SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG
SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG
Arbitraal xxxxxx in kort geding van 26 januari 2024 Kenmerk: KG 24/01
Het Scheidsgerecht, bestaande uit
mr. R.J.B. Xxxxxxxxx, wonende te Arnhem, voorzitter, bijgestaan door xx. X.X.X. Xxxxx, griffier,
heeft het navolgende vonnis gewezen in het kort geding van
1a. A,
gevestigd te ZA,
1b. B,
wonende te ZA, en
2a. C,
gevestigd te ZA,
2b. D,
wonende te ZA, eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
gemachtigden: mr. X.X. Xxxx en mr. X. X. xx Xxxxxxxx Xxxxxx, tegen
1. E,
en
2. F,
beide gevestigd te YA, verweerders in conventie, eisers in reconventie,
gemachtigden: Xx. X. Xxxxxxx en xx. X. Xxxxxxxxxx.
Eisers in conventie worden hierna aangeduid als ‘eisers’. Eisers in conventie sub 1a en sub 1b worden hierna (ook) gezamenlijk aangeduid als ‘B’, en eiseressen in conventie sub 2a en 2b (ook) gezamenlijk als ‘D’. Verweerders in conventie worden hierna (ook) aangeduid als ‘verweerders’, alsook respectievelijk als ‘E’ en ‘F’.
1. De procedure
1.1 Met een e-mail van 14 januari 2024 hebben eisers deze procedure aanhangig gemaakt. Met een op 15 januari 2024 ingediende Memorie van eis in kort geding (met producties, genummerd 1-20), hebben zij het volgende geconcludeerd en gevorderd:
B
Zoals hierboven reeds is aangegeven hebben A/B, G/H niet benaderd en zegt B toe in de toekomst geen werkzaamheden te zullen verrichten voor G/H en/of I Nederland.
Dienovereenkomstig vordert A/B dat het Scheidsgerecht Xxx E hoofdelijk veroordeelt om hem te betalen het bedrag van EUR 728.000, althans een bedrag dat het Scheidsgerecht in goede
justitie vermeend te behoren, uiterlijk op 31 januari 2024, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente van 12,5 % per jaar.
D
Primair: C/D zegt toe voor een maximumperiode van drie jaar geen acquisitie en werkzaamheden te verrichten voor G/H zolang het contract tussen de maatschap en G/H nog van kracht is, en zo lang niet in een bodemprocedure is beslist over de vraag in hoeverre het haar is toegestaan werkzaamheden voor G/H te verrichten, maar zij acht zich vrij deel te nemen aan de aanbestedingsprocedures van I Nederland. Onder deze voorwaarden vordert C/D dat het Scheidsgerecht Fen E hoofdelijk veroordeelt om aan haar te betalen het bedrag van EUR 917.000, althans een bedrag dat het Scheidsgerecht in goed justitie vermeend te behoren, uiterlijk op 31 januari 2024, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente van 12,5 % per jaar. Subsidiar: C/D zegt toe voor een maximumperiode van drie jaar geen acquisitie en werkzaamheden te verrichten voor G/H en/of I Nederland zolang de contracten met G/H en I Nederland nog van kracht zijn en zolang niet in een bodemprocedure is beslist over de vraag in hoeverre het haar is toegestaan werkzaamheden voor G/H en/of I Nederland te verrichten. D zal hiertoe een bodemprocedure aanspannen en gaat er daarbij vanuit dat F en E zullen meewerken aan een spoedige behandeling van die procedure. Onder deze voorwaarden vordert C/D dat het Scheidsgerecht F en E hoofdelijk veroordeelt om aan haar te betalen het bedrag van EUR 917.000, althans een bedrag dat het Scheidsgerecht in goede justitie vermeent te behoren, uiterlijk op 31 januari 2024, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente van 12,5 % per jaar.
B en D
B/A en C/ D vorderen dat verweerders conform artikel 26 van het arbitrage reglement worden veroordeeld in de kosten van de arbiter, de griffierechten en de advocaatkosten van eisers.
1.2 Met een e-mail van 15 januari 2024 hebben eisers nog vier nadere stukken ingezonden (ongenummerd).
1.3 Met een brief van 16 januari 2024 hebben verweerders eveneens een aantal producties ingezonden (genummerd 1-10).
1.4 Met een e-mail van 17 januari 2024 hebben verweerders een Memorie van eis in reconventie
ingezonden. Bij deze memorie hebben zij het volgende verzocht:
- B:
1.1 te verbieden direct of indirect contact met G/H en/of I Nederland te zoeken over het gaan verrichten van (medisch specialistische) werkzaamheden door D en/of andere zorgverleners, in de meest brede zin van het woord, in aanvulling op de toezegging van B in randnummer 54 Memorie van eis, waaruit blijkt dat hij in de toekomst geen werkzaamheden zal verrichten voor G/H en/of I Nederland; dan wel
1 .2 een ander verbod op te leggen dat het Scheidsgerecht rechtens passend acht en dat recht doet aan de belangen van Fen E.
- D te verbieden voor een periode van drie jaar, te rekenen vanaf 1 januari 2024:
2.1 acquisitie en werkzaamheden te verrichten voor G/H en/of I Nederland en (direct of indirect) contact met G/H en/of I Nederland te zoeken over het gaan verrichten van werkzaamheden in de periode nadien, waarbij het D gedurende deze periode wel vrij staat deel te nemen aan de aanbestedingsprocedures van I Nederland die géén betrekking hebben op de regio's WA en VA UA.
Een en ander conform artikel 26 van het arbitrage reglement van het Scheidsgerecht Gezondheidszorg met veroordeling van B en D in de kosten van de arbiter, het griffierecht en de advocaatkosten van Fen E, te vermeerderen met de wettelijke rente.
1.5 Met een e-mail van eveneens 17 januari 2024 hebben eisers nog een aanvullende productie ingezonden (genummerd: 21). De e-mail bevat een reactie op de 10 door verweerders ingezonden producties. Deze reactie is ter zitting bij pleidooi herhaald.
1.6 De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden te Utrecht op 18 januari 2024. Aan de zijde van eisers waren aanwezig eisers in conventie sub 1b en 2b bijgestaan door de gemachtigden van eisers. Aan de zijde van verweerders was aanwezig J (voorzitter E, hierna: J), bijgestaan door de gemachtigden van verweerders. De gemachtigden van partijen hebben mede aan de hand van pleitnota’s het woord gevoerd en er zijn vragen van het Scheidsgerecht beantwoord.
1.7 Bij pleidooi hebben eisers hun vorderingen verminderd en als volgt geconcludeerd:
- In conventie verzoeken eisers het Scheidsgerecht de volgende vorderingen toe te wijzen, namelijk betaling van:
a) € 190.000,-- aan A;
b) € 235.000,-- aan C;
c) € 16.725,23 voor vergoeding van de gemachtigden voor het kort geding; en,
d) € 7.500,-- voor betaling door eisers aan het Scheidsgerecht.
- In reconventie is B akkoord met toewijzing van de gevraagde verboden conform zijn eerdere toezeggingen. D is akkoord met de gevraagde verboden, echter met in achtneming van de drie in paragraaf 26 van de pleitnota genoemde punten. Ook in reconventie moeten verweerders in de kosten worden veroordeeld.
1.8 Bij de pleitaantekeningen van verweerders is een aanvullende productie overgelegd.
1.9 Aan het eind van de zitting is vonnis bepaald. Partijen hebben de gelegenheid de procedure in te trekken tot donderdag 25 januari 2024 18.00 uur, bij gebreke waarvan op vrijdag 26 januari 2024 vonnis gewezen zal worden.
2. De vaststaande feiten
2.1 B en D zijn beiden medisch specialist (radioloog). Via hun praktijk BV’s onder 1a en 2a waren zij tot 1 januari 2024 lid van E. In opdracht van E waren eisers sub 1b en 2b werkzaam in het door Fin stand gehouden ziekenhuis (hierna: het Q). Tussen de beide medisch specialisten en E was daartoe een ‘Aansluitings- en dienstverleningsovereenkomst Coöperatie E’ van kracht (hierna: de aansluitingsovereenkomsten). Tussen eisers sub 1b en 2b en F was een ‘Toegangscertificaat’ van kracht (waarbij ook E partij was). Xxxxxx waren tevens lid van twee maatschappen. Met de radiologen werkzaam in het Q vormden zij de Maatschap radiologie Q (verder ook: achterliggende maatschap 1) van waaruit de werkzaamheden in opdracht van het E in het Q werden verricht alsmede werkzaamheden buiten E/ Q om (voor G/H). Met de radiologen werkzaam in het Q en enkele andere radiologen niet werkzaam in het Q vormden zij de maatschap Radiologische Screeningsmaatschap R (achterliggende maatschap 2) voor het uitvoeren van werkzaamheden buiten E/Q om (voor I Nederland WA en VA UA). Genoemde overeenkomsten zijn geëindigd op grond van tussen B en D enerzijds en verweerders anderzijds gesloten vaststellingsovereenkomsten van respectievelijk 5 september 2023 (eiser sub 1b) en 3
oktober 2023 (eiseres sub 2b). Eisers vorderen in deze procedure nakoming van de vaststellingsovereenkomsten.
2.2 In de aansluitingsovereenkomsten staat onder meer het volgende:
’13. Non-concurrentie en geheimhouding
(…)
13.3 Na het beëindigen van deze Overeenkomst onthouden het Lid en de Medisch Specialist zich gedurende twee jaren van directe participatie in een zorgaanbod dat concurreert met het zorgaanbod van de Coöperatie. Daarvan is in ieder geval sprake indien het Lid of de Medisch Specialist zich gedurende genoemde termijn binnen het adherentiegebied van de Coöperatie vestigen.
(…)
14. Geschillenregeling (…)
14.2 Indien een geschil niet overeenkomstig het bepaalde in lid 1 van dit artikel door partijen in onderling overleg wordt opgelost, zal dit geschil worden beslecht door het Scheidsgerecht Gezondheidszorg overeenkomstig zijn dan geldende reglement.’
2.3 Artikel 9 van de toegangscertificaten luidt als volgt:
‘Alle geschillen die naar aanleiding van deze overeenkomst ontstaan zullen met uitsluiting van de burgerlijke rechter worden beslecht door het Scheidsgerecht Gezondheidszorg te Haarlem overeenkomstig zijn op dat moment geldende arbitragereglement.’
2.4 In de vaststellingsovereenkomst ter zake B (van 5 september 2023) is onder meer het volgende opgenomen:
‘DE ONDERGETEKENDEN (…) NEMEN HET VOLGENDE IN AANMERKING:
a) Medisch Specialist is radioloog en lid van E. Medisch Specialist heeft een aansluitings- en dienstverleningsovereenkomst ("Aansluitingsovereenkomst") gesloten met het E.
b) Medisch Specialist en Q zijn een overeenkomst aangegaan op grond waarvan Q aan Medisch Specialist toegang tot haar ziekenhuislocaties verschaft, onder de voorwaarden zoals vermeld in die overeenkomst ("Toegangscertificaat").
c) Medisch Specialist vormt met de andere radiologen werkzaam in het Q de Maatschap radiologie Q, (…) ("Achterliggende Maatschap 1") ten behoeve van het uitvoeren van de uit de Aansluitingsovereenkomst volgende opdracht voor het E, alsmede het uitvoeren van werkzaamheden buiten Q en E (om). Ter zake van hun samenwerking en participatie in de Achterliggende Maatschap 1 hebben zij een maatschapsovereenkomst gesloten ("Achterliggende Maatschapsovereenkomst 1").
d) Medisch Specialist vormt daarnaast met de andere radiologen werkzaam in het Q, alsmede met enkele radiologen die niet werkzaam zijn in het Q de maatschap Radiologische Screeningsmaatschap R, statutair gevestigd te YA, ingeschreven in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel onder nummer 83889604 0000 ("Achterliggende Maatschap 2") ten behoeve van het uitvoeren van werkzaamheden buiten Q en E (om), waaronder screening voor I WA. Ter zake van hun samenwerking en participatie in de Achterliggende Maatschap 2 hebben zij een maatschapsovereenkomst gesloten ("Achterliggende Maatschapsovereenkomst 2").
e) Partijen hebben in onderling overleg besloten dat Medisch Specialist zijn lidmaatschap van het E eindigt per 1 januari 2024. Per 1 januari 2024 eindigt tevens de gesloten Aansluitingsovereenkomst en het Toegangscertificaat. Medisch Specialist zal daarnaast per 1 januari 2024 uittreden uit Achterliggende Maatschap 1 en Achterliggende Maatschap 2 omdat voornoemde Aansluitingsovereenkomst en het Toegangscertificaat eindigen met ingang van 1 januari 2024 als
gevolg waarvan de maatschapsovereenkomsten met de achterliggende Maatschap 1 en Achterliggende Maatschap 2 eveneens eindigen per 1 januari 2024.
f) Partijen hebben overeenstemming bereikt over de voorwaarden waaronder dit zal plaatsvinden en wensen dit vast te leggen in deze vaststellingsovereenkomst ("Overeenkomst") als bedoeld in artikel 7:900 Burgerlijk Wetboek;
EN VERKLAREN HET VOLGENDE TE ZIJN OVEREENGEKOMEN:
4 Goodwill
4.1 Partijen stellen vast dat Medisch Specialist jegens Achterliggende Maatschap 1 en/of Achterliggende Maatschap 2 aanspraak heeft op betaling van een goodwillbedrag van (in totaal) EUR 350.000,- in verband met de beëindiging van zijn lidmaatschap met E, Achterliggende Maatschap 1 en Achterliggende Maatschap 2, welk bedrag ziet op de werkzaamheden in en buiten het Q (om).
4.2 Medisch Specialist zal jegens deze Achterliggende Maatschap 1 en/of Achterliggende Maatschap 2 conform de reguliere afspraken aanspraak maken op dat bedrag. Q en E zullen aan Achterliggende Maatschap 1 en/of Achterliggende Maatschap 2 kenbaar maken van oordeel te zijn dat de goodwill ter hoogte van EUR 350.000 zal moeten worden voldaan aan Medisch Specialist.
4.3 In het kader van de in deze Overeenkomst gemaakte afspraken, zal E het bedrag als bedoeld in het eerste lid in de maand januari 2024 voldoen op het aan haar bekende bankrekeningnummer van Medisch Specialist (…). Na betaling treedt E ten aanzien van deze vordering jegens Achterliggende Maatschap 1 en/of Achterliggende Maatschap 2 in de plaats van Medisch Specialist. Medisch Specialist zal aan E alle medewerking verlenen die voor het (kunnen) uitoefenen van het vorderingsrecht is vereist. Medisch Specialist is beschikbaar voor het verschaffen van feitelijke informatie, mocht er discussie ontstaan tussen E en Achterliggende Maatschap 1 en/of Achterliggende Maatschap 2 over de hoogte van deze vordering.
5 Tegemoetkomingen
5.1 Medisch Specialist ontvangt van E in de maand januari 2024 als tegemoetkoming voor gederfde inkomsten in verband met de beëindiging van zijn lidmaatschap van het E, een vergoeding gelijk aan 12 maanden winstuitkering gefixeerd op een bedrag van EUR 288.000,-. Voor zover daarover belasting verschuldigd is (waaronder btw) komt die voor rekening van Medisch Specialist. Het in dit artikel genoemde bedrag is in dat geval dus inclusief btw.
(…)
5.3 Partijen menen dat Medisch Specialist wegens de beëindiging van zijn lidmaatschap per 1 januari 2024 door de Medisch Specialist, ter oplossing van een geschil binnen de vakgroep en daarmee Achterliggende Maatschap 1 en Achterliggende Maatschap 2, jegens de Achterliggende Maatschap 1 en/of Achterliggende Maatschap 2 aanspraak kan maken op een vergoeding wegens gederfde winst gemoeid met werkzaamheden buiten Q en E (om). Partijen fixeren deze gederfde winst op een bedrag van EUR 90.000,-. Voor zover daarover belasting verschuldigd is (waaronder btw) komt die voor rekening van Medisch Specialist. Het in dit artikel genoemde bedrag is in dat geval dus inclusief btw.
5.4 In het kader van de in deze Overeenkomst gemaakte afspraken, zal E het bedrag als bedoeld in het derde lid in de maand januari 2024 voldoen (…). Na betaling treedt E ten aanzien van deze vordering jegens Achterliggende Maatschap 1 en/of Achterliggende Maatschap 2 in de plaats van Medisch Specialist. Medisch Specialist zal aan E alle medewerking verlenen die voor het (kunnen) uitoefenen van het vorderingsrecht is vereist. Medisch Specialist is beschikbaar voor het verschaffen van feitelijke informatie, mocht er discussie ontstaan tussen E en Achterliggende Maatschap 1 en/of Achterliggende Maatschap 2 over de hoogte van deze vordering.
(…)
6 Postcontractuele verplichtingen
6. 1 In afwijking van artikel 11 van de Aansluitingsovereenkomst (concurrentiebeding), geldt tussen Partijen dat na het eindigen van de Aansluitingsovereenkomst en het Toegangscertificaat Medisch Specialist zich gedurende twee jaren onthoudt van directe of indirecte participatie in een zorgaanbod dat concurreert met het zorgaanbod van E binnen de gemeenten YA en XA.
6.2 Q en E zullen zich inspannen om de Achterliggende Maatschap 1 ertoe te bewegen dat de Achterliggende Maatschap 1 het concurrentiebeding als neergelegd in artikel 19 lid 4 van de Achterliggende Maatschapsovereenkomst 1 op dezelfde manier inperkt zoals E en
Q in artikel 6.1 van deze Overeenkomst.
6.3 De overige postcontractuele verplichtingen zoals neergelegd in de Aansluitingsovereenkomst, het Toegangscertificaat, de Achterliggende Maatschapsovereenkomst 1 en de Achterliggende Maatschapsovereenkomst 2 blijven na het eindigen van deze overeenkomsten onverminderd van kracht.’1
2.5 In een e-mail van 21 september 2023 12:48 aan mr. Rote heeft mr. Xxxxxxx het volgende geschreven:
‘De interim-vakgroepvoorzitter heeft inmiddels met de vakgroep besproken of zij in het kader van een minnelijke regeling bereid zouden zijn af te zien van het concurrentiebeding. Daarop is de volgende reactie gekomen:
'Om deze overeenkomst mogelijk te maken zijn wij bereid om van het concurrentiebeding in de diverse maatschapscontracten af te zien, althans onder de voorwaarde dat collega D zich wel verbindt om gedurende de komende 3 jaar geen werkzaamheden te verrichten voor onze huidige externe opdrachtgevers. '
Er zijn overigens geen mededelingen gedaan over de inhoud van een te treffen regeling, iets anders kan dus niet worden afgeleid uit de woorden 'deze overeenkomst' in de quote. Deze inhoud is ook niet met de vakgroepvoorzitter gedeeld.
Op het punt van het concurrentiebeding lijken wij het gelet op het bovenstaande eens te kunnen worden. Graag hoor ik of dat voor uw cliënte betekent dat zij het laatste - inmiddels vervallen - voorstel van cliënten wil heroverwegen.’
2.6 In reactie op voornoemde e-mail heeft mr. Rote in een e-mail van 22 september 2023 17:40 aan mr. Bischot onder meer het volgende geschreven:
‘De reactie van het ziekenhuis en de maatschap is dezerzijds niet acceptabel en biedt onvoldoende basis om tot een regeling te komen.
Het voorstel tot een verbod drie jaar lang te werken voor de huidige externe opdrachtgevers valt buiten het huidige concurrentiebeding, en is niet een beperking van het concurrentiebeding, zoals verzocht, maar een uitbreiding daarvan. Bovendien bedenke men dat, indien cliënte, drie jaar lang geen screening werkzaamheden kan verrichten, zij haar licentie verliest. Dit voorstel kan zij dan ook niet accepteren.
Daarnaast houdt cliënte vast aan haar verzoek het concurrentiebeding in zijn geheel te laten vervallen. De maatschap heeft geen of nauwelijks belang erbij dat cliënte niet elders als radiologe
1 Genoemde maatschapsovereenkomsten 1 en 2 zitten niet bij de stukken.
werkzaam is. Daartegenover staat dat cliënte een groot belang erbij heeft om haar mogelijkheden om elders aan de slag te komen zo ruim mogelijk te houden.’
2.7 In een e-mail van mr. Bischot aan mr. Rote van 25 september 2023 15:15 heeft mr. Xxxxxxx het volgende geschreven:
‘De interim vakgroepvoorzitter heeft naar aanleiding van uw mail gevraagd om precisering van de bedoeling van de vakgroep. Het gaat er met name om dat de vakgroep niet wil dat uw cliënte komt te werken op de 4 locaties van S en de 2 locaties van T waar zijn zelf ook werkzaamheden verrichten. Is dat voor uw cliënte wel een werkbare afspraak?’
2.8 Hierop heeft mr. Rote op dezelfde dag per e-mail van 17:34 het volgende geantwoord:
‘Dit aanbod is in feite een herhaling van het eerdere standpunt van de maatschap. De maatschap tracht de werking van het concurrentiebeding met dit aanbod uit te breiden terwijl zij geen enkel belang heeft bij het handhaven van het huidige concurrentiebeding. Zij maakt met de ene hand een gering gebaar en legt met de andere hand een aanmerkelijke beperking op. Dit is voor cliënte dan ook geen werkbare afspraak.’
2.9 Een e-mail van 26 september 2023 19:16 van mr. Rote aan mr. Xxxxxxx houdt het volgende in:
‘Dank voor u bericht van vanmiddag waarin u mij heeft bevestigd dat de maatschap cliënte niet zal houden aan het concurrentiebeding en dat er geen nieuwe voorwaarden worden gesteld.
(…)
Het enige punt dat nu nog openstaat, ziet op de financiële afwikkeling).’
2.10 In de vaststellingsovereenkomst betreffende D (van 3 oktober 2023) is onder meer het volgende opgenomen:
‘4 Goodwill
4.1 Partijen stellen vast dat Medisch Specialist jegens Achterliggende Maatschap 1 en/of Achterliggende Maatschap 2 aanspraak heeft op betaling van een goodwillbedrag van (in totaal) EUR 350.000,- in verband met de beëindiging van haar lidmaatschap met E, Achterliggende Maatschap 1 en Achterliggende Maatschap 2, welk bedrag ziet op de werkzaamheden in en buiten het Q (om).
4.2 Medisch Specialist zal jegens deze Achterliggende Maatschap 1 en/of Achterliggende Maatschap 2 conform de reguliere afspraken aanspraak maken op dat bedrag. Q en E zullen aan Achterliggende Maatschap 1 en/of Achterliggende Maatschap 2 kenbaar maken van oordeel te zijn dat de goodwill ter hoogte van EUR 350.000 zal moeten worden voldaan aan Medisch Specialist.
4.3 In het kader van de in deze Overeenkomst gemaakte afspraken, zal E het bedrag als bedoeld in het eerste lid in de maand januari 2024 voldoen op het aan haar bekende bankrekeningnummer van Medisch Specialist (…). Na betaling treedt E ten aanzien van deze vordering jegens Achterliggende Maatschap 1 en/of Achterliggende Maatschap 2 in de plaats van Medisch Specialist. Medisch Specialist zal aan E alle medewerking verlenen die voor het (kunnen) uitoefenen van het vorderingsrecht is vereist. Medisch Specialist is beschikbaar voor het verschaffen van feitelijke informatie, mocht er discussie ontstaan tussen E en Achterliggende Maatschap 1 en/of Achterliggende Maatschap 2 over de hoogte van deze vordering.
5 Tegemoetkomingen
5.1 Medisch Specialist ontvangt van E in de maand januari 2024 als tegemoetkoming voor gederfde inkomsten in verband met de beëindiging van haar lidmaatschap van het E, een vergoeding gelijk
aan 18 maanden winstuitkering gefixeerd op een bedrag van EUR 432.000,-. Voor zover daarover belasting verschuldigd is (waaronder btw) komt die voor rekening van Medisch Specialist. Het in dit artikel genoemde bedrag is in dat geval dus inclusief btw.
(…)
5.3 Partijen menen dat Medisch Specialist wegens de beëindiging van haar lidmaatschap per 1 januari 2024 door de Medisch Specialist, ter oplossing van een geschil binnen de vakgroep en daarmee Achterliggende Maatschap 1 en Achterliggende Maatschap 2, jegens de Achterliggende Maatschap 1 en/of Achterliggende Maatschap 2 aanspraak kan maken op een vergoeding wegens gederfde winst gemoeid met werkzaamheden buiten Q en E (om). Partijen fixeren deze gederfde winst op een bedrag van EUR 135.000,-. Voor zover daarover belasting verschuldigd is (waaronder btw) komt die voor rekening van Medisch Specialist. Het in dit artikel genoemde bedrag is in dat geval dus inclusief btw.
5.4 In het kader van de in deze Overeenkomst gemaakte afspraken, zal E het bedrag als bedoeld in het derde lid in de maand januari 2024 voldoen (…). Na betaling treedt E ten aanzien van deze vordering jegens Achterliggende Maatschap 1 en/of Achterliggende Maatschap 2 in de plaats van Medisch Specialist. Medisch Specialist zal aan E alle medewerking verlenen die voor het (kunnen) uitoefenen van het vorderingsrecht is vereist. Medisch Specialist is beschikbaar voor het verschaffen van feitelijke informatie, mocht er discussie ontstaan tussen E en Achterliggende Maatschap 1 en/of Achterliggende Maatschap 2 over de hoogte van deze vordering.
(…)
6 Postcontractuele verplichtingen
6.1 E ontslaat Medisch Specialist per 1 januari 2024 uit haar verplichtingen uit hoofde van artikel 11 van de Aansluitingsovereenkomst (concurrentiebeding).
6.2 Achterliggende Maatschap 1 heeft E schriftelijk bevestigd dat ook hij Medisch Specialist niet zal houden aan het concurrentiebeding als neergelegd in artikel 19 lid 4 van de Achterliggende Maatschapsovereenkomst 1.
6.3 De overige postcontractuele verplichtingen zoals neergelegd in de Aansluitingsovereenkomst, het Toegangscertificaat, de Achterliggende Maatschapsovereenkomst 1 en de Achterliggende Maatschapsovereenkomst 2 blijven na het eindigen van deze overeenkomsten onverminderd van kracht.’
2.11 In een e-mail van 13 december 2023 aan de gemachtigden van verweerders heeft J het volgende geschreven:
‘Zoals besproken bij deze het gesprek verslag van het telefonisch gesprek dat ik gisteren 12-12-23 had met K (manager orthopedie bij G clinic (voorheen L)).
Ik belde haar voor een orthopedische aangelegenheid (inzake de achtervang die we voor hen doen als E/orthopedie).
Gedurende het gesprek kwam ook de radiologie ter sprake. Hierin bespraken we eerst dat zij ook inmiddels e.e.a. merkte van het conflict dat in het Fspeelde.
Al snel gaf zij aan dat er ook binnen G onrust is ten aanzien van het radiologie contract. Er is een afspraak gepland weet zij me te vertellen door B en D direct met de CEO van G waar het onderwerp ‘contract radiologie onder prijs Q’ is. K en haar collega manager radiologie (naam ontschiet me even) hebben beide aangegeven bij de CEO dit niet wenselijk te vinden, aangezien ze tevreden zijn over de service en kwaliteit van het werk van de radiologen van het Q. Zij (K en haar collega) hebben tevens aangegeven bij de CEO dat ze hun vraagtekens hebben bij de kwaliteit en intenties van de 2 radiologen die nu een nieuw bod neerleggen. Een van hen is geen MSK radioloog en de andere levert
(bij navraag bij de orthopeden van G door K) geen goede kwaliteit / staat onderaan de wishlist om een MSK verslag van te ontvangen. Ook deze argumenten vonden bij de CEO geen gehoor / reden om het gesprek af te zeggen. Het zou immers goedkoper zijn.
Ik heb aan K gevraagd of ik haar naam mag noemen aan onze advocaat/jullie; hiermee stemde ze telefonisch in. Vervolgens heb ik gisteren bovenstaand verslag telefonisch aan jullie meegedeeld. Bij deze nogmaals per mail.
Bij ontwikkelingen hoor ik graag.’
2.12 E heeft op 15 en 16 januari 2024 verschillende bedragen betaald: op de rekening van xxxxx sub 1a;
- op 15 januari 2024 € 9.000,-- (omschrijving: Terugbetaling ledenkapitaal);
- op 16 januari 2024 € 250.000,-- (omschrijving: Goodwill E);
- op 16 januari 2024 € 288.000,-- (omschrijving: Derving inkomsten na beëindiging lidmaatschap E);
op de rekening van xxxxx sub 2a;
- op 15 januari 2024 € 250.000,-- (omschrijving: Goodwill E);
- op 15 januari 2024 € 432.000,-- (omschrijving: Derving inkomsten na beëindiging lidmaatschap E).
2.13 Eisers sub 1a en 2a hebben als schuldeisers op 15 december 2023 een overeenkomst van geldlening gesloten met O en P als schuldenaren voor een bedrag van
€ 1.950.000,- tegen een rente van 7,5% per jaar voor de financiering van een onroerend goed project tot zekerheid waarvan de schuldenaren een hypotheekrecht zullen verstrekken. In de overeenkomst staat als ontbindende voorwaarde dat de schuldeisers op 10 januari 2024 een schriftelijk bericht hebben ontvangen dat zij de voor deze lening benodigde gelden niet zullen ontvangen van QA.
3. De bevoegdheid van het Scheidsgerecht, de beslissingsmaatstaf en de aard van de beslissing
3.1 De bevoegdheid van het Scheidsgerecht volgt uit artikel 14 van de aansluitingsovereenkomsten en artikel 9 van de toegangscertificaten en is tussen partijen niet in geschil. Op grond van artikel 25 van het Arbitragereglement van het Scheidsgerecht Gezondheidszorg beslist het Scheidsgerecht bij arbitraal vonnis en naar de regelen des rechts, tenzij partijen anders zijn overeengekomen. Dat laatste is hier niet het geval.
4. De beoordeling van het geschil
4.1 De kern van het geschil van de partijen betreft de vraag of het eisers gezien de inhoud van de vaststellingsovereenkomst vrij staat werkzaamheden te verrichten voor de beide externe opdrachtgevers, G/H en I Nederland, van respectievelijk de achterliggende maatschappen 1 en 2. Eisers stellen zich op het standpunt dat voor D op grond van art. 6.1 en 6.2 van haar vaststellingsovereenkomst geen enkele beperking geldt voor concurrerende activiteiten en dat voor B slechts nog de geografische beperking geldt van art. 6.1 van zijn vaststellingsovereenkomst. Verweerders stellen zich op het standpunt dat de desbetreffende bepalingen alleen zien op de praktijk die eisers in het Q uitoefenden, maar niet op de externe opdrachtgevers. Volgens verweerders volgt uit de aard van het feit dat eiseres goodwill en een vergoeding voor winstderving ter zake van die opdrachtgevers kregen dat zij zich van
werkzaamheden voor die opdrachtgevers moeten onthouden. Dat is in de visie van verweerders zo omdat eisers daarmee betaald kregen voor achterlating van die praktijk en daarom niet mogen trachten die opdrachtgevers voor zichzelf weer terug te krijgen.
4.2 Het voorgaande doet vragen van uitleg rijzen van de vaststellingsovereenkomsten die beantwoord zullen moeten worden aan de hand van de daarvoor geldende maatstaven. Eisers hebben ter zitting gewezen op de inhoud van de door hen overgelegde producties 14 tot en met 18 waaruit volgens hen blijkt dat de hiervoor onder 4.1 bedoelde kwestie in ieder geval ten aanzien van D wel expliciet voorwerp van onderhandeling is geweest. De inhoud van die producties lijkt vooralsnog de juistheid van het standpunt van eisers te bevestigen. In de e-mail van 21 september 2023 van mr. Bischot wordt uitdrukkelijk vermeld dat D gedurende drie jaar van werkzaamheden voor de externe opdrachtgevers zou moeten afzien. Daarop heeft mr. Rote in haar e-mail van 22 september 2023 afwijzend gereageerd, waarbij zij ook gebleven is in haar
e-mail van 25 september 2023 in reactie op de precisering in de e-mail van mr. Bischot van 25 september 2023. Volgens eisers heeft vervolgens een nader gesprek plaatsgevonden waarin overeenstemming is bereikt dat D niet gehouden zal worden aan het non-concurrentiebeding en dat er in dat opzicht ook geen nieuwe voorwaarden zullen worden gesteld, waarmee bedoeld was voorwaarden ten aanzien van externe opdrachtgevers. Dit vindt bevestiging in de e-mail van 26 september 2023. Mr Xxxxxxx heeft dit een en ander ter zitting niet weersproken, maar zich op het standpunt gesteld dat dit in een bodemprocedure zal moeten worden uitgezocht. Die mogelijkheid bestaat uiteraard, maar neemt niet weg dat in dit kort geding een voorlopig oordeel kan en moet worden gegeven over de vraag wat in dit opzicht uit de vaststellingsovereenkomst voortvloeit. Vooralsnog lijkt de genoemde correspondentie voldoende aannemelijk te maken dat voor D uit de vaststellingsovereenkomst geen enkele beperking tot concurrerende activiteiten voortvloeit ook niet ten aanzien van de bestaande externe opdrachtgevers. Daarbij komt nog dat het uitgaande van de interpretatie van de vaststellingsovereenkomst van verweerders alleszins voor de hand zou hebben gelegen ten aanzien van in ieder geval die externe opdrachtgevers een expliciet relatie- of non- concurrentiebeding in de vaststellingsovereenkomst op te nemen nu het in hun visie kennelijk zo’n wezenlijk onderdeel van die overeenkomst was dat eiseres verder van de externe opdrachtgevers zou afblijven. Dat is niet gebeurd en namens verweerders is daarvoor geen verklaring gegeven anders dan dat dat wel duidelijker zou zijn geweest. Voor B geldt een geografische beperking. Duidelijke aanknopingspunten voor de gedachte dat het hem daarnaast niet is toegestaan werkzaamheden voor de externe opdrachtgevers te verrichten zijn er niet.
Niet gebleken is dat dit een punt van onderhandeling is geweest ten aanzien van hem. En
voorshands kan evenmin worden aangenomen dat dit zonder meer uit de vaststellingsovereenkomst voortvloeit, naast de wel overeengekomen mitigatie van het non- concurrentiebeding. Ten slotte valt zonder nadere toelichting die niet is gegeven ook niet zonder meer in te zien waarom ten aanzien van externe opdrachtgevers uit de aard van de vaststellingsovereenkomst een verbod op concurrerende activiteiten voortvloeit, maar kennelijk niet ten aanzien van de praktijk in het Q waarvoor in de visie van verweerders non- concurrentiebedingen nodig zijn ter afscherming.
4.3 Feitelijk verwijten verweerders eisers vooral dat zij in december 2023 contact hebben opgenomen met G/H met de bedoeling het bestaande contract tussen G/H en achterliggende maatschap 1 open te breken en zelf een contract aan te gaan met G/H voor de desbetreffende werkzaamheden. Het is ook uitgaande van hetgeen hiervoor onder 4.2 is overwogen denkbaar dat de maatstaven van redelijkheid en billijkheid met zich brengen dat eisers zich gelet op de inhoud van de vaststellingsovereenkomst moeten onthouden van gedragingen die erop gericht zijn een opdrachtgever ertoe te bewegen een bestaand contract met verweerders niet langer na te komen en in plaats daarvan met eisers te contracteren. Het lijkt er niet op dat eisers getracht
hebben dat te doen, maar dat zij slechts een aanbod hebben gedaan voor na de naderende expiratie van het bestaande contract met achterliggende maatschap 1. Het ziet er dus niet naar uit dat zij hun verplichtingen uit de vaststellingsovereenkomsten zoals die nader door de maatstaven van redelijkheid en billijkheid worden bepaald niet zijn nagekomen. Iets anders is dat verweerders zelf hebben gesteld dat zij inmiddels overeenstemming met G/H hebben bereikt over een nieuw contract voor twee jaar dat alleen nog door de CEO van G/H moet worden geaccordeerd. Verweerders stellen dat het mogelijk is dat de CEO dat niet zal doen en dat dat dan een gevolg is van het handelen van eisers, althans D. Daarmee zou de achterliggende maatschap 1 haar opdrachtgever kwijt zijn door toedoen van een ongeoorloofde gedraging van eisers. Dat zou aanleiding kunnen geven tot een vordering tot (partiële) ontbinding van de vaststellingsovereenkomst of tot een vordering tot schadevergoeding jegens eisers. Met het oog daarop willen verweerders hun verplichting tot betaling van het deel van de goodwill en de vergoeding voor gederfde winst dat ziet op de externe opdrachtgevers opschorten. Nog afgezien van de vraag of eisers iets ongeoorloofds hebben gedaan, lijkt het voorshands niet erg aannemelijk dat een eventueel niet accorderen van de nieuwe overeenkomst door de CEO van G/H en daarmee wegvallen van G/H als opdrachtgever aan eisers moet worden toegerekend als gevolg van hun beperkte interventie. Eisers hebben immers geen vervolg gegeven aan hun benadering van G/H, een gepland gesprek met G/H afgezegd en geen aanbod voor een nieuwe overeenkomst gedaan en bovendien aan verweerders toegezegd ook in de toekomst geen werkzaamheden voor G/H te zullen gaan verrichten. Vooralsnog lijkt een vordering van verweerders jegens eisers in dit opzicht niet kansrijk. Er staat ook bij het wijzen van dit vonnis niet vast dat de CEO niet akkoord zal gaan.
4.4 Het voorgaande betekent voor de vordering in conventie het volgende. In de eerste plaats moet worden gememoreerd dat eisers hun vorderingen hebben verminderd tot betaling van de bedragen die nog openstaan na de betalingen die al zijn gedaan zoals hiervoor onder 2.12 vermeld. Verder volgt uit het voorgaande dat voorshands onvoldoende aannemelijk is dat eisers hun verplichtingen uit de vaststellingsovereenkomst niet zijn nagekomen. Het slagen van een beroep op een opschortingsrecht met het oog op eventuele ontbinding of verrekening met een vordering tot schadevergoeding is daarom voorshands ook onvoldoende aannemelijk. Verder geldt dat de verplichting tot betaling en hoogte daarvan op zichzelf vast staan. Voldoende aannemelijk is dat eisers een spoedeisend belang hebben bij uitbetaling van het restant van de overeengekomen bedragen. Uit de geldleningsovereenkomst blijkt dat eisers verplichtingen zijn aangegaan voor een lucratieve investering van de te ontvangen gelden. Die verplichtingen zullen zij per 1 februari 2024 moeten nakomen. Doen zij dat niet dan lopen zij wellicht die lucratieve investering mis, maar lopen zij ook de kans uit hoofde van tekortkoming aansprakelijk te worden voor schade die de schuldenaren mogelijk lijden nu de ontbindende voorwaarde inmiddels is uitgewerkt. Het restitutierisico bij toewijzing van de vorderingen in conventie lijkt, mede gezien de mate waarin de vorderingen vast staan en het spoedeisend belang van eisers daarbij, aanvaardbaar. Verweerders kunnen in geval terugbetaling zou moeten plaatsvinden zo nodig verhaal nemen door een derdenbeslag onder de schuldenaars uit de geldlening. Met inachtneming van het voorgaande geldt dat het belang van eisers bij spoedige uitbetaling van de volledige overeengekomen bedragen zwaarder weegt dan de belangen van verweerders bij opschorting daarvan. Daarbij weegt ook mee dat eisers vrijwillig vergaande toezeggingen hebben gedaan om zich ten aanzien van externe opdrachtgevers van concurrerende activiteiten te onthouden, zoals hierna nog verder zal blijken.
4.5 De verminderde vorderingen in conventie zijn daarom toewijsbaar. De clausuleringen die eisers zelf in hun vorderingen hebben aangebracht laat het Scheidsgerecht in conventie buiten beschouwing. Daargelaten dat die clausuleringen praktisch gezien moeilijk als voorwaarden verbonden kunnen worden aan een veroordeling tot betaling van geldsommen, worden die
clausuleringen inmiddels bestreken voor de vorderingen in reconventie. Die zullen daarom verder bij de reconventie aan de orde komen.
4.6 Wat betreft de reconventie geldt het volgende. De vorderingen in reconventie zijn op zichzelf niet toewijsbaar bij gebreke van een voldoende aannemelijke grondslag daarvoor. Uit de overwegingen in conventie volgt dat voorshands aannemelijk is dat D niet aan enig non- concurrentiebeding of enige andere verplichting tot onthouding van concurrerende activiteiten uit hoofde van de vaststellingsovereenkomst is gebonden. Ten aanzien van B geldt dat hij alleen gebonden is aan een geografische beperking. Het kan niet worden vastgesteld dat hij het geldende non-concurrentiebeding heeft overtreden, noch dat hij van plan is dat te doen ten aanzien van externe opdrachtgevers. B heeft ook ongeclausuleerd toegezegd dat hij nu of in de toekomst niet plan is voor deze externe opdrachtgevers te gaan werken, daargelaten of hij daarmee het voor hem geldende non-concurrentiebeding zou overtreden.
4.7 Iets anders is dat eisers in deze procedure het standpunt hebben ingenomen dat zij zich hoewel onverplicht op pragmatische gronden binnen zekere grenzen ongeclausuleerd willen committeren aan de reconventionele vorderingen. B is geheel akkoord met toewijzing van het gevorderde in reconventie ten aanzien van hem, conform zijn eerdere toezeggingen. D is akkoord met toewijzing mits met enkele inperkingen. Aangezien D zich vrijwillig wenst te committeren aan vorderingen in reconventie waarvoor zonder dien geen rechtsgrond aannemelijk zou zijn en die daarom niet toewijsbaar zouden zijn, is het aan D te bepalen in hoeverre zij zich daaraan wenst te committeren. Daarom zullen de vorderingen ten aanzien van haar worden toegewezen zoals door haarzelf geclausuleerd. De vordering zullen worden toegewezen in de vorm van verboden zoals hierna geformuleerd. Aangezien geen dwangsom is gevorderd zal het Scheidsgerecht die ook niet aan de verboden verbinden.
4.8 Bij de stand van zaken zoals die in het voorgaande besloten ligt, kunnen alle overige stellingen en weren niet tot een ander oordeel leiden.
4.9 Aangezien verweerders in conventie in het ongelijk zijn gesteld zullen zij de kosten van het Scheidsgerecht moeten dragen. Ter zake van de kosten van rechtsbijstand geldt het volgende. Verweerders zullen daarvoor een vergoeding moeten betalen aan eisers, maar voor een integrale kostenveroordeling zoals door eisers gevorderd ziet het Scheidsgerecht geen aanleiding. Als forfaitaire tegemoetkoming in de kosten van rechtsbijstand zullen verweerders een bedrag van € 7.500,- aan eisers moeten betalen.
4.10 Verweerders moeten ook als de in het ongelijk gestelde partij de kosten van het Scheidsgerecht in reconventie dragen. Die zullen op het door verweerders gestorte voorschot worden verhaald. Voor een separate veroordeling van verweerders tot betaling van kosten van rechtsbijstand ziet het Scheidsgerecht geen aanleiding.
5. De beslissing
Het Scheidsgerecht wijst het volgende arbitrale vonnis in kort geding:
In conventie
5.1 Verweerders worden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 190.000,- aan eisers sub 1 uiterlijk op 31 januari 2024, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 1 februari 2024 tot aan de dag van algehele voldoening.
5.2 Verweerders worden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 235.000,- aan eiseressen sub 2 uiterlijk op 31 januari 2024, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 1 februari 2024 tot aan de dag van algehele voldoening.
5.3 Verweerders moeten de kosten van het Scheidsgerecht dragen. De kosten van het Scheidsgerecht worden vastgesteld op € 7.481,19 en zullen op het door eisers betaalde voorschot worden verhaald. Verweerders worden veroordeeld dit bedrag aan eisers te betalen. Daarnaast worden verweerders veroordeeld als tegemoetkoming in de kosten van rechtsbijstand een bedrag van
€ 7.500,- aan eisers te betalen.
5.4 Al hetgeen de eisers meer of anders hebben gevorderd wordt afgewezen.
In reconventie:
5.5 Eisers sub 1 wordt verboden om direct of indirect werkzaamheden te verrichten voor G/H en I Nederland.
5.6 Eiseressen sub 2 wordt verboden om direct of indirect voor een periode van twee jaar te rekenen vanaf 1 januari 2024 werkzaamheden te verrichten voor G/H en I Nederland regio’s VA UA en WA, met dien verstande dat zij binnen die periode wel deel mogen nemen aan een aanbesteding voor die regio’s indien I Nederland een aanbesteding uitschrijft en vervolgens werkzaamheden voor I Nederland mogen verrichten indien hun deelname aan de aanbesteding leidt tot een contract tussen hen en I Nederland.
5.7 Verweerders moeten de kosten van het Scheidsgerecht dragen. De kosten van het Scheidsgerecht worden vastgesteld op € 3.394,10 en zullen op het door verweerders betaalde voorschot worden verhaald.
5.8 Al hetgeen de verweerders/eisers in reconventie meer of anders hebben gevorderd wordt afgewezen.
Dit vonnis is vastgesteld te Utrecht op 26 januari 2024 en op die datum aan de partijen verzonden.