BESTUURSOVEREENKOMST GROND
Ondergetekenden:
BESTUURSOVEREENKOMST GROND
Definitief n.a.v. BO 5 september 2013
A. de staatssecretaris van EZ
B. 12 gedeputeerden onder voorbehoud instemming PS
Considerans
In het “Onderhandelingsakkoord decentralisatie natuur” van 20 september 2011 en de aanvullingen en uitvoeringsafspraken van respectievelijk 7 december 2011 en 8 februari 2012 (deze drie afsprakendocumenten worden hierna aangeduid als “Bestuursakkoord Natuur”), zijn door het Rijk en de provincies de afspraken vastgelegd over de decentralisatie van het natuurbeleid.
In de “Hoofdlijnennotitie ontwikkeling en beheer van natuur in Nederland” (HLN), die de staatssecretaris van Economische Zaken d.d. xx-xx-2013 aan de Tweede Kamer heeft toegezonden, geeft het Kabinet de ambities op hoofdlijnen voor de ontwikkeling en beheer van natuur in Nederland. Omdat na de decentralisatie het natuurbeleid onder de verantwoordelijkheid van de provincies is gebracht, is de hoofdlijnennotitie in overleg met de provincies tot stand gekomen. In de hoofdlijnennotitie geeft het Kabinet onder meer aan dat de termijn, waarbinnen het robuuste Natuurnetwerk Nederland gerealiseerd wordt, ten opzichte van het decentralisatieakkoord verlengd wordt van 2021 naar 2027.
In de hoofdlijnennotitie zijn ook met betrekking tot grond nieuwe ambities verwoord die zowel afwijken van het Bestuursakkoord Natuur als een aanvulling daarop zijn. In deze overeenkomst zijn vervangende en aanvullende afspraken ten opzichte van het Bestuursakkoord Natuur met betrekking tot het onderdeel grond geconcretiseerd en operationeel gemaakt. Deze hebben onder meer betrekking op de BBL-oud-gronden. Het Rijk is economisch eigenaar van dit bezit en wenst dit ten behoeve van het realiseren van de in de hoofdlijnennotitie verwoorde ambities over te dragen aan provincies. Hierbij geldt telkens dat de ontwikkelopgave uit het Bestuursakkoord Natuur en de extra ambitie uit de hoofdlijnennotitie het uitgangspunt is.
Het Rijk streeft naar z.s.m. afwikkeling van de ILG-subsidiebeschikking, waarmee de provincies desgewenst in staat worden gesteld ook het juridisch eigendom van de BBL-nieuw-gronden te verwerven.
Ter realisering van de ambitie in de hoofdlijnennotitie hebben de provincies afspraken gemaakt over de onderlinge verdeling van de opgave en de middelen inclusief de verkrijging en de betaling van de grond. (rapporten van de Commissie Xxxxxx-2 “Provincies, natuurlijk …. Doen!” en “Aanvulling BBL-oud-grond” van juni 2013).
Toepassing grond-voor-grond principe
1. Het voornemen van Rijk en provincies in het Bestuursakkoord Natuur om 6.000 tot 9.000 ha bestaande natuur in de EHS te verkopen is vervallen. Daarvoor in de plaats gaan provincies zich inspannen om de benodigde middelen die gemoeid waren met deze grondcategorie op andere wijze te genereren.
2. De afspraak uit het Bestuursakkoord Natuur om 13.000 ha verworven nog niet ingerichte gronden te verkopen komt te vervallen. Het principe dat terreinbeherende organisaties meewerken aan de voor de realisatie van de EHS noodzakelijke ruilingen, wordt echter in stand gehouden.
3. Het economisch eigendom van de BBL-oud-gronden, wordt per 1 januari 2014, met uitzondering van de gronden t.b.v. bufferzones en groenfonds overgedragen aan de provincies, onder de navolgende voorwaarden:
a. Bepalend voor de omvang van het aantal over te dragen hectares is de stand van zaken van het BBL-oud-bezit op 1-1-2011 inclusief het daarbij behorende BBL-oud-saldo (20.323 ha waarvan 1.680 ha t.b.v. bufferzones en groenfonds) waarop een correctie plaatsvindt voor de nadien opgetreden mutaties.
b. Provincies betalen in navolgende termijnen € 160 mln aan het ministerie van EZ:
• 2013, € 35 mln (uiterlijk 15 oktober 2013)1,
• 2014, € 40 mln (uiterlijk 1 februari 2014)
• 2015, € 45 mln (uiterlijk 1 februari 2015)
• 2016, € 40 mln (uiterlijk 1 februari 2016)
De provincies zullen bij het verkrijgen van de financiële middelen voor de betaling van de € 160 mln aan het ministerie van EZ, handelen binnen de afspraken die het Kabinet en de provincies inzake het EMU-saldo hebben gemaakt of nog maken.
c. De afspraken tussen Rijk en provincies hebben zich steeds gericht op 18.000 ha, terwijl de voorraad BBL-oud-gronden op 1-1-2011 18.643 ha groot is. Een verschil van 643 ha. Rijk en provincies spreken af dat de provincies ook over deze 643 ha het economisch eigendom krijgen voor de realisatie van het Natuurnetwerk.
Rijk en provincies zijn zich er van bewust dat de BBL-oud-voorraad naar verwachting zal krimpen ter grootte van 643 ha als gevolg van “onderbedeling” bij het Plan van Toedeling van de bestaande landinrichtingsprojecten. Eventuele verplichtingen die er op dit punt liggen zullen door de provincies worden overgenomen.
d. De 8.000 ha BBL-oud-bezit zal met ingang van 2016 in vier tranches van 2.000 ha per jaar worden vrijgegeven aan de provincies tenzij uit het realisatietempo blijkt dat overdracht uitgesteld kan worden. Provincies tonen daartoe, op nog nader af te spreken verifieerbare wijze, aan dat het aan hun toegewezen deel van de 2.000 ha noodzakelijk is voor de realisatie van het robuuste Natuurnetwerk en het Rijk kan daaraan toetsen. De “Natuurmeting op Kaart” is ondersteunend bij deze toetsing.
e. Partijen spreken voor het totale BBL-oud-bezit af dat tot 2016 (zie punt 3 d) minimaal
8.000 ha op de balans van BBL moet blijven staan. Daarom hebben provincies voor deze
8.000 ha een beperkt economisch eigendom. De beperking is erin gelegen dat deze gronden pas in juridisch eigendom kunnen worden overgedragen indien voldaan is aan de voorwaarden onder punt 3 d van deze overeenkomst.
4. Voor de BBL-oud-gronden zal bij uitname van de grond uit BBL door de provincies behoudens de overeengekomen € 160 mln geen nadere betaling meer vereist zijn.
De bij BBL verantwoorde historische kostprijs van de BBL oud gronden zal bij juridische overdracht van de grond uit BBL ten laste van het door de oorspronkelijke financier verstrekte voorschot, respectievelijk het eigen vermogen van BBL worden afgeboekt.
5. Mocht er met betrekking tot de 4.000 ha sprake zijn van een meerwaarde bovenop de € 160 mln, dan zullen provincies deze meerwaarde volledig inzetten voor het realiseren van het robuuste Natuurnetwerk.
6. Rijk en provincies komen overeen dat met ingang van 1-1-2014 het beheer van de aan provincies over te dragen BBL-oud-gronden (18.634 ha) en de BBL-nieuw-gronden voor rekening en risico van de provincies zal plaatsvinden. Hiervoor zullen de provincies in de vaststellingsovereenkomsten met BBL per provincie afspraken maken.
1 in overleg met provincies wordt onderzocht of het bedrag van € 35 mln in 2013 haalbaar is. De eventueel niet gerealiseerde betaling in 2013 wordt evenredig toegevoegd aan de betalingsverplichting in 2014.
7. Rijk en provincies bepalen in overleg hoe ieders aanspraak op het aandeel van het exploitatiesaldo BBL van 1-1-2011 tot 1-1-2014 op juiste en transparante wijze wordt verdeeld. Indien dit niet op eenvoudige wijze kan of onevenredig hoge kosten met zich meebrengt, zal sprake zijn van een proportionele toerekening op basis van het aantal ha’s bezit.
8. Op basis van deze overeenkomst zullen de individuele provincies met BBL (vaststellings-) overeenkomsten sluiten waarin het economisch eigendom wordt vastgelegd en nadere afspraken omtrent beheer en exploitatie worden gemaakt. Rijk en provincies constateren dat er op basis van de in deze overeenkomst vastgelegde afspraken geen belemmeringen meer aanwezig zijn om afspraken m.b.t. eigendom, beheer en exploitatie verder uit te werken in individuele overeenkomsten tussen BBL en de provincies.
Rijk en provincies geven BBL opdracht om de gefaseerde levering van de 8.000 ha te bewaken conform punt 3 e én de afspraken die de provincies daarover hebben gemaakt op basis van het advies van de Commissie Xxxxxx-2 “Aanvulling BBL-oud-grond” van juni 2013.
9. De provincies willen de governance BBL aanpassen aan de op het onderdeel grond geconcretiseerde en operationeel gemaakte afspraken met het Rijk. Provincies treden hiertoe in overleg met het BBL en bezien samen met het rijk welke stappen gezet moeten worden om het Bureau Beheer Landbouwgronden ook in de nieuwe situatie goed te kunnen laten functioneren. Het Rijk zal binnen haar mogelijkheden medewerking verlenen aan noodzakelijke aanpassingen. Op verzoek van de provincies zullen tussen de eigenaar van BBL en de provincies afspraken worden gemaakt inzake een gemeenschappelijk werkwijze en sturing van BBL.