Uitvoeringsreglement
Stichting
Pensioenfonds voor de Woningcorporaties
Uitvoeringsreglement
1 januari 2023
Inhoudsopgave
2
4
Artikel 1 - Begripsbepalingen 4
Artikel 2 - Inwerkingtreding en werkingssfeer 5
Artikel 3 - Gebondenheid aangesloten werkgever statuten en reglementen 5
Artikel 4 - Hardheidsclausule 5
Artikel 5 - Gevallen waarin dit reglement niet voorziet 5
2. Aansluiting en vrijstelling
6
Artikel 6 - Aansluiting werkgever 6
Artikel 7 - Verplichte aansluiting werkgever 6
Artikel 8 - Vrijwillige aansluiting werkgever 6
Artikel 9 - Einde aansluiting 7
Artikel 10 - Vrijstelling van verplichte aansluiting 7
Artikel 11 - Verplichte vrijstellingsgronden 8
Artikel 12 - Verplichte voorschriften vrijstelling 9
Artikel 13 - Intrekking vrijstelling 10
Artikel 14 - Vrijstelling wegens gemoedsbezwaren 10
11
Artikel 15 - Premievaststelling 11
Artikel 16 - verhoging premie 12
Artikel 17 - Premiebetaling 12
13
Artikel 18 - Crisismaatregelen 13
5. Aanspraken en toeslagverlening
14
Artikel 19 - Pensioenaanspraken en pensioenrechten 14
Artikel 20 - Vermindering pensioenaanspraken en pensioenrechten 14
Artikel 21 - Toeslagverlening 14
16
Artikel 22 - Vrijwillige voortzetting 16
Artikel 23 - Aanvullende regelingen 16
17
Artikel 24 - Informatieverstrekking aan het fonds door werkgever 17
Artikel 25 - Informatieverstrekking aan het fonds door cao-partijen 17
Artikel 26 - Informatieverstrekking door het fonds algemeen 17
Artikel 27 - Informatieverstrekking door het fonds aan werkgever 18
Artikel 28 - Informatieverstrekking door het fonds bij betalingsachterstand werkgever 18
Artikel 29 - Informatieverstrekking door het fonds bij vermindering van de pensioenaanspraken en pensioenrechten 18
8. Wijziging pensioenreglement en uitvoeringsreglement
19
Artikel 30 - Wijziging pensioenreglement 19
Artikel 31 - Wijziging uitvoeringsreglement 20
00
Artikel 32 - Opdrachtaanvaarding 21
22
Artikel 35 - Bezwaar en beroep tegen besluit over vrijstelling 22
1. Algemene bepalingen
In dit reglement wordt verstaan onder:
Aangesloten werkgever | werkgever als bedoeld in artikel 6 van dit reglement. |
Abtn | actuariële en bedrijfstechnische nota als bedoeld in artikel 3 lid 3 van de statuten. |
Bestuur | bestuur van het fonds. |
Cao | de collectieve arbeidsovereenkomst voor personeel in dienst van de woningcorporaties, alsmede de algemeen verbindend verklaarde bepalingen van die collectieve arbeidsovereenkomst. |
cai-partijen | werkgeversorganisatie en werknemersorganisaties die betrokken zijn bij de cao. |
Deelnemer | (gewezen) werknemer die deelneemt aan de (vroeg) pensioenregeling van het fonds. |
Dit reglement | uitvoeringsreglement van het fonds. |
Fonds | Stichting Pensioenfonds voor de Woningcorporaties. |
Gewezen deelnemer | (gewezen) werknemer van wie de deelneming aan de (vroeg-) respectievelijk Flexpensioenregeling van het fonds is beëindigd anders dan door overlijden, het bereiken van de vroegpensioendatum, zoals bedoeld in het voormalige (Vroeg)pensioenreglement van het fonds, of het bereiken van de feitelijke pensioendatum, doch uiterlijk per de eerste dag van de maand waarin de 65-jarige respectievelijk de eerste dag van de maand waarin de 68-jarige leeftijd wordt bereikt en van wie de pensioenaanspraken niet zijn afgekocht of overgedragen. |
Pensioenaanspraak | recht op toekomstige pensioenuitkeringen. |
Pensioengerechtigde | persoon voor wie het pensioen is ingegaan. |
Pensioenovereenkomst | afspraken die cao-partijen hebben gemaakt over pensioen. |
Pensioenrecht | recht op ingegaan pensioen. |
Pensioenreglement | Flexpensioenreglement van het fonds. |
Premie-egalisatiereserve | de premie-egalisatiereserve als bedoeld in de abtn. |
Reglementen | alle reglementen van het fonds, waaronder ook het pensioenreglement en het uitvoeringsreglement worden verstaan. |
Statuten | statuten van het fonds. |
Uitvoeringsovereenkomst | overeenkomst tussen een vrijwillig aangesloten werkgever en het fonds over de uitvoering van de pensioenovereenkomst tussen deze werkgever en zijn werknemers. |
Verantwoordingsorgaan | Het verantwoordingsorgaan van het fonds. |
Werkgever | de vereniging, vennootschap, stichting of andere instelling die werkzaam is binnen of ten behoeve van de branche woningcorporaties, als bedoeld in artikel 4 van de statuten, en die niet een overheidsinstelling is. |
Werknemer | Iedere man of vrouw waarmee een aangesloten werkgever een schriftelijke arbeidsovereenkomst heeft gesloten. |
Wet | Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000. |
Artikel 2 - Inwerkingtreding en werkingssfeer
1. Dit reglement is in werking getreden op 1 januari 2008 en is laatstelijk gewijzigd per 1 januari 2023 naar aanleiding van het bestuursbesluit van 15 november 2022.
2. Voor werkgevers die aangesloten waren voor 1 januari 2008 geldt dit reglement met ingang van 1 januari 2008.
3. De werkingssfeer van het fonds is de branche woningcorporaties.
4. Dit reglement regelt de verhouding tussen het fonds en de aangesloten werkgever.
Artikel 3 - Gebondenheid aangesloten werkgever statuten en reglementen
De aangesloten werkgever is verplicht tot naleving van de statuten en de reglementen van het fonds.
Artikel 4 - Hardheidsclausule
Het bestuur is bevoegd om in bijzondere gevallen af te wijken van dit reglement, indien en voor zover de toepassing van een bepaling naar zijn oordeel leidt tot een onredelijke uitkomst, gelet op het doel of de strekking van die bepaling.
Artikel 5 - Gevallen waarin dit reglement niet voorziet
In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet, beslist het bestuur.
2. Aansluiting en vrijstelling
Artikel 6 - Aansluiting werkgever
Een werkgever kan op verplichte of op vrijwillige basis zijn aangesloten bij het fonds. De gronden voor aansluiting van de werkgever zijn nader geregeld in artikel 7 en 8 van dit reglement.
Artikel 7 - Verplichte aansluiting werkgever
1. Een werkgever is verplicht tot aansluiting bij het fonds als hij op grond van de verplichtstellingsbeschikking, als bedoeld in artikel 2 van de Wet, de statuten en het pensioenreglement van het fonds dient na te leven.
2. De aansluiting heeft betrekking op alle werknemers van de werkgever. Van de aansluiting zijn uitgezonderd de vakantiewerkers die niet langer dan 10 weken per kalenderjaar werkzaam zijn.
3. Van de verplichte aansluiting kan vrijstelling zijn verleend op grond van artikel 10 van dit reglement.
Artikel 8 - Vrijwillige aansluiting werkgever
1. De werkgever die niet verplicht is aangesloten, is op vrijwillige basis aangesloten als:
a. hij door de Commissie Gelijkstelling Werkgevers als bedoeld in artikel 1.7 van de cao gelijk is gesteld met een toegelaten instelling als bedoeld in die cao;
b. het een uitzendbureau en/of detacheringbureau betreft dat uitsluitend werk doet verrichten of diensten verleent aan een werkgever als bedoeld in artikel 7 of een werkgever als bedoeld in dit lid onder a.
De Commissie Gelijkstelling Werkgevers beslist namens het fonds over de vrijwillige aansluiting als bedoeld onder a.
Het bestuur beslist over de vrijwillige aansluiting als bedoeld onder b. Voor een positief besluit over de vrijwillige aansluiting dient de werkgever als bedoeld onder b te voldoen aan één of meerdere van onderstaande voorwaarden.
i. de loonontwikkeling bij de werkgever is ten minste gelijk aan die volgens de cao en de
werkgever neemt deel in de sociale fondsen als bedoeld in die cao;
ii. de werkgever maakt deel uit van een groep waarvan één van de werkgevers valt onder de werkingssfeer van het fonds;
iii. de aansluiting vindt plaats na afloop van een periode waarin de werkgever wel onder de werkingssfeer van het fonds viel.
Het bestuur kan daarnaast aanvullende voorwaarden stellen.
2. Een werkgever die niet voldoet aan de voorwaarde als bedoeld in lid 1 onder a. of b. kan ook op vrijwillige basis zijn aangesloten als wel voldaan wordt aan één of meerdere van de voorwaarden in lid 1 onder i. tot en met iii. Het bestuur beslist dan over de vrijwillige aansluiting en kan daaraan aanvullende voorwaarden stellen.
3. De aansluiting als bedoeld in lid 1 heeft betrekking op alle werknemers van de werkgever. De aansluiting als bedoeld in lid 2 kan betrekking hebben op alle of op een nader omschreven groep van werknemers van de werkgever.
Van de aansluiting als bedoeld in de vorige leden zijn in ieder geval uitgezonderd de vakantiewerkers die niet langer dan 10 weken per kalenderjaar werkzaam zijn.
4. De werkgever die zich op grond van lid 1 onder a. op vrijwillige basis wil aansluiten, dient hiertoe een schriftelijk verzoek in bij de door het fonds daartoe gemandateerde Commissie Gelijkstelling Werkgevers. De commissie kan aan de aansluiting nadere voorwaarden verbinden. Bij instemming met het verzoek worden de vrijwillige aansluiting en de eventuele daaraan nader gestelde voorwaarden door de Commissie Gelijkstelling Werkgevers namens het fonds in een uitvoeringsovereenkomst vastgelegd. De commissie draagt zorg voor het verstrekken van de ondertekende uitvoeringsovereenkomst aan de werkgever en het fonds.
5. De werkgever die zich op grond van lid 1 onder b. dan wel lid 2 op vrijwillige basis wil aansluiten, dient hiertoe een schriftelijk verzoek in bij het bestuur. Het bestuur kan aan de aansluiting nadere voorwaarden verbinden. Bij instemming met het verzoek worden de vrijwillige aansluiting en de eventuele daaraan nader gestelde voorwaarden door het fonds in een uitvoeringsovereenkomst vastgelegd. Het fonds verstrekt een exemplaar van de ondertekende uitvoeringsovereenkomst aan de werkgever.
Artikel 9 - Einde aansluiting
1. De verplichte aansluiting als bedoeld in artikel 7 van dit reglement eindigt als:
a. de aangesloten werkgever op grond van de verplichtstellingsbeschikking, als bedoeld in artikel 2 van de Wet, niet langer de statuten en het pensioenreglement van het fonds dient na te leven; of
b. aan de aangesloten werkgever vrijstelling van de verplichte aansluiting, als bedoeld in artikel 10 van dit reglement, wordt verleend, of
c. de verplichtstelling wordt ingetrokken.
2. De vrijwillige aansluiting als bedoeld in artikel 8 van dit reglement eindigt als::
a. de gelijkstelling met een toegelaten instelling als bedoeld in de cao eindigt; of
b. de aangesloten werkgever, naar het oordeel van de Commissie Gelijkstelling Werkgevers (artikel 8 lid 1 onder a.) dan wel het bestuur (artikel 8 lid 1 onder b. en 2), niet langer voldoet aan de voorwaarden waaronder de aansluiting heeft plaatsgevonden; of
c. de aangesloten werkgever dan wel het bestuur de uitvoeringsovereenkomst, voor de aansluiting als bedoeld in artikel 8, opzegt volgens het bepaalde in die overeenkomst.
3. Bij beëindiging van de aansluiting is de werkgever verplicht het verzekeringstechnisch nadeel te vergoeden, dat voor het fonds uit de beëindiging voortvloeit. De adviserend actuaris stelt de hoogte van het verzekeringstechnisch nadeel vast met inachtneming van lid 4 van dit artikel.
4. De hoogte van het verzekeringstechnisch nadeel wordt vastgesteld met inachtneming van enerzijds de premie als bedoeld in artikel 15 lid 2 onder a., b. en f. van dit reglement en anderzijds de kostendekkende premie die is gebaseerd op een rekenrente van 2,75% rekening houdend met de groep betrokken werknemers.
5. De kosten die het fonds redelijkerwijs moet maken als het gevolg van de beëindiging van de aansluiting van de werkgever, komen voor rekening van de werkgever.
Artikel 10 - Vrijstelling van verplichte aansluiting
1. Een werkgever kan voor zijn werknemers, of voor een deel van zijn werknemers, bij het bestuur
een schriftelijk verzoek indienen om vrijstelling van de verplichte aansluiting bij het fonds.
2. Het bestuur verleent de vrijstelling op één van de gronden als bedoeld in artikel 11 van dit reglement. Het verlenen van de vrijstelling vindt plaats onder de voorwaarden en op de wijze zoals opgenomen in het Vrijstellings- en boetebesluit bij de Wet.
3. Aan het verlenen van de vrijstelling kan het bestuur nadere voorschriften verbinden. De voorschriften die het bestuur op grond van het Vrijstellings- en boetebesluit bij de Wet ten minste stelt aan de vrijstelling zijn geregeld in artikel 13 van dit reglement.
Artikel 11 - Verplichte vrijstellingsgronden
1. Het bestuur kan de werkgever vrijstelling verlenen van de verplichting tot deelneming voor alle
werknemers of een deel van de werknemers van die werkgever vanwege:
a. een bestaande pensioenvoorziening;
b. groepsvorming;
c. een eigen cao;
d. onvoldoende beleggingsrendement van het fonds;
e. een gelijkwaardige nettopensioenregeling.
2. Het bestuur verleent vrijstelling vanwege een bestaande pensioenvoorziening als:
a. de werknemers van de werkgever al deelnemen in een pensioenregeling, die ten minste zes maanden voor het moment van indienen van de aanvraag tot verplichtstelling van toepassing was; of
b. de werkgever voor zijn werknemers al een pensioenvoorziening heeft getroffen, die al ten minste zes maanden gold voor het moment dat de verplichtstelling op hem van toepassing was.
3. Het bestuur verleent vrijstelling vanwege groepsvorming als de werkgever deel uitmaakt of deel is gaan uitmaken van een groep en:
a. bij de groepsvorming zowel de bij het arbeidsvoorwaardenoverleg van die werkgever betrokken vakorganisaties als de bij het arbeidsvoorwaardenoverleg van de groep betrokken vakorganisaties, betrokken zijn geweest; en
b. de groep al een pensioenvoorziening heeft, die in overleg met de bij het arbeidsvoorwaardenoverleg betrokken vakorganisaties tot stand is gekomen; en
c. bij de groep op de dag waarop het verzoek om vrijstelling wordt ingediend ten minste 100
werknemers werkzaam zijn die niet in het fonds deelnemen; en
d. het aantal werknemers waarop de pensioenvoorziening van de groep van toepassing is, op de dag waarop het verzoek om vrijstelling wordt ingediend ten minste 25% dan wel ten minste 50 werknemers meer bedraagt, dan het aantal werknemers waarvoor de vrijstelling wordt gevraagd; en
e. het verzoek om vrijstelling tevens wordt gedaan door of namens de groep en de vakorganisaties, bedoeld in onderdeel b.
4. Het bestuur verleent vrijstelling vanwege een eigen cao, voor zover een besluit tot algemeenverbindendverklaring van bepalingen van een cao op de werkgever niet van toepassing is.
Het bestuur verleent deze vrijstelling ook als het besluit tot algemeenverbindendverklaring wel op hem van toepassing is, maar hij daarvan geheel of gedeeltelijk is vrijgesteld en met de bij het arbeidsvoorwaardenoverleg betrokken vakorganisaties een andere pensioenvoorziening is overeengekomen. De vrijstelling door het bestuur betreft het deel waarvoor vrijstelling van de algemeenverbindendverklaring geldt.
Het verzoek om vrijstelling wordt mede door of namens de bij het arbeidsvoorwaardenoverleg betrokken vakorganisaties gedaan.
5. Het bestuur verleent vrijstelling vanwege onvoldoende beleggingsrendement van het fonds als:
a. uit de performancetoets als genoemd in artikel 5 Vrijstellings- en boetebesluit bij de Wet het feitelijk behaalde beleggingsrendement van het fonds in negatieve zin aanzienlijk afwijkt van de normportefeuille die het pensioenfonds heeft vastgesteld, van een aanzienlijke afwijking in negatieve zin is sprake als de berekening van de performancetoets plus 1,28 een negatieve uitkomst geeft;
b. het fonds niet of in onvoldoende mate heeft voldaan aan het jaarlijks tijdig opstellen van een adequaat beleggingsbeleid of het jaarlijks opstellen van een normportefeuille;
c. het fonds bij het opnieuw vaststellen van een beleggingsbeleid of normportefeuille niet of in onvoldoende mate heeft voldaan aan de vereisten die aan deze wijziging zijn gesteld.
6. Het bestuur verleent vrijstelling van de nettopensioenregeling van het fonds als de werkgever bij een andere pensioenuitvoerder als bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet een eigen nettopensioenregeling heeft ondergebracht.
Artikel 12 - Verplichte voorschriften vrijstelling
1. Aan de vrijstelling verbindt het bestuur het voorschrift dat de werkgever of, als de pensioenvoorziening is ondergebracht bij een ander pensioenfonds, het bestuur van het desbetreffende fonds, aan De Nederlandsche Bank en aan het fonds inlichtingen zal verstrekken, die De Nederlandsche Bank of het bestuur ter verzekering van een goede uitvoering van de Wet verlangt.
De inlichtingen worden desgewenst schriftelijk en door middel van ingevulde en ondertekende formulieren binnen een door De Nederlandsche Bank onderscheidenlijk door het bestuur schriftelijk te stellen termijn verstrekt.
2. Aan de vrijstelling verbindt het bestuur het voorschrift dat de werkgever
a. een andere pensioenvoorziening heeft en deze heeft ondergebracht bij een andere pensioenuitvoerder als bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet, of
b. binnen 12 maanden na het moment waarop de vrijstelling wordt verleend een andere pensioenvoorziening zal treffen en deze zal onderbrengen bij een andere pensioenuitvoerder als bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet.
3. Aan de vrijstelling vanwege groepsvorming, een eigen cao of onvoldoende beleggingsrendement van het fonds verbindt het bestuur het voorschrift dat de werkgever het verzekeringstechnisch nadeel vergoedt, dat voor het fonds uit de vrijstelling voortvloeit. De hoogte van deze bijdrage wordt berekend volgens het Vrijstellings- en boetebesluit bij de Wet.
4. Aan de vrijstelling vanwege een bestaande pensioenvoorziening verbindt het bestuur het voorschrift dat de pensioenregeling van de werkgever volgens de berekening van het Vrijstellings- en boetebesluit bij de Wet te allen tijde ten minste actuarieel en financieel gelijkwaardig is aan die van het fonds. Het bestuur en de werkgever kunnen besluiten om af te zien van genoemde berekening en de gelijkwaardigheid aan te tonen door middel van een kwalitatieve toets. In dat geval verstrekt het bestuur de werkgever informatie over de pensioenregeling van het fonds.
5. Aan de vrijstelling vanwege een eigen nettopensioenregeling verbindt het bestuur het voorschrift dat de regeling van de werkgever te allen tijde ten minste:
a. een even hoog maximaal in te leggen premie bevat als de maximaal in te leggen premie in de nettopensioenregeling van het fonds;
b. een even hoge bijdrage van de werkgever in de premie bevat als de eventuele bijdrage van de werkgever in de premie in de nettopensioenregeling van het fonds; en
c. dezelfde vormen van nettopensioen heeft als de nettopensioenregeling van het fonds.
6. Aan de vrijstelling vanwege onvoldoende beleggingsrendement van het fonds verbindt het bestuur het voorschrift dat aan de pensioenregeling van de werkgever ten minste dezelfde aanspraken worden ontleend als aan de pensioenregeling van het fonds.
7. Het bestuur verleent de vrijstelling nadat de werkgever:
a. de vergoeding zoals bedoeld in lid 3 heeft betaald; of
b. heeft aangetoond aan de voorschriften zoals bedoeld in lid 4,5 dan wel 6 te voldoen.
Artikel 13 - Intrekking vrijstelling
Het bestuur kan een verleende vrijstelling intrekken als de werkgever niet of niet langer voldoet aan de vrijstellingsvoorwaarden of aan de voorschriften als bedoeld in artikel 10 lid 3. De verplichting tot aansluiting als bedoeld in artikel 7 herleeft.
Artikel 14 - Vrijstelling wegens gemoedsbezwaren
1. De werkgever met gemoedsbezwaren of met werknemers in dienst die gemoedsbezwaren hebben tegen iedere vorm van verzekering, kan het bestuur schriftelijk verzoeken om vrijstelling van de verplichting tot aansluiting.
2. De vrijgestelde werkgever is een spaarbijdrage aan het fonds verschuldigd. De hoogte van de spaarbijdrage is gelijk aan de premie die hij zonder vrijstelling verschuldigd zou zijn aan het fonds.
3. Het bestuur trekt de verleende vrijstelling in:
a. op verzoek van de werkgever aan wie de vrijstelling is verleend; of
b. als naar het oordeel van het bestuur de gemoedsbezwaren op grond waarvan de vrijstelling is verleend niet langer bestaan.
4. Het bestuur kan de verleende vrijstelling intrekken als de bij de vrijstelling gestelde voorwaarden niet of niet behoorlijk worden nageleefd.
5. De vrijstelling vervalt vijf jaar na de ingangsdatum van de vrijstelling. Op verzoek van de
werkgever kan het bestuur een nieuwe vrijstelling verlenen.
6. Na het intrekken of vervallen van de vrijstelling is de verplichte aansluiting volledig van kracht. Het saldo van de spaarbijdragen die voor de werknemers zijn betaald, worden dan beschouwd als betaalde premies.
7. Het bepaalde in dit artikel vindt plaats onder de voorwaarden en op de wijze zoals is opgenomen in het pensioenreglement.
3. Premie
Artikel 15 - Premievaststelling
1. Het bestuur stelt de premie vast op grond van het bepaalde in de abtn. Daarbij is de premie voor het ouderdoms- en het partnerpensioen ten minste kostendekkend zoals bedoeld in de abtn.
2. De aangesloten werkgever is de premie voor de in zijn dienst zijnde deelnemer verschuldigd aan het fonds. Met inachtneming van het bepaalde in het eerste lid, bedraagt de premie voor de deelnemer:
a. op wie het Flexpensioenreglement van toepassing is: een door het bestuur vastgesteld percentage van de pensioengrondslag voor ouderdomspensioen en partnerpensioen; en
b. voor het WIA-pluspensioen en het WGA-hiaatpensioen: een door het bestuur vastgesteld percentage van het loon; en
c. voor het WIA-excedentpensioen: een door het bestuur vastgesteld percentage van de WIA- excedentgrondslag; en
d. voor wie de pensioenopbouw tijdens onbetaald verlof of levensloopverlof niet wordt voortgezet: een door het bestuur vastgesteld percentage van de pensioengrondslag voor de verzekering van het overlijdens- en arbeidsongeschiktheidsrisico;
e. met ingang van 1 januari 2012 voor het voorwaardelijk pensioen: deze premie op een door het bestuur vastgesteld percentage van het loon vastgesteld.
De genoemde grondslagen en lonen worden vastgesteld volgens het bepaalde in het
pensioenreglement.
3. Het bestuur stelt de premies als bedoeld in lid 2 jaarlijks vast voor aanvang van het kalenderjaar, gehoord de adviserend actuaris. Bij de premieheffing wordt een kalenderjaar gesteld op 360 dagen en een kalendermaand op 30 dagen gesteld.
4. In afwijking van het bepaalde in lid 2 is de aangesloten werkgever voor de deelnemer die:
a. een re-integratie-aanvulling ontvangt van zijn werkgever tijdens het tweede ziektejaar, of
b. recht heeft op een WAO- of WIA-uitkering,
geen premie verschuldigd over de ontvangen re-integratie-aanvulling dan wel voor het deel dat de
deelnemer arbeidsongeschikt is, indien en zolang het pensioenreglement dit bepalen.
5. De verdeling van de premie over de aangesloten werkgever en werknemer wordt jaarlijks vastgesteld door cao-partijen. Ten behoeve van de premie voor het WIA-excedentpensioen is de aangesloten werkgever niet verplicht een gedeelte in rekening te brengen bij de werknemer.
6. De aangesloten werkgever is verplicht bij elke loonbetaling op het loon het werknemersdeel van de premie in te houden. Indien en voor zover de aangesloten werkgever geen loon aan de deelnemer verschuldigd is, moet de deelnemer het werknemersdeel van de premie aan de aangesloten werkgever betalen. In afwijking van het voorgaande is de premieverdeling tijdens en voor zover sprake is van onbetaald verlof dan wel levensloopverlof afhankelijk van de afspraken die de deelnemer en de aangesloten werkgever daarover hebben gemaakt.
7. Wanneer de in lid 2 onder a genoemde premie meer bedraagt dan de gedempte kostendekkende premie als bedoeld in de abtn, wordt het meerdere toegevoegd aan de premie-egalisatiereserve.
Wanneer de in lid 2 onder a genoemde premie minder bedraagt dan de gedempte kostendekkende premie, wordt de in lid 2 onder a genoemde premie eerst aangevuld uit de premie-egalisatiereserve tot het niveau van de gedempte kostendekkende premie.
Indien de aanvulling uit de premie-egalisatiereserve aan de in lid 2 onder a genoemde premie onvoldoende is om het niveau van de gedempte kostendekkende premie te bereiken, wordt de premie als bedoeld in lid 2 onder a verhoogd naar een dusdanig niveau dat de premie, samen met de aanvulling uit de premie-egalisatiereserve, gelijk is aan het niveau van de de gedempte kostendekkende premie. De aanvulling uit de premie-egalisatiereserve is geen onderdeel van het maximum van 31% van de pensioengrondslag als bedoeld in artikel 16 van dit reglement.
Indien ook deze maximum premie én de toevoeging uit de premie-egalisatiereserve niet kostendekkend is zal het bestuur cao-partijen vragen het opbouwpercentage (tijdelijk) te verlagen door aanpassing van de pensioenovereenkomst.
Artikel 16 - verhoging premie
Als het niveau van de kostendekkende premie als bedoeld in de abtn de financiële positie van het fonds en de verwachte ontwikkeling daartoe aanleiding geven, is het bestuur, gehoord de adviserend actuaris en gehoord cao-partijen, bevoegd de premie als bedoeld in artikel 15 lid 2 onder a. van dit reglement, te verhogen tot maximaal 31% van de pensioengrondslag.
Artikel 17 - Premiebetaling
1. De aangesloten werkgever betaalt de premie als bedoeld in artikel 15 aan het fonds op basis van een door het fonds uitgebrachte factuur. De premie dient betaald te zijn uiterlijk op de 14e dag na de factuurdatum.
2. De factuur wordt door het fonds uitgebracht op basis van elke loonaangifte conform artikel 24.
3. Bij de ambtshalve vaststelling van de gegevens, als bedoeld in artikel 24 lid 5 van dit reglement, en de daaruit voortvloeiende ambtshalve vaststelling van de verschuldigde premie, kan het fonds bepalen dat de aangesloten werkgever deze premie binnen een bepaalde termijn betaalt.
Bij niet tijdige betaling van de (nog) verschuldigde premie of de van hem gevorderde premie is de aangesloten werkgever door het enkele verloop van de termijn in gebreke. Het fonds is dan bevoegd te vorderen:
- rente over het verschuldigde bedrag van de dag af dat het verschuldigde bedrag betaald had moeten zijn; en
- volledige vergoeding van de buitengerechtelijke invorderingskosten, onverminderd de overige kosten van vervolging verschuldigd volgens de Wet.
4. De rente als bedoeld in lid 5 wordt berekend naar het percentage van de wettelijke rente bedoeld in de artikelen 119a juncto 120 van boek 6 van het Burgerlijk Wetboek, dat geldt op de datum, waarop de rente door het fonds wordt gevorderd. De buitengerechtelijke invorderingskosten worden gesteld op 15% van het verschuldigde bedrag met een minimum van 75,- euro.
5. De aangesloten werkgever verliest zijn recht op terugbetaling van de onverschuldigd betaalde premie na verloop van drie jaren, na afloop van het kalenderjaar waarover de premie te veel is betaald.
4. Financiële crisis
Artikel 18 - Crisismaatregelen
1. Indien het fonds niet beschikt over het minimaal vereist eigen vermogen als bedoeld in artikel 131 van de Pensioenwet dan wel dat er sprake is van een drastische extreme fluctuatie op de financiële markten, is er sprake van een financiële crisis.
2. In geval van een financiële crisis kan het fonds de premie tijdelijk met maximaal 5% van de pensioengrondslag verhogen. Het in artikel 16 van dit reglement bepaalde maximum is niet van toepassing op de ingevolge dit lid verhoogde premie.
3. In geval van een financiële crisis kan het fonds het opbouwpercentage van het pensioen tijdelijk met maximaal 0,5% verlagen. Artikel 30 van dit reglement is niet van toepassing op de verlaging van het opbouwpercentage ingevolge dit lid.
5. Aanspraken en toeslagverlening
Artikel 19 - Pensioenaanspraken en pensioenrechten
Voor de (gewezen) deelnemer en de pensioengerechtigde zijn de pensioenaanspraken en de
pensioenrechten verzekerd zoals is geregeld in het pensioenreglement.
Artikel 20 - Vermindering pensioenaanspraken en pensioenrechten
1. Als de financiële positie van het fonds en de verwachte ontwikkeling daartoe aanleiding geven, dan kan het bestuur, gehoord de adviserend actuaris besluiten tot vermindering van de opgebouwde pensioenaanspraken en pensioenrechten.
2. Kortingen zoals deze volgen uit het herstelplan als bedoeld in artikel 138 lid 2 van de Pensioenwet worden gespreid over de maximaal wettelijke toegestane periode.
3. De kortingen zoals bedoeld in artikel 140 van de Pensioenwet hebben een onvoorwaardelijk karakter en worden gespreid over de maximaal wettelijke toegestane periode. Met dien verstande dat de korting ten minste 0,5% bedraagt in enig jaar waarin de op dat moment resterende korting als bedoeld in de eerste volzin 0,5% of meer bedraagt.
4. Het bepaalde in lid 1 vindt plaats onder de voorwaarden en op de wijze zoals is opgenomen in de reglementen.
Artikel 21 - Toeslagverlening
1. Het fonds heeft de ambitie om op de pensioenaanspraken van de deelnemer jaarlijks toeslag te verlenen ter hoogte van maximaal de cumulatieve loonontwikkeling van de branche Woningcorporaties in de periode tussen 31 juli van het voorafgaande jaar en 31 juli van het daaraan voorafgaande jaar. Het bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre pensioenaanspraken worden aangepast.
2. Het fonds heeft de ambitie om op de pensioenaanspraken van de gewezen deelnemer en op de pensioenrechten van de pensioengerechtigden jaarlijks toeslag te verlenen ter hoogte van maximaal de prijsontwikkeling (de afgeleide consumentenprijsindex alle huishoudens) in de periode tussen juli van het afgelopen kalenderjaar en juli van het daaraan voorafgaande kalenderjaar. Het bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre pensioenaanspraken en pensioenrechten worden aangepast.
Het bestuur is bevoegd om voor de verhoging van de opgebouwde aanspraken op vroegpensioen van de gewezen deelnemer en de vroegpensioenrechten zoals bedoeld in het (Vroeg)pensioenreglement van het fonds een ander percentage voor toeslag vast te stellen dan voor de overige pensioenaanspraken en pensioenrechten.
Het bestuur vermindert de toeslag van de pensioenaanspraken en/of pensioenrechten uit de nettopensioenregeling als de levensverwachting van de deelnemers aan de nettopensioenregeling sneller toeneemt dan die van alle deelnemers aan de pensioenregeling van het fonds. Deze vermindering vindt plaats totdat de toename van de verplichtingen ten aanzien van de nettopensioenregeling is gecompenseerd.
3. Voor de voorwaardelijke toeslagverlening als bedoeld in lid 1 en 2 is geen reserve gevormd, maar deze wordt gefinancierd uit beleggingsrendement. Toeslagverlening in enig kalenderjaar biedt geen garantie voor toeslagverlening in een volgend kalenderjaar.
4. Het bestuur heeft de bevoegdheid om het beleid inzake toeslagverlening aan te passen. Een wijziging van het beleid inzake toeslagverlening heeft betrekking op alle (gewezen) deelnemers, gewezen partners en pensioengerechtigden bij het fonds.
5. Het bestuur kan besluiten tot het verlenen van extra toeslag als in enig kalenderjaar sprake is geweest van kortingen, zoals bedoeld in artikel 20 indien en voor zover voldaan is aan de wettelijke bepalingen ingevolge het Financieel Toetsingskader als bedoeld in de Pensioenwet. Het bepaalde in dit lid vindt plaats voorafgaand aan het in lid 6 bepaalde.
6. Het bestuur kan besluiten tot het verlenen van extra toeslag indien en voor zover in enig kalenderjaar sprake is geweest van niet volledige toeslagverlening, zoals bepaald in lid 1 en 2 indien en voor zover voldaan is aan de wettelijke bepalingen ingevolge het Financieel Toetsingskader als bedoeld in de Pensioenwet. De oudste achterstanden komen hiervoor het eerst in aanmerking.
7. De voorwaardelijke toeslagverlening vindt plaats onder de voorwaarden en op de wijze zoals is opgenomen in het pensioenreglement.
6. Vrijwillige modules
Artikel 22 - Vrijwillige voortzetting
De gewezen deelnemer kan na einde van het dienstverband op vrijwillige basis de deelneming voortzetten. De vrijwillige voortzetting van de deelneming is mogelijk onder de in het pensioenreglement opgenomen voorwaarden.
Artikel 23 - Aanvullende regelingen
1. Op schriftelijk verzoek van de deelnemer die hiervoor in aanmerking komt, is het fonds bevoegd, een nettopensioenvoorziening te treffen voor het deel boven het loon als bedoeld in artikel 1 van het Flexpensioenreglement.
2. Op schriftelijk verzoek van de deelnemer is het fonds bevoegd ten behoeve van diens partner een Anw-hiaatpensioen te verzekeren.
3. Het afsluiten van een vrijwillige module als bedoeld in lid 1 en lid 2 is mogelijk onder de in het pensioenreglement opgenomen voorwaarden. Het fonds stelt bij het besluit op het verzoek vast welke premie voor de vrijwillige module verschuldigd is.
4. Op de premiebetaling voor de vrijwillige modules zijn de voorwaarden van artikel 17 van dit reglement van toepassing, tenzij de premiebetaling niet plaatsvindt via de aangesloten werkgever of het pensioenreglement hiervan afwijkt. In dat geval gelden de voorwaarden voor premiebetaling door de deelnemer of aangesloten werkgever, zoals opgenomen in het pensioenreglement.
7. Informatieverstrekking
Artikel 24 - Informatieverstrekking aan het fonds door werkgever
1. De aangesloten werkgever is verplicht zijn werknemers bij begin van de aansluiting dan wel bij latere indiensttreding aan te melden bij het fonds. De aanmelding vindt plaats binnen één maand vanaf de datum van aansluiting of de latere indiensttreding.
2. De aangesloten werkgever deelt de beëindiging van de arbeidsovereenkomst van een
deelnemer binnen één maand na de ontslagdatum mee aan het fonds.
3. De aangesloten werkgever levert aan het fonds direct alle gegevens die gedurende het dienstverband van de deelnemers van belang zijn voor de pensioenadministratie. De aanlevering van gegevens vindt plaats op door het fonds vast te stellen tijdstippen en door middel van de door het fonds beschikbaar gestelde middelen.
4. De aangesloten werkgever is verplicht tijdig de gegevens en bescheiden te verstrekken die het fonds nodig oordeelt voor de juiste uitvoering van het pensioenreglement en/of dit reglement. Daarnaast is de aangesloten werkgever verplicht aan een door het fonds aan te wijzen persoon inzage te verlenen van boeken en bescheiden, waarvan de inzage door het fonds nodig wordt geoordeeld voor een goede uitvoering van het pensioenreglement en/of dit reglement.
5. Wanneer de aangesloten werkgever niet tijdig of onvolledige gegevens of bescheiden verstrekt, dan is het fonds bevoegd de benodigde gegevens ambtshalve vast te stellen. Betrokkenen zijn aan deze vaststelling gebonden. Ook is het fonds bevoegd een nader door het fonds vast te stellen boete op te leggen.
6. Indien de aangesloten werkgever niet in staat is om de mededelingen genoemd in de leden 2 en 3 binnen dertig dagen te doen zal de aangesloten werkgever met het fonds over de consequenties en de te volgen gedragslijn overleggen en kunnen hiervoor administratiekosten in rekening worden gebracht.
7. De aangesloten werkgever vrijwaart het fonds voor alle financiële nadelen als gevolg van door de aangesloten werkgever verstrekte onjuiste en of onvolledige en of niet tijdige opgaven.
Artikel 25 - Informatieverstrekking aan het fonds door cao-partijen
Cao-partijen informeren het fonds over een aanpassing van de arbeidsvoorwaarden die gevolgen heeft voor het pensioenreglement of de financiering daarvan. Bij een vrijwillige aansluiting als bedoeld in artikel 8 lid 2 van dit reglement ligt de informatieverplichting bij de aangesloten werkgever. De informatie wordt verstrekt binnen één maand na de afspraak tot wijziging.
Artikel 26 - Informatieverstrekking door het fonds algemeen
Het fonds draagt zorg voor het verstrekken van alle wettelijk verplichte informatie over de pensioenregeling, pensioenaanspraken en pensioenrechten aan de (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden. Dit geldt voor de informatie die volgens de wet- en regelgeving door het fonds verstrekt moet worden en voor de startbrief, zoals bedoeld in artikel 21 van de Pensioenwet.
Artikel 27 - Informatieverstrekking door het fonds aan werkgever
1. De werkgever ontvangt bij het begin van de aansluiting een exemplaar van het geldende pensioenreglement en dit reglement. Daarna informeert het fonds de aangesloten werkgever over wijzigingen in het pensioenreglement en/of dit reglement, uiterlijk drie maanden na inwerkingtreding van de wijzigingen.
2. De aangesloten werkgever ontvangt in het eerste kalenderkwartaal van een jaar een opgave van de hoogte van de premie zoals bedoeld in artikel 15, die in dat kalenderjaar wordt geheven.
Artikel 28 - Informatieverstrekking door het fonds bij betalingsachterstand werkgever
Het fonds informeert elk kwartaal schriftelijk het verantwoordingsorgaan wanneer sprake is van een premieachterstand ter grootte van 5% van de totale door het fonds te ontvangen jaarpremie en tevens niet voldaan wordt aan de bij of krachtens wettelijke bepalingen geldende eisen inzake het minimaal vereist eigen vermogen van het fonds.
Artikel 29 - Informatieverstrekking door het fonds bij vermindering van de pensioenaanspraken en pensioenrechten
Het fonds informeert de (gewezen) deelnemers, pensioengerechtigden en de aangesloten werkgevers schriftelijk over het besluit tot vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten als bedoeld in artikel 20 van dit reglement.
8. Wijziging pensioenreglement en uitvoeringsreglement
Artikel 30 - Wijziging pensioenreglement
1. Het bestuur is bevoegd het pensioenreglement te wijzigen. Het bestuur past bij de besluitvorming over de wijzigingen van het pensioenreglement het bepaalde in de statuten toe.
2. Het bestuur draagt zorg voor de adequate verwerking van de (wijziging van de) pensioenovereenkomst in het pensioenreglement. Het bestuur draagt ook zorg voor het onderhoud van het pensioenreglement, waaronder aanpassing aan gewijzigde wet- en regelgeving. Voor zover de wijziging een voorafgaande wijziging van de pensioenovereenkomst vereist, informeert het bestuur de cao-partijen hierover.
3. De cao-partijen melden een voornemen tot wijziging van de pensioenovereenkomst aan het bestuur. De informatie wordt verstrekt op een zodanig tijdstip dat het bestuur in staat wordt gesteld een eventuele belemmering in de uitvoering van de pensioenovereenkomst tijdig te signaleren en mee te delen aan de cao-partijen.
Bij een vrijwillige aansluiting als bedoeld in artikel 8 lid 2 van dit reglement is het bepaalde in dit artikel van overeenkomstige toepassing op de aangesloten werkgever.
4. Indien de pensioenovereenkomst is gewijzigd, dan delen de cao-partijen de wijziging schriftelijk tijdig voorafgaand aan de ingangsdatum van de wijziging mee aan het bestuur.
5. Het bestuur besluit zo spoedig mogelijk na de kennisgeving of en op welke wijze de wijziging in het pensioenreglement wordt verwerkt. Hierbij maakt het bestuur een eigen afweging in het kader van de door de Pensioenwet opgelegde verantwoordelijkheden, waaronder de financiële gevolgen voor het fonds en de evenwichtige belangenbehartiging. Het bestuur deelt het besluit mee aan de cao-partijen.
6. Indien het besluit bedoeld in lid 5, afwijkt van de inhoud van de door de cao-partijen meegedeelde wijziging in de pensioenovereenkomst, dan geeft het bestuur daarbij aan onder welke voorwaarden de wijziging wel uitgevoerd kan worden.
7. Het fonds is niet aansprakelijk voor eventuele schade die ontstaat door een besluit, zoals bedoeld in lid 5, noch voor eventuele schade die voortvloeit uit hierdoor ontstane vertraging in de uitvoering van de pensioenovereenkomst.
8. Een wijziging van het pensioenreglement geldt vanaf de datum van inwerkingtreding voor zowel werkgevers als de deelnemers (inclusief de arbeidsongeschikte deelnemers), gewezen deelnemers, gewezen partners en pensioengerechtigden.
Artikel 31 - Wijziging uitvoeringsreglement
1. Het bestuur is bevoegd dit reglement te wijzigen. Het bestuur past bij de besluitvorming over de wijzigingen van dit reglement het bepaalde in de statuten toe.
2. Het bestuur is bevoegd nadere voorschriften te geven ter uitvoering van dit reglement.
9. Opdrachtaanvaarding
Artikel 32 - Opdrachtaanvaarding
1. Cao-partijen hebben een pensioenovereenkomst afgesproken.
2. De in lid 1 van dit artikel genoemde pensioenovereenkomst dient ingevolge de Xxxxxxxxxxx te worden ondergebracht bij een pensioenuitvoerder.
3. Cao-partijen hebben de in lid 1 van dit artikel genoemde pensioenovereenkomst ter uitvoering aangeboden aan het fonds.
4. Het bestuur aanvaardt de opdracht tot uitvoering van de in lid 1 van dit artikel genoemde pensioenovereenkomst. Het bestuur heeft zich ten behoeve van deze aanvaarding zoveel mogelijk ingespannen om de achterliggende doelstellingen van de door cao-partijen overeengekomen pensioenovereenkomst te achterhalen.
5. Het bestuur heeft bij de in lid 4 van dit artikel genoemde opdrachtaanvaarding, de door cao- partijen overeengekomen pensioenovereenkomst, getoetst aan de eigen doelstellingen en beleidsuitgangspunten.
6. De in lid 5 van dit artikel genoemde doelstellingen en beleidsuitgangspunten van het fonds zijn vastgelegd in de diverse documenten van het fonds, waaronder de statuten, de abtn en de missie, visie en strategie mede hieronder begrepen.
10. Informatieverstrekking
Een aangesloten werkgever die een klacht heeft over de administratie van het pensioen of over de dienstverlening van de administratie heeft het recht een klacht hierover in te dienen, geadresseerd aan de administrateur van het fonds.
Artikel 34 - Geschillen
1. Een aangesloten werkgever die zich niet kan verenigen met de interpretatie van de regelingen zoals vastgelegd in de statuten en het pensioenreglement, heeft het recht een geschil aanhangig te maken bij de geschillencommissie van het fonds.
De geschillenprocedure van het fonds is vastgelegd in het Reglement Geschillenprocedure van het fonds.
2. Het geschil dient schriftelijk te worden omschreven. Dit document moet worden ingediend bij de secretaris van de geschillencommissie, binnen zes maanden nadat het besluit of de uitvoeringshandeling, waarop het geschil is gericht, kenbaar is voor de aangesloten werkgever.
3. Het document moet bevatten:
a. de naam en het adres van de aangesloten werkgever;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van het geschil;
d. de argumenten voor het standpunt van de aangesloten werkgever;
e. een kopie van het besluit van het fonds ten aanzien van de interpretatie van de bepalingen van de statuten en/of het pensioenreglement, waarop het geschil is gericht.
Artikel 35 - Bezwaar en beroep tegen besluit over vrijstelling
1. In afwijking van artikel 34 kan een werkgever bezwaar aantekenen tegen een besluit over vrijstelling van de verplichte aansluiting bij het fonds of over vrijstelling wegens gemoedsbezwaren. Het bezwaarschrift moet worden ingediend bij het bestuur.
2. In afwijking van artikel 34 kan de werkgever beroep aantekenen tegen het besluit van het bestuur
op het bezwaarschrift. Het beroepschrift moet worden ingediend bij de Rechtbank in Rotterdam.
3. De procedures als bedoeld in lid 1 en lid 2 vinden plaats volgens het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht.