingsmethoden;
d. de verhouding tussen de bestedingen aan de doelstelling, werving baten en beheer en administratie;
e. de omvang van de reserves en fondsen (al dan niet in de jaarcijfers, met een toelichting);
f. het actuele beleidsplan;
g. de actuele jaarcijfers.
6.2.2. De organisatie maakt tevens de toelichtingen uit artikel 4 ‘Doelrealisatie’ openbaar.
7. BELANGHEBBENDEN
7.1. Feedback
7.1.1. De organisatie houdt een overzicht bij van door belanghebbenden en derden rechtstreeks bij de organisatie geuite kritiekpunten.
7.1.2. De organisatie staat open voor ideeën, opmerkingen, wensen en klachten van belanghebbenden en derden.
Normen Erkenningsregeling – Categorie B
1. MISSIE/MAATSCHAPPELIJKE WAARDE
1.1. Missie
1.1.1. De activiteiten van de organisatie zijn gericht op het realiseren van de statutair bepaalde doelstelling(en).
1.1.2. De organisatie is een goededoelenorganisatie zoals beschreven in artikel 1 van het Reglement “CBF-erkenning Goededoelenorganisaties (versie 31 maart 2016)”.
2. MIDDELEN
2.1. Financiële middelen
2.1.1. De organisatie heeft een actueel beleid met betrekking tot het verkrijgen van de benodigde financiële middelen.
2.2. Fondsenwerving
2.2.1. De organisatie bepaalt en licht toe welke fondsenwervingsmethoden zij hanteert en wat de gewenste verhouding is tussen de kosten van fondsenwerving en de inkomsten uit fondsenwerving.
2.2.2. De verhouding tussen de kosten van en inkomsten uit fondsenwerving dient redelijk en uitlegbaar te zijn.
2.2.3. De organisatie stelt gegevens uit donateursbestanden alleen met toestemming van donateurs beschikbaar aan derden.
2.2.4. De organisatie maakt alleen gebruik van maatschappelijk geaccepteerde fondsenwervingsmethoden.
2.2.5. De organisatie is zorgvuldig bij het inschakelen van derden voor werving van financiële middelen.
2.3. Vrijwilligers en medewerkers
2.3.1. De organisatie gaat op een verantwoorde wijze met haar vrijwilligers en medewerkers om en licht dit toe.
3. ACTIVITEITEN/ORGANISATIE
3.1. Strategie & beleid
3.1.1. De organisatie heeft een actueel beleidsplan.
3.2. Beheer van de financiële middelen
3.2.1. De organisatie bepaalt de omvang van de reserves en fondsen en licht die toe.
3.2.2. De organisatie houdt niet meer reserves en fondsen aan dan redelijkerwijs nodig zijn voor het realiseren van de doelstelling.
3.3. Bestedingen
3.3.1. De organisatie bepaalt de gewenste verhouding tussen de bestedingen aan de doelstelling, werving baten en beheer en administratie en licht de hoogte daarvan toe.
3.3.2. De organisatie geeft inzicht in de wijze waarop zij streeft naar een zo groot mogelijke besteding aan de doelstelling.
3.3.3. De organisatie geeft inzicht in de efficiëntie van de inzet van de middelen.
3.4. Beveiliging van informatie
3.4.1. De organisatie heeft een actueel beleid met betrekking tot de beveiliging van informatie.
4. DOELREALISATIE
4.1.1. De organisatie licht de beoogde verbetering die zij voor haar doel/doelgroep wil behalen toe en legt dit vast in het (meerjaren)beleid.
4.1.2. De organisatie licht toe welke programma’s en/of projecten zij wil uitvoeren om de gewenste verbetering te realiseren en legt dit vast in het (meerjaren)beleid.
4.1.3. De organisatie licht toe op welke manier het behalen van resultaten en het realiseren van de verbetering worden gemonitord en geëvalueerd.
4.1.4. De organisatie geeft inzicht in wat in het licht van het (meerjaren)beleid wel en niet is bereikt en past zo nodig het beleid aan.
5. GOVERNANCE
5.1. Bestuurder
5.1.1. De bestuurder mag niet over het vermogen van de organisatie beschikken, alsof het zijn eigen vermogen is.
5.1.2. De bestuurder vermijdt elke vorm en schijn van belangenverstrengeling die de uitoefening van zijn taak kan beïnvloeden.
5.1.3. Bij de bestuurder is de benodigde (inhoudelijke en financiële) kennis aanwezig om de organisatie aan te sturen en de doelstelling(en) te bereiken.
5.2. Bezoldigingsbeleid
5.2.1. De vergoeding voor een bestuurder (lid van het vrijwilligersbestuur) is beperkt tot een onkostenvergoeding of vacatiegeld. De hoogte hiervan wordt schriftelijk vastgelegd.
6. VERANTWOORDING
6.1. Jaarverslaggeving
6.1.1. Er zijn actuele jaarcijfers beschikbaar (minimaal een balans en een staat van baten en lasten), die door een kascommissie of een accountant zijn gecontroleerd.
6.1.2. De jaarcijfers zijn ingericht overeenkomstig de Richtlijn C2 Kleine fondsenwervende organisaties (behalve als uit wet- of regelgeving blijkt dat een andere richtlijn gevolgd moet worden).
6.2. Informatievoorziening
6.2.1. De organisatie maakt via de eigen website de volgende informatie openbaar:
a. de statuten
b. naam en functie van bestuurder en eventuele hoofd- en nevenfuncties;
c. het actuele beleid met betrekking tot het verkrijgen van de benodigde financiële middelen;
d. de gehanteerde fondsenwervingsmethoden en de verhouding tussen kosten en inkomsten eigen fondsenwerving (gewenst en gerealiseerd plus toelichting);
e. de verhouding tussen de bestedingen aan de doelstelling, werving baten en beheer en administratie (gewenst en gerealiseerd plus toelichting);
f. de omvang van de reserves en fondsen (al dan niet in de jaarcijfers, met een toelichting);
g. het actuele beleidsplan en begroting;
h. de actuele jaarcijfers;
i. indien aanwezig, de klachtenprocedure.
6.2.2. De organisatie maakt tevens de toelichtingen uit artikel 4 ‘Doelrealisatie’ openbaar.
7. BELANGHEBBENDEN
7.1. Inbreng en feedback
7.1.1. De organisatie betrekt belanghebbenden actief bij de vorming van het beleid en staat open voor ideeën, opmerkingen en wensen van belanghebbenden en derden.
7.1.2. De organisatie houdt een overzicht bij van door belanghebbenden en derden rechtstreeks bij de organisatie geuite kritiekpunten.
Normen Erkenningsregeling – Categorie C
1. MISSIE/MAATSCHAPPELIJKE WAARDE
1.1. Missie
1.1.1. De activiteiten van de organisatie zijn gericht op het realiseren van de statutair bepaalde doelstelling(en).
1.1.2. De organisatie is een goededoelenorganisatie zoals beschreven in artikel 1 van het reglement “CBF-Erkenning Goededoelenorganisaties (versie 31 maart 2016)”.
2. MIDDELEN
2.1. Financiële middelen
2.1.1. De organisatie heeft een actueel beleid met betrekking tot het verkrijgen van de benodigde financiële middelen.
2.2. Fondsenwerving
2.2.1. De organisatie bepaalt en licht toe welke fondsenwervingsmethoden zij hanteert en wat de gewenste verhouding is tussen de kosten van fondsenwerving en de inkomsten uit fondsenwerving.
2.2.2. De verhouding tussen de kosten van en inkomsten uit fondsenwerving dient redelijk en uitlegbaar te zijn.
2.2.3. De organisatie stelt gegevens uit donateursbestanden alleen met toestemming van donateurs beschikbaar aan derden.
2.2.4. De organisatie maakt alleen gebruik van maatschappelijk geaccepteerde fondsenwervingsmethoden.
2.2.5. De organisatie is zorgvuldig bij het inschakelen van derden voor werving van financiële middelen.
2.3. Vrijwilligers en medewerkers
2.3.1. De organisatie gaat op een verantwoorde wijze met haar vrijwilligers en medewerkers om en licht dit toe.
3. ACTIVITEITEN/ORGANISATIE
3.1. Strategie & beleid
3.1.1. De organisatie heeft een actueel meerjarenbeleidsplan en een meerjarenbegroting.
3.1.2. De organisatie heeft een actueel jaarplan inclusief een begroting met daarin opgenomen de voor dat jaar geplande activiteiten.
3.2. Beheer van de financiële middelen
3.2.1. De organisatie bepaalt de omvang van de reserves en fondsen en licht die toe.
3.2.2. Als een reserve bestemd is om risico’s af te dekken, bepaalt de organisatie de omvang van de reserve op basis van een risicoanalyse en geeft aan welke maatregelen worden getroffen om risico’s te beheersen.
3.2.3. De organisatie geeft inzicht in het beleggingsbeleid. Voor alle vormen van financieel (risico)beheer stelt de organisatie vast welke financiële en niet-financiële criteria een rol spelen.
3.2.4. De organisatie leeft de Goede Doelen Nederland “Richtlijn Financieel Beheer Xxxxx Xxxxxx (versie september 2012)” na en licht een eventuele afwijking daarvan toe.
3.3. Bestedingen
3.3.1. De organisatie bepaalt de gewenste verhouding tussen de bestedingen aan de doelstelling, werving baten en beheer en administratie en licht de hoogte daarvan toe.
3.3.2. De organisatie geeft inzicht in de wijze waarop zij streeft naar een zo groot mogelijke besteding aan de doelstelling.
3.3.3. De organisatie geeft inzicht in de efficiëntie van de inzet van de middelen.
3.4. Werkprocessen
3.4.1. De organisatie geeft inzicht in de wijze waarop managementinformatie wordt vormgegeven zodanig dat bestuurder en toezichthouder over voldoende informatie beschikken om tijdig bij te kunnen sturen indien nodig.
3.4.2. De organisatie legt vast wie bevoegd is tot het verrichten van financiële handelingen en rechtshandelingen en hoe interne controle daarop plaatsvindt.
3.5. Beveiliging van informatie
3.5.1. De organisatie heeft een actueel beleid met betrekking tot de beveiliging van informatie.
3.5.2. De organisatie zorgt voor een afdoende beveiliging van de haar ter beschikking staande informatie, zodanig dat de privacywetgeving, waaronder de Wet Bescherming Persoonsgegevens, wordt nageleefd. De ICT en databeveiliging sluiten aan bij de aard van de ter beschikking staande informatie.
3.6. Maatschappelijk verantwoord handelen
3.6.1. De organisatie houdt bij haar bedrijfsvoering rekening met de maatschappelijke gevolgen daarvan, zowel op sociaal, ecologisch als economisch gebied en geeft inzicht in de wijze waarop zij dit doet.
4. DOELREALISATIE
4.1.1. De organisatie licht de beoogde verbetering die zij voor haar doel/doelgroep wil behalen toe en legt dit vast in het (meerjaren)beleid.
4.1.2. De organisatie licht toe welke programma’s en/of projecten zij wil uitvoeren om de gewenste verbetering te realiseren en legt dit vast in het (meerjaren)beleid.
4.1.3. De organisatie licht toe op welke manier het behalen van resultaten en het realiseren van de verbetering worden gemonitord en geëvalueerd.
4.1.4. De organisatie geeft inzicht in wat in het licht van het (meerjaren)beleid wel en niet is bereikt en past zo nodig het beleid aan.
4.1.5. De selectie van de programma’s en/of projecten is, indien mogelijk, op de volgende manier onderbouwd:
A. Beoogde verbetering
De organisatie geeft aan hoe zij beschikbare kennis over de beoogde verbetering van haar programma’s en projecten op de doelgroep/het beoogde doel onderzoekt en meeweegt in haar keuzes.
B. Contextanalyse
De organisatie geeft aan hoe zij zich verhoudt tot de programma’s en/of projecten van andere organisaties die geografisch of inhoudelijk op hetzelfde terrein actief zijn en hoe zij streeft naar afstemming of samenwerking om een zo optimaal mogelijke situatie voor de doelgroep of het maatschappelijke doel te realiseren.
C. Logica
De organisatie beschrijft concreet hoe zij verwacht dat met haar programma’s en/of projecten de beoogde verbetering en de gewenste resultaten zullen worden behaald en welke aannames zij daarbij hanteert.
5. GOVERNANCE
5.1. Vastlegging governancestructuur
5.1.1. De governancestructuur is vastgelegd in de statuten en/of het reglement en is zodanig ingericht dat sprake is van:
a. scheiding tussen de functies besturen en toezicht houden;
b. onafhankelijke en integere taakvervulling door bestuurder en interne toezichthouder;
c. beperkte beschikkingsmacht bestuurder en interne toezichthouder; zij kunnen niet over het vermogen van de organisatie beschikken alsof het eigen vermogen is;
d. beschrijving voorkomen van en waken tegen belangenverstrengeling.
e. jaarlijkse evaluatie van het functioneren van bestuurder en interne toezichthouder.
5.2. Competenties bestuurders en toezichthouders
5.2.1. Er zijn functieprofielen voor bestuurder en interne toezichthouder vastgesteld.
5.3. Bezoldigingsbeleid
5.3.1. De vergoeding voor een bestuurder (lid van het vrijwilligersbestuur) en een interne toezichthouder is beperkt tot een onkostenvergoeding of vacatiegeld. De hoogte hiervan wordt schriftelijk vastgelegd.
5.3.2. De organisatie leeft de Goede Doelen Nederland “Regeling Beloning Directeuren van Xxxxx Xxxxxx (versie 1 januari 2016)” na en licht een eventuele afwijking daarvan toe.
6. VERANTWOORDING
6.1. Jaarverslaggeving
6.1.1. Het jaarverslag (bestuursverslag en jaarrekening) is ingericht overeenkomstig de Richtlijn 650 Fondsenwervende organisaties (behalve als uit wet- of regelgeving blijkt dat een andere richtlijn gevolgd moet worden);
6.1.2. De jaarrekening is voorzien van een controleverklaring van een accountant.
6.2. Informatievoorziening
6.2.1. De organisatie maakt via de eigen website de volgende informatie openbaar:
a. statuten en/of reglement;
b. naam en functie van bestuurder en interne toezichthouder en eventuele hoofd- en nevenfuncties;
c. het vergoedingsbeleid voor bestuurder en interne toezichthouder en het bezoldigingsbeleid voor de directie (met bijbehorend beloningsformat als bedoeld in de beloningsregeling) en voor de medewerkers; voor de medewerkers kan worden volstaan met een verwijzing naar de van toepassing zijnde cao of salarisregeling;
d. het actuele beleid met betrekking tot het verkrijgen van de benodigde financiële middelen;
e. de gehanteerde fondsenwervingsmethoden en de verhouding tussen kosten en inkomsten eigen fondsenwerving (gewenst en gerealiseerd plus toelichting);
f. de verhouding tussen bestedingen aan de doelstelling, werving baten en beheer en administratie (gewenst en gerealiseerd plus toelichting);
g. de omvang van de reserves en fondsen (al dan niet in het jaarverslag, met een toelichting);
h. het actuele meerjarenbeleidsplan;
i. het jaarverslag (bestuursverslag en jaarrekening);
j. het actuele beleggingsbeleid;
k. een overzicht van gedragscodes en richtlijnen die de organisatie onderschrijft, waaronder die op het gebied van fondsenwerving;
l. indien aanwezig, de klachtenprocedure.
6.2.2. De organisatie maakt tevens de toelichtingen uit artikel 4 ‘Doelrealisatie’ openbaar via de eigen website.
7. BELANGHEBBENDEN
7.1 Communicatie
7.1.1. De organisatie heeft een actueel beleid met betrekking tot de communicatie met belanghebbenden. In het beleid wordt in elk geval aandacht besteed aan:
a. het bepalen van de (groepen) belanghebbenden;
b. de wijze waarop een optimale relatie met deze groepen belanghebbenden wordt nagestreefd.
7.1.2. De organisatie onthoudt zich van misleidende communicatie.
7.2. Inbreng en Feedback
7.2.1. De organisatie betrekt belanghebbenden actief bij de vorming van het beleid en de evaluatie van resultaten. Zij geeft aan hoe zij met ideeën, opmerkingen en wensen van belanghebbenden en derden omgaat.
7.2.2. De organisatie houdt een overzicht bij van door belanghebbenden en derden rechtstreeks bij de organisatie geuite kritiekpunten.
Normen Erkenningsregeling – Categorie D
1. MISSIE/MAATSCHAPPELIJKE WAARDE
1.1. Missie
1.1.1. De activiteiten van de organisatie zijn gericht op het realiseren van de statutair bepaalde doelstelling(en).
1.1.2. De organisatie is een goededoelenorganisatie zoals beschreven in artikel 1 van het reglement “CBF-erkenning Goededoelenorganisaties (versie 31 maart 2016)”.
2. MIDDELEN
2.1. Financiële middelen
2.1.1. De organisatie heeft een actueel beleid met betrekking tot het verkrijgen van de benodigde financiële middelen.
2.2. Fondsenwerving
2.2.1. De organisatie bepaalt en licht toe welke fondsenwervingsmethoden zij hanteert en wat de gewenste verhouding is tussen de kosten van fondsenwerving en de inkomsten uit fondsenwerving.
2.2.2. De kosten van fondsenwerving dienen redelijk en uitlegbaar te zijn en bedragen, gerekend over de afgelopen drie jaar, gemiddeld niet meer dan 25% van de inkomsten uit eigen fondsenwerving.
2.2.3. De organisatie stelt gegevens uit donateursbestanden alleen met toestemming van donateurs beschikbaar aan derden.
2.2.4. De organisatie maakt alleen gebruik van maatschappelijk geaccepteerde fondsenwervingsmethoden.
2.2.5. De organisatie is zorgvuldig bij het inschakelen van derden voor werving van financiële middelen.
2.3. Vrijwilligers en medewerkers
2.3.1. De organisatie gaat op een verantwoorde wijze met haar vrijwilligers en medewerkers om en licht dit toe.
3. ACTIVITEITEN/ORGANISATIE
3.1. Strategie & beleid
3.1.1. De organisatie heeft een actueel meerjarenbeleidsplan en een meerjarenbegroting.
3.1.2. De organisatie heeft een actueel jaarplan inclusief een begroting met daarin opgenomen de voor dat jaar geplande activiteiten.
3.2. Beheer van de financiële middelen
3.2.1. De organisatie bepaalt de omvang van de reserves en fondsen en licht die toe.
3.2.2. Als een reserve bestemd is om risico’s af te dekken, bepaalt de organisatie de omvang van de reserve op basis van een risicoanalyse en geeft aan welke maatregelen worden getroffen om risico’s te beheersen.
3.2.3. De organisatie geeft inzicht in het beleggingsbeleid. Voor alle vormen van financieel (risico)beheer stelt de organisatie vast welke financiële en niet-financiële criteria een rol spelen.
3.2.4. De organisatie leeft de Goede Doelen Nederland “Richtlijn Financieel Beheer Xxxxx Xxxxxx (versie september 2012)” na en licht een eventuele afwijking daarvan toe.
3.3. Bestedingen
3.3.1. De organisatie bepaalt de gewenste verhouding tussen de bestedingen aan de doelstelling, werving baten en beheer en administratie en licht de hoogte daarvan toe.
3.3.2. De organisatie geeft inzicht in de wijze waarop zij streeft naar een zo groot mogelijke besteding aan de doelstelling.
3.3.3. De organisatie geeft inzicht in de efficiëntie van de inzet van de middelen.
3.4. Werkprocessen
3.4.1. De organisatie geeft inzicht in de wijze waarop managementinformatie wordt vormgegeven en heeft deze beschikbaar zodanig dat bestuurder en toezichthouder over voldoende informatie beschikken om indien nodig tijdig te kunnen bijsturen.
3.4.2. De organisatie legt vast wie bevoegd is tot het verrichten van financiële handelingen en rechtshandelingen en hoe interne controle daarop plaatsvindt.
3.4.3. De organisatie heeft een systeem voor het monitoren en evalueren van activiteiten en processen (planning & control cyclus) en stuurt zo nodig bij.
3.4.4. De organisatie zorgt voor actuele budgetbewaking en stuurt zo nodig bij.
3.5. Risicoanalyse
3.5.1. De organisatie geeft inzicht in de mogelijke risico’s die het voortbestaan of de doelrealisatie van de organisatie zouden kunnen bedreigen.
3.5.2. De organisatie toont aan hoe zij de benoemde xxxxxx’x probeert te beperken en te beheersen.
3.6. Beveiliging van informatie
3.6.1. De organisatie heeft een actueel beleid met betrekking tot de beveiliging van informatie.
3.6.2. De organisatie zorgt voor een afdoende beveiliging van de haar ter beschikking staande informatie, zodanig dat de privacywetgeving, waaronder de Wet Bescherming Persoonsgegevens, wordt nageleefd. De ICT en databeveiliging sluiten aan bij de aard van de ter beschikking staande informatie.
3.7. Maatschappelijk verantwoord handelen
3.7.1. De organisatie houdt bij haar bedrijfsvoering rekening met de maatschappelijke gevolgen daarvan, zowel op sociaal, ecologisch als economisch gebied en geeft inzicht in de wijze waarop zij dit doet.
4. DOELREALISATIE
4.1.1. De organisatie licht de beoogde verbetering die zij voor haar doel/doelgroep wil behalen toe en legt dit vast in het (meerjaren)beleid.
4.1.2. De organisatie licht toe welke programma’s en/of projecten zij wil uitvoeren om de gewenste verbetering te realiseren en legt dit vast in het (meerjaren)beleid.
4.1.3. De organisatie licht toe op welke manier het behalen van resultaten en het realiseren van verbetering worden gemonitord en geëvalueerd en of de hierbij gehanteerde aannames kloppen. De organisatie besteedt hierbij ook aandacht aan zowel positieve als negatieve neveneffecten.
4.1.4. De organisatie geeft inzicht in wat in het licht van het (meerjaren)beleid wel en niet is bereikt en past zo nodig het beleid aan.
4.1.5. De selectie van de programma’s en/of projecten is op de volgende manier onderbouwd:
A. Beoogde verbetering
De organisatie geeft aan hoe zij beschikbare kennis over de beoogde verbetering van haar programma’s en projecten op de doelgroep/het beoogde doel onderzoekt en meeweegt in haar keuzes.
B. Contextanalyse
De organisatie geeft aan hoe zij zich verhoudt tot de programma’s en/of projecten van andere organisaties die geografisch of inhoudelijk op hetzelfde terrein actief zijn en hoe zij streeft naar afstemming of samenwerking om een zo optimaal mogelijke situatie voor de doelgroep of het maatschappelijke doel te realiseren.
C. Logica
De organisatie beschrijft concreet hoe zij verwacht dat met haar programma’s en/of projecten de beoogde verbetering en de gewenste resultaten zullen worden behaald en welke aannames zij daarbij hanteert.
5. GOVERNANCE
5.1. Vastlegging governancestructuur
5.1.1. De governancestructuur is vastgelegd in de statuten en/of een reglement en is zodanig ingericht dat sprake is van:
a. scheiding tussen de functies besturen en toezicht houden;
b. onafhankelijke en integere taakvervulling door bestuurder en interne toezichthouder;
c. beperkte beschikkingsmacht bestuurder en interne toezichthouder; zij kunnen niet over het vermogen van de organisatie beschikken alsof het eigen vermogen is;
d. beschrijving van voorkomen van en waken tegen belangenverstrengeling;
e. jaarlijkse evaluatie van het functioneren van bestuurder en interne toezichthouder.
5.2. Competenties bestuurders en toezichthouders
5.2.1. Er zijn functieprofielen voor bestuurder en interne toezichthouder vastgesteld.
5.3. Bezoldigingsbeleid
5.3.1. De vergoeding voor een bestuurder (lid van het vrijwilligersbestuur) en een interne toezichthouder is beperkt tot een onkostenvergoeding of vacatiegeld. De hoogte hiervan wordt schriftelijk vastgelegd.
5.3.2. De organisatie leeft de Goede Doelen Nederland “Regeling Beloning Directeuren van Xxxxx Xxxxxx (versie 1 januari 2016)” na en licht een eventuele afwijking daarvan toe.
6. VERANTWOORDING
6.1. Jaarverslaggeving
6.1.1. Het jaarverslag (bestuursverslag en jaarrekening) is ingericht overeenkomstig de Richtlijn 650 Fondsenwervende organisaties (behalve als uit wet- of regelgeving blijkt dat een andere richtlijn gevolgd moet worden);
6.1.2. De jaarrekening is voorzien van een controleverklaring van een accountant.
6.2. Informatievoorziening
6.2.1. De organisatie maakt via de eigen website de volgende informatie openbaar:
a. statuten en/of reglement;
b. naam en functie van bestuurder en interne toezichthouder en eventuele hoofd- en nevenfuncties;
c. het vergoedingsbeleid voor bestuurder en interne toezichthouder en het bezoldigingsbeleid voor de directie (met bijbehorend beloningsformat als bedoeld in de beloningsregeling) en voor de medewerkers; voor de medewerkers kan worden volstaan met een verwijzing naar de van toepassing zijnde cao of salarisregeling;
d. het actuele beleid met betrekking tot het verkrijgen van de benodigde financiële middelen;
e. de gehanteerde fondsenwervingsmethoden en de verhouding tussen kosten en inkomsten eigen fondsenwerving (gewenst en gerealiseerd plus toelichting);
f. de verhouding tussen bestedingen aan de doelstelling, werving baten en beheer en administratie (gewenst en gerealiseerd plus toelichting);
g. de omvang van de reserves en fondsen (al dan niet in het jaarverslag, met een toelichting);
h. het actuele meerjarenbeleidsplan;
i. het jaarverslag (bestuursverslag en jaarrekening);
j. het actuele beleggingsbeleid;
k. een overzicht van gedragscodes en richtlijnen die de organisatie onderschrijft, waaronder die op het gebied van fondsenwerving;
l. de klachtenprocedure.
6.2.2. De organisatie maakt tevens de toelichtingen uit artikel 4 ‘Doelrealisatie’ openbaar via de eigen website.
7. BELANGHEBBENDEN
7.1. Communicatie
7.1.1. De organisatie heeft een actueel beleid met betrekking tot de communicatie met belanghebbenden. In het beleid wordt in elk geval aandacht besteed aan:
a. het bepalen van de (groepen) belanghebbenden;
b. de wijze waarop een optimale relatie met deze groepen belanghebbenden wordt nagestreefd.
7.1.2. De organisatie onthoudt zich van misleidende communicatie.
7.2. Inbreng en Feedback
7.2.1. De organisatie betrekt belanghebbenden actief bij de vorming van het beleid en de evaluatie van resultaten. Zij geeft aan hoe zij met ideeën, opmerkingen en wensen van belanghebbenden en derden omgaat.
7.2.2. De organisatie houdt een overzicht bij van door belanghebbenden en derden rechtstreeks bij de organisatie geuite kritiekpunten.
van het beleid.
Bijlage 2A
Aanleveren categorie A en B
Overzicht van digitaal aan te leveren documenten door organisaties in de categorieën A en B:
Verplicht:
▪ Jaarverslag en jaarrekening meest recente boekjaar
▪ Verklaring van de kascommissie of accountant bij de jaarrekening
▪ Statuten
▪ Meest recente beleidsplan
Optioneel:
Begroting komend boekjaar
Bijlage 2B
Aanleveren categorie C en D
Overzicht van (digitaal) aan te leveren documenten door organisaties in de categorieën C en D:
Algemene documentatie:
• Jaarverslag (bestuursverslag + jaarrekening, voorzien van controleverklaring)
• Meerjarenbeleidsplan (inclusief communicatie/fondsenwervingsbeleid)
• Jaarplan & begroting
• Statuten & Reglementen
• Voorbeelden van managementinformatie
• Kwaliteitsmanagementsysteem
• Overzicht van onderschreven gedragscodes en richtlijnen
Specifieke documentatie (indien van toepassing):
• ISO-rapport
• Bestedings- en subsidievoorwaarden (gesteld aan uitvoerende partijen)
• Fondsenwervingsovereenkomst met derde partij
• Beleggingsbeleid
• Afspraken/protocol met internationale koepel
Bijlage 3 Erkenningsovereenkomst
Overeenkomst tot Erkenning door het CBF
Overeenkomstnummer: […]
Ondergetekenden:
1) Het Centraal Bureau Fondsenwerving hierna in deze overeenkomst aangehaald als ‘CBF’, gevestigd te Amsterdam, en ingeschreven in het Handelsregister gehouden door de Kamer van Koophandel onder nummer 41198566, hierbij rechtsgeldig vertegenwoordigd door mevrouw X.X. xx Xxxxx in hoedanigheid van directeur- bestuurder van het CBF;
en
2) […..] gevestigd te […] en ingeschreven in het Handelsregister gehouden door de Kamer van Koophandel onder nummer […], hierbij ingevolge machtiging van het bestuur
rechtsgeldig vertegenwoordigd door […], hierna in deze overeenkomst aangeduid als ‘Erkende Organisatie’,
in aanmerking nemende dat:
• de Erkende Organisatie het recht tot het voeren van de Erkenning en/of het daarbij behorende Logo wenst te verkrijgen en daartoe een aanvraag heeft ingediend bij het CBF;
• het CBF de daarvoor in aanmerking komende goededoelenorganisatie erkent;
• aan de Erkenning is verbonden het recht tot het voeren van de Erkenning en/of het daarbij behorende Logo, een en ander zoals nader bepaald in deze overeenkomst;
zijn overeengekomen als volgt:
Artikel 1
Erkenning
1. Het CBF verleent aan de Erkende Organisatie het recht tot het voeren van de Erkenning en het daarbij behorende logo, voor de duur van deze overeenkomst.
2. De Erkenning is van kracht vanaf de eerste dag van de maand, volgend op de maand waarin het besluit tot Erkenning is genomen en onder voorwaarde dat het CBF de door de Erkende Organisatie ondertekende overeenkomst heeft ontvangen.
3. De looptijd van deze overeenkomst is van onbepaalde duur, behoudens opzegging overeenkomstig het bepaalde in deze overeenkomst.
4. Onverminderd het hieromtrent bepaalde in het Reglement Erkenning, vervalt bij het einde van deze overeenkomst ieder recht tot het voeren van de Erkenning en/of het daarbij behorende logo.
Artikel 2
Rechten en verplichtingen
1. Het Erkenningsreglement maakt deel uit van deze overeenkomst en vormt hiermee een geheel. In het Reglement zijn wederzijdse rechten en verplichtingen vastgelegd.
2. Het CBF behoudt zich het recht voor het Reglement te wijzigen.
3. Wijzigingen in het Reglement worden niet vaker dan eenmaal per jaar doorgevoerd.
4. Het CBF neemt na ontvangst van deze ondertekende overeenkomst de Erkende Organisatie op in het register van erkende organisaties op zijn website.
5. Het CBF verplicht zich om op regelmatige basis te toetsen of de Erkende Organisatie aan de normen voldoet; de inhoud, werkwijze, termijnen van toetsing zijn toegelicht in het Erkenningsreglement.
6. De Erkende Organisatie verplicht zich om ten behoeve van de toetsing de gevraagde informatie zoals omschreven in het Erkenningsreglement zo volledig mogelijk aan te leveren.
7. De Erkende Organisatie dient het CBF direct op de hoogte te stellen van omstandigheden waardoor de Erkende Organisatie niet meer aan de normen voldoet.
8. Het is de Erkende Organisatie niet toegestaan om in relatie tot de Erkenning en het Logo de categorie (A, B, C of D) te vermelden op basis waarvan is vastgesteld welke normen op de organisatie van toepassing zijn, zulks ter voorkoming van oneigenlijk gebruik van deze categorie-aanduiding. Deze categorie-aanduiding is niet bedoeld om organisaties van elkaar te onderscheiden maar om ervoor te zorgen dat de normen aansluiten bij de omvang van de organisatie.
9. Klachten van derden over het gebruik van de Erkenning door de Erkende Organisatie dienen door de Erkende Organisatie te worden geregistreerd en op adequate wijze en binnen redelijke termijn van niet langer dan zes weken na ontvangst van de klacht te worden afgehandeld. Het CBF kan een verslag opvragen van de bij de Erkende Organisatie binnengekomen klachten en de wijze van afhandelen daarvan en heeft te allen tijde toegang tot de klachtenregistratie.
10. De Erkende Organisatie is aan het CBF een jaarlijkse bijdrage verschuldigd, waarvan de hoogte wordt bepaald overeenkomstig de tarieven opgenomen in het inlegvel Reglement Erkenning ‘Tarievenblad’ (bijlage 7). Deze tarieven kunnen gedurende de looptijd van de overeenkomst worden gewijzigd. Een toelichting staat in het Tarievenblad. Hierin is ook de overgangsregeling opgenomen voor organisaties die tot en met 1 januari 2016 in bezit waren van een keurmerk of certificaat van de Stichting Centraal Bureau Fondsenwerving.
Artikel 3
Betalingen
1. Alle door de Erkende Organisatie in deze overeenkomst en/of het Reglement Erkenning vermelde financiële verplichtingen jegens het CBF dienen binnen een maand na factuurdatum te worden voldaan. Indien de Erkende Organisatie niet of niet tijdig aan deze verplichting voldoet, is de Erkende Organisatie met ingang van de vijftiende dag na de vervaldatum over het verschuldigde bedrag de wettelijke rente verschuldigd aan het CBF, zonder dat hiertoe enige ingebrekestelling van het CBF is vereist. Alle aan de incasso verbonden kosten komen ten laste van de Erkende Organisatie.
2. Indien de Erkende Organisatie niet voldoet aan haar betalingsverplichting is zij van rechtswege in verzuim.
Artikel 4
Opzegging
1. Onverminderd hetgeen hieromtrent in het Erkenningsreglement is bepaald omtrent het recht om deze overeenkomst met onmiddellijke ingang op te zeggen, kan deze overeenkomst door elk der partijen schriftelijk worden opgezegd tegen 30 juni en 31 december van enig jaar, met inachtneming van een opzegtermijn van ten minste zes maanden.
2. Een opzegging door het CBF als bedoeld in het vorige lid dient gemotiveerd en gegrond te zijn. Indien de opzegging door het CBF door de Erkende Organisatie wordt betwist, verkrijgt zij niet eerder rechtskracht dan zes maanden nadat het ingevolge het Erkenningsreglement bevoegde College van Beroep het CBF in het gelijk mocht hebben gesteld.
Aldus in tweevoud opgemaakt en getekend te Amsterdam, Datum:
CBF Naam directeur-bestuurder | Erkende Organisatie Naam directeur/bestuurder |
Handtekening | Handtekening |
Bijlage 4
Doorgeven wijzigingen
Wijzigingen in dienen door Erkende Organisatie te worden doorgegeven aan het CBF:
a) Statuten en huishoudelijk reglement
b) overige reglementen, waaronder in ieder geval:
- directiereglement
- reglement toezichthoudend orgaan
- reglement wetenschappelijke raad
- reglementen van relevante commissies
c) Samenwerkingsovereenkomsten in het kader van fondsenwerving
d) door het bestuur afgegeven volmachten
e) wijziging in het bestuur of directie
Bijlage 5
Reglement Klacht, Bezwaar en beroep
Reglement Klacht, Bezwaar en Beroep
Centraal Bureau Fondsenwerving
Achtergrond
Per 1 januari 2016 werkt het CBF met een nieuw stelsel van toezicht en kwaliteitsverbetering dat tot stand is gekomen met medewerking van stakeholders uit de gehele filantropische sector.
Het stelsel van Keurmerken, Certificaten en Verklaringen van geen bezwaar is vervangen door de Erkenning.
De tot dan toe bestaande Keurmerk- en Certificaatcriteria zijn vervangen door Normen.
Belangrijke redenen om het toezicht te moderniseren, waren het borgen van publieksvertrouwen (waarbij met name ‘transparantie’ als belangrijke factor wordt genoemd) en het verhogen van de effectiviteit van de filantropische sector.
Klachten, bezwaren en beroepsprocedures vormen een belangrijk onderdeel van het toezicht.
Naast de praktische aanpassingen, die een dergelijke verandering met zich meebrengt voor het Klachtenreglement, zal het reglement derhalve ook inhoudelijk aan moeten sluiten op de genoemde ambities. Dit Reglement Klacht, Bezwaar en Beroep is daarvan de uitwerking.
Het doel van het reglement is meerledig:
1. genoegdoening van de klager of bezwaarmaker;
2. het leveren van een bijdrage aan het kwaliteitsbeleid van goede doelen door het systematisch registreren van klachten en op grond daarvan adviseren over het aanbrengen van verbeteringen in de dienstverlening;
3. het leveren van een bijdrage aan het kwaliteitsbeleid van het CBF door het systematisch registreren van klachten en bezwaren en op grond daarvan het aanbrengen van verbeteringen;
4. het ondersteunen van het nieuwe stelsel van toezicht.
Begripsomschrijvingen
Aangeklaagde: de goededoelenorganisatie waartegen een klacht is ingediend. Bezwaar: bezwaar tegen een besluit, uitspraak en/of interventie van het CBF. Bezwaarmaker: de organisatie of natuurlijk persoon, die een bezwaar indient bij de bezwaarcommissie tegen een besluit, uitspraak en/of interventie van het CBF. Bezwaarcommissie: de door het CBF ingestelde commissie, die de in artikel 2.1 lid 2 benoemde bezwaren behandelt.
College van Beroep: het externe onafhankelijke orgaan dat belast is met de behandeling van beroepsprocedures op uitspraken van de klachtencommissie en de bezwaarcommissie. Erkende organisatie: een door het CBF beoordeelde en erkende goededoelenorganisatie. Klacht: schriftelijke uiting van onvrede door of namens een belanghebbende over een gedraging of een nalaten van een erkende of niet erkende organisatie of een handeling van het CBF dat niet valt onder de bezwaarprocedure.
Klachtencommissie: de door het CBF ingestelde commissie, die de in artikel 1.1 lid 2 benoemde klachten behandelt.
Klachtenfunctionaris: de werknemer van het CBF die is belast met een coördinerende rol ten aanzien van de afhandeling van klachten. Dit is iemand die als zodanig aangewezen wordt door de Raad van Bestuur.
Klager: de organisatie of natuurlijk persoon, die een klacht voorlegt aan de klachtencommissie van het CBF.
Niet erkende organisatie: een niet door het CBF erkende goededoelenorganisatie. Normen: de door het Commissie Normstelling opgestelde normen voor goededoelenorganisaties, op basis waarvan het CBF toetst en toezicht houdt op goededoelenorganisaties;
Raad van Bestuur: Raad van Bestuur van het CBF; Reglement: Het Reglement Klacht, Bezwaar en Beroep
Hoofdstuk 1. Klachten
Artikel 1.1. Inhoud van de klacht
1. Uit de formulering dient te blijken tegen wie of waartegen de klacht zich richt.
2. Klachten kunnen gaan over:
- de naleving van de normen van door het CBF erkende en niet erkende goededoelenorganisaties.
- Activiteiten en communicatie uitingen van erkende en niet door het CBF erkende goededoelenorganisaties.
- bedoelingen en handelingen van het CBF, welke geen bezwaar inhouden.
3. Klachten inzake normen dienen te worden ingediend bij de Commissie Normstelling.
Artikel 1.2. Klachtafhandeling
Indien klachten over goededoelenorganisaties worden ingediend, worden deze bij voorkeur afgehandeld door de klager en het betreffende goede doel in gezamenlijk overleg. Het is daarom van groot belang een klacht in een vroegtijdig stadium bij die organisatie te melden. Alvorens een klacht in te dienen bij de klachtencommissie van het CBF, vindt bij voorkeur eerst behandeling van de klacht binnen de organisatie van het goede doel zelf plaats.
Artikel 1.3. Bevoegdheid
De klachtencommissie is bevoegd klachten in behandeling te nemen conform de bepalingen in dit reglement.
Artikel 1.4. Ontvankelijkheid
1. Een klacht is niet ontvankelijk indien de klacht niet voldoet aan de omschrijving zoals opgenomen in artikel 1.1 lid 2 van dit reglement.
2. Een klacht wordt niet in behandeling genomen indien van de klager een gelijke klacht reeds bij de klachtencommissie in behandeling is.
3. Een klacht wordt niet in behandeling genomen als de klachtencommissie deze klacht al eerder heeft behandeld en zich geen nieuwe feiten hebben voorgedaan. Dit staat de mogelijkheid op een Beroepsprocedure niet in de weg.
4. Een klacht wordt niet in behandeling genomen als deze anoniem is. De klager kan wel verzoeken om een anonieme behandeling van zijn klacht. Dit verzoek zal worden gehonoreerd, mits dit de klachtafhandelingsprocedure niet verstoort.
Artikel 1.5. Aanmelding van een klacht
1. De klager kan een klacht indienen tot een jaar na het plaatsvinden van het feit of de gebeurtenis waarover wordt geklaagd. In bijzondere gevallen kan een klacht over een feit of gebeurtenis, die langer dan een jaar geleden heeft plaatsgevonden, in behandeling worden genomen. Dit laatste is ter beoordeling aan de commissie.
2. De klager kan zich bij het indienen van een klacht laten bijstaan. Als de klager dit wenst verleent het secretariaat administratieve ondersteuning bij het indienen van de klacht.
Artikel 1.6. Het indienen van een klacht
Een klacht dient schriftelijk (daaronder begrepen digitaal) bij het CBF te worden ingediend.
Voor het indienen van een klacht kan tevens gebruikt worden gemaakt van het klachtenformulier op de website van het CBF.
Artikel 1.7. Berichtgeving aan de klager en de aangeklaagde
1. Het CBF neemt binnen 1 week na ontvangst van de klacht telefonisch contact op met de klager. In dat gesprek wordt de procedure kenbaar gemaakt en wordt informatie uitgewisseld.
2. De aangeklaagde wordt binnen 1 week op de hoogte gesteld van het feit dat er een klacht is ingediend.
Artikel 1.8. Samenstelling klachtencommissie
1. De klachtencommissie bestaat uit ten minste 3 leden en wordt ad hoc samengesteld: De klachtenfunctionaris, een toetser en de manager Toezicht.
2. Er wordt zorg gedragen, dat een andere medewerker plaats neemt in een commissie dan degene die eerder betrokken is geweest bij een beslissing of een toetsing waarop de klacht of het bezwaar betrekking heeft. Een lid van de commissie dient zich terug te trekken indien zijn onafhankelijkheid niet is gewaarborgd.
Artikel 1.9. Hoor en wederhoor
1. Zowel de klager als de aangeklaagde worden door de commissie in de gelegenheid gesteld een toelichting te geven op de klacht.
2. De commissie moet tijdens de hoorzitting een onafhankelijke en objectieve opstelling innemen.
3. Degenen die bij de klachtenprocedure zijn betrokken hebben een geheimhoudingsplicht. De commissie maakt de eis van vertrouwelijkheid expliciet bekend aan de betrokkenen.
Artikel 1.10. Uitspraak klachtencommissie
1. De klachtencommissie beslist binnen 15 dagen na ontvangst van de klacht.
2. Indien de commissie voorziet dat de termijn van 15 dagen genoemd in lid 1 te kort is, deelt de commissie schriftelijk en gemotiveerd aan de klager en de aangeklaagde mee waarom de klachtenbehandeling meer tijd vergt. Tevens deelt de commissie mee op welke termijn zij een beslissing zal nemen.
3. De commissie doet schriftelijk en gemotiveerd uitspraak met inachtneming van de eisen van redelijkheid en billijkheid.
4. In de uitspraak doet de commissie verslag van de werkzaamheden van de commissie, de wijze van beoordelen en de overwegingen die tot de uitspraak hebben geleid.
5. De uitspraak kan betekenen dat de klacht:
- niet in behandeling wordt genomen (niet ontvankelijk)
- gegrond is;
- ongegrond is;
6. De commissie kan aanbevelingen doen aan het CBF en/of de goededoelenorganisatie gericht op het nemen van maatregelen ten aanzien van de klager.
Hoofdstuk 2. Bezwaar
Artikel 2.1. Inhoud van het bezwaar
1. Uit de formulering dient te blijken tegen wie of waartegen het bezwaar zich richt.
2. Bezwaren kunnen gaan over:
- het besluit tot intrekking van de Erkenning van een goededoelenorganisatie;
- besluiten van de toezichthouder betreffende het al dan niet verstrekken van een Erkenning aan een goededoelenorganisatie.
- individuele uitspraken en besluiten tot interventie van de toezichthouder behorend bij reactief toezicht.
Artikel 2.2. Bevoegdheid
De bezwaarcommissie is bevoegd bezwaren in behandeling te nemen conform de bepalingen in dit reglement.
Artikel 2.3. Ontvankelijkheid
1. Een bezwaar is niet ontvankelijk indien het bezwaar of de bezwaarmaker niet voldoen aan de omschrijving zoals opgenomen in artikel 2.1 lid 2 van dit reglement.
2. Een bezwaar wordt niet in behandeling genomen indien van de bezwaarmaker een gelijke klacht reeds bij de bezwaarcommissie in behandeling is.
3. Een bezwaar wordt niet in behandeling genomen als de bezwaarcommissie dit bezwaar al eerder heeft behandeld en zich geen nieuwe feiten hebben voorgedaan. Dit staat de mogelijkheid op een Beroepsprocedure niet in de weg.
4. Een bezwaar wordt niet in behandeling genomen als deze anoniem is. Anonimiteit staat een behandeling en afwikkeling van het bezwaarschrift in de weg.
Artikel 2.4. Indienen van een bezwaar
1. Een bezwaar kan worden ingediend tot vier weken na de uitspraak of interventie van het CBF.
In bijzondere gevallen kan een bezwaar over een feit of gebeurtenis, die langer dan vier weken geleden heeft plaatsgevonden, in behandeling worden genomen. Dit laatste is ter beoordeling aan de commissie.
2. De bezwaarmaker kan zich bij het indienen van een bezwaar laten bijstaan.
Artikel 2.5. Het indienen van een bezwaar
Een bezwaar dient schriftelijk (daaronder begrepen digitaal) bij het CBF te worden ingediend en bevat ten minste:
- naam en adres van de bezwaarmaker;
- dagtekening;
- omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar wordt ingediend.
Artikel 2.6. Berichtgeving aan de klager en de aangeklaagde
Het CBF neemt binnen 1 week na ontvangst van het bezwaar telefonisch contact op met de bezwaarmaker.
In dat gesprek wordt de procedure kenbaar gemaakt en wordt informatie uitgewisseld.
Artikel 2.7. Samenstelling commissies
1. De bezwaarcommissie wordt ad hoc samengesteld en heeft een wisselende samenstelling, afhankelijk van het soort bezwaar.
a. Indien het bezwaar een uitspraak van de toezichthouder betreft over het al dan niet verstrekken van een Erkenning aan een goededoelenorganisatie, zal de commissie bestaan uit: Toetser groot, manager bedrijfsvoering en onderzoeker reactief toezicht.
b. Indien het een bezwaar betreft tegen een individuele uitspraak en interventie van het CBF behorend bij reactief toezicht betreft ofwel intrekking van de Erkenning, zal de commissie bestaan uit: Toetser groot, manager bedrijfsvoering en directeur/bestuurder.
2. Er wordt voor zorg gedragen, dat een andere medewerker plaats neemt in een commissie dan degene die eerder betrokken is geweest bij een beslissing of een toetsing waarop het bezwaar betrekking heeft. Een lid van de commissie dient zich terug te trekken indien zijn onafhankelijkheid niet is gewaarborgd.
Artikel 2.8. Hoor en wederhoor
1. De bezwaarmaker wordt door de commissie in de gelegenheid gesteld een toelichting te geven op het bezwaar.
2. De commissie moet tijdens de behandeling een onafhankelijke en objectieve opstelling innemen.
3. Degenen die bij de bezwaarprocedure zijn betrokken hebben een geheimhoudingsplicht. De commissie maakt de eis van vertrouwelijkheid expliciet bekend aan de betrokkenen.
Artikel 2.9. Uitspraak bezwaarcommissie
1. De bezwaarcommissie beslist binnen 3 maanden na ontvangst van het bezwaar.
2. Indien de commissie voorziet dat de termijn van 3 maanden genoemd in lid 1 te kort is, deelt de commissie schriftelijk en gemotiveerd aan de bezwaarmaker mee waarom de behandeling meer tijd vergt. Tevens deelt de commissie mee op welke termijn zij een beslissing zal nemen.
3. De commissie doet schriftelijk en gemotiveerd uitspraak met inachtneming van de eisen van redelijkheid en billijkheid.
4. In de uitspraak doet de commissie verslag van de werkzaamheden van de commissie, de wijze van beoordelen en de overwegingen die tot het uitspraak hebben geleid.
5. De uitspraak kan betekenen dat het bezwaar:
- niet in behandeling wordt genomen (niet ontvankelijk)
- gegrond is;
- ongegrond is;
6. De commissie kan aanbevelingen doen aan de Raad van Bestuur.
Hoofdstuk 3. Beroepsprocedure
College van Beroep Artikel 3.1. Taak College
Het College van Beroep heeft tot taak bindend te adviseren inzake geschillen tussen het CBF en de belanghebbende organisatie, die betrekking hebben op:
- het besluit tot intrekking van de Erkenning van een goededoelenorganisatie;
- besluiten van de toezichthouder betreffende het al dan niet verstrekken van een Erkenning aan een goededoelenorganisatie.
- individuele uitspraken en besluiten tot interventie van de toezichthouder behorend bij reactief toezicht.
Artikel 3.2. Samenstelling College van Beroep
1. Het College van Beroep bestaat uit ten hoogste tien personen en is samengesteld uit leden waarvan ten minste een derde deel praktiserend advocaat is dan wel lid is van de rechterlijke macht of enige daarmee vergelijkbare functie bekleedt.
2. De hiervoor genoemde en overige leden, die benoemd worden op basis van hun expertise op een voor het CBF en voor de sector relevant terrein, worden door de raad van toezicht van het CBF benoemd voor een periode van vier jaar en kunnen maximaal tweemaal voor een periode van vier jaar worden herbenoemd. De raad van toezicht ziet toe op een evenwichtige samenstelling van het College van Beroep. De leden kunnen te allen tijde ontslag nemen.
3. Voor de behandeling van een beroepschrift wordt contact gelegd met de voorzitter van het College van Beroep om te komen tot een formering van een College bestaande uit drie personen. Zij benoemen een voorzitter uit hun midden en handelen namens het gehele College van Beroep. In de bijeenkomsten dienen tenminste twee van de drie personen aanwezig te zijn.
4. Op schriftelijk verzoek van de belanghebbenden kan de raad van toezicht van het CBF de samenstelling van het College van Beroep wijzigen voor behandeling van het geschil.
Artikel 3.3. Indiening Beroepschrift
1. Tegen de beslissing op bezwaar kan binnen zes weken na dagtekening van de beslissing gemotiveerd beroep worden ingesteld bij het College van Beroep.
2.Een bij het CBF binnengekomen beroepschrift wordt na registratie terstond onder de aandacht van de directeur-bestuurder gebracht.
3. Indien een ongemotiveerd beroepschrift wordt ontvangen, wordt de indiener van het beroepschrift in de gelegenheid gesteld binnen een termijn van veertien dagen na ontvangst van het beroepschrift, alsnog de gronden van het beroep schriftelijk aan te geven, bij gebreke waarvan het beroepschrift buiten behandeling wordt gelaten.
4. Het College van beroep kan op basis van argumenten op verzoek van appellant de termijnen in lid 1 en lid 3 met twee weken verlengen.
5. Bij indiening van het beroepschrift moet € 450,- aan het CBF worden voldaan ter verrekening met eventueel door de appellant verschuldigde kosten met betrekking tot de behandeling van het beroep. Na uitspraak van het College vindt verrekening plaats.
6. Bij niet-betaling stelt de directeur-bestuurder de appellant schriftelijk in de gelegenheid alsnog binnen acht dagen na indiening van het beroepschrift aan zijn betalingsplicht te voldoen, bij gebreke waarvan het beroep buiten behandeling wordt gelaten.
Artikel 3.4. Behandeling Beroepschrift
1. De directeur-bestuurder verzorgt op verzoek van het College van Beroep de secretariaatswerkzaamheden en alle ondersteunende activiteiten ten behoeve van het College, waaronder het beschikbaar stellen van een onafhankelijke notulist die de verslaggeving verzorgt ter zitting van het College van Beroep.
2. De directeur-bestuurder zendt op zo kort mogelijke termijn een dossier inzake de kwestie met daarbij gevoegd het desbetreffende beroepschrift en daarbij behorende relevante documenten, aan de leden van het College van Beroep en appellant.
3. Het CBF formuleert een eerste reactie op het beroepschrift en brengt dit onder de aandacht van het College van Beroep, zo nodig gevolgd door een definitieve reactie. Deze reactie wordt ter kennis gebracht van appellant.
4. De medewerkers van het CBF alsmede de raad van toezicht zijn - onverminderd hun geheimhoudingsplicht jegens derden - gehouden het College van Beroep desgevraagd de nodige gegevens te verschaffen.
5. Op grond van de overlegde stukken bepaalt het College van Beroep, op voorstel van de voorzitter, of verdere schriftelijke stukken ter aanvulling nodig zijn en of een mondelinge, dan wel schriftelijke behandeling plaatsvindt.
6. Het College van Beroep beslist omtrent het al dan niet horen van partijen, getuigen en/of raadplegen van deskundigen, al dan niet op voordracht van partijen.
7. Het College van Beroep beslist omtrent de wijze waarop getuigengehoor en advisering plaatsvindt.
8. Eventueel schriftelijk resultaat van getuigengehoor en advisering wordt na ontvangst zo spoedig mogelijk door de voorzitter van het College van Beroep in afschrift gezonden aan partijen. Zij worden, indien gewenst, door het College van Beroep gevraagd schriftelijk te reageren binnen een door het College van Beroep gestelde termijn.
9. In een zitting kunnen partijen op voorstel van het College van Beroep worden uitgenodigd hun standpunten mondeling toe te lichten.
10. Het staat partijen vrij zich ter zitting te laten bijstaan, in welk geval het College van Beroep zo spoedig mogelijk na het bekend worden van de zittingsdatum, doch uiterlijk één week te voren, op de hoogte dient te worden gesteld.
11. De verhouding tussen partijen wordt beheerst door het Nederlands recht.
12. De voorzitter van het College van Beroep bepaalt dag, tijdstip en plaats van een zitting, met inachtneming van een redelijke termijn voorafgaande aan de zitting. De directeur-bestuurder stelt de indiener schriftelijk op de hoogte van tijdstip en plaats van de zitting.
Artikel 3.5. Beslissing
1. Het College van Beroep beslist bij meerderheid van stemmen.
2. De uitspraak geschiedt schriftelijk en is met redenen omkleed. Zij wordt gedaan binnen zes weken nadat de onder artikel 2 lid l bedoelde zitting heeft plaatsgevonden. Deze termijn kan telkens met twee weken worden verlengd.
3. De uitspraak geldt als een bindend advies en treedt in de plaats van de bestreden beslissing van de directeur-bestuurder (en Bezwaarcommissie) en kan door het CBF worden gepubliceerd.
De beslissing wordt door de voorzitter ondertekend.
4. De uitspraak bevat in elk geval:
• de namen van de leden van het College van Beroep, van betrokken personen van de indienende organisatie en van betrokken personen van het CBF;
• een kort overzicht van de procedure;
• een weergave van de inhoud van het beroep en de reactie van het CBF;
• de gronden voor de beslissing;
• de vermelding dat het College van Beroep naar de regelen des rechts beslist;
• de beslissing;
• een veroordeling in de kosten van de procedure;
• plaats en datum van de uitspraak.
5. Een exemplaar van de uitspraak wordt aan partijen gestuurd.
6. De uitspraak is openbaar, met inachtneming van artikel 8 (geheimhouding) van het Erkenningsreglement.
7. De leden van het College van Beroep zijn verplicht tot geheimhouding van al hetgeen hun in verband met de uitoefening van hun functie wordt medegedeeld.
8. De leden van het College van Beroep kunnen niet persoonlijk aansprakelijk worden gesteld voor enig handelen of nalaten met betrekking tot een beslissing waarop de hierboven beschreven handelwijze van toepassing is.
9. In alle gevallen die niet voorzien zijn in deze procedure beslist het College van Beroep in overeenstemming met de geest van deze procedure.
Slot
Artikel 13. Wijziging reglement
Wijzigingen in dit reglement worden vastgesteld door de Raad van Bestuur.
Voordat de Raad van Bestuur overgaat tot wijziging, kan de klachtenfunctionaris worden gehoord.
Bijlage 6
Beschrijving van het logo
Het collectief beeldmerk CBF-Erkend is gedeponeerd in het Benelux Merkenregister.
Dit logo is digitaal verkrijgbaar bij het CBF en wordt naar de Erkende Organisatie toegestuurd.
Ten aanzien van de kleur van het logo kan worden gekozen uit de volgende mogelijkheden:
• grote “C”: rood PMS 186; “CBF”, “Erkend” en “goed doel”: blauw PMS 300;
• De waarden voor een full colouropbouw zijn:
Rood: 0% cyaan – 96% magenta – 60% geel – 0% zwart
Blauw: 100% cyaan – 65% magenta – 0% geel – 30% zwart
• in één kleur, die behoort tot de huisstijl van de Erkenninghouder;
• in zwart/grijs/witte of diapositieve uitvoering.
De pay-off “goed doel” is een verplicht onderdeel van het logo.
Ten behoeve van de leesbaarheid adviseren wij 1 centimeter als minimale omvang van het logo, exclusief de pay-off.
De pay-off mag ook in andere talen worden opgenomen. Voor de precieze tekst dient contact met het CBF te worden opgenomen.
Merknamen die het logo voeren dienen duidelijk aan te geven bij het gebruik dat zij onderdeel uitmaken van de Erkenninghouder.
Bijlage 7 Tarieven
Tariefstructuur erkenning
1 Welke uitgangspunten zijn gehanteerd?
Het toezicht op de sector richt zich op individuele organisaties en collectieve belangen. Individuele organisaties willen worden erkend op basis van een heldere professionele toetsing (actief toezicht). De collectieve belangen en taken bestaan uit het sector breed waken en indien nodig ingrijpen (reactief toezicht), het verstrekken van betrouwbare informatie over goededoelenorganisaties en het sector breed reflecteren op trends en ontwikkelingen (reflectief toezicht). Dit laatste gebeurt mede op basis van de tijdens het toezicht opgedane kennis.
Het CBF is gevraagd om het nieuwe toezicht binnen de sector vorm te geven. Het CBF stelt de normen waaraan hij toetst niet zelf op. Die normen worden voortaan door een onafhankelijke, sector brede commissie vastgesteld. De kerntaken van het CBF zijn veranderd. Het toezicht wordt meer gericht op ontwikkelpunten en er zal meer sector breed worden gereflecteerd op relevante trends. Daarnaast wordt de informatierol versterkt en zal er actiever ingezet worden op sector breed waken en ingrijpen. De nieuwe kerntaken zijn in onderstaand schema samengevat.
De sector staat voor zelfregulering en neemt die verantwoordelijkheid. Dit betekent dat de kosten die verband houden met het toezicht binnen de sector in principe verdisconteerd moeten worden in het tarief. Uiteraard is de insteek dat deze kosten niet hoger zijn dan minimaal noodzakelijk voor een gedegen toezicht.
Het CBF heeft een belangrijke maatschappelijke functie in het breed informeren van het publiek. Rijksoverheid en Gemeenten hechten hieraan veel waarde en betalen het CBF voor deze diensten.
Bij het ontwerpen van de nieuwe tariefstructuur zijn door het CBF de volgende uitgangspunten gehanteerd:
Simpel en transparant
De tariefstructuur is eenvoudig en gemakkelijk toepasbaar. Er wordt bij de berekening van de hoogte van het tarief zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij bestaande regelgeving en bekende begrippenkaders. Het is duidelijk hoe het tarief is opgebouwd en wordt berekend.
Uniform toepasbaar
De tariefstructuur is toepasbaar op de huidige doelgroep van de erkenningsregeling zonder
dat specifieke afspraken hoeven te worden gemaakt. Iedereen wordt gelijk behandeld.
Solidariteit
Er bestaat een gemeenschappelijk belang - in het kader van de zelfregulering - dat in
principe alle goededoelenorganisaties onder de erkenning vallen. Een breed gedragen erkenning is goed voor de reputatie van de sector en draagt bij aan het voorkomen van negatieve publiciteit rond individuele goededoelenorganisaties. Om de drempel voor kleinere organisaties zo laag mogelijk te houden, dragen grotere organisaties bij aan het 'sponsoren' van de erkenning voor de kleinere organisaties.
Uitlegbaar
De gekozen grondslag is uitlegbaar en doet recht aan het verschil in draagkracht en
verschil in belang dat organisaties kunnen hebben bij de erkenning en de sector brede werking ervan.
Toekomst en groeibestendig
De tariefstructuur moet een aantal jaren meekunnen zodat organisaties weten waar zij aan
toe zijn en het CBF meerjarig kan plannen. De tariefstructuur is dekkend voor de begroting in 2017 (en de jaren erna), ook als het aantal erkenningen toeneemt.
2
Hoe is het tarief voor de erkenningsbijdrage opgebouwd?
Component 1: gebaseerd op de totale baten van de organisatie
De omvang van de totale baten van de organisatie bepaalt de categorie waar een
organisatie in valt en de normen waar de organisatie op wordt getoetst. In de Erkenningsregeling wordt onderscheid gemaakt in vier categorieën: A t/m D. De kleinere organisaties vallen in categorie A en de grootste organisaties vallen in categorie D. De zwaarte van de normen en de toetsing loopt op per categorie.
De hoogte van component 1 wordt bepaald op basis van de som van de baten zoals geformuleerd in de RJ 650. Door aan te sluiten bij de RJ 650 is helder en objectief geformuleerd wat de uitgangspunten zijn voor de bepaling van de omvang van de organisatie. Financiële resultaten, zoals beleggingsresultaten, zijn conform de ‘nieuwe’ RJ 650 (ingang boekjaar 2017) onderdeel van het Saldo Financiële baten en lasten en zijn daarom geen onderdeel van de som van de totale baten. De relevante informatie kan eenvoudig worden ontleend aan de jaarrekening van het Erkende Xxxxx Xxxx.
De indeling is als volgt:
Toetsingscategorie | Schaalindeling totale baten (in euro’s) | Component 1 (in euro’s) |
A | 0 < 100.000 | 250 |
B | 100.000 < 500.000 | 500 |
C | 500.000 < 2.000.000 | 2.000 |
D | 2.000.000 of hoger | 2.500 |
Het relatief grote verschil in bijdrage tussen categorie B en C markeert de overgang van ‘solidariteit krijgen’ naar ‘solidariteit geven’. Bovendien is de normenset waaraan een organisatie wordt getoetst substantieel zwaarder, vandaar dat het tarief voor categorie C aanzienlijk hoger is dan van categorie B.
Component 2: gebaseerd op wervingsbaten
Component 2 is alleen van toepassing op organisaties die vallen in de categorieën C en D en die relatief veel baten verkrijgen van particulieren, bedrijven, loterijen en overige organisaties zonder winststreven. De gedachte hierachter is dat voor een organisatie die veel baten uit de markt haalt de betekenis van een goed functionerende sector relatief groot is.
Component 2 wordt bepaald door de hoogte van de opbrengsten uit fondsenwerving en betreft, aansluitend op de nieuwe RJ 650, de som van de volgende baten:
• Baten van particulieren
• Baten van bedrijven
• Baten van overige organisaties zonder winststreven (waaronder vermogensfondsen)
• Baten van loterijorganisaties.
Totale baten fondsenwerving van particulieren, bedrijfsleven, overige organisaties zonder winststreven en loterijorganisaties (in euro’s) | Component 2 (in euro’s) |
0 < 450.000 | 0 |
450.000 < 1.125.000 | 1.000 |
1.125.000 < 2.250.000 | 2.000 |
2.250.000 < 4.500.000 | 3.100 |
4.500.000 < 11.350.000 | 4.200 |
11.350.000 < 22.700.000 | 6.800 |
22.700.000 of hoger | 9.500 |
Ook de gegevens voor deze component kunnen direct aan de jaarrekening van een Erkend Goed Doel worden ontleend. De indeling van de baten sluit aan bij de nieuwe RJ 650 Fondsenwervende organisaties en de nieuwe RJk C2 Kleine fondsenwervende organisaties.
3 Wanneer gaat het nieuwe tarief in?
De nieuwe tarieven zullen per 2017 worden ingevoerd. Als grondslag voor de vaststelling van de Erkenningsbijdrage zal in 2017 worden uitgegaan van de jaarrekening 2015.
Aangezien de jaarrekening 2015 is opgesteld op basis van RJ 650 oud, zal de hoogte van component 2 worden vastgesteld op basis van de baten uit eigen fondsenwerving vermeerderd met de baten van kansspelorganisaties.
4 Hoe vindt de facturering plaats?
Bij de facturering maken we onderscheid tussen enerzijds A- en B- en anderzijds C- en D- organisaties. In tegenstelling tot voorheen wordt voor alle organisaties jaarlijks in 1 keer de Erkenningsbijdrage in rekening gebracht.
Categorieën A en B
De inning van de A- en B-organisaties zal jaarlijks plaatsvinden door middel van
automatische incasso van de Erkenningsbijdrage (alleen component 1). Voorafgaand ontvangt de erkende organisatie een brief voor de uitvraag van informatie en een aankondiging van het moment van incasseren. Nieuwe A- en B-organisaties betalen voorafgaand aan de initiële toetsing de Erkenningsbijdrage.
Categorieën C en D
Voor C- en D-organisaties zal jaarlijks aan het begin van ieder jaar de Erkenningsbijdrage
(componenten 1 en 2, voor zover van toepassing) in 1 keer worden gefactureerd. Een nieuwe C- of D-organisatie betaalt bij aanvraag van de erkenning eenmalig een vergoeding voor de initiële toetsing. Voor een C bedraagt deze bijdrage € 3.000 en voor een D bedraagt deze bijdrage € 3.500. Op het moment dat de Erkenning wordt verstrekt, betaalt de organisatie de Erkenningsbijdrage naar rato voor het lopende jaar.
5 Waarom is er gekozen voor een vaste jaarlijkse bijdrage?
Een vaste bijdrage leidt voor de erkende organisaties tot een betere voorspelbaarheid van de omvang van de Erkenningsbijdrage en is voor het CBF eenvoudiger en daarmee goedkoper om uit te voeren.
Uiteraard kan het zo zijn dat een organisatie door wijzigingen in de omvang van de baten in een andere categorie komt te vallen en daarmee een ander tarief gaat betalen. Om veelvuldig wisselen van toetsingscategorie te voorkomen door incidentele oorzaken, is een lichtere of zwaardere toetsingscategorie pas van toepassing als in twee opeenvolgende jaren aan het betreffende omvangcriterium is voldaan.
Aangezien de normen per categorie verschillen, verschilt het tarief per categorie. Alle organisaties ondergaan elk jaar een lichte toetsing en gemiddeld één keer in de drie jaar worden C- en D-organisaties uitgebreid getoetst. De jaarlijkse bijdrage is niet afhankelijk van het feit of er dat jaar een hertoetsing plaatsvindt.
De Erkenningsbijdrage zal jaarlijks met ingang van 2018 worden geïndexeerd op basis van het indexcijfer cao-lonen, contractuele loonkosten en arbeidsduur.
6 Hoe zit het met de administratieve lasten?
De insteek van het CBF is om de administratieve lasten te laten dalen. Dit doen we op twee manieren. Ten eerste door het vereenvoudigen van zowel het aanvragen van een erkenning als het aanleveren van gegevens voor een hertoetsing. Wij digitaliseren het aanvraagproces. Het aantal documenten dat aangeleverd moet worden voor een toets is aanzienlijk verminderd. Daarnaast is een overzichtelijke ‘routekaart’ opgesteld waarin duidelijk wordt wanneer wat staat te gebeuren.
Ten tweede werken we er hard aan om met relevante partijen daar waar mogelijk afspraken te maken om te ontdubbelen. Zo is de nieuwe RJ 650 voor de jaarverslaglegging volledig afgestemd op de nieuwe erkenningsregeling. Daarnaast vinden gesprekken plaats
met het Rijk over afstemming bij subsidieaanvragen. Met de goededoelenloterijen wordt onderzocht waar ontdubbelingsmogelijkheden zitten in de driejaarlijkse toetsing.