ONDERWIJSREGELING
ONDERWIJSREGELING
en EXAMENREGLEMENT
2012 – 2013
INHOUDSTAFEL
DEEL 1: | BEGRIPSBEPALINGEN | 2 |
DEEL 2: | ONDERWIJSREGELING | 8 |
Afdeling 1 – Toetredingsovereenkomsten 8
1.1. Diplomacontract, creditcontract en examencontract 8
1.1.1. Keuzemogelijkheden 8
1.1.2. Diplomacontract 8
1.1.3. Creditcontract 8
1.1.4. Examencontract 9
1.1.5. Combineerbaarheid van contracten 9
1.1.5.1. Combinatiemogelijkheden 9
1.1.5.2. Combinatie leidt niet tot bijkomende examenkansen 10
1.2. Modeltraject en geïndividualiseerd traject 10
1.2.1. Modeltrajecten 10
1.2.2. Geïndividualiseerd traject 10
1.2.3. Beroepsmogelijkheden 10
1.3. Wijziging van studiecontract 11
1.3.1. Xxxxxxxxxxx op verzoek van de student 11
1.3.1.1. Wijzigingen van het contracttype 11
1.3.1.2. Wijzigingen van de contractinhoud 11
1.3.1.3. Wijzigingen van opleiding 11
1.3.1.4. Gevolgen voor het leerkrediet 12
1.3.1.5. Beroepsmogelijkheden 12
1.3.2. Wijzigingen van het programma-aanbod door de KHLim 12
Afdeling 2 – Inschrijvingsregels en studiegelden 13
2.1. Inschrijvingsregels 13
2.1.1. Inschrijven is een overeenkomst tot stand brengen 13
2.1.2. Duur van de overeenkomst 13
2.1.3. Ogenblik van inschrijven 13
2.1.4. Specifiek vereiste toelating voor inschrijving 13
2.1.5. Bijzondere voorwaarden voor creditcontracten en examencontracten met het oog op het verwerven van individuele creditbewijzen 14
2.2. Studiegeld 15
2.2.1. | Algemeen | 15 | |
2.2.2. | Studiegeld | voor diplomacontracten, examencontracten en creditcontracten | 15 |
2.2.2.1. | Het studiegeld bij diploma- en creditcontracten | 15 | |
2.2.2.2. | Het studiegeld bij examencontracten | 16 | |
2.2.2.3. | Het studiegeld bij een combinatie van inschrijving onder een examencontract | ||
en een diploma- en/of creditcontract | 16 |
2.2.2.4. Studiegelden voor studenten uit het secundair onderwijs die een credit-
contract afsluiten 16
2.2.3. Studiegelden voor bachelor-na-bacheloropleidingen met verhoogde studiegelden 17
2.2.4. Studiegelden voor postgraduaatopleidingen en andere trajecten van permanente
vorming 17
2.2.5. Aanrekening van extra-studiekosten 17
2.2.6. Betalingsvoorwaarden 17
2.2.7. Wanbetaling, uitschrijven en veranderen van studierichting 17
Afdeling 3 – Toelatingsvoorwaarden 18
3.1. Bepalingen die gelden voor alle opleidingen en opleidingsonderdelen 18
3.1.1. Algemeen 18
3.1.2. Xxxxxxxxxxxxxxx 00
3.2. Toelatingsvoorwaarden voor een bacheloropleiding 19
3.2.1. Algemene diplomavoorwaarden voor een eerste inschrijving in een bacheloropleiding 19
3.2.2. Specifieke toelatingsvoorwaarden 19
3.3. Toelatingsvoorwaarden tot een initiële masteropleiding 20
3.3.1. Algemene toelatingsvoorwaarden 20
3.3.2. Bijkomende toelatingsvoorwaarden op grond van een schakel- of voorbereidings-
programma 20
3.4. Specifieke voorwaarden voor de toelating tot andere opleidingen 21
3.4.1. Bachelor- en masteropleidingen met verminderde studieomvang 21
3.4.2. Specifieke lerarenopleiding 21
3.4.3. Postgraduaatopleidingen en andere trajecten van permanente vorming 21
3.4.4. Schakel- en voorbereidingsprogramma’s 21
Afdeling 4 – Opbouw van de opleidingen 22
4.1. | Opleidingen en programma’s: organisatie, aanbod en structuur | 22 |
4.1.1. Organisatie van de studies en van het academiejaar | 22 | |
4.1.2. Aanbod van de KHLim | 22 | |
4.1.2.1. Algemeen | 22 | |
4.1.2.2. Overzicht van de opleidingen | 23 | |
4.1.2.3. Informatiesessies | 23 | |
4.1.3. Opleiding en opleidingsfase | 23 | |
4.1.4. Bachelor- en masteropleidingen | 24 | |
4.1.5. Opleidingsprogramma’s met vermindering van studieomvang | 24 | |
4.1.6. Schakelprogramma’s | 24 | |
4.1.7. Voorbereidingsprogramma’s | 24 | |
4.1.8. Specifieke lerarenopleidingen | 25 | |
4.1.9. Postgraduaatopleidingen en andere opleidingen van permanente vorming | 25 | |
4.1.10. Beroepsmogelijkheid | 25 |
4.2. Vermeldingen met betrekking tot een opleiding in de studiegids 25
4.2.1. Vermeldingen per opleiding 25
4.2.2. Vermeldingen per opleidingsonderdeel 25
4.3. Opleidingsmodel; semesterexamensysteem; studietijd en studiepunten 26
4.3.1. Opleidingsmodel 26
4.3.2. Structuur van het academiejaar 26
4.3.3. Studietijd en studiepunten 26
4.3.3.1. Studiepunten 26
4.3.3.2. Verdeling van de studiepunten over de opleiding 26
4.3.3.3. Studietijd 27
4.4. Gedragscode met betrekking tot de taalregeling 27
4.4.1. Algemene bepaling van onderwijs- en bestuurstaal 27
4.4.2. Opleidingsonderdelen die in elk geval in een andere taal worden georganiseerd 27
4.4.3. Andere opleidingsonderdelen die in een andere taal worden georganiseerd 27
4.4.4. Opleidingen volledig in een andere taal 28
4.4.5. Kwaliteitsbewaking 28
Afdeling 5 – Elementen voor de vaststelling van het jaarprogramma van de individuele student 29
5.1. | Samenstelling van het jaarprogramma voor de individuele student | 29 | |
5.1.1. Algemene informatie | 29 | ||
5.1.2. Voltijdse bachelor- en masteropleidingen en anders opgebouwde trajecten | 29 | ||
5.1.3. Het jaarprogramma van studenten met vrijstellingen | 29 | ||
5.2. | Vrijstellingen, overname van examencijfers, creditbewijzen en bewijzen van bekwaamheid | 30 | |
5.2.1. Vrijstelling of overdracht van examencijfers | 30 | ||
5.2.2. Creditbewijs | 30 | ||
5.2.2.1. | Definitie en vastlegging | 30 | |
5.2.2.2. | Verwerven van een creditbewijs | 31 | |
5.2.2.3. | Voorwaarden voor studenten uit uitdovende opleidingen | 31 | |
5.2.2.4. | Omvang van een creditbewijs | 31 | |
5.2.3. | Procedure | voor het verkrijgen van een vrijstelling op basis van een creditbewijs of | |
bewijs van | bekwaamheid | 31 | |
5.2.3.1. | Algemene bepalingen | 31 | |
5.2.3.2. | Vrijstelling op basis van creditbewijs of studiebewijs | 31 | |
5.2.3.3. | Vrijstelling op grond van eerder verworven competenties die geen weerslag vonden in een creditbewijs of studiebewijs | 31 | |
5.2.3.4. | Beoordeling van equivalentie | 33 | |
5.2.3.5. | Omvang en mededeling van een vrijstelling | 33 | |
5.2.3.6. | Bewaren van beslissingen | 34 | |
5.2.3.7. | Beroepsmogelijkheid | 34 |
5.2.4. Geldigheidsduur van creditbewijzen, andere studiebewijzen en bewijzen van
bekwaamheid 34
5.2.4.1. Duur 34
5.2.4.2. Eventueel actualiseringsprogramma 34
5.2.5. Behalen van een diploma na het verkrijgen van vrijstellingen 34
5.3. Inschrijven voor opleidingsonderdelen en afleggen van examens 35
5.3.1. Algemeen principe 35
5.3.2. Opnamebeperkingen 35
5.3.2.1. Voor studenten die zich voor het eerst inschrijven in een bacheloropleiding 35
5.3.2.2. Voor studenten in een voltijds modeltraject die al in een vroeger academiejaar
waren ingeschreven 35
5.3.2.3. Voor studenten die al opleidingsonderdelen uit aansluitende opleidingen
kunnen opnemen 36
5.3.2.4. Afwijkingen 36
5.4. Volgen van opleidingsonderdelen en afleggen van examens in een andere opleiding of aan
andere instellingen 36
5.5. Maatregelen van studievoortgang 36
5.5.1. Aantal inschrijvingskansen 36
5.5.2. Studieadvies ten aanzien van alle studenten 36
5.5.3. Niet-bindend studieadvies, studievoortgangsbewaking en weigering van inschrijving 37
5.5.3.1. Niet-bindend studieadvies na een eerste inschrijving in een bacheloropleiding 37
5.5.3.2. Studievoortgangsbewaking 37
5.5.3.3. Studievoortgang en weigering van inschrijving 37
5.5.3.4. Beroepsmogelijkheid 38
Afdeling 6 – Rechten, plichten en rechtsbescherming 39
6.1. Rechten en plichten van de student 39
6.1.1. Gelijke behandeling 39
6.1.2. Studenten met een functiebeperking 39
6.1.3. Bijzonder statuut 39
6.1.3.1. Topsport en studie 39
6.1.3.2. Andere 40
6.1.4. Openbaarheid van bestuur 40
6.1.5. Onpartijdigheid 40
6.1.6. Recht op verdediging 41
6.1.7. Motiveringsplicht 41
6.2. Specifieke rechten en plichten 41
6.3. Inspraakregeling van de studenten 41
6.4. Rechtsbescherming en behandeling van klachten 41
6.4.1. Ombudsdiensten 41
6.4.1.1. In verband met de onderwijsverzorging 41
6.4.1.2. In verband met examens 41
6.4.2. Procedure ter behandeling van formele klachten 42
6.4.2.1. In verband met de onderwijsverzorging 42
6.4.2.2. In verband met beslissingen over een individuele student 42
6.5. Tuchtreglement 42
6.5.1. Algemeen 42
6.5.2. Bevoegdheid 42
6.5.3. Tuchtcommissie 42
6.5.4. Sancties 42
6.6. Gedragscode 43
6.6.1. Aanwezigheid van studenten bij onderwijsactiviteiten 43
6.6.2. Gedragscode voor het gebruik van KHLim-infrastructuur 43
6.6.3. Gedragscode bij het gebruik van audio- en beeldopnames 44
DEEL 3: EXAMENREGLEMENT 45
Afdeling 1 – Algemene bepalingen 45
Afdeling 2 – Organisatie van de examens 46
Afdeling 3 – Deelname aan de examens 48
Afdeling 4 – Afwijkende examenregelingen 49
Afdeling 5 – Examens over opleidingsonderdelen uit vervolgopleidingen 50
Afdeling 6 – Examens afgelegd in een andere opleiding of instelling 50
Afdeling 7 – Examenombudspersoon 51
Afdeling 8 – Verloop van de examens 52
Afdeling 9 – De examencommissies en hun bevoegdheid 54
Afdeling 10 – Beraadslaging 56
Afdeling 11 – Mededeling en bespreking van de examenresultaten 59
Afdeling 12 – Hernemen van (examens over) opleidingsonderdelen en verzaken aan tolerantie- mogelijkheden 61
Afdeling 13 – Geschillenregeling 63
Afdeling 14 – Wijzigingen 65
DEEL 4: OVERZICHT XXX XX XXXXXXXXXXX 00
Onderwijsaanbod MDa 66
Onderwijsaanbod IWT 67
Onderwijsaanbod GEZ 68
Onderwijsaanbod HB 69
Onderwijsaanbod LER 69
Onderwijsaanbod SAW 69
Overige opleidingen 70
DEEL 5: STUDIEGELDEN VOOR HET ACADEMIEJAAR 2012–2013 71
1. Studiegeld bij diploma- en creditcontracten 71
2. Studiegeld bij examencontracten 71
3. Studiegeld bij combinatie van examencontract en diploma- en/of creditcontract 72
4. Buitenlandse studenten niet behorend tot de Europese Hoger Onderwijsruimte 72
5. Andere inschrijvingen 72
VOORAF
Dit reglement is ondergeschikt aan de decretale bepalingen in verband met het hoger onderwijs en hun uitvoeringsbepalingen. Deze teksten zijn terug te vinden op: xxxx://xxx.xxx.xxxxxxxxxx.xx/xxxxxx/
Voor de studenten van een opleiding die gemeenschappelijk georganiseerd wordt in het kader van een samenwerkingsverband met een andere hogeschool of universiteit, heeft de reglementering die tussen de samenwerkende onderwijsinstellingen werd afgesproken, voorrang op de bepalingen van dit examen- reglement.
Alle verwijzingen in deze regeling en in dit reglement naar personen en functies slaan zowel op vrouwelijke als mannelijke personen.
Alle verwijzingen naar het departementshoofd hebben ook betrekking op zijn gemandateerde.
DEEL 1: BEGRIPSBEPALINGEN
Actualiseringsprogramma: een programma dat kan worden opgelegd aan studenten die over een creditbewijs, een ander studiebewijs of een bewijs van bekwaamheid beschikken dat meer dan vijf kalenderjaren tevoren is verworven en dat de student wenst te valoriseren in de context van een nog niet afgeronde of een andere opleiding.
Afstudeerrichting: een differentiatie in een opleidingsprogramma die ten minste 30 studiepunten verschilt van een andere differentiatie in de opleiding.
Assessmentcommissie: een of meerdere centrale commissies opgericht binnen de KHLim met het oog op het: evalueren of een student die niet beschikt over een diploma van het secundair onderwijs toch kan
worden toegelaten tot een bacheloropleiding; of
evalueren van een verzoek tot erkenning van eerder verworven competenties conform de richtlijnen verstrekt door de validerende instantie van de associatie K.U.Leuven.
Associatie K.U.Leuven: samenwerkingsverband tussen de K.U.Leuven en hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap. De samenstelling van het samenwerkingsverband en de beschrijving van de organen en de werkingsterreinen zijn te vinden op xxxxxxxxxx.xxxxxxxx.xx.
Attest van permanente vorming: aanwezigheidsattest dat bewijst dat iemand zonder examen deelnam aan een activiteit van permanente vorming.
Bekwaamheidsonderzoek: het onderzoek van de competenties van een persoon, met het oog op het afleveren van een bewijs van bekwaamheid.
Beraadslaging: de samenkomst van een examencommissie die de resultaten van de examens over de opleidingsonderdelen vastlegt. De examencommissie stelt vast of de student geslaagd is voor het geheel van een opleiding, legt hiervoor het eindresultaat vast en desgevallend de graad van verdienste.
Een beraadslaging kan ook ad hoc worden gehouden wanneer er zich betwistingen voordoen ten aanzien van een examenresultaat.
Bewijs van bekwaamheid: het bewijs dat een student op grond van een eerder opgedane ervaring of een eerder gevolgde opleiding waarin geen evaluatie plaatsvond de competenties heeft verworven eigen aan het niveau van bachelor in het hoger professioneel onderwijs of het academisch onderwijs, of het masterniveau, of een welomschreven opleiding, opleidingsonderdeel of cluster van opleidingsonderdelen. Dit bewijs wordt afgeleverd door een validerende instantie en bestaat uit een papieren document of een registratie in een gegevensbank.
Competentie: geïntegreerde kennis, vaardigheden en attitudes waardoor iemand in staat is om effectieve, kwaliteitsvolle prestaties te leveren gericht op een bepaald beroep of een bepaalde functie/rol.
Contracttype: keuze die een student maakt om het opleidingsaanbod geheel of gedeeltelijk te doorlopen via ofwel:
een diplomacontact; een creditcontract;
een examencontract (met het oog op het behalen van een diploma of een credit).
Deze contracttypes zijn ook van toepassing bij postgraduaten.
Creditbewijs: de erkenning van het feit dat een student aan de KHLim of een andere instelling van hoger onderwijs op grond van een examen de competenties, verbonden aan een opleidingsonderdeel, heeft verworven. Deze erkenning wordt vastgelegd in een papieren document of een registratie in een gegevensbank. De verworven studiepunten, verbonden aan het betrokken opleidingsonderdeel, worden weergegeven als "credits".
Creditcontract: een toetredingscontract, aangegaan tussen de KHLim en de student die zich inschrijft met het oog op het behalen van een creditbewijs voor één of meer opleidingsonderdelen.
Diploma: het document dat op het einde van een bachelor- of masteropleiding aan een voor het geheel van de opleiding geslaagde student wordt afgeleverd en waarin de belangrijkste identificatiegegevens van de student en de opleiding worden opgenomen.
Diplomacontract: een toetredingscontract, aangegaan tussen de KHLim en de student die zich inschrijft met het oog op het behalen van een diploma of een getuigschrift van een opleiding.
Diplomasupplement: het overeenkomstig Europese standaarden opgestelde document waarin de niet in het diploma vermelde bijzondere karakteristieken van de opleiding en van de studieresultaten worden vermeld; dit document bevat in het bijzonder de creditbewijzen voor de geslaagde student.
Europese Economische Ruimte (EER): samenwerkingsverband tussen Europese landen, bestaande uit de Europese Unie (samenstelling zie : xxxxxx.xx.xxx/xxx/xxxxx_xx.xxx), Liechtenstein, Noorwegen en IJsland.
Europese Hoger Onderwijsruimte (EHOR): samenwerkingsverband tussen Europese landen om te komen tot een transparant systeem van hoger onderwijs in Europa; de lijst van participerende landen is te vinden op xxx.xxx.xxxxxxxxxx.xx/xxxxxxxxxxxxxx/xxxxxxx/xxxx/.
EVC: een "eerder verworven competentie", zijnde het geheel van kennis, inzicht, vaardigheden en attitudes verworven door middel van leerprocessen die niet met een studiebewijs werden bekrachtigd.
EVK: een "eerder verworven kwalificatie", zijnde elk binnenlands of buitenlands studiebewijs dat aangeeft dat een formeel leertraject, al dan niet binnen het reguliere onderwijs, met goed gevolg werd doorlopen, met uitzondering van creditbewijzen die binnen eenzelfde opleiding worden gevaloriseerd. Een creditbewijs van een andere Vlaamse instelling van hoger onderwijs of van een andere opleiding binnen de eigen instelling is een EVK.
Examen: een beoordelingssituatie waarin wordt nagegaan of de student op grond van zijn studie (deel)competenties, verbonden aan een opleidingsonderdeel, heeft verworven. Een examen kan plaatsvinden op één bepaald moment, maar kan ook verlopen onder de vorm van een in de tijd gespreide reeks activiteiten zoals bij een stage of vormen van permanente evaluatie.
Een opleidingsonderdeel kan geëxamineerd worden aan de hand van deelexamens.
Examencontract: een toetredingscontract, aangegaan tussen de KHLim en de student die zich inschrijft voor het deelnemen aan een examen met het oog op het behalen van:
een diploma of getuigschrift van een opleiding; of
een creditbewijs voor één of meer opleidingsonderdelen.
Examenperiode: een periode voorbehouden voor de organisatie van en de beraadslaging over examens.
Formatieve toetsen: toetsen die studenten tussentijdse informatie geven over de bereikte en niet-bereikte leerdoelen, over de effectiviteit en de efficiëntie van hun leerproces. Het doel is het leerproces van de studenten te optimaliseren. De resultaten van formatieve toetsen worden niet verrekend in de eindresultaten.
Geïndividualiseerd studietraject: een programma dat afwijkt van een modeltraject en dat kan worden toegestaan aan een student op zijn gemotiveerd verzoek.
Generatiestudent: een student die zich in een bepaald academiejaar voor het eerst inschrijft met een diplomacontract. Het statuut voor een generatiestudent geldt voor dat volledige academiejaar.
Getuigschrift van permanente vorming: document dat bewijst dat iemand geslaagd is voor een examen over een activiteit van permanente vorming.
Graad: aanduiding van bachelor of master verleend op het einde van een opleiding.
Graad van verdienste: bijzondere vermelding die wordt gegeven op het einde van een bachelor- of masteropleiding.
Individueel jaarprogramma (IJP): het geheel van opleidingsonderdelen dat een individuele student opneemt in één academiejaar.
Individueel overzichtsrapport (IOR): het (elektronisch) document dat op elk moment van de studie een overzicht geeft van de stand van zaken met betrekking tot de studievoortgang van de individuele student.
Individueel studieprogramma (ISP): de som van de jaarprogramma’s die een individuele student opneemt met het oog op het verwerven van een diploma of getuigschrift of met het oog op het verwerven van één of meer creditbewijzen.
Leerkrediet: door de Vlaamse gemeenschap aan een student toegekend krediet, uitgedrukt in studiepunten, om één of meerdere opleidingen of opleidingsonderdelen te voltooien. Informatie is terug te vinden op: xxx.xxxxxxxxxxxxxxxx.xxxxxxxxxx.xx.
Masterproef: werkstuk waarmee een masteropleiding wordt voltooid.
Materiële vergissing: elke samenstelling van een individueel studie- of jaarprogramma waarbij niet aan de wettelijke of reglementaire voorwaarden is voldaan en waardoor bijgevolg de examenbeoordeling niet correct is verlopen, evenals elke materiële daad waardoor een verkeerd examencijfer als resultaat voor de student is doorgegeven.
Modeltraject: een traject dat bestaat uit een voor een opleiding opgesteld opleidingsprogramma, waarbij met opname van plicht- en keuzemogelijkheden wordt verduidelijkt hoe een student binnen een vooropgestelde duur het aan de opleiding verbonden diploma of getuigschrift kan behalen.
Een modeltraject kan doorlopen worden onder de vorm van een standaardtraject of een flexibel traject. Een modeltraject omvat elke trajectvariant waarvoor een student geen toelating moet vragen.
Standaardtraject: een traject waarbij de student een modeltraject volgt, ofwel door alle opleidingsonderdelen van een opleidingsfase op te nemen in het academiejaar, ofwel door binnen een academiejaar een vooraf door de opleiding bepaald vast pakket opleidingsonderdelen op te nemen.
Flexibel traject: een modeltraject dat de student volgt door in één academiejaar opleidingsonderdelen van meerdere opleidingsfasen te combineren.
Opleiding of programma: de structurerende eenheid van het onderwijsaanbod. Zij wordt bij succesvolle voltooiing bekroond met een diploma of getuigschrift.
Opleidingsfase: coherent gedeelte van een opleiding, met het oog op de structurering van het studietraject en de bewaking van studievoortgang.
Opleidingsonderdeel: een afgebakend geheel van onderwijs-, leer- en examenactiviteiten dat gericht is op het verwerven van welomschreven competenties inzake geïntegreerde kennis, vaardigheden en attitudes. Een opleidingsonderdeel omvat ten minste drie gehele studiepunten en leidt tot één afzonderlijk beoordelingscijfer.
Overdracht: het overdragen van een eerder behaald cijfer voor een deel van een opleidingsonderdeel naar een volgende examenzittijd van hetzelfde academiejaar of een nieuwe inschrijving. Dit kan enkel in het geval men geslaagd is voor dit deel (ten minste 10/20 of geslaagd) en het deel van het opleidingsonderdeel beschreven is in de studiegids als een nauwkeurig afbakenbaar
onderdeel dat in gehele studiepunten kan uitgedrukt worden.
Permanente vorming: onderwijsprogramma's van (meestal) beperkte omvang ter specialisatie of ter actualisatie van de wetenschappelijke kennis of ter verbreding of verdieping van competenties.
Postgraduaat getuigschrift: document dat bewijst dat iemand geslaagd is voor een postgraduaatopleiding.
Postgraduaatopleiding: opleiding van permanente vorming, waarbij een consistent geheel van ten minste 20 studiepunten wordt aangeboden.
Raad van Europa: samenwerkingsverband tussen landen van Europa en specifieke andere partners met het oog op bescherming van bepaalde rechten van hun onderdanen.
Schakelprogramma: een programma dat wordt opgelegd aan een student die zich wenst in te schrijven voor een masteropleiding op grond van een in het professioneel hoger onderwijs uitgereikt bachelordiploma. Het programma beoogt algemene wetenschappelijke competenties en wetenschappelijk-disciplinaire basiskennis bij te brengen.
Schriftelijke melding: ondubbelzinnige mededeling van een verzoek(schrift), intentie of beslissing op een andere dan mondelinge wijze (per brief, per e-mail, per fax,…).
Studie-efficiëntie: de verhouding tussen het aantal verworven en het aantal feitelijk opgenomen studiepunten in een academiejaar binnen eenzelfde opleiding.
Studiegeld: het bedrag te betalen door de student voor de deelname aan onderwijsleeractiviteiten en/of examens.
Studiegids: Een beschrijving van de belangrijkste elementen van de opleidingsonderdelen van een opleiding (de ECTS - European Credit Transfer System - fiche: competenties, doelstellingen, leerlijn en onderwijsmethoden, studie- en verwerktijd, evaluatiemodaliteiten en studiemateriaal). Verder bevat de studiegids de specifieke opleidingsinformatie waarin de nodige aanvullingen op het onderwijs- en examenreglement van de KHLim worden geformuleerd.
Studieomvang: het aantal studiepunten toegekend aan een opleidingsonderdeel of aan een opleiding.
Studiepunt: een binnen de Vlaamse Gemeenschap aanvaarde internationale eenheid die overeenstemt met ten minste 25 en ten hoogste 30 uren voorgeschreven onderwijs-, leer- en examenactiviteiten en waarmee de studieomvang van elke opleiding of elk opleidingsonderdeel wordt uitgedrukt. Er worden enkel gehele studiepunten toegekend:
feitelijk opgenomen studiepunten zijn de studiepunten waarvoor men inschrijft en nog effectief examen moet afleggen;
verworven studiepunten zijn de studiepunten waarvoor men een creditbewijs verworven heeft.
In de opleiding verpleegkunde en vroedkunde stemt 1 studiepunt overeen met ten minste 26 en ten hoogste 30 uren .
Studietijd: totale tijdsinvestering die van een student verwacht wordt met betrekking tot een afzonderlijk opleidingsonderdeel of met betrekking tot een studieprogramma als geheel.
Studietrajectbegeleiders: personen die instaan voor alle begeleiding waarop een student een beroep kan doen tijdens instroom, doorstroom en uitstroom.
Studievoortgangsbeslissing: één van de volgende beslissingen:
een examenbeslissing, zijnde elke beslissing die, al dan niet op grond van een beraadslaging, een eindoordeel inhoudt over het voldoen voor een opleidingsonderdeel, meerdere opleidingsonderdelen van een opleiding, of een opleiding als geheel;
een examentuchtbeslissing, zijnde een sanctie opgelegd naar aanleiding van onregelmatigheden in het kader van een examen;
de toekenning van een bewijs van bekwaamheid, dat aangeeft dat een student op grond van eerder verworven kwalificaties of eerder verworven competenties bepaalde competenties heeft verworven;
de toekenning van een vrijstelling, zijnde de opheffing van de verplichting om over een opleidingsonderdeel, of een deel ervan, examen af te leggen;
een beslissing waarbij het volgen van een schakel- en/of voorbereidingsprogramma wordt opgelegd en waarbij de studieomvang van dergelijk programma wordt vastgesteld;
het opleggen van een maatregel van studievoortgangsbewaking.
Titularis van een opleidingsonderdeel: het personeelslid dat door de KHLim officieel is aangesteld als de opdrachthouder voor een opleidingsonderdeel.
Toetredingsovereenkomst: de overeenkomst tussen KHLim en de student waarin de rechten en plichten van beide partijen worden vastgelegd. De overeenkomst wordt gesloten door de inschrijving van de student in één van de volgende types: diplomacontract, creditcontract of examencontract; het onderwijs- en examenreglement van de KHLim maakt integraal deel uit van de toetredingsovereenkomst.
Tolerantie: Tekorten van 8/20 of 9/20 die op het einde van de opleiding door de examencommissie worden toegestaan omdat ze beantwoorden aan het tolerantiekrediet en aan de tolerantievoorwaarden.
Tolerantiekrediet: de omvang van de toegestane getolereerde onvoldoendes (uitgedrukt in studiepunten) voor een opleiding. Het tolerantiekrediet voor een opleiding bedraagt 10% van het feitelijk aantal opgenomen studiepunten van de opleiding als geheel.
Validerende instantie: een door de associatie gemachtigde commissie met het oog op het uitreiken van een bewijs van bekwaamheid.
Vervolgopleiding: Alle opleidingen die volgen op een initiële bacheloropleiding: master, schakelprogramma, voorbereidingsprogramma, bachelor na bachelor en postgraduaat.
Volgtijdelijkheid: de volgorde waarin men zich mag inschrijven voor opleidingsonderdelen in functie van het gevolgd hebben van, c.q. geslaagd zijn voor één of meerdere andere opleidingsonderdelen. Er worden drie mogelijke vormen van volgtijdelijkheid onderscheiden:
strenge volgtijdelijkheid: de student moet in een vorig academiejaar het creditbewijs of ten minste een tolereerbaar onvoldoende hebben behaald om een hierop aansluitend opleidingsonderdeel te mogen volgen;
soepele volgtijdelijkheid: de student moet het opleidingsonderdeel vroeger hebben gevolgd, zonder noodzakelijkerwijs het creditbewijs te hebben behaald;
gelijktijdigheid: de student moet het opleidingsonderdeel vroeger gevolgd hebben of gelijktijdig opnemen met een ander.
Voorafnames: opleidingsonderdelen die een student volgt uit (een deel van) een volgende opleidingsfase van dezelfde of een erbij aansluitende opleiding.
Voorbereidingsprogramma: een programma dat kan worden opgelegd aan een student die in het bezit is van een academisch bachelor- of masterdiploma dat niet op rechtstreekse wijze toelating verleent tot de masteropleiding waarvoor hij zich wenst in te schrijven.
Vrijstelling: de opheffing van de verplichting om over een opleidingsonderdeel of een deel ervan een examen af te leggen, op grond van een creditbewijs, een ander studiebewijs of een bewijs van bekwaamheid. Voor dit opleidingsonderdeel of deel ervan wordt geen examencijfer in rekening gebracht bij het beoordelen over het slagen voor een opleiding en evenmin voor het toekennen van een graad van verdienste.
DEEL 2: ONDERWIJSREGELING
Afdeling 1 – Toetredingsovereenkomsten
1.1. Diplomacontract, creditcontract en examencontract
1.1.1. Keuzemogelijkheden
Bij de inschrijving schrijft een student in voor één of meer van de onderstaande types contracten: een diplomacontract met het oog op het behalen van een diploma of getuigschrift;
een creditcontract met het oog op het behalen van een creditbewijs voor één of meer opleidings- onderdelen;
een examencontract met het oog op het behalen van een diploma of een creditbewijs voor één of meer opleidingsonderdelen.
Door de inschrijving wordt de keuze voor een type overeenkomst definitief. Zij kan enkel gewijzigd worden op bepaalde tijdstippen en onder de daarin vermelde voorwaarden. De verdere invulling van de toetredingsovereenkomst vindt plaats zoals bepaald in deze onderwijsregeling.
1.1.2. Diplomacontract
Bij een diplomacontract schrijft een student zich in op grond van de volgende elementen van het onderwijs- en examenreglement:
het diploma of het getuigschrift dat de student wil behalen en de doelstellingen van het opleidingsprogramma;
de studieomvang van de opleiding;
de opleidingsonderdelen die in het opleidingstraject moeten of kunnen worden opgenomen en de studieomvang en volgtijdelijkheid, c.q. voortgangsvereisten van deze opleidingsonderdelen;
de tijdsperiode waarop de inschrijving betrekking heeft;
de voorwaarden voor het behalen van een creditbewijs per opleidingsonderdeel;
in voorkomend geval de studieomvangvermindering voor het geheel van de opleiding of opleidingsonderdelen of delen ervan ten gevolge van vrijstellingen;
het aantal examens per opleidingsonderdeel zoals bepaald in het examenreglement en in de studiegids;
de examen- en beraadslagingsregels zoals bepaald in het examenreglement; de mogelijke maatregelen van studievoortgangbewaking;
de bindende voorwaarden inzake studievoortgangbewaking.
Een student schrijft zich ook in voor een diplomacontract als hij op grond van bewijzen van bekwaamheid meent vrijstellingen te kunnen krijgen voor alle opleidingsonderdelen van een opleiding. De student richt een aanvraag tot het verkrijgen van vrijstellingen aan het departementshoofd en verwerft bij een positieve beslissing het overeenstemmende diploma of getuigschrift. In het geval van een negatieve beslissing wordt bepaald wat de student nog moet volgen om het diploma of getuigschrift te kunnen behalen.
1.1.3. Creditcontract
Bij een creditcontract schrijft een student zich in op grond van de volgende elementen van het onderwijs- en examenreglement:
het opleidingsonderdeel of de opleidingsonderdelen waarvoor de student een creditbewijs wil behalen;
de studieomvang van het opleidingsonderdeel of de opleidingsonderdelen;
de toelatingsvereisten voor de inschrijving voor het opleidingsonderdeel of de opleidingsonderdelen; de tijdsperiode waarop de inschrijving betrekking heeft;
de voorwaarden voor het behalen van een creditbewijs per opleidingsonderdeel;
in voorkomend geval de studieomvangvermindering van delen van opleidingsonderdelen ten gevolge van vrijstellingen;
het aantal examens per opleidingsonderdeel zoals bepaald in het examenreglementen en in de studie- gids;
de examenregels zoals bepaald in het examenreglement; de mogelijke maatregelen van studievoortgangbewaking;
de bindende voorwaarden inzake studievoortgangbewaking.
De opleidingen vermelden in hun studiegids hoe een inschrijving onder de vorm van een creditcontract afhankelijk kan zijn van volgtijdelijkheidsvoorwaarden of voortgangsvereisten.
1.1.4. Examencontract
Als een student zich met een examencontract inschrijft met het oog op het behalen van een diploma of
getuigschrift zijn de regels vermeld bij ‘diplomacontract’ van toepassing. De regels vermeld bij ‘creditcontract’ zijn van toepassing, als een student zich inschrijft met een examencontract met het oog op het behalen van een creditbewijs voor één of meer opleidingsonderdelen.
De student heeft in deze formule enkel recht op het afleggen van examens en kan geen beroep doen op de ondersteuning vanwege de hogeschool. Ook op andere ondersteunende diensten kan geen beroep gedaan worden. Evenmin kan de student gebruik maken van Toledo, tenzij hij hiervoor een gebruiksrecht betaalt van 50 euro (eenmalige som per academiejaar).
De opleidingen bepalen in hun studiegids welke opleidingsonderdelen omwille van hun specifiek karakter niet in aanmerking komen voor een examencontract.
Studenten met een examen- of creditcontract komen in aanmerking voor kinderbijslag indien ze voldoen aan volgende voorwaarden:
voor ten minste 27 studiepunten ingeschreven zijn; geen vervangingsinkomen ontvangen;
niet ouder zijn dan 25 jaar;
tijdens het academiejaar niet meer dan 240 uur per kwartaal werken.
Zij komen echter niet in aanmerking voor een studietoelage van de Vlaamse Gemeenschap.
1.1.5. Combineerbaarheid van contracten
1.1.5.1. Combinatiemogelijkheden
Een student kan tegelijkertijd of opeenvolgend inschrijven onder de vorm van:
meerdere diplomacontracten; meerdere examencontracten; meerdere creditcontracten; een diplomacontract met een examencontract of een creditcontract;
een examencontract met een creditcontract.
Een student kan in eenzelfde academiejaar een opleidingsonderdeel slechts in één type contract opnemen.
Bij overstap van een contractvorm naar de andere gelden de regels van de contractvorm waarnaar men overstapt.
1.1.5.2. Combinatie leidt niet tot bijkomende examenkansen
Een examen dat een student in de context van een diplomacontract of een examencontract met het oog op het behalen van een diploma met betrekking tot een opleidingsonderdeel heeft afgelegd, telt als een gebruikte kans ook wanneer hij van contract verandert. Hij kan door contractverandering binnen het academiejaar of over academiejaren heen hierdoor niet meer examenkansen verwerven.
Een student die het maximaal aantal kansen voor een opleidingsonderdeel in de context van een diplomacontract of examencontract met het oog op het behalen van een diploma heeft gehad, kan geen bijkomende kansen meer krijgen voor dat opleidingsonderdeel via een formule van een creditcontract.
1.2. Modeltraject en geïndividualiseerd traject
1.2.1. Modeltrajecten
Alle bachelor- en masteropleidingen, met uitzondering van sommige bachelor-na-bacheloropleidingen, worden voltijds georganiseerd.
Een anders opgebouwd traject wordt per academiejaar volgens andere marges dan de voltijdse marges opgebouwd. Bij het vastleggen van deze marges wordt rekening gehouden met de studeerbaarheid van de opleiding voor een bepaalde doelgroep en het bevorderen van de studievoortgang. Aan de KHLim worden alle bachelor- en masteropleidingen ten minste in één andere dan voltijdse variant georganiseerd. De departementen bepalen welke spreiding in een anders opgebouwde variant mogelijk is: de studiegids verstrekt daarover precieze informatie.
Sommige bachelor-na-bacheloropleidingen worden uitsluitend deeltijds georganiseerd.
Een student kan een modeltraject volgen via standaardtrajecten of onder de vorm van een flexibel traject. De student die een opleiding volgt onder de vorm van een standaardtraject krijgt de garantie dat hij voor alle opleidingsonderdelen van de opleiding een volgbare uurroosterregeling en gebalanceerde examenregeling
krijgt. Als dit uitzonderlijk voor schakel- en voorbereidingsprogramma’s niet haalbaar is, wordt dit uitdrukkelijk vermeld in de studiegids.
1.2.2. Geïndividualiseerd traject
Een geïndividualiseerd traject kan op grond van een toelating door het departementshoofd worden toegekend aan:
studenten die zich kunnen beroepen op uitzonderlijke individuele omstandigheden. Dit geldt onder meer voor studenten met een ernstige handicap, om ernstige medische redenen, voor erkende topsporters of kunstenaars;
studenten die op basis van EVC en EVK een groot volume aan vrijstellingen hebben verworven.
De studenten die een geïndividualiseerd programma willen volgen, richten een gemotiveerde en schriftelijke aanvraag tot het departementshoofd. Het departementshoofd onderzoekt de gronden voor een geïndividualiseerd traject en deelt de beslissing schriftelijk mee aan de student.
1.2.3. Beroepsmogelijkheden
De student kan schriftelijk en gemotiveerd binnen de vijf kalenderdagen na de schriftelijke mededeling van de beslissing beroep instellen bij de directeur onderwijsbeleid tegen het niet toekennen van een geïndividualiseerd traject. Ten laatste 15 kalenderdagen na ontvangst van het beroep deelt de directeur onderwijsbeleid de eindbeslissing schriftelijk en gemotiveerd aan de student mee.
1.3 Wijziging van studiecontract
1.3.1. Wijzigingen op verzoek van de student
1.3.1.1. Wijzigingen van het contracttype
Na afloop van het eerste semester en vóór 15 maart, kan een student vragen om het type van zijn studiecontract (diploma-, credit- en examencontract) te wijzigen. Hij richt daartoe een gemotiveerde aanvraag tot het departementshoofd. Wijziging is maar mogelijk na instemming door het departementshoofd. Bij verandering van studiecontract wordt de inschrijving met de daarbij horende vermeldingen aangepast. Reeds betaalde studiegelden worden verrekend bij de omzetting.
1.3.1.2. Wijzigingen van de contractinhoud
Onverminderd de bepalingen over de samenstelling van het jaarprogramma kan een student slechts een wijziging van de inhoud van het contract vragen tot en met:
1 december met betrekking tot het eerste semester; 15 maart met betrekking tot het tweede semester.
Hij richt daartoe een gemotiveerde aanvraag tot het departementshoofd. De wijziging kan betrekking hebben op:
de overgang tussen een geïndividualiseerd traject en een modeltraject; de overgang tussen een voltijds en een anders opgebouwd modeltraject;
een wijziging in de samenstelling van het pakket opleidingsonderdelen binnen een modeltraject, een geïndividualiseerd traject of een creditcontract.
Een wijziging is mogelijk na instemming van het departementshoofd.
Er wordt hierover beslist uiterlijk 1 december met betrekking tot het eerste semester, uiterlijk 15 maart met betrekking tot het tweede semester.
Na die data kan een wijziging slechts uitzonderlijk en op gemotiveerd verzoek worden toegestaan.
Deze regels zijn niet van toepassing op de opleidingsonderdelen die de student verplicht werd bij een nieuwe inschrijving te hernemen.
1.3.1.3. Wijziging van opleiding
Studenten die tijdens het academiejaar van opleiding wensen te veranderen, kunnen dit vóór 15 maart.
Als de student tijdens het eerste semester en uiterlijk op 1 december wenst te heroriënteren en nog geen examens heeft afgelegd, wordt de student voor de opleiding uitgeschreven en heringeschreven voor de nieuwe opleiding door de Studentenadministratie.
Indien er in de opleiding waarvoor eerst was ingeschreven reeds examenresultaten voor de eerste examenperiode voorliggen, blijft de inschrijving van de student voltijds: hij wordt uitgeschreven uit de oude opleiding en in de nieuwe ingeschreven. De opleidingsonderdelen uit het eerste semester, met uitzondering van de opleidingsonderdelen die nog niet werden opgestart, blijven staan in het individueel jaarprogramma en worden aangerekend. Voor de opleidingsonderdelen van de oude opleiding die over het hele jaar gespreid zijn en deze die enkel betrekking hebben op het tweede semester wordt de student uitgeschreven. De berekening van het studiegeld zal verlopen op basis van het effectief aantal opgenomen studiepunten in de loop van dat academiejaar.
De student kan in het individueel jaarprogramma van de nieuwe opleiding nog de opleidingsonderdelen van het tweede semester opnemen en erover examen afleggen in de tweede of derde examenperiode, rekening houdend met de regels van de volgtijdelijkheid.
Het individueel jaarprogramma kan uitzonderlijk, in elk geval slechts met toelating van het departementshoofd nog bijkomend aangevuld worden:
met opleidingsonderdelen uit het eerste semester;
met het oog op de examens van de tweede examenperiode met de opleidingsonderdelen uit de nieuwe opleiding die over het gehele jaar gespreid zijn, voor zover er nog geen deelcijfers in het eerste semester zijn toegekend;
met het oog op de examens van de derde examenperiode met de opleidingsonderdelen van de nieuwe opleiding die de student op eigen risico wenst af te leggen hoewel hij ze noch geheel noch deels heeft gevolgd.
Studenten die na het eerste semester overkomen uit een andere instelling en zich heroriënteren, worden ingeschreven voor een anders opgebouwd traject, tenzij zij overeenkomstig het vorige lid toestemming krijgen om hun individueel jaarprogramma uit te breiden.
1.3.1.4. Gevolgen voor het leerkrediet
Als referentiedata voor de recuperatie van het leerkrediet geldt dat bij een generatiestudent die in de loop van hetzelfde academiejaar verandert van opleiding:
het aantal opgenomen studiepunten opnieuw toegevoegd wordt aan het individuele leerkrediet als de student verandert voor 1 december;
de helft van het aantal opgenomen studiepunten opnieuw toegevoegd wordt aan het individuele leerkrediet als de student verandert tussen 1 december en 15 maart;
het aantal opgenomen studiepunten afgetrokken wordt als de student verandert na 15 maart.
De KHLim zal als referentiedata voor de recuperatie van het leerkrediet voor de niet-generatiestudenten volgende data nemen:
voor de opleidingsonderdelen van het eerste semester 1 december; voor de opleidingsonderdelen van het tweede semester 15 maart;
voor opleidingsonderdelen van opleidingen die gemodulariseerd worden georganiseerd en waarvan de examens in november plaatsvinden 30 oktober;
voor opleidingsonderdelen die over een jaar lopen 1 december.
De student dient ten laatste één kalenderweek voor deze referentiedata de aanvraag in.
1.3.1.5. Beroepsmogelijkheden
De student kan schriftelijk en gemotiveerd binnen de vijf kalenderdagen na de schriftelijke mededeling van de beslissing beroep instellen bij de directeur onderwijsbeleid tegen beslissingen in verband met een wijziging inzake type, of inhoud van een studiecontract of wijziging van opleiding. Ten laatste 15 kalenderdagen na ontvangst van het beroep deelt de directeur onderwijsbeleid de eindbeslissing schriftelijk en gemotiveerd aan de student mee.
1.3.2. Wijzigingen van het programma-aanbod door de KHLim
Wijzigingen van het programma-aanbod door de hogeschool hebben, behoudens overmacht, voor de bestaande toetredingsovereenkomsten ten vroegste uitwerking bij de aanvang van het academiejaar volgend op dat waarin de wijziging is goedgekeurd. De hogeschool zorgt voor passende overgangsbepalingen, die echter een onmiddellijke ingang van een programmahervorming niet onmogelijk maken.
Afdeling 2 – Inschrijvingsregels en studiegelden
2.1. Inschrijvingsregels
2.1.1. Inschrijven is een overeenkomst tot stand brengen
Door de inschrijving aan de KHLim wordt een overeenkomst gesloten met rechten en plichten voor beide partijen. De studenten kunnen - onder voorbehoud van de bijzondere bepalingen voor het examencontract - een beroep doen op de diensten die de hogeschool aanbiedt, zowel voor de studies zelf als voor de randvoorwaarden, zoals studieadvies, maaltijden en sociale diensten. De rechten en plichten worden verder in deze onderwijsregeling beschreven.
2.1.2. Duur van de overeenkomst
Behoudens specifieke andersluidende bepalingen voor een bepaalde opleiding of een specifiek contract, geldt een inschrijving van een student voor één academiejaar.
2.1.3. Ogenblik van inschrijven
De student schrijft zich bij voorkeur in vóór het begin van het academiejaar en uiterlijk tegen 1 december voor:
een diplomacontract of een examencontract met het oog op het behalen van een diploma of getuigschrift als het deel van de opleiding waarvoor de inschrijving wordt genomen samenvalt met een academiejaar;
een creditcontract of een examencontract met het oog op het behalen van een creditbewijs voor opleidingsonderdelen die in het eerste semester of over het hele academiejaar worden georganiseerd.
Voor een diplomacontract of een examencontract met het oog op het behalen van een diploma of getuig- schrift, voor een opleiding met een andere kalender, schrijft hij zich in uiterlijk drie weken na de aanvang van de opleiding.
Voor een creditcontract of een examencontract met het oog op het behalen van een creditbewijs voor opleidingsonderdelen die uitsluitend in het tweede semester worden georganiseerd schrijft hij zich in uiterlijk tegen 15 maart.
Uitzonderlijk wordt een examencontract met het oog op het behalen van een creditbewijs voor opleidings- onderdelen nog toegestaan tot 15 juli. De beslissing wordt genomen door het departementshoofd. Wie zich nog na 1 juni inschrijft ziet in dat geval af van het recht op twee examenkansen.
Studenten die voor het begin van het academiejaar inschrijven, kunnen tijdig beschikken over alle faciliteiten, behoudens studenten met een examencontract. Voor de andere studenten worden deze mogelijkheden slechts ter beschikking gesteld vanaf het ogenblik dat zij formeel zijn ingeschreven.
Afwijkingen van de grensdata kunnen toegestaan worden na een gemotiveerde aanvraag bij het departements- hoofd.
2.1.4. Specifiek vereiste toelating voor inschrijving
Voor de volgende groepen studenten is een specifiek vereiste toelating nodig:
EER-studenten die reeds twee academiejaren niet slaagden voor een opleidingsonderdeel en die geen 50% studie-efficiëntie haalden, via het departementshoofd;
studenten die niet beschikken over een diploma dat toelating verleent voor het hoger onderwijs, via de assessmentcommissie;
studenten die uitzonderlijk nog laattijdig willen inschrijven, via het departementshoofd;
studenten die wensen in te schrijven voor een geïndividualiseerd studietraject, via het departementshoofd;
studenten met geen of een negatief leerkrediet, via de directeur onderwijsbeleid;
studenten met een ontoereikend leerkrediet die meer studiepunten willen opnemen dan hun resterend leerkrediet, via de directeur onderwijsbeleid.
2.1.5. Bijzondere voorwaarden voor creditcontracten en examencontracten met het oog op het verwerven van individuele creditbewijzen
Het departementshoofd kan bepalen dat bepaalde opleidingsonderdelen niet kunnen worden gevolgd onder de vorm van een creditcontract of van een examencontract omwille van de volgtijdelijkheidsvoorwaarden, voortgangsvereisten of begintermen die zijn opgenomen in de studiegids.
De opleidingen bepalen in hun studiegids welke opleidingsonderdelen omwille van hun specifiek karakter niet in aanmerking komen voor een examencontract.
Uitzonderlijk kan de directeur onderwijsbeleid toestaan dat een student een creditcontract of een examencontract met het oog op het behalen van een creditbewijs afsluit zonder dat hij voldoet aan de toelatingsvoorwaarden van de opleiding waarin het opleidingsonderdeel zich situeert.
Een weigering tot verdere inschrijving voor een diplomacontract op basis van dit reglement, betekent ook automatisch dat voor opleidingsonderdelen uit die opleiding niet meer via een creditcontract kan ingeschreven worden.
2.2. Studiegeld
2.2.1. Algemeen
De studiegelden voor het huidige academiejaar zijn opgenomen in deel 5.
Het studiegeld omvat ook het examengeld en de aansluiting bij de collectieve ongevallenverzekering van de KHLim (dit laatste met uitsluiting van studenten met examencontract).
Van elke student wordt bij inschrijving bij het begin van het academiejaar aangenomen dat hij inschrijft voor een voltijds studietraject, tenzij hij inschrijft voor een anders opgebouwd modeltraject dat in de studiegids beschreven wordt of voor individuele opleidingsonderdelen, of tenzij hij uitsluitend inschrijft voor een voorbereidings- of schakelprogramma, of een postgraduaatopleiding.
Bij een student die een anders opgebouwd modeltraject of een geïndividualiseerd traject volgt, bepaalt de instelling het initieel te betalen studiegeld.
In de loop van het academiejaar wordt op grond van het effectief individueel jaarprogramma van een student een herbepaling van het studiegeld uitgevoerd. Als dit aanleiding geeft tot een saldo:
in het voordeel van de student, wordt dit ten spoedigste op het door hem opgegeven rekening- nummer teruggestort;
in het voordeel van de KHLim, wordt de student aangemaand tot bijkomende betaling en behoudt hij zijn rechten in elk geval tot de in de aanmaning bepaalde vervaltermijn voor de betaling.
Bedragen waarvoor deze regelgeving van toepassing is, zijn te vinden op xxx.xxxxx.xx. Zij kunnen overeenkomstig de afspraken binnen de associatie en tussen de instellingen van hoger onderwijs - maar binnen de decretale regels - aangepast worden, zonder dat dit reglement als geheel moet aangepast worden.
2.2.2. Studiegeld voor diplomacontracten, examencontracten en creditcontracten
2.2.2.1. Het studiegeld bij diploma-en creditcontracten
Uitgangspunten berekening studiegeld
1. Een student kan zich inschrijven voor één of meerdere opleidingen en/of voor één of meerdere opleidingsonderdelen in eenzelfde academiejaar.
In het kader van de berekening van de studiegelden worden alle inschrijvingen van een student onder diploma- en/of creditcontract in eenzelfde academiejaar binnen de KHLim beschouwd als één inschrijving (met uitzondering van de verder vermelde opleidingen). M.a.w. onder inschrijving wordt hier begrepen een inschrijving onder diploma- en/of creditcontract voor één of meerdere opleidingen en/of voor één of meerdere opleidingsonderdelen.
Het studiegeld is voor niet-beurstariefstudenten samengesteld uit een vast gedeelte dat slechts eenmaal verschuldigd is en een variabel gedeelte per studiepunt.
Voor de berekening van het variabel gedeelte worden alle studiepunten samengeteld van alle opleidingsonderdelen die door de student in de loop van het academiejaar worden opgenomen in alle opleidingen/ contractvormen, behalve die studiepunten die thuishoren onder de categorieën 2 en 3 hieronder.
Voor beurstariefstudenten gelden vaste studiegelden onafhankelijk van het aantal opgenomen studiepunten.
Bijzondere studiegelden kunnen worden geheven voor bachelor-na-bacheloropleidingen en postgraduaat- opleidingen. De lijst van de opleidingen die verhoogde studiegelden vragen, vindt men op het web: xxx.xxxxx.xx.
Voor een student met onvoldoende leerkrediet, een negatief leerkrediet of een leerkrediet gelijk aan nul en waaraan toelating wordt verleend tot inschrijving, wordt het decretale bepaalde maximum studiegeld geheven voor het deel van de inschrijving waarvoor hij onvoldoende leerkrediet heeft.
Voor bijna-beursstudenten kan per studiepunt maximaal 2/3 van dit bedrag aangerekend worden. De beurstariefstudenten vallen niet onder deze regeling. Bij een ontoereikend leerkrediet kan aan een beurstariefstudent geen verhoogd studiegeld gevraagd worden.
Op gemotiveerd verzoek kan de directeur onderwijsbeleid hiervan afwijken.
2. De inschrijvingen in de volgende opleidingen worden steeds beschouwd als afzonderlijke inschrijvingen: bachelor-na-bacheloropleidingen;
postgraduaatopleidingen en andere trajecten van permanente vorming die leiden tot een getuig- schrift.
3. De inschrijvingen van beurstariefstudenten worden eveneens beschouwd als afzonderlijke inschrijvingen. De bepalingen voor beurstariefstudenten zijn niet van toepassing op de bachelor-na-bacheloropleidingen.
4. Deelvrijstellingen voor een opleidingsonderdeel geven geen aanleiding tot reductie van het studiegeld. De student moet zich voor opleidingsonderdelen met deelvrijstellingen nog inschrijven voor het volledig opleidingsonderdeel.
5. Als de berekening van het studiegeld leidt tot een resultaat met decimalen, wordt het verkregen bedrag afgerond tot op één cijfer na de komma (minder dan 0,05: 0,0 Euro; 0,05 of meer: 0,1 Euro).
2.2.2.2. Het studiegeld bij examencontracten
Een student kan zich inschrijven voor één of meerdere opleidingen en/of voor één of meerdere opleidings- onderdelen in eenzelfde academiejaar.
Een examencontract leidt steeds tot een aparte inschrijving. In het kader van de berekening van de studie- gelden worden alle inschrijvingen van een student onder examencontract in eenzelfde academiejaar binnen de XXXxx beschouwd als één inschrijving (met in achtname van de beschreven uitzonderingen). M.a.w. onder inschrijving wordt hier begrepen een inschrijving onder examencontract voor één of meerdere opleidingen en/of voor één of meerdere opleidingsonderdelen.
Ook hier is het studiegeld samengesteld uit een vast gedeelte en een variabel gedeelte per studiepunt.
2.2.2.3. Het studiegeld bij een combinatie van inschrijving onder een examencontract en een diploma- en/of creditcontract
Een student die gelijktijdig een inschrijving neemt onder een diploma- en/of creditcontract en onder een examencontract betaalt
1. indien het aantal studiepunten minder dan 54 bedraagt:
het vast gedeelte voor het diploma- en/of creditcontract en het vast gedeelte voor het examen- contract;
een variabel gedeelte per studiepunt ingeschreven onder diploma- en/of creditcontract en een variabel gedeelte per studiepunt ingeschreven onder examencontract.
2. indien het aantal studiepunten meer dan 54 bedraagt:
het forfaitair studiegeld voor het diploma- en/of creditcontract voor niet-beursstudenten of voor bijna-beursstudenten;
het vast gedeelte voor het examencontract;
een variabel gedeelte per studiepunt ingeschreven onder examencontract.
2.2.2.4. Studiegelden voor studenten uit het secundair onderwijs die een creditcontract afsluiten Studenten die het laatste jaar secundair onderwijs volgen en die met een creditcontract voor maximaal 10 studiepunten inschrijven, betalen 50% van het studiegeld van een beurstariefstudent.
2.2.3. Studiegelden voor bachelor-na-bacheloropleidingen met verhoogde studiegelden
Studenten die zich voor een tweede keer inschrijven voor eenzelfde opleiding, moeten voor de te hernemen opleidingsonderdelen een tweede keer een verhoogd studiegeld betalen.
2.2.4. Studiegelden voor postgraduaatopleidingen en andere trajecten van permanente vorming
Voor postgraduaatopleidingen wordt het studiegeld per opleiding bepaald.
Voor andere trajecten van permanente vorming die leiden tot een getuigschrift of een attest van deelname wordt het studiegeld per traject bepaald.
2.2.5. Aanrekening van extra-studiekosten
Specifieke en in omvang beperkte kosten voor gebruik van goederen en organisatie van specifieke evenementen kunnen worden doorgerekend aan de student voor zover zij rechtstreeks verband houden met de organisatie van de opleiding. Indien dit het geval is wordt daarover in de specifieke aanvullende reglementering tijdig duidelijkheid verschaft.
2.2.6. Betalingsvoorwaarden
Elke student ontvangt van de hogeschool een rekening / factuur met de betalingsmodaliteiten.
Geen enkele klacht zal nog aanvaard worden na verloop van acht dagen na ontvangst van de rekening/factuur. Een klacht dient schriftelijk te gebeuren.
Indien de student de vastgestelde betalingsvoorwaarden of de hem toegestane betalingstermijnen niet eerbiedigt, is het volledige bedrag of wat er nog te betalen blijft, onmiddellijk eisbaar.
In geval van geschil of invordering langs gerechtelijke weg zijn uitsluitend de rechtbanken van Hasselt bevoegd en zal toepassing gemaakt worden van het Belgische recht.
Elke rekening/factuur waarvan het bedrag niet of niet volledig is betaald op de vervaldag, zal van rechtswege worden vermeerderd met een forfaitaire en onverminderbare schadevergoeding, gelijk aan 10 % van het verschuldigde bedrag, met een minimum van € 100,00, zonder dat hiervoor een ingebrekestelling nodig is.
Bovendien is van rechtswege een verwijlinterest verschuldigd gelijk aan de wettelijke intrestvoet overeenkomstig de Wet van 2 augustus 2002 tot bestrijding van de betalingsachterstand inzake handels- transacties, zonder dat hiertoe een voorafgaande ingebrekestelling nodig is. Elke begonnen maand wordt hierbij als een volledige maand beschouwd. Gedeeltelijke betalingen zullen eerst worden aangewend ter dekking van kosten, interesten en schadevergoedingen om daarna in mindering te worden gebracht van de hoofdsaldi.
2.2.7. Wanbetaling, uitschrijven en veranderen van studierichting
Wie het studiegeld ook na aanmaning niet betaalt vóór de gestelde datum, wordt als wanbetaler geschorst als student en kan dus niet deelnemen aan de examens. Een eventuele herinschrijving is slechts mogelijk na het betalen van de verschuldigde bedragen voor de reeds afgewerkte periode. Er worden geen studieattesten noch creditbewijzen afgeleverd.
De regelingen in verband met het uitschrijven, eventuele terugbetalingen van studiegelden en veranderen van studierichting vindt men op xxx.xxxxx.xx. Studenten die hun studies definitief stopzetten, melden dit aan het studentensecretariaat van hun opleiding. Zij blijven administratief ingeschreven zolang zij niet definitief zijn uitgeschreven.
Afdeling 3 – Toelatingsvoorwaarden
3.1. Bepalingen die gelden voor alle opleidingen en opleidingsonderdelen
3.1.1. Algemeen
Voor toelating tot een opleiding of opleidingsonderdelen aan de KHLim geldt dat de student in elk geval moet voldoen aan de decretale voorwaarden met de hierna bepaalde aanvullingen. Aan deze voorwaarden moet voldaan zijn bij aanvang van het academiejaar. Uitzonderlijk kan een kandidaat-student tot de aanvang van de eerste examenperiode uitstel krijgen om aan de diplomavoorwaarden te voldoen. Als hij op dat ogenblik niet voldoet aan deze voorwaarden wordt hij uitgeschreven.
Deze voorwaarden en termijnen gelden voor alle types van contracten, tenzij voor een creditcontract of een examencontract met het oog op het behalen van een creditbewijs. Hiervoor kan de directeur onderwijsbeleid toelating verlenen om in te schrijven zonder te voldoen aan de toelatingsvoorwaarden die gelden voor de opleiding waartoe het opleidingsonderdeel hoort.
De specifieke diplomavoorwaarden voor elke afzonderlijke opleiding (en de daarin opgenomen opleidings- onderdelen) staan vermeld in de studiegids.
Voor de toelating tot een opleiding moet de student beschikken over een voldoende leerkrediet. Overeenkomstig de bepalingen in het hoofdstuk studievoortgangbewaking (5.5 van dit reglement) kunnen afwijkingen op de bepalingen in verband met het leerkrediet worden toegestaan.
3.1.2 Taalvoorwaarden
Kandidaat-studenten met een diploma van buiten de Vlaamse gemeenschap worden enkel tot een in het Nederlands georganiseerde opleiding toegelaten als zij aan één van de volgende voorwaarden voldoen:
zij bewijzen dat zij de examens van ten minste één studiejaar in het secundair of hoger onderwijs met succes in het Nederlands hebben afgelegd;
zij slagen voor het examen Nederlands (niveau 5), zoals georganiseerd door de Associatie K.U.Leuven; zij leggen een certificaat voor van een opleiding Nederlands dat door de KHLim als gelijkwaardig kan beschouwd worden met het slagen voor het hierboven aangehaalde niveau;
geslaagd zijn voor een examen Nederlands dat volgens de Nederlandse Taalunie een voldoende niveau biedt voor toelating tot het hoger onderwijs.
Voor sommige opleidingen kan de instelling een hoger niveau eisen.
Met het oog op de toelating tot een masteropleiding kunnen overeenkomstig de bewezen taalvaardigheid en het taalprofiel van de opleiding na goedkeuring door de directeur onderwijsbeleid versoepelde voorwaarden worden toegepast.
De evaluatie of aan één van de hierboven vermelde voorwaarden is voldaan, gebeurt door de directeur onderwijsbeleid en dit na advies van het departementshoofd.
Studenten kunnen van deze evaluatie worden vrijgesteld op grond van een toets of intakegesprek door een daartoe, door de directeur onderwijsbeleid, aangestelde commissie.
3.2. Toelatingsvoorwaarden voor een bacheloropleiding
3.2.1. Algemene diplomavoorwaarden voor een eerste inschrijving in een bacheloropleiding
Tot een bacheloropleiding worden toegelaten de personen die beschikken over: een Belgisch diploma van het secundair onderwijs;
een Belgisch diploma van het hoger onderwijs van het korte type;
een Belgisch diploma van het hoger onderwijs voor sociale promotie met uitzondering van het getuig- schrift voor pedagogische bekwaamheid;
een diploma of getuigschrift dat bij of krachtens een wet, decreet, Europese richtlijn of een andere internationale overeenkomst als gelijkwaardig met de diploma's uit de hierboven vermelde categorieën wordt erkend.
Kandidaten die niet in het bezit zijn van een diploma van de Vlaamse Gemeenschap of een Nederlands VWO- attest melden zich steeds aan bij de directeur onderwijsbeleid.
Bij de beoordeling geldt dat:
een student met een diploma behaald in een land van de Raad van Europa en dat in dat land toelating verleent tot een gelijksoortige opleiding, het recht heeft op toelating;
een student met een diploma behaald in een land niet behorend tot de Raad van Europa, dat in het land waar het werd behaald toelating verleent tot hogere studies in het algemeen, kan worden toegelaten. De toelating wordt in dit geval afhankelijk gemaakt van een bijkomende toetsing van de bekwaamheden voor de opleiding;
kandidaten met een niet-EER nationaliteit en tijdelijk verblijf in België die niet beschikken over een diploma van het secundair onderwijs of gelijkwaardig, kunnen niet worden toegelaten tot een bacheloropleiding op grond van assessment.
Studenten van buiten de Europese Unie moeten reeds voor de aanvang van het academiejaar voldoen aan de toelatingsvoorwaarden.
Een kandidaat-student die in het buitenland diploma’s behaalde die in aanmerking zouden komen om als gelijkwaardig beschouwd te worden, maar die omwille van zijn bijzondere situatie (vluchteling, kandidaat-
vluchteling) in de onmogelijkheid verkeert om de behaalde diploma’s voor te leggen, kan met alle middelen van recht bewijzen dat hij over het vereiste diploma beschikt. Indien de KHLim met voldoende zekerheid kan vaststellen dat het diploma wel degelijk is behaald, wordt de kandidaat tot inschrijving toegelaten. Als het onmogelijk blijkt om afdoende bewijzen voor te leggen, kan de KHLim toch nog beslissen de kandidaat in te schrijven op grond van bijkomende testen. Deze test omvat de taalproef, en bij het slagen ervoor een specifieke test die verband houdt met de opleiding waartoe de student wenst toegelaten te worden.
Kandidaat-studenten die behoren tot deze categorie leggen hun dossier voor aan de directeur onderwijsbeleid.
Voor de inschrijving tot bacheloropleidingen in het studiegebied audiovisuele en beeldende kunst geldt als bijkomende toelatingsvoorwaarde het geslaagd zijn voor een artistieke toelatingsproef georganiseerd door de hogeschool.
3.2.2. Specifieke toelatingsvoorwaarden
3.2.2.1. Kandidaat-studenten die niet in het bezit zijn van de hierboven vermelde diploma's of getuigschriften kunnen tot een bacheloropleiding worden toegelaten op voorwaarde dat zij in de loop van het academiejaar van inschrijving de leeftijd van 21 jaar bereikt hebben of bereiken. Daarenboven moet minimaal twee jaar verlopen zijn tussen het einde van het schooljaar waarin zij voor het laatst secundair onderwijs volgden en de aanvang van het academiejaar waarvoor zij inschrijven. Van deze voorwaarden kan worden afgeweken als de kandidaat bewijst over een uitzonderlijke begaafdheid te beschikken. De kandidaten dienen hun aanvraag in ten laatste 3 weken vóór de datum van het toelatingsonderzoek.
De kandidaten registreren zich via de website van de KHLim.
De KHLim onderzoekt dan via de centrale assessmentcommissie of de kandidaat over het gemiddelde geschikt- heidsniveau van de instromende studenten voor de toelating tot een bacheloropleiding beschikt.
Elke instelling van de Associatie K.U.Leuven erkent voor de toelating tot een gelijkaardige opleiding de beslis- sing genomen in de context van de assessmentprocedure.
3.2.2.2. Voor de inschrijving voor een opleiding in het studiegebied Audiovisuele en Beeldende kunst geldt bovendien als toelatingsvoorwaarde het geslaagd zijn in een toelatingsexamen.
3.3. Toelatingsvoorwaarden tot een initiële masteropleiding
3.3.1. Algemene toelatingsvoorwaarden
Als algemene toelatingsvoorwaarde voor een initiële masteropleiding geldt het bezit van een academisch bachelordiploma of hiermee gelijkwaardig geacht diploma of getuigschrift.
In de studiegids wordt vermeld welke specifieke diploma’s, met inbegrip van diploma’s behaald aan andere instellingen, rechtstreeks toegang verlenen tot een initiële masteropleiding. Desgevallend vermeldt de gids ook dat voor studenten met een diploma dat aan een andere instelling is behaald, wijzigingen aan het opleidings- programma kunnen plaatsvinden van het masterprogramma.
Met het oog op het vlot doorstromen tussen opleidingen kan het departementshoofd beslissen dat een student een aangepast masterprogramma volgt in plaats van een voorbereidingsprogramma. In dat aangepast programma kunnen, ter vervanging van onderdelen van het masterprogramma waarvoor zij vrijstelling verleent of ter vervanging van een keuzepakket, andere opleidingsonderdelen worden opgenomen uit de opleiding die rechtstreeks toelating verleent tot die masteropleiding, en dit ten belope van maximaal dezelfde studie- omvang.
Deze toelatingsvoorwaarden doen geen afbreuk aan de mogelijkheid tot inschrijving voor opleidings- onderdelen over opleidingen heen zoals bepaald in dit reglement.
3.3.2. Bijkomende toelatingsmogelijkheden op grond van een schakel- of voorbereidingsprogramma Houders van een bachelordiploma uit het hoger professioneel onderwijs of een einddiploma van het oude type kunnen worden toegelaten tot een academische master na het succesvol voltooien van een schakel- programma.
Xxxxxxx van een academisch bachelordiploma dat niet rechtstreeks toegang verleent tot een bepaalde masteropleiding of houders van een masterdiploma dat niet rechtstreeks toegang verleent tot een bepaalde master-na-masteropleiding, kunnen toegelaten worden tot die masteropleiding na het gevolgd hebben van een specifiek voorbereidingsprogramma.
In de studiegids staat vermeld voor welke masteropleidingen schakelprogramma's en voorbereidings- programma's worden georganiseerd.
3.4. Specifieke voorwaarden voor de toelating tot andere opleidingen
3.4.1. Bachelor- en masteropleidingen met verminderde studieomvang
1. Voor de inschrijving voor een bachelor na bacheloropleiding geldt als toelatingsvoorwaarde het bezit van een diploma van het hoger onderwijs dat krachtens een beslissing van de hogeschool toelating verleent tot die opleiding.
Tot de bachelor na bachelor buitengewoon onderwijs worden toegelaten: de houders van een diploma van een initiële lerarenopleiding; de personeelsleden van het buitengewoon onderwijs. Alle personeelsleden van het onderwijs hebben toegang.
2. De hogeschool kan een laatstejaarsstudent die het diploma van een basisopleiding nog niet heeft behaald, eveneens toelaten tot een bachelor na bacheloropleiding.
Het diploma kan evenwel slechts behaald worden na het behalen van het diploma van de basisopleiding. De totale studiebelasting van de student mag niet meer dan 75 studiepunten bedragen.
De student die van deze mogelijkheid gebruik wenst te maken richt een schriftelijke aanvraag tot het departementshoofd. De student motiveert de aanvraag. Het departementshoofd deelt maximum één maand na het begin van het academiejaar of na de datum van de aanvraag schriftelijk aan de student zijn beslissing mee. Het departementshoofd motiveert zijn beslissing. Bij inschrijving zijn de gewone studiegelden verschuldigd.
3. De hogeschool kan daarenboven de inschrijving in een bachelor na bacheloropleiding afhankelijk maken van het slagen voor een toelatingsproef. De eventueel bijkomende toelatingsvereisten zijn te vinden in de betreffende studiegids.
4. In de studiegids staat vermeld welke vooropleidingen toegang geven tot een opleiding met vermindering van studieomvang waarvoor rechtstreeks kan worden ingeschreven. Als een student recht meent te hebben op een programma met vermindering van studieomvang, zonder dat dit expliciet staat beschreven in de studiegids, richt hij een verzoek tot het volgen van dergelijk programma tot het departementshoofd.
Houders van andere diploma's die kunnen worden gelijkgesteld met de hierboven beschreven diploma's, richten in elk geval een verzoek tot de directeur onderwijsbeleid.
3.4.2. Specifieke lerarenopleiding
De houders van een academisch bachelordiploma uit het studiegebied Audiovisuele en Beeldende Kunst kunnen een inschrijving nemen voor de specifieke lerarenopleiding samen met een inschrijving voor een masteropleiding.
3.4.3. Postgraduaatopleidingen en andere trajecten van permanente vorming
Om tot een postgraduaatopleiding te worden toegelaten, moet een kandidaat-student in principe beschikken over een diploma van bachelor of master of een hiermee gelijkgesteld diploma. In afwijking hiervan kunnen studenten worden toegelaten die op grond van een toelatingsproef bewezen hebben te voldoen aan de begin- termen van de opleiding. Bijkomende toelatingsvereisten zijn te vinden in de studiegids.
Studenten die op bovenstaande gronden niet worden toegelaten en studenten die het getuigschrift niet wensen te behalen, mogen worden toegelaten tot deelname aan de opleiding, maar zij verwerven slechts een attest van deelname.
De toelatingsvoorwaarden voor het volgen van andere trajecten van permanente vorming worden vrij bepaald door de organisatoren.
3.4.4. Schakel- en voorbereidingsprogramma’s
De toelatingsvoorwaarden tot schakel- en voorbereidingsprogramma's worden verder beschreven.
Afdeling 4 – Opbouw van de opleidingen
4.1. Opleidingen en programma's: organisatie, aanbod en structuur
4.1.1. Organisatie van de studies en van het academiejaar
Het hogeschoolbestuur bepaalt de wijze van organisatie van de onderwijsactiviteiten, met inbegrip van de vakantieregeling van de studenten.
Het onderwijsaanbod en sommige aspecten van de onderwijsregeling worden per opleiding beschreven in de studiegidsen.
De planning van het academiejaar is vastgelegd in de academische kalender.
Academische kalender 2012 - 2013 | |
17 september 2012 | Start academiejaar |
15 september 2013 | Einde academiejaar |
29 oktober 2012 – 4 november 2012 | Herfstvakantie |
11 november 2012 | Wapenstilstand |
24 december 2012 – 6 januari 2013 | Kerstvakantie |
24 december 2012 – 2 januari 2013 | Sluiting campus |
11 februari 2013 – 17 februari 2013 | Krokusvakantie |
1 april 2013 – 14 april 2013 | Paasvakantie |
1 mei 2013 | Feest van de arbeid |
9 mei 2013 | Onze-Heer-Hemelvaart |
10 mei 2013 | Vrije dag |
20 mei 2013 | Pinkstermaandag |
15 juli 2013 - 5 augustus 2013 | Sluiting campus |
In de herfst- en krokusvakantie kunnen sommige onderwijsactiviteiten georganiseerd worden.
De studenten ontvangen de academische kalender en de studiegids bij het begin van het academiejaar. Latere wijzigingen in de loop van het academiejaar worden "ad valvas" bekendgemaakt.
De studenten van de eerste opleidingsfase van een basisopleiding worden bij hun inschrijving ingelicht over de organisatie van een aantal informatiesessies.
4.1.2. Aanbod van de KHLim
4.1.2.1. Algemeen
Instellingsnummer: 103739
De KHLim biedt opleidingen aan in het hoger professioneel en in het academisch onderwijs. Het aanbod omvat bachelor- en masteropleidingen, voorbereidings- en schakelprogramma’s, alsook een specifieke leraren- opleiding, postgraduaatopleidingen en andere opleidingen van permanente vorming. In samenwerking met de Associatie X.X.Xxxxxx wordt een schakelprogramma en een masteropleiding in de Verpleegkunde en Vroed- kunde aangeboden.
De bacheloropleidingen zijn professioneel ofwel academisch gericht. Masteropleidingen zijn academisch gericht, maar kunnen daarenboven een professionele gerichtheid hebben.
De professionele gerichtheid houdt in dat de opleidingen gericht zijn op de algemene vorming en de verwerving van competenties, gestoeld op de toepassing van wetenschappelijke of artistieke kennis, creati- viteit en praktijkkennis.
Meer in het bijzonder hebben professioneel gerichte bacheloropleidingen tot doel studenten te brengen tot een niveau van algemene en specifieke competenties nodig voor de zelfstandige uitoefening van een beroep of groep van beroepen.
De academische gerichtheid houdt in dat de opleidingen gericht zijn op de algemene vorming en op de verwerving van academische of artistieke competenties eigen aan het functioneren in een domein van de wetenschappen of van de kunsten. Academisch gerichte opleidingen zijn op wetenschappelijk en/of artistiek onderzoek gebaseerd.
Meer in het bijzonder hebben de academisch gerichte bacheloropleidingen tot doel studenten te brengen tot een niveau van competenties eigen aan het wetenschappelijk of artistiek functioneren in het algemeen en aan een specifiek domein van de wetenschappen of de kunsten in het bijzonder, dat als doelstelling heeft: het doorstromen naar een masteropleiding.
De masteropleidingen hebben tot doel studenten te brengen tot een gevorderd niveau van competenties eigen aan het wetenschappelijk of artistiek functioneren in het algemeen en aan een specifiek domein van de wetenschappen of de kunsten in het bijzonder, dat noodzakelijk is voor de autonome beoefening van de wetenschappen of de kunsten of voor de aanwending van wetenschappelijke of artistieke kennis in de zelfstandige uitoefening van een beroep of groep van beroepen.
Een masteropleiding wordt afgesloten met een masterproef.
Daarnaast biedt de KHLim opleidingen aan die kunnen afgesloten worden met een postgraduaat-getuigschrift. De KHLim organiseert tevens voortgezette opleidingen, voortgezette lerarenopleidingen en een specifieke lerarenopleiding. Ook organiseert de hogeschool in het kader van permanente vorming opleidingstrajecten met het oog op navorming.
4.1.2.2. Overzicht van de opleidingen
Zie deel 4.
4.1.2.3. Informatiesessies
Voor de studenten die zich voor het eerst inschrijven voor een bacheloropleiding organiseren de departe- menten informatiesessies bij het begin van het academiejaar. Ook voor andere studenten kunnen informatie- sessies worden georganiseerd.
4.1.3. Opleiding en opleidingsfase
Buiten andere trajecten van permanente vorming bestaat een opleiding uit een geordend geheel van opleidingsonderdelen. Een opleidingsonderdeel heeft een minimale studieomvang van 3 studiepunten.
Een opleiding kan in verschillende opleidingsfasen worden ingedeeld. Een opleidingsfase bestaat uit een geheel aan opleidingsonderdelen waaraan een student moet voldoen in één semester / academiejaar. In het geval deze opdeling plaatsvindt, staat dit vermeld in de studiegids.
Per opleidingsfase worden 27 à 33 studiepunten (één semester) of 54 à 66 studiepunten (één academiejaar) geprogrammeerd, met een gemiddelde van 60 studiepunten per opleidingsfase voor één academiejaar.
4.1.4. Bachelor- en masteropleidingen
Een bacheloropleiding heeft een studieomvang van ten minste 180 studiepunten, verdeeld over meerdere opleidingsfasen.
Een masteropleiding heeft een studieomvang van ten minste 60 studiepunten of een veelvoud daarvan. Een masteropleiding met een studieomvang van meer dan 60 studiepunten is verdeeld over meerdere opleidingsfasen.
4.1.5. Opleidingsprogramma's met vermindering van studieomvang
Voor studenten die reeds een ander diploma behaalden, kunnen voor een aantal opleidingen apart gestructureerde bachelor- en masterprogramma’s aangeboden worden met vermindering van studieomvang. Precieze informatie over deze vormen van studieduurverkorting en over de wijze waarop de
studie in de tijd gespreid wordt, staat beschreven in de studiegids, althans wanneer het gaat om een frequent gevolgde opleiding.
Een student kan voor een tweede maal een bachelor- of masterdiploma dat hij reeds verwierf, behalen op voorwaarde dat hij nog een programma opneemt dat ten minste 30 studiepunten verschilt van de eerste opleiding.
4.1.6. Schakelprogramma's
Voor sommige initiële masteropleidingen wordt voor afgestudeerden van bepaalde bacheloropleidingen uit het hoger professioneel onderwijs een schakelprogramma georganiseerd. Dit schakelprogramma kan worden gevolgd voorafgaand aan of samen met de erbij aansluitende masteropleiding. In de studiegids staat vermeld voor welke opleidingen schakelprogramma's worden georganiseerd.
Een student kan worden toegelaten tot een schakelprogramma als hij beschikt over een diploma van een professionele bacheloropleiding of nog slechts een beperkt gedeelte moet afwerken om dit diploma te behalen. De studieomvang van een schakelprogramma bedraagt in de regel ten minste 45 en ten hoogste 90 studiepunten.
In de studiegids wordt voor frequent voorkomende overgangen bij de respectieve opleidingen de omvang en de samenstelling van de schakelprogramma's in functie van de vooropleiding beschreven.
De student die slaagt voor een schakelprogramma ontvangt een getuigschrift.
4.1.7. Voorbereidingsprogramma's
Voor studenten die beschikken over academische bachelor- of masterdiploma's die niet rechtstreeks toegang verlenen tot een initiële masteropleiding, worden voorbereidingsprogramma's aangeboden. Een voorbereidingsprogramma kan worden gevolgd voorafgaand aan of samen met de erbij aansluitende master- opleiding.
Een student kan worden toegelaten tot een voorbereidingsprogramma als hij, voor zover het gaat om een voorbereidingsprogramma dat voorbereidt op een initiële masteropleiding, beschikt over een diploma van een academische bacheloropleiding of nog slechts een beperkt gedeelte daarvan moet afwerken om dit diploma te behalen;
De studieomvang van een voorbereidingsprogramma is afhankelijk van de vooropleiding van de student. In de studiegids wordt voor frequent voorkomende overgangen bij de respectieve opleidingen de omvang en de samenstelling van de voorbereidingsprogramma's beschreven.
De student die slaagt voor een voorbereidingsprogramma ontvangt een getuigschrift.
4.1.8. Specifieke lerarenopleidingen
Geïntegreerd in de academische opleiding worden onderwijs- of andere studieactiviteiten voor de specifieke lerarenopleiding aangeboden. Afgestudeerden die dit onderdeel niet hebben gevolgd tijdens hun reguliere opleidingen, kunnen dit achteraf volgen.
In de studiegids wordt de samenstelling verder gedetailleerd.
4.1.9. Postgraduaatopleidingen en andere opleidingen van permanente vorming
Een postgraduaatopleiding bedraagt ten minste 20 studiepunten. De omvang en de samenstelling ervan wordt verder gepreciseerd in de studiegids. Na een positieve evaluatie wordt een postgraduaat-getuigschrift verleend.
De omvang van andere opleidingen van permanente vorming is niet bepaald en hoeft ook niet in studiepunten te worden uitgedrukt. De variëteit aan opleidingen is immers erg groot, van
studiedagen tot georganiseerde lessenreeksen. Tegelijkertijd kan er al of niet een aanwezigheidsattest of een formeel certificaat, dit laatste verbonden aan een vorm van evaluatie van de student, worden uitgereikt.
De detailgegevens met betrekking tot de omvang en samenstelling worden gepreciseerd in de studiegids en in mededelingen ad hoc.
4.1.10. Beroepsmogelijkheid
De student kan schriftelijk en gemotiveerd binnen de vijf kalenderdagen na de schriftelijke mededeling van de beslissing beroep instellen bij de directeur onderwijsbeleid tegen een beslissing met betrekking tot de omvang en/of de inhoud van voorbereidingsprogramma's, schakelprogramma's en programma's met vermindering van studieomvang. Ten laatste 15 kalenderdagen na ontvangst van het beroep deelt de directeur onderwijsbeleid de eindbeslissing schriftelijk en gemotiveerd aan de student mee.
4.2. Vermeldingen met betrekking tot een opleiding in de studiegids
4.2.1. Vermeldingen per opleiding
Bij elke opleiding wordt in de studiegids ten minste aangegeven:
de graad waartoe de opleiding leidt, de kwalificatie van de graad en eventueel de specificatie ervan; de inhoud en de doelstellingen van de opleiding, het opleidingsprogramma en de indeling in opleidingsonderdelen;
in voorkomend geval de afstudeerrichtingen of andere vormen van differentiatie; de onderwijstaal gebruikt in de opleiding;
de studieomvang uitgedrukt in studiepunten;
de volgtijdelijkheid van de onderscheiden opleidingsonderdelen of de gestelde voortgangsvereisten; de voorafgaande opleidingen die toegang geven tot de opleiding en de opleidingen die erop aansluiten;
de organisatie van de opleiding in de vorm van voltijds of anders opgebouwd onderwijs en in de vorm van contact- of afstandsonderwijs;
de organisatie van de opleiding in de vorm van modeltrajecten en/of geïndividualiseerde trajecten; de begin- en eindcompetenties.
4.2.2. Vermeldingen per opleidingsonderdeel
Bij elk opleidingsonderdeel wordt, conform de ECTS-regels, in de studiegids ten minste aangegeven: de titel van het opleidingsonderdeel;
indien van toepassing: de gebruikte onderwijstaal en de toelatingsvoorwaarden met betrekking tot de kennis van de onderwijstaal als het opleidingsonderdeel wordt aangeboden in een andere taal dan het Nederlands;
de studieomvang uitgedrukt in studiepunten en de omvang van de contactmomenten; de programmering over de semesters;
de titularis of coördinator en andere onderwijsverstrekkers;
de begin- en eindcompetenties en de doelstellingen van het opleidingsonderdeel;
specifieke begintermen en eventuele volgtijdelijksvoorwaarden c.q. voortgangsvereisten in relatie tot andere opleidingsonderdelen;
de inhoud van het opleidingsonderdeel;
leer-, onderwijs- en begeleidingsactiviteiten;
examens en het aantal examenkansen per opleidingsonderdeel; de vorm van de examens (eventueel gedifferentieerd per examenperiode) en wie er examen afneemt;
het studiemateriaal;
de voorwaarden voor het behalen van een creditbewijs, als deze afhankelijk zijn van een oordeel geslaagd/niet-geslaagd;
of het opleidingsonderdeel in aanmerking komt voor een creditcontract of een examencontract; de specifieke regels van toepassing voor een student met een examencontract.
4.3. Opleidingsmodel; semesterexamensysteem; studietijd en studiepunten
4.3.1 Opleidingsmodel
Na elke examenperiode wordt beraadslaagd over de opleidingsonderdelen waarover de student examens aflegde en worden de resultaten ervan vastgelegd. Over de opleiding als geheel wordt pas beraadslaagd nadat de student over alle opleidingsonderdelen van de opleiding examens heeft afgelegd of vrijstellingen heeft verkregen.
4.3.2. Structuur van het academiejaar
De KHLim organiseert haar opleidingen onder de vorm van een semesterexamensysteem. In elk semester worden de examens georganiseerd over de opleidingsonderdelen die in dat semester worden afgewerkt. Examens over opleidingsonderdelen die meer dan één semester beslaan, worden afgelegd aan het einde van het tweede semester. Soms wordt over nog niet afgewerkte opleidingsonderdelen een deelexamen ingericht na het eerste semester. Opleidingsonderdelen worden slechts over meer dan één semester gespreid wanneer dit onderwijskundig verantwoord is.
In een beperkt aantal opleidingen en/of opleidingsfasen worden de examens pas na beide semesters georganiseerd.
4.3.3. Studietijd en studiepunten
4.3.3.1. Studiepunten
Een “studiepunt” is de eenheid waarin de studietijd wordt uitgedrukt. Wettelijk is vastgelegd dat één studiepunt staat voor een studietijd gelegen tussen minimaal 25 uren en maximaal 30 uren.
De hogeschool voert geregeld via de departementen een evaluatie uit van knelpunten inzake studietijd en studiepunten.
Een studiepunt geeft enkel een aanduiding van de omvang van een opleidingsonderdeel. Het geeft een student bij wijziging van opleiding of instelling niet zonder meer recht op een vrijstelling in de nieuwe context, zelfs al is de omvang van de studietijd identiek aan of groter dan de tijd van een opleidingsonderdeel dat ogenschijnlijk gelijkaardig is.
4.3.3.2. Verdeling van de studiepunten over de opleiding
Het structuurdecreet bepaalt dat elke bachelor- en masteropleiding een studieomvang moet hebben van 60 studiepunten of een veelvoud ervan, en bijgevolg een begrote studietijd gelegen tussen 1500 en 1800 uren of een veelvoud ervan. Afzonderlijke opleidingsonderdelen moeten wettelijk een omvang hebben van ten minste 3 gehele studiepunten. Binnen elk opleidingsonderdeel bepaalt de docent in overleg met de opleiding hoe de beschikbare studietijd verdeeld wordt over contacturen en verwerkingsactiviteiten.
Uitzondering op de regel van 60 studiepunten vormen schakel- en voorbereidingsprogramma's en programma's met verminderde studieomvang voor studenten die reeds een bepaalde vooropleiding volgden. Eveneens uitgezonderd zijn de postgraduaatopleidingen en andere types van permanente vorming evenals de specifieke lerarenopleiding.
4.3.3.3. Studietijd
De “studietijd” verwijst naar de totale tijdsinvestering die van een student verwacht mag worden met betrekking tot een afzonderlijk opleidingsonderdeel of met betrekking tot een studieprogramma als geheel. De studietijd is veeleer een abstract begrip, waarbij wordt uitgegaan van de studietijd van een student die een creditbewijs heeft gehaald voor een opleidingsonderdeel. Deze student beschikt over de voorkennis, begaafdheid, motivatie en het studiegedrag van de doelgroep waarop een opleiding zich richt.
De studietijd bestaat uit twee componenten. De eerste component is het aantal uren aanwezigheid dat in principe van elke student verwacht wordt voor een bepaald opleidingsonderdeel (de zogenaamde 'contacturen') en het aantal uren evaluatie. De tweede component is de 'verwerkingstijd'. Dit is de tijd die men investeert in de voorbereiding van een college of practicum, het uitvoeren van opdrachten, de eventuele stage, de voorbereiding op het examen enz.
Wanneer de studietijd kwantitatief wordt uitgedrukt, gaat men steeds uit van de hierboven beschreven student. Deze verwachte (of begrote) studietijd is daarom slechts een indicatie van de reëel bestede studietijd, die immers afhankelijk is van kenmerken van de individuele student.
4.4. Gedragscode met betrekking tot de taalregeling
4.4.1 Algemene bepaling van onderwijs- en bestuurstaal
De onderwijstaal van de KHLim is het Nederlands. Om specifieke redenen kunnen, met inachtneming van de wettelijke en decretale voorschriften, andere talen gebruikt worden. Waar dit het geval is, wordt dit expliciet aangegeven. Opleidingsonderdelen die in het Nederlands worden georganiseerd, worden ook in het Nederlands geëvalueerd.
Als bestuurstaal hanteert de KHLim het Nederlands. Met het oog op een vlotte communicatie met studenten, docenten, diensten of instellingen kan ook een internationale forumtaal gebruikt worden.
4.4.2 Opleidingsonderdelen die in elk geval in een andere taal worden georganiseerd
De volgende opleidingsonderdelen worden in elk geval grotendeels of geheel georganiseerd in een inter- nationale taal:
de opleidingsonderdelen die een vreemde levende taal tot onderwerp hebben; de opleidingsonderdelen die gedoceerd worden door anderstalige docenten;
de opleidingsonderdelen die in onderlinge overeenstemming tussen de student en het departementshoofd van de betrokken opleiding, in de context van een anderstalige hogeschool in België of in het buitenland worden gevolgd.
Deze opleidingsonderdelen worden geëvalueerd in de taal waarin ze worden onderwezen.
4.4.3 Andere opleidingsonderdelen die in een andere taal worden georganiseerd
Bewust van het belang om haar studenten voor te bereiden op het functioneren in een internationale context, biedt de KHLim in haar Nederlandstalige opleidingen de mogelijkheid aan om andere opleidingsonderdelen gedeeltelijk ook in een andere taal dan het Nederlands te volgen. Deze mogelijkheid wordt bij de opbouw van het programma verantwoord op basis van de meerwaarde voor de student en de functionaliteit van het gebruik van een vreemde taal voor dat opleidingsonderdeel. De opleidingsonderdelen waarvan delen worden gedoceerd in een andere taal dan het Nederlands, staan als zodanig aangegeven in de studiegids van de opleiding.
Conform de decretale bepalingen wordt het aantal van deze mogelijkheden in een bacheloropleiding beperkt tot maximum 10% van de gehele bacheloropleiding (18 studiepunten).
In een initiële masteropleiding wordt het aantal bepaald door de functionaliteit ervan in de opleiding. De student heeft in dat geval het recht om de examens over deze anderstalige opleidingsonderdelen in het Nederlands af te leggen. Hij richt hiertoe een aanvraag tot de voorzitter van de examencommissie van de opleiding waarin het opleidingsonderdeel zich situeert, uiterlijk drie weken voor het begin van de betrokken examenperiode.
4.4.4 Opleidingen volledig in een andere taal
Ten behoeve van het internationale studentenpubliek kan de KHLim op het niveau van de bacheloropleidingen en de masteropleidingen een aantal opleidingen integraal in een andere taal aanbieden. Voor bachelor- opleidingen en initiële masteropleidingen wordt voorzien in een voldoende equivalente Nederlandstalige opleiding.
Dit is niet het geval voor enkele opleidingen die specifiek zijn uitgewerkt ten behoeve van buitenlandse studenten en die erkend zijn als International Course Programme in het kader van de ontwikkelings- samenwerking door de Vlaamse Interuniversitaire Raad. Deze uitzondering geldt evenzeer voor opleidingen die erkend zijn in de context van Erasmus Mundus. Voor postgraduaatopleidingen wordt in principe geen Nederlandstalige taalvariant uitgebouwd. Deze opleidingen kunnen zowel door anderstalige studenten als door Nederlandstaligen gevolgd worden. Alle studenten, ook de Nederlandstaligen die deze opleidingen volgen, leggen het examen af in de taal van de opleiding of het opleidingsonderdeel indien de taal hiervan verschilt van die van de gehele opleiding.
4.4.5 Kwaliteitsbewaking
De KHLim staat bij de aanstelling van haar personeel ervoor garant dat een voldoende kennis van de voor het onderwijs noodzakelijke internationale standaardtaal aanwezig is. Bij de interne kwaliteitsbewaking van opleidingen wordt dit aspect bewaakt.
Afdeling 5 – Elementen voor de vaststelling van het jaarprogramma vd. individuele student
5.1. Samenstelling van het jaarprogramma voor de individuele student
5.1.1. Algemene informatie
De bepalingen onder deze rubriek zijn enkel van toepassing op studenten die beschikken over voldoende leerkrediet.
Afhankelijk van zijn studiecontract en zijn studietraject stelt de student zijn individueel jaarprogramma samen conform de algemene regels beschreven in dit onderwijs- en examenreglement en conform de specifieke regels die gelden voor de door hem gekozen opleiding en/of opleidingsonderdelen ervan, zoals beschreven in de studiegids.
De student stelt bij voorkeur zijn individueel jaarprogramma samen vóór het begin van het academiejaar en uiterlijk tegen 1 december.
Ook de vrijstellingen voor opleidingsonderdelen die georganiseerd worden in het eerste semester of over het hele academiejaar worden aangevraagd uiterlijk tegen 1 december.
Een student die wenst af te wijken van de algemene regelgeving dient een gemotiveerd voorstel in bij het departementshoofd van de betrokken opleiding.
Wanneer de student nalatig blijft bij het vastleggen van zijn individueel jaarprogramma en daardoor de organisatie in de problemen brengt, kan de opleiding de samenstelling ervan op eigen initiatief vastleggen. Studenten die geen individueel jaarprogramma opstellen en ondertekenen, kunnen niet deelnemen aan de examens.
De student kan schriftelijk en gemotiveerd binnen de vijf kalenderdagen na de schriftelijke mededeling van de beslissing beroep instellen bij de directeur onderwijsbeleid tegen beslissingen over jaarprogramma's. Ten laatste 15 dagen na ontvangst van het beroep deelt de directeur onderwijsbeleid de eindbeslissing schriftelijk en gemotiveerd aan de student mee.
5.1.2. Voltijdse bachelor- en masteropleidingen en anders opgebouwde trajecten
De voltijdse student neemt jaarlijks een jaarprogramma op tussen 54 en 66 studiepunten, conform de bepalingen in de studiegids of moet rekening houden met de bepalingen beschreven onder ‘opname- beperkingen’.
Per contractafsluiting kan men niet meer dan 66 studiepunten opnemen. De student kan in overleg met het departementshoofd beslissen uitzonderlijk meer dan het vooropgestelde aantal studiepunten voor de opleiding op te nemen. Deze opleidingsonderdelen maken vanaf dan ook onderdeel uit van zijn jaar- programma.
Voor de geïndividualiseerde trajecten, voorbereidingsprogramma’s, schakelprogramma’s, specifieke lerarenopleiding, postgraduaatopleidingen en andere opleidingen van permanente vorming geldt dat de student zelf zijn jaarprogramma samenstelt, conform de regelgeving omschreven in de studiegids en desgevallend conform de individuele afspraken gemaakt tussen de student en het departementshoofd.
5.1.3. Het jaarprogramma van studenten met vrijstellingen
In principe verdeelt de student met vrijstellingen zijn studieprogramma over de totale studieperiode volgens de regels die gelden voor studenten zonder vrijstellingen, maar hij mag in zijn studieprogramma minder dan 54 à 66 studiepunten opnemen.
De voorwaarden om bij voldoende vrijstellingen reeds opleidingsonderdelen van de volgende opleidingsfase vooruit te nemen worden verder in dit reglement bepaald.
Een student die zeer veel vrijstellingen verkreeg en op basis daarvan meent dat hij de volledige opleiding in minder dan de normaal voorziene periode kan afwerken, richt daartoe een gemotiveerde aanvraag tot het departementshoofd. Via een geïndividualiseerd studietraject wordt desgevallend de verdeling in de tijd, van de nog te volgen opleidingsonderdelen, vastgelegd.
5.2. Vrijstellingen, overname van examencijfers, creditbewijzen en bewijzen van bekwaamheid
5.2.1. Vrijstelling of overdracht van examencijfers
Een vrijstelling is de opheffing van de verplichting om over een opleidingsonderdeel of deel ervan examen af te leggen. De vrijstelling kan geheel of gedeeltelijk zijn. Dit gebeurt op basis van een equivalentiebeoordeling door het departementshoofd, in overleg met de betrokken titularissen.
De vrijstelling wordt verleend op grond van:
een creditbewijs behaald in de eigen of een andere instelling;
een bewijs van bekwaamheid uitgereikt door een validerende instantie;
een EVK die niet via een creditbewijs maar via een ander studiebewijs werd bekrachtigd.
Voor een vrijstelling kunnen alleen worden erkend vormen van competenties die ten minste aan de volgende voorwaarden voldoen:
authentiek: ze geven het presteren van de kandidaat zelf weer;
actueel: ze weerspiegelen het huidige competentieniveau van de kandidaat;
relevant: ze zijn voldoende toereikend om relevante elementen van een opleiding te dekken; kwantiteit: ze verwijzen naar een voldoende lange periode van activiteiten;
variatie in contexten: ze verwijzen naar een voldoende variatie in handelings- en opleidingscontexten.
De omvang van een vrijstelling wordt uitgedrukt in gehele studiepunten volgens de welke van toepassing op het opleidingsonderdeel van het betreffende departement.
Examenpunten kunnen overgedragen worden indien een student die niet slaagt voor een opleidingsonderdeel maar wel slaagt (10/20 of geslaagd) voor een deel van het opleidingsonderdeel, dit deelcijfer wil overdragen. De student ontvangt geen creditbewijs voor het opleidingsonderdeel.
Het begrip ‘deel’ van een opleidingsonderdeel moet gaan over een nauwkeurig, afbakenbaar onderdeel dat in gehele studiepunten kan uitgedrukt worden. De opleidingen vermelden dit in hun studiegids.
5.2.2. Creditbewijs
5.2.2.1. Definitie en vastlegging
Een creditbewijs is de erkenning van het feit dat een student op grond van een examen de competenties, verbonden aan een opleidingsonderdeel, heeft gehaald. De verworven studiepunten, verbonden aan het betrokken opleidingsonderdeel, worden weergegeven als credits.
De erkenning van een creditbewijs wordt vastgelegd in een databank van de KHLim zolang een student een opleiding voortzet. Creditbewijzen voor opleidingsonderdelen vervat in met succes afgeronde opleidingen worden vermeld op het diplomasupplement voor die opleiding. Creditbewijzen voor studenten die de KHLim verlaten zonder een bepaalde opleiding af te ronden of zonder dat bepaalde individuele creditbewijzen zijn gevaloriseerd in een opleiding, worden op verzoek van de student afgeleverd. Het creditbewijs wordt niet afgeleverd zolang de student niet heeft voldaan aan de betaling van de vereiste studiegelden.
De examencommissie kan beslissen dat de student op grond van een begane onregelmatigheid geen creditbewijs verwerft. Uitzonderlijk kan ook beslist worden tot het terugvorderen van vroeger behaalde creditbewijzen.
5.2.2.2. Verwerven van een creditbewijs
Een student verwerft een creditbewijs voor elk opleidingsonderdeel waarvoor hij geslaagd is, nadat de examencommissie het resultaat ervan definitief heeft vastgelegd. Dit gebeurt na elke examenperiode. Als een student een vrijstelling heeft gekregen op basis van EVC of EVK voor een deel van een opleidings- onderdeel, verkrijgt hij een creditbewijs voor het geheel als hij voor het examen van het resterende deel geslaagd is.
5.2.2.3. Voorwaarden voor studenten uit uitdovende opleidingen
De voorwaarden waaronder studenten die nog gestart zijn onder het vroegere systeem, geacht worden een creditbewijs te hebben behaald, zijn opgenomen in het examenreglement.
5.2.2.4. Omvang van een creditbewijs
Als een student een vrijstelling heeft gekregen voor een deel van een opleidingsonderdeel, verkrijgt hij een creditbewijs voor het geheel als hij voor het examen van het resterende deel ten minste 10 op 20 heeft behaald, of geslaagd is verklaard volgens de criteria waaraan men moet voldoen bij niet-numerieke beoordeling.
5.2.3. Procedure voor het verkrijgen van een vrijstelling op basis van een creditbewijs of bewijs van bekwaamheid
5.2.3.1. Algemene bepalingen
Elke opleiding bepaalt onder welke voorwaarden:
creditbewijzen of andere studiebewijzen behaald in een andere opleiding binnen de eigen of aan een andere instelling kunnen leiden tot een vrijstelling voor die opleidingsonderdelen waarvan de opleiding de gelijkwaardigheid erkent;
creditbewijzen of andere studiebewijzen behaald in een andere opleiding binnen de eigen instelling of aan een andere instelling kunnen leiden tot een deelvrijstelling voor die opleidingsonderdelen waarvan de opleiding een partiële gelijkwaardigheid erkent;
bewijzen van bekwaamheid leiden tot een vrijstelling of deelvrijstelling.
5.2.3.2. Vrijstelling op basis van creditbewijs of studiebewijs
Een student die meent aanspraak te kunnen maken op een vrijstelling voor een opleidingsonderdeel of een deel ervan op basis van een creditbewijs of ander studiebewijs, richt hiertoe een verzoek aan het departementshoofd van de betrokken opleiding van de KHLim die de opleiding organiseert waarvoor hij een vrijstelling wenst te krijgen.
De student documenteert zijn aanvraag met insluiting van de relevante studiebewijzen, evenals zoveel mogelijk andere bewijsstukken in verband met de inhoud en omvang van de gevolgde opleiding om de KHLim in staat te stellen een equivalentiebeoordeling te kunnen uitvoeren.
5.2.3.3. Vrijstelling op grond van eerder verworven competenties die geen weerslag vonden in een creditbewijs of studiebewijs
Een student die meent aanspraak te kunnen maken op een vrijstelling voor een opleidingsonderdeel of een deel ervan op basis van een EVC, richt een aanvraag tot erkenning van zijn competenties tot de betrokken opleiding van de KHLim, die conform het reglement van de validerende instantie van de Associatie K.U.Leuven gemachtigd is om een assessment te organiseren. De procedure houdt rekening met volgende elementen:
1) ontvankelijkheidsvoorwaarden
Als competenties kunnen alleen worden erkend vormen van kennis, inzicht, vaardigheden en attitudes.
2) beoordeling
Op grond van de gemeenschappelijk binnen de Associatie K.U.Leuven afgesproken procedures en kwaliteits- criteria verricht de KHLim een formeel bekwaamheidsonderzoek en stelt ze vast over welke competenties de aanvrager beschikt. Het onderzoek wordt opgestart met een intakegesprek waarbij wordt nagegaan of er een voldoende brede en relevante ervaring aanwezig is om een verder bekwaamheidsonderzoek op zinvolle wijze te ondernemen. Als blijkt dat dit niet het geval is, kan het intakegesprek het einde van de procedure betekenen.
Bij verderzetting van de procedure zullen twee assessoren het portfolio beoordelen en een criteriumgericht interview uitvoeren ten laatste één maand na het inleveren van het portfolio. De bespreking met de eind- beoordeling vindt ten laatste twee weken na het criteriumgericht interview plaats.
De begeleiders zijn niet tegelijk beoordelaars tijdens de EVC-procedure.
3) financiële bijdrage
Vooraleer een aanvraag onderzocht wordt, betaalt de aanvrager een instapkost van 55 euro.
Na het intakegesprek betaalt de aanvrager voorafgaand aan de verdere afhandeling van de procedure de volgende bijkomende kosten:
Voor een hele opleiding:
590 euro als hij in algemene termen competenties op het niveau van een bachelor of de specifieke competenties van een welomschreven bacheloropleiding laat onderzoeken;
770 euro als hij in algemene termen competenties op het niveau van een master of de specifieke competenties van een welomschreven masteropleiding laat onderzoeken, zonder dat hij beschikt over een bachelordiploma;
230 euro als hij in algemene termen competenties op het niveau van een master of de specifieke competenties van een welomschreven masteropleiding laat onderzoeken en hij beschikt over een bachelordiploma.
Voor specifieke competenties in functie van een opleidingsonderdeel of cluster van opleidingsonderdelen: De bijkomende kosten van ten hoogste 590 euro, gedifferentieerd in verhouding tot de complexiteit van het bekwaamheidsonderzoek. Er wordt een tweedeling gemaakt tussen:
eenvoudige toetsen (in grote groep, gestandaardiseerd) waarvoor 50 euro per toets wordt aangerekend; en
meer uitgebreide toetsen (individueel, meer omkadering) waarvoor 150 euro per toets wordt aangerekend.
Indien een combinatie van assessmentinstrumenten wordt gebruikt, worden de bedragen opgeteld, zonder dat zij de plafonds voor een gehele opleiding kunnen overschrijden.
De hierboven bepaalde bedragen gelden voor het academiejaar waarop deze regelgeving van toepassing is en kunnen jaarlijks aangepast worden aan de evolutie van de gezondheidsindex.
Een student die zich naderhand inschrijft voor een vervolgopleiding op grond van de EVC-beoordeling, krijgt 20% van de hoger beschreven bedragen terugbetaald onder de vorm van een vermindering van het studiegeld voor de vervolgopleiding. Dit principe geldt ook ten aanzien van de instellingen die afspreken om de beoordeling van EVC gezamenlijk binnen één instelling te laten gebeuren.
4) vorm van de aanvraag
Een student die meent te beschikken over bepaalde competenties die hij niet kan attesteren via een credit- bewijs of een EVK waaruit blijkt dat een evaluatie van zijn prestaties plaatsvond, richt een aanvraag tot erkenning van zijn competenties onder de vorm van een bewijs van bekwaamheid aan de betrokken opleiding van de KHLim. Indien de betrokken opleiding van de KHLim niet over de mogelijkheden beschikt om bepaalde competenties te onderzoeken, deelt zij dit mee aan de aanvrager en kan zij de aanvrager verwijzen naar een andere instelling binnen de Associatie. In alle andere gevallen wordt de aanvraag onderzocht.
Studenten kunnen zich aanmelden bij de betrokken opleiding van de KHLim met een curriculum vitae en een motivatiebrief. De opleiding organiseert een informatiebijeenkomst voor de kandidaten waarna op verzoek van
de aanvrager een intakegesprek kan volgen. De student kan dan starten met de opmaak van een portfolio. Dit portfolio wordt ten laatste twee maanden na het intakegesprek ingeleverd.
De betrokken opleiding van de KHLim begeleidt de student in het samenstellen van het portfolio.
5) attestering
Namens de Associatie K.U.Leuven levert de KHLim een bewijs van bekwaamheid af voor de competenties waarvan zij vaststelt dat de student ze effectief verworven heeft. Het betreffende document bevat in elk geval:
de validerende instantie die het document uitreikt;
de associatie waaronder de validerende instantie ressorteert; de gehanteerde standaarden;
de gebruikte methodologie;
de competenties die blijken uit het bekwaamheidsonderzoek.
De student kan op basis van het volgens de hierboven procedure beschreven afgeleverde bewijs van bekwaamheid (of een bewijs van een andere validerende instantie) een aanvraag tot vrijstelling indienen bij het departementshoofd van de betrokken opleiding. In zijn aanvraag geeft de student aan voor welk opleidingsonderdeel of deel ervan hij vrijstelling wenst te verkrijgen en voegt ter verantwoording een dossier toe met het behaalde bewijs van bekwaamheid.
6) beroepsmogelijkheid
De student kan schriftelijk en gemotiveerd binnen de vijf kalenderdagen na de schriftelijke mededeling van de beslissing beroep instellen bij de directeur onderwijsbeleid. Ten laatste 15 kalenderdagen na ontvangst van het beroep deelt de directeur onderwijsbeleid de eindbeslissing schriftelijk en gemotiveerd aan de student mee.
5.2.3.4. Beoordeling van equivalentie
De opleiding wint waar nodig het advies in van de titularis(sen) voor het opleidingsonderdeel waarvoor vrijstelling of een deelvrijstelling wordt gevraagd. Daarbij is de benaming en de omvang van behaalde credit- bewijzen slechts indicatief.
De titularis voor het opleidingsonderdeel baseert zijn advies op het ingediende dossier en gaat na welke de overeenstemming is tussen het opleidingsonderdeel waarvoor vrijstelling wordt gevraagd en het vroeger gevolgde opleidingsonderdeel, het studiebewijs of het bewijs van bekwaamheid. Bij voldoende overeen- stemming formuleert hij een positief advies met het oog op een vrijstelling voor het gehele opleidings- onderdeel. De studieomvang van de verleende vrijstelling is in beginsel gelijk aan het aantal studiepunten verbonden met dat opleidingsonderdeel.
Bij gedeeltelijke overeenstemming kan de titularis adviseren vrijstelling te verlenen voor een deel van het opleidingsonderdeel. De omvang van een gedeeltelijke vrijstelling wordt uitgedrukt in gehele studiepunten. De titularis geeft aan voor welk deel van het opleidingsonderdeel vrijstelling kan worden verleend.
Als de aanvraag tot vrijstelling gebaseerd is op een ander studiebewijs dan een creditbewijs, kan de opleiding, desgevallend na advies van de titularis(sen), ook het advies inwinnen van de validerende instantie van de Associatie K.U.Leuven.
5.2.3.5. Omvang en mededeling van een vrijstelling
De opleiding deelt een gemotiveerde beslissing mee aan de student, na kennisname van het advies van de titularis of een gehele of gedeeltelijke vrijstelling wordt verleend evenals voor hoeveel studiepunten die wordt aangerekend.
De opleiding deelt de beslissing ook mee aan de studentenadministratie van de betrokken opleiding. Het aantal studiepunten waarvoor vrijstelling wordt verleend, wordt daarna opgenomen in het studentendossier dat onderdeel uitmaakt van het studiecontract.
5.2.3.6. Bewaren van beslissingen
De opleiding houdt een lijst bij van de genomen beslissingen en van de bijbehorende adviezen.
5.2.3.7. Beroepsmogelijkheid
De student kan schriftelijk en gemotiveerd binnen de vijf kalenderdagen na de schriftelijke mededeling van de beslissing beroep instellen bij de directeur onderwijsbeleid tegen de beslissingen inzake het toestaan van vrijstellingen. Ten laatste 15 kalenderdagen na ontvangst van het beroep deelt de directeur onderwijsbeleid de eindbeslissing schriftelijk en gemotiveerd aan de student mee.
5.2.4. Geldigheidsduur van creditbewijzen, andere studiebewijzen en bewijzen van bekwaamheid
5.2.4.1. Duur
Alle creditbewijzen, andere studiebewijzen of bewijzen van bekwaamheid zijn in principe onbeperkt geldig.
De opleiding kan bepalen dat, als een vrijstelling gevraagd wordt op basis van een vroeger behaald credit- bewijs, ander studiebewijs of bewijs van bekwaamheid, een actualiseringsprogramma nodig is voor die studenten die een opleiding nog niet met succes hebben afgewerkt in het zesde kalenderjaar na het behalen van het bewijs. Deze termijn begint te lopen vanaf de eerste dag van de maand oktober die volgt op de maand waarin het bewijs werd behaald. De opleiding bepaalt voor welke bewijzen dit geldt en op welke manier het actualiseringsprogramma zal gerealiseerd en beoordeeld worden.
5.2.4.2. Eventueel actualiseringsprogramma
Als een actualiseringsprogramma wordt opgelegd aan een student wordt dit formeel gemotiveerd.
De student kan schriftelijk en gemotiveerd binnen de vijf kalenderdagen na de schriftelijke mededeling van de beslissing beroep instellen bij de directeur onderwijsbeleid tegen het opleggen van een actualiserings- programma. Ten laatste 15 kalenderdagen na ontvangst van het beroep deelt de directeur onderwijsbeleid de eindbeslissing schriftelijk en gemotiveerd aan de student mee.
Een student die geslaagd is voor het examen over het actualiseringsprogramma voor een opleidingsonderdeel waarvoor hij op grond van een vroeger behaald creditbewijs of ander studiebewijs of een bewijs van bekwaam- heid geen volledige vrijstelling kreeg, verkrijgt een creditbewijs voor het gehele opleidingsonderdeel.
5.2.5. Behalen van een diploma na het verkrijgen van vrijstellingen
Wanneer een student vrijstelling verkrijgt voor alle opleidingsonderdelen van een opleiding, wordt hem het diploma van een opleiding toegekend.
5.3. Inschrijven voor opleidingsonderdelen en afleggen van examens
5.3.1. Algemeen principe
De volgorde waarin studenten zich kunnen inschrijven voor het volgen van opleidingsonderdelen en examens kunnen afleggen, wordt - ongeacht het studiecontract - bepaald door de structuur van het opleidings- programma, eventueel opgedeeld in opleidingsfasen, en in elk geval rekening houdend met de vastgelegde volgtijdelijkheidsvoorwaarden en voortgangsvereisten.
Op gemotiveerd verzoek van de student kan het departementshoofd een andere regeling toestaan.
5.3.2. Opnamebeperkingen
5.3.2.1. Voor studenten die zich voor het eerst inschrijven in een bacheloropleiding
Studenten die zich voor het eerst in een bacheloropleiding inschrijven, kunnen slechts inschrijven voor een voltijds modeltraject (54 à 66 studiepunten) of een anders opgebouwd modeltraject, tenzij zij zich onder de voorwaarden en volgens de procedures inschrijven in een geïndividualiseerd traject.
5.3.2.2. Voor studenten in een voltijds modeltraject die al in een vroeger academiejaar waren ingeschreven Afhankelijk van het aantal credits en/of vrijstellingen kunnen studenten opleidingsonderdelen van de volgende opleidingsfasen vooruitnemen. Hierbij wordt rekening gehouden met de vastgelegde volgtijdelijkheid. Dit wil zeggen dat de student geen opleidingsonderdelen uit volgende opleidingsfasen kan opnemen waarvoor slagen in één of meerdere opleidingsonderdelen uit de voorgaande opleidingsfase vereist is en waarvoor men nog niet slaagde.
Voor het bepalen van de voorafname is er enkel een begrenzing voor studenten die de eerste 60 studiepunten nog niet verworven hebben. De student stelt zijn individueel jaarprogramma op na overleg met de studie- trajectbegeleider. Voor een individueel jaarprogramma van 60 studiepunten geldt dan volgende regeling:
de student heeft minder dan 20 studiepunten verworven: dan kunnen geen opleidingsonderdelen voorafgenomen worden;
de student heeft tussen de 20 en 49 studiepunten verworven: dan kan men voorafnemen tot een studieprogramma van max. 66 studiepunten;
de student heeft 50 of meer studiepunten: dan kan de volledige volgende opleidingsfase worden voorafgenomen (tot 70 studiepunten).
Voor studenten met een individueel jaarprogramma met minder dan 60 studiepunten gelden dezelfde regels, maar de studiepuntengrenzen worden in verhouding gebracht tot de omvang van het individueel jaar- programma.
Studenten met een geïndividualiseerd traject beslissen in overleg met het departementshoofd in welke mate zij reeds opleidingsonderdelen uit een volgende opleidingsfase vooruitnemen, behalve desgevallend die opleidingsonderdelen waarvoor slagen in één of meerdere andere opleidingsonderdelen uit een voorgaande opleidingsfase vereist is en waarvoor hij nog niet slaagde.
Afwijkingen kunnen toegestaan worden na gunstig advies door het departementshoofd.
Een student die ingeschreven is voor een voorbereidingsprogramma of een schakelprogramma en daarvoor vrijstellingen en/of creditbewijzen verworven heeft, mag opleidingsonderdelen van de (eerste) opleidingsfase van de aansluitende masteropleiding opnemen, ter waarde van maximaal het aantal studiepunten waarvoor hij in het voorbereidings- of schakelprogramma reeds vrijstellingen en/of creditbewijzen verwierf. Hij mag evenwel geen opleidingsonderdelen opnemen waarvoor slagen op één of meerdere opleidingsonderdelen uit het voorbereidings- of schakelprogramma vereist is, als hij voor die specifieke opleidingsonderdelen nog niet slaagde.
Bovenstaande regels maken abstractie van de opleidingsonderdelen van de masteropleiding die de student desgevallend reeds gelijktijdig met het schakel- of voorbereidingsprogramma volgde.
5.3.2.3. Voor studenten die al opleidingsonderdelen uit aansluitende opleidingen kunnen opnemen
De studenten die nog minder dan 60 studiepunten van een opleiding moeten afwerken, kunnen enkel voor deze opleiding inschrijven, maar zij mogen zich daarnaast ook al inschrijven voor een aansluitende opleiding waarvan zij al opleidingsonderdelen kunnen opnemen, uitzonderlijk zelfs de volledige opleiding. Zij moeten in elk geval eerst hun individueel jaarprogramma voor de eerste opleiding volboeken vooraleer het individueel jaarprogramma van de aansluitende opleiding kan goedgekeurd worden;
De studenten moeten rekening houden met de volgtijdelijkheidsvoorwaarden en voortgangsvereisten. Als dergelijke volgtijdelijkheidsvoorwaarden en voortgangsvereisten zijn bepaald, kan een combinatie met een volledige aansluitende opleiding bijgevolg uitgesloten zijn.
5.3.2.4. Afwijkingen
In uitzonderlijke gevallen kan het departementshoofd op gemotiveerde wijze afwijkingen toestaan op de hierboven vastgestelde regels. De student richt hiertoe een schriftelijke en gemotiveerde aanvraag tot het departementshoofd.
5.4. Volgen van opleidingsonderdelen en afleggen van examens in een andere opleiding of aan andere instellingen
In het kader van de studentenmobiliteit kunnen de departementen algemene afspraken maken met andere instellingen van hoger onderwijs in het binnen- of buitenland.
De student kan op gemotiveerde wijze aan het departementshoofd voorstellen om opleidingsonderdelen van een opleiding te vervangen door andere die voorkomen in opleidingen van andere binnen- of buitenlandse universiteiten of hogescholen.
Het departementshoofd onderzoekt het voorstel van de student en gebruikt daarbij in het bijzonder de volgende criteria:
de aansluiting van de doelstellingen van het vervangende opleidingsonderdeel bij de doelstellingen van de opleiding;
het niveau van het opleidingsonderdeel;
de studieomvang van het opleidingsonderdeel.
Bij positieve beslissing kan de student de voorgestelde vervangende opleidingsonderdelen elders volgen en daar de examens afleggen. In dat geval zal het departementshoofd tevens aangeven op welke manier de examenresultaten voor de vervangende opleidingsonderdelen zullen worden verrekend in het kader van het behalen van een diploma. Behalve wanneer het departementshoofd anders beslist, komt het aantal studiepunten van een opleidingsonderdeel dat een ander verplicht opleidingsonderdeel vervangt overeen met het aantal studiepunten van het vervangen opleidingsonderdeel.
5.5. Maatregelen van studievoortgang
5.5.1. Aantal inschrijvingskansen
De EER-student heeft recht op een tweede inschrijving voor dezelfde opleidingsonderdelen als waarvoor hij in een voorafgaand academiejaar was ingeschreven en waarvoor hij geen creditbewijs behaalde.
5.5.2. Studieadvies ten aanzien van alle studenten
Alle studenten, met uitzondering van de studenten met een examencontract, hebben recht op studieadvies van de departementale studiebegeleiders en/of medewerkers van de dienst Studie- en Studentenbegeleiding.
In het bijzonder studenten van een eerste inschrijving van een bacheloropleiding krijgen hierbij veel aandacht, zowel de studenten die een studie-efficiëntie halen van minder dan 50%, als de groep van studenten met een studie-efficiëntie tussen 50 à 60% aan wie een niet-bindend studieadvies kan worden gegeven.
5.5.3. Niet-bindend studieadvies, studievoortgangsbewaking en weigering van inschrijving
5.5.3.1. Niet-bindend studieadvies na een eerste inschrijving in een bacheloropleiding
Studenten die zich voor het eerst inschreven in een bacheloropleiding en die niet alle credits verworven hebben van het contract, hebben na de derde examenperiode recht op een niet-bindend studieadvies.
5.5.3.2.Studievoortgangsbewaking
De KHLim kan volgende maatregelen van studievoortgangsbewaking nemen:
het opleggen van bindende voorwaarden voor de inschrijving. Deze bindende voorwaarden betreffen in beginsel geen evaluatie- en/of deliberatiecriteria die strenger zijn dan de regels die in de KHLim algemeen gelden;
maatregelen van studievoortgangsbewaking kunnen worden opgelegd aan een onder diplomacontract ingeschreven student die na één academiejaar niet ten minste 50% van de studiepunten heeft verworven waarop het diplomacontract betrekking heeft.
5.5.3.3. Studievoortgang en weigering van inschrijving
1. Aantal examenkansen en recht op herinschrijving
Een student heeft in principe recht op twee examenkansen per academiejaar, behalve in die gevallen waar voor een opleidingsonderdeel slechts één examenkans wordt georganiseerd.
2. Tweede inschrijving
Een tweede inschrijving voor een opleidingsonderdeel waarvoor men niet slaagde, is mogelijk vanaf een volgend academiejaar.
Indien na een eerste inschrijving in een bacheloropleiding minder dan 50% van de credits werd behaald, worden bindende studievoortgangsmaatregelen geformuleerd in functie van een weigering van een derde inschrijving.
Deze bindende voorwaarden worden in het contract van de tweede inschrijving opgenomen.
Naast onderwijsgebonden activiteiten kunnen ook activiteiten van studietrajectbegeleiding verplicht gesteld worden.
3. Derde inschrijving
Een derde inschrijving voor een opleiding of opleidingsonderdeel wordt in principe geweigerd.
Een student kan een schriftelijk en gemotiveerd verzoek richten aan het departementshoofd. Het departementshoofd kan dan toch een nieuwe toelating geven, waarbij de toelating afhankelijk wordt gemaakt van een absolute weigering tot inschrijving bij een toekomstig niet slagen.
4. Een student die beschikt over een onvoldoende leerkrediet om een opleiding aan te vangen of af te werken:
wordt enkel toegelaten tot herinschrijving voor de opleiding of opleidingsonderdelen op grond van een gemotiveerd verzoek en na evaluatie van het reeds afgelegde studieparcours en de mogelijke kansen om de opleiding succesvol af te ronden;
zal bij de toelating voor het gedeelte van de inschrijving waarvoor hij niet meer beschikt over een leerkrediet het decretaal bepaalde maximum studiegeld moeten betalen. Op gemotiveerd verzoek bij de directeur onderwijsbeleid kan hiervan worden afgeweken.
Een student die een bachelordiploma heeft behaald, zonder over een voldoende leerkrediet te beschikken voor het aanvangen van een masteropleiding, wordt in elk geval toegelaten tot de masteropleiding. Hij betaalt voor het gedeelte waarvoor hij niet meer beschikt over een voldoende leerkrediet het decretaal bepaalde
maximum-studiegeld. Op gemotiveerd verzoek kan de directeur onderwijsbeleid hiervan afwijken.
5.5.3.4. Beroepsmogelijkheid
De student kan schriftelijk en gemotiveerd binnen de vijf kalenderdagen na de schriftelijke mededeling van de beslissing beroep instellen bij de directeur onderwijsbeleid tegen een maatregel van studievoortgangsbewaking. Ten laatste 15 kalenderdagen na ontvangst van het beroep deelt de directeur onderwijsbeleid de eindbeslissing schriftelijk en gemotiveerd aan de student mee.
Afdeling 6 – Rechten, plichten en rechtsbescherming
6.1 Rechten en plichten van de student
6.1.1. Gelijke behandeling
Elke student van de KHLim heeft recht op een gelijke behandeling. Hierbij gelden volgende bijzondere opmerkingen:
de “gelijke behandeling” is te verstaan in zijn juridische betekenis. De rechtspraak en rechtsleer staan toe dat men een onderscheid maakt tussen studenten wanneer de objectieve toestand verschilt en voor zover de verschillende behandeling in verhouding is tot een rechtmatig na te streven doel;
de wetgeving staat toe dat de hogeschool algemene maatregelen neemt om de gelijkheid van kansen te waarborgen en de toegankelijkheid van de hogeschool in materiële en immateriële zin te garanderen voor studenten met een handicap of chronische ziekte en voor studenten uit minder vertegenwoordigde groepen.
6.1.2. Studenten met een functiebeperking
De KHLim wenst alle studenten maximale kansen te bieden om zich te ontplooien. Daarom wil de hogeschool een bijzondere inspanning leveren voor studenten met een functiebeperking.
Studenten zijn bij hun inschrijving vrij om hun functiebeperking al dan niet kenbaar te maken. Toch kan het belangrijk zijn om dit aan te geven om een verantwoorde studiekeuze te maken. Bij functiebeperkingen die het verwerven en inzetten van belangrijke professionele competenties onmogelijk maken wordt die studiekeuze sterk ontraden.
Bij de wederzijdse infoverstrekking voorafgaand aan of bij de start van het leertraject wordt de student er attent op gemaakt dat hij een aanvraag kan doen om bepaalde faciliteiten of extra ondersteuning te verkrijgen. Wanneer een student onverwacht tijdens het studietraject met een functiebeperking geconfronteerd wordt, kan hij dit signaleren en kan de procedure alsnog in gang gezet worden.
Opvang en ondersteuning worden afhankelijk gemaakt van een erkenning van de functiebeperking. Een attest van erkenning wordt na aanvraag en goedkeuring afgeleverd door de Sociale Dienst van vzw Stuvoor - KHLim. Studenten met leerstoornissen worden doorgestuurd naar de studentenbegeleider van de Sociale Dienst in elk departement. De studenten dienen een gemotiveerd attest voor te leggen dat door het CLB of een andere bevoegde instantie opgemaakt is.
Studenten met andere functiebeperkingen worden in eerste instantie naar de zorgcoördinator doorverwezen. Deze studenten dienen meestal een gestandaardiseerd attesteringsformulier te laten invullen dat de zorgcoördinator hen bezorgt.
Nadat de zorgcoach het erkenningsattest of een begeleidingsvoorstel ontvangen heeft, pleegt hij/zij overleg met de betrokkenen en werkt het voorstel verder uit. Dit voorstel bevat zowel de rechten als plichten van beide partijen en wordt met de student besproken. De resultaten worden in een begeleidingscontract opgenomen. Zo wordt niet alleen betwisting voorkomen maar ook een houvast geboden aan alle partners die bij de begeleiding van de student betrokken zijn en niet in het minst aan de student zelf. De hogeschool verbindt zich tot een opvang en begeleidingsstrategie die aangepast is aan de specifieke functiebeperking van de individuele student, aan de studie die hij aanvat en aan de mogelijkheden van de hogeschool.
6.1.3. Bijzonder statuut
6.1.3.1 Topsport en studie
Dankzij een flexibele studieorganisatie kan de ‘topsportstudent’ zowel op studie- als op sportief vlak tot ontplooiing komen.
Topatleten, topspelers en/of beloftevolle jongeren, die tot één van de volgende categorieën behoren, kunnen hiervoor in aanmerking komen:
erkend atleet zijn bij:
- het Belgisch Olympisch en Interfederaal Comité (BOIC);
- het Vlaams Bureau Topsport (VBT-BLOSO);
- de Vlaamse Sportfederatie (VSF). speler zijn bij:
- een ploeg uit de hoogste afdeling;
- een nationale juniores- en/of senioresploeg.
als een veelbelovend atleet/speler erkend zijn door de desbetreffende sportfederatie/-bond.
Voor een topsportstudent kan een aantal faciliteiten ingericht worden zoals studiebegeleiding en logistieke ondersteuning.
Om in aanmerking te komen voor het statuut van topsportstudent richt de student een schriftelijke en gemotiveerde aanvraag tot het betrokken departementshoofd van de KHLim ten laatste voor 15 maart van het lopende academiejaar. De aanvrager stelt hierbij een persoonlijk dossier samen met daarin ten minste:
een bewijs dat men tot één van de beschreven categorieën behoort; een trainingsschema, stage- en competitieplanning;
een overzicht van de faciliteiten die men wenst aan te vragen.
De sportcoördinator zal in overleg met het betrokken departementshoofd de aanvraag onderzoeken en binnen de 30 kalenderdagen de student schriftelijk op de hoogte brengen van de beslissing.
6.1.3.2. Andere
Andere studenten (bijvoorbeeld topmuzikanten, kunstenaars,…) die in aanmerking wensen te komen voor bepaalde faciliteiten, dienen hiervoor hun aanvraag in bij het departementshoofd naar analogie met de aanvraag voor een topsportstatuut.
6.1.4. Openbaarheid van bestuur
Overeenkomstig de bepalingen van het participatiedecreet krijgen de vertegenwoordigers van de studenten op hun verzoek inzage in de verslagen van de beleidsorganen.
De openbaarheid van bestuur ten aanzien van elke individuele student wordt als volgt verbijzonderd. Elke student kan inzage krijgen in de documenten die ten grondslag lagen aan beslissingen ten aanzien van hem genomen, zonder dat hij recht heeft op inzage in gegevens die betrekking hebben op andere studenten. Hij kan tot uiterlijk een maand na aanvang van het volgende academiejaar hiertoe een aanvraag indienen bij het departementshoofd of de voorzitter van de examencommissie. Volgens de eigen reglementering van het departement wordt die inzage binnen een redelijke termijn verleend.
Kopieën van documenten worden enkel verleend met onherkenbaarmaking van gegevens die niet op de student betrekking hebben. De KHLim zal een redelijke vergoeding vragen per gekopieerde bladzijde. Het examenreglement bepaalt het inzagerecht ten aanzien van examens en beraadslagings- verslagen.
Elke student kan conform de wetgeving op de bescherming van de persoonsgegevens éénmaal per jaar inzage en eventueel correctie vragen van de persoonsgegevens die de hogeschool over hem elektronisch bewaart.
6.1.5. Onpartijdigheid
De hogeschool behandelt elke student zonder vooringenomenheid.
Leden van de hogeschoolgemeenschap, studenten inbegrepen, die een persoonlijk belang hebben bij een beslissing ten aanzien van een bepaalde student, kunnen niet deelnemen aan de advisering of de beslissing van het betrokken beleidsorgaan.
6.1.6. Recht op verdediging
De onderwijsregeling en het examenreglement bepalen hoe de student zijn rechten kan verdedigen.
Met betrekking tot meer algemene elementen van onderwijsaard en/of de rechtspositieregeling van de student fungeert het departementshoofd als ombudspersoon. Indien hij zelf betrokken is bij de betwisting treedt de directeur onderwijsbeleid op in zijn plaats.
6.1.7. Motiveringsplicht
Eenzijdige rechtshandelingen met een individuele strekking die beogen afdoende rechtsgevolgen te hebben voor 1 of meer studenten, vermelden de juridische en feitelijke overwegingen waarop zij gegrond zijn.
6.2. Specifieke rechten en plichten
Buiten de verder expliciet in de onderwijs- en examenreglementering beschreven rechten hebben de studenten onder meer recht op:
ondersteuning vanwege studentenvoorzieningen van de hogeschool: algemene toegang tot de diensten van studieadvies en studentenvoorzieningen, de studentenrestaurants, enz...;
bijzondere ondersteuning inzake studentenhuisvesting enz. volgens de criteria bepaald door de diensten;
gebruik van de mediatheek volgens het mediatheekreglement;
gebruik van de computerinfrastructuur volgens het specifiek reglement; gebruik van een elektronisch leerplatform.
Studenten met uitsluitend een examencontract kunnen op deze mogelijkheden geen enkele aanspraak maken, tenzij zij bij de registratie voor het gebruik van Toledo een gebruiksrecht van 50 euro betalen.
De studenten hebben de plicht de onroerende en roerende goederen van de hogeschool te gebruiken als een goede huisvader en zich te gedragen conform de reglementen waarnaar hierboven is verwezen.
6.3. Inspraakregeling van de studenten
De vertegenwoordigers van de studenten hebben inspraak in alle aangelegenheden die op hen betrekking hebben via de raden waarin zij vertegenwoordigd zijn.
6.4 Rechtsbescherming en behandeling van klachten
6.4.1 Ombudsdiensten
6.4.1.1. In verband met de onderwijsverzorging
Elk departement wijst voor elke opleiding een personeelslid aan als onderwijsombudspersoon. Bij deze vertrouwenspersoon kunnen de studenten doorheen het academiejaar terecht met betrekking tot aspecten van onderwijsverzorging. De onderwijsombudspersoon bemiddelt tussen de betrokken student(en), de docent(en) en de beleidsinstanties.
6.4.1.2. In verband met examens
Tijdens de examenperiodes fungeert een examenombudspersoon die als vertrouwenspersoon bemiddelt tussen de examinator en de student. Het examenreglement beschrijft de opdracht, aanstelling en bevoegdheid van de examenombudspersoon.
6.4.2 Procedure ter behandeling van formele klachten
6.4.2.1 In verband met de onderwijsverzorging
Klachten met betrekking tot de onderwijsverzorging worden schriftelijk en gemotiveerd ingediend bij het departementshoofd of bij de directeur onderwijsbeleid. Het departementshoofd stelt een commissie samen van onderwijzend personeel verantwoordelijk voor die opleiding. Die commissie bestaat ten minste uit drie personen, departementshoofd inbegrepen. Het departementshoofd zit de commissie voor. Als het departementshoofd betrokken partij is wordt de commissie voorgezeten door de directeur onderwijsbeleid. Binnen dertig kalenderdagen na ontvangst van de klacht doet de commissie een gemotiveerde uitspraak. Die uitspraak bestaat uit een advies aan de departementale raad over de gegrondheid van de klacht en kan aanbevelingen bevatten met betrekking tot de herziening van onderwijsopdrachten en programma’s.
6.4.2.2. In verband met beslissingen over een individuele student
De student kan schriftelijk en gemotiveerd binnen de vijf kalenderdagen na de schriftelijke mededeling van een beslissing beroep instellen bij de directeur onderwijsbeleid tegen beslissingen ten aanzien van:
de studietrajecten;
de wijziging inzake type of inhoud van het studiecontract; de toelatingsvoorwaarden;
de vrijstellingen;
het actualiseringsprogramma; EVK/EVC.
Ten laatste 15 kalenderdagen na ontvangst van het beroep deelt de directeur onderwijsbeleid de eindbeslissing schriftelijk en gemotiveerd mee.
6.5. Tuchtreglement
6.5.1. Algemeen
Van de studenten die zich aan de KHLim laten inschrijven, wordt verlangd dat ze zich in hun gedragingen en sociale relaties, zowel binnen als buiten de hogeschoolgemeenschap, door eerbied voor de menselijke persoon laten leiden, en dat ze geen handelingen verrichten die onverenigbaar zijn met de missie van de hogeschool (xxx.xxxxx.xx).
Studenten die zich hier niet aan houden, kunnen worden gesanctioneerd volgens de bepalingen van het tuchtreglement.
6.5.2. Bevoegdheid
Met de handhaving van de tucht aan de hogeschool zijn belast: het Hogeschoolbestuur en namens dit de algemeen directeur van de hogeschool, de departementshoofden en een daartoe ingestelde tuchtcommissie.
6.5.3. Tuchtcommissie
De tuchtcommissie bestaat uit: het departementshoofd van de opleiding waarvoor de student is ingeschreven, een lid van het onderwijzend personeel in dezelfde opleiding, aangewezen door het departementshoofd, een vertegenwoordiger van de betrokken opleiding uit de departementale studentenraad en de verantwoordelijke van de opleidingsfase waartoe de student behoort. Deze commissie moet worden samengeroepen, als de betrokken student hierom verzoekt.
6.5.4. Sancties
De mogelijke sancties zijn:
1. de blaam;
2. de herstelgerichte opdracht;
3. de ontzegging van het recht om één of meer onderwijsactiviteiten te volgen;
4. de tijdelijke wegzending;
5. de uitsluiting van deelname aan één of meer examens;
6. de definitieve wegzending.
Elke sanctie wordt schriftelijk gemotiveerd en meegedeeld. De blaam wordt uitgesproken door het departementshoofd.
De herstelgerichte opdracht, de ontzegging van het recht om één of meer onderwijsactiviteiten te volgen en de
sanctie die een tijdelijke wegzending inhoudt, worden uitgesproken door het departementshoofd, nadat hij, indien de betrokken student erom verzocht, eerst het advies inwint van de tuchtcommissie.
Tegen deze uitspraak kan, binnen de acht dagen volgend op de schriftelijke kennisgeving, bij de algemeen directeur schriftelijk beroep worden aangetekend. De algemeen directeur moet dan binnen de acht dagen volgend op de schriftelijke kennisgeving de tuchtcommissie samenroepen. Deze kan met ¾ meerderheid van de stemmen de uitgesproken sanctie bevestigen of wijzigen. Indien geen ¾ meerderheid wordt bereikt, beslist de algemeen directeur.
Over uitsluiting van deelname aan één of meer examens of definitieve wegzending beslist de algemeen directeur, nadat hij kennis genomen heeft van het verslag van het departementshoofd en als de betrokken student erom heeft verzocht, de tuchtcommissie gehoord heeft.
Geen enkele sanctie kan worden uitgesproken, zonder dat de betrokken student is gehoord en de gelegenheid heeft gekregen zich te verdedigen zowel voor het departementshoofd als voor de tuchtcommissie, eventueel de algemeen directeur. Zowel het departementshoofd, als de algemeen directeur, als de betrokken student kunnen zich laten bijstaan door een persoon naar keuze; zij mogen ook getuigen oproepen.
6.6. Gedragscode
6.6.1. Aanwezigheid van studenten bij onderwijsactiviteiten
De Katholieke Hogeschool Limburg vindt het noodzakelijk dat studenten deelnemen aan alle onderwijs- activiteiten die deel uitmaken van hun opleiding. Studenten hebben daar alleen maar voordeel bij. De hogeschool wenst de afwezigheid van studenten bij onderwijsactiviteiten steeds te benaderen vanuit een pedagogische visie op het onderwijsgebeuren.
De hogeschool zal op regelmatige tijdstippen de kwaliteit van de aangeboden onderwijsactiviteiten controleren, om op die manier garant te staan voor een boeiend en kwalitatief opleidingsaanbod. De studenten worden betrokken bij de bevraging van de onderwijsactiviteiten.
De hogeschool kan de aanwezigheid van studenten in de onderwijsactiviteiten controleren. Bij regelmatige afwezigheid van studenten kan de hogeschool in overleg met de student de reden van de afwezigheid trachten te achterhalen en daaraan zo mogelijk te remediëren.
6.6.2. Gedragscode voor het gebruik van KHLim-infrastructuur
De hogeschool stelt haar didactische infrastructuur (mediatheken, computers, leerplatformen, labo’s,…) ter beschikking van haar studenten voor studiedoeleinden en van haar personeel voor beroepsgebonden doeleinden.
De gedragscodes zijn terug te vinden in de specifieke reglementering van de desbetreffende diensten en te raadplegen op de website van de KHLim.
6.6.3. Gedragscode bij het gebruik van audio- en beeldopnames
De studenten hebben geen recht op het maken van geluids- of beeldopnamen van de onderwijsactiviteiten, tenzij hierover een specifieke afspraak is gemaakt met de titularis van het opleidingsonderdeel. Deze afspraak moet schriftelijk bevestigd worden door de betrokken titularis.
Het opnamemateriaal kan enkel gebruikt worden voor didactische doeleinden ten behoeve van de student zelf of de studentengroep van het lopende academiejaar. Commercieel gebruik is in elk geval uitgesloten, evenals het opnemen van examens voor eender welk gebruik. Een student die gebruik maakt van het materiaal zonder rekening te houden met deze afspraken wordt onderworpen aan de sancties zoals bepaald in het tuchtreglement. De studenten kunnen zich niet verzetten tegen het maken van opnamen van onderwijsactiviteiten die de docent gebruikt voor simultane uitzending en /of plaatsing op leerplatformen; zij kunnen wel vragen niet herkenbaar in beeld te worden gebracht.
DEEL 3: EXAMENREGLEMENT
Afdeling 1 - Algemene bepalingen
Artikel 1 (doelstellingen)
Dit reglement legt de regels vast die een vlot en correct verloop van de examens aan de KHLim moeten waar- borgen. De taak van de examinator bestaat erin om na te gaan of een student over de competenties beschikt die vereist worden ten aanzien van een bepaald opleidingsonderdeel. De examencommissie heeft tot taak na te gaan of een student ten aanzien van de opleiding of opleidingsonderdelen over de competenties beschikt die noodzakelijk worden geacht om daarvoor te slagen.
Elk examen dient zo te worden georganiseerd dat de student ten volle de kans krijgt de voor het opleidings- onderdeel vereiste competenties te bewijzen. Dit vraagt van de examinator, en van alle ter zake bevoegde organen, een constante zorg om voor elk opleidingsonderdeel een optimaal georganiseerd examen te garanderen.
Artikel 2 (toepassingsgebied)
Het algemene examenreglement is van toepassing op alle examens aan de KHLim waarvoor in afdelingen 2 en 3 geen specifieke bepalingen zijn opgenomen of waarvoor geen afwijkende bepalingen zijn vastgelegd overeen- komstig de procedure beschreven in artikel 3.
Artikel 3 (aanvullingen en afwijkingen)
Opleidingen kunnen dit examenreglement enkel aanvullen indien dit expliciet vermeld wordt in een artikel van dit reglement. Deze aanvullingen kunnen bijzondere bepalingen en criteria inhouden en mogen niet in strijd zijn met het algemene examenreglement. Die aanvullingen treden pas in werking nadat via de directeur onderwijsbeleid bevestigd is dat zij conform dit onderwijs- en examenreglement zijn opgesteld.
Afwijkingen van dit algemene examenreglement kunnen alleen worden toegestaan door de algemeen directeur, na advies van de Academische raad.
Aanvullingen en afwijkingen worden aan de studenten van de betrokken opleiding bekendgemaakt. Zij worden in elk geval vermeld in de studiegids.
Afdeling 2 - Organisatie van de examens
Artikel 4 (examenperiodes)
Per academiejaar worden drie examenperiodes georganiseerd:
de eerste examenperiode van 17 september 2012 tot 3 maart 2013;
de tweede examenperiode van 1 februari 2013 tot 5 juli 2013;
de derde examenperiode van 16 augustus 2013 tot 13 september 2013.
De examens van de derde examenperiode worden gespreid over minimum twaalf werkdagen, zaterdag niet inbegrepen.
In uitzonderlijke individuele gevallen kan de examencommissie een examenperiode openhouden, maar voor de laatste examenperiode niet later dan 30 september.
Artikel 5 (afgewerkte opleidingsonderdelen)
Er worden examens georganiseerd voor afgewerkte opleidingsonderdelen.
Een student heeft voor ieder opleidingsonderdeel waarvoor hij ingeschreven is, recht op twee examenkansen in de loop van het academiejaar, tenzij de aard van dit opleidingsonderdeel dit niet toelaat. De opleidingen vermelden dit in hun studiegids.
Artikel 6 (deelexamens)
Voor opleidingsonderdelen kunnen deelexamens georganiseerd worden.
In de studiegids wordt vermeld of voor opleidingsonderdelen die uit verscheidene onderwijsleeractiviteiten bestaan, deze activiteiten afzonderlijk geëvalueerd worden. De modaliteiten hiervoor worden tevens beschreven in de studiegids.
In de studiegids wordt vermeld of van een opleidingsonderdeel dat over twee semesters wordt georganiseerd, een deelexamen wordt afgenomen. Het relatieve aandeel van elk deelexamen wordt vastgelegd in de studie- gids.
Artikel 7 (permanente evaluatie)
In de studiegids wordt vermeld of voor een opleidingsonderdeel of een deel ervan een vorm van permanente evaluatie wordt voorzien. De modaliteiten hiervoor worden beschreven in de studiegids.
Artikel 8 (formatieve toetsen)
De resultaten van formatieve toetsen worden niet verrekend in de eindresultaten.
Artikel 9 (openbaarheid)
De student die dit wenst kan een waarnemer het mondelinge examen laten bijwonen. De waarnemer kan geen student zijn die dat opleidingsonderdeel in dat academiejaar moet afleggen of een student die in datzelfde academiejaar door de betrokken examinator moet worden ondervraagd, evenmin als een bloed- of aanverwant tot in de vierde graad. De student verwittigt ten minste zeven dagen voor een examen de voorzitter van de examencommissie en de examenombudspersoon, die de betrokken examinator tijdig op de hoogte brengt. De waarnemer kan enkel schriftelijke notities nemen.
De examinator kan in overleg met de voorzitter van de examencommissie een lid van het onderwijzend personeel vragen een examen bij te wonen.
Artikel 10 (examenregeling)
De volledige en gedetailleerde examenregeling wordt ten minste twee weken vóór een formele examenreeks ad valvas bekendgemaakt.
De examenregeling vermeldt:
de namen van de voorzitter, van de secretaris van de examencommissie en van de examenombuds- persoon;
de naam van de examinator en het opleidingsonderdeel; de plaats en het tijdstip;
het tijdstip waarop de resultaten zullen meegedeeld worden.
De examenregeling wordt opgesteld door het departementshoofd in overleg met afgevaardigde leden van de studentenraad.
Examinatoren en studenten houden zich strikt aan de vastgelegde examenregeling. Examens kunnen enkel om een zwaarwichtige reden verplaatst worden. De voorzitter van de examencommissie oordeelt daarover en treft in dat geval in overleg een nieuwe regeling. Hij beslist eveneens over de toewijzing van een examenmoment bij overmachtsituaties.
Afdeling 3 - Deelname aan de examens
Artikel 11 (voorwaarde om aan examens deel te nemen)
Een student kan slechts deelnemen aan een examen als hij het verschuldigde studiegeld betaald heeft of daarover een regeling heeft getroffen via KHLim-Stuvoor. Als niet aan deze voorwaarde is voldaan, wordt de inschrijving geschorst. Zolang de schorsing niet herroepen wordt, worden de eventueel reeds behaalde resultaten als niet bestaande beschouwd en ontvangt de student geen creditbewijs voor de betrokken opleidingsonderdelen.
De toegang tot een examen kan onderworpen zijn aan voorwaarden zoals een aanwezigheidsplicht met betrekking tot onderwijsleeractiviteiten of het tijdig indienen van werkstukken. Elke opleiding vermeldt duidelijk in de studiegids voor welke opleidingsonderdelen dit het geval is en wat de weerslag van het niet naleven van deze voorwaarden op de examenbeoordeling is. De opleiding kan bepalen dat de student die niet voldoet aan de gestelde voorwaarden een nulscore of een "niet afgelegd" krijgt voor het betrokken opleidings- onderdeel of deel ervan. Indien de vermelding “niet afgelegd” wordt toegekend, kan het punt voor dat opleidingsonderdeel niet worden samengesteld.
Artikel 12 (beperkingen inzake deelname)
Een student mag per academiejaar over een zelfde opleidingsonderdeel of gedeelte van een opleidings- onderdeel tweemaal en niet meer dan tweemaal examen afleggen, welke ook de contracten zijn die hij eventueel samen of opeenvolgend heeft aangegaan. Een niet-afgelegd examen wordt beschouwd als een opgenomen examenkans. De studiegids vermeldt de opleidingsonderdelen waarover de student op grond van de aard van dat onderdeel slechts eenmaal per jaar kan worden geëxamineerd.
Artikel 13 (controle)
De student moet op het examen zijn identiteit kunnen bewijzen.
Artikel 14 (hernemen van examens)
Een student die niet slaagde in de eerste of tweede examenperiode kan in elk geval een examen hernemen in de derde examenperiode. Indien de opleiding dit toestaat kan de student die niet slaagde in de eerste examenperiode eventueel reeds in de tweede examenperiode een examen hernemen. In dat geval kan niet nog eens het examen hernomen worden in de derde examenperiode.
Dit artikel is niet van toepassing op opleidingsonderdelen waarvoor slechts 1 examenkans is voorzien. Uitzonderlijk kunnen laatstejaarsstudenten reeds in het tweede semester een examenkans hernemen voor een opleidingsonderdeel waarvoor slechts 1 examenkans voorzien is, mits herinschrijving en betaling.
Artikel 15 (inhalen van examens)
Een student die om een zwaarwichtige reden niet deelneemt aan een examen kan een examen inhalen volgens de regels bepaald door de opleiding. Bij betwisting beslist de voorzitter van de examencommissie na advies van de examenombudspersoon.
Artikel 16 (stopzetten van de examens)
Een student die zich voor een examenperiode heeft ingeschreven en die niet aan een examen deelneemt of die van verdere deelname aan de examens afziet, deelt dat zo spoedig mogelijk mee aan het studenten- secretariaat. De betrokken examinator wordt hiervan verwittigd.
Afdeling 4 – Afwijkende examenregelingen
Artikel 17 (bijzondere regelingen in individuele omstandigheden)
Op grond van uitzonderlijke individuele omstandigheden kan aan studenten, met behoud van het modeltraject of hun geïndividualiseerd traject, een spreiding van examens tussen de gewone examenreeksen toegestaan worden.
Dit kan onder meer voor studenten met een functiebeperking, voor erkende topsporters of erkende kunstenaars en voor studenten die voltijds werken en een voltijdse opleiding volgen (54 studiepunten effectief).
Deze studenten kunnen voor examenspreiding in aanmerking komen.
Het toestaan van examenspreiding impliceert echter niet de mogelijkheid voor afwijkingen van uitdrukkelijk verplicht gestelde aanwezigheden of van de gebruikte werk- en examenvormen. Waar dit uitzonderlijk toch nodig blijkt, wordt met de betrokken opleiding een concrete regeling uitgewerkt
Aanvragen worden ten laatste 6 weken voor het afleggen van de examens ingediend bij het departementshoofd. Bij een negatieve beslissing kan de student binnen de 5 kalenderdagen in beroep gaan bij de directeur onderwijsbeleid, die uiterlijk binnen de vijftien kalenderdagen beslist over het beroep.
Afdeling 5 – Examens over opleidingsonderdelen uit vervolgopleidingen
Artikel 18 (valorisatie van examens)
Examens over opleidingsonderdelen uit vervolgopleidingen worden uitsluitend gevaloriseerd in de vervolg- opleiding. Op de behaalde resultaten worden de tolerantiecriteria voor onvoldoendes van de vervolgopleiding toegepast, enkel rekening houdend met de cijfers die al in de vervolgopleiding zijn behaald.
Over studenten die zich inschrijven voor een volledige vervolgopleiding, kan slechts worden beraadslaagd met betrekking tot het slagen en de graad van verdienste, nadat zij geslaagd zijn voor de voorafgaande opleiding.
Afdeling 6 - Examens afgelegd in een andere opleiding of instelling
Artikel 19 (tijdstip en plaats van examens)
Wanneer een student volgens de voorwaarden bepaald door de opleiding opleidingsonderdelen volgt in een andere opleiding of aan een andere binnen- of buitenlandse instelling van hoger onderwijs, wordt het examen over deze opleidingsonderdelen afgenomen op het tijdstip, de plaats en onder de voorwaarden bepaald door die opleiding of de betrokken instelling.
Artikel 20 (beraadslaging)
Onder toezicht van de voorzitter van de examencommissie wordt, indien nodig, het resultaat van een examen afgelegd aan een andere instelling van hoger onderwijs, omgezet in de puntenschaal vermeld in het artikel over beoordeling. De student die een deel van de opleiding aan een andere instelling volgt, wordt voor zijn vertrek in kennis gesteld van de omzettingsregels.
Artikel 21 (vervanging door een equivalent opleidingsonderdeel)
De voorzitter van de examencommissie kan een student die geen creditbewijs behaalde voor een opleidings- onderdeel, omdat hij daarvoor niet slaagde in het examen dat hij aflegde aan een buitenlandse instelling voor hoger onderwijs, toestemming verlenen om in een volgende examenperiode van hetzelfde academiejaar aan de KHLim examen af te leggen over een door de examencommissie bepaald equivalent opleidingsonderdeel.
Afdeling 7 - Examenombudspersoon
Artikel 22 (opdracht, aanstelling en beschikbaarheid)
De examenombudspersoon is een vertrouwenspersoon die bemiddelt tussen examinatoren en studenten. Hij moet zijn bemiddelingsrol in volle onafhankelijkheid kunnen vervullen.
De examenombudspersoon oefent deze functie uit gedurende alle examenperiodes van dat academiejaar.
Per opleidingsfase of per groep van studenten wordt in elk academiejaar door het departementshoofd, na raadpleging van de studentenraad, ten laatste twee maanden na het begin van het academiejaar een lid van het personeel aangesteld tot examenombudspersoon en een ander tot plaatsvervangend examenombuds- persoon. Na de aanstelling wordt ad valvas gemeld wie de ombudspersoon is en waar en wanneer hij bereik- baar is.
Artikel 23 (bevoegdheden en betwistingen)
Waar nodig bemiddelt de examenombudspersoon over de datum, plaats, vormen en voorwaarden waarin een examen wordt afgelegd onverminderd de in andere artikels vastgelegde specifieke bevoegdheden.
Om zijn taak naar behoren te kunnen vervullen, heeft de examenombudspersoon, ook vóór de beraadslaging van de examencommissie, vanuit zijn bemiddelingsrol recht op inlichtingen betreffende elk examen. De examenombudspersoon is tot geheimhouding verplicht.
De examenombudspersoon is geen lid van de examencommissie, maar neemt met raadgevende stem aan de beraadslagingen deel. Hij neemt ook als waarnemer deel aan de besprekingen in de beperkte examen- commissie.
De voorzitter van de examencommissie waakt over de bevoegdheid en de onafhankelijkheid van de examen- ombudspersoon. Betwistingen omtrent de bevoegdheid van de examenombudspersoon of omtrent zijn onafhankelijkheid kunnen op elk moment door de examenombudspersoon en door elke examinator worden voorgelegd aan de directeur onderwijsbeleid.
Artikel 24 (onverenigbaarheid)
De examenombudspersoon mag in geen geval de studenten voor wie hij optreedt als examenombudspersoon, zelf evalueren. Indien uitzonderlijk de examenombudspersoon toch voor een opleidingsonderdeel aan de evaluatie van een student heeft meegewerkt, treedt de plaatsvervangende examenombudspersoon voor deze studenten in zijn plaats.
Artikel 25 (verslag)
Na de derde examenperiode van elk academiejaar bezorgt de examenombudspersoon aan het departements- hoofd en aan de voorzitter van de examencommissie een verslag over de werkzaamheden.
Afdeling 8 - Verloop van de examens
Artikel 26 (examinator)
Voor elk examen of deel van een examen is de titularis van het opleidingsonderdeel de eindverantwoordelijke voor de beoordeling.
In geval van bloed- of aanverwantschap tot en met de vierde graad tussen een student en een examinator of in geval van overmacht in hoofde van de examinator, verzoekt de examinator de voorzitter van de examen- commissie een plaatsvervanger aan te wijzen.
Een externe deskundige die deelneemt aan de beoordeling van een student voor een opleidingsonderdeel, kan nooit als eindverantwoordelijke voor een opleidingsonderdeel optreden.
Artikel 27 (informatie vóór de examens en inleveringstermijn)
De titularissen van de opleidingsonderdelen geven in de studiegids een beschrijving van de belangrijkste elementen van een opleidingsonderdeel (competenties, doelstellingen, leerlijn en onderwijsmethoden, studie- en verwerktijd, studiemateriaal en evaluatiemodaliteiten inclusief de weging van eventuele onderdelen waarvoor een deelcijfer wordt toegekend).
Indien, uitzonderlijk, de examenmaterie of de evaluatiemethoden van de ene tot de andere examenperiode verschillen, wordt dit vermeld in de studiegids.
De opleiding kan bepalen dat, indien de inleveringstermijn van een werkstuk niet gerespecteerd wordt, het werkstuk als niet-ingeleverd wordt beschouwd en dat de student voor deze opdracht een nulscore krijgt of de vermelding "niet afgelegd". Als deze sanctie is voorzien, geldt ze ook wanneer een nieuw toegestane termijn niet wordt nageleefd. Toepassing van die sanctie wordt aan de student meegedeeld.
Wanneer er voor het indienen van een werkstuk een bepaalde inleveringstermijn is vastgelegd en een student om gegronde redenen voorziet een bepaalde termijn niet te kunnen respecteren, neemt hij voor de aangegeven vervaldatum contact op met de titularis die een nieuwe inleveringstermijn kan bepalen.
Artikel 28 (examenvorm en examenduur)
De competenties van een opleidingsonderdeel bepalen de vorm van het examen. De examenvorm wordt vastgelegd door de opleiding, op voorstel van de titularis.
In de studiegids wordt vermeld welke examens mondeling zijn en welke schriftelijk. Iedere afwijking van de vastgestelde regeling wordt schriftelijk vastgelegd. Deze afwijking wordt ten laatste 2 weken vóór een formele examenreeks ad valvas bekendgemaakt. In gevallen van overmacht kan de voorzitter van de examencommissie een afwijking toestaan.
Bij een mondeling of deels mondeling examen beschikt de student over een schriftelijke voorbereidingstijd, tenzij anders vermeld in de studiegids.
Om redenen van lichamelijke of psychische aard kunnen studenten, als zij daar vóór de aanvang van de formele examenreeks om verzoeken, van de voorzitter van de examencommissie toestemming krijgen om examens op een andere dan de vastgelegde wijze af te leggen.
Studenten met functiebeperkingen kunnen de procedure volgen zoals vermeld in de onderwijsregeling.
Artikel 29 (beoordeling)
De student kan slechts een examencijfer behalen voor een opleidingsonderdeel indien hij een beoordeling heeft behaald op alle examenactiviteiten van het opleidingsonderdeel. Bij permanente evaluatie van opleidingsonderdelen zal elke opleiding telkens omschrijven aan welke voorwaarden de student moet voldoen om een beoordeling te kunnen behalen; deze gegevens staan vermeld in de studiegids.
Voor elk opleidingsonderdeel binnen een opleiding vindt er een examen plaats. Voor elk opleidingsonderdeel wordt slechts één examencijfer voorgelegd op de beraadslaging.
Een afgelegd examen of een deelexamen wordt op twintig punten beoordeeld. Het resultaat wordt uitsluitend in gehele getallen uitgedrukt.
Er kan ook gebruik gemaakt worden van een niet-numerieke beoordeling: geslaagd / niet-geslaagd.
De examencijfers voor deelexamens worden door de titularis(sen) vóór de beraadslaging omgezet in één eindcijfer op twintig punten voor het betrokken opleidingsonderdeel. Deelpunten worden samengeteld volgens de wiskundige regels maar bij een score van 4/20 of minder op een deel wordt het punt voor het opleidingsonderdeel 7/20 tenzij de score volgens de wiskundige regel lager is.
De examinator deelt bij het einde van het examen of deelexamen het resultaat niet mee aan de student.
Een student die niet voldoet aan de gestelde voorwaarden voor een opleidingsonderdeel of een deel van een opleidingsonderdeel krijgt een nulscore of de vermelding “niet-afgelegd”. Indien de vermelding “niet-afgelegd” wordt toegekend, kan het punt voor dat opleidingsonderdeel niet worden samengesteld.
Artikel 30 (administratieve verwerking)
De examinatoren delen zo spoedig mogelijk na het examen hun examenbeoordeling mee aan de bevoegde administratieve dienst.
Deze mededeling gebeurt voor elke examenperiode in de voorgeschreven vorm uiterlijk twee werkdagen voor de beraadslaging.
Afdeling 9 - De examencommissies en hun bevoegdheid
Artikel 31 (samenstelling)
Er wordt voor de duur van het academiejaar een examencommissie opgericht voor elke opleiding.
De examencommissie is representatief samengesteld. Zij bestaat uit ten minste zes stemgerechtigde leden.
De examenombudspersoon is lid met raadgevende stem van de examencommissie voor de opleiding waarvoor hij is aangesteld.
De opleiding bepaalt hoe de leden worden aangewezen en of er plaatsvervangers kunnen optreden.
De voorzitter en de secretaris van de examencommissie vormen, met de examenombudspersoon als raad- gevend lid, de beperkte examencommissie.
Artikel 32 (bevoegdheden van de beperkte examencommissie)
De beperkte examencommissie bereidt de beraadslaging als geheel voor.
Voor inschrijvingen voor een creditcontract of een examencontract met het oog op het verwerven van individuele creditbewijzen, legt zij de resultaten definitief vast met het oog op het al of niet uitreiken van een creditbewijs.
De beperkte commissie treedt op in de gevallen met betrekking tot de hoorplicht en het hoorrecht van studenten en examinatoren. Zij corrigeert de materiële vergissingen die geen invloed hebben op slagen voor een opleidingsonderdeel of een opleiding of de graad van verdienste. Zij legt de resultaten vast van uitwis- selingsstudenten waarvoor de resultaten laattijdig de instelling bereiken.
Artikel 33 (bevoegdheden van de examencommissie)
Na elke examenperiode legt de examencommissie van de opleiding per student de resultaten van de examens definitief vast, met het oog op het al of niet uitreiken van een creditbewijs.
De vastgestelde resultaten kunnen enkel nog worden gewijzigd in het nadeel van de student als een grove onregelmatigheid wordt vastgesteld. Zij kunnen nog worden gewijzigd overeenkomstig de procedure en binnen de termijn vastgelegd in het artikel betreffende materiële vergissingen.
De vaststelling van de resultaten wordt veruitwendigd in een door de voorzitter en de secretaris ondertekende puntenlijst, waar nodig geacht aangevuld met de relevante opmerkingen.
Na elke examenperiode bepaalt de examencommissie of de studenten die, behalve voor de opleidings- onderdelen waarvoor zij vrijstelling verkregen, resultaten voorleggen over alle opleidingsonderdelen van de opleiding in hun diplomacontract of hun examencontract met het oog op het verwerven van een diploma, geslaagd zijn voor de opleiding. Voor de geslaagde studenten bepaalt de examencommissie bovendien de graad van verdienste.
Na elke examenperiode beslecht de examencommissie mogelijke betwistingen. Zij neemt beslissingen in gevallen van onregelmatigheden.
Als de examencommissie beslist dat het door een examinator voorgesteld cijfer voor een individuele student of voor een groep studenten kennelijk onredelijk is, kan zij uitzonderlijk het voorstel van de examinator aanpassen; deze beslissing wordt zorgvuldig gemotiveerd.
De examencommissie heeft ook het recht om ten aanzien van individuele studenten adviezen te geven en/of om aan individuele studenten bijzondere maatregelen van studievoortgang op te leggen.
Artikel 34 (bijzondere beslissingen)
Ten gunste van de student kan onder bijzondere omstandigheden afgeweken worden van de tolerantieregel in het examenreglement. Dit kan op vraag van de voorzitter van de examencommissie, de examenombuds- persoon of ten minste 3 leden van de examencommissie. Indien er in dit geval geen consensusvoorstel is, wordt er geheim gestemd.
Deze beslissing wordt gemotiveerd.
Afdeling 10 - Beraadslaging
Artikel 35 (aantal beraadslagingen)
De opleiding kan beslissen om, met het oog op de beheersbaarheid van de bijeenkomst van de examen- commissie, per examenperiode meer dan één bijeenkomst van de examencommissie te organiseren.
Artikel 36 (aanwezigheid)
De leden van de examencommissie nemen aan de beraadslaging deel en ondertekenen de presentielijst. De examencommissie beslist geldig wanneer ten minste de helft van de stemgerechtigde leden (of in voorkomend geval hun plaatsvervanger) aanwezig is. Een lid dat gewettigd verhinderd is, deelt dit zo spoedig mogelijk aan de voorzitter van de examencommissie mee.
Als bepaalde studenten zich tijdens de beraadslaging ter beschikking van de examencommissie moeten houden, worden zij hiervan op initiatief van de voorzitter van de examencommissie op voorhand verwittigd.
Artikel 37 (geheimhouding)
De leden van de examencommissie en alle personen die ter zitting aanwezig zijn, zijn tot geheimhouding over de beraadslaging en de stemmingen verplicht.
Artikel 38 (stemgerechtigden)
Alle leden van de examencommissie zijn stemgerechtigd met uitzondering van de examenombudspersoon en de secretaris indien deze niet behoort tot het onderwijzend personeel.
De examenombudspersoon neemt aan de beraadslaging deel met raadgevende stem.
Leden van de examencommissie nemen geen deel aan de beraadslaging over beslissingen ten aanzien van bloed- en aanverwanten tot en met de vierde graad.
De beperkte examencommissie kan constateren dat een toegekend cijfer aan een individuele student of een groep studenten kennelijk onredelijk is. Indien dit gaat over een lid van de examencommissie, neemt deze niet deel aan deze beraadslaging.
Artikel 39 (consultatie van niet-leden door de examencommissie)
Elke examinator die geen lid is van de examencommissie kan op zijn verzoek steeds gehoord worden door de beperkte examencommissie en de examencommissie. Hetzelfde geldt voor elke student over wie door de examencommissie een beslissing zal genomen worden.
Als de beperkte examencommissie oordeelt dat het door een examinator voorgesteld cijfer voor een individuele student of voor een groep studenten kennelijk onredelijk is, moet zij, voor de examencommissie een beslissing kan nemen, de examinator horen.
De examencommissie zelf kan steeds beslissen om een examinator die geen lid is van de examencommissie, te horen over een door haar voorgestelde beslissing.
Artikel 40 (De examencommissie als college en beslis- en stemregels)
De examencommissie handelt als college. Een beslissing over een student wordt door de examencommissie bij gewone meerderheid (dit is meer dan de helft van de aanwezige leden) vastgesteld. Deze gewone meerderheid wordt verondersteld ten aanzien van elke beslissing voorgesteld door de voorzitter.
Op voorstel van de voorzitter of als een lid van de commissie of de examenombudspersoon erom verzoekt, wordt er over een beslissing, zowel tijdens als op het einde van de opleiding, geheim gestemd. Bij de stemmingen worden ongeldige stemmen en onthoudingen niet meegerekend. Bij staking van stemmen geldt het voor de student meest gunstige voorstel als beslissing van de commissie.
De leden van de examencommissie en alle personen die ter zitting aanwezig zijn, zijn tot geheimhouding over de beraadslaging en de stemmingen verplicht.
Artikel 41 (criteria voor het slagen voor een opleidingsonderdeel)
De student slaagt voor een opleidingsonderdeel als hij ten minste 10 punten op 20 of de beoordeling "geslaagd" behaalt.
In beide gevallen verwerft de student een creditbewijs, tenzij hij het studiegeld niet tijdig zou betaald hebben of er een onregelmatigheid is vastgesteld waarvoor de student een sanctie krijgt.
Artikel 42 (criteria voor het slagen voor een opleiding)
Een student slaagt voor een opleiding binnen het diplomacontract of het examencontract met het oog op het verwerven van een diploma als hij voldoet aan voorwaarde (1) of aan voorwaarde (2):
1) hij is voor alle opleidingsonderdelen van de opleiding vrijgesteld of geslaagd (10/20 of beoordeling "geslaagd");
2) hij behaalt maximaal 10% tolereerbare onvoldoendes (tolerantiekrediet) op het geheel van de feitelijk opgenomen studiepunten van de opleiding, begrensd tot het aantal studiepunten van het modeltraject van de opleiding als geheel. Hij slaagt bovendien op de overige opleidingsonderdelen.
Tolereerbare onvoldoendes zijn beoordelingen van 8 of 9 op 20. Een beoordeling ‘niet-geslaagd’ (bij een beoordeling in de vorm van geslaagd of niet-geslaagd) is niet tolereerbaar.
In afwijking van wat in 2) hierboven wordt bepaald kan de opleiding, beslissen dat:
slechts een beperkt volume tolereerbare onvoldoendes, uitgedrukt in studiepunten, mag voorkomen in een bepaalde groep opleidingsonderdelen; en/of
voor bepaalde opleidingsonderdelen een onvoldoende ontolereerbaar is en dus steeds leidt tot het niet-slagen.
Deze afwijkingen worden vermeld in de studiegids.
Artikel 43 (criteria voor het behalen van een diploma of getuigschrift en een graad van verdienste)
De student die beantwoordt aan de criteria voor het slagen voor een opleiding, behaalt het diploma of het getuigschrift.
Aan een student die het diploma van bachelor of master behaalt of dit van de specifieke lerarenopleiding, wordt de volgende graad van verdienste toegekend:
op voldoende wijze, als hij minder dan 68 % van de punten heeft behaald; onderscheiding, op voorwaarde dat hij ten minste 68 % van de punten behaalt;
grote onderscheiding, op voorwaarde dat hij ten minste 77 % van de punten behaalt; grootste onderscheiding, op voorwaarde dat hij ten minste 85 % van de punten behaalt;
grootste onderscheiding en de gelukwensen van de examencommissie, op voorwaarde dat hij ten minste 90 % van de punten behaalt.
De berekening van het percentage vindt plaats op basis van de behaalde examenpunten, gewogen volgens het aantal studiepunten. De opleidingsonderdelen die beoordeeld worden volgens het model geslaagd/niet- geslaagd, worden in de berekening van het percentage niet meegeteld.
De berekening vindt plaats op de door de opleiding bepaalde laatste opleidingsfase van ten minste 60 studiepunten (uitzondering LER BALO: 90 studiepunten). In de studiegids wordt deze opleidingsfase beschreven.
Voor studenten die voldoen aan de hierboven bepaalde criteria, maar die in studiepunten uitgedrukt meer dan 5% tolereerbare onvoldoendes hebben voor de volledige opleiding, wordt de graad van verdienste verlaagd naar het niveau eronder. Behalve wanneer de berekende graad ‘voldoende’ is.
Aan een individuele student die niet voldoet aan de criteria voor het behalen van een bepaalde graad van verdienste kan deze graad van verdienste toch worden toegekend, indien de examencommissie op gemotiveerde wijze daartoe beslist.
Deze motivering wordt opgenomen in het beraadslagingsverslag. Op voorstel van de voorzitter of als een lid van de examencommissie of de examenombudspersoon erom vraagt, wordt daarover geheim gestemd.
Er wordt geen graad van verdienste toegekend aan studenten waarvan het feitelijk opgenomen studie- programma minder dan 20 studiepunten bedraagt. Evenmin wordt een graad van verdienste toegekend voor een schakel- of voorbereidingsprogramma.
Artikel 44 (afrondingsregels)
Voor het samentellen van resultaten en voor de berekening van het aantal studiepunten bij de 10% regel (bij de criteria voor het slagen voor een opleiding) en de 50% studie-efficientiëregel worden volgende afrondings- regels toegepast:
Afronding gebeurt naar onder voor de decimalen 0,1 - 0,4 en naar boven voor de decimalen 0,5 - 0,9.
Artikel 45 (beraadslagingsverslag)
Het beraadslagingsverslag wordt opgesteld en ondertekend door de voorzitter en de secretaris van de examencommissie. Het bevat de presentielijst en vermeldt voor elke student de beslissing of de vaststelling. Het verslag bevat de examencijfers of verwijst naar de examencijfers die als bijlage aan het verslag worden toegevoegd of in een beveiligd elektronisch bestand zijn opgenomen. Het beraadslagingsverslag bevat in voorkomend geval ook de motivering van de genomen beslissingen.
De voorzitter of de secretaris van de examencommissie verleent aan de student die zijn belang daartoe aantoont en voor zover het hem betreft, inzage van het beraadslagingsverslag tot uiterlijk één maand na ingang van het volgende academiejaar.
Afdeling 11 - Mededeling en bespreking van de examenresultaten
Artikel 46 (mededeling van de beslissingen van de examencommissie tijdens de opleiding)
De opleiding bepaalt het tijdstip en de wijze waarop, na elke examenperiode, de examenresultaten voor alle opleidingsonderdelen aan de studenten worden meegedeeld. De beroepstermijn wordt bepaald.
Aan de studenten die ingeschreven zijn voor een diplomacontract of een examencontract met het oog op het behalen van een diploma of getuigschrift wordt een geactualiseerd overzicht meegedeeld van de stand van zaken van hun individueel overzichtsrapport.
Daarin zijn in elk geval opgenomen:
het resultaat van de beoordeling per opleidingsonderdeel van de betrokken examenperiode; de (examens over) opleidingsonderdelen die moeten worden hernomen;
het aantal studiepunten waarvoor zij (examens over) opleidingsonderdelen met een tolereerbaar onvoldoende moeten hernemen;
(eventueel) de bindende voorwaarden die na de betrokken examenperiode aan de student worden opgelegd;
(eventueel) de mededeling dat de student geweigerd zal worden voor een volgende inschrijving voor de opleiding of voor opleidingsonderdelen ervan;
de opleidingsonderdelen waarvoor de student een deelcijfer heeft verworven; de opleidingsonderdelen waarvoor de student een vrijstelling heeft verworven; een overzicht van de behaalde credits en de daaraan gerelateerde studiepunten; een overzicht van de ingezette tolereerbare onvoldoendes;
de studie-efficiëntie tot en met de voorbije examenperiode; (eventueel) de uitnodiging tot een adviesgesprek.
Studenten met een creditcontract en met een examencontract met het oog op het verwerven van credit- bewijzen ontvangen enkel een mededeling van de resultaten op de opleidingsonderdelen waarover zij in de betrokken examenperiode examen aflegden en eventueel de mededeling dat zij geweigerd zullen worden voor een volgende inschrijving van één of meer opleidingsonderdelen.
Artikel 47 (mededeling van de resultaten over het geheel van een opleiding)
De opleiding bepaalt het tijdstip en de wijze waarop, na elke examenperiode, de beslissingen van de examen- commissie over het geheel van de opleiding, aan de studenten wordt meegedeeld. De beroepstermijn wordt bepaald.
Het resultaat over het geheel van een bachelor en over het geheel van een masteropleiding wordt ook in het openbaar meegedeeld.
De bevoegde administratieve dienst deelt de eindresultaten schriftelijk en/of elektronisch mee aan de student binnen de twee weken na de algemene mededeling van de resultaten.
Op de diplomasupplementen worden de examencijfers omgezet in de volgende codetekens:
voor die opleidingsonderdelen waarvoor de student een creditbewijs behaalde: de code C, aangevuld met het examencijfer;
voor de opleidingsonderdelen waarvoor de student een resultaat van minder dan 10 of niet-geslaagd behaalde: de code T.
Artikel 48 (bespreking van de resultaten en inzagerecht)
De opleidingen delen ten minste één week voor het einde van de examenperiode aan de studenten mee waar en wanneer na de bekendmaking van de resultaten de examinatoren ter beschikking zijn voor een nabespreking van het examen.
Studenten hebben inzagerecht. De student kan inzage krijgen in zijn examenkopij, in voorkomend geval zoals deze door de examinator is geannoteerd. De inzage heeft als doel de student duidelijkheid te verschaffen over het behaalde resultaat.
Artikel 49 (bewaren van de examenkopijen)
Xxxxxxx van schriftelijke examens worden gedurende 1 jaar volgend op de bekendmaking van de beraadslaging, door de hogeschool bewaard.
Voor de examens waarvoor in de context van artikel “intern beroep tegen een ongunstige examenbeslissing” van dit reglement door de student een formele klacht is ingediend of waarvoor de voorzitter de examen- commissie opnieuw bijeen riep, bewaart de opleiding de kopijen gedurende vijf jaar.
Afdeling 12 - Hernemen van (examens over) opleidingsonderdelen en verzaken aan tolerantiemogelijkheden
Artikel 50 (het behouden van tolereerbare onvoldoendes)
Met het oog op het voldoen aan het artikel “criteria voor het slagen voor een opleiding”, bepaalt een student zelf of hij een cijfer van 8 of 9, behaald op opleidingsonderdelen waarop tolerantie van toepassing is, behoudt.
Het kunnen behouden van een examenresultaat met een cijfer van 8 of 9 kan enkel onder voorwaarde dat deze onvoldoendes, uitgedrukt in studiepunten, samen maximaal 10% bedragen van het feitelijk totaal aantal opgenomen studiepunten van de gehele opleiding. Het totaal betreft het totaal aantal feitelijk opgenomen studiepunten. Vrijstellingen zijn geen feitelijk opgenomen studiepunten. Het totaal waarop de berekening van 10% wordt uitgevoerd, is bovendien begrensd tot het aantal studiepunten van het modeltraject van de opleiding als geheel.
Het kunnen behouden van een examenresultaat met een cijfer van 8 of 9 kan verder enkel onder voorwaarde dat de student voor het deel waarvoor hij zich had ingeschreven een studie-efficiëntie behaalde van ten minste 50% van de feitelijk opgenomen studiepunten tot en met het einde van het academiejaar.
Artikel 51 (bijkomende voorwaarden voor het behoud van tolereerbare onvoldoendes door studenten die in een bacheloropleiding nog geen 60 studiepunten verworven hebben)
Tot studenten in een bacheloropleiding 60 studiepunten verworven hebben, met inbegrip van vrijstellingen, mogen zij voor ten hoogste 12 studiepunten cijfers van 8 of 9 behouden.
Artikel 52 (hernemen van examens over opleidingsonderdelen binnen het academiejaar)
Na de tweede examenperiode beslist de student of hij examens waarop hij een tolereerbaar of ontolereerbaar onvoldoende haalde in de eerste of tweede examenperiode, herneemt in de derde examenperiode voor die opleidingsonderdelen waarvoor een examenkans wordt georganiseerd. Hij moet, volgens een procedure vastgelegd door de opleiding, meedelen welke examens hij herneemt in de derde examenperiode. Een tweede examenkans vindt niet noodzakelijk plaats onder dezelfde examenvorm.
Het eerder behaalde resultaat voor een opleidingsonderdeel of een deel van een opleidingsonderdeel blijft behouden als het hoger is dan het resultaat dat de student verder behaalt.
Het eindresultaat van een samengesteld opleidingsonderdeel is de som van de hoogst behaalde resultaten op de delen van het opleidingsonderdeel.
Artikel 53 (hernemen van examens over opleidingsonderdelen in een volgend academiejaar)
Na de derde examenperiode moet een student die nog niet is geslaagd voor de opleiding, in het eerstvolgende academiejaar waarin hij zich opnieuw inschrijft voor de opleiding (c.q. in het eerstvolgende academiejaar waarin een opleidingsonderdeel opnieuw wordt aangeboden) zich inschrijven voor en examen afleggen over die opleidingsonderdelen waarvoor:
hij een cijfer lager dan 8 op 20 of een niet-geslaagd heeft behaald; geen tolerantiemogelijkheid bestaat;
hij geen tolerantie kan verkrijgen omdat hij niet voldoet aan de voorwaarden;
hij geen tolerantie meer kan verkrijgen omdat het totaal aantal inzetbare toleranties reeds is bereikt.
Een student kan na elk academiejaar, als en zolang hij voldoet aan de voorwaarden, opleidingsonderdelen waarvoor hij tolereerbare onvoldoendes behaalde, herdoen. Hij maakt dit duidelijk door zich in het eerst- volgende academiejaar waarin hij zich inschrijft (c.q. waarin het opleidingsonderdeel voor het eerst opnieuw wordt aangeboden), opnieuw voor dit opleidingsonderdeel in te schrijven. De leerstof en de examenmaterie is die van het academiejaar waarin hij zich opnieuw inschrijft voor het opleidingsonderdeel.
Het eerder behaalde resultaat voor een opleidingsonderdeel of een deel van een opleidingsonderdeel blijft behouden als het hoger is dan het resultaat dat de student verder behaalt.
Het eindresultaat van een samengesteld opleidingsonderdeel is de som van de hoogst behaalde resultaten op de delen van het opleidingsonderdeel.
Als strenge volgtijdelijkheid van toepassing is tussen opleidingsonderdelen, moet een student slagen voor het examen of een tolereerbaar resultaat behalen dat hij beslist in te zetten, vooraleer hij voor het vervolg- opleidingsonderdeel kan inschrijven.
Uitzonderlijk kan een student voor een opleidingsonderdeel, waarvoor hij een tolereerbaar onvoldoende behaalde, inschrijven in het niet-aansluitende academiejaar. Dit kan enkel mits een gemotiveerde aanvraag van de student en toelating van het departementshoofd en zolang de student voldoet aan de voorwaarden. Op die manier kan een student verzaken aan een vroeger behaald tolereerbaar onvoldoende dat hij tot dan toe behouden had.
Hij moet zich dan opnieuw inschrijven voor het opleidingsonderdeel en er examen over afleggen, op basis van de leerstof in dat academiejaar. Deze inschrijving kan enkel binnen het diplomacontract.
Het eerder behaalde resultaat voor een opleidingsonderdeel of een deel van een opleidingsonderdeel blijft behouden als het hoger is dan het resultaat dat de student verder behaalt.
Het eindresultaat van een samengesteld opleidingsonderdeel is de som van de hoogst behaalde resultaten op de delen van het opleidingsonderdeel.
Studenten met een diplomacontract of een examencontract met het oog op het behalen van een diploma, die in een eindfase van hun opleiding zitten, kunnen tot uiterlijk 10 kalenderdagen voorafgaand aan de examen- commissie aan de studentenadministratie van hun opleiding bekendmaken of zij verzaken aan tolereerbare onvoldoendes behaald in het eerste semester en/of aan tolereerbare onvoldoendes die zij eventueel zullen behalen in de tweede examenperiode en waarvoor zij nog voldoende tolerantiekrediet hebben. De procedure die studenten in dat geval moeten volgen, wordt bepaald door de opleiding.
Het eerder behaalde resultaat voor een opleidingsonderdeel of een deel van een opleidingsonderdeel blijft behouden als het hoger is dan het resultaat dat de student verder behaalt.
Het eindresultaat van een samengesteld opleidingsonderdeel is de som van de hoogst behaalde resultaten op de delen van het opleidingsonderdeel.
Artikel 54 (deelcijfers en deeloverdrachten)
Voor een student die niet slaagt voor een opleidingsonderdeel maar wel slaagt (10/20 of geslaagd) voor een deel van het opleidingsonderdeel, wordt het deelcijfer automatisch overgedragen.
Indien een student hiervan wil afstand nemen, verwittigt hij schriftelijk het departementshoofd. De student ontvangt geen creditbewijs voor het opleidingsonderdeel.
De student kan het deelcijfer overdragen zowel naar de volgende examenperiode van hetzelfde academiejaar als bij de inschrijving voor het volgende academiejaar. De student schrijft zich dan in voor het volledige opleidingsonderdeel. Het deelcijfer wordt dan verrekend in een nieuw eindcijfer voor dat opleidingsonderdeel. Het begrip ‘deel’ van een opleidingsonderdeel moet gaan over een nauwkeurig, afbakenbaar onderdeel dat in gehele studiepunten kan uitgedrukt worden. De opleidingen vermelden dit in hun studiegids.
Artikel 55 (creditbewijzen)
Creditbewijzen zijn definitief, behalve wanneer de bepalingen bij ‘onregelmatigheden en sancties’ van toepassing zijn.
De student die een creditbewijs behaalde voor een opleidingsonderdeel, kan niet verzaken aan het behaalde resultaat. Hij kan dus over dit opleidingsonderdeel niet opnieuw examen afleggen.
De student die geslaagd is verklaard voor een opleiding maar toch geen creditbewijs behaalde voor één of meer opleidingsonderdelen, kan dit creditbewijs alsnog verwerven via een afzonderlijke inschrijving voor een creditcontract of een examencontract met het oog op het behalen van een creditbewijs.
Afdeling 13 - Geschillenregeling
Artikel 56 (onregelmatigheden en sancties)
Als onregelmatigheid wordt beschouwd elk gedrag van een student in het kader van een examen waardoor deze het vormen van een juist oordeel omtrent de competenties van hemzelf dan wel van andere studenten geheel of gedeeltelijk onmogelijk maakt of poogt te maken. Zo wordt onder onregelmatigheid ook verstaan het zonder duidelijke bronvermelding geheel of gedeeltelijk overnemen van gegevens bij schriftelijke opdrachten, elektronische opdrachten,… zoals papers, bachelorproeven, masterproeven of projecten. Deze opsomming is niet exhaustief.
Diegene die een onregelmatigheid vaststelt, informeert zo spoedig mogelijk de voorzitter van de examen- commissie over elke bij een evaluatie of examen begane onregelmatigheid die de uiteindelijke beslissing van de examencommissie kan beïnvloeden. In afwachting van een uitspraak door de examencommissie mag de student de evaluatie- en examenreeks verder afwerken, met inbegrip van het examen in kwestie, zij het, wat dit laatste betreft, desgevallend na inbeslagname van de betwiste stukken en de reeds aangemaakte kopij.
De voorzitter van de examencommissie kan, na overleg met de examinator en de examenombudspersoon, beslissen de examencommissie vervroegd bijeen te roepen.
De voorzitter van de examencommissie hoort de student vóór elke beslissing over een begane onregelmatig- heid. Hij stelt hiervan een verslag op en deelt dit mee aan de student en aan de examencommissie. De student kan de examenombudspersoon vragen hierbij aanwezig te zijn. Op zijn verzoek wordt de student bovendien gehoord door de examencommissie.
Op grond van een bij een examen begane onregelmatigheid kan de examencommissie bij de beraadslaging of vervroegd bijeenkomend enkel één van volgende beslissingen treffen:
1. de student krijgt geen cijfer voor het betrokken examen;
2. de student krijgt geen cijfer voor het betrokken opleidingsonderdeel;
3. de student krijgt geen cijfers voor alle examens in de betrokken examenperiode;
4. de student krijgt geen cijfers voor alle examens van zijn jaarprogramma. Hij kan zich in dit geval wel aanbieden voor de derde examenperiode;
5. de student wordt afgewezen; dit kan slechts op grond van een zeer ernstige onregelmatigheid; over de ernst van de onregelmatigheid oordeelt de examencommissie. De afgewezene wordt niet meer toegelaten tot de examenperiodes van het betrokken academiejaar. De afgewezene kan zich ten vroegste opnieuw laten inschrijven voor examens van de eerste examenperiode van het volgende academiejaar en verliest alle examencijfers behaald in zijn jaarprogramma.
De regel ‘behoud van hoogste cijfer’ vervalt voor de 5 mogelijke beslissingen.
Artikel 57 (conflicten voor of tijdens een examen)
Conflicten tussen een student en een examinator die zich voordoen voor of tijdens het afleggen van een examen en die het correcte verloop van de evaluatie in het gedrang brengen, worden door een van beide partijen zo spoedig mogelijk aan de voorzitter van de examencommissie meegedeeld, eventueel via de examenombudspersoon. De voorzitter van de examencommissie hoort in elk geval de examinator en de student, bemiddelt en neemt, zo nodig, voorlopige maatregelen om het correcte verloop van het examen te waarborgen. De voorzitter van de examencommissie licht de examencommissie in. De student en de examinator kunnen ook door de examencommissie zelf gehoord worden, op hun verzoek. De examencommissie bekrachtigt de uiteindelijke beslissing.
Artikel 58 (materiële vergissingen vastgesteld voor een beraadslaging)
Als een materiële vergissing wordt vastgesteld voor de beraadslaging, deelt de examinator het correcte examencijfer mee aan de bevoegde administratieve dienst.
Artikel 59 (materiële vergissingen vastgesteld na een beraadslaging)
Als een materiële vergissing wordt vastgesteld na een beraadslaging, wordt dit formeel gemeld bij de voorzitter van de examencommissie.
Een vergissing die geen invloed heeft op het slagen voor een opleidingsonderdeel of de opleiding evenmin als voor de behaalde graad van verdienste, wordt door de beperkte examencommissie rechtgezet. Als er reeds examenresultaten zijn meegedeeld aan de student, deelt de administratieve dienst aan de student een gecorrigeerd examenresultaat mee. De voorzitter en de secretaris informeren de examencommissie hierover.
Als de vastgestelde vergissing wel invloed kan hebben op het slagen voor een opleidingsonderdeel of de opleiding, of de behaalde graad van verdienste, roept de voorzitter de examencommissie zo snel mogelijk opnieuw samen. De vastgestelde resultaten kunnen nog worden gewijzigd:
in het nadeel van de student binnen een termijn van 10 kalenderdagen na de mededeling van de resultaten;
in het voordeel van de student.
De nieuwe beslissing wordt schriftelijk aan de student meegedeeld. Tegen de nieuwe beslissing is binnen de vijf kalenderdagen intern beroep mogelijk bij de directeur onderwijsbeleid.
Artikel 60 (intern beroep tegen een ongunstige examenbeslissing)
Als examenbeslissing wordt beschouwd elke beslissing van een examencommissie waarbij:
een beoordeling voor een afzonderlijk opleidingsonderdeel definitief wordt vastgesteld; een betwisting wordt beslecht;
over het globale resultaat en het al of niet toekennen van een graad van verdienste voor een gehele opleiding wordt beslist.
Een student die oordeelt dat een examenbeslissing zijn rechten schendt, kan intern beroep aantekenen. Het beroep moet worden ingesteld binnen een vervaltermijn van vijf kalenderdagen die ingaat de dag na:
de mededeling van de resultaten van de eerste, tweede of derde examenperiode conform de bepalingen van dit examenreglement;
de schriftelijke mededeling van beslissingen genomen buiten de examenperiode; de openbare mededeling van de resultaten voor een gehele opleiding.
De student richt binnen de hierboven gestelde termijn een aangetekende brief aan de directeur onderwijsbeleid. Daarin neemt de student ten minste een feitelijke omschrijving op van de ingeroepen bezwaren.
Als de directeur onderwijsbeleid betrokken partij is, wordt hij vervangen door de algemeen directeur. De directeur onderwijsbeleid hoort alle betrokken partijen en in elk geval de student.
De interne beroepsprocedure leidt tot:
de gemotiveerde afwijzing van het beroep op grond van onontvankelijkheid of ongegrondheid. Deze beslissing wordt aan de student schriftelijk ter kennis gebracht binnen een termijn van vijftien kalenderdagen die ingaat op de dag na deze waarop het intern beroep is ingesteld;
een nieuwe beslissing van de examencommissie of het orgaan dat de oorspronkelijke beslissing waartegen de student in beroep ging, genomen heeft. De nieuwe beslissing moet genomen worden binnen een termijn van vijftien kalenderdagen, die ingaat op de dag na deze waarop het intern beroep is ingesteld en wordt ook binnen die termijn aan de student ter kennis gebracht.
Als de directeur onderwijsbeleid betrokken partij is of niet in de mogelijkheid verkeert om binnen de opgelegde termijnen het beroep te behandelen, wordt hij vervangen door de algemeen directeur.
Artikel 61 (extern beroep tegen een ongunstige examenbeslissing)
Na uitputting van deze interne beroepsmogelijkheid kan de student conform de bepalingen van het Decreet van 19 maart 2004 betreffende de rechtspositieregeling van de student verder beroep instellen bij de Raad voor betwistingen inzake studievoortgangbeslissingen.
Afdeling 14 - Wijzigingen
Artikel 62 (Wijziging van het onderwijs- en examenreglement)
Wijzigingen van het onderwijs- en examenreglement zijn slechts mogelijk na advies van de Academische raad. De wijzigingen moeten goedgekeurd zijn voor de aanvang van de inschrijvingsperiode van het volgend academiejaar. Zij gaan in bij het begin van het volgend academiejaar.
DEEL 4: OVERZICHT VAN DE OPLEIDINGEN
ABA: Academische Bachelor PBA: Professionele Bachelor MA: Master
S: Schakelprogramma
V: Voorbereidingsprogramma BNB: Bachelor na Bachelor
PG: Postgraduaat
Basisopleidingen academiejaar 2012-2013
Studiegebied AUDIOVISUELE EN BEELDENDE KUNST (Media en Design Academie, MDa)
Xxxxx- tement | Basisopleiding | Soort opleiding | Graad en kwalificatie | STP |
MDa | Audiovisuele kunsten Afstudeerrichting Animatiefilm Televisie-Film Communicatie- en multimedia design (CMd) Keuzetrajecten CMd Game & Design Interaction Design | ABA | Bachelor of arts in de audiovisuele kunsten | 180 |
MDa | Beeldende kunsten Afstudeerrichting Fotografie Grafisch ontwerp Juweelontwerp & Edelsmeedkunst Vrije kunsten | ABA | Bachelor of arts in de beeldende kunsten | 180 |
MDa | Productdesign | ABA | Bachelor of arts in het productdesign | 180 |
MDa | Audiovisuele kunsten Afstudeerrichting Animatiefilm Televisie-Film Communicatie- en multimedia design | MA | Master of arts in de audiovisuele kunsten | 60 |
MDa | Beeldende kunsten Afstudeerrichting Fotografie Grafisch ontwerp | MA | Master of arts in de beeldende kunsten | 60 |
MDa | Productdesign | MA | Master of arts in het productdesign | 120 |
MDa | Specifieke Lerarenopleiding | Leraar | 60 | |
MDa | Creatieve therapie | BNB | Bachelor of arts in de creatieve therapie | 60 |
MDa | Schakelprogramma CMD Fotografie Televisie-Film | S | 72 60 60 | |
MDa | Voorbereidingsprogramma CMD Grafisch ontwerp Animatiefilm | V | 72 90 90 |
* De bacheloropleidingen binnen het studiegebied audiovisuele en beeldende kunsten worden georganiseerd in MAD.
Studiegebied INDUSTRIËLE WETENSCHAPPEN EN TECHNOLOGIE (IW)
Depar- tement | Basisopleiding | Soort opleiding | Graad en kwalificatie | STP |
IW | Industriële wetenschappen: * Afstudeerrichting: Elektronica-ICT Chemie Elektromechanica Bouwkunde Verpakkingstechnologie Nucleaire technologie | ABA | Bachelor of science in de industriële wetenschappen | 180 |
IW | Industriële wetenschappen: biochemie | MA | Master of science in de industriële wetenschappen: biochemie | 60 |
IW | Industriële wetenschappen: chemie | MA | Master of science in de industriële wetenschappen: chemie | 60 |
IW | Industriële wetenschappen: elektromechanica | MA | Master of science in de industriële wetenschappen: elektromechanica | 60 |
IW | Industriële wetenschappen: elektronica-ICT | MA | Master of science in de industriële wetenschappen: elektronica-ICT | 60 |
IW | Industriële wetenschappen: energie Afstudeerrichting Energie Automatisering | MA | Master of science in de industriële wetenschappen: energie | 60 |
IW | Schakelprogramma Chemie Biochemie Elektromechanica Energie Energie - Automatisering Elektronica – ICT | S | 60 |
* De bacheloropleiding industriële wetenschappen wordt georganiseerd in FI².
* in afbouw:
IWT | Industriële wetenschappen: Elektronica-ICT | ABA | Bachelor in de industriële wetenschappen | 180 |
IWT | Industriële wetenschappen: Chemie | ABA | Bachelor in de industriële wetenschappen | 180 |
IWT | Industriële wetenschappen: Elektro-mechanica | ABA | Bachelor in de industriële wetenschappen | 180 |
Studiegebied INDUSTRIËLE WETENSCHAPPEN EN TECHNOLOGIE (IWT)
Depar- tement | Basisopleiding | Soort opleiding | Graad en kwalificatie | STP |
IWT | Chemie Afstudeerrichting Biochemie Chemie Procestechnologie | PBA | Bachelor in de chemie | 180 |
IWT | Elektromechanica Afstudeerrichting Automatisering Klimatisering Onderhoudstechnologie Elektromechanica | PBA | Bachelor in de elektromechanica | 180 |
IWT | Elektronica-ICT Afstudeerrichting Elektronica ICT | PBA | Bachelor in de elektronica-ICT | 180 |
IWT | Energietechnologie | PBA | Bachelor in de energietechnologie | 000 |
XXX | Xxxxxxxxxx Afstudeerrichting milieutechnologie | PBA | Bachelor in de milieuzorg | 180 |
Studiegebied GEZONDHEIDSZORG (GEZ)
Depar- tement | Basisopleiding | Soort opleiding | Graad en kwalificatie | STP |
GEZ | Verpleegkunde Keuzetrajecten Geriatrische verpleegkunde Kinderverpleegkunde Psychiatrische verpleegkunde Sociale verpleegkunde Ziekenhuisverpleegkunde | PBA | Bachelor in de verpleegkunde | 180 |
GEZ | Vroedkunde | PBA | Bachelor in de vroedkunde | 180 |
GEZ | Pediatrische gezondheidszorg | BNB | Bachelor in de pediatrische gezondheidszorg | 60 |
GEZ | Sociale gezondheidszorg | BNB | Bachelor in de sociale gezondheidszorg | 60 |
GEZ | Verpleegkunde en Vroedkunde | S | 60 | |
GEZ | Verpleegkunde en Vroedkunde | MA | Master in de verpleegkunde en de vroedkunde | 60 |
IWT | Biomedische laboratoriumtechnologie Afstudeerrichting Medische laboratoriumtechnologie | PBA | Bachelor in de biomedische laboratoriumtechnologie | 180 |
Studiegebied HANDELSWETENSCHAPPEN EN BEDRIJFSKUNDE (HB)
Depar- tement | Basisopleiding | Soort opleiding | Graad en kwalificatie | STP |
HB | Bedrijfsmanagement Afstudeerrichting Accountancy – fiscaliteit Financie- en verzekeringswezen Logistiek management Marketing Rechtspraktijk Keuzetraject KMO-management | PBA | Bachelor in het bedrijfsmanagement | 180 |
HB | Office management Afstudeerrichting Management assistant Keuzetrajecten Management assistant Media & Event HRM Bedrijfsvertaler-tolk | PBA | Bachelor in het office management | 180 |
HB | Boekhoudkundige en fiscale expertise | BNB | Bachelor in de boekhoudkundige en fiscale expertise | 60 |
Studiegebied ONDERWIJS (Lerarenopleiding, LER)
Xxxxx- tement | Basisopleiding | Soort opleiding | Graad en kwalificatie | STP |
LER | Onderwijs: kleuteronderwijs | PBA | Bachelor in het onderwijs: kleuteronderwijs | 180 |
LER | Onderwijs: lager onderwijs | PBA | Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs | 180 |
LER | Onderwijs: secundair onderwijs | PBA | Bachelor in het onderwijs: secundair onderwijs | 180 |
LER | Onderwijs: Buitengewoon onderwijs | BNB | Bachelor in het onderwijs: buitengewoon onderwijs | 60 |
LER | Onderwijs: Zorgverbreding en remediërend leren | BNB | Bachelor in het onderwijs: Zorgverbreding en remediërend leren | 60 |
Studiegebied SOCIAAL-AGOGISCH WERK (SAW)
Xxxxx- tement | Basisopleiding | Soort opleiding | Graad en kwalificatie | STP |
SAW | Orthopedagogie | PBA | Bachelor in de orthopedagogie | 180 |
SAW | Orthopedagogisch management | BNB | Bachelor in het orthopedagogisch management | 60 |
Overige opleidingen
Postgraduaten
Departement | Postgraduaat | SP | Prijs |
MAD | Multimedia & communicatie. Gebruik van nieuwe media voor sociale en participatieve doeleinden | 20 | 1350 |
GEZ | Referentiepersoon Ethiek Lactatiekunde Verpleegkundige ouderenzorg Diabetes educator Palliatieve zorg Beleid en leiding geven in de thuisverpleging | 20 26 60 20 20 20 | 975 900 900 900 900 900 |
HB | Milieucoördinator A (overgangscursus) Milieucoördinator B A + B samen Changing logistics management in emerging markets | 20 25 45 20 | 0000 0000 0000 750 |
IWT | Veiligheidscoördinator niveau A Ergonomie Energiecoördinator Intelligente nieuwe energietechnologieën Koeltechnieken | 25 20 20 20 20 | 0000 0000 0000 2000 2600 |
LER | Ervaringsgerichte zorgbegeleiding in de kleuterschool Meesterschap in Leerzorg E-learning en Digitale Didactiek Pedagogisch Leiderschap Hoger Opvoedkundige Studiën 1 Hoger Opvoedkundige Studiën 2 (vakmanschap) Hoger Opvoedkundige Studiën 3 (meesterschap) ICT4ALL Talentontwikkeling: Investeren in sterktes van mensen Coachen van ontwikkelingsprocessen Bewegings- en gezondheidscoach | 22 20 30 20 20 20 20 20 20 20 20 | 500 500 900 1500 750 750 750 750 1100 1320 1300 |
SAW | Orthopedagogisch management met de nadruk op de organisatie en de context van de organisatie Orthopedagogisch management met nadruk op jezelf als leidinggevende van een team Adventure education – Ervaringsleren in buitenactiviteiten Handelingsgericht werken met gezinnen rond opvoeding en gedrag Autisme en (rand)normale begaafdheid, een bijzondere aanpak C.R.E.A.tainment | 20 20 25 20 20 25 | 600 600 2000 900 600 1100 |
DEEL 5: STUDIEGELDEN VOOR HET ACADEMIEJAAR 2012 - 2013
1. Studiegeld bij diploma- en creditcontracten
Bachelors- en masteropleidingen Schakel- en voorbereidingsprogramma’s Specifieke lerarenopleiding
Opleidingen in afbouw (academische opleidingen aan de universiteiten, basisopleidingen aan de hogescholen)
Eén of meerdere opleidingsonderdelen, die behoren tot één of meer opleidingen
Tarief 1: Inschrijving voor ten minste 54 en ten hoogste 66 studiepunten
Niet-beursstudent | € 596,30 |
Bijna-beursstudent | € 350,30 |
Beursstudent | € 100,00 |
Tarief 2: Inschrijving tot en met 53 studiepunten
Vast gedeelte | Variabel gedeelte | |
Niet-beursstudent | € 64,90 | € 8,90 per studiepunt |
Bijna-beursstudent | € 43,30 | € 5,70 per studiepunt |
Beursstudent | Forfaitair € 55,00 |
Tarief 3: Inschrijving voor méér dan 66 studiepunten
Forfaitair studiegeld | Variabel gedeelte voor aantal studiepunten boven 66 | |
Niet-beursstudent | € 596,30 | € 3,50 per studiepunt |
Bijna-beursstudent | € 350,30 | € 2,00 per studiepunt |
Tarief 4: Beursstudenten die opteren voor meer dan één inschrijving waarbij:
de inschrijvingen elk afzonderlijk minder dan 54 studiepunten bedragen | € 55,00 per inschrijving |
het aantal studiepunten van één inschrijving ten minste 54 studiepunten bedraagt | € 100,00 + 55,00 per bijkomende inschrijving |
2. Studiegeld bij examencontracten
Vast | Variabel |
€ 59,00 | € 3,50 per studiepunt |
3. Studiegeld bij combinatie van examencontract en diploma- en /of creditcontract
3.1. Voor een inschrijving tot en met 53 studiepunten
Diplomacontract | Creditcontract | Examencontract | |
Vast | € 64,90 | € 64,90 | € 59,00 |
Variabel | € 8,90 per studiepunt | € 8,90 per studiepunt | € 3,50 per studiepunt |
3.2. Voor een inschrijving van 54 of meer studiepunten
Diplomacontract | Creditcontract | Examencontract | |
Vast | Niet-beurs : € 596,30 Bijna-beurs: € 397,60 | € 64,90 | € 59,00 |
Variabel | / | € 8,90 per studiepunt | € 3,50 per studiepunt |
4. Buitenlandse studenten niet behorend tot de Europese Hoger Onderwijsruimte
Voltijdse inschrijving: € 5.700,00
5. Andere inschrijvingen
5.1 Bachelor na bacheloropleidingen
Studie- gebied | Opleiding | Voltijds | Deeltijds |
GEZ | Sociale gezondheidszorg Pediatrische gezondheidszorg | € 596,30 € 596,30 | Vast: € 64,90 Variabel: € 8,90 per studiepunt |
SAW | Orthopedagogisch management: Opleiding deeltijds georganiseerd over 2 jaren: prijs per academiejaar | Vast: € 64,90 Variabel: € 8,90 per studiepunt | |
LER | Bachelor in het onderwijs: buitengewoon onderwijs | € 596,30 | Vast: € 64,90 Variabel: € 8,90 per studiepunt |
LER | Bachelor in het onderwijs : zorgverbreding en remediërend leren | € 596,30 | Vast: € 64,90 Variabel: € 8,90 per studiepunt |
HB | Boekhoudkundige en fiscale expertise | € 995,00 |
5.2 Postgraduaten
Voltijdse inschrijving | Deeltijdse inschrijving | ||||||
Dep | PG | Stp | Initieel bedrag | vast | variabel per stp | stp deeltijds | kost |
GEZ | Referentiepersoon Ethiek | 20 | €975,00 | €64,90 | €45,51 | 5 | €292,43 |
Lactatiekunde | 26 | €900,00 | €64,90 | €32,12 | 6 | €257,62 | |
Verpleegkundige ouderenzorg | 60 of 30 | Niet aangeboden in 2012-2013 | |||||
Diabetes educator | 20 | €900,00 | €64,90 | €41,76 | 5 | €273,68 | |
Palliatieve zorg | 20 | €900,00 | €64,90 | €41,76 | 5 | €273,68 | |
Beleid en leiding geven in de thuisverpleging | 20 | €900,00 | €64,90 | €41,76 | 5 | €273,68 | |
HB | Milieucoördinator A (overgangscursus) | 20 | €1.100,00 | €64,90 | €51,76 | 5 | €323,68 |
Milieucoördinator B | 25 | €1.100,00 | €64,90 | €41,40 | 6 | €313,32 | |
A + B samen | 45 | €1.950,00 | |||||
Changing logistics management in emerging markets | 20 | €750,00 | €64,90 | €34,26 | 5 | €236,18 | |
IWT | Veiligheidscoördinator niveau A | 20 | €2.220,00 | ||||
Ergonomie | 20 | €1.520,00 | |||||
Energiecoördinator | 20 | €2.143,00 | €64,90 | €103,91 | 5 | €584,43 | |
Intelligente nieuwe energietechnologieën | 20 | €2.000,00 | €64,90 | €96,76 | 5 | €548,68 | |
Koeltechnieken | 20 | €2.600,00 | €64,90 | €126,76 | 5 | €698,68 | |
LER- HEM | Ervaringsgerichte zorgbegeleiding in de kleuterschool | 20 (over 2 jaar) | €500,00 (€250,00/jaar) | €64,90 | €21,76 | 5 | €173,70 |
Meesterschap in Leerzorg | 32 (over 2 jaar) | €500,00 (€250,00/jaar) | €64,90 | €13,60 | 8 | €173,70 | |
E-learning en Digitale Didactiek | 30 | €900,00 | €64,90 | €27,84 | 7 | €259,76 | |
Pedagogisch Leiderschap | 20 | €1.500,00 | €64,90 | €71,76 | 5 | €423,68 | |
Hoger Opvoedkundige Studiën 1 | 20 (over 2 jaar) | €750,00 (€375,00/jaar) | €64,90 | €34,26 | 5 | €236,20 | |
Hoger Opvoedkundige Studiën 2 (vakmanschap) | 20 (over 2 jaar) | €750,00 (€375,00/jaar | €64,90 | €34,26 | 5 | €236,20 | |
Hoger Opvoedkundige Studiën 3 (meesterschap) | 20 (over 2 jaar) | €750,00 (€375,00/jaar) | €64,90 | €34,26 | 5 | €236,20 | |
ICT4ALL | 20 | €750,00 | €64,90 | €34,26 | 5 | €236,18 | |
Talentontwikkeling: Investeren in sterktes van mensen | 20 (over 2 jaar) | €1100,00 (€550,00/jaar) | €64,90 | €51,76 | 5 | €323,70 | |
Coachen van ontwikkelingsprocessen | 20 | €1.320,00 | €64,90 | €62,76 | 5 | €378,68 | |
LER- ARK | Bewegings- en gezondheidscoach | 22 | €1.400,00 | €64,90 | €60,69 | 5 | €368,33 |
SAW | Orthopedagogisch management met de nadruk op de organisatie en de context van de organisatie | 20 | €600,00 | €64,90 | €26,76 | 5 | €198,68 |
Orthopedagogisch management met nadruk op jezelf als leidinggevende van een team | 20 | €600,00 | €64,90 | €26,76 | 5 | €198,68 |
Adventure education – Ervaringsleren in buitenactiviteiten | 25 (over 2 jaar) | €2000,00 (€1000,00/jaar) | €64,90 | €77,40 | 6 | €529,30 | |
Handelingsgericht werken met gezinnen rond opvoeding en gedrag | 20 (over 2 jaar) | €900,00 (€450,00/jaar) | €64,90 | €41,76 | 5 | €273,70 | |
Autisme en (rand)normale begaafdheid, een bijzondere aanpak | 20 | €600,00 | €64,90 | €26,76 | 5 | €198,68 | |
C.R.E.A.tainment | 25 (over 2 jaar) | €1100,00 (€550,00/jaar) | €64,90 | €41,40 | 6 | €313,30 |