Bijlage II
Bijlage II
Aanvullend Prospectus behorende bij het Prospectus OVMK Paraplufonds
Subfonds: OVMK Special Bond Fund
Beheerder: Ophorst Van Marwijk Kooy Vermogensbeheer N.V. (OVMK) Bewaarder: CACEIS Bank, Netherlands Branch
Datum: 31 mei 2023
Inhoudsopgave
1. ALGEMENE INFORMATIE 2
2. UITGIFTE EN INKOOP VAN PARTICIPATIES 2
3. BELEGGINGSBELEID 3
4. RISICOFACTOREN 5
5. KOSTENPARAGRAAF 8
1. Algemene informatie
Algemeen
De participaties in het Subfonds OVMK Special Bond Fund (hierna ook “Subfonds”) worden uitgegeven door de Beheerder van OVMK Paraplufonds. Het Subfonds is op 19 november 2014 opgericht als zelfstandig beleggingsfonds. Het Subfonds maakt sinds 25 februari 2016 onderdeel uit van het OVMK Paraplufonds.
Deelname in het Subfonds is in principe voorbehouden aan vermogensbeheercliënten van OVMK. Het vermogen van het Subfonds wordt voor rekening en risico van de Participanten belegd in obligaties van ondernemingen wereldwijd die zijn genoteerd aan gereglementeerde beurzen dan wel OTC worden verhandeld overeenkomstig het beleggingsbeleid zoals vastgelegd in dit Aanvullend Prospectus.
De Voorwaarden van Xxxxxx en Bewaring zijn vastgelegd in de Overeenkomst van Beheer en Bewaring. Deze vormen een onderdeel van het Prospectus van het OVMK Paraplufonds en zijn als Bijlage IV van het Prospectus van het Paraplufonds opgenomen. In de Voorwaarden van Beheer en Bewaring is onder meer bepaald dat de Participanten in dit Subfonds, naar rato van het aantal door hen gehouden participaties, ten volle economisch gerechtigd zijn tot beleggingen van dit Subfonds. Elke Participatie in het Subfonds geeft recht op een evenredig aandeel in het vermogen van Subfonds voor zover dit aan de Participanten toekomt.
Indien de teksten van het Prospectus van het Paraplufonds, de Overeenkomst van Xxxxxx en Bewaring en het Aanvullend Prospectus niet geheel met elkaar in overeenstemming zijn, prevaleert de tekst van het Aanvullend Prospectus.
Doelstelling
Het Subfonds streeft naar vermogensgroei op de middellange termijn (3 tot 5 jaar) door te beleggen (direct dan wel indirect) in Obligaties en andere vastrentende waarden waarbij de focus in eerste instantie is gericht op Obligaties met een hogere minimale coupure.
Het doel is een optimaal absoluut rendement te behalen door het toepassen van een onderscheidende beleggingsstijl, “Value Investing”.
Voor de ontwikkeling van het vermogen van het Subfonds en de (gerealiseerde en ongerealiseerde) waardeveranderingen van het Subfonds verwijzen wij naar de meest recente jaarrekening en meest recente halfjaarbericht (zie Website).
2. Uitgifte en inkoop van Participaties
Uitgifte van Participaties
De voorwaarden voor de uitgifte van Participaties zoals opgenomen in het Prospectus van het Paraplufonds zijn van toepassing. Het Subfonds zal op iedere Transactiedag Participaties uitgeven tegen de Netto Vermogenswaarde per Participatie per de daaraan voorafgaande Waarderingsdag.
Inkoop van Participaties
Tenzij de inkoop is opgeschort zal het Subfonds op iedere Transactiedag Participaties inkopen tegen de Netto Vermogenswaarde per Participatie per de daaraan voorafgaande Waarderingsdag (de “inkoopwaarde”).
3. Beleggingsbeleid
Beleggingsuniversum
In beginsel komen voor belegging in aanmerking obligaties van ondernemingen wereldwijd die zijn genoteerd aan gereglementeerde beurzen dan wel OTC worden verhandeld en voldoen aan de volgende karakteristieken:
ondergewaardeerd op de beurs;
sterke balans;
aantrekkelijke cashflow;
regelmatige couponuitkeringen.
Value Investing methodiek
De Beheerder selecteert die ondernemingen uit het beleggingsuniversum waarvan de beurswaarde laag lijkt in verhouding tot de werkelijke waarde. Vervolgens beoordeelt de Beheerder met behulp van fundamentele analysetechnieken of de onderwaardering voldoende is. Als dat het geval blijkt kan er in beginsel in Obligaties van die onderneming belegd worden, mits ook aan de volgende criteria wordt voldaan:
hoge couponrente of rendement dat kan worden behaald doordat het desbetreffende effect onder pari kan worden aangeschaft;
cashflow die de rentebetaling ruimschoots dekt;
ondernemingen waarbij toekomstperspectief in zekere mate kan worden ingeschat;
lening waarbij de verwachte ‘recovery rate’ hoger is dan de marktwaarde.
Spreiding
Er kan sprake zijn van een (zeer) beperkt aantal Obligaties die in het Subfonds worden aangehouden, waarmee de spreiding beperkt kan zijn.
Beleggen in andere beleggingsinstellingen
Het Subfonds kan beleggen in beursgenoteerde beleggingsinstellingen. Daarbij geldt dat voor niet meer dan 20% van de Netto Vermogenswaarde zal worden deelgenomen in een bepaalde beleggingsinstelling.
Gereglementeerde markten
Er zal in principe belegd worden in Obligaties die zijn genoteerd aan gereglementeerde beurzen. Als gevolg van de-listing kan een Obligatie bijvoorbeeld niet-beursgenoteerd raken.
Vreemd vermogen
Het Subfonds mag tot maximaal 15% van haar Netto Vermogenswaarde aan vreemd vermogen aantrekken:
om aan haar verplichtingen voortvloeiend uit inkoop van Participaties te kunnen voldoen;
ter overbrugging van tijdelijke liquiditeitstekorten ingeval van het kopen van effecten die betaald moeten worden met de verkoopopbrengst van andere effecten.
Dit houdt in dat op enig moment maximaal 115% van het totale vermogen van het Subfonds belegd kan zijn.
Vreemd vermogen zal in beginsel bij de Broker worden aangetrokken, onder de voorwaarde dat de Broker zich uitsluitend zal verhalen op het fondsvermogen van het Subfonds en niet op de Participanten. Tot zekerheid voor de terugbetaling van dergelijke financieringen zijn de door het Subfonds gehouden effecten verpand aan de Broker (zie ook hoofdstuk 9 “Risicofactoren” van het Prospectus OVMK Paraplufonds).
Tijdelijke overschrijding van de 15% grens ten gevolge van een daling van de waarde van de beleggingen, is toegestaan. In dat geval zal de Beheerder er zorg voor dragen dat deze overschrijding binnen een (gezien de omstandigheden) redelijke termijn ongedaan wordt gemaakt. Voor de Participanten bestaat geen verplichting om eventuele uit het aangaan van financieringen voortvloeiende tekorten van het Subfonds aan te zuiveren.
Derivaten ter afdekking van valutarisico’s
Het Subfonds kan ter afdekking van valutarisico’s gebruik maken van beursgenoteerde derivaten of niet-beursgenoteerde derivaten die zijn uitgegeven door een tegenpartij die is onderworpen aan prudentieel toezicht vergelijkbaar met het prudentieel toezicht door
De Nederlandsche Bank N.V.
Andere soorten effecten waarin belegd kan worden
Er kan ook belegd worden in andere vastrentende waardes zoals convertibele Obligaties en daarmee vergelijkbare effecten. Indien er uitkeringen op door het Subfonds gehouden Obligaties plaatsvinden dan hoeft het Subfonds die effecten niet af te stoten.
Kortlopende beleggingen
Afhankelijk van marktomstandigheden kan besloten worden een deel van het vermogen van het Subfonds kortlopend rentedragend uit te zetten bij een bank. Het is toegestaan om te beleggen in beursgenoteerde geldmarktgerichte beleggingsfondsen.
Duurzaamheidsbeleid
Het Subfonds houdt in haar beleggingsbeleid niet expliciet rekening met zogeheten duurzaamheidscriteria. De Beheerder is van mening dat gezien de grootte van de organisatie, de aard van de beleggingsfilosofie (“Value Investing”) en omdat er vaak onvoldoende duurzaamheidscriteria beschikbaar zijn er geen beleggingen kunnen worden uitgesloten.
Uiteraard past de Beheerder haar eigen normen en waarden toe en maakt op basis daarvan haar eigen ethische afwegingen. Daarnaast is de Beheerde zich bewust dat schade door gebeurtenissen op duurzaamheidsgebied gevolgen voor de waarde van de beleggingen kan hebben. Deze mogelijke schades worden uiteraard binnen het gevoerde beleggings- en risicobeleid meegenomen.
Beleggingsrestricties
Het Subfonds zal zich houden aan de volgende beperkingen bij het uitvoeren van haar beleggingsbeleid:
een positie in een bepaalde Obligatie zal bij aanvang van de positie in principe niet meer uitmaken dan 20% van de Netto Vermogenswaarde;
er mag voor niet meer dan 15% van de Netto Vermogenswaarde aan vreemd vermogen worden aangetrokken;
er zullen geen short transacties worden aangegaan (anders dan in het kader van valutatransacties);
er zullen geen effecten worden uitgeleend.
Mocht het Subfonds door inkoop van Participaties of ten gevolge van verandering van de waarde van haar beleggingen één of meer restricties overschrijden, dan zal de Beheerder trachten zo spoedig mogelijk, in beginsel binnen acht kalenderweken, weer aan alle restricties te voldoen.
4. Risicofactoren
Hierna zijn de risico’s opgenomen die van toepassing zijn op het Subfonds.
Indien onderstaande risico’s daadwerkelijk optreden kan dit negatieve gevolgen hebben voor de waarde van het Subfonds.
Koersrisico
Aan het beleggen in Participaties zijn financiële risico's verbonden. Xxxxxxxxx dienen zich te realiseren dat de beurskoers van de effecten waarin het Subfonds posities inneemt kan fluctueren. Over een lange periode gemeten hebben obligatiemarkten gemiddeld gunstige rendementen gegenereerd (met tussentijdse uitschieters naar boven en naar beneden). Dit biedt echter geen indicatie dan wel garantie voor de toekomst.
Door koersschommelingen van de Obligaties kan ook de Netto Vermogenswaarde van het Subfonds aan fluctuaties onderhevig zijn, wat kan betekenen dat Participanten niet hun volledige inleg terug zullen ontvangen bij beëindiging van hun deelname in het Subfonds.
Durationrisico
Duration is de maatstaf voor de rentegevoeligheid van obligaties. De duration wordt uitgedrukt in jaren en geeft de gemiddelde looptijd weer van een Obligatie in de portefeuille van het Subfonds. Hoe hoger de duration van een Obligatie hoe meer de waarde van de Obligatie zal schommelen bij een wijziging van de rente. De waarde van Obligaties zal normaliter dalen als gevolg van stijgende rentes. Dit heeft een negatief effect op de Netto Vermogenswaarde van het Subfonds.
Regiorisico
Indien er geen sprake is van een evenwichtige spreiding over alle regio’s kunnen ontwikkelingen in de regio waar die ondernemingen gevestigd zijn een grotere invloed hebben op de waarde van de portefeuille van het Subfonds dan wanneer wereldwijd belegd zou worden.
Risico's van algemene economische en politieke aard
Beleggingen van het Subfonds zijn onderhevig aan risico's van algemene economische aard zoals afname van economische activiteit, stijging van de rente, inflatie en stijging van grondstofprijzen. Ook kan de waarde van beleggingen van het Subfonds kan beïnvloed worden door politieke ontwikkelingen en terroristische activiteiten.
Liquiditeitsrisico beleggingen
De Obligaties waarin voornamelijk belegd wordt kennen in het algemeen een beperktere verhandelbaarheid, waardoor het risico bestaat dat aan- of verkopen door het Subfonds de koers van dat Obligatie beïnvloeden. Omdat de aangekochte Obligaties in principe allen beursgenoteerd zijn (als gevolg van de-listing kan een Obligatie bijvoorbeeld niet- beursgenoteerd raken) kunnen deze te allen tijde liquide worden gemaakt door verkoop op de betreffende gereglementeerde beurs.
Beleggingsmanagementrisico
De performance van het Subfonds is in belangrijke mate afhankelijk van de prestaties van de personen die het Subfonds beheren. Overlijden, arbeidsongeschiktheid, vertrek, insolventie of terugtrekking van één van deze personen kan de performance van het Subfonds nadelig beïnvloeden.
Inflatierisico
Dit is het risico dat de koopkracht van het in het Subfonds belegde bedrag kan afnemen in geval van geldontwaarding.
Valutarisico's
Het Subfonds dekt vreemde valutaposities in beginsel voor het grootste deel af door het doen van valutatermijntransacties. Deze transacties worden slechts een paar keer per jaar afgesloten, waardoor de kans bestaat dat er een deel van het valutarisico niet is afgedekt of dat er sprake is van overdekking. Bij sterke koersschommelingen kan dit een negatief effect hebben op de waarde van het Subfonds.
Gebruik van derivaten
Het Subfonds zal gebruik kunnen maken van beursgenoteerde derivaten en niet beursgenoteerde derivaten, ter beperking van (valuta)risico’s. De niet-beursgenoteerde derivaten hebben mogelijk een beperkte verhandelbaarheid wat een negatieve invloed kan hebben op de verkoopwaarde van deze derivaten.
Hefboomeffect
Het Subfonds kan tot maximaal 15% van de Netto Vermogenswaarde krediet opnemen. Daardoor kan er een zogenaamd “hefboomeffect” ontstaan dat veroorzaakt dat er grotere verliezen of winsten ontstaan dan wanneer er geen krediet zou zijn opgenomen. Daarnaast ontstaan er rentelasten. Dit risico is echter beperkt omdat er geen krediet zal worden opgenomen als onderdeel van het beleggingsbeleid, maar slechts ter voorziening in een tijdelijke liquiditeitsbehoefte.
Risico van (fiscale) wetswijzigingen
Dit is het risico dat de fiscale behandeling van het Subfonds in negatieve zin wijzigt of dat andere wetgeving tot stand komt die een negatieve invloed heeft op het Subfonds en haar Participanten.
Risico van beperkte inkoopmogelijkheid
Het Subfonds is in beginsel slechts één keer per maand, op een Transactiedag, gehouden om Participaties in te kopen, waarbij geldt dat de Beheerder onder bepaalde omstandigheden gerechtigd is inkoop op te schorten of inkoopverzoeken slechts gedeeltelijk te honoreren.
Tegenpartijrisico
Het risico bestaat dat een uitgevende instelling of tegenpartij in gebreke blijft bij de nakoming van haar (rente en aflossings-) verplichtingen.
Afwikkelingsrisico
Dit is het risico dat afwikkeling via een betalingssysteem niet plaatsvindt zoals verwacht, omdat de betaling of levering van de financiële instrumenten door een tegenpartij niet, niet tijdig of niet zoals verwacht plaatsvindt.
Risico verlies van in bewaring gegeven activa
In geval van insolvabiliteit, nalatigheid of frauduleuze handelingen van de Bewaarder bestaat het risico van verlies van in bewaring gegeven activa.
Kredietrisico
Het kredietrisico of debiteurenrisico is het risico dat de ene partij van een financieel instrument niet aan haar verplichtingen zal voldoen, waardoor de andere partij een financieel verlies te verwerken krijgt. Het kredietrisico is in het algemeen groter bij transacties die buiten de beurs of in vreemde valuta worden afgesloten. Teneinde deze risico’s zoveel als mogelijk te beperken wordt de nodige zorgvuldigheid betracht bij het aangaan van contractuele relaties en wordt in beginsel in beursgenoteerde financiële instrumenten belegd.
Paraplustructuur
Een Paraplufonds heeft een ongedeeld vermogen. Dit betekent dat een eventueel negatief vermogenssaldo van een Subfonds gevolgen kan hebben voor de andere Subfondsen. Met name geldt dit bij het doen van uitkeringen, alsmede in geval van opheffingen of vereffening van een Subfonds, waarbij een eventueel negatief vermogenssaldo wordt overgedragen aan de andere Subfondsen. Gezien de aard van de beleggingen van dit Subfonds waarbij alleen wordt belegd in effecten waarbij een bijstortverplichting is uitgesloten en gezien het feit dat de financiering van de beleggingen van elk Subfonds uitsluitend met eigen vermogen geschiedt, is een dergelijke gebeurtenis in de praktijk nagenoeg uitgesloten.
5. Kostenparagraaf
Deelneming in het Subfonds geschiedt door middel van een schriftelijke opdracht en inschrijving in het participantenregister van het Subfonds na kennisneming van het Prospectus, het Aanvullend Prospectus de Voorwaarden van Beheer en Bewaring én het Essentieel- Informatiedocument (EID).
Overige kosten Subfonds
Bij een fondsomvang van € 100 miljoen is de verwachting dat de doorlopende kosten bij benadering, op jaarbasis, zullen zijn:
% NVW | Euro (incl. BTW) | |
Variabel (% van Netto Vermogenswaarde) | ||
Vergoeding Beheerder | 1,2 | 1.200.000 |
Bewaarloon | 0,02 | 25.000 |
Overige variabele kosten1 | 0,06 | 60.000 |
Vast (niet afhankelijk van omvang Netto Vermogenswaarde) | ||
Vergoeding Bewaarder | 0,03 | 25.000 |
Vergoeding Administrateur | 0,04 | 40.000 |
Toezichtkosten (AFM/DNB, compliance) | 0,03 | 25.000 |
Accountantskosten | 0,03 | 25.000 |
Totaal | 1,4 | 1.400.000 |
1. Betreft o.a. conversie-, distributie-, advies-, bank-, collateral- en settlementskosten, en rente
Lopende Kosten Factor (LKF)
De LKF van het Subfonds omvat alle kosten die in een boekjaar ten laste van het Subfonds worden gebracht, exclusief de kosten van beleggingstransacties (waaronder instap, -uitstap- en conversiekosten) en eventuele interestkosten.
De LKF wordt berekend op basis van de directe kosten van het Subfonds als een percentage van het gemiddeld fondsvermogen gedurende het verslagjaar.
Omloopfactor
De omloopfactor geeft een indicatie van de omloopsnelheid van de portefeuille aan.
Zowel de Lopende Kosten factor als de omloopfactor worden vermeld in de jaarrekening van het OVMK Paraplufonds. De kosten kunnen afwijken van het bovenstaande overzicht door (bijvoorbeeld) extra verplichtingen in het kader van nieuwe wet- en regelgeving, aanpassing van de (bank-)tarieven en incidentele kosten.