ARTIKEL 1, PUNT 1
Donderdag, 13 december 2007
DOOR DE COMMISSIE VOORGESTELDE TEKST
AMENDEMENTEN VAN HET PARLEMENT
Amendement 1
ARTIKEL 1, PUNT 1
Artikel 9, lid 3, alinea 1 (Verordening (EG) nr. 21/2004)
3. Met ingang van een overeenkomstig de in artikel 13, lid 2, bedoelde procedure vast te stellen datum is de elektroni- sche identificatie volgens de in lid 1 van dit artikel bedoelde richtsnoeren en overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van deel A van de bijlage voor alle na die datum geboren dieren verplicht. Die datum:
a) wordt vastgesteld op grond van een beoordeling van de technische implicaties, de kosten en het algemene effect van het gebruik van de elektronische identificatie;
b) moet worden vastgesteld uiterlijk 12 maanden vóór de datum waarop het gebruik van de elektronische identifica- tie verplicht wordt.
3. Met ingang van 31 december 2009 is de elektronische identificatie volgens de in lid 1 van dit artikel bedoelde richt- snoeren en overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van deel A van de bijlage voor alle na die datum geboren dieren verplicht.
Amendement 2
ARTIKEL 1, PUNT 2 BIS (nieuw)
Artikel 9, lid 4 bis (nieuw) (Verordening (EG) nr. 21/2004)
2 bis) In artikel 9 wordt het volgende lid toegevoegd:
4 bis. Uiterlijk op 31 december 2009 brengt de Com- missie het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de gegrondheid van de motieven voor individuele elektronische identificatiesystemen en andere traceerbaar- heidssystemen vanuit het oogpunt van ziektebestrijding, alsmede over de vraag hoe dergelijke systemen verder kun- nen worden vereenvoudigd voor landbouwers en bestuur- lijke autoriteiten. Het verslag gaat vergezeld van passende wetgevingsvoorstellen.
P6_TA(2007)0620
Bevoegdheden en samenwerking op het gebied van onderhoudsverplichtingen *
Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 13 december 2007 over het voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen, en de samenwerking op het gebied van onderhoudsverplichtin- gen (COM(2005)0649 — C6-0079/2006 — 2005/0259(CNS))
(Raadplegingsprocedure)
Het Europees Parlement,
— gezien het voorstel van de Commissie aan de Raad (COM(2005)0649),
— gelet op artikel 61, onder (c) en artikel 67, lid 2, van het EG-Verdrag, op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C6-0079/2006),
— gezien het advies van de Commissie juridische zaken inzake de voorgestelde rechtsgrondslag,
Donderdag, 13 december 2007
— gelet op de artikelen 51 en 35 van zijn Reglement,
— gezien het verslag van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken en het advies van de Commissie juridische zaken (A6-0468/2007),
1. hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement;
2. verzoekt de Commissie haar voorstel krachtens artikel 250, lid 2, van het EG-Verdrag dienovereen- komstig te wijzigen;
3. verzoekt de Raad, wanneer deze voornemens is af te wijken van de door het Parlement goedgekeurde tekst, het Parlement hiervan op de hoogte te stellen;
4. wenst opnieuw te worden geraadpleegd ingeval de Raad voornemens is ingrijpende wijzigingen aan te brengen in het voorstel van de Commissie;
5. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Com- missie.
DOOR DE COMMISSIE VOORGESTELDE TEKST
AMENDEMENTEN VAN HET PARLEMENT
Amendement 1
Visum 1
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeen- schap, en met name op artikel 61, onder c,) en artikel 67, lid 2,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeen- schap, en met name op artikel 61, onder c),
Amendement 2
Visum 3
Gelet op het advies van het Europees Parlement, Schrappen.
Amendement 3
Visum 4 bis (nieuw)
Handelend in overeenstemming met procedure van artikel 251 van het Verdrag,
Amendement 4
Overweging 9
(9) Alle onderhoudsverplichtingen die voortvloeien uit fami- liale betrekkingen of uit betrekkingen die soortgelijke gevolgen hebben, moeten binnen de werkingssfeer van de verordening vallen, en dit om de gelijke behandeling van alle alimentatie- gerechtigden te garanderen.
(9) Alle onderhoudsverplichtingen die voortvloeien uit fami- liale betrekkingen, ouderschap, huwelijk of affiniteit of uit betrekkingen die gelijkaardige gevolgen hebben, krachtens het van toepassing zijnde nationale recht, moeten binnen de wer- kingssfeer van deze verordening vallen, en dit om de gelijke behandeling van alle alimentatiegerechtigden te garanderen. Dergelijke verplichtingen moeten in de breedst mogelijke zin worden opgevat als betrekking hebbend op, in het bijzonder, alle opdrachten in verband met periodieke betalingen, betalin- gen van forfaitaire bedragen, overdracht van eigendom van onroerend goed en aanpassing van de eigendom, vastgesteld op basis van de respectieve behoeften en middelen van de part- ners en naar hun aard betrekking hebbend op onderhoud.
Donderdag, 13 december 2007
DOOR DE COMMISSIE VOORGESTELDE TEKST
AMENDEMENTEN VAN HET PARLEMENT
Amendement 5
Overweging 10
(10) De regels inzake internationale jurisdictie verschillen enigszins van die welke momenteel van toepassing zijn, die voortvloeien uit Verordening (EG) nr. 44/2001. Om zo veel mogelijk de belangen van de alimentatiegerechtigden te ver- dedigen en een goede rechtsbedeling in de Europese Unie te bevorderen, moeten deze regels worden verduidelijkt en voor- taan alle hypotheses dekken waarin er een voldoende band bestaat tussen de situatie van de partijen en een lidstaat. De gewone verblijfplaats van de verweerder in een staat die geen lid is van de Europese Unie, mag geen reden meer zijn tot uitsluiting van de Gemeenschapsnormen en er mag voortaan niet meer worden voorzien in een verwijzing naar het natio- nale recht.
(10) De regels inzake internationale jurisdictie verschillen enigszins van die welke momenteel van toepassing zijn, die voortvloeien uit Verordening (EG) nr. 44/2001. Om zo veel mogelijk de belangen van de alimentatiegerechtigden te ver- dedigen en een goede rechtsbedeling in de Europese Unie te bevorderen, moeten deze regels worden verduidelijkt en voor- taan alle hypotheses dekken waarin er een voldoende band bestaat tussen de situatie van de partijen en een lidstaat.
Amendement 6
Overweging 11
(11) De partijen moeten in onderlinge overeenstemming de bevoegde rechter kunnen kiezen, behalve wanneer het gaat om onderhoudsverplichtingen jegens een minderjarig kind, om de bescherming van de „zwakke partij” te waarborgen.
(11) De partijen moeten in onderlinge overeenstemming de bevoegde rechter kunnen kiezen, behalve wanneer het gaat om onderhoudsverplichtingen jegens een minderjarig kind of een wilsonbekwame volwassene, om de bescherming van de
„zwakke partij” te waarborgen.
Amendement 7
Overweging 14
(14) Het recht van het land van de gewone verblijfplaats van de alimentatiegerechtigde moet op de eerste plaats komen, zoals in de bestaande internationale instrumenten, maar de lex fori moet op de tweede plaats komen aangezien het op grond daar- van vaak mogelijk is om op dit specifieke gebied de geschillen op een eenvoudigere, snellere en goedkopere manier op te los- sen.
(14) Het recht van het land van de gewone verblijfplaats van de alimentatiegerechtigde moet op de eerste plaats komen, zoals in de bestaande internationale instrumenten, hoewel de lex fori kan worden toegepast, zelfs als dit niet het recht van het land van de gewone verblijfplaats van de alimentatiegerechtigde is, in gevallen waarin het mogelijk is geschillen op dit gebied een- voudiger, sneller en goedkoper op billijke wijze op te lossen en er geen bewijzen zijn voor „forum shopping”.
Amendement 8
Overweging 15
(15) Wanneer de schuldeiser op grond van geen van beide genoemde rechtsstelsels van de schuldenaar alimentatie kan ont- vangen, moet het mogelijk blijven om het recht toe te passen van een andere lidstaat waarmee de onderhoudsverplichting nauwe banden heeft. Het kan in het bijzonder, maar niet uit- sluitend, gaan om het land van de gemeenschappelijke nationa- liteit van de partijen.
(15) Wanneer de schuldeiser op grond van het recht van de gewone verblijfplaats van de alimentatiegerechtigde of het recht van de aangezochte rechter geen alimentatie van de schuldenaar kan ontvangen, of wanneer het niet billijk of niet juist zou zijn om dit recht toe te passen, moet het mogelijk blijven om het recht toe te passen van een andere lidstaat waar- mee de onderhoudsverplichting nauw is verbonden, in het bij- zonder, maar niet uitsluitend, dat van het land van de gemeen- schappelijke nationaliteit van de partijen.
DOOR DE COMMISSIE VOORGESTELDE TEKST
Donderdag, 13 december 2007
AMENDEMENTEN VAN HET PARLEMENT
Amendement 9
Overweging 16
(16) Onder bepaalde voorwaarden moeten partijen het toe- passelijke recht kunnen kiezen. Zo moeten zij voor een bepaalde procedure de lex fori kunnen kiezen. Bovendien moe- ten zij vóór enig geschil kunnen overeenkomen welk recht van toepassing zal zijn, maar alleen als het gaat om andere onder- houdsverplichtingen dan die welke aan kinderen of aan kwets- bare volwassenen verschuldigd zijn; bovendien moeten zij slechts enkele rechtsstelsels kunnen aanwijzen.
(16) Onder bepaalde voorwaarden moeten partijen het toe- passelijke recht kunnen kiezen. Zo moeten zij voor een bepaalde procedure de lex fori kunnen kiezen. Bovendien moe- ten zij vóór enig geschil kunnen overeenkomen welk recht van toepassing zal zijn, maar alleen als het gaat om andere onder- houdsverplichtingen dan die welke aan kinderen of aan kwets- bare volwassenen verschuldigd zijn; bovendien moeten zij slechts enkele rechtsstelsels kunnen aanwijzen. De aangezochte rechter moet zich ervan vergewist hebben dat de forumkeuze is overeengekomen na inwinning van onafhankelijk juridisch advies. Alle overeenkomsten inzake forumkeuze worden schrif- telijk gesloten.
Amendement 10
Overweging 17
(17) De schuldenaar moet worden beschermd tegen de toe- passing van het recht dat wordt aangewezen in hypotheses waarin er geen unanimiteit is over de vraag of de familie- betrekking de verkrijging van alimentatie rechtvaardigt. Dit zou met name het geval kunnen zijn bij betrekkingen tussen verwanten in de zijlijn of tussen aanverwanten, voor onder- houdsverplichtingen van descendenten jegens ascendenten, of bij het behoud van de bijstandsplicht na de ontbinding van het huwelijk.
Schrappen.
Amendement 11
Overweging 18 bis (nieuw)
(18 bis) Bepaalde categorieën gegevens met betrekking tot raciale of etnische oorsprong, politieke opvattingen, religie of filosofische overtuiging, lidmaatschap van een politieke partij of vakbond, seksuele geaardheid of gezondheid mogen alleen worden verwerkt als dit voor een specifieke zaak absoluut noodzakelijk en proportioneel is en er specifieke waarborgen in acht worden genomen.
Amendement 12
Overweging 19
(19) Xxxxx een beslissing over onderhoudsverplichtingen in een lidstaat is gegeven, moet zij snel en doeltreffend in elke andere lidstaat ten uitvoer kunnen worden gelegd. Ten behoeve van de alimentatiegerechtigden moet met name een inhouding aan de bron op de lonen en bankrekeningen van schuldenaars mogelijk zijn.
(19) Het doel van deze verordening is de invoering van pro- cedures die resultaten opleveren en toegankelijk, snel, efficiënt, kosteneffectief, aangepast en billijk zijn. Zodra een beslissing over onderhoudsverplichtingen in een lidstaat is gegeven, moet zij snel en doeltreffend in elke andere lidstaat ten uitvoer kun- nen worden gelegd. Ten behoeve van de alimentatiegerechtigden moet met name een inhouding aan de bron op de lonen en bankrekeningen van schuldenaars mogelijk zijn. Innovatieve en effectieve instrumenten voor de tenuitvoerlegging van onder- houdsverplichtingen moeten worden aangemoedigd.
Donderdag, 13 december 2007
DOOR DE COMMISSIE VOORGESTELDE TEKST
AMENDEMENTEN VAN HET PARLEMENT
Amendement 13
Overweging 22
(22) Deze verordening eerbiedigt de grondrechten en neemt de met name door het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie erkende beginselen in acht. Zij beoogt in het bij- zonder de volledige eerbiediging van het privé-, het familie- en het gezinsleven, de bescherming van persoonsgegevens, de eer- biediging van de rechten van het kind en de waarborging van een doeltreffende voorziening in rechte bij een onafhankelijk en onpartijdig gerecht, overeenkomstig de artikelen 7, 8 24 en 47 van het Handvest.
(22) Deze verordening eerbiedigt de grondrechten en neemt de met name door het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie erkende beginselen in acht. Zij beoogt in het bij- zonder de volledige eerbiediging van het privé-, het familie- en het gezinsleven, de bescherming van persoonsgegevens, de eer- biediging van de rechten van het kind en de waarborging van een doeltreffende voorziening in rechte bij een onafhankelijk en onpartijdig gerecht, overeenkomstig de artikelen 7, 8 24 en 47 van het Handvest. Bij de toepassing van deze verordening moet rekening worden gehouden met de artikelen 3 en 27 van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van het kind van 20 november 1989, waarin bepaald is dat:
— bij alle maatregelen betreffende kinderen het belang van het kind de eerste overweging vormt,
— elk kind recht heeft op een levensstandaard die toereikend is voor zijn lichamelijke, geestelijke, intellectuele, morele en maatschappelijke ontwikkeling,
— de ouder(s) of anderen die verantwoordelijk zijn voor het kind, de primaire verantwoordelijkheid hebben voor het waarborgen, naar vermogen en binnen de grenzen van hun financiële mogelijkheden, van de levensomstandig- heden die nodig zijn voor de ontwikkeling van het kind, en
— de deelnemende staten alle passende maatregelen nemen, met inbegrip van het sluiten van internationale overeen- komsten, om het verhaal te waarborgen van uitkering tot onderhoud van het kind bij de ouder(s) of andere personen die financiële verantwoordelijkheid voor het kind dragen, met name in gevallen waarin degene die de financiële ver- antwoordelijkheid voor het kind draagt, in een andere staat woont dan die van het kind.
Amendement 14
Overweging 23
(23) Overeenkomstig artikel 2 van Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoe- ringsbevoegdheden (1), moeten de voor de tenuitvoerlegging van deze verordening nodige maatregelen worden vastgesteld over- eenkomstig de raadplegingsprocedure van artikel 3 van het genoemde besluit.
(23) De maatregelen die noodzakelijk zijn voor de tenuit- voerlegging van deze verordening worden vastgesteld overeen- komstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (1).
(1) PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23. (1) PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23. Besluit laatstelijk gewijzigd bij Besluit 2006/512/EG (PB L 200 van 22.7.2006, blz. 11).
Amendement 15
Overweging 24
(24) Deze verordening moet de communautaire instrumen- ten die vroeger zijn aangenomen en op hetzelfde gebied betrek- king hebben, vervangen. Zij moet bovendien voorrang hebben op de andere op dit gebied tussen de lidstaten geldende inter- nationale instrumenten, om de geldende rechtsnormen eenvor- mig te maken en te vereenvoudigen.
(24) Deze verordening moet de communautaire instrumen- ten die vroeger zijn aangenomen en op hetzelfde gebied betrek- king hebben, vervangen. Zij moet bovendien voorrang hebben op de andere op dit gebied tussen de lidstaten geldende inter- nationale instrumenten, om de geldende rechtsnormen eenvor- mig te maken en te vereenvoudigen. In de verordening moet voorts rekening worden gehouden met het Haagse Verdrag inzake de internationale inning van kinderalimentatie en andere vormen van alimentatie.
DOOR DE COMMISSIE VOORGESTELDE TEKST
Donderdag, 13 december 2007
AMENDEMENTEN VAN HET PARLEMENT
Amendement 16
Artikel 1, lid 1
1. Deze verordening is van toepassing op onderhoudsver- plichtingen die voortvloeien uit familiale betrekkingen of uit betrekkingen die krachtens het daarop van toepassing zijnde recht soortgelijke gevolgen hebben.
1. Deze verordening is van toepassing op onderhoudsver- plichtingen die voortvloeien uit familiale betrekkingen, ouder- schap, huwelijk of affiniteit of uit betrekkingen die krachtens het daarop van toepassing zijnde recht soortgelijke gevolgen hebben.
Amendement 17
Artikel 2, punt −1 (nieuw)
−1. „onderhoudsverplichting”: de wettelijke plicht — ook als deze in omvang of vorm is beperkt door een rechterlijke beslissing of een contract — om in enigerlei vorm te voor- zien in het onderhoud of ten minste de middelen voor het levensonderhoud van een persoon die familiale betrekkin- gen heeft of in het verleden heeft gehad met de schulde- naar. Dergelijke verplichtingen worden in de breedst mogelijke zin opgevat als betrekking hebbend op, in het bijzonder, alle opdrachten, besluiten of vonnissen van de bevoegde rechter in verband met periodieke betalingen, betalingen van forfaitaire bedragen, overdracht van eigen- dom van onroerend goed en aanpassing van de eigendom, vastgesteld op basis van de respectieve behoeften en mid- delen van de partners, en dragen het karakter van alimen- tatie.
Amendement 18
Artikel 2, punt 2
2. „rechter”: de rechter of de drager van bevoegdheden gelijkwaardig aan die van een rechter, op het gebied van onderhoudsverplichtingen;
Schrappen.
Amendement 19
Artikel 2, punt (9)
(9) „schuldenaar”: elke natuurlijke persoon die alimentatie is verschuldigd of van wie alimentatie wordt gevorderd.
(9) „schuldenaar”: elke natuurlijke persoon die alimentatie is verschuldigd of van wie alimentatie wordt gevorderd of een overheidsorgaan dat de onderhoudsverplichting van de schuldenaar jegens de schuldeiser heeft overgenomen,
Amendement 20
Artikel 2, punt 9 bis (nieuw)
(9 bis) „vordering betreffende de staat van personen”: alle vorderingen betreffende echtscheiding, scheiding van tafel en bed, nietigverklaring van het huwelijk of erkenning van vaderschap.
Donderdag, 13 december 2007
DOOR DE COMMISSIE VOORGESTELDE TEKST
AMENDEMENTEN VAN HET PARLEMENT
Amendement 21
Artikel 2 bis (nieuw)
Artikel 2 bis Openbare organen
1. Onverminderd de leden 2 en 3 is deze verordening ook van toepassing op een openbaar orgaan dat de terugbetaling vordert van onderhoudsuitkeringen die het heeft gedaan in plaats van de schuldenaar, mits op het orgaan toepasselijke recht voorziet in een dergelijke terugbetaling.
2. Artikel 3, sub b), c) en d) en artikel 6 zijn niet van toe- passing op vorderingen die aanhangig zijn gemaakt door een openbaar orgaan.
3. Een openbaar orgaan dat de uitvoering van een beslis- sing nastreeft, zal samen met het verzoek om bijstand krach- tens Hoofdstuk VIII, alle documenten overleggen die nodig zijn om te bewijzen dat de in lid 1 vastgelegde voorwaarden zijn vervuld en er uitkeringen zijn gedaan aan de schuldeiser.
Amendement 22
Artikel 3, letter (c)
c) het gerecht dat bevoegd is om kennis te nemen van een vordering betreffende de staat van personen, wanneer de eis inzake de onderhoudsverplichting een bijkomende eis is die verbonden is met deze vordering, behalve wanneer deze bevoegdheid uitsluitend berust op de nationaliteit van een der partijen;
c) het gerecht dat bevoegd is om kennis te nemen van een vordering betreffende de staat van personen, wanneer de eis inzake de onderhoudsverplichting een bijkomende eis is die verbonden is met deze vordering;
Amendement 23
Artikel 3, letter (d)
d) het gerecht dat bevoegd is om kennis te nemen van een vordering betreffende de ouderlijke verantwoordelijkheid in de zin van Verordening (EG) nr. 2201/2003, wanneer de eis inzake de onderhoudsverplichting een bijkomende eis is die verbonden is met deze vordering.
d) het gerecht dat bevoegd is om kennis te nemen van een vordering betreffende de ouderlijke verantwoordelijkheid in de zin van Verordening (EG) nr. 2201/2003, wanneer de eis inzake de onderhoudsverplichting een bijkomende eis is die verbonden is met deze vordering en een geding over de ouderlijke verantwoordelijkheid reeds in behandeling is bij hetzelfde gerecht of bij dat gerecht wordt ingesteld op het- zelfde tijdstip als een verzoek om alimentatie;
Amendement 24
Artikel 3, letter d bis) (nieuw)
d bis) het recht van de plaats waar de familierelatie of de relatie met vergelijkbare gevolgen officieel is gesloten.
Amendement 25
Artikel 4, lid 2
2. Een overeenkomst tot aanwijzing van een bevoegd gerecht wordt schriftelijk gesloten. Als schriftelijk wordt aangemerkt, elke elektronische mededeling waardoor de overeenkomst duur- zaam wordt geregistreerd.
2. Een overeenkomst tot aanwijzing van een bevoegd gerecht wordt schriftelijk gesloten.
DOOR DE COMMISSIE VOORGESTELDE TEKST
Donderdag, 13 december 2007
AMENDEMENTEN VAN HET PARLEMENT
Amendement 26
Artikel 4, lid 2 bis (nieuw)
2 bis. De aangezochte bevoegde rechter moet zich ervan hebben vergewist dat de forumkeuze vrijwillig is overeen- gekomen na inwinning van onafhankelijk juridisch advies en dat daarin rekening is gehouden met de situatie van de par- tijen op het tijdstip van het geding.
Amendement 27
Artikel 4, lid 4
4. Dit artikel is niet van toepassing op geschillen betreffende een onderhoudsverplichting jegens een kind dat jonger is dan 18 jaar.
4. Dit artikel is niet van toepassing wanneer de schuldeiser
jonger is dan 18 jaar of handelingsonbekwaam is.
Amendement 28
Artikel 6, letter (b)
b) wanneer het gaat om onderhoudsverplichtingen tussen echtgenoten of ex-echtgenoten, de gerechten van de lidstaat of van de laatste gemeenschappelijke gewone verblijfplaats van de echtgenoten, als dit minder dan een jaar voor de inleiding van het geding nog hun gewone verblijfplaats was.
(Niet van toepassing op de Nederlandse versie.)
Amendement 29
Artikel 7, lid 1
1. Wanneer bij gerechten van verschillende lidstaten vorde- ringen betreffende dezelfde onderhoudsverplichting aanhangig zijn, houdt het gerecht waarbij de zaak het laatst is aange- bracht, zijn uitspraak ambtshalve aan totdat de bevoegdheid van het gerecht waarbij de zaak het eerst is aangebracht, vast- staat.
1. Ten aanzien van de aanhangigheid en de samenhang van zaken, evenals ten aanzien van voorlopige en bewarende maat- regelen zijn de artikelen 27, 28, 30 en 31 van Verordening (EG) nr. 44/2001 van toepassing.
Amendement 30
Artikel 7, lid 2
2. Wanneer de bevoegdheid van het gerecht waarbij de zaak het eerst is aangebracht, vaststaat, verwijst het gerecht waar- bij de zaak het laatst is aangebracht, partijen naar dat gerecht.
Schrappen.
Amendement 31
Artikel 8
Artikel 8 Schrappen.
Samenhang
1. Wanneer samenhangende vorderingen aanhangig zijn voor gerechten van verschillende lidstaten, kan het gerecht waarbij de zaak het laatst is aangebracht, zijn uitspraak aan- houden.
2. Wanneer deze samenhangende vorderingen in eerste aan- leg aanhangig zijn, kan het gerecht waarbij de zaak het laatst is aangebracht, op verzoek van een der partijen, ook tot ver- wijzing overgaan mits het gerecht waarbij de zaak het eerst is aangebracht, bevoegd is van beide vorderingen kennis te nemen en zijn wetgeving de voeging ervan toestaat.
Donderdag, 13 december 2007
DOOR DE COMMISSIE VOORGESTELDE TEKST
AMENDEMENTEN VAN HET PARLEMENT
3. Samenhangend in de zin van dit artikel zijn vorderingen waartussen een zo nauwe band bestaat dat een goede rechts- bedeling vraagt om hun gelijktijdige behandeling en berech- ting, teneinde te vermijden dat bij afzonderlijke berechting van de zaken onverenigbare beslissingen worden gegeven.
Amendement 32
Artikel 9
Artikel 9 Schrappen.
Aanhangigmaking van een zaak bij een gerecht
Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt een zaak geacht te zijn aangebracht bij een gerecht:
a) op het tijdstip waarop het stuk dat het geding inleidt of een gelijkwaardig stuk bij het gerecht wordt ingediend, mits de eiser vervolgens niet heeft nagelaten te doen wat hij met het oog op de betekening of de kennisgeving van het stuk aan de verweerder moest doen, of
b) indien de betekening of mededeling van dit stuk moet plaatsvinden voordat het bij het gerecht wordt neergelegd, op het tijdstip waarop het door de autoriteit die verant- woordelijk is voor de betekening of mededeling, wordt ont- vangen, mits de verzoeker vervolgens niet heeft nagelaten de vereiste stappen te nemen teneinde het stuk bij het gerecht neer te leggen.
Amendement 33
Artikel 10
Artikel 10 Schrappen.
Voorlopige maatregelen en maatregelen tot bewaring van recht
In de wetgeving van een lidstaat vastgestelde voorlopige of bewarende maatregelen kunnen bij de gerechten van die staat worden aangevraagd, zelfs indien een gerecht van een andere lidstaat krachtens deze verordening bevoegd is om van het bodemgeschil kennis te nemen.
Amendement 34
Artikel 10, lid 1 bis (nieuw)
Wanneer een vordering betreffende onderhoud is ingesteld door middel van een verzoek om voorlopige maatregelen wer- ken de artikelen niet zodanig dat het recht dat van toepassing is op het verzoek om voorlopige maatregelen noodzakelijker- wijs ook van toepassing op eventuele volgende verzoeken om alimentatie die worden gedaan in verband met een procedure voor echtscheiding, nietigverklaring van het huwelijk/samen- levingscontract of scheiding van tafel en bed.
Amendement 35
Artikel 11
Artikel 11 Schrappen.
Toetsing van de bevoegdheid
Het gerecht van een lidstaat waarbij een zaak aanhangig is gemaakt waarvoor overeenkomstig deze verordening dit gerecht niet bevoegd is, verklaart zich ambtshalve onbevoegd.
DOOR DE COMMISSIE VOORGESTELDE TEKST
Donderdag, 13 december 2007
AMENDEMENTEN VAN HET PARLEMENT
Amendement 36
Artikel 13
1. Het recht van het land waar de schuldeiser zijn gewone verblijfplaats heeft, beheerst de onderhoudsverplichtingen.
1. Het recht van het land waar de schuldeiser zijn gewone verblijfplaats heeft, beheerst de onderhoudsverplichtingen.
2. De lex fori is van toepassing: 2. De lex fori is van toepassing:
a) wanneer de schuldeiser krachtens het overeenkomstig lid 1 aangewezen recht geen alimentatie van de schuldenaar kan krijgen, of
a) wanneer dit het recht is van het land waar de schuldeiser zijn gewone verblijfplaats heeft, of
b) wanneer de schuldeiser daarom verzoekt en het gaat om het recht van het land waar de schuldenaar zijn gewone verblijfplaats heeft.
b) wanneer de schuldeiser niet in staat is alimentatie te ver- krijgen van de schuldenaar op grond van het recht van het land waar de schuldeiser zijn gewone verblijfplaats heeft, of
c) wanneer de schuldeiser daar om verzoekt en de rechter zich ervan heeft vergewist dat hij of zij onafhankelijk juridisch advies over de kwestie heeft ingewonnen en dit het recht betreft van het land waar de schuldenaar zijn gewone verblijfplaats heeft.
3. Wanneer de schuldeiser geen alimentatie van de schul- denaar kan ontvangen op grond van één van de overeenkom- stig de vorige leden aangewezen rechtsstelsels, en wanneer uit het geheel van de omstandigheden volgt dat de onderhoudsver- plichting nauwe banden heeft met een ander land, in het bij- zonder dat van de gemeenschappelijke nationaliteit van de schuldeiser en de schuldenaar, is het recht van het land waar- mee de onderhoudsverplichting nauwe banden heeft, van toe- passing.
3. Onverminderd het bepaalde in lid 1 kan de lex fori wor- den toegepast, zelfs als het dit niet het recht van het land van de gewone verblijfplaats van de schuldeiser is, in gevallen waarin het mogelijk is geschillen over alimentatie eenvoudiger, sneller en goedkoper op billijke wijze op te lossen en er geen bewijzen zijn voor „forum shopping”.
4. Wanneer de schuldeiser geen alimentatie van de schulde- naar kan ontvangen op grond van het recht van het land waar de schuldenaar zijn gewone verblijfplaats heeft of op grond van de lex fori, of wanneer het niet billijk of niet juist is om dit recht toe te passen, worden de onderhoudsverplichtingen beheerst door het recht van een ander land waarmee de onder- houdsverplichting nauw verbonden is, in het bijzonder, maar niet uitsluitend, het land van de gemeenschappelijke nationa- liteit van de schuldeiser en de schuldenaar.
Amendement 37
Artikel 14, letter a)
a) bij de inleiding van een geding uitdrukkelijk of op een andere ondubbelzinnige wijze, de lex fori aanwijzen voor een bepaalde procedure;
a) bij de inleiding van een geding een schriftelijke overeen- komst voorleggen waarin de lex fori op ondubbelzinnige wijze wordt aangewezen;
Amendement 39
Artikel 14, letter b), punt ii bis) (nieuw)
ii bis) het recht van de plaats waar de familierelatie of de relatie met vergelijkbare gevolgen officieel is gesloten.
Donderdag, 13 december 2007
DOOR DE COMMISSIE VOORGESTELDE TEKST
AMENDEMENTEN VAN HET PARLEMENT
Amendement 38
Artikel 14, lid 1 bis (nieuw)
mits de rechter zich ervan heeft vergewist dat de forumkeuze vrijwillig is overeengekomen.
Amendement 40
Artikel 15
Artikel 15 Schrappen.
Niet-toepassing van het aangewezen recht op verzoek van de schuldenaar
1. Wanneer het gaat om andere onderhoudsverplichtingen dan die jegens kinderen en kwetsbare volwassenen en tussen echtgenoten of ex-echtgenoten, kan de schuldenaar tegen de vordering van de schuldeiser aanvoeren dat er op hem geen onderhoudsverplichting rust volgens hun gemeenschappelijke nationale recht of, als zij geen gemeenschappelijke nationali- teit hebben, volgens het recht van het land waarin hij zijn gewone verblijfplaats heeft.
2. Wanneer het gaat om onderhoudsverplichtingen tussen echtgenoten of ex-echtgenoten, kan de schuldenaar tegen de vordering van de schuldeiser aanvoeren dat er op hem geen onderhoudsverplichting rust volgens het recht van het land waarmee het huwelijk de nauwste banden heeft.
Amendement 41
Artikel 17
1. Het op een onderhoudsverplichting toepasselijke recht bepaalt onder meer:
a) het bestaan en de omvang van de rechten van de schuld- eiser en jegens wie hij deze kan uitoefenen;
b) de mate waarin de schuldeiser retroactief alimentatie kan vragen;
c) de wijze van berekening en indexering van de onderhouds- verplichting;
d) de verjaring en de termijnen waarbinnen de vordering moet worden ingesteld;
e) het recht van het overheidsorgaan op terugbetaling van de aan de schuldeiser betaalde alimentatie en de grenzen van de verplichting van de schuldenaar.
2. Ongeacht de inhoud van het geldende recht, wordt bij de bepaling van het bedrag van de alimentatie-uitkering rekening gehouden met de behoeften van de schuldeiser en de middelen van de schuldenaar.
1. Het op een onderhoudsverplichting toepasselijke recht bepaalt onder meer:
a) het bestaan, de periode en de omvang van de rechten van de schuldeiser en jegens wie hij deze kan uitoefenen;
b) de periode en de mate waarin de schuldeiser retroactief alimentatie kan vragen;
c) de wijze van berekening en indexering van de onderhouds- verplichting;
d) de verjaring en de termijnen waarbinnen de vordering moet worden ingesteld;
(e) het recht van het overheidsorgaan op terugbetaling van de aan de schuldeiser betaalde alimentatie en de grenzen van de verplichting van de schuldenaar.
2. Onverminderd het bepaalde in lid 1 stelt de aangezochte rechter het bedrag van de alimentatie-uitkering vast op basis van de reële behoeften van de schuldeiser en de reële middelen van de schuldenaar, rekening houdend met de redelijke behoef- ten van de schuldenaar en eventuele andere onderhoudsver- plichtingen die op hem of haar rusten.
DOOR DE COMMISSIE VOORGESTELDE TEKST
Donderdag, 13 december 2007
AMENDEMENTEN VAN HET PARLEMENT
Amendement 42
Artikel 20
De toepassing van een bepaling van het door deze verordening aangewezen recht kan slechts terzijde worden gesteld indien deze toepassing kennelijk onverenigbaar is met de openbare orde van het land van de rechter. De toepassing binnen een bepaling van het door deze verordening aangewezen recht van een lidstaat kan echter niet op grond daarvan terzijde worden gesteld.
De toepassing van een bepaling van het door deze verordening aangewezen recht kan slechts terzijde worden gesteld indien deze toepassing kennelijk onverenigbaar is met de openbare orde van het land van de rechter.
Amendement 43
Artikel 21
Indien een staat uit meer dan een territoriale eenheid bestaat en elke eenheid daarvan eigen rechtsregels voor onderhoudsver- plichtingen heeft, wordt voor de bepaling van het overeenkom- stig deze verordening toe te passen recht elke territoriale een- heid als een land beschouwd.
Een staat waarbinnen verschillende territoriale eenheden eigen rechtsregels voor onderhoudsverplichtingen bezitten, is niet ver- plicht deze verordening toe te passen in gevallen waarin uit- sluitend rechtsregels van deze territoriale eenheden voor toe- passing in aanmerking komen.
Amendement 44
Artikel 22, lid 3
1. In een procedure voor een gerecht van een lidstaat kan betekening of kennisgeving van het stuk dat het geding inleidt of van een gelijkwaardig stuk aan de verweerder, op een der volgende wijzen gebeuren:
a) door persoonlijke betekening of kennisgeving blijkend uit een door de geadresseerde ondertekende ontvangstbeves- tiging met de datum van ontvangst;
b) door persoonlijke betekening of kennisgeving blijkend uit een document ondertekend door de bevoegde persoon die de betekening of kennisgeving heeft verricht, en waarin wordt verklaard dat de geadresseerde het stuk in ont- vangst heeft genomen of zonder wettige grond heeft geweigerd, en waarin de datum van betekening of kennis- geving is vermeld;
c) door betekening of kennisgeving per post, blijkend uit een door de geadresseerde ondertekende en teruggezonden ont- vangstbevestiging met de datum van ontvangst;
d) door betekening of kennisgeving langs elektronische weg, bijvoorbeeld door middel van een faxbericht of een elek- tronisch postbericht, blijkend uit een door de geadres- seerde ondertekende en teruggezonden ontvangstbeves- tiging met de datum van ontvangst.
2. De verweerder beschikt met het oog op zijn verdediging over een termijn van ten minste 30 dagen na ontvangst van het stuk waarvan overeenkomstig lid 1 betekening of kennis- geving is geschied.
3. De lidstaten delen de Commissie binnen zes maanden na de inwerkingtreding van deze verordening de toepasselijke methoden van betekening en kennisgeving mee. Zij stellen de Commissie op de hoogte van elke wijziging van deze inlichtin- gen.
De Commissie maakt deze inlichtingen openbaar.
Op de betekening en de kennisgeving van documenten zijn de bepalingen van Verordening (EG) nr. XXX/2007 van het Europees Parlement en de Raad inzake de betekening en de kennisgeving in de lidstaten van gerechtelijke en buitengerech- telijke stukken in burgerlijke of in handelszaken („de beteke- ning en de kennisgeving van stukken”) van toepassing.
Donderdag, 13 december 2007
DOOR DE COMMISSIE VOORGESTELDE TEKST
AMENDEMENTEN VAN HET PARLEMENT
Amendement 45
Artikel 29
De verzoeker die in de lidstaat waar de beslissing is gegeven, in aanmerking kwam voor gehele of gedeeltelijke kosteloze rechts- bijstand of vrijstelling van kosten en uitgaven, komt in de ten- uitvoerleggingsprocedure in aanmerking voor de meest gunstige bijstand of voor de meest ruime vrijstelling die in het recht van de lidstaat van tenuitvoerlegging is vastgesteld.
De verzoeker die in de lidstaat waar de beslissing is gegeven, in aanmerking kwam voor gehele of gedeeltelijke kosteloze rechts- bijstand of vrijstelling van kosten en uitgaven, komt in de ten- uitvoerleggingsprocedure in aanmerking voor bijstand in over- eenstemming met Richtlijn 2003/8/EG van de Raad van 27 januari 2003 tot verbetering van de toegang tot de rechter bij grensoverschrijdende geschillen door middel van minimale gemeenschappelijke minimumvoorschriften betreffende rechts- bijstand bij die geschillen (1) of voor de meest ruime vrijstelling die in het recht van de lidstaat van tenuitvoerlegging is vastge- steld.
(1) PB L 26 van 31.1.2003, blz. 41.
Amendementen 61 en 46
Artikel 33
De tenuitvoerlegging van de beslissing van het gerecht van oor- sprong kan slechts volledig of gedeeltelijk worden geweigerd of opgeschort op verzoek van de schuldenaar en in de volgende gevallen:
a) de schuldenaar voert nieuwe omstandigheden aan of omstandigheden waarvan het gerecht van oorsprong geen kennis had wanneer het zijn beslissing gaf;
b) de schuldenaar heeft overeenkomstig artikel 24 om herzie- ning van de beslissing van het gerecht van oorsprong ver- zocht en er is nog geen nieuwe beslissing gegeven;
De tenuitvoerlegging van de beslissing van het gerecht van oor- sprong kan slechts volledig of gedeeltelijk worden geweigerd of opgeschort op verzoek van de schuldenaar en in de volgende gevallen:
a) wanneer de schuldenaar nieuwe belangrijke omstandig- heden aanvoert of omstandigheden waarvan het gerecht van oorsprong geen kennis had wanneer het zijn beslissing gaf;
b) wanneer de schuldenaar overeenkomstig artikel 24 om her- ziening van de beslissing van het gerecht van oorsprong heeft verzocht en er nog geen nieuwe beslissing is gegeven;
c) de schuldenaar heeft zijn schuld reeds voldaan; c) de schuldenaar heeft zijn schuld reeds voldaan;
d) het recht om de tenuitvoerlegging van de beslissing van het gerecht van oorsprong te verkrijgen is volledig of gedeelte- lijk verjaard;
d) het recht om de tenuitvoerlegging van de beslissing van het gerecht van oorsprong te verkrijgen is volledig of gedeelte- lijk verjaard;
e) de beslissing van het gerecht van oorsprong is onverenig- baar met een beslissing die in de lidstaat van tenuitvoerleg- ging is gegeven, of die aan de voorwaarden voor erkenning in de lidstaat van tenuitvoerlegging voldoet.
e) de beslissing van het gerecht van oorsprong is onverenig- baar met een beslissing die in de lidstaat van tenuitvoerleg- ging is gegeven, of die aan de voorwaarden voor erkenning in de lidstaat van tenuitvoerlegging voldoet.
Amendement 47
Artikel 34, lid 2
2. Een opdracht tot maandelijkse automatische incasso kan slechts worden afgegeven wanneer de betekening of kennisge- ving van de beslissing aan de schuldenaar heeft plaatsgevonden op een van de in artikel 22 bedoelde wijzen.
2. Een opdracht tot maandelijkse automatische incasso kan slechts worden afgegeven wanneer de betekening of kennisge- ving van de beslissing aan de schuldenaar heeft plaatsgevonden in overeenstemming met de bepalingen van Verordening (EG) nr. XXX/2007 van het Europees Parlement en de Raad inzake de betekening en de kennisgeving in de lidstaten van gerechte- lijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in han- delszaken („de betekening en de kennisgeving van stukken”).
DOOR DE COMMISSIE VOORGESTELDE TEKST
Donderdag, 13 december 2007
AMENDEMENTEN VAN HET PARLEMENT
Amendement 48
Artikel 35, lid 1
1. Een schuldenaar kan het gerecht waarbij de zaak ten gronde is aangebracht, verzoeken om een opdracht tot tijdelijke bevriezing van een bankrekening, die in een andere lidstaat bestemd is voor de financiële instelling waar de schuldenaar een bankrekening heeft. Het verzoek en de opdracht tot tijde- lijke bevriezing van een bankrekening zijn in overeenstemming met de modelformulieren in bijlage IV bij deze verordening.
1. Een schuldenaar kan het gerecht waarbij de zaak ten gronde is aangebracht, verzoeken om een opdracht tot tijdelijke bevriezing van een bankrekening voor het bedrag dat nood- zakelijk is om aan de onderhoudsverplichting te kunnen vol- doen, die in een andere lidstaat bestemd is voor de financiële instelling waar de schuldenaar een bankrekening heeft. Het ver- zoek en de opdracht tot tijdelijke bevriezing van een bankreke- ning zijn in overeenstemming met de modelformulieren in bij- lage IV bij deze verordening.
Amendement 49
Artikel 35 bis (nieuw)
Artikel 35 bis
Overige tenuitvoerleggingsopdrachten
De aangezochte rechter kan opdracht geven tot alle andere passende tenuitvoerleggingsmaatregelen waarin het nationale recht voorziet.
Amendement 50
Artikel 38, lid 1
1. De bepalingen van hoofdstuk VI zijn, voor zover nodig, van toepassing op de erkenning en de tenuitvoerlegging van de authentieke akten en van de overeenkomsten tussen partijen die uitvoerbaar zijn. De bevoegde autoriteit van een lidstaat waar een authentieke akte of een overeenkomst tussen partijen uit- voerbaar is, geeft daarvan ten verzoeke van elke belangheb- bende partij een uittreksel af volgens het modelformulier in bij- lage II bij deze verordening.
1. De bepalingen van hoofdstuk VI zijn, voor zover nodig, van toepassing op de erkenning en de tenuitvoerlegging van de authentieke akten en van de overeenkomsten tussen partijen die uitvoerbaar zijn. De bevoegde autoriteit van een lidstaat waar een authentieke akte of een overeenkomst tussen partijen uit- voerbaar is, geeft daarvan automatisch een uittreksel af aan de partijen volgens het modelformulier in bijlage II bij deze ver- ordening.
Amendementen 51, 52, 53, 54, 55 en 56
Artikel 44, lid 1, inleidende formule
1. De centrale autoriteiten verlenen toegang tot informatie waarmee de inning van alimentatievorderingen in de in dit hoofdstuk bedoelde omstandigheden, kan worden vergemakke- lijkt. Die informatie wordt verstrekt om de volgende doelstellin- gen te bereiken:
1. De centrale autoriteiten verlenen toegang tot informatie waarmee de inning van alimentatievorderingen in de in dit hoofdstuk bedoelde omstandigheden in een specifieke zaak kan worden vergemakkelijkt. Die informatie wordt verstrekt om de volgende doelstellingen te bereiken:
a) opsporing van de schuldenaar; a) opsporing van het adres van de schuldenaar;
b) vaststelling van de waarde van het vermogen van de schul- denaar, in het bijzonder het bedrag en de aard van zijn inkomsten;
b) vaststelling van de waarde van het vermogen van de schul- denaar, in het bijzonder het bedrag en de aard van zijn inkomsten;
c) identificatie van de werkgever van de schuldenaar; c) identificatie van de werkgever van de schuldenaar;
d) identificatie van de bankrekeningen van de schuldenaar. d) identificatie van de bankrekeningen van de schuldenaar.
1 bis. Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel moet per zaak op basis van de beschikbare informatie worden bepaald welke persoonsgegevens mogen worden verwerkt en wordt ver- werking alleen toegestaan als dit noodzakelijk is om de tenuit- voerlegging van onderhoudsverplichtingen te vergemakkelij- ken.
Donderdag, 13 december 2007
DOOR DE COMMISSIE VOORGESTELDE TEKST
AMENDEMENTEN VAN HET PARLEMENT
1 ter. Biometrische gegevens zoals vingerafdrukken of DNA-gegevens mogen niet worden verwerkt.
1 quater. Bepaalde categorieën gegevens in verband met raciale of etnische oorsprong, politieke opvattingen, religie of filosofische overtuiging, lidmaatschap van een politiek partijen of vakbond, seksuele geaardheid of gezondheid mogen alleen worden verwerkt als dit voor een specifieke zaak absoluut noodzakelijk en proportioneel is en er specifieke waarborgen in acht worden genomen.
2. De in lid 1 bedoelde informatie bevat minstens de infor- matie die de in de lidstaten bevoegde diensten en autoriteiten op de volgende gebieden bezitten:
2. De in lid 1 bedoelde informatie bevat minstens de infor- matie die de in de lidstaten bevoegde diensten en autoriteiten op de volgende gebieden bezitten:
a) belastingen en heffingen, a) belastingen en heffingen,
b) sociale zekerheid, inclusief de inning van sociale bijdragen van werkgevers en werknemers,
b) sociale zekerheid, inclusief de inning van sociale bijdragen van werkgevers en werknemers,
c) bevolkingsregisters, c) bevolkingsregisters,
d) eigendomsregisters, d) eigendomsregisters,
e) inschrijving van motorvoertuigen, e) inschrijving van motorvoertuigen,
f) centrale banken. f) centrale banken.
2 bis. Andere dan de in lid 2 opgesomde vragen om inlich- tingen moeten proportioneel en noodzakelijk zijn om de in lid 1 genoemde doelstellingen te bereiken.
3. De toegang tot de in dit artikel vermelde informatie kan in geen geval leiden tot het instellen van nieuwe gegevensbestan- den in een lidstaat.
3. De toegang tot de in dit artikel vermelde informatie kan in geen geval leiden tot het instellen van nieuwe gegevensbestan- den in een lidstaat.
Amendement 57
Artikel 46, lid 3
3. Een gerecht kan de overeenkomstig deze verordening overgedragen informatie slechts bewaren zolang het die nodig heeft om de inning van een alimentatievordering te vergemak- kelijken. De informatie mag niet langer dan een jaar worden bewaard.
3. Een gerecht kan de overeenkomstig deze verordening overgedragen informatie slechts bewaren zolang het die nodig heft om de inning van een alimentatievordering te vergemakke- lijken.
Amendement 58
Artikel 48, lid 3 bis (nieuw)
3 bis. Deze verordening is in overeenstemming met Richt- lijn 95/46/EG en vereist dat de lidstaten de rechten en de vrij- heden van natuurlijke personen ten aanzien van de verwerking van persoonsgegevens, met name hun recht op privacy, beschermen, teneinde het vrije verkeer van persoonsgegevens in de Gemeenschap te waarborgen.
DOOR DE COMMISSIE VOORGESTELDE TEKST
Donderdag, 13 december 2007
AMENDEMENTEN VAN HET PARLEMENT
Amendement 59
Artikel 50
Elke wijziging van de bijlagen bij deze verordening wordt aan- genomen volgens de in artikel 51, lid 2 bedoelde raadplegings- procedure.
(Niet van toepassing op de Nederlandse versie.)
Amendement 60
Artikel 51
1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité, bestaande uit vertegenwoordigers van de lidstaten en voor- gezeten door de vertegenwoordiger van de Commissie.
2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is de in artikel 3 van Besluit 0000/000/XX xxxxxxxx raadplegingsprocedure van toepassing, met inachtneming van het bepaalde in artikel 7, lid 3, van dit besluit.
1. De Commissie wordt bijgestaan door het comité zoals bedoeld in artikel 75 van Verordening (EG) nr. 44/2001.
2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 3 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inacht- neming van het bepaalde in artikel 8 van dit besluit.
P6_TA(2007)0621
Tiende verjaardag van het Verdrag voor de ban van antipersoonsmijnen (Verdrag van Ottawa)
Resolutie van het Europees Parlement van 13 december 2007 over de tiende verjaardag van het Verdrag van Ottawa van 1997 inzake het verbod van het gebruik, de aanleg van voorraden, de productie en de overdracht van antipersoonsmijnen en inzake de vernietiging van deze wapens
Het Europees Parlement,
— onder verwijzing naar zijn eerdere resoluties over landmijnen, met name zijn resolutie van 7 juli 2005
„over een wereld vrij van mijnen” (1),
— onder verwijzing naar het Verdrag van Ottawa van 1997 inzake het verbod van het gebruik, de aanleg van voorraden, de productie en de overdracht van antipersoonsmijnen en inzake de vernietiging van deze wapens,
— gelet op het in december 2004 goedgekeurde Actieplan van Nairobi,
— onder verwijzing naar de 8ste bijeenkomst van staten die partij zijn bij het Verdrag van Ottawa, die in november 2007 plaatsvond in Jordanië, en de 9de bijeenkomst van de verdragsluitende staten in 2008 en de tweede Review Conference in 2009,
— gezien de internationale campagne voor een verbod van landmijnen (ICBL), die actief is in meer dan 70 landen in alle delen van de wereld,
— gelet op Verordening (EG) nr. 1724/2001 van het Europees Parlement en de Raad (2) en Verordening (EG) nr. 1725/2001 van de Raad (3),
— gelet op artikel 103, lid 4 van zijn Reglement,
(1) PB C 157 E van 6.7.2006, blz. 473.
(2) PB L 234 van 1.9.2001, blz. 1.
(3) PB L 234 van 1.9.2001, blz. 6.