METAAL- EN MACHINEBOUW
CAO
2019 - 2020
METAAL- EN MACHINEBOUW
PC 111.1&2
INHOUDSOPGAVE
000 Werkingssfeer Paritair Comité
010 Toepassingsgebied
011 Bevoegdheidsuitbreiding paritair comité van 01/02/2003
012 Bevoegdheidsuitbreiding paritair comité van 15/08/2014
015 Huishoudelijk reglement
100 Verloning
110 Loonvoorwaarden
111 Procedure functieclassificatie
112 Indexkoppeling
113 Statuut jonge arbeiders
114 Gelijke beloning mannen en vrouwen 115 Vergoeding leerlingen
120 Gewaarborgd minimumloon
120 a Lonen vanaf 1/7/2018 120 b Lonen vanaf 1/7/2019 120 c Lonen vanaf 1/7/2020
150 Transport
151 a Vervoerskosten - algemeen
151 b Vervoerskosten – openbaar vervoer
152 Mobiliteitsvergoeding
160 Sectoraal systeem ecocheques
170 Coronavirus – aanvullend pensioen – tijdelijke werkloosheid
171 Coronavirus – aanvulling eindejaarspremie
200 Arbeidstijd: week, jaar, loopbaan
210 Wekelijkse arbeidsduur 216 Plus minus conto
225 Loopbaanverlof
230 SWT
230 a SWT – overgangsregeling 230 b SWT
233 Berekeningswijze aanvullende vergoeding SWT 234 SWT en tijdskrediet
241 Sectoraal model jaartijd 247 Nachtarbeid
247 a Regimes voor 08/04/1998 247 b Regimes na 08/04/1998
300 Arbeidsovereenkomsten
310 Kort verzuim
315 Carenzdag
317 Beschikbaarheid bezoek controle-arts 320 Opzeggingstermijnen
330 Gewettigde afwezigheden
342 Tijdskrediet en landingsbanen
342 a Tijdskrediet en landingsbanen - overgangsregeling 342 b Tijdskrediet en landingsbanen
350 Onthaal op de onderneming
360 Uitzendarbeid – sectorale modaliteiten 361 Pensioenpremie voor de uitzendkrachten
361 a – Jaar 2018-2019
361 b – Jaar 2020
362 Contracten van bepaalde duur en uitzendarbeid 363 Dagcontracten
390 Statuut jonge arbeiders - aanbeveling
400 Opleiding en bevordering werkgelegenheid
410 Tewerkstelling en opleiding risicogroepen
410 a 2017-2018
410 b 2019
411 Definitie risicogroepen
415 Vorming en opleiding 416 Opleidingsplannen
417 Opleidings-CV
417 a - Xxxxxxxxxx-XX
000 x - Xxxxxxxxxx-XX akkoord 2013-2014
418 Individueel opleidingsrecht in het kader van levenslang leren
420 Beroepen - leerovereenkomst
500 Sociaal overleg
510 Statuut vakbondsafvaardigingen
510 a Statuut vakbondsafvaardiging (effectieve en plaatsvervangende)
510 b Procedure aanduiding vakbondsafvaardiging (onderneming tussen 20 en 40 arbeiders)
520 Vakbondsvorming
530 Werkzekerheid
530 a Werkzekerheid – verlenging 2019
530 b Werkzekerheid – 2019-20
541 Sociale stabiliteit
541 a Charter sociale stabiliteit
550 Syndicale waarborgen & verzoeningsprocedure
551 Bijzondere compensatietoeslag
551 a Bijzondere compensatietoeslag 2018
551 b Bijzondere compensatietoeslag 2019
551 c Bijzondere compensatietoeslag 2020 551 d Overdracht middelen
561 Model-huishoudelijk reglement ondernemingsraden
570 Prestaties van algemeen belang in vredestijd (staking/lock-out)
600 Bestaanszekerheid
610 FBZMN-statuten
610 a FBZMN-statuten (tekstuele correctie) 610 b FBZMN-statuten (wijziging)
610 c FBZMN-statuten (coördinatie)
630 Sectoraal stelsel ter aanvulling van de wettelijke pensioenregeling
630 a Pensioenreglement van het sectoraal sociaal pensioenstelsel (1/7/2017)
630 b Solidariteitsreglement van het sectoraal sociaal pensioenstelsel (2007)
630c Sociaal sectoraal pensioenstelsel, pensioenreglement en solidariteitsreglement (coördinatie)
700 Sociale programmatie
700 Nationaal akkoord van 2019-2020
701 Verlengingen van het nationaal akkoord 0000-0000 000 OmzettingsC.A.O. Euro
800 Tabellen
810 Minimumlonen
820 Evolutie indexcijfers
830 Vervoerkosten
830 a Vervoerkosten per trein
830 b Vervoerkosten met privé-vervoermiddel
010 Toepassingsgebied
K.B. 05/07/78 B.S. 28/07/78 K.B. 10/05/82 B.S. 29/05/82 K.B. 12/12/91 B.S. 20/12/91 K.B. 19/09/95 B.S. 17/10/95 K.B. 10/01/03 B.S. 22/01/03 K.B. 07/05/07 B.S. 31/05/07 K.B. 10/02/08 B.S. 18/02/08 K.B. 21/07/14 B.S. 05/08/14 |
1. Inhoud: Oprichting en vaststelling van de benaming en van de bevoegdheden van het Paritair Comité. |
2. Vervanging/Verlenging van C.A.O.'s: |
3. Duurtijd: Vanaf de dag van de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad en voor onbepaalde duur. |
Koninklijke besluiten van 5 juli 1978, 10 mei 1982, 12 december 1991,
19 september 1995, 10 januari 2003, 7 mei 2007, 10 februari 2008
en van 21 juli 2014.
TOT OPRICHTING EN TOT VASTSTELLING VAN DE BENAMING EN VAN DE BEVOEGDHEID VAN HET NATIONAAL PARITAIR COMITE VOOR DE METAAL-, MACHINE- EN ELEKTRISCHE BOUW
Artikel 1, § 1, punt 1
bevoegd voor de werknemers die hoofdzakelijk handarbeid verrichten en hun werkgevers, de ondernemingen welke hoofdzakelijk elementen in ijzerhoudend en non-ferrometaal, edelmetaal, thermoplastische en thermoverhardende kunststoffen of hieruit samengestelde materialen en in elke andere vervan- gingsstof fabriceren, verwerken, bewerken, ineenzetten of slechts één dezer verrichtingen uitvoeren wanneer de aanwending van deze materialen tech- nieken of kennis vereist eigen aan de metaal-, machine- en elektrische bouw, alsook de studiebureaus die hiermee verband houden en de ondernemingen waarvan de hoofdactiviteit bestaat uit opslag en/of distributie van grondstoffen, goederen of producten voor rekening van ondernemingen die vallen onder de bevoegdheid van het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw of voor rekening van in het buitenland gevestigde ondernemingen die behoren tot de bedrijfstakken van de vervaardiging van producten van metaal, van machines, apparaten of werktuigen, van elektrische of elektronische apparaten of instrumenten of van transportmiddelen, wanneer deze logistieke activiteiten een onlosmakelijk onderdeel vormen van een productieactiviteit.
In tegenstelling tot vorig lid, behoren niet tot het bevoegdheidsgebied van het Paritair Comité voor het metaal-, machine-, en elektrische bouw, de ondernemingen die onder de bevoegdheid vallen van het Paritair Comité voor het havenbedrijf, de ondernemingen die als hoofdactiviteit de metaalhandel hebben en de ondernemingen behorend tot het bevoegdheidsgebied van het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid en wiens activiteit bestaat in distributie van scheikundige producten.
De ondernemingen, met uitzondering van deze die ressorteren onder het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, waarvan de hoofdactiviteit bestaat uit:
Werkingssfeer Paritair comité
010-1
• het verhuren van diensten en/of materieel voor het uitvoeren van allerlei hijswerken;
• het uitvoeren van allerlei hijswerken.
De volgende bedrijfssectors worden bij wijze van voorbeeld geacht aan deze definitie te beantwoorden:
• ijzer- en staalvormgieterijen;
• draadtrekkerij, metaaltrekkerij, koudwalsen, profileren, kalanderen en de technieken die eraan verwant zijn;
• smeden, persen, indrijven van grote stukken, vormgeving na verwarming, en aanverwante bedrijven waaronder profielijzers, kettingen en buizen, de ongelaste stalen buizen uitgezonderd;
• plaatijzerbewerking en verschillende fabricages, zoals lichte en zware verpakkingen, plaatijzeren artikelen met industriële of niet-industriële bestemming, huishoudelijke toestellen, onderdelen voor het bouwbedrijf, metalen schrijnwerk, metalen meubelen, bedden, metalen ondermatras- sen en matrassen;
• de fabricage en tevens het plaatsen van metalen schrijnwerk, met uitzon- dering van de ondernemingen die met eigen personeel de plaatsing van meer dan de helft van hun jaarlijkse productie verrichten en op voorwaarde dat die plaatsing op de werven meer dan 35 pct. van de door het geheel van de werklieden van de onderneming gewerkte uren vereist;
• bouw, montage en controle van bruggen, gebinten en liften;
• ketelmakerij en ketels;
• bouw van schepen en boten en de herstelling van zee- en binnenschepen;
• spoorweg- en trammaterieel;
• auto's, fietsen, vliegwezen en aanverwante bedrijven, waaronder de indu- striële fabricages van koetswerk, caravans, aanhangwagens en opleg- gers, alsmede de kinderwagens; de industriële fabricage veronderstelt de toepassing van industriële technieken zoals de productie aan de lopende band of in serie, met uitsluiting van kleine series of buiten series, en in tegenstelling met de ambachtelijke technieken;
• drijfkrachtmachines, pneumatische en hydraulische machines, compres- sors, pompen, ventilators, werktuigmachines, textielmachines, machines en werktuigen voor het vormen van thermoplastische en thermohardende kunststoffen of hieruit samengestelde materialen, diverse machines en al de onderdelen ervan, gereedschap;
• diverse mechaniekconstructies zoals voor raderwerk, kranenmakerij, algemene mechaniek, bandwerk;
• hef-, behandeling- en weegtoestellen;
• machines, toestellen en installaties voor verschillende nijverheidstakken, lichte machinebouw;
• materieel voor landbouw, tuinbouw en veeteelt;
• herstellen, onderhouden en controle van machines, apparaten, installaties en voertuigen voortgebracht door ondernemingen die afhangen van de metaal-, machine- en elektrische bouw, met uitzondering van die welke ressorteren onder het Paritair Comité voor het garagebedrijf of het Paritair Comité voor de handelsluchtvaart;
• werken voor verbetering;
• revisie van benzine- en dieselmotoren;
• messenmakerij;
• kroonluchterfabricage;
• fabricage van alle verlichtings- en signalisatieapparatuur, inclusief hun plaatsing wanneer de onderneming het materieel dat zij installeert zelf geheel of gedeeltelijk vervaardigt;
• industrieel elektrisch materieel, klein installatiematerieel, elektrische huishoudtoestellen, fabricage, zonder plaatsing, van gloei-, fluor-, neon-, kwikdamp- en straallampen, lampbuizen en andere lampen;
• het aanleggen van elektrische installaties, met inbegrip van de neonisten, wanneer de onderneming het materieel dat zij installeert zelf geheel of gedeeltelijk industrieel vervaardigt;
• batterijen, accumulatoren;
• telecommunicaties, electronica voor industrieel of algemeen gebruik;
• radio- en televisietoestellen en de onderdelen ervan;
• meet- en laboratoriumtoestellen en soortgelijke toestellen;
• optiektoestellen;
• speciale medische uitrustingen, met uitzondering van die welke ressorteren onder het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid;
• ritssluitingen;
• metalen speelgoed;
• fabricage van muziekinstrumenten;
• galvanisatie, vernikkelen, chromeren, polijsten, emailleren, schilderen van machines, metalen stukken of elementen; metaalkleuren, overschil- deren en verlakken in de oven, bedekken van metaal door indompeling, omvlechten, plastificeren en de technieken die daarvan zijn afgeleid;
• verwerking en/of bewerking van plastische stoffen en aanverwante mate- rialen voor het vervaardigen van producten voor de metaal-, machine- en elektrische bouw volgens technieken eigen aan de metaalverwerking;
• fabricage van gewapende plastiek;
Werkingssfeer Paritair comité
Werkingssfeer Paritair comité
010-2 010-3
• fabricage van elementen voor verluchtings- en luchtbehandelingsinstal- laties;
• installaties voor waterbehandeling, inbegrepen de waterzuiveringsinstal- laties (het elektromechanisch gedeelte);
• installaties voor afvalbehandeling (het elektromechanish gedeelte);
• industriële uurwerkmakerij en goudsmederij;
• wapens en munitie;
• studiebureaus betreffende voornoemde bedrijfssectoren.
010-5
Werkingssfeer Paritair comité
010-4
011
Toepassing collectieve arbeidsovereenkomsten
n.a.v. bevoegdheidsuitbreiding paritair comité
C.A.O. 19/01/2004 K.B. 05/07/2004 B.S. 01/09/2004 |
1. Inhoud: Toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomsten in de sector ingevolge de bevoegdheidsuitbreiding van het paritair comité. |
2. Vervanging/Verlenging van C.A.O.'s: |
3. Duurtijd: Vanaf 1 januari 2004 voor onbepaalde duur. |
Collectieve arbeidsovereenkomst van 19 januari 2004
TOEPASSING COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMSTEN INGEVOLGE BEVOEGDHEIDSUITBREIDING PARITAIR COMITE VAN 1 FEBRUARI 2003
In uitvoering van artikel 27 van de wet van 5 december 1968 betreffende de ollectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités wordt onderstaande collectieve arbeidsovereenkomst afgesloten.
Artikel 1 - Toepassingsgebied
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en arbeiders van de ondernemingen welke sinds 1 februari 2003 onder het Paritair Comité van de metaal-, machine- en elektrische bouw ressorteren, waarvan het bevoegdheidsgebied werd gewijzigd bij koninklijk besluit van 10 januari 2003 tot wijziging van het koninklijk besluit van 5 juli 1978 tot oprichting en tot vaststelling van de benaming en van de bevoegdheid van sommige paritaire comités en tot vaststelling van het aantal leden ervan, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 22 januari 2003.Onder “arbeiders” wordt verstaan de mannelijk en vrouwelijke arbeiders.
Artikel 2 - Toepasselijk verklaring van collectieve arbeidsovereenkomsten
Alle collectieve arbeidsovereenkomsten, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw, die nog van kracht zijn op 1 januari 2004 zijn, zoals vastgesteld in artikel 1, van toepassing op de ondernemingen welke ressorteren onder het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw.
Artikel 3 - Inwerkingtreding en duur
Deze bijzondere collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2004 en geldt voor onbepaalde tijd.
Zij kan worden opgezegd mits een opzegging van zes maanden wordt betekend per aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw.
Werkingssfeer Paritair comité
011-1
012
Toepassing collectieve arbeidsovereenkomsten
n.a.v. bevoegdheidsuitbreiding paritair comité
C.A.O. 17/11/2014 K.B. 28/04/2015 B.S. 17/06/2015 |
1. Inhoud: Toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomsten n.a.v. de fusie van het paritair comité 147 (wapensmederij met de hand) met het paritair comité 111. |
2. Vervanging/verlenging van C.A.O.'s: C.A.O. K.B. B.S. |
3. Duurtijd: Vanaf 15 augustus 2014 voor onbepaalde duur. |
Collectieve arbeidsovereenkomst van 17 november 2014
TOEPASSING COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMSTEN INGEVOLGE BEVOEGDHEIDSUITBREIDING PARITAIR COMITE VAN 15 AUGUSTUS 2014
Artikel 1
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de werknemers van ondernemingen die sinds 15 augustus 2014 onder het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw ressorteren, ingevolge de wijziging van de bevoegdheidsomschrijving van het paritair comité bij koninklijk besluit van 21 juli 2014 (Belgisch Staatsblad van 5 augustus 2014) en wordt gesloten in toepassing van artikel 27 van wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités.
De bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst zijn niet van toepas- sing op de collectieve arbeidsovereenkomsten die uitsluitend monteerders van bruggen en metalen gebinten en hun werklieden en werksters aangaan.
Artikel 2
Alle collectieve arbeidsovereenkomsten gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw, die nog van kracht zijn op 15 augus- tus 2014, worden van toepassing op de in artikel 1 bedoelde ondernemingen, onverminderd voor de werknemers gunstigere bepalingen overeengekomen binnen vermelde ondernemingen.
Artikel 3
De in artikel 1 bedoelde ondernemingen zijn bijdragen verschuldigd aan het fonds voor bestaanszekerheid van de metaalbouw vanaf de 1e dag van het kwartaal waarin de onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst gesloten wordt.
Werkingssfeer Paritair comité
012-1
Artikel 4
Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 15 augustus 2014 en is gesloten voor onbepaalde duur.
Elk der ondertekenende partijen kan ze opzeggen mits een opzeggingstermijn van 6 maanden na te leven; deze opzegging wordt bij een ter post aangetekende brief aan de Voorzitter van het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw en aan elk der ondertekenende partijen betekend.
Werkingssfeer Paritair comité
012-2
015 Huishoudelijk reglement
Beslissing van het paritair comité van 13 januari 1965 |
1. Inhoud: • Werkwijze van het nationaal paritair comité • Oprichting van de 3 nationale paritaire secties - Metaalbouw - Ambachtelijke metaalverwerking - Ondernemingen die bruggen en metalen gebinten monteren • Oprichting gewestelijke paritaire secties • Verzoeningsprocedure |
2. Vervanging/verlenging van C.A.O.’s: |
3. Duurtijd: Onbepaalde duur sedert de beslissing van het paritair comité. |
Beslissing van het Paritair comité van 13 januari 1965
HUISHOUDELIJK REGLEMENT VAN HET NATIONAAL PARITAIR COMITÉ VOOR DE METAAL-, MACHINE- EN ELEKTRISCHE BOUW
HOOFDSTUK I. - NATIONAAL PARITAIR COMITÉ
ZETEL
Artikel 1
De zetel van het Comité is te Brussel gevestigd.
TECHNISCHE ADVISEURS
Artikel 2
De werkgeversgroep en de werknemersgroep, leden van het Comité, mogen zich elk laten bijstaan door interne technische adviseurs die deel uitmaken van de organisaties vertegenwoordigd in het Paritair comité. Kunnen even- eens optreden als intern technisch adviseur zowel van werkgevers- als van werknemerszijde, de personen die behoren tot ondernemingen die onder de bevoegdheid vallen van het Paritair comité. In dit laatste geval is hun deelname beperkt tot de punten van de dagorde waarbij zij rechtstreeks betrokken zijn.
Uitzonderlijk en mits unanieme beslissing van het Paritair comité kunnen externe technische adviseurs op voorstel van de voorzitter eveneens tot het Paritair comité worden toegelaten. De technische adviseurs zijn niet stem- gerechtigd.
LEDEN
Artikel 3
Het verhinderd effectief lid voorziet in zijn vervanging. Wanneer een plaats- vervangend lid een effectief lid vervangt, verwittigt hij hiervan de voorzitter bij de aanvang der vergadering.
Werkingssfeer Paritair comité
015-1
REFERENDARIS
Artikel 4
Op verzoek van het Paritair comité of van de voorzitter mag de referendaris adviezen van juridische of technische aard betreffende de punten die op de agenda van de vergadering staan uitbrengen. Hij mag in het bijzonder het Comité bijstaan in het opmaken van de tekst der te nemen beslissingen.
OPROEPINGEN
Artikel 5
Buiten de verplichtingen welke hem bij artikel 2 van het Besluit van de Regent van 15 oktober 1945 zijn opgelegd, roept de voorzitter het Nationaal Paritair comité bijeen op schriftelijke aanvraag van één der erin vertegenwoordigde nationale organisaties.
Artikel 6
Het Comité vergadert op bijeenroeping van de voorzitter uiterlijk binnen de vijftien dagen na ontvangst van de bij artikel 5 bedoelde aanvraag.
De oproepingen worden tien dagen vóór de datum van de vergadering aan de effectieve en plaatsvervangende leden verzonden, behoudens dringende gevallen; zij vermelden de agenda van de vergadering en er wordt, zoveel mogelijk, een verklarende nota bijgevoegd.
Artikel 7
Wanneer één der vertegenwoordigde afvaardigingen het uitdrukkelijk vraagt, zal de voorzitter ertoe gehouden zijn de beslissing tot een tweede vergadering uit te stellen, welke verplichtend zal plaatsgrijpen binnen de veertien dagen. Indien er in deze tweede vergadering geen akkoord tot stand komt en tenzij de leden éénparig anders beslissen, zullen de onderhandelingen verbroken worden verklaard.
NOTULEN
Artikel 8
De notulen van de vergadering worden in de beide landstalen opgesteld. Zij vermelden de gedane voorstellen, de standpunten van de vertegenwoordigde organisaties, de korte inhoud van hun motivering, de aangenomen beslissin- gen en resoluties en de verklaringen waarvan de opneming wordt gevraagd.
Artikel 9
De notulen worden binnen de vijftien dagen welke op de vergadering volgen, aan de effectieve en plaatsvervangende leden toegestuurd.
De aanvragen tot wijziging moeten schriftelijk binnen de vijftien dagen na de ontvangst van de notulen ingediend worden.
Deze worden zo spoedig mogelijk aan de leden van het Paritair comité gezon- den. De tekst van de notulen wordt in het begin van de volgende vergadering ter goedkeuring voorgelegd.
HOOFDSTUK II. - VASTE NATIONALE PARITAIRE SECTIES
OPRICHTING
Artikel 10
Vaste nationale secties worden opgericht in de schoot van het Nationaal Paritair comité voor de volgende bedrijfstakken:
1. Nationale paritaire sectie voor de metaalbouwondernemingen;
2. Nationale paritaire sectie voor de ambachtelijke metaalverwerkings- onder- nemingen;
3. Nationale paritaire sectie voor de ondernemingen welke bruggen en gebin- ten monteren.
OPDRACHT
Artikel 11
Elke nationale paritaire sectie onderzoekt de kwesties welke eraan voorgelegd worden, op eigen initiatief of op verzoek van het Nationaal Paritair comité.
Artikel 12
Al de beslissingen van de nationale paritaire secties moeten binnen de termijn van één maand ter bekrachtiging aan het Nationaal Paritair comité worden voorgelegd.
Bestaanszekerheid
Werkingssfeer Paritair comité
Werkingssfeer Paritair comité
015-2 015-3
SAMENSTELLING
Artikel 13
De samenstelling van elke der bij artikel 10 voorziene nationale paritaire secties wordt als volgt vastgelegd:
1. Nationale paritaire sectie voor de metaalbouwondernemingen 11 effectieve leden die de werkgevers vertegenwoordigen;
11 effectieve leden die de werknemers vertegenwoordigen, als volgt te verdelen:
Centrale der Metaalbewerkers van België (C.M.B.): 6;
Christelijke Centrale der Metaalbewerkers van België (C.C.M.B.): 4; Algemene Centrale der Liberale Vakbonden van België (A.C.L.V.B.): 1.
2. Nationale paritaire sectie voor de ambachtelijke metaalverwerkingson- dernemingen:
8 effectieve leden die de werkgevers vertegenwoordigen;
8 effectieve leden die de werknemers vertegenwoordigen, als volgt te verdelen: C.M.B.: 4;
C.C.M.B.: 4.
3. Nationale paritaire sectie voor de ondernemingen welke bruggen en gebin- ten monteren:
6 effectieve leden die de werkgevers vertegenwoordigen;
6 effectieve leden die de werknemers vertegenwoordigen, als volgt te ver-delen: C.M.B.: 4;
C.C.M.B.: 2.
Elke nationale paritaire sectie omvat bovendien evenveel plaatsvervangende als effectieve leden.
De voorzitter, ondervoorzitter, secretaris en adjunct-secretaris en referendaris van het Nationaal Paritair comité maken van deze nationale paritaire sectie deel uit en hebben er dezelfde functies. Elk lid van het Nationaal Paritair comité kan aan de zittingen van deze secties deelnemen zonder stemgerechtigd te zijn.
Artikel 14
De leden der nationale paritaire secties worden door het Nationaal Paritair comité aangewezen.
De lijst van de leden die deel uitmaken van elke der paritaire secties is aan dit huishoudelijk reglement toegevoegd.
Elke wijziging in de samenstelling van deze secties wordt aan het Nationaal Paritair comité ter goedkeuring voorgelegd.
PROCEDURE
Artikel 15
De nationale paritaire secties werken volgens de bij artikelen 3 tot 6 bepaalde regelen.
HOOFDSTUK III. - SUBCOMITES EN BEPERKTE COMITÉS
Artikel 16
Het Nationaal Paritair comité mag beslissen over de oprichting van subcomités of beperkte comités om bijzondere vraagstukken, welke onder zijn bevoegdheid vallen, te onderzoeken. Het bepaalt de samenstelling ervan.
Artikel 17
De voorzitter, ondervoorzitter, secretaris, adjunct-secretaris, en referendaris van het Nationaal Paritair comité maken deel uit van deze subcomités of beperkte comités en vervullen er dezelfde functies.
Artikel 18
Al de beslissingen van de subcomités of beperkte comités moeten ter bekrach- tiging aan het Nationaal Paritair comité worden voorgelegd.
Artikel 19
De werkgeversgroep en de werknemersgroep, leden van een subcomité of beperkt comité, mogen zich elk laten bijstaan door technische adviseurs.
HOOFDSTUK IV. - VASTE GEWESTELIJKE PARITAIRE SECTIES
OPRICHTING
Artikel 20
Er worden tien gewestelijke paritaire secties opgericht voor de metaalbouw- ondernemingen te Brussel, Gent, Brugge, Antwerpen, Sint-Niklaas, Charleroi, Luik, La Louvière, Doornik en Bergen.
Deze secties hebben volgende benamingen:
1. Gewestelijke paritaire sectie voor de metaalbouw van Brabant met zetel te Brussel
Werkingssfeer Paritair comité
Werkingssfeer Paritair comité
015-4 015-5
2. Gewestelijke paritaire sectie voor de metaalbouw van West-Vlaanderen met zetel te Kortrijk
3. Gewestelijke paritaire sectie voor de metaalbouw van Oost-Vlaanderen met zetel te Gent
4. Gewestelijke paritaire sectie voor de metaalbouw van Antwerpen-Limburg met zetel te Antwerpen
5. Gewestelijke paritaire sectie voor de metaalbouw van Sint-Niklaas met zetel te Sint-Niklaas
6. Gewestelijke paritaire sectie voor de metaalbouw van Charleroi-Namen met zetel te Charleroi
7. Gewestelijke paritaire sectie voor de metaalbouw van Luik-Luxemburg met zetel te Luik
8. Gewestelijke paritaire sectie voor de metaalbouw van het Centrum met zetel te La Louvière
9. Gewestelijke paritaire sectie voor de metaalbouw van het Doornikse met zetel te Xxxxxxx
00. Gewestelijke paritaire sectie voor de metaalbouw van Bergen-Borinage met zetel te Bergen.
OPDRACHT
Artikel 21
De opdracht van de gewestelijke paritaire secties wordt als volgt vastgesteld en beperkt:
1. De gewestelijke paritaire secties wijzen de leden aan die het gewestelijke verzoeningsorgaan vormen dat bij artikel 5 litt. a) van het Besluit van de Regent van 15/10/1945 en bij artikel 27 van onderhavig reglement is voor- zien;
2. Zij mogen de door het Nationaal Paritair comité genomen beslissingen aan de bijzondere toestand van een gewest aanpassen, zonder dat zij op dit gebied beslissingen mogen nemen welke in strijd zouden zijn met de beslissingen die door het Nationaal Paritair comité werden aangenomen of deze zouden te buiten gaan;
3. Zij mogen bovendien akkoorden sluiten over kwesties welke een zuiver plaatselijk of gewestelijk kenmerk bezitten en welke aan het Nationaal Paritair comité ter bekrachtiging moeten voorgelegd worden.
SAMENSTELLING
Artikel 22
De samenstelling van elk der in artikel 20 beoogde gewestelijke paritaire secties wordt als volgt vastgesteld:
1. Gewestelijke paritaire sectie voor de metaalbouw van Brabant: 14 effectieve leden die de werkgevers vertegenwoordigen;
14 effectieve leden die de werknemers vertegenwoordigen, als volgt te verdelen:
Centrale der Metaalbewerkers van België: 8
Christelijke Centrale der Metaalbewerkers van België: 6
2. Gewestelijke paritaire sectie voor de metaalbouw van West-Vlaanderen: 7 effectieve leden die de werkgevers vertegenwoordigen;
7 effectieve leden die de werknemers vertegenwoordigen, als volgt te verdelen: Centrale der Metaalbewerkers van België: 3
Christelijke Centrale der Metaalbewerkers van België: 4
3. Gewestelijke paritaire sectie voor de metaalbouw van Oost-Vlaanderen: 8 effectieve leden die de werkgevers vertegenwoordigen;
8 effectieve leden die de werknemers vertegenwoordigen, als volgt te ver- delen:
Centrale der Metaalbewerkers van België: 3
Christelijke Centrale der Metaalbewerkers van België: 4 Algemene Centrale der Liberale Vakbonden van België: 1
4. Gewestelijke paritaire sectie voor de metaalbouw van Antwerpen-Limburg: 15 effectieve leden die de werkgevers vertegenwoordigen;
15 effectieve leden die de werknemers vertegenwoordigen, als volgt te verdelen:
Centrale der Metaalbewerkers van België: 7
Christelijke Centrale der Metaalbewerkers van België: 7 Algemene Centrale der Liberale Vakbonden van België: 1
5. Gewestelijke paritaire sectie voor de metaalbouw van Sint-Niklaas: 5 effectieve leden die de werkgevers vertegenwoordigen;
5 effectieve leden die de werknemers vertegenwoordigen, als volgt te ver- delen:
Centrale der Metaalbewerkers van België: 2
Christelijke Centrale der Metaalbewerkers van België: 3
6. Gewestelijke paritaire sectie voor de metaalbouw van Charleroi-Namen: 10 effectieve leden die de werkgevers vertegenwoordigen;
10 effectieve leden die de werknemers vertegenwoordigen, als volgt te verdelen:
Centrale der Metaalbewerkers van België: 7
Christelijke Centrale der Metaalbewerkers van België: 3
Werkingssfeer Paritair comité
Werkingssfeer Paritair comité
015-6 015-7
7. Gewestelijke paritaire sectie voor de metaalbouw van Luik-Luxemburg: 10 effectieve leden die de werkgevers vertegenwoordigen;
10 effectieve leden die de werknemers vertegenwoordigen, als volgt te verdelen:
Centrale der Metaalbewerkers van België: 7
Christelijke Centrale der Metaalbewerkers van België: 3
8. Gewestelijke paritaire sectie voor de metaalbouw van het Centrum: 11 effectieve leden die de werkgevers vertegenwoordigen;
11 effectieve leden die de werknemers vertegenwoordigen, als volgt te verdelen:
Centrale der Metaalbewerkers van België: 7
Christelijke Centrale der Metaalbewerkers van België: 3 Algemene Centrale der Liberale Vakbonden van België: 1
9. Gewestelijke paritaire sectie voor de metaalbouw van het Doornikse: 10 effectieve leden die de werkgevers vertegenwoordigen;
10 effectieve leden die de werknemers vertegenwoordigen, als volgt te verdelen:
Centrale der Metaalbewerkers van België: 7
Christelijke Centrale der Metaalbewerkers van België: 3
10. Gewestelijke paritaire sectie voor de metaalbouw van Bergen-Borinage: 10 effectieve leden die de werkgevers vertegenwoordigen;
10 effectieve leden die de werknemers vertegenwoordigen, als volgt te verdelen:
Centrale der Metaalbewerkers van België: 7
Christelijke Centrale der Metaalbewerkers van België: 3
Elke gewestelijke paritaire sectie omvat bovendien evenveel plaatsvervan- gende als effectieve leden.
Bij ontstentenis van aanwijzingen door de Minister die de Tewerkstelling beheert, maken de voorzitter, de ondervoorzitter, secretaris en adjunct- secretaris van het Nationaal Paritair comité of hun afgevaardigden deel uit van deze gewestelijke paritaire secties en hebben er dezelfde bevoegdheid.
Artikel 23
De leden der gewestelijke paritaire secties worden door het Nationaal Paritair comité aangewezen.
De lijst van de leden die deel uitmaken van elke dezer gewestelijke Paritaire secties is bij dit huishoudelijk reglement gevoegd.
Elke wijziging in de samenstelling van deze secties wordt ter goedkeuring aan het Nationaal Paritair comité voorgelegd.
Artikel 24
De gewestelijke paritaire secties werken volgens de bij artikelen 3 tot 6 vast- gestelde regelingen.
HOOFDSTUK V. - VERZOENING
Artikel 25
Overeenkomstig de beschikkingen van paragraaf a) van artikel 5 van het Regentbesluit van 15 oktober 1945, besluit het Nationaal Paritair comité een Nationaal Comité en gewestelijke organen voor verzoening op te richten.
De leden van het Gewestelijk Verzoeningscomité die geen lid zijn van het
N.P.C. dienen evenwel deel uit te maken van de in dit Paritair comité verte- genwoordigde organisaties.
Afdeling 1 - Het nationaal verzoeningscomité - samenstelling
Artikel 26
Naast de voorzitter, de ondervoorzitter, de secretaris en de adjunct-secretaris van het N.P.C., bestaat het Nationaal Comité uit ten minste twee leden van het Nationaal Paritair comité voor de helft gekozen onder de werkende of plaatsvervangende leden die de werkgevers vertegenwoordigen en voor de helft onder de werkende of plaatsvervangende leden die de werknemers vertegenwoordigen.
Afdeling 2 - De gewestelijke verzoeningscomités
Artikel 27
Gewestelijke verzoeningscomités worden opgericht te Brussel, Gent, Kortrijk, Antwerpen, Sint-Niklaas, Charleroi, Luik, La Louvière, Doornik en Bergen voor het regelen van de geschillen die respectievelijk betrekking hebben op de ondernemingen uit Brabant, Oost- en West-Vlaanderen, Antwerpen- Limburg, Charleroi-Namen, Luik-Luxemburg, het Centrum, het Doornikse en de Borinage.
Werkingssfeer Paritair comité
Werkingssfeer Paritair comité
015-8 015-9
Artikel 28
Bij gebrek aan aanwijzingen door de Minister die de arbeid onder zijn ambts- bevoegdheid heeft, maken de voorzitter, ondervoorzitter, secretaris en adjunct- secretaris van het Nationaal Paritair comité of hun afgevaardigden deel uit van de gewestelijke Paritaire comités waar zij dezelfde bevoegdheden uitoefenen.
Artikel 29
Elk gewestelijk verzoeningscomité wordt paritair samengesteld en omvat ten minste één werkend of plaatsvervangend lid van het Nationaal Paritair comité. Ieder van de leden van het Nationaal Verzoeningscomité mag desgevallend zetelen als lid van de gewestelijke verzoeningscomités.
Artikel 30
De regels betreffende de vergaderingen en de debatprocedure in het Nationaal Comité zijn door gelijkstelling van toepassing op de gewestelijke verzoenings- instanties voorzien bij artikel 27 hierboven.
Afdeling 3 - Verzoeningsprocedure
Artikel 31
Teneinde elke voorbarige beroepdoening op staking of lock-out te voorkomen wordt de verzoeningsprocedure vastgesteld als beschreven in artikelen 32 tot 35 hiernastaand.
Artikel 32
1. Wanneer in de schoot van een onderneming een geschil rijst, maakt de meest gerede partij het voorwerp van dit geschil schriftelijk kenbaar aan de voorzitter van het Gewestelijk Verzoeningscomité voorzien bij artikel 28 van onderhevig reglement.
2. De voorzitter roept het Gewestelijk Verzoeningscomité bijeen binnen een termijn van maximum zeven werkdagen te rekenen vanaf het ogenblik waarop het verzoek bij hem aanhangig werd gemaakt, de datum van post- merk rechtsgeldig zijnde. De uitnodiging vermeldt het voorwerp van het geschil zoals dit blijkt uit het schrijven voorzien in voorgaande paragraaf en waarvan een afschrift moet worden bijgevoegd.
3. Het Gewestelijk Verzoeningscomité put, zo mogelijk in één zitting, alle geboden middelen tot bemiddeling of verzoening uit, met onderzoek van elk voorstel of elke suggestie uitgaande van betrokken partijen of van het Comité zelf. Indien de voorzitter oordeelt, in overeenstemming met de
partijen, dat niet alle verzoeningsmiddelen werden aangewend, mag het besluit getroffen worden het onderzoek van de zaak voort te zetten tijdens een latere zitting die binnen de drie werkdagen bijeengeroepen wordt. Deze instantie stelt een einde aan de verzoeningsprocedure voor een geschil dat één enkele onderneming aanbelangt, behoudens het bepaalde bij artikel 33 hiernastaand.
4. In alle gevallen maakt de voorzitter van het Gewestelijk Verzoeningscomité onmiddellijk een afschrift van de notulen van de zitting over aan de Voorzitter van het Nationaal Paritair comité die het zal sturen aan de natio- nale organisaties die in het Nationaal Paritair comité zijn vertegenwoordigd.
Artikel 33
A. Geschillen met betrekking tot één onderneming mogen slechts naar het Nationaal Verzoeningscomité verwezen worden wanneer ze slaan op:
a) de interpretatie der nationale collectieve overeenkomsten;
b) de toepassing van algemene verbintenissen aangegaan in het Nationaal Paritair comité;
c) wezenlijke principes die weerslagen kunnen hebben ten aanzien van het geheel van de ondernemingen der metaalverwerkende industrie of van een bedrijfssector van deze industrie.
B. Een geschil dat terzelfdertijd betrekking heeft op verscheidene onderne- mingen of op meer dan één zetel van eenzelfde onderneming valt onder de bevoegdheid van het Nationaal Verzoeningscomité onder volgende voorwaarden:
1. Indien het geschil betrekking heeft op een eis waarmee tegelijk verschei- dene ondernemingen of meer dan één zetel van eenzelfde onderneming afhangende van verschillende gewestelijke paritaire comités collectief gemoeid zijn, is alleen het Nationaal Verzoeningscomité bevoegd.
2. Indien het geschil betrekking heeft op een eis waarmee tegelijk verschei- dene ondernemingen of zetels van eenzelfde onderneming afhangende van één enkel gewestelijk Paritair comité collectief gemoeid zijn, is het Nationaal Verzoeningscomité slechts bevoegd na afwikkeling van de ver-zoeningsprocedure op het gewestelijk stadium, overeenkomstig de beschikkingen onder l", 2" en 3" van art. 32.
Wanneer bij het Nationaal Verzoeningscomité geschillen worden aanhangig gemaakt in de gevallen voorzien onder punt A. hierboven, zal het zich vooraf uitspreken over de geldigheid van de beweegredenen die ingeroepen werden om het geschil voor te leggen.
Werkingssfeer Paritair comité
Werkingssfeer Paritair comité
015-10 015-11
Zo de beweegredenen geldig worden geacht, behandelt het Nationaal Verzoeningscomité de kern van het geschil; zoniet wordt het geschil terug verwezen naar het Gewestelijke Verzoeningscomité.
De beslissingen van het Nationaal Verzoeningscomité inzake bevoegdheids- kwesties worden aan alle voorzitters van de Gewestelijke Verzoeningscomités, te hunner informatie en ter voorlichting van de comités, medegedeeld.
Artikel 34
Over de bijeenroeping en vergadering van het Nationaal Verzoeningscomité. Het Nationaal Verzoeningscomité vergadert op uitnodiging van zijn voorzitter binnen een termijn van zeven werkdagen. Deze termijn loopt vanaf het ogenblik dat het geschil bij de voorzitter van het Nationaal Verzoeningscomité wordt aanhangig gemaakt, waarbij de datum van postmerk rechtsgeldig is.
Artikel 35
Over elke zitting van het Gewestelijk of Nationaal Verzoeningscomité wordt proces-verbaal opgemaakt. De notulen geven het juiste voorwerp van het geschil op, het detail van het tot stand gekomen akkoord en, in geval van onenigheid, de nauwkeurige standpunten der partijen op het ogenblik dat deze onenigheid wordt geconstateerd.
De voorzitter draagt er zorg voor dat de leden van het Comité, die vergaderd worden omwille van een geschil kennis te nemen, vóór de opening van de zitting beschikken over alle notulen van de vorige zitting welke betrekking hebben op het onderzochte geschil.
HOOFDSTUK VI - WIJZIGING IN HET HUISHOUDELIJK REGLEMENT
Artikel 36
Dit reglement kan gewijzigd worden bij beslissing van het Nationaal Paritair comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw, dat slechts geldig zal kunnen beraadslagen en beslissen indien de voorgenomen wijzigingen op de agenda stonden.
Deze aldus aanvaarde wijzigingen worden aan de goedkeuring van de heer Minister van Tewerkstelling en Arbeid onderworpen.
Werkingssfeer Paritair comité
015-12
111 Procedure functieclassificatie
C.A.O. 16/09/2002 K.B. 23/06/2004 B.S. 01/09/2004 |
1. Inhoud: Procedure inzake functieclassificatie |
2. Vervanging/verlenging van C.A.O.'s: |
3. Duurtijd: Vanaf 16 september 2002 voor onbepaalde duur. |
Collectieve arbeidsovereenkomst van 16 september 2002.
PROCEDURE INZAKE FUNCTIECLASSIFICATIE
HOOFDSTUK I. - INLEIDING
Artikel 1 - Toepassingsgebied
Deze overeenkomst is van toepassing op de werkgevers en arbeiders van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw, met uitzondering van de ondernemingen die bruggen en metalen gebinten monteren.
Onder "arbeiders" wordt verstaan: de mannelijke en vrouwelijke arbeiders.
Onder "paritaire functieclassificatie" wordt verstaan: een functieclassificatie ingevoerd volgens de regels vastgelegd in deze collectieve arbeidsovereen- komst.
De aangegeven procedure is van toepassing op paritaire functieclassificaties ingevoerd na datum van de inwerkingtreding van deze collectieve arbeids- overeenkomst.
De toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst geldt voor alle ondernemingen, binnen het toepassingsgebied van deze collectieve arbeids- overeenkomst, die na bedrijfsintern overleg unaniem beslissen een paritaire functieclassificatie in te voeren onder één van de vormen voorzien binnen deze collectieve arbeidsovereenkomst.
Artikel 2 - Voorwerp
Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten in uitvoering van punt
2.4. van het nationaal akkoord 2001-2002 van 23 april 2001, geregistreerd onder het nummer 57347/CO/111 (bericht verschenen in het Belgisch Staatsblad van 23 juni 2001).
Artikel 3 - Algemeen verbindend verklaring
Ondertekenende partijen vragen dat deze collectieve arbeidsovereenkomst bij koninklijk besluit algemeen verbindend wordt verklaard.
Verloning
111-1
HOOFDSTUK II. - SAMENSTELLING VAN DE COMMISSIES
Artikel 4 - Paritaire Technische Commissie
De Paritair Technische Commissie wordt samengesteld uit één deskundige vertegenwoordiger van de werkgeversvertegenwoordiging in het paritair comité en één deskundige vertegenwoordiger per in het paritair comité vertegen- woordigde werknemersorganisatie.
Hun mandaat is van onbepaalde duur.
De deskundige vertegenwoordiger van elke organisatie wordt aangeduid of vervangen door een beslissing van het paritair comité.
Artikel 5 - Externe waarderingscommissie
Een externe waarderingscommissie wordt samengesteld uit de leden van het Paritaire Technische Commissie, van wie de organisatie vertegenwoordigd is in de onderneming, en/of uit door de Paritaire Technische Commissie aan- geduide deskundigen.
Artikel 6 - Interne waarderingscommissie met externe systeembewaking Een interne waarderingscommissie met externe systeembewaking wordt op ondernemingsvlak samengesteld uit de leden van de interne commissie, bedoeld in artikel 7, aangevuld met externe deskundigen aangeduid door de Paritaire Technische Commissie.
Artikel 7 - Interne commissie
Een interne commissie wordt op ondernemingsvlak samengesteld uit werk- geversvertegenwoordigers en werknemersvertegenwoordigers, maar beperkt tot één vertegenwoordiger per werknemersorganisatie vertegenwoordigd binnen de onderneming. Het aantal werkgeververtegenwoordigers kan het aantal werknemersvertegenwoordigers niet overstijgen.
In functie van de toegewezen bevoegdheden van de commissie kunnen tijdelijk en in functie van de werkzaamheden van de commissie interne of externe deskundigen, voor de technische ondersteuning van de werkzaamheden, aangeduid worden.
HOOFDSTUK III. - OPDRACHTEN VAN DE COMMISSIES
Artikel 8 - Paritaire Technische Commissie
§ 1. De Paritaire Technische Commissie stelt de minimumvoorschriften op voor het opstellen van de huishoudelijke reglementen van de commissies, bedoeld in de artikelen 5, 6 en 7 en volgt ze op.
De door de paritaire Technische Commissie opgestelde minimumvoorschriften worden ter goedkeuring aan het paritair comité voorgelegd.
A. Basiselementen voor de opstelling van huishoudelijke reglementen
De minimumvoorschriften voor huishoudelijke reglementen, opgesteld door de Paritaire Technische Commissie, moeten alleszins onderstaande basiselementen bevatten:
• een deontologische code met betrekking tot de werking van de betrokken commissie;
• de taken en bevoegdheden inzake de voorbereidingsfase van het clas- sificatiedossier;
• de taken en bevoegdheden inzake de waardering van de functies;
• de beroepen met betrekking tot de functieclassificatie;
• het onderhoud van de functieclassificatie.
B. Wijziging van de minimumvoorschriften voor huishoudelijke reglementen De Paritaire Technische Commissie kan steeds op basis van actuele situaties de minimumvoorschriften voor de huishoudelijke reglementen wijzigen.
De gewijzigde minimumvoorschriften van huishoudelijk reglementen heb- ben slechts kracht van uitwerking na goedkeuring door het paritair comité. Bij wijziging van de minimumvoorschriften van de huishoudelijke regle- menten heeft de Paritaire Technische Commissie de opdracht om alle betrokken ondernemingen op de hoogte te stellen van de wijzigingen en de datum van invoering ervan.
C. Invoering van een huishoudelijk reglement
Na beslissing tot een paritaire functieclassificatie, conform artikel 1, moet de Paritaire Technische Commissie op de hoogte gesteld worden van de unaniem goedgekeurde huishoudelijke reglementen.
Hiertoe worden deze door alle in de commissie vertegenwoordigde partijen ondertekend verstuurd aan de voorzitter van het paritair comité die ze onverwijld overmaakt aan de Paritaire Technische Commissie.
Verloning
Verloning
111-2 111-3
Tegelijkertijd wordt een copie ervan verstuurd aan alle in de Paritaire Technische Commissie vertegenwoordigde organisaties.
De Paritaire Techische Commissie zal de conformiteit van de huishoudelijke reglementen met de minimumvoorschriften nagaan.
Binnen de vier weken na ontvangst van het reglement deelt de Paritaire Technische Commissie haar standpunt schriftelijk en gemotiveerd mee aan de betrokken commissie.
§ 2. Betwistingen en hoger beroep
De Paritaire Technische Commissie behandelt hogere beroepen en betwistin- gen binnen het kader van de huidige collectieve arbeidsovereenkomst.
De Paritaire Technische Commissie kan steeds door de meeste gerede partij gevraagd worden om bij betwistingen of in het kader van een hoger beroep in de uitvoering van een paritaire functieclassificatie uitspraak te doen.
In deze gevallen is de uitspraak van de Paritaire Technische Commissie bindend.
Bij betwisting of hoger beroep, zal de Paritaire Technische Commissie steeds uitspraak doen binnen de gangbare AGORIA-classificatie, meer bepaald bin- nen de 11 AGORIA-klassen "arbeiders".
Bij betwisting of hoger beroep dient volgende informatie overgemaakt te worden aan de voorzitter van het paritair comité die ze onverwijld overmaakt aan de Paritaire Technische Commissie:
• de betwiste functie(s) of in hoger beroep te behandelen functie(s);
• een functiebeschrijving voor zover alle partijen zich akkoord verklaren omtrent de inhoud en de geschilpunten;
• de verschillende technische argumenten ter toelichting van de standpunten;
• een overzicht van de bestaande functiehiërarchie en klassenindeling in de betrokken onderneming.
Tegelijkertijd wordt een kopie ervan verstuurd aan alle in de Paritaire Technische Commissie vertegenwoordigde organisaties.
De Paritaire Technische Commissie houdt zich echter het recht voor om bijko- mende toelichtingen op te vragen of de werkposten ter plaatse te observeren indien noodzakelijk voor de uitspraak.
Na ontvangst van alle noodzakelijke elementen worden de betrokken partijen op de hoogte gebracht van de startdatum voor behandeling van de betwisting of het hoger beroep, en dit binnen de 14 kalenderdagen na ontvangstdatum van de schriftelijke aanvraag tot behandeling.
Binnen de drie maanden na mededeling van de startdatum doet de Paritaire Technische Commissie uitspraak.
De uitspraak, ondertekend door de leden van de Paritaire Technische Commissie, wordt schriftelijk overgemaakt aan de betrokken partijen.
§ 3. Opdrachten op vraag van het paritair comité
Het paritair comité kan steeds opdrachten met betrekking tot technische materies doorgeven aan de Paritaire Technische Commissie.
De Paritaire Technische Commissie zal bij ontvangst van de opdracht een stappenplan of planning voor de uitwerking van de opdracht overmaken aan het paritair comité. Na goedkeuring van het stappenplan of planning zal de Paritaire Technische Commissie de werkzaamheden aanvatten.
De Paritaire Technische Commissie zal in dergelijke gevallen op regelmatige tijdstippen rapporteren aan het paritair comité.
§ 4. Aanduiding deskundigen
De Paritaire Technische Commissie duidt de deskundigen aan voor externe vertegenwoordiging in de commissies bedoeld in artikels 5 en 6.
§ 5. Opstellen van een huishoudelijk reglement
De Paritaire Technische Commissie stelt een eigen huishoudelijk reglement ter uitvoering van haar opdrachten op.
Artikel 9 - Externe waarderingscommissie
De externe waarderingscommissie heeft de opdracht om aangeboden functies te onderzoeken en te waarderen volgens de overeengekomen methode binnen de Paritaire Technische Commissie. Zij deelt het resultaat mee onder de vorm van een functiehiërarchie binnen de 11 AGORIA-klassen.
De externe waarderingscommissie voert haar opdrachten uit volgens een huishoudelijk reglement in overeenstemming met artikel 8, § 1, C.
Artikel 10 - Interne waarderingscommissie met externe systeembewaking
De interne waarderingscommissie met externe systeembewaking heeft de opdracht om aangeboden functies te onderzoeken en te waarderen.
De externe toegevoegde deskundigen hebben de opdracht op te treden als systeembewaker om iedere non-conforme toepassing van het systeem te vermijden.
Verloning
Verloning
111-4 111-5
De interne waarderingscommissie met externe systeembewaking voert haar opdrachten uit volgens een huishoudelijk reglement in overeenstemming met artikel 8, § 1, C.
Artikel 11 - Interne commissie
De interne commissie heeft de opdracht om het functieclassificatieproces te bewaken op uniformiteit en te sturen. Zij staan ook in voor de behandeling en goedkeuring van de functiebeschrijvingen volgens het, op bedrijfsvlak, overeengekomen systeem.
De interne commissie voert haar opdrachten uit volgens een huishoudelijk reglement in overeenstemming met artikel 8, § 1, C.
HOOFDSTUK IV. - DUUR
Artikel 12 - Duur
Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt met ingang van 16 september 2002 gesloten voor onbepaalde duur. Zij kan door één van de partijen opge- zegd worden mits een opzegging van zes maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw.
Verloning
111-6
112 Indexkoppeling
C.A.O. 16/06/1997 |
Registratiedatum: 19/09/1997 Registratienummer: 45241/CO/111.01.02 Publicatie registratie in B.S.: 09/12/1997 |
1. Inhoud: Koppeling van de lonen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen. Sedert 1994 is de afgeslankte gezondheidsindex van kracht. Aanpassing van de lonen gebeurt vanaf 1999 telkens op 1 juli door het indexcijfer van de maand juni voorafgaand aan de aanpassing te stellen tegenover het indexcijfer van juni van het voorgaande jaar. Voor indexaan- passing van 1999 zie ook nationaal akkoord punt 5.2. > zie rubriek 700. Voor het overgangsjaar 1997 gebeurde de aanpassing op 1 mei door het indexcijfer van de maand april 1997 te plaatsen tegenover het laatste spilindexcijfer van de sector: index april 1997 121,65 / spilindex 119,35 = 101,93= +1,93%. Voor het jaar 1998 gebeurt de aanpassing op 1 juli door het indexcijfer van de maand juni 1998 te plaatsen tegenover het indexcijfer van de maand april 1997. Voor de meest recente indexcijfers zie rubriek 820. |
2. Vervanging van C.A.O.'s: C.A.O. 15/01/1974 en 20/02/1989 |
3. Duurtijd: Vanaf 1 mei 1997 voor onbepaalde duur |
Collectieve arbeidsovereenkomst van 16 juni 1997.
KOPPELING VAN DE LONEN AAN HET INDEXCIJFER VAN DE CONSUMPTIEPRIJZEN
Artikel 1
Onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werk- gevers, werklieden en werksters van de ondernemingen welke onder het Paritair Comité van de metaal-, machine- en elektrische bouw ressorteren, met uitzondering van de ondernemingen welke bruggen en metalen gebinten monteren.
Artikel 2
De minimumuurlonen alsook de effectieve en baremieke lonen van toepassing in de ondernemingen zijn gekoppeld aan het indexcijfer van de consumptie- prijzen, zoals maandelijks vastgesteld door het Ministerie van Economische Zaken en bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
Alle indexberekeningen, vereist voor de toepassing van onderhavige over- eenkomst, worden uitgevoerd rekening houdend met de derde decimaal en afgerond tot op het honderdste, het halve honderdste wordt tot het hogere honderdste afgerond.
Artikel 3
Op 1 mei 1997 worden de lonen, zoals omschreven in artikel 2, aangepast aan de index. De aanpassing wordt berekend door het indexcijfer van de maand april 1997 (121,65) te plaatsen tegenover het spilindexcijfer 119,35 zoals dit van toepassing was in uitvoering van de collectieve arbeidsovereenkomst van 15 januari 1974, inzake koppeling van de lonen aan het prijsindexcijfer bij con- sumptie, gewijzigd bij collectieve arbeidsovereenkomst van 20 februari 1989.
De berekening voor de indexaanpassing van 1 mei 1997 geeft het volgende resultaat: 121,65 / 119,35 x 100 = 101,93%. De lonen worden derhalve aan-
gepast met 1,93%.
Verloning
112-1
Op 1 juli 1998 worden de lonen, zoals omschreven in artikel 2, aangepast aan de index. De aanpassing wordt berekend door het indexcijfer van de maand juni 1998 te plaatsen tegenover het indexcijfer van de maand april 1997.
Artikel 4
Daarna en voor een eerste maal in 1999 worden de lonen, zoals omschreven in artikel 2, ieder jaar aangepast aan de index op datum van 1 juli. Deze aan- passing wordt berekend door het indexcijfer van de maand juni voorafgaand aan de aan-passing te plaatsen tegenover het indexcijfer van de maand juni van het voorafgaande jaar.
Artikel 5
Onderhavige collectieve overeenkomst wordt van kracht op 1 mei 1997. Zij ver- nietigt en vervangt, vanaf dezelfde datum, de collectieve arbeidsovereenkomst van 15 januari 1974, inzake koppeling van de lonen aan het prijsindexcijfer bij consumptie, gewijzigd bij collectieve arbeidsovereenkomst van 20 februari 1989.
Zij wordt voor een onbepaalde duur aangegaan en kan worden opgezegd, mits een vooropzeggingstermijn van één maand wordt in acht genomen.
Verloning
112-2
113 Statuut jonge arbeiders
C.A.O. 11/07/2011 K.B. 27/12/2012 B.S. 26/02/2013 |
1. Inhoud: Afschaffing loondegressiviteit voor jonge arbeiders van minder dan 21 jaar. |
2. Vervanging/verlenging van C.A.O.’s: C.A.O. 13/05/71 Registratiedatum: 26/05/71 Registratienummer: 632/CO/111 Publicatie registratie in het B.S.: 20/10/71 |
3. Duurtijd: Vanaf 1 januari 2012 voor onbepaalde duur. |
Collectieve arbeidsovereenkomst van 11 juli 2011
STATUUT JONGE ARBEIDERS VAN MINDER DAN 21 JAAR AFSCHAFFING VAN DE DEGRESSIVITEIT VAN TOEPASSING OP DE LONEN VAN DE JONGE ARBEIDERS
Artikel 1
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en werklieden van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw, met uitsluiting van de onder- nemingen welke bruggen en metalen gebinten monteren.
Onder "werklieden" wordt verstaan: de werklieden en de werksters.
In uitvoering van de collectieve arbeidsovereenkomst van 11 juli 2011 hou- dende het nationaal akkoord 2011-2012 en meer bepaald van artikel 5, wordt onderstaande collectieve arbeidsovereenkomst gesloten.
Artikel 2
Deze collectieve arbeidsovereenkomst heft de bepalingen op van de collec- tieve arbeidsovereenkomst van 13 mei 1971 geregistreerd onder het nummer 632/CO/111 inzake het statuut van de jonge arbeiders van minder dan 21 jaar vanaf 1 januari 2012.
Artikel 3
Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2012 en wordt gesloten voor een onbepaalde duur.
Zij kan door elk van de partijen worden opgezegd met een opzeggingstermijn van zes maanden betekend bij een ter post aangetekende brief aan de voorzit- ter van het paritair comité en aan elk van de ondertekenende partijen.
Verloning
113-1
114 Gelijke beloning mannen/vrouwen
C.A.O. 14/02/1977 |
Registratiedatum: Registratienummer: 4392/CO/111 Publicatie registratie in B.S.: 05/07/1977 |
1. Inhoud: Gelijke beloning voor mannen en vrouwen • alle loonvormingselementen • toegang tot functies & niveaus • functieclassificatiesystemen |
2. Vervanging van C.A.O.'s: |
3. Duurtijd: Vanaf 14 februari 1977 voor onbepaalde duur. |
Collectieve arbeidsovereenkomst van 14 februari 1977.
GELIJKE BELONING VOOR MANNEN EN VROUWEN
Overwegende dat de C.A.O. nr. 25, afgesloten in de N.A.R. op 15 oktober 1975 bekrachtigd bij K.B. van 9 december 1975 een aantal dwingende bepalingen voorziet omtrent de toepassing van het principe van de gelijkheid in beloning tussen mannen en vrouwen voor gelijke arbeid of voor arbeid van gelijke waarde;
Overwegende dat art. 6 van de C.A.O. van 9 januari 1976 afgesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw, een inven- taris voorziet van de bestaande toepassingsmoeilijkheden met het oog op het bereiken van oplossingen terzake;
Hebben partijen besloten als volgt:
Artikel 1
Onderhavige overeenkomst is van toepassing op de werkgevers en de werkne- mers van de ondernemingen die onder de bevoegdheid vallen van het Nationaal Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw.
Artikel 2
De gelijke beloning voor mannelijke en voor vrouwelijke werknemers voor gelijke arbeid of voor arbeid van gelijke waarde moet op de verschillende niveaus van de loonvorming voor alle elementen en voorwaarden van het loon worden verzekerd.
Artikel 3
Het begrip beloning moet worden opgevat in zijn ruimste betekenis en in geen enkel element van deze bezoldiging mag enig onderscheid naar kunne schuilen.
De beloning zal derhalve omvatten:
- het loon in geld;
- de eventuele voordelen in geld waarop de werknemer recht heeft.
Verloning
114-1
Artikel 4
In geen geval mogen de systemen van functiewaardering tot discriminatie leiden:
• noch door keuze van criteria (rekening houdend met alle elementen die de inhoud van de functie bepalen);
• noch door de weging van die criteria;
• noch door het systeem van omzetting van de functiepunten in loonpunten.
Artikel 5
Op het niveau van de vorming van het loon, mogen geen voor mannen en vrouwen verschillende barema's, aanwervingslonen of classificatiesystemen meer bestaan.
Artikel 6
Zonder vooruit te lopen op de beslissingen van de N.A.R. omtrent de uitvoering van de richtlijn van 9 februari van de EEG, menen de ondertekenende partijen dat de toepassing van C.A.O. nr. 25 zou bevorderd worden door:
• het verlenen van vrije toegang tot alle functies en alle hiërarchische niveaus;
• het openstellen voor iedere werknemer van elke vorm van opleiding, bij- scholing, herscholing of omscholing die in de schoot van het bedrijf geor- ganiseerd is of wordt.
Artikel 7
De werkgevers en de syndicale delegatie zullen mekaar op het onderne- mingsvlak ontmoeten met het oog op de concrete toepassing van deze C.A.O.
Artikel 8
Onderhavige overeenkomst ingaande op 14 februari 1977, wordt voor onbe- paalde duur gesloten.
Zij kan worden opgezegd door één der partijen mits zes maanden op voorhand opzegging, betekend per aangetekend schrijven, gericht aan de voorzitter van het Nationaal Paritair Comité van de metaal-, machine en elektrische bouw.
Verloning
114-2
115 Vergoedingen voor leerlingen
K.B. 11/06/1986 B.S. 02/07/1986 |
1. Inhoud: Vaststelling van de vergoeding van industrieel leerlingen als een % van het gewaarborgd minimumloon van de sector: 16 jaar 65% 17 jaar 77% 18 jaar 90% Sedert 1/9/94 werden de nationale vergoedingen van de leerlingen aange- past met de loonsverhogingen voorzien in de nationale akkoorden. In de praktijk worden de leerlingen vergoed aan het hogervermelde % berekend op basis van de gewestelijke minimumlonen. |
2. Vervanging van C.A.O.'s: |
3. Duurtijd: Vanaf 1 september 1985 voor onbepaalde duur. |
Koninklijk Besluit van 11 juni 1986.
TOT VASTSTELLING VAN DE BEREKENINGSWIJZE VAN DE VERGOEDING VERSCHULDIGD AAN DE LEERLINGEN IN DE ONDERNEMINGEN DIE TOT HET RESSORT VAN HET PARITAIR COMITÉ VOOR DE METAAL-, MACHINE- EN ELEKTRISCHE BOUW BEHOREN
Artikel 1
Dit besluit is van toepassing op de patroons en op de leerlingen die in toepas- sing van de wet van 19 juli 1983 op het leerlingwezen voor beroepen uitgeoe- fend door arbeiders in loondienst een leerovereenkomst hebben gesloten in de onder-nemingen die onder de bevoegdheid vallen van het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw met uitzondering van de ondernemingen welke bruggen en metalen gebinten monteren.
Artikel 2
De in artikel 1 bedoelde leerling heeft recht op een vergoeding overeenstem- mend met een percentage van het gewaarborgd minimumloon zoals vastge- steld voor de sector van de metaal-, machine- en elektrische bouw door de collectieve arbeidsover-eenkomst van 5 juli 1979.
Dit percentage evolueert met de leeftijd en is gelijk aan:
a. 65 % zodra de leerling de leeftijd van 16 jaar bereikt;
b. 77 % zodra de leerling de leeftijd van 17 jaar bereikt;
c. 90 % wanneer de leerling 18 jaar en meer is.
Artikel 3
De vergoeding in artikel 2 wordt uitgekeerd voor alle uren doorgebracht als leertijd in de onderneming.
Artikel 4
De leertijd in de onderneming mag nooit meer bedragen dan de helft van de gemiddelde wekelijkse conventionele arbeidsduur berekend op jaarbasis zoals toepasselijk in de onderneming.
Verloning
115-1
Artikel 5
Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 september 1985.
Artikel 6
Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Verloning
115-2
120 Gewaarborgd minimumloon
C.A.O. 02/07/2018 K.B. 04/11/2018 B.S. 22/11/2018 |
1. Inhoud: Vaststelling sectoraal gewaarborgd minimumloon vanaf 01/07/2018 |
2. Vervanging/verlenging van C.A.O.’s: C.A.O. 16/11/2015 K.B. 08/01/2017 B.S. 21/02/2017 |
3. Duurtijd: Vanaf 1 juli 2018 voor onbepaalde duur. |
Collectieve arbeidsovereenkomst van 2 juli 0000
XXXXXXXXXXX MINIMUMLOON
Preambule
In het kader van de strijd tegen sociale dumping en oneerlijke concurrentie, hebben de sociale gesprekspartners die lid zijn van het Paritair comité van de metaal-, machine- en elektrische bouw beslist om collectieve arbeidsover- eenkomsten met bindende kracht af te sluiten bij elke nieuwe indexering, aanpassing of verhoging van de sectorale lonen. In toepassing van artikel 5 van de wet van 5 maart 2002 tot omzetting van de richtlijn 96/71 met betrek- king tot de detachering van werknemers in België, moeten zo de bepalingen in deze overeenkomst, die algemeen verbindend is verklaard door de Koning, nageleefd worden door de werkgever die in België een gedetacheerde werk- nemer tewerkstelt.
De partijen bij deze overeenkomst bevestigen dat deze werkwijze geen nade- lige gevolgen heeft voor het principe van de automatische loonindexering zoals bepaald in de Collectieve Arbeidsovereenkomst van 16 juni 1997 (45241/ CO/111.01.02).
Artikel 1
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de arbeiders van de ondernemingen welke ressorteren onder het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw, met uitzondering van de ondernemingen welke bruggen en metalen gebinten monteren.
Onder “arbeiders” wordt verstaan de mannelijke en vrouwelijke arbeiders
Artikel 2
Met ingang van 1 juli 2018 wordt aan alle werklieden die een normaal ren- dement bereiken, een bruto maandloon van € 1 964,56 rendementspremies inbegrepen, gewaarborgd in de vorm van een daarmee gelijkwaardig uurloon van € 11,9305 bruto per uur (basis 38 uren per week), voor de prestaties voorzien in het arbeidsreglement van de onderneming.
Verloning
120-1
Deze verhoging is een gevolg van indexering met 1,44% op 1 juli 2018 zoals bepaald in artikel 3 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 17 oktober 2016 betreffende het gewaarborgd minimumloon (registratienummer 136304/ CO/111).
Artikel 3
De bedragen voorzien in deze collectieve arbeidsovereenkomst zijn gekop- peld aan het viermaandelijks gemiddelde van de gezondheidsindex van juni 2018 (104,76).
Artikel 4
Het toekennen van het bedoeld uurloon mag geen invloed hebben op de bestaande minima op regionaal of provinciaal vlak en mag geen algemene verschuiving teweegbrengen noch van de ondernemingsbarema’s, noch van de effectieve lonen die al de voornoemde bedragen bereiken.
Artikel 5 - Duur
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 juli 2018 en wordt gesloten voor onbepaalde duur.
Ze vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 3 juli 2017 betreffende het gewaarborgd minimumloon (registratienummer 140797/CO/111).
Zij kan door een van de partijen worden opgezegd met een opzegging van 3 maanden betekend bij een ter post aangetekende brief gericht aan de voorzitter van het paritair comité en aan elk van de ondertekenende partijen.
Verloning
120-2
120 a Lonen vanaf 01/07/2018
C.A.O. 02/07/2018 K.B. 04/11/2018 B.S. 19/11/2018 |
1. Inhoud: Lonen vanaf 01/07/2018 |
2. Vervanging/verlenging van C.A.O.’s: C.A.O. 01/07/2017 K.B. 23/02/2018 B.S. 06/03/2018 |
3. Duurtijd: Vanaf 1 juli 2018 voor onbepaalde duur. |
Collectieve arbeidsovereenkomst van 2 juli 2018
LONEN VANAF 1 JULI 2018
Preambule
In het kader van de strijd tegen sociale dumping en oneerlijke concurrentie, hebben de sociale gesprekspartners die lid zijn van het Paritair comité van de metaal-, machine- en elektrische bouw beslist om collectieve arbeidsover- eenkomsten met bindende kracht af te sluiten bij elke nieuwe indexering, aanpassing of verhoging van de sectorale lonen. In toepassing van artikel 5 van de wet van 5 maart 2002 tot omzetting van de richtlijn 96/71 met betrek- king tot de detachering van werknemers in België, moeten zo de bepalingen in deze overeenkomst, die algemeen verbindend is verklaard door de Koning, nageleefd worden door de werkgever die in België een gedetacheerde werk- nemer tewerkstelt.
De partijen bij deze overeenkomst bevestigen dat deze werkwijze geen nade- lige gevolgen heeft voor het principe van de automatische loonindexering zoals bepaald in de Collectieve Arbeidsovereenkomst van 16 juni 1997 (45241/ CO/111.01.02).
Artikel 1
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de arbeiders van de ondernemingen welke ressorteren onder het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw, met uitzondering van de ondernemingen welke bruggen en metalen gebinten monteren.
Onder “arbeiders” wordt verstaan de mannelijke en vrouwelijke arbeiders
Artikel 2
Op 1 juli 2018 worden alle nationale, provinciale en regionale minimumuurlonen geïndexeerd met 1,44% (basis 38 uren per week).
De in deze zin aangepaste provinciale en regionale minimumuurlonen zijn als bijlage aan deze arbeidsovereenkomst terug te vinden.
Xxxxxxxxx
000x-0
Xxxxxxx | 11,9485 € |
Namen | 12,0993 € |
Oost-Vlaanderen | |
Klasse 1 | 12,6803 € |
Klasse 2 | 12,9529 € |
Klasse 3 | 13,1161 € |
Klasse 4 | 13,3341 € |
Klasse 5 | 13,5522 € |
Klasse 6 | 13,8787 € |
Klasse 7 | 14,2057 € |
Klasse 8 | 14,6420 € |
Klasse 9 | 14,9679 € |
Klasse 10 | 15,3499 € |
Klasse 11 | 15,7303 € |
West-Vlaanderen | |
Klasse 1 | 12,6252 € |
Klasse 2 | 12,8967 € |
Klasse 3 | 13,0588 € |
Klasse 4 | 13,2755 € |
Klasse 5 | 13,4930 € |
Klasse 6 | 13,8185 € |
Klasse 7 | 14,1435 € |
Klasse 8 | 14,5770 € |
Klasse 9 | 14,9016 € |
Klasse 10 | 15,2819 € |
Klasse 11 | 15,6616 € |
Voor wat betreft de toepassing van de provinciale en regionale minimumuur- lonen en de provinciale en regionale collectieve arbeidsovereenkomsten geldt het criterium van de plaats van tewerkstelling en uitvoering van de arbeids- overeenkomst voor zover de exploitatiezetel een technische bedrijfseenheid is en geen werf.
Artikel 3
Het basisuurloon dat dient voor de berekening van de vergoedingen van indu- striële leerlingen wordt eveneens geïndexeerd met 1,44% en bedraagt vanaf 1 juli 2018 € 11,5427 bruto.
Artikel 4
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 juli 2018 en wordt gesloten voor onbepaalde duur.
Ze vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 3 juli 2017 betreffende de lonen vanaf 1 juli 2017 (registratienummer 140798/CO/111).
Zij kan door een van de partijen worden opgezegd met een opzegging van 3 maanden betekend bij een ter post aangetekende brief gericht aan de voorzitter van het paritair comité en aan elk van de ondertekenende partijen.
Bijlage
Nationaal | 11,9305 € |
Antwerpen | 12,5202 € |
Brabant | 11,9300 € |
Charleroi-Centrum-Henegouwen-Bergen | |
De eerste zes maanden | 12,0995 € |
Vanaf 6 maanden | 12,4891 € |
Luik & Luxemburg | |
De eerste zes maanden | 12,0995 € |
Vanaf 6 maanden | 12,4891 € |
Bestaanszekerheid
Verloning
Verloning
120a-2 120a-3
120 b Lonen vanaf 01/07/2019
C.A.O. 05/07/2019 K.B. 03/12/2019 B.S. 19/12/2019 |
1. Inhoud: Lonen vanaf 01/07/2019 |
2. Vervanging/verlenging van C.A.O.’s: C.A.O. 03/07/2018 K.B. 04/11/2018 B.S. 19/11/2018 |
3. Duurtijd: Vanaf 1 juli 2019 voor onbepaalde duur. |
Collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2019
LONEN VANAF 1 JULI 2019
Preambule
In het kader van de strijd tegen sociale dumping en oneerlijke concurrentie, hebben de sociale gesprekspartners die lid zijn van het Paritair comité van de metaal-, machine- en elektrische bouw beslist om collectieve arbeidsover- eenkomsten met bindende kracht af te sluiten bij elke nieuwe indexering, aanpassing of verhoging van de sectorale lonen.
In toepassing van artikel 5 van de wet van 5 maart 2002 tot omzetting van de richtlijn 96/71 met betrekking tot de detachering van werknemers in België, moeten zo de bepalingen in deze overeenkomst, die algemeen verbindend is verklaard door de Koning, nageleefd worden door de werkgever die in België een gedetacheerde werknemer tewerkstelt.
De partijen bij deze overeenkomst bevestigen dat deze werkwijze geen nade- lige gevolgen heeft voor het principe van de automatische loonindexering zoals bepaald in de Collectieve Arbeidsovereenkomst van 16 juni 1997 (45241/ CO/111.01.02).
Artikel 1 - Toepassingsgebied
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de arbeiders van de ondernemingen welke ressorteren onder het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw, met uitzondering van de ondernemingen welke bruggen en metalen gebinten monteren.
Artikel 2 - Indexering en verhoging
Op 1 juli 2019 worden alle nationale, provinciale en regionale minimumuurlonen geïndexeerd met 1,95 % en vervolgens verhoogd met 1,1%.
De in deze zin aangepaste provinciale en regionale minimumuurlonen zijn als bijlage aan deze arbeidsovereenkomst terug te vinden.
Voor wat betreft de toepassing van de provinciale en regionale minimumuur- lonen en de provinciale en regionale collectieve arbeidsovereenkomsten geldt
Verloning
120b-1
Oost-Vlaanderen | |
Klasse 1 | 13,0698 € |
Klasse 2 | 13,3508 € |
Klasse 3 | 13,5190 € |
Klasse 4 | 13,7436 € |
Klasse 5 | 13,9685 € |
Klasse 6 | 14,3049 € |
Klasse 7 | 14,6420 € |
Klasse 8 | 15,0917 € |
Klasse 9 | 15,4277 € |
Klasse 10 | 15,8213 € |
Klasse 11 | 16,2134 € |
West-Vlaanderen | |
Klasse 1 | 13,0130 € |
Klasse 2 | 13,2928 € |
Klasse 3 | 13,4598 € |
Klasse 4 | 13,6833 € |
Klasse 5 | 13,9074 € |
Klasse 6 | 14,2430 € |
Klasse 7 | 14,5779 € |
Klasse 8 | 15,0248 € |
Klasse 9 | 15,3593 € |
Klasse 10 | 15,7513 € |
Klasse 11 | 16,1426 € |
het criterium van de plaats van tewerkstelling en uitvoering van de arbeids- overeenkomst voor zover de exploitatiezetel een technische bedrijfseenheid is en geen werf.
Artikel 3 - Duur
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 juli 2019 en wordt gesloten voor onbepaalde duur.
Ze vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 3 juli 2018 betreffende de lonen vanaf 2 juli 2018 (registratienummer 147258/CO/111).
Zij kan door een van de partijen worden opgezegd met een opzegging van 6 maanden betekend bij een ter post aangetekende brief gericht aan de voorzitter van het paritair comité en aan elk van de ondertekenende partijen.
Bijlage
Nationaal | 12,2969 € |
Antwerpen | 12,9047 € |
Brabant | 12,2900 € |
Charleroi-Centrum-Henegouwen-Bergen | |
De eerste zes maanden | 12,4711 € |
Vanaf 6 maanden | 12,8727 € |
Luik & Luxemburg | |
De eerste zes maanden | 12,4711 € |
Vanaf 6 maanden | 12,8727 € |
Xxxxxxx | 00,0000 € |
Namen | 12,4709 € |
Verloning
Verloning
120b-2 120b-3
120 c Lonen vanaf 01/07/2020
C.A.O. 06/07/2020 K.B. 13/12/2020 B.S. 27/01/2021 |
1. Inhoud: Lonen vanaf 01/07/2020 |
2. Vervanging/verlenging van C.A.O.’s: C.A.O. 05/07/2019 K.B. 03/12/2019 B.S. 19/12/2019 |
3. Duurtijd: Vanaf 1 juli 2020 voor onbepaalde duur. |
Collectieve arbeidsovereenkomst van 6 juli 2020
LONEN VANAF 1 JULI 2020
Preambule
In het kader van de strijd tegen sociale dumping en oneerlijke concurrentie, hebben de sociale gesprekspartners die lid zijn van het Paritair comité van de metaal-, machine- en elektrische bouw beslist om collectieve arbeidsover- eenkomsten met bindende kracht af te sluiten bij elke nieuwe indexering, aanpassing of verhoging van de sectorale lonen.
In toepassing van artikel 5 van de wet van 5 maart 2002 tot omzetting van de richtlijn 96/71 met betrekking tot de detachering van werknemers in België, moeten zo de bepalingen in deze overeenkomst, die algemeen verbindend is verklaard door de Koning, nageleefd worden door de werkgever die in België een gedetacheerde werknemer tewerkstelt.
De partijen bij deze overeenkomst bevestigen dat deze werkwijze geen nade- lige gevolgen heeft voor het principe van de automatische loonindexering zoals bepaald in de Collectieve Arbeidsovereenkomst van 16 juni 1997 (45241/ CO/111.01.02).
Artikel 1 - Toepassingsgebied
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de arbeiders van de ondernemingen welke ressorteren onder het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw, met uitzondering van de ondernemingen welke bruggen en metalen gebinten monteren.
Artikel 2 - Indexering
Op 1 juli 2020 worden alle nationale, provinciale en regionale minimumuur- lonen geïndexeerd met 1,01 %.
De in deze zin aangepaste provinciale en regionale minimumuurlonen zijn als bijlage aan deze arbeidsovereenkomst terug te vinden.
Voor wat betreft de toepassing van de provinciale en regionale minimumuur- lonen en de provinciale en regionale collectieve arbeidsovereenkomsten geldt
Verloning
120c-1
Oost-Vlaanderen | |
Klasse 1 | 13,2018 € |
Klasse 2 | 13,4856 € |
Klasse 3 | 13,6555 € |
Klasse 4 | 13,8824 € |
Klasse 5 | 14,1096 € |
Klasse 6 | 14,4494 € |
Klasse 7 | 14,7899 € |
Klasse 8 | 15,2441 € |
Klasse 9 | 15,5835 € |
Klasse 10 | 15,9811 € |
Klasse 11 | 16,3772 € |
West-Vlaanderen | |
Klasse 1 | 13,1444 € |
Klasse 2 | 13,4271 € |
Klasse 3 | 13,5957 € |
Klasse 4 | 13,8215 € |
Klasse 5 | 14,0479 € |
Klasse 6 | 14,3869 € |
Klasse 7 | 14,7251 € |
Klasse 8 | 15,1766 € |
Klasse 9 | 15,5144 € |
Klasse 10 | 15,9104 € |
Klasse 11 | 16,3056 € |
het criterium van de plaats van tewerkstelling en uitvoering van de arbeids- overeenkomst voor zover de exploitatiezetel een technische bedrijfseenheid is en geen werf.
Artikel 3 -Duur
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 juli 2020 en wordt gesloten voor onbepaalde duur.
Ze vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2019 betreffende de lonen vanaf 1 juli 2019 (registratienummer 152957 /CO/111).
Zij kan door een van de partijen worden opgezegd met een opzegging van 6 maanden betekend bij een ter post aangetekende brief gericht aan de voorzitter van het paritair comité en aan elk van de ondertekenende partijen.
Bijlage
Nationaal | 12,4211 € |
Antwerpen | 13,0350 € |
Brabant | 12,4211 € |
Charleroi-Centrum-Henegouwen-Bergen | |
De eerste zes maanden | 12,5971 € |
Vanaf 6 maanden | 13,0027 € |
Luik & Luxemburg | |
De eerste zes maanden | 12,5971 € |
Vanaf 6 maanden | 13,0027 € |
Xxxxxxx | 00,0000 € |
Namen | 12,5969 € |
Verloning
Verloning
120c-2 120c-3
151 a Vervoerskosten - algemeen
C.A.O. 16/12/2019 K.B. 23/11/2020 B.S. 13/01/2021 |
1. Inhoud (gecoördineerd) Tegemoetkoming van de werkgever in de reisweg van en naar het werk ook in geval de verplaatsing voor een deel of helemaal met de fiets gebeurt (fietsvergoeding). Voor de verplaatsing met het openbaar vervoer wordt de NAR CAO 19/9. Voor de meest recente tabel zie 830.01 |
2. Vervanging/verlenging van C.A.O.’s: C.A.O. 19/10/2015 K.B. 15/07/2016 B.S. 22/08/2016 |
3. Duurtijd: Vanaf 1 januari 2020 voor onbepaalde duur. |
Collectieve arbeidsovereenkomst van 16 december 2019
TUSSENKOMST VAN DE WERKGEVER IN DE VERVOERSKOSTEN
Artikel 1 - Toepassingsgebied
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de arbeiders van de ondernemingen welke ressorteren onder het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw, met uitzondering van de ondernemingen welke bruggen en metalen gebinten monteren.
Artikel 2 - Vervanging
Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereen- komst van 19 oktober 2015 met registratienummer 130651/CO/111.
Artikel 3 - Openbaar vervoer
Vanaf 1 juli 2019 is de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 19/9 van 23 april 2019 gesloten in de nationale arbeidsraad betreffende de financiële bijdrage van de werkgevers in de prijs van het gemeenschappelijk openbaar vervoer van de werknemers, gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 19/10 van 28 mei 2019, van toepassing.
Voor het gedeelte van de woon-werk verplaatsing afgelegd met een ander vervoermiddel dan het openbaar vervoer zijn de andere bepalingen van deze sectorale collectieve arbeidsovereenkomst van toepassing.
Artikel 4 - Tussenkomst voor ander vervoer
De werkgever betaalt per arbeidsdag een tussenkomst aan de werknemer in de reiskosten.
De hoogte van deze tussenkomst is afhankelijk van de aard van het vervoer- middel en de totale afstand heen en terug tussen woonplaats en de plaats van tewerkstelling.
Deze tussenkomst wordt maandelijks betaald.
Verloning
151a-1
Artikel 5 - Gegevens
De werknemer dient alle nodige gegevens aan de werkgever over te maken over zijn woonplaats, de aard van de gebruikte vervoermiddelen en het aantal kilometers tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling.
Al de wijzigingen aan deze gegevens geeft de werknemer zo snel mogelijk door.
De werkgever kan op elk ogenblik de authenticiteit van deze gegevens nagaan en vragen om bewijsstukken voor te leggen.
Artikel 6 - Afstand van de woon-werk verplaatsing
Voor het vaststellen van de afstand afgelegd tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling of een deeltraject hiervan, wordt het kortste traject voor het betrokken vervoermiddel in aanmerking genomen, tenzij anders overeengekomen is op ondernemingsvlak.
De totale afstand heen en terug wordt afgerond naar de hogere of lagere kilometer naargelang een afstand van 500 meter overschreden werd of niet.
Bij betwisting wordt het aantal kilometers bepaald door gebruik van een automatische routeplanner, ingesteld op het vervoermiddel dat gebruikt wordt (bv. xxx.xxxxxx.xx/xxxx).
Per arbeidsdag komt maximaal éénmaal de heen- en éénmaal de terugweg in aanmerking voor een vergoeding, tenzij de bijkomende woon-werk verplaat- singen verricht zijn op expliciete vraag van de werkgever.
Artikel 7 - Vergoeding voor het gebruik van de fiets
De werknemer die verklaart gebruik te maken van de fiets en deze effectief gebruikt voor de woon-werk verplaatsing, heeft recht op een fietsvergoeding.
De fietsvergoeding bedraagt 0,15 € per effectief afgelegde kilometer per fiets met een maximum van € 6 per arbeidsdag.
De tussenkomst per arbeidsdag zal evenwel minimaal 1,00 € bedragen voor verplaatsingen tot en met 6 afgelegde kilometers zonder dat hierbij het maxi- maal grensbedrag voor de fiscaal vrijgestelde fietsvergoeding kan overschre- den worden. (op moment van de ondertekening van deze cao: 0,24 € / km).
Onder woon-werkverplaatsing met de fiets wordt verstaan: elke werkelijk gedane verplaatsing van de werknemer tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling met een rijwiel, een gemotoriseerd rijwiel of een speed pedelec, zoals gedefinieerd in het algemeen reglement op de politie van het wegverkeer, met dien verstande dat de gemotoriseerde rijwielen en de speed pedelecs enkel in aanmerking komen wanneer ze elektrisch worden aangedreven.
Zowel fietsen in eigendom van de werknemer, in gebruik door een deel- of huurformule of ter beschikking gesteld op enige andere wijze komen in aan- merking voor een vergoeding.
Indien de fiets ter beschikking gesteld wordt door en volledig ten laste is van de werkgever, kan de werkgever de cumulatie met deze fietsvergoeding uitsluiten.
Indien de werkgever een wagen ter beschikking stelt van de werknemer en deze volledig ten laste neemt, kan de werkgever de cumulatie met deze fietsvergoeding uitsluiten.
Voor het gedeelte van het woon-werk traject waarvoor de werknemer reeds een vergoeding krijgt voor het openbaar vervoer, heeft de werknemer geen recht op een fietsvergoeding.
Artikel 8 - Vergoeding voor een ander vervoermiddel
De werknemer die gebruik maakt van een ander vervoermiddel dan de fiets of het openbaar vervoer, ontvangt een tussenkomst in de vervoerskosten van 0,06 € per afgelegde kilometer met een maximum van 6,50 € per arbeidsdag.
De tussenkomst per arbeidsdag zal evenwel minimaal 1,50 € bedragen voor verplaatsingen tot en met 20 afgelegde kilometers en minimaal 1,80 € voor verplaatsingen vanaf 21 afgelegde kilometers.
Zowel voertuigen in eigendom van de werknemer, in gebruik door een deel- of huurformule of ter beschikking gesteld op enige andere wijze komen in aanmerking voor een vergoeding.
Indien het voertuig ter beschikking gesteld wordt door en volledig ten laste is van de werkgever, kan de werkgever de cumulatie met deze vergoeding uitsluiten.
Verloning
Verloning
151a-2 151a-3
Artikel 9 - Controle
De werkgever kan op elk ogenblik het gebruik van de fiets of een ander voertuig controleren en nagaan of de werknemer daadwerkelijk gebruik maakt van dit voertuig voor deze verplaatsingen.
De wijze van controle en de overige modaliteiten worden vastgelegd op onder- nemingsvlak en gecommuniceerd aan de werknemers.
In ondernemingen met een vakbondsafvaardiging gaat dit gepaard met een voorafgaandelijk overleg met de vakbondsafvaardiging.
Eventuele sancties dienen opgenomen te worden in het arbeidsreglement.
Een tijdelijk verlies van het recht op een vergoeding voor het woon-werk ver- keer kan enkel toegepast worden indien dit voorzien is in het arbeidsreglement.
Artikel 10 - Georganiseerd gemeenschappelijk vervoer
§1. Wanneer een werkgever of een groep van werkgevers een gemeenschap- pelijk vervoer van werknemers organiseren, moet deze collectieve arbeids- overeenkomst als uitgevoerd worden beschouwd zodra de lasten voor de onderneming per werknemer voor dezelfde afstand gelijk is aan de vergoeding die verschuldigd zou zijn ingeval het vervoer per trein plaatsvond.
Indien dit niet het geval is, zal de toepassing van het beginsel dat de vergoe- ding minimaal gelijk is aan de tussenkomst voor treinvervoer, voor dezelfde afgelegde afstand paritair op het vlak van de onderneming worden geregeld.
§2. Voor de berekening van de afstand moet ermee rekening gehouden wor- den dat het georganiseerd gemeenschappelijk vervoer over het algemeen niet de directe weg tussen de woonplaats van de werknemer en de plaats van de tewerkstelling volgt. In voorkomend geval zal de afstand die als basis dient voor de vergoeding van de werkgever, op het vlak van de onderneming paritair worden bepaald.
§3. Wanneer de werknemer tegelijk gebruik maakt van een door de onder- neming georganiseerd vervoermiddel en van een ander vervoermiddel, zal de vergoeding worden berekend op basis van de totale afgelegde afstand, evenwel met aftrek van de reeds door de werkgever gedragen kosten voor het door hem georganiseerd vervoer.
De toepassing van het beginsel dat de vergoeding minimaal gelijk is aan de tussenkomst voor treinvervoer voor dezelfde afgelegde afstand, zal op het vlak van de onderneming paritair worden geregeld, mits de bepalingen van
§2 behoorlijk in overweging worden genomen
Artikel 11 - Vergoeding voor bijzondere verplaatsingen
§1. De werkgever betaalt de werknemer de werkelijke vervoerskosten terug die gemaakt werden voor het volgen van opleidingen op vraag van de werkgever.
§2. De verplaatsingen die de werknemer maakt om deel te nemen aan activi- teiten in het kader van de tewerkstellingscellen worden vergoed op dezelfde wijze als de verplaatsingen voor de woon-werk verplaatsingen.
Artikel 12 - Gunstigere bepalingen
In de gevallen waarin op ondernemingsvlak verschillende en op sommige punten van deze collectieve arbeidsovereenkomst gunstigere bepalingen van toepassing zijn, kunnen deze worden behouden.
Artikel 13 - Mobiliteitsrapporten
In het kader van de driejaarlijkse mobiliteitsrapporten (Wet van 8 april 2003, hoofdstuk XI) wordt aan de ondernemingen met meer dan 100 werknemers aanbevolen om in de ondernemingsraad de mogelijkheden tot ondersteuning van de mobiliteit en tot gebruik van de derde betalersregeling te onderzoeken.
Artikel 14 - Evaluatie van de vergoeding
De sectorale sociale partners evalueren tweejaarlijks de modaliteiten en de hoogte van de vergoedingen voor de woon-werk verplaatsingen. Een eerste evaluatie zal plaatsvinden in het jaar 2021.
Artikel 15 - Duur
Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten voor onbepaalde duur en heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2020.
Zij kan worden opgezegd mits een opzeggingstermijn van zes maanden wordt betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité.
Verloning
Verloning
151a-4 151a-5
Totaal afgelegde afstand voor heen- en terugweg in km | Ander vervoermiddel Bedrag per arbeidsdag |
43 | 2,58 € |
44 | 2,64 € |
45 | 2,70 € |
46 | 2,76 € |
47 | 2,82 € |
48 | 2,88 € |
49 | 2,94 € |
50 | 3,00 € |
51 | 3,06 € |
52 | 3,12 € |
53 | 3,18 € |
54 | 3,24 € |
55 | 3,30 € |
56 | 3,36 € |
57 | 3,42 € |
58 | 3,48 € |
59 | 3,54 € |
60 | 3,60 € |
61 | 3,66 € |
62 | 3,72 € |
63 | 3,78 € |
64 | 3,84 € |
65 | 3,90 € |
66 | 3,96 € |
67 | 4,02 € |
68 | 4,08 € |
69 | 4,14 € |
70 | 4,20 € |
71 | 4,26 € |
72 | 4,32 € |
73 | 4,38 € |
74 | 4,44 € |
75 | 4,50 € |
76 | 4,56 € |
Totaal afgelegde afstand voor heen- en terugweg in km | Ander vervoermiddel Bedrag per arbeidsdag |
77 | 4,62 € |
78 | 4,68 € |
79 | 4,74 € |
80 | 4,80 € |
81 | 4,86 € |
82 | 4,92 € |
83 | 4,98 € |
84 | 5,04 € |
85 | 5,10 € |
86 | 5,16 € |
87 | 5,22 € |
88 | 5,28 € |
89 | 5,34 € |
90 | 5,40 € |
91 | 5,46 € |
92 | 5,52 € |
93 | 5,58 € |
94 | 5,64 € |
95 | 5,70 € |
96 | 5,76 € |
97 | 5,82 € |
98 | 5,88 € |
99 | 5,94 € |
100 | 6,00 € |
101 | 6,06 € |
102 | 6,12 € |
103 | 6,18 € |
104 | 6,24 € |
105 | 6,30 € |
106 | 6,36 € |
107 | 6,42 € |
108 | 6,48 € |
vanaf 109 | 6,50 € |
Bijlage - VERGOEDINGEN VOOR WOON-WERK IN TABELVORM
Totaal afgelegde afstand voor heen- en terugweg in km | Vervoer per fiets Bedrag per arbeidsdag |
1 | 0,24 € |
2 | 0,48 € |
3 | 0,72 € |
4 | 0,96 € |
5 | 1,00 € |
6 | 1,00 € |
7 | 1,05 € |
8 | 1,20 € |
9 | 1,35 € |
10 | 1,50 € |
11 | 1,65 € |
12 | 1,80 € |
13 | 1,95 € |
14 | 2,10 € |
15 | 2,25 € |
16 | 2,40 € |
17 | 2,55 € |
18 | 2,70 € |
19 | 2,85 € |
20 | 3,00 € |
Totaal afgelegde afstand voor heen- en terugweg in km | Vervoer per fiets Bedrag per arbeidsdag |
21 | 3,15 € |
22 | 3,30 € |
23 | 3,45 € |
24 | 3,60 € |
25 | 3,75 € |
26 | 3,90 € |
27 | 4,05 € |
28 | 4,20 € |
29 | 4,35 € |
30 | 4,50 € |
31 | 4,65 € |
32 | 4,80 € |
33 | 4,95 € |
34 | 5,10 € |
35 | 5,25 € |
36 | 5,40 € |
37 | 5,55 € |
38 | 5,70 € |
39 | 5,85 € |
Vanaf 40 | 6,00 € |
Verloning
Verloning
Totaal afgelegde afstand voor heen- en terugweg in km | Ander vervoermiddel Bedrag per arbeidsdag |
van 1 tot 20 | 1,50 € |
van 21 tot 30 | 1,80 € |
31 | 1,86 € |
32 | 1,92 € |
33 | 1,98 € |
34 | 2,04 € |
35 | 2,10 € |
Totaal afgelegde afstand voor heen- en terugweg in km | Ander vervoermiddel Bedrag per arbeidsdag |
36 | 2,16 € |
37 | 2,22 € |
38 | 2,28 € |
39 | 2,34 € |
40 | 2,40 € |
41 | 2,46 € |
42 | 2,52 € |
151a-6 151a-7
151 b Vervoerskosten – openbaar vervoer
C.A.O. 05/07/2019 K.B. 24/11/2019 B.S. 13/12/2019 |
1. Inhoud (gecoördineerd) Tegemoetkoming van de werkgever in de reisweg van en naar het werk met het openbaar vervoer. |
2. Vervanging/verlenging van C.A.O.’s: Vervanging van Xxxxx XX van C.A.O. 19/10/2015 K.B. 15/07/2016 B.S. 22/08/2016 |
3. Duurtijd: Vanaf 1 juli 2019 voor onbepaalde duur. |
Collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2019
FINANCIELE BIJDRAGE OPENBAAR VERVOER
Artikel 1 - Toepassingsgebied
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de arbeiders van de ondernemingen welke ressorteren onder het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw, met uitzondering van de ondernemingen welke bruggen en metalen gebinten monteren.
Artikel 2 - Toepassing collectieve arbeidsovereenkomst nr. 19/9
Vanaf 1 juli 2019 is de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 19/9 van 23 april 2019 gesloten in de nationale arbeidsraad betreffende de financiële bijdrage van de werkgevers in de prijs van het gemeenschappelijk openbaar vervoer van de werknemers, gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 19/10 van 28 mei 2019 van toepassing.
Artikel 3 - Wijziging
Vanaf 1 juli wordt HOOFDSTUK II. - Gemeenschappelijk openbaar vervoer van de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 oktober 2015 geregistreerd onder het nummer 130651/CO/111 opgeheven.
Artikel 4 - Duur
Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten voor onbepaalde duur vanaf 1 juli 2019.
Verloning
151b-1
152 Mobiliteitsvergoeding
C.A.O. 16/12/2019 K.B. 08/07/2020 B.S. 10/08/2020 |
Inhoud: − Kaderakkoord mobiliteitsvergoeding |
1. Vervanging/verlenging van C.A.O.’s: C.A.O. 16/01/2012 K.B. 17/10/2012 B.S. 26/10/2012 |
2. Duurtijd: Vanaf 1 januari 2020 voor onbepaalde duur. |
Collectieve arbeidsovereenkomst van 16 december 2019
MOBILITEITSVERGOEDING
In uitvoering van het nationaal akkoord van 11 juli 2011 en meer bepaald artikel 23, wordt onderstaande collectieve arbeidsovereenkomst gesloten.
Artikel 1
Onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de onder- nemingen welke onder het Paritair Comité van de metaal-, machine- en elektrische bouw ressorteren, met uitzon-dering van de ondernemingen welke bruggen en metalen gebinten monteren, en hun arbeiders, die zich van hun woonplaats, van de aanwervingplaats, voor zover deze slechts als ophaal- plaats fungeert, of van de ophaalplaats naar de (eerste) werf verplaatsen en omgekeerd vanuit de (laatste) werf, ongeacht het vervoermiddel, al dan niet ter beschikking gesteld door de werkgever.
Een werf kan nooit de aanwervingplaats zijn.
Artikel 2
Deze collectieve arbeidsovereenkomst bevat enkel de bepalingen over de toegekende mobiliteitsvergoeding voor bovengenoemde verplaatsingen. Ze bevat geen bepalingen betreffende de tussenkomst door de werkgever in de kosten van het vervoer door de werknemer. Deze worden op ondernemingsvlak geregeld conform de bestaande wettelijke en conventionele regels.
Artikel 3
De werkgever zal een mobiliteitsvergoeding betalen aan de arbeiders bedoeld in artikel 1.
Het bedrag van de mobiliteitsvergoeding, bedraagt 0,1316 €/ km. Vanaf 1 januari 2020 bedraagt de mobiliteitsvergoeding 0,1429 €/km.
Jaarlijks op 1 juli wordt dit bedrag aangepast op basis van het afgevlakt gezondheidsindexcijfer van de maand juni van het voorgaande jaar en de maand juni van het lopend jaar.
Verloning
152-1
Het bedrag van de mobiliteitsvergoeding mag op geen enkel moment het maximum forfaitair bedrag voor een mobiliteitsvergoeding vrijgesteld van sociale zekerheidsbijdragen overschrijden.
Artikel 4
In ondernemingen waar al andere vormen van vergoedingen bestaan voor bovengenoemde verplaatsingen kunnen de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst geïntegreerd worden in dit bestaande regime op onder- nemingsvlak door middel van een collectieve arbeidsovereenkomst zonder echter afbreuk te doen aan het bestaande voordeliger regime.
De aldus gedefinieerde bepalingen op ondernemingsvlak zullen van toepas- sing zijn op alle arbeiders, met inbegrip van de nieuw aangeworven arbeiders.
De toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst kan voor onder- nemingen waar al andere vormen van vergoedingen bestaan voor bovenge- noemde verplaatsingen noch kostenverhogend zijn voor de werkgever, noch inkomenverlagend zijn voor de arbeider.
Artikel 5
Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsover- eenkomst van 16 januari 2012 met registratienummer 109679 aangaande mobiliteitsvergoeding, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 17 oktober 2012 (Belgisch Staatsblad van 26 oktober 2012).
Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten voor onbepaalde duur en treedt in werking vanaf 1 januari 2020.
Zij kan worden opgezegd mits aangetekend schrijven aan de Voorzitter van het Paritair comité 111 voor de metaal-, machine- en elektrische bouw en mits een vooropzeg van 6 maanden.
Verloning
152-2
160 Sectoraal systeem ecocheques
C.A.O. 19/06/2017 K.B. 31/01/2018 B.S. 22/02/2001 |
1. Inhoud: − Jaarlijkse toekenning van ecocheques ter waarde van 250 euro − Referteperiode van 1 oktober voorgaande jaar tot en met 30 september van het lopende jaar − Gelijkstellingen − Pro rata in functie van de tewerkstellingsbreuk − Ook voor uitzendkrachten − Art. 4. CAO 24/06/2019 mbt koopkacht maakt optie tot alternatieve en equivalente besteding mogelijk. |
2. Vervanging/verlenging van C.A.O.’s: C.A.O. 14/04/2014 K.B. 28/04/2015 B.S. 19/06/2015 |
3. Duurtijd: Vanaf 1 januari 2017 voor onbepaalde duur. |
Collectieve arbeidsovereenkomst van 19 juni 2017
SECTORAAL SYSTEEM ECOCHEQUES
Artikel 1 - Toepassingsgebied
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de arbeiders van de ondernemingen welke ressorteren onder het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw, met uitzondering van de ondernemingen welke bruggen en gebinten monteren.
Onder “arbeiders” wordt verstaan de mannelijke en vrouwelijke arbeiders
Artikel 2
De ondernemingen die op basis van artikel 5, afdeling 2 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 mei 2009 houdende het nationaal akkoord 2009
- 2010 (registratienummer 94.402/CO/111.0102) of op basis van artikel 4, afdeling 2 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 11 juli 2011 houdende het nationaal akkoord 2011-2012 (registratienummer 108.610/CO/111.0102) of op basis van artikel 4 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 24 februari 2014 houdende het nationaal akkoord 2013-2014 (registratienummer 122936/ CO/111.0102) of op basis van artikel 5 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 15 mei 2017 houdende het nationaal akkoord 2017-2018 (registratienum- mer 139773/CO/111.0102) voor een andere invulling dan de ecocheques hebben gekozen volgens de in dat artikel vermelde procedure blijven deze alternatieve regeling behouden.
Op deze ondernemingen is de huidige collectieve arbeidsovereenkomst niet van toepassing.
Artikel 3 - Referteperiode
Sinds 1 oktober 2012 wordt jaarlijks aan alle voltijds tewerkgestelde arbeiders ecocheques overhandigd ter waarde van in het totaal € 250.
De referteperiode begint op 1 oktober van het voorgaande jaar en eindigt op 30 september van het lopende jaar.
De maximale nominale waarde van de ecocheque bedraagt € 10 per ecocheque.
Verloning
160-1
Artikel 4 - Prestaties en gelijkstellingen
In de referteperiode wordt rekening gehouden met:
• Alle effectief gepresteerde dagen;
• Alle dagen van tijdelijke werkloosheid, onder dagen van tijdelijke werk- loosheid wordt ook begrepen de dagen gedekt door uitkeringen voor “jeugdvakantie” en “seniorvakantie”;
• Alle dagen gedekt door een gewaarborgd loon;
• Alle dagen afwezigheid ten gevolge van een arbeidsongeval;
• Voor een periode beperkt tot in het totaal maximum 3 maanden bovenop de periode gedekt door het gewaarborgd loon, tijdens de referteperiode, alle dagen van afwezigheid ten gevolge van een ziekte en een ongeval van gemeen recht, voor zover er in de referteperiode minstens 1 dag gewaarborgd loon voor deze ziekte of dit ongeval van gemeen recht werd betaald;
• Loopt dezelfde ziekte of hetzelfde ongeval van gemeen recht ononder- broken door in een volgende referteperiode, dan wordt de resterende periode van maximum 3 maanden uitgeput;
• Alle dagen ziekte tijdens een periode van tijdelijke werkloosheid gedu- rende maximum 3 opeenvolgende maanden;
• Ingeval van ziekte die onmiddellijk en ononderbroken volgt op een periode van arbeidsongeschiktheid wegens arbeidsongeval, zal deze ziekteperi- ode voor maximaal 3 maanden gelijkgesteld worden, voor zover de ziekte geen gevolg is van de arbeidsongeschiktheid wegens arbeidsongeval;
• De volledige periode van geboorteverlof.
Artikel 5 - Pro rata toekenning
Voor de arbeiders die deeltijds tewerkgesteld zijn, wordt het bedrag van € 250 aangepast in functie van de tewerkstellingsbreuk.
Deze tewerkstellingsbreuk is de verhouding tussen de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur van de betrokken arbeider en de gemiddelde wekelijkse arbeids- duur van een voltijdse arbeider.
Voor arbeiders die niet gedurende de ganse respectievelijke referteperiodes door een arbeidsovereenkomst verbonden zijn, wordt het bedrag van € 250 pro rata de periode van hun tewerkstelling toegekend.
Artikel 6 - Uitzendkrachten
Met betrekking tot de uitzendkrachten geldt deze mutatis mutandis conform artikel 10 van de Wet van 24 juli 1987 inzake tijdelijke arbeid, uitzendarbeid en terbeschikkingstelling van werknemers aan werkgevers ten volle met betrekking tot het voordeel van de sectorale ecocheque.
Artikel 7 - Duur
Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsover- eenkomst van 14 april 2014 betreffende het sectoraal systeem ecocheques (registratienummer 121757/CO/111.0102).
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2017 en is gesloten voor onbepaalde tijd.
Zij kan door één van de partijen opgezegd worden mits een opzegging van zes maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de Voorzitter van het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw.
Verloning
Verloning
160-2 160-3
170
Coronavirus – aanvullend pensioen – tijdelijke werkloosheid
C.A.O. 06/07/2020 K.B. 06/12/2020 | B.S. 26/01/2021 |
1. Inhoud: Solidariteitstoezegging aanvullend pensioen ‘CORONAVIRUS’ | Tijdelijke werkloosheid |
2. Vervanging/verlenging van C.A.O.’s: C.A.O. K.B. | B.S. |
3. Duurtijd: Van bepaalde duur van 1 juli 2020 tot 31 december 2020. |
Collectieve arbeidsovereenkomst van 6 juli 2020
SOLIDARITEITSTOEZEGGING AANVULLEND PENSIOEN TIJDELIJKE WERKLOOSHEID ‘CORONAVIRUS’
Artikel 1
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en arbeiders van de ondernemingen die behoren tot het Paritair Comité van de metaal-, machine- en elektrische bouw, en die vallen onder het toepas- singsgebied van het sociaal sectoraal pensioenstelsel zoals bepaald in artikel 1 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 16 december 2019 tot wijziging van het sociaal sectoraal pensioenstelsel, het pensioenreglement en het solidariteitsreglement (met registratienummer 156837/CO/111).
Artikel 2
Deze collectieve arbeidsovereenkomst vult de bijzondere voorwaarden van het solidariteitsreglement in bijlage 4 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 16 december 2019 aan met tijdelijke bepalingen in het kader van de maatre- gelen als gevolg van het ‘Coronavirus’.
Artikel 3
§1. De solidariteitstoezegging voor de financiering van de opbouw van het aanvullend pensioen tijdens periodes van tijdelijke werkloosheid zoals bedoeld in artikel 12 van het solidariteitsreglement in bijlage 4 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 16 december 2019, wordt eveneens toegekend voor periodes van tijdelijke werkloosheid wegens overmacht-Coronavirus tijdens het derde en vierde trimester van 2020.
§2. Het toegekende bedrag per dag tijdelijke werkloosheid wegens overmacht- Coronavirus bedraagt 1€ per dag.
Artikel 4
Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten voor bepaalde duur vanaf 1 juli 2020 tot en met 31 december 2020.
Verloning
170-1
171 Coronavirus – aanvulling eindejaarspremie
C.A.O. 18/05/2020 K.B. 13/12/2020 B.S. 27/01/2021 |
1. Inhoud: Tijdelijke werkloosheid overmacht “Corona” en aanvulling bij de einde- jaarspremie 2020 |
2. Vervanging/verlenging van C.A.O.’s: C.A.O. K.B. B.S. |
3. Duurtijd: Van bepaalde duur van 1 maart 2020 tot 31 december 2020. |
Collectieve arbeidsovereenkomst van 18 mei 2020
TIJDELIJKE WERKLOOSHEID OVERMACHT “CORONA” EN AANVULLING BIJ DE EINDEJAARSPREMIE 2020
Artikel 1 - Toepassingsgebied
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de arbeiders van de ondernemingen welke ressorteren onder het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw, met uitzondering van de ondernemingen welke bruggen en metalen gebinten monteren.
De toepassing is beperkt tot die ondernemingen die een eindejaarspremie betalen in uitvoering van de sectorale regionale collectieve arbeidsovereen- komsten inzake eindejaarspremie, hierna genoemd de regionale regelingen.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is niet van toepassing op die onderne- mingen die ondernemingseigen afspraken hebben gemaakt over de gelijk- stelling van de periode tijdelijke werkloosheid overmacht “Corona” voor de eindejaarspremie.
Artikel 2 - Aanvulling bij de eindejaarspremie
Voor alle dagen tijdelijke werkloosheid wegens overmacht “Corona” die niet gelijkgesteld worden voor de berekening van de eindejaarspremie in de regionale regelingen is de werkgever een aanvullende eindejaarspremie verschuldigd.
Deze aanvulling bedraagt 7,50 euro per arbeidsdag waarop de werknemer tijdelijk werkloos was wegens overmacht “ Corona”.
Deze aanvulling wordt beperkt tot maximaal 65 arbeidsdagen waarop de werk- nemer tijdelijk werkloos was wegens overmacht “ Corona”. De arbeidsdagen die reeds gelijkgesteld worden in bestaande regionale regelingen worden in mindering gebracht op deze 65 arbeidsdagen.
Deze aanvulling dient gelijktijdig uitbetaald te worden met de eindejaarspremie.
Verloning
170-3
Artikel 3 - Deeltijdse werknemers
Voor deeltijdse werknemers wordt deze regeling pro rata toegepast. Het aantal uren tijdelijke werkloosheid worden daarvoor omgerekend naar vol- tijdse arbeidsdagen. Het maximum van 65 arbeidsdagen wordt verminderd in verhouding tot de deeltijdse arbeidsregeling.
Artikel 4 - Aanrekening van aanvullende vergoedingen voor tijdelijke werkloosheid “Corona” toegekend op ondernemingsvlak op de aanvulling bij de eindejaarspremie
De aanvullende vergoedingen bij tijdelijke werkloosheid “ Corona” toegekend op ondernemingsvlak bovenop de sectoraal verplichte aanvullende vergoedingen bij tijdelijke werkloosheid “Corona” worden aangerekend op de aanvulling bij de eindejaarspremie zoals voorzien in deze collectieve arbeidsovereenkomst.
Commentaar
Ondernemingen die aanvullende vergoedingen voor tijdelijke werkloosheid “Corona” toekennen, brengen deze vergoedingen in mindering op de aanvul- ling bij de eindejaarspremie.
Voorbeeld 1
Een onderneming die per arbeidsdag waarop de werknemer tijdelijk werkloos was wegens Corona een bijkomende aanvullende vergoeding betaald heeft van 5,00 euro zal bijgevolg nog een aanvulling bij de eindejaarspremie per arbeidsdag verschuldigd zijn van 7,50 euro - 5,00 euro, zijnde 2,50 euro per arbeidsdag waarop de werknemer tijdelijke werkloos was.
De ondernemingen die een aanvulling betalen op basis van het aantal uit- keringen voor tijdelijke werkloosheid ( 6-dagen regeling ) brengen het totaal bijkomend uitbetaalde bedrag in mindering van de verschuldigde aanvulling bij de eindejaarspremie.
Voorbeeld 2
Een werknemer, werkzaam in een 5-dagenweek, is 22 arbeidsdagen tijdelijk werkloos geweest wegens Corona en ontving hiervoor 26 uitkeringen tijdelijke werkloosheid van zijn uitbetalingsinstelling. ( 6-dagen telling)
Als aanvullende eindejaarspremie is de werkgever een bedrag verschuldigd van 7,5 euro * 22 arbeidsdagen, zijnde 165 euro.
De werkgever kende reeds een aanvullende uitkering toe van 5 euro per uitkering, zijnde in totaal van 5*26 = 130 euro.
Dit bedrag wordt in mindering gebracht van de aanvullende eindejaarspremie. Als aanvullende eindejaarspremie blijft een bedrag van 35 euro verschuldigd.
Artikel 5 - Duur
Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten voor bepaalde duur vanaf 1 maart en loopt tot 31 december 2020.
Overeenkomstig artikel 14 van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités worden, voor wat betreft de ondertekening van deze collectieve arbeidsovereenkomst, de hand- tekeningen van de personen die deze aangaan namens de werknemersorgani- saties enerzijds en namens de werkgeversorganisaties anderzijds, vervangen door de, door de voorzitter en de secretaris ondertekende en door de leden goedgekeurde notulen van de vergadering.
Verloning
Verloning
170-4 170-5
210 Wekelijkse arbeidsduur
C.A.O. 12/01/1987 K.B. 10/03/1988 B.S. 14/04/1988 |
1. Inhoud: Artikel 3 van het nationaal akkoord 1987-1988 Realisatie van de 38 urenweek In bijlage de berekeningswijze (1.756 uren op jaarbasis) |
2. Vervanging/verlenging van C.A.O.’s: C.A.O. 11/01/1971 (40 u/w) |
3. Duurtijd: Vanaf 1 januari 1988 voor onbepaalde duur. |
Collectieve arbeidsovereenkomst van 12 januari 1987.
ARBEIDSDUUR
ART. 3 VAN HET NATIONAAL AKKOORD 1987-1988
Artikel 3 - Arbeidsduur
a) Vanaf 1 januari 1988 zal de conventionele arbeidsduur in de ondernemingen van de sector gemiddeld niet meer dan 38 uren per week mogen bedragen, berekend op jaarbasis (hetzij in beginsel 1.756 uren per arbeider, rekening houdende met de feestdagen en de jaarlijkse vakantie - zie bijlage ).
De ondernemingen waarvan de arbeidsduur einde 1986 minder dan 39 uren bedraagt en die de 38 uren dienen te realiseren op 1 januari 1988, zijn gehouden door de beschikkingen van punt 7 die in werking treden in 1987, maar zijn vrijgesteld van de beschikkingen van dit punt die in werking treden in 1988.
De ondernemingen waarvan de arbeidsduur einde 1986 39u/week of meer bedraagt, en die de 38 uren dienen te realiseren op 1 januari 1988 zijn wat punt 7 betreft alleen gehouden tot het betalen van de éénmalige en niet overdraagbare premies.
De ondernemingen die de arbeidsduur dienen te verminderen om de hierboven aangehaalde objectieven te bereiken zullen dit doen zonder loonverlies.
Eventuele betwistingen die betrekking hebben op de berekening van de arbeidsduur worden geregeld in het Gewestelijk Paritair Comité.
b) Onder voorbehoud van hetgeen voorzien is onder a) zal tijdens de gel- digheidsduur van het akkoord de gemiddelde conventionele wekelijkse arbeidsduur, berekend op jaarbasis, en van kracht op 31 december 1986 in de gewesten en ondernemingen, niet worden verminderd.
Arbeidstijd: week, jaar, loopbaan
210-1
Deze bepaling houdt eveneens in dat tijdens deze periode evenmin bijko- mend anciënniteitverlof zal worden toegekend. Nochtans zullen de collec- tieve arbeidsovereenkomsten die ter zake van kracht zijn verder normaal worden toegepast.
BIJLAGE
BEREKENING JAARLIJKSE ARBEIDSDUUR
38 uren
Verschillende berekeningswijzen kunnen worden gebruikt: bvb.
1. 365 kalenderdagen per jaar
- 52 zondagen (of recuperatiedagen)
- 52 zaterdagen (of equivalente vrije dagen)
- 20 vakantiedagen
- 10 feestdagen
231 te werken dagen van 8 uren in 40 urenregime.
In 38 uurregime
• met dagelijkse arbeidsduurvermindering: 231 dagen van 7 u 36 min., hetzij 1.756 uren
• met wekelijkse arbeidsduurvermindering: 46,2 weken van 38 uren, hetzij 1.756 uren
• met toekenning van 12 compensatierustdagen: 219 dagen van 8 uren, hetzij 1.752 uren.
Opmerking: Zo de 365ste dag op zon- of zaterdag valt is er geen dagprestatie minder.
2. 48 weken van 38 uren: 1.824 uren.
Daarbij dient gevoegd 1 dag van 7 u 36 min. (365ste dag). Daarvan dienen afgetrokken 10 feestdagen van 7 u 36.
Dit geeft uiteindelijk 1.756 uren.
Arbeidstijd: week, jaar, loopbaan
Arbeidstijd: week, jaar, loopbaan
210-2 210-3
216 Plus minus conto
C.A.O. 19/06/2017 K.B. 23/02/2018 B.S. 08/03/2018 |
1. Inhoud: Overschrijden van de dagelijkse en wekelijkse arbeidsduur bij de fabri- cage van autovoertuigen, vrachtwagens en autobussen, de fabricage van onderdelen en toebehoren voor deze voertuigen, alsook bij de fabricage van machines, apparaten en werktuigen, in bedrijven gelegen in de Vlaamse provincies of het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. |
2. Vervanging/verlenging van C.A.O.’s: C.A.O. 28/03/2007 K.B. 05/03/2008 B.S. 23/04/2008 |
3. Duurtijd: Vanaf 1 juli 2017 voor onbepaalde duur. |
Collectieve arbeidsovereenkomst van 19 juni 2017
PLUS MINUS CONTO
Artikel 1 – Toepassingsgebied
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en werklieden van ondernemingen
• actief in het bouwen en de assemblage van autovoertuigen, vrachtwagens en autobussen en in de fabricage van onderdelen en toebehoren voor deze voertuigen
• actief in het bouwen van machines, apparaten en werktuigen
voor zover ze gelegen zijn in de Vlaamse provincies of in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en vallen onder het paritair comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw.
Onder “werklieden” wordt verstaan de mannelijk en vrouwelijke werklieden
Artikel 2 - Wijziging
Deze collectieve arbeidsovereenkomst wijzigt en vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 28 maart 2007 tot instelling van een plus minus conto met registratienummer 87020/CO/111, algemeen verbindend verklaard door het koninklijk besluit van 5 maart 2008 (Belgisch Staatsblad van 23 april 2008).
Artikel 3 - Voorwerp
Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten in uitvoering van de artikelen 204 tot 214 van de Wet houdende diverse bepalingen (I) van 27 december 2006 (Belgisch Staatsblad van 28 december 2006) tot invoering van het plus minus conto, hierna genoemd “de Wet”, gewijzigd door de Wet van 5 maart 2017 (Belgisch Staatsblad van 15 maart 2017) betreffende werkbaar en wendbaar werk.
Artikel 4 - Motivatie
De ondernemingen die vallen onder het toepassingsgebied zoals bepaald in artikel 1 van de huidige collectieve arbeidsovereenkomst, beantwoorden op cumulatieve wijze aan de volgende kenmerken:
Arbeidstijd: week, jaar, loopbaan
216-1
• Ze behoren tot een sector gekenmerkt door een sterke internationale concurrentie;
• Ze zijn gekenmerkt door langdurige productie- of ontwikkelingscycli die over meerdere jaren lopen, waardoor de gehele onderneming of een homo- geen deel ervan geconfronteerd wordt met een langdurige, substantiële vermeerdering of vermindering van het werk;
• Ze zijn gekenmerkt door de noodzaak om een sterke stijging of daling van de vraag naar een nieuw ontwikkeld product of nieuw ontwikkelde dienst op te vangen;
• Ze kampen met specifieke economische redenen die het onmogelijk maken om de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur te respecteren binnen de referteperiodes die de Arbeidswet van 16 maart 1971 toelaat.
De vier bovenstaande kernmerken blijken afdoend uit onderstaande elemen- ten:
• De laatste jaren zijn deze ondernemingen genoodzaakt verregaande aan- passingen door te voeren ingevolge de liberalisering van de Europese en de wereldmarkten.
• De niet aflatende concurrentiedruk en de opkomst van groeimarkten beïnvloeden de investeringsbeslissingen van deze ondernemingen.
• De concurrentie is niet alleen aanwezig tussen de verschillende onderne- mingen maar ook binnen éénzelfde groep van ondernemingen, zowel op Europees als op wereldvlak.
• Kenmerkend voor de betrokken ondernemingen is het feit dat de activiteit die zij ontplooien bepaald wordt door langdurige productiecycli van meer- dere jaren.
• Om te kunnen beantwoorden aan deze sterk stijgende of dalende vraag van deze producten doorheen hun productiecycli, moet er respectievelijk kunnen ingespeeld worden op deze langdurige, substantiële vermeerdering of vermindering van het werk.
• Gezien de langdurige productiecycli is het niet mogelijk dit te organise- ren binnen de bestaande wetgeving zonder overschrijding van de in de Arbeidswet van 16 maart 1971 bepaalde referteperiodes van maximaal 12 maanden.
Artikel 5 – Geldigheid
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is slechts geldig voor zover de in artikel 4 ingeroepen motieven worden erkend door de Minister van Werk, op unaniem en eensluidend advies van de Nationale arbeidsraad.
Artikel 6 – Algemeen verbindend verklaring
Ondertekenden partijen vragen dat deze collectieve arbeidsovereenkomst bij koninklijk besluit algemeen verbindend wordt verklaard zoals vereist door artikel 208 §1 van de Wet
Artikel 7 – Sectoraal kader
In uitvoering van artikel 208 §2 van de Wet worden volgende grenzen vast- gelegd:
1. De maximale referteperiode: de maximale referteperiode voor de toepas- sing van deze sectorale regeling wordt vastgelegd op 6 jaar.
2. De minimale termijn inzake kennisgeving voor wijziging van de uur- roosters: de minimale termijn van de kennisgeving voor de wijziging van de uurroosters, die voortvloeien uit de toepassing van deze sectorale regeling bedraagt 7 kalenderdagen. Deze minimale termijn kan bij col- lectieve arbeidsovereenkomst op ondernemingsvlak worden verminderd tot minimaal 3 werkdagen op voorwaarde dat hierover een bijzondere overlegprocedure aan vooraf is gegaan.
3. De maximale overschrijding van de dagelijkse en de wekelijkse arbeids- duur alsook het maximaal aantal uren van overschrijding van de gemid- delde toegestane arbeidsduur:
1. De dagelijkse arbeidsduur mag niet meer bedragen dan 10 uur per dag;
2. De wekelijkse grens bedraagt maximum 48 uur per week;
3. Het maximaal aantal uren van overschrijding van de gemiddelde toe- gestane arbeidsduur bedraagt 240 uur.
4. Omschrijving van de onderdelen van het bevoegdheidsdomein van het betrokken paritair orgaan: de omschrijving van de onderdelen van het bevoegdheidsdomein van het paritair orgaan, waarnaar de Wet verwijst in artikel 208 §2, 4° komt overeen met alle ondernemingen die vallen onder het toepassingsgebied van de huidige collectieve arbeidsovereenkomst en die de motieven inroepen voorzien in artikel 204 van de wet, die erkend worden door de minister van Werk op unaniem en eensluidend advies van de Nationale arbeidsraad.
Artikel 8 – Procedure op ondernemingvlak
§ 1. – Voorafgaandelijke aan elk initiatief om op ondernemingsvlak een systeem van plus minus conto in te voeren zal de onderneming een gelijktijdige mede-
Arbeidstijd: week, jaar, loopbaan
Arbeidstijd: week, jaar, loopbaan
216-2 216-3
deling doen aan zowel het paritair comité als aan de werknemersvertegen- woordigers op ondernemingsvlak van zijn gemotiveerde intentie om het plus minus conto in te voeren.
Vanaf de aankondiging van deze intentie start op ondernemingsvlak een informatie- en consultatieperiode van 6 weken.
De onderhandelingen op ondernemingsvlak over de invoering van een plus minus conto kunnen pas na afloop van deze 6 weken opgestart worden binnen het wettelijke en sectorale kader.
§ 2. - Een onderneming zal het bij deze collectieve arbeidsovereenkomst ingevoerd afwijkend regime slechts kunnen toepassen wanneer op onder- nemingsniveau een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten wordt tussen de werkgever en alle representatieve werknemersorganisaties die in de vak- bondsafvaardiging vertegenwoordigd zijn.
Bij ontstentenis van een vakbondsafvaardiging dient een collectieve arbeids- overeenkomst te worden gesloten met alle werknemersorganisaties verte- genwoordigd in het paritair comité.
De collectieve arbeidsovereenkomst inzake het afwijkend regime wordt ter kennisgeving overgemaakt aan de voorzitter van het paritair comité.
§ 3. - Een onderneming die het bij deze collectieve arbeidsovereenkomst ingevoerd afwijkend regime wenst in te voeren zal in de collectieve arbeids- overeenkomst op ondernemingsvlak moeten motiveren dat zij cumulatief beantwoordt aan de criteria van artikel 204 van de Wet.
De door de collectieve arbeidsovereenkomst ingeroepen motieven moeten voorafgaandelijk door de Minister van Werk worden erkend op unaniem en eensluidend advies van de Nationale arbeidsraad.
§ 4. - De collectieve arbeidsovereenkomst gesloten op ondernemingsniveau dient, binnen de door artikel 7 vastgestelde grenzen, de concrete toepas- singsmodaliteiten vast te leggen.
Minstens moeten volgende punten worden gepreciseerd:
1. de arbeidsduurgrenzen;
2. de duur en de aanvang van de toepasselijke referteperiode;
3. wat de uurroosters betreft:
- alle uurroosters die worden toegepast;
- de manier waarop een verandering van uurroosters kan worden door- gevoerd;
- de wijze waarop en de termijn waarbinnen de uurroosters bekend moeten worden gemaakt aan de werknemers.
4. een afsprakenkader inzake tijdelijke werkloosheid met name de omschrijving van de welbepaalde gevallen, de te volgen procedure en bovendien de gevolgen voor de verderzetting van het plus minus conto;
5. de aard van de arbeidsovereenkomsten van de bij het plus minus conto betrokken arbeiders;
6. de regeling van de gevolgen in geval van in- en uitdiensttreding;
7. de effecten voor het behoud of de bevordering van de werkgelegenheid (zie bijlage);
8. de methode van berekening van het gemiddelde loon dat zal worden toegekend in de referteperiode;
9. de maandelijkse informatie aan de betrokken arbeiders en in het bij- zonder de bespreking van het sociaal document dat de arbeider infor- meert over de staat van zijn prestaties in verhouding tot de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur die hij is gehouden te presteren;
10. de vakantieregeling en andere gebeurtenissen buiten tijdelijke werkloos- heid, die een schorsing van de arbeidsovereenkomst tot gevolg hebben;
11. het definiëren en het regelen van de situaties waar het presteren van overuren mogelijk is.
§ 5. - In afwijking van de artikelen 11 en 12 van de wet van 8 april 1965 tot instelling van de arbeidsreglementen, worden de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst, gesloten in uitvoering van en conform met de bepalingen van dit artikel, die het arbeidsreglement wijzigen, in dit reglement ingeschreven zodra deze collectieve arbeidsovereenkomst werd geregistreerd op de griffie van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg.
Artikel 9 - Duur
Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten voor onbepaalde duur vanaf 1 juli 2017, onder voorwaarde van goedkeuring door de Minister van Werk en na unaniem en eensluidend advies van de Nationale arbeidsraad.
Zij kan door een van de partijen worden opgezegd mits een opzegging van 1 jaar bij een ter post aangetekende brief gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de arbeiders van de metaal-, machine- en elektrische bouw.
Arbeidstijd: week, jaar, loopbaan
Arbeidstijd: week, jaar, loopbaan
216-4 216-5
225 Loopbaanverlof
C.A.O. 16/11/2015 K.B. 06/11/2016 B.S. 22/12/2016 |
1. Inhoud: Jaarlijks recht op één dag loopbaanverlof: − Vanaf 1 /1/2016 − Voor arbeiders die de leeftijd van 50 jaar of ouder hebben bereikt; − Op te nemen vanaf de eerste dag van de maand waarin men de leeftijd van 50 jaar bereikt heeft; |
2. Vervanging/verlenging van C.A.O.’s: C.A.O. K.B. B.S. |
3. Duurtijd: Vanaf 1 januari 2016 voor onbepaalde duur. |
Collectieve arbeidsovereenkomst van 16 november 0000
XXXXXXXXXXXXXX
Artikel 1 - Toepassingsgebied
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en arbeiders van de ondernemingen welke ressorteren onder het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw.
Onder arbeiders wordt verstaan de mannelijke en vrouwelijke arbeiders.
Artikel 2 - Recht op loopbaanverlof
Vanaf 1 januari 2016 hebben de arbeiders die de leeftijd van 50 jaar of ouder bereikt hebben jaarlijks recht op één dag loopbaanverlof op voorwaarde dat ze minstens 6 maanden anciënniteit hebben in de onderneming.
Voor de toepassing van deze bepaling wordt onder anciënniteit verstaan de totale periode van tewerkstelling onder een arbeidsovereenkomst en/of als uitzendkracht.
Het loopbaanverlof kan opgenomen worden vanaf de eerste dag van de maand waarin men de leeftijd van 50 jaar bereikt heeft.
Artikel 3 - Toekenningsmodaliteiten
Het loopbaanverlof geeft recht op een dag bezoldigde afwezigheid voor een voltijdse arbeider. Deeltijdse arbeiders hebben recht op een afwezigheid naar verhouding tot hun arbeidsstelsel van toepassing op het moment van opname.
De berekening van de verloning voor het loopbaanverlof dient te gebeuren conform de wettelijke bepalingen betreffende de feestdagen.
Artikel 4 - Planningsmodaliteiten
De opname van het loopbaanverlof dient te gebeuren binnen het kalenderjaar, tenzij op ondernemingsvlak een schriftelijk collectief akkoord werd gesloten dat voorziet in een overdraagbaarheid.
Arbeidstijd: week, jaar, loopbaan
225-1
De ondernemingen moeten op hun vlak collectieve en individuele plannings- afspraken maken.
Artikel 5 - Uitdiensttreding
Bij uitdiensttreding van de arbeider heeft deze recht op de uitbetaling van het niet opgenomen loopbaanverlof, uiterlijk in de betaalperiode volgend op de uitdiensttreding.
Artikel 6 - Toepassing van bestaande modaliteiten
In ondernemingen, die op datum van 1 januari 2016 reeds voorzien in bijko- mende verlofdagen en/of anciënniteitsdagen voor hun arbeiders, wordt de dag loopbaanverlof toegekend bovenop deze bestaande verlofdagen.
De werkgever kan de bestaande toekenningsmodaliteiten op ondernemings- vlak ook toepassen op het sectoraal loopbaanverlof.
Artikel 7 - Inwerkingtreding en duur
Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten voor onbepaalde duur vanaf 1 januari 2016.
Ze kan worden opgezegd mits aangetekend schrijven aan de Voorzitter van het Nationaal Paritair Comité en waarvoor een opzegtermijn van 6 maanden geldt.
Arbeidstijd: week, jaar, loopbaan
225-2
230 a SWT – overgangsregeling
C.A.O. 13/05/2019 K.B. 28/06/2019 B.S. 22/07/2019 |
1. Inhoud Xxxxxxx van werkloosheid met bedrijfstoeslag (SWT), op 59 jaar na 33 jaar, 35 jaar of 40 jaar beroepsverleden |
2. Vervanging/verlenging van C.A.O.’s: C.A.O. K.B. B.S. |
3. Duurtijd: Van bepaalde duur van 1 januari 2019 tot 30 juni 2019. |
Collectieve arbeidsovereenkomst van 13 mei 0000
Xxxxxxx werkloosheid met bedrijfstoeslag ("SWT")
Artikel 1
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de arbeiders van de ondernemingen welke ressorteren onder het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw, met uitzondering van de ondernemingen welke bruggen en gebinten monteren.
Artikel 2 - SWT 59 jaar na 33 jaar beroepsverleden
§1. In toepassing van artikel 3 §1 van het koninklijk besluit van 3 mei 2007 tot regeling van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag en van de col- lectieve arbeidsovereenkomst nr. 130 van 23 april 2019 heeft deze collectieve arbeidsovereenkomst tot doel, in geval van ontslag, het recht op bedrijfstoe- slag toe te kennen aan de arbeiders die op het ogenblik van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst 59 jaar of ouder zijn en een beroepsloopbaan van minstens 33 jaar hebben en minimaal 20 jaar gewerkt hebben in een nachtregeling zoals voorzien in de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 46 van 23 maart 1990.
§2. In toepassing van artikel 3 §1 van het koninklijk besluit van 3 mei 2007 tot regeling van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag en van de col- lectieve arbeidsovereenkomst nr. 130 van 23 april 2019 heeft deze collectieve arbeidsovereenkomst tot doel, in geval van ontslag, het recht op bedrijfstoe- slag toe te kennen aan de arbeiders die op het ogenblik van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst 59 jaar of ouder zijn en een beroepsloopbaan van minstens 33 jaar hebben alsook gewerkt hebben in een zwaar beroep.
Van deze 33 jaar moeten ofwel minstens 5 jaar een zwaar beroep behelzen gelegen in de laatste 10 kalenderjaren voor het einde van de arbeidsover- eenkomst, ofwel minstens 7 jaar een zwaar beroep gelegen in de laatste 15 kalenderjaren voor het einde van de arbeidsovereenkomst.
Voor de omschrijving van zwaar beroep wordt verwezen naar artikel 3 §1 van het koninklijk besluit van 3 mei 2007 tot regeling van het stelsel van werkloos- heid met bedrijfstoeslag.
Arbeidstijd: week, jaar, loopbaan
230a-1
Deze bepaling geldt enkel voor zover er op ondernemingsvlak geen collectieve arbeidsovereenkomst werd afgesloten die in toepassing van artikel 3 §1 van het koninklijk besluit van 3 mei 2007 tot regeling van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag, in geval van ontslag het recht op bedrijfstoeslag toekent aan de arbeiders die op het ogenblik van de beëindiging van de arbeidsover- eenkomst 59 jaar of ouder zijn en een beroepsloopbaan van minstens 35 jaar hebben alsook gewerkt hebben in een zwaar beroep.
De arbeider moet minstens 10 jaar anciënniteit binnen de onderneming kun- nen aantonen.
§ 3. Voor de SWT-stelsels zoals vermeld in §1 en §2 wordt in toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 131 van 23 april 2019 de leeftijd bepaald op 59 jaar.
Artikel 3 - SWT 59 jaar na 35 jaar beroepsverleden -zwaar beroep
In toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 132 van 23 april 2019 wordt de leeftijd bepaald op 59 jaar voor wat betreft de collectieve arbeids- overeenkomsten die daaromtrent op ondernemingsvlak bestaan.
Artikel 4 - SWT 59 jaar na 40 jaar beroepsverleden
§1. In toepassing van artikel 3 §7 van het koninklijk besluit van 3 mei 2007 tot regeling van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag en van de col- lectieve arbeidsovereenkomst nr. 134 van 23 april 2019 heeft deze collectieve arbeidsovereenkomst tot doel om, in geval van ontslag, het recht op bedrijfs- toeslag aan de arbeiders te bevestigen die op het ogenblik van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst 59 jaar of ouder zijn en een beroepsloopbaan van minstens 40 jaar hebben.
§2. In toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 135 van 23 april 2019 wordt de leeftijd bepaald op 59 jaar.
Artikel 5 - Vrijstelling van aangepaste beschikbaarheid
In toepassing van artikel 22 §3 van het koninklijk besluit van 3 mei 2007 tot regeling van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag kunnen de arbeiders op hun vraag vrijgesteld worden van de verplichting aangepast beschikbaar te zijn.
Artikel 6 - Duur
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is gesloten voor bepaalde duur en treedt in werking op 1 januari 2019 en treedt buiten werking op 30 juni 2019.
Arbeidstijd: week, jaar, loopbaan
Arbeidstijd: week, jaar, loopbaan
230a-2 230a-3
230 b SWT
C.A.O. 24/06/2019 K.B. 29/09/2019 B.S. 09/10/2019 |
1. Inhoud Xxxxxxx van werkloosheid met bedrijfstoeslag (SWT) op 59 jaar na 33 jaar (waarvan 20 jaar nachtarbeid), 35 jaar (zwaar beroep) of 40 jaar beroeps- verleden |
2. Vervanging/verlenging van C.A.O.’s: C.A.O. K.B. B.S. |
3. Duurtijd: Van bepaalde duur van 1 juli 2019 tot en met 30 juni 2021. |
Collectieve arbeidsovereenkomst van 24 juni 0000
XXXXXXX WERKLOOSHEID MET BEDRIJFSTOESLAG ("SWT")
Artikel 1 - Toepassingsgebied
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de arbeiders van de ondernemingen welke ressorteren onder het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw, met uitzondering van de ondernemingen welke bruggen en gebinten monteren.
Artikel 2 - SWT 59 jaar na 33 jaar beroepsverleden
§1. In toepassing van artikel 3 §1 van het koninklijk besluit van 3 mei 2007 tot regeling van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag en van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 130 en nr. 138 van 23 april 2019 heeft deze collectieve arbeidsovereenkomst tot doel, in geval van ontslag, het recht op bedrijfstoeslag toe te kennen aan de arbeiders die op het ogenblik van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst 59 jaar of ouder zijn en een beroeps- loopbaan van minstens 33 jaar hebben en minimaal 20 jaar gewerkt hebben in een nachtregeling zoals voorzien in de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 46 van 23 maart 1990.
§2. In toepassing van artikel 3 §1 van het koninklijk besluit van 3 mei 2007 tot regeling van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag en van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 130 en nr. 140 van 23 april 2019 heeft deze collectieve arbeidsovereenkomst tot doel, in geval van ontslag, het recht op bedrijfstoeslag toe te kennen aan de arbeiders die op het ogenblik van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst 59 jaar of ouder zijn en een beroepsloopbaan van minstens 33 jaar hebben alsook gewerkt hebben in een zwaar beroep.
Van deze 33 jaar moeten ofwel minstens 5 jaar een zwaar beroep behelzen gelegen in de laatste 10 kalenderjaren voor het einde van de arbeidsover- eenkomst, ofwel minstens 7 jaar een zwaar beroep gelegen in de laatste 15 kalenderjaren voor het einde van de arbeidsovereenkomst.
Arbeidstijd: week, jaar, loopbaan
230b-1
Voor de omschrijving van zwaar beroep wordt verwezen naar artikel 3 §1 van het koninklijk besluit van 3 mei 2007 tot regeling van het stelsel van werkloos- heid met bedrijfstoeslag.
Deze bepaling geldt enkel voor zover er op ondernemingsvlak geen collectieve arbeidsovereenkomst werd afgesloten die in toepassing van artikel 3 §1 van het koninklijk besluit van 3 mei 2007 tot regeling van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag, in geval van ontslag het recht op bedrijfstoeslag toekent aan de arbeiders die op het ogenblik van de beëindiging van de arbeidsover- eenkomst 59 jaar of ouder zijn en een beroepsloopbaan van minstens 35 jaar hebben alsook gewerkt hebben in een zwaar beroep.
De arbeider moet minstens 10 jaar anciënniteit binnen de onderneming kun- nen aantonen.
§ 3. Voor de SWT-stelsels zoals vermeld in §1 en §2 wordt in toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 131 en nr. 139 van 23 april 2019 de leeftijd bepaald op 59 jaar.
Artikel 3 - SWT 59 jaar na 35 jaar beroepsverleden -zwaar beroep
In toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 132 en nr. 140 van 23 april 2019 wordt de leeftijd bepaald op 59 jaar voor wat betreft de collec- tieve arbeidsovereenkomsten die daaromtrent op ondernemingsvlak bestaan.
Artikel 4 - SWT 59 jaar na 40 jaar beroepsverleden
§1. In toepassing van artikel 3 §7 van het koninklijk besluit van 3 mei 2007 tot regeling van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag en van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 134 en nr. 141 van 23 april 2019 heeft deze collectieve arbeidsovereenkomst tot doel om, in geval van ontslag, het recht op bedrijfstoeslag aan de arbeiders te bevestigen die op het ogenblik van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst 59 jaar of ouder zijn en een beroepsloopbaan van minstens 40 jaar hebben.
§2. In toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 135 en nr. 142 van 23 april 2019 wordt de leeftijd bepaald op 59 jaar.
Artikel 5 - Vrijstelling van aangepaste beschikbaarheid
In toepassing van artikel 22 §3 van het koninklijk besluit van 3 mei 2007 tot regeling van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag kunnen de
arbeiders op hun vraag vrijgesteld worden van de verplichting aangepast beschikbaar te zijn.
Artikel 6 - Duur
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is gesloten voor bepaalde duur en treedt in werking op 1 juli 2019 en treedt buiten werking op 30 juni 2021.
Arbeidstijd: week, jaar, loopbaan
Arbeidstijd: week, jaar, loopbaan
230b-2 230b-3
233 Berekeningswijze aanvullende vergoeding SWT
C.A.O. 21/09/1998 K.B. 10/08/2001 B.S. 23/11/2001 |
1. Inhoud Berekeningswijze van de aanvullende vergoeding brugpensioen |
2. Vervanging van C.A.O.'s: |
3. Duurtijd: Vanaf 1 januari 1999 voor onbepaalde duur |
Collectieve arbeidsovereenkomsten van 21 september 1998.
BEREKINGSWIJZE AANVULLENDE VERGOEDING BRUGPENSIOEN
Artikel 1
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en arbeiders van de ondernemingen welke onder het Paritair Comité van de metaal-, machine- en elektrische bouw ressorteren, met uitzondering van de ondernemingen welke bruggen en metalen gebinten monteren en van de ondernemingen gevestigd in de provincie West-Vlaanderen.
Onder arbeiders wordt verstaan de arbeiders en de arbeidsters.
Artikel 2
Voor alle arbeiders die vanaf 1 januari 1999 ontslagen worden met het oog op brugpensioen, volgens geldende collectieve arbeidsovereenkomsten gesloten op sectoraal, provinciaal, gewestelijk of ondernemingsvlak zullen, om het in artikel 6 van de collectieve arbeidsovereenkomst n° 17 van 19 december 1974 bepaalde netto-referteloon te berekenen, de sociale zekerheidsbijdragen berekend worden op 100% van het begrensde brutomaandloon.
Artikel 3
Het bovengenoemd netto-referteloon blijft berekend op 108% van het begrensde brutomaandloon:
• Indien de arbeider met het oog op brugpensioen, volgens geldende collec- tieve arbeidsovereenkomsten gesloten op sectoraal, provinciaal, gewestelijk of ondernemingsvlak werd ontslagen voor 1 januari 1999.
• Indien de arbeider met het oog op brugpensioen werd ontslagen volgens een collectieve arbeidsovereenkomst van bepaalde duur die betrekking heeft op tijdelijke herstructureringsoperaties, voor zover deze collectieve arbeidsovereenkomst werd gesloten voor 1 oktober 1998 en voor zover deze collectieve arbeidsovereenkomsten geen bijzondere bepalingen bevat inzake de berekening van het netto-referteloon.
Arbeidstijd: week, jaar, loopbaan
233-1
Artikel 4
Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten voor onbepaalde duur vanaf 1 januari 1999.
Zij kan worden opgezegd door één van de partijen mits een vooropzeg van zes maanden wordt gerespecteerd.
Arbeidstijd: week, jaar, loopbaan
233-2
234 SWT en tijdskrediet
C.A.O. 30/05/2005 K.B. 29/01/2007 B.S. 21/02/2007 |
1. Inhoud Indien men in de aanloop van het brugpensioen een halftijds tijdskrediet of een 4/5de loopbaanvermindering (inclusief voor 50-plussers) opgeno- men heeft, dan wordt de aanvullende vergoeding bij het brugpensioen berekend op basis van het voltijds loon van betrokkene op het moment van de overgang. |
2. Vervanging/verlenging van C.A.O.’s: |
3. Duurtijd: Vanaf 01/01/2005 voor onbepaalde duur |
Collectieve arbeidsovereenkomst van 30 mei 2005.
OVERGANG TIJDSKREDIET OF LOOPBAANVERMINDERING NAAR BRUGPENSIOEN
Uittreksel nationaal akkoord 2005-2006
“6.1.3 Overgang van tijdskrediet of vermindering van de arbeidsprestaties (+ 50 jaar) naar brugpensioen.
§ 1. - Vanaf 1 juli 2005 wordt de aanvullende vergoeding brugpensioen na halftijds tijdskrediet en 4/5de loopbaanvermindering in het kader van CAO nr. 77 berekend op basis van het voltijds loon dat van toepassing zou geweest zijn op het ogenblik van de overgang naar het brugpensioen indien de arbeider geen tijdskrediet of loopbaanvermindering zou genomen hebben.
§ 2. - Vanaf 1 juli 2005 wordt de aanvullende vergoeding brugpensioen na een vermindering van de arbeidsprestaties in het kader van CAO nr. 77 vanaf de leeftijd van 50 jaar naar een halftijdse of een 4/5de tewerkstelling berekend op basis van het voltijds loon dat van toepassing zou geweest zijn op het ogenblik van de overgang naar het brugpensioen indien de arbeider zijn arbeidspres- taties niet zou verminderd hebben.”
Arbeidstijd: week, jaar, loopbaan
234-1
241 Sectoraal model jaartijd
C.A.O. 21/09/2015 |
Registratiedatum: 21/10/2015 Registratienummer: 129831 Publicatie registratie in het B.S.: 29/10/2015 |
1. Inhoud: Art 27. van het nationaal akkoord 2015-2016 schaft het sectoraal model jaartijd af. |
2. Vervanging/verlenging van C.A.O.’s: |
3. Duurtijd: Vanaf 21 september 2015 voor onbepaalde duur. |
Collectieve arbeidsovereenkomst van 21 september 2015
SECTORAAL MODEL JAARTIJD
Artikel 27 uit het nationaal akkoord 2015-2016 van 21 september 2015
Het sectoraal model jaartijd zoals ingevoerd door art. 3.4 van het nationaal akkoord 1997-1998 wordt afgeschaft vanaf 30 juni 2015. De ondernemingen die het sectoraal model jaartijd reeds toepasten op deze datum, kunnen dit model behouden.
Arbeidstijd: week, jaar, loopbaan
241-1
247 a Regimes voor 08/04/1998
C.A.O. 8/04/1998 |
Registratiedatum: 27/07/1998 Registratienummer: 48739/CO/111000 Publicatie registratie in het B.S.: 25/09/1998 |
1. Inhoud: Sectorale omkadering voor arbeidsregimes met nacht-prestaties waarvoor een akkoord afgesloten werd voor 8 april 1998. |
2. Vervanging van C.A.O.'s: |
3. Duurtijd: Voor een onbepaalde duur vanaf 8 april 1998. |
Collectieve arbeidsovereenkomst van 8 april 1998.
A. COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST INZAKE DE SECTORALE OMKADERING VAN
DE REGIMES MET NACHTPRESTATIES WAAROVER EEN AKKOORD WERD BEREIKT VOOR 8 APRIL 1998
HOOFDSTUK I - INLEIDENDE BEPALINGEN
Artikel 1 - Toepassingsgebied
Deze overeenkomst is van toepassing op de werkgevers en arbeiders van de ondernemingen welke ressorteren onder het Paritair Comité voor de metaal-, machine en elektrische bouw, met uitzondering van de ondernemingen welke brug-gen en metalen gebinten monteren.
Onder arbeiders wordt verstaan de mannelijke en vrouwelijke arbeiders.
Artikel 2 - Voorwerp
a) Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten in toepassing van de wet van 17/2/1997 en van de collectieve arbeidsovereenkomsten 46 en 49.
b) Vanaf de datum van inwerkingtreding van deze collectieve arbeidsover- eenkomst vervalt het advies uitgebracht door het Paritair Comité 111 op 30/10/1995 inzake "nachtarbeid voor vrouwen". De bestaande pilootpro- jecten blijven van kracht, evenals de arbeidsregelingen met nachtpres- taties waarover een akkoord werd bereikt na de publicatie van de wet van 17/2/1997 en vóór de inwerkingtreding van de sectorale collectieve arbeidsovereenkomst inzake nachtarbeid.
Zij kunnen mits overleg aangepast worden.
Arbeidstijd: week, jaar, loopbaan
247a-1
HOOFDSTUK II - BESTAANDE ARBEIDSREGIMES MET NACHTPRESTATIES
Artikel 3
a) Vanaf de datum van de inwerkingtreding van deze collectieve arbeidsover- eenkomst nl. 8/4/1998 kunnen vrouwen in de bestaande nachtregimes tewerkgesteld worden.
b) Onverminderd gunstiger ondernemingsmaatregelen en de omkadering bij zwangerschap, blijven de financiële voordelen, verbonden aan een nacht- regime, niet behouden bij uitstap naar een andere arbeidsregeling zonder nachtprestaties.
HOOFDSTUK III - OMKADERINGSMAATREGELEN
Artikel 4
De in deze collectieve arbeidsovereenkomst opgenomen omkaderingsmaatre- gelen zijn van toepassing op bestaande arbeidsregelingen met nachtprestaties, vanaf de datum van inwerkingtreding van deze collectieve arbeidsovereen- komst.
Artikel 5
a) De collectieve arbeidsovereenkomsten nr. 46 en 49 gesloten in de Nationale arbeidsraad betreffende de begeleidingsmaatregelen voor ploegenarbeid met nachtprestaties dienen nageleefd te worden, evenals de bepalingen van het advies nr. 1189, uitgebracht door de Nationale arbeidsraad.
b) De zwangere werkneemster, tewerkgesteld in een arbeidsregeling met nachtprestaties, heeft het recht om, na schriftelijk verzoek, gestaafd door medisch attest, in een arbeidsregeling zonder nachtprestaties te worden tewerkgesteld met behoud van minimum het inkomen verbonden aan nachtprestaties en dit tot 3 maanden na de bevallingsrust.
c) In regimes met nachtprestaties geldt het principe van gelijk loon en gelijke functieclassificaties (Mannen/Vrouwen).
d) Onverminderd de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 45 en de sectorale regeling familiaal verlof overeenkomstig het nationaal akkoord 1973- 74, zullen op ondernemingsvlak na sociaal overleg sluitende afspraken gemaakt worden over de tijdelijke terugkeer van werknemers, naar een
arbeidsregeling zonder nachtprestaties in geval van ernstige medische of familiale redenen.
e) De werknemer xxxxxxxxxxxxx in regimes met nachtprestaties kan op zijn verzoek bij voorrang een vacante betrekking met dagprestaties verkrijgen in zoverre hij aan de vereiste kwalificaties voldoet.
f) De werkgever dient aandacht te besteden aan de veiligheid van de nacht- werkers, te zorgen voor het nodige toezicht en voor de bereikbaarbeid van de vertrouwenspersonen inzake "ongewenst seksueel gedrag".
Artikel 6
De in het advies van oktober 1995 vooropgestelde analyse over "de nachtar- beid" in de sector zal aangevraagd worden als positieve actie bij de Minister van tewerkstelling en Arbeid.
Artikel 7
Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt neergelegd ter Griffie van de Dienst der Collectieve Arbeidsbetrekkingen. De algemeen verbindend ver- klaring wordt aangevraagd.
Artikel 8
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is gesloten voor onbepaalde duur. Ze kan worden opgezegd per aangetekende brief te betekenen aan de andere partij met een opzeggingstermijn van 6 maanden.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 8/4/1998.
Arbeidstijd: week, jaar, loopbaan
Arbeidstijd: week, jaar, loopbaan
247a-2 247a-3
247 b Regimes na 08/04/1998
C.A.O. 15/06/1998 K.B. 28/05/2003 M.B. 28/07/2003 |
1. Inhoud Sectorale omkadering voor arbeidsregimes met nacht-prestaties waarvoor een akkoord afgesloten werd na 8 april 1998. |
2. Vervanging van C.A.O.'s: |
3. Duurtijd: Voor een onbepaalde duur vanaf 8 april 1998. |
Collectieve arbeidsovereenkomst van 8 april 1998.
B. COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST INZAKE DE SECTORALE OMKADERING VAN DE REGIMES
MET NACHTPRESTATIES WAAROVER EEN AKKOORD WERD BEREIKT NA 8 APRIL 1998
HOOFDSTUK I - INLEIDENDE BEPALINGEN
Artikel 1 - Toepassingsgebied
Deze overeenkomst is van toepassing op de werkgevers en arbeiders van de ondernemingen welke ressorteren onder het Paritair Comité voor de metaal-, machine en elektrische bouw, met uitzondering van de ondernemingen welke brug-gen en metalen gebinten monteren.
Onder arbeiders wordt verstaan de mannelijke en vrouwelijke arbeiders.
Artikel 2 - Voorwerp
a) Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten in toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 42 betreffende het invoeren van nieuwe arbeidsregelingen in ondernemingen. Aldus verkrijgen de partijen een afwijking op het verbod om nachtarbeid te verrichten, zoals bepaald in artikel 35 van de arbeidswet van 16/3/1971.
Onder nachtarbeid wordt verstaan de prestaties gewoonlijk verricht tussen 20 en 6 u. met uitsluiting van:
• prestaties uitsluitend verricht tussen 6 en 24 u.
• prestaties die gewoonlijk vanaf 5 u. 's morgens worden aangevat.
b) Alle elementen van de wet van 17/2/1997 inzake nachtarbeid die niet specifiek onderhandeld zijn in de twee sectorale omkaderingscollectieve arbeidsovereenkomsten dd. 8 april 1998 inzake nachtarbeid, blijven van kracht.
Arbeidstijd: week, jaar, loopbaan
247b-1
Artikel 3
Het principe van de vrijwilligheid wordt toegepast op arbeiders die in de arbeidsregelingen voorzien in artikel 6, stappen.
Artikel 4 – Positieve weerslag op de tewerkstelling
De invoering van de nieuwe arbeidsregelingen moet een positieve weerslag hebben op de werkgelegenheid.
Die positieve weerslag kan met name het gevolg zijn van een toename van het aantal tewerkgestelde werknemers, van de vermindering van het aantal dagen gedeeltelijke werkloosheid of van de vermindering van het aantal in vooruitzicht gestelde ontslagen in het kader van de procedure die voor col- lectief ontslag is vastgesteld.
Artikel 5 - Contractvormen
De bij de invoering van de modellen betrokken werknemers moeten zijn tewerkgesteld in het kader van een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur.
Zij mogen evenwel worden tewerkgesteld met een arbeidsovereenkomst van bepaalde duur of voor een duidelijk omschreven werk in de ondernemingen en voor de categorieën van werknemers waarvoor deze vorm van arbeids- overeenkomst strookt met het gebruik.
Conform artikel 9 g) wordt deze thematiek op ondernemingsvlak besproken.
HOOFDSTUK II - NIEUWE ARBEIDSREGIMES MET NACHTPRESTATIES
Artikel 6
Drieploegenstelsels evenals arbeidsregelingen met vaste nachtprestaties worden als sectorale modellen weerhouden. Deze modellen zijn automatisch toepasbaar op ondernemingsvlak.
a) Onder drieploegenstelsel wordt verstaan een systeem ingevoerd met roterende ploegen van telkens 8 uren die elk beurtelings de voormiddag, de namiddag en de nachtploeg betrekken gespreid over een periode van 5 dagen gaande van maandag tot vrijdag.
b) Onder arbeidsregeling met vaste nachtprestaties wordt verstaan twee dagploegen van telkens 8 uren en één nachtploeg van 8 uren, gaande van maandag tot vrijdag.
Artikel 7 - Procedure
a) Wanneer de werkgever voornemens is de modellen voorzien in artikel 6 in te voeren, moet hij voorafgaandelijk aan de werknemers schriftelijke informatie verstrekken omtrent het soort arbeidsregeling dat hij wil invoeren en omtrent de factoren die de invoering ervan rechtvaardigen. Ook de concrete omkaderingsmaatregelen voorzien in artikel 9 van deze collectieve ar-beidsovereenkomsten en de concrete uurroosters worden besproken met de leden van de syndicale delegatie of, bij ontstentenis, met de individuele werknemers.
b) Indien een onderneming met syndicale delegatie één van de in artikel 6 voorziene modellen wenst in te voeren, wordt het arbeidsreglement door de werkgever in die zin aangepast.
c) Indien een onderneming zonder syndicale delegatie één van de in artikel 6 voorziene modellen wenst in te voeren, worden de resultaten van de besprekingen met de werknemers, zoals voorzien in artikel 7 a), ter goed- keuring van het Nationaal Paritair Comité 111 voorgelegd.
Ingeval van eenparig advies van het betrokken Paritair Comité wordt het model automatisch toepasbaar op ondernemingsvlak. Het arbeidsregle- ment wordt door de werkgever aangepast.
Artikel 8
a) Ondernemingen met syndicale delegatie die gebruik wensen te maken van andere arbeidsregimes met nachtprestaties dan deze voorzien in artikel 6 van deze collectieve arbeidsovereenkomst, dienen ofwel de procedure voorzien in de wet van 17/2/1997 toe te passen, ofwel een collectieve arbeidsovereenkomst te sluiten in uitvoering van deze sectorale collectieve arbeidsovereenkomst.
b) Ondernemingen zonder syndicale delegatie die gebruik wensen te maken van andere arbeidsregimes met nachtprestaties dan deze voorzien in art. 6 van deze collectieve arbeidsovereenkomst, dienen de procedure voorzien in art. 7 c) van deze collectieve arbeidsovereenkomst na te leven.
Arbeidstijd: week, jaar, loopbaan
Arbeidstijd: week, jaar, loopbaan
247b-2 247b-3
HOOFDSTUK III – OMKADERINGSMAATREGELEN
Artikel 9
a) De wet van 17/2/1997 stelt dat de collectieve arbeidsovereenkomsten nr. 46 en 49 gesloten in de Nationale arbeidsraad bij arbeidsregelingen met nachtprestaties dienen nageleefd te worden, evenals de bepalingen van het advies nr. 1189 uitgebracht door de Nationale arbeidsraad.
b) De zwangere werkneemster, tewerkgesteld in een arbeidsregeling met nachtprestaties, heeft het recht om, na schriftelijk verzoek, gestaafd door medisch attest, in een arbeidsregeling zonder nachtprestaties te worden tewerkgesteld met behoud van minimum het inkomen verbonden aan nachtprestaties en dit tot 3 maanden na de bevallingsrust.
c) In regimes met nachtprestaties geldt het principe van gelijk loon en gelijke functieclassificaties (Mannen/Vrouwen).
d) Onverminderd de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 45 en de sectorale regeling familiaal verlof overeenkomstig het nationaal akkoord 1973- 74, zullen op ondernemingsvlak na sociaal overleg sluitende afspraken gemaakt worden over de tijdelijke terugkeer van werknemers, naar een arbeidsregeling zonder nachtprestaties in geval van ernstige medische of familiale redenen.
e) De werknemer xxxxxxxxxxxxx in regimes met nachtprestaties kan op zijn verzoek bij voorrang een vacante betrekking met dagprestaties verkrijgen in zoverre hij aan de vereiste kwalificaties voldoet.
f) De werkgever dient aandacht te besteden aan de veiligheid van de nacht- werkers, te zorgen voor het nodige toezicht en voor de bereikbaarbeid van de vertrouwenspersonen inzake "ongewenst seksueel gedrag".
g) De thematiek van interim-arbeid en de contracten van bepaalde duur kan in de omkaderingsmaatregelen besproken worden op ondernemingsvlak.
Artikel 10
Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt neergelegd ter Griffie van de Dienst der Collectieve Arbeidsbetrekkingen. De algemeen verbindend ver- klaring wordt aangevraagd.
Artikel 11
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is gesloten voor onbepaalde duur. Ze kan worden opgezegd per aangetekende brief te betekenen aan de andere partij met een opzeggingstermijn van 6 maanden.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 8/4/1998.
Arbeidstijd: week, jaar, loopbaan
Arbeidstijd: week, jaar, loopbaan
247b-4 247b-5
310 Kort verzuim
C.A.O. 09/07/2012 K.B. 19/04/2013 B.S. 05/09/2013 |
1. Inhoud: − Behoud normaal loon voor afwezigheidsdagen n.a.v. familiale gebeur- tenissen, staatsburgerlijke verplichtingen of burgerlijke opdrachten − Normaal loon wordt berekend als een feestdagenloon |
2. Vervanging/verlenging van C.A.O.’s: C.A.O. 11/07/2011 K.B. B.S. Registratiedatum: 21/09/2011 Registratienummer: 105895 Publicatie registratie in het B.S.: 06/10/2011 |
3. Duurtijd: Vanaf 1 juli 2012 voor onbepaalde duur |
Collectieve arbeidsovereenkomst van 9 juli 2012
KORT VERZUIM
HOOFDSTUK I. - TOEPASSINGSGEBIED
Artikel 1
Deze overeenkomst is van toepassing op de werkgevers en arbeiders van de ondernemingen welke ressorteren onder het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw, met uitzondering van de ondernemingen welke bruggen en metalen gebinten monteren.
Onder werklieden wordt verstaan de mannelijke en vrouwelijke arbeiders.
HOOFDSTUK II. - VOORWERP
Artikel 2
Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten in toepassing van:
1. het koninklijk besluit betreffende het behoud van het normaal loon van de werklieden, de dienstboden, de bedienden en de werknemers aangeworven voor de dienst op binnenschepen, voor afwezigheidsdagen ter gelegen- heid van familiegebeurtenissen of voor de vervulling van staatsburgerlijke plichten of van burgerlijke opdrachten van 28 augustus 1963 (Belgisch Staatsblad van 11 september 1963) en alle latere wijzigingen;
2. het koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst gesloten in de Nationale Arbeidsraad betreffende het behoud van het normale loon van de werknemers voor de afwezigheidsdagen ter gelegenheid van bepaalde gebeurtenissen van 3 december 1974 (Belgisch Staatsblad van 23 januari 1975);
3. de collectieve arbeidsovereenkomst, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, van 10 februari 1999, betreffende het behoud van het normaal loon van de werknemers voor de afwezigheidsdagen ter gelegenheid van het overlijden van overgrootouders en achterkleinkinderen;
Arbeidsovereenkomsten
310-1
4. de collectieve arbeidsovereenkomst, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, van 17 november 1999, betreffende het behoud van het normaal loon van wettelijk samenwonende werknemers voor de afwezigheidsdagen ter gelegenheid van bepaalde familiegebeurtenissen;
5. de wet van 10 augustus 2001 betreffende de verzoening van werkgelegen- heid en kwaliteit van het leven (Belgisch Staatsblad van 15 september 2001);
6. de Programmawet van 9 juli 2004 (Belgisch Staatsblad van 15 juli 2004) en in uitvoering daarvan, artikel 30ter van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.
7. artikel 133 van de programmawet van 22 december 2008 (Staatsblad van 29 december 2008 4de uitg.)
8. de wet van 13 april 2011 tot wijziging, wat betreft de meeouders, van de wetgeving inzake het geboorteverlof (Staatsblad van 10 mei 2011)
HOOFDSTUK III. - REGELS INZAKE KLEIN VERLET
Artikel 3
Het normaal loon, berekend op dezelfde wijze als voor de feestdagen, wordt uitbetaald voor de dagen waarop het werk verzuimd wordt om één van de volgende redenen, en wel ten belope van:
1. Drie dagen voor, het huwelijk van de arbeider(ster) of het afleggen van een verklaring van wettelijke samenwoning bij de ambtenaar van de burgerlijke stand en dit overeenkomstig de artikelen 1475 – 1476 van het Burgerlijk Wetboek of het officieel neerleggen van een samenlevingscontract, door de arbeider(ster) te kiezen tijdens de week waarin de gebeurtenis plaats heeft of tijdens de daaropvolgende week;
2. Eén dag, deze van het huwelijk van:
- de vader of de moeder, een grootvader of een grootmoeder, de schoon- vader of de schoonmoeder, de stiefvader of de stiefmoeder van de arbeider(ster);
- een kind van de arbeider(ster) of van zijn (haar) echtgenote(xxxx);
- een kleinkind van de arbeider(ster);
- een broer of zuster, een schoonbroer of schoonzuster van de arbeider(ster);
- gelijk welk ander familielid wonend onder hetzelfde dak als dat van de arbeider(ster);
3. Tien dagen voor de arbeider te kiezen binnen vier maanden te rekenen vanaf de bevalling, waarvan de eerste drie dagen met behoud van zijn normaal loon en de volgende zeven dagen met een uitkering in het raam van de verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, ter gelegenheid van de geboorte van een kind waarvan de afstamming langs zijn zijde vaststaat;
Hetzelfde recht komt, onder de voorwaarden en modaliteiten die op art.30 §2 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten zijn vastge- steld, toe aan de arbeider van wie de afstamming die in de vorige alinea wordt beoogd, niet kan worden vastgesteld maar die, op het moment van de geboorte:
a) gehuwd is met diegene ten aanzien van wie de afstamming vaststaat;
b) wettelijk samenwoont met diegene ten aanzien van wie de afstam- ming vaststaat en bij wie het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft, en niet is verbonden door een band van bloedverwantschap die leidt tot een huwelijksverbod waarvoor de Koning geen ontheffing kan verlenen;
c) sedert een onafgebroken periode van drie jaar voorafgaand aan de geboorte op permanente en affectieve wijze samenwoont met diegene ten aanzien van wie de afstamming vaststaat en bij wie het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft, en niet is verbonden door een band van bloed- verwantschap die leidt tot een huwelijksverbod waarvoor de Koning geen ontheffing kan verlenen. Het bewijs van samenwoning en hoofdverblijf wordt geleverd aan de hand van een uittreksel uit het bevolkingsregister.
4. Drie dagen te kiezen door de arbeider(ster) van de dag die het overlijden voorafgaat tot en met de dag die op de begrafenis volgt, bij het afsterven van:
- de echtgenote(noot) van de arbeider(ster)
- de ouders van de arbeider(ster) (vader, moeder, tweede echtgenoot(note) van moeder of vader);
- een kind van de arbeider(ster) of van zijn (haar) echtgenote(xxxx);
- de vader of de moeder van de echtgenote(noot) van de arbeider(ster);
5. Twee dagen, te kiezen door de arbeider(ster) vanaf de dag van het overlij- den tot en met de dag der begrafenis bij het afsterven der volgende bij de arbeider(ster) inwonende bloedverwanten:
- een broer of een zus van de arbeider(ster);
- een schoonzoon of schoondochter van de arbeider(ster);
Arbeidsovereenkomsten
Arbeidsovereenkomsten
310-2 310-3
- een schoonbroer of schoonzus van de arbeider(ster);
- een grootvader of grootmoeder van de arbeider(ster);
- een grootvader of grootmoeder van de echtgenote(noot) van de arbeider(ster);
- een kleinkind van de arbeider(ster);
- een overgrootvader of overgrootmoeder van de arbeider(ster);
- een overgrootvader of overgrootmoeder van de echtgenote(noot) van de arbeider(ster);
- een achterkleinkind van de arbeider(ster);
6. Eén dag, deze van de begrafenis, bij het afsterven der volgende niet bij de arbeider(ster) inwonende bloedverwanten:
- een broer of zus van de arbeider(ster);
- een schoonzoon of schoondochter van de arbeider(ster);
- een schoonbroer of schoonzuster van de arbeider(ster);
- een grootvader of grootmoeder van de arbeider(ster);
- een grootvader of grootmoeder van de echtgenote(noot) van de arbeider(ster);
- een kleinkind van de arbeider(ster);
- een overgrootvader of overgrootmoeder van de arbeider(ster);
- een overgrootvader of overgrootmoeder van de echtgenote(noot) van de arbeider(ster);
- een achterkleinkind van de arbeider(ster).
7. Eén dag, deze van de begrafenis, bij het afsterven van gelijk welke bloed- verwant wonende onder hetzelfde dak als dat van de arbeider(ster).
8. Eén dag, deze van de begrafenis, bij het afsterven van de voogd(es) van de minderjarige arbeider(ster), of van het minderjarige pleegkind waarvoor de arbeider(ster) als voogd(es) optreedt.
9. Eén dag, deze der plechtigheid, bij de priesterwijding of bij de kloosterge- lofte van een kind van de arbeider(ster) of van zijn (haar) echtgenote(noot), van een kleinkind, broer, zuster, schoonbroer en schoonzuster van de arbeider(ster), alsmede om het even welke bij de arbeider(ster) inwonende bloedverwant.
10. Eén dag voor de Plechtige Communie van een kind van de arbeider(ster) of zijn (haar) echtgenote(noot). Wanneer de plechtigheid plaats heeft op een zon- of feestdag of op een andere dag waarop normaal niet gewerkt
wordt, zal de verletdag genomen worden op de arbeidsdag die het feest ofwel onmiddellijk voorafgaat ofwel er onmiddellijk op volgt.
11. Eén dag voor het feest der vrijzinnige jeugd waaraan een kind van de arbeider(ster) of zijn/haar echtgenote(noot) deelneemt, daar waar dit feest wordt gevierd. Wanneer die plechtigheid plaats heeft op een zon- of feestdag of op een andere dag waarop normaal niet gewerkt wordt, zal de verletdag genomen worden op de arbeidsdag die het feest onmiddellijk voorafgaat ofwel er onmiddellijk op volgt.
12. De nodige tijd, met een maximum van één dag, om persoonlijk deel te nemen aan een officieel bijeengeroepen familieraad.
13. De nodige tijd, met een maximum van drie dagen, voor het verblijf van de dienstplichtige arbeider in een recrutering- of selectiecentrum, of in een militair hospitaal ten gevolge van zijn verblijf in een recrutering- of selectiecentrum.
14. De nodige tijd, met een maximum van vijf dagen:
- om deel te nemen aan een jury;
- bij oproeping als getuige voor een rechtbank;
- voor persoonlijke verschijning op aanmaning van de arbeidsrechtbank;
- om deel te nemen, in hoedanigheid van bijzitter bij een hoofdbureau voor stemopneming ter gelegenheid van wetgevende, provinciale, gemeente- verkiezingen en Europese parlementsverkiezingen;
- voor het uitoefenen van het ambt van bijzitter in een hoofdstembureau of enig stembureau bij de parlements-, provincieraads- en gemeente- raadsverkiezingen.
15. Het onthaal van een kind in het gezin van de werkman in het kader van een adoptie: tijdens de eerste drie dagen van het adoptieverlof, zoals bepaald in artikel 30ter van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereen- komsten heeft de werknemer recht op het behoud van zijn normale loon ten laste van de werkgever.
Artikel 4
a) Voor de toepassing van de bepalingen van artikel 3 van deze collec- tieve arbeidsovereenkomst, wordt de persoon, die samenwoont met de arbeider(ster) en van zijn (haar) gezin deel uitmaakt, gelijkgesteld met de echtgenote of echtgenoot.
Arbeidsovereenkomsten
Arbeidsovereenkomsten
310-4 310-5
b) Voor de toepassing van artikel 3 § 2., 4., 5., 6., 9., 10. en 11. van onder- havige overeenkomst wordt beschouwd als kind het wettelijk, gewettigd, aangenomen, erkend natuurlijk of regelmatig door arbeider(ster) opgevoed kind.
c) Voor de toepassing van artikel 3 § 2., 5., 6. en 9. van onderhavige overeen- komst worden de schoonbroer en de schoonzuster van de echtgenote(oot) van de arbeider(ster) gelijkgesteld met de schoonbroer of schoonzuster van de arbeider(ster).
Artikel 5
Behoudens overmacht zal de vergoeding voor werkverzuim voorzien in onder- havige overeenkomst aan de arbeider(ster) slechts worden uitbetaald mits hij (zij) vooraf de werkgever of diens vertegenwoordiger binnen een redelijke termijn heeft op de hoogte gebracht.
De arbeider(ster) moet het bewijs leveren van de gebeurtenis die het verzuim rechtvaardigt en de werkgever kan gebeurlijk het voorleggen van een officieel document verlangen.
Artikel 6
Voor de toepassing van artikel 3 van onderhavige overeenkomst zullen alleen als afwezigheid worden beschouwd de gewone werkdagen voor dewelke de arbeider(ster) aanspraak had mogen maken op het loon indien hij (zij) door de reden voorzien in artikel 3 niet belet was geweest te werken.
De onder artikel 3 vermelde vergoeding zal enkel worden uitbetaald indien de arbeider(ster) de verzuimdagen daadwerkelijk aan de voorziene doeleinden heeft gewijd.
HOOFDSTUK III. - DUUR
Artikel 7
Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereen- komst van 10 december 2001, gesloten in het Paritair Comité voor het metaal, machine- en elektrische bouw, met uitzondering van de ondernemingen welke bruggen en metalen gebinten monteren, algemeen verbindend verklaard bij Koninklijk Besluit van 22 mei 2003 (Belgisch Staatsblad van 28 juli 2003), vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 11 juli 2011, geregistreerd
onder het nummer 105895 en vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 16 januari 2012, geregistreerd onder het nummer 109681.
Artikel 8
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 juli 2012 en is gesloten voor onbepaalde tijd.
Zij kan door één van de partijen opgezegd worden mits een opzegging van zes maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de Voorzitter van het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw.
Arbeidsovereenkomsten
Arbeidsovereenkomsten
310-6 310-7
315 Carenzdag
C.A.O. 07/04/2003 K.B. 23/10/2006 B.S. 23/11/2006 |
1. Inhoud: Uitbetaling alle carenzdagen aan arbeiders met een minimumanciënniteit van 3 maanden in een onderneming |
2. Vervanging/verlenging van C.A.O.’s: |
3. Duurtijd: Vanaf 1 januari 2004 voor onbepaalde duur. |
Uittreksel uit de collectieve arbeidsovereenkomst van 7 april 2003 houdende het nationaal akkoord 2003-2004
HOOFDSTUK II – CARENZDAG
2.1. Definitie
De carenzdag wordt gedefinieerd in artikel 52 §1 van de Wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten als de eerste werkdag van een periode van arbeidsongeschiktheid die geen veertien dagen duurt.
2.2. Regeling
Onverminderd gunstiger regelingen op provinciaal en/of op ondernemings- niveau, worden vanaf 1 januari 2004, alle carenzdagen betaald aan arbeiders met een minimumanciënniteit van 3 maanden in de onderneming.
Deze regeling is geldig voor onbepaalde duur.
Arbeidsovereenkomsten
315-1
317 Beschikbaarheid bezoek controle-arts
C.A.O. 06/07/2015 K.B. 01/04/2016 B.S. 11/05/2016 |
1. Inhoud: Ter beschikking van de controle-arts gedurende de 2de en de 3de werkdag van de periode van arbeidsongeschiktheid telkens van 9u30 tot 13u30. |
2. Vervanging/verlenging van C.A.O.’s: C.A.O. K.B. B.S. |
3. Duurtijd: Vanaf 1 september 2015 voor onbepaalde duur. |
Collectieve arbeidsovereenkomst van 6 juli 2015
BESCHIKBAARHEID OP DE VERBLIJFPLAATS VOOR EEN BEZOEK VAN DE CONTROLE-ARTS
Artikel 1 - Toepassingsgebied
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de arbeiders van de ondernemingen welke ressorteren onder het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw, met uitzondering van de ondernemingen welke bruggen en gebinten monteren.
Onder “arbeiders” wordt verstaan de mannelijke en vrouwelijke arbeiders
Artikel 2
Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten in toepassing van de bepalingen van artikel 31 §3 alinea 2 van de Wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, ingevoegd door artikel 61 3° van de Wet van 26 december 2013 betreffende de invoering van een eenheidsstatuut tussen arbeiders en bedienden inzake de opzeggingstermijnen en de carenzdag en begeleidende maatregelen (B.S 31 december 2013).
Bij arbeidsongeschiktheid van de arbeider die de toelating heeft om de woonst te verlaten, dient deze zich ofwel in zijn woonplaats ofwel in een aan de werk- gever meegedeelde verblijfplaats ter beschikking te houden voor een bezoek van de controlearts en dit gedurende de 2e en de 3e werkdag van de periode van arbeidsongeschiktheid, telkens van 9u30 tot 13u30.
De bepaling is enkel van toepassing in de ondernemingen zonder syndicale delegatie.
Artikel 3 - Duur
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 september 2015 en is gesloten voor onbepaalde tijd.
Arbeidsovereenkomsten
317-1
Zij kan door één van de partijen opgezegd worden mits een opzegging van zes maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de Voorzitter van het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw.
Arbeidsovereenkomsten
317-2
320 Opzeggingstermijnen
K.B. 22/04/2012 B.S. 10/05/2012 |
1. Inhoud Voor arbeidsovereenkomsten vanaf 1 januari 2014 wordt voor de opzeg- gingstermijnen geen onderscheid meer gemaakt tussen arbeiders en bedienden. De opzeggingstermijn wordt bepaald op basis van het criterium anciënniteit binnen de onderneming op het ogenblik dat de opzeggings- termijn ingaat. Voor arbeiders die reeds in dienst waren vóór 1 januari 2014 bestaat de berekening van de opzeggingstermijn uit 2 delen die bij elkaar moeten opgeteld worden. Deel 1: opzeggingstermijn op basis van de anciënniteit verworven op 31/12/2013 en rekening houdend met de sectorale bepalingen die op dat moment van toepassing waren (KB 22/04/2012 – BS 10/05/2012) Deel 2: opzeggingstermijn op basis van de anciënniteit verworven vanaf 01/01/2014 volgens de nieuwe wettelijke opzeggingstermijnen die gelden vanaf 01/01/2014. xxxxx://xxxx.xxxxxx.xx/xx/xxxxxx/xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx/ einde-van-de-arbeidsovereenkomst/einde-van-de-arbeidsovereenkomst-13 |
2. Vervanging/verlenging van C.A.O.'s: K.B. 08/12/03 B.S. 08/01/04 |
3. Duurtijd: Vanaf 1 januari 2004 voor onbepaalde duur. |
Koninklijk besluit van 22 april 2012
TOT VASTSTELLING VAN DE OPZEGTERMIJNEN IN DE ONDERNEMINGEN DIE RESSORTEREN ONDER HET PARITAIR COMITÉ VOOR DE METAAL-, MACHINE-, EN ELEKTRISCHE BOUW
Artikel 1
Dit besluit is van toepassing op de werkgevers en op de werklieden van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw, met uitzondering van de ondernemingen die bruggen en metalen gebinten monteren, zowel voor de arbeidsovereenkomsten waarvan de uitvoering vóór 1 januari 2012 is aangevangen als diegene waarop artikel 65/1 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten van toepassing is.
Algemeen regime | Brugpensioen | Herstructurering (met cao) | |||
wg | wn | wg | wn | ||
-5 jaar anc. | 42d. | 14d. | 35d. | 35d. | 14d. |
5 – 10 jaar | 49d. | 14d. | 35d. | 35d. | 14d. |
10 – 15 jaar | 84d. | 28d. | 35d. | 70d. | 21d. |
15 – 20 jaar | 112d. | 28d. | 35d. | 70d. | 21d. |
20 – 25 jaar | 154d. | 42d. | 70d. | 133d. | 28d. |
25 en + jaar | 196d. | 42d. | 70d. | 133d. | 28d. |
Artikel 2
In afwijking van de bepalingen van artikel 59, tweede en derde lid, van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten wordt de te geven opzeggingstermijn bij het beëindigen van de arbeidsovereenkomst voor werk- lieden vastgesteld op:
• Tweeënveertig dagen wanneer de opzegging van de werkgever uitgaat en veertien dagen wanneer de opzegging van de werknemer uitgaat wat de werklieden betreft die minder dan 5 jaren ononderbroken bij dezelfde onderneming in dienst zijn gebleven;
• Negenenveertig dagen wanneer de opzegging van de werkgever uitgaat en veertien dagen wanneer de opzegging van de werknemer uitgaat wat de werklieden betreft die tussen 5 en minder dan 10 jaren ononderbroken bij dezelfde onderneming in dienst zijn gebleven;
• Vierentachtig dagen wanneer de opzegging van de werkgever uitgaat en 28 dagen wanneer de opzegging van de werknemer uitgaat wat de werk- lieden betreft die tussen 10 en minder dan 15 jaren ononderbroken bij dezelfde onderneming in dienst zijn gebleven;
Arbeidsovereenkomsten
320-1
• Honderdentwaalf dagen wanneer de opzegging van de werkgever uitgaat en achtentwintig dagen wanneer de opzegging van de werknemer uitgaat wat de werklieden betreft die tussen 15 en minder dan 20 jaren ononder- broken bij dezelfde onderneming in dienst zijn gebleven;
• Honderdvierenvijftig dagen wanneer de opzegging van de werkgever uit- gaat en tweeënveertig dagen wanneer de opzegging van de werknemer uitgaat wat de werklieden betreft die tussen 20 en minder dan 25 jaren ononderbroken bij dezelfde onderneming in dienst zijn gebleven;
• Honderdzesennegentig dagen wanneer de opzegging van de werkgever uitgaat en tweeënveertig dagen wanneer de opzegging van de werknemer uitgaat wat de werklieden betreft die ten minste 25 jaren ononderbroken bij dezelfde onderneming in dienst zijn gebleven.
Artikel 3 – In geval van brugpensioen
In afwijking van artikel 2 van dit besluit, gelden in geval van ontslag door de werkgever met het oog op brugpensioen de volgende opzeggingstermijnen:
• Vijfendertig dagen wat de werklieden betreft die minder dan 20 jaren ononderbroken bij dezelfde onderneming in dienst zijn gebleven;
• Zeventig dagen wat de werklieden betreft die meer dan 20 jaren ononder- broken bij dezelfde onderneming in dienst zijn gebleven.
Artikel 4 – In geval van herstructurering
§ 1. In afwijking van artikel 2 van dit besluit, wordt in geval van herstructurering de opzeggingstermijn vastgesteld op:
• Vijfendertig dagen wanneer de opzegging van de werkgever uitgaat en veertien dagen wanneer de opzegging van de werknemer uitgaat wat de werklieden betreft die minder dan 10 jaren ononderbroken bij dezelfde onderneming in dienst zijn geweest;
• Zeventig dagen wanneer de opzegging van de werkgever uitgaat en een- entwintig dagen wanneer de opzegging van de werknemer uitgaat wat de werklieden betreft die tussen 10 en minder dan 20 jaren ononderbroken bij dezelfde onderneming in dienst zijn geweest;
• Honderddrieëndertig dagen wanneer de opzegging van de werkgever uitgaat en achtentwintig dagen wanneer de opzegging van de werknemer uitgaat wat de werklieden betreft ten minste 20 jaren ononderbroken bij dezelfde onderneming in dienst zijn geweest.
§ 2. Deze afwijkende opzeggingstermijnen gelden op voorwaarde dat deze opzeggingstermijnen worden bevestigd in een op ondernemingsvlak gesloten collectieve arbeidsovereenkomst overeenkomstig de bepalingen van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités.
§ 3. Onder herstructurering wordt verstaan elke vorm van meervoudig ont- slag: elk ontslag, met uitzondering van ontslag om dringende redenen, dat in de loop van een ononderbroken periode van 60 kalenderdagen een aantal werklieden treft dat tenminste 10% bedraagt van het gemiddeld werklieden- bestand van het kalenderjaar dat het ontslag voorafgaat, met een minimum van 3 werklieden voor ondernemingen met minder dan 30 werklieden. Ook de ontslagen ingevolge een faling of een sluiting van de ondernemingen vallen onder toepassing van deze definitie.
Artikel 5
De opzeggingen betekend voor de inwerkingtreding van dit besluit blijven al hun gevolgen behouden.
Artikel 6
Het koninklijk besluit van 8 december 2003 tot vaststelling van de opzeggings- termijnen in de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw, wordt opgeheven.
Artikel 7
Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatblad wordt bekendgemaakt evenwel ten vroegste op 1 januari 2012.
Arbeidsovereenkomsten
Arbeidsovereenkomsten
320-2 320-3
330 Gewettigde afwezigheden
C.A.O.19/02/1973 uit het Nationaal akkoord 1973/1974 |
Registratiedatum: Registratienummer: 17731 Publicatie registratie in B.S.: 19/05/1973 |
1. Inhoud: Toegestane afwezigheid zonder loon |
2. Vervanging van C.A.O.'s: |
3. Duurtijd: Vanaf 1 januari 1973 voor onbepaalde duur. |
Collectieve arbeidsovereenkomst van 19 februari 1973.
GEWETTIGDE AFWEZIGHEID WEGENS FAMILIALE REDENEN
NATIONAAL AKKOORD 1973-1974, PUNT 7
Wordt als gewettigd beschouwd de afwezigheid, gedurende maximaal 3 dagen per jaar, van de werknemer die in de absolute en door een medisch attest bevestigde noodzakelijkheid verkeert om zijn/haar echtgenoot/echtgenote of rechtstreekse bloedverwant in de eerste graad te verzorgen die ernstig ziek is of slachtoffer is van een ongeval.
Xxxxxxx werkverzuim geeft geen recht op bezoldiging en mag voor de betrok- kene geen nadelige gevolgen meebrengen.
Voor wat de toepassing van die beschikking betreft wordt de persoon die bij de arbeider inwoont en deel uitmaakt van zijn/haar gezin met de echtgenoot/ echtgenote gelijkgesteld.
Arbeidsovereenkomsten
330-1
342 a
Tijdskrediet en landingsbanen - overgangsregeling
C.A.O. 13/05/2019 K.B. 28/06/2019 B.S. 22/07/2019 |
1. Inhoud − Xxxxxxxxxxxx 0/0xx vanaf 55 jaar – lange loopbaan of zwaar beroep − Halftijdse landingsbaan vanaf 57 jaar – lange loopbaan of zwaar beroep − Landingsbaan vanaf 50 jaar na 28 jaar loopbaan − Premies Vlaams Gewest |
2. Vervanging/verlenging van C.A.O.’s: C.A.O. K.B. B.S. |
3. Duurtijd: Vanaf 1 januari 2019 tot en met 30 juni 2019. |
Collectieve arbeidsovereenkomst van 13 mei 2019
TIJDSKREDIET – LOOPBAANVERMINDERING EN LANDINGSBANEN
Artikel 1
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de arbeiders van de ondernemingen welke ressorteren onder het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw, met uitzondering van de ondernemingen welke bruggen en metalen gebinten monteren.
Artikel 2 – Landingsbaan 4/5de vanaf 55 jaar – lange loopbaan of zwaar beroep
In toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 137 van de NAR van 24 april 2019 wordt de leeftijd op 55 jaar gebracht voor de arbeiders die hun arbeidsprestaties verminderen met 1/5
Artikel 3 - Halftijdse landingsbaan vanaf 57 jaar – lange loopbaan of zwaar beroep
In toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 137 van de NAR van 24 april 2019 wordt de leeftijd op 57 jaar gebracht voor de arbeiders die hun arbeidsprestaties verminderen tot een halftijdse betrekking.
Artikel 4 - Landingsbaan vanaf 50 jaar na 28 jaar loopbaan.
In uitvoering van artikel 8 §3 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 103 van 27 juni 2012 tot invoering van een stelsel van tijdskrediet, loopbaanver- mindering en landingsbanen, hebben de in artikel 1 bedoelde arbeiders van minstens 50 jaar en die een beroepsloopbaan van 28 jaar doorlopen hebben, recht op een vermindering van de arbeidsprestaties met 1/5e.
Artikel 5 - Duur
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2019 en treedt buiten werking op 30 juni 2019.
Arbeidsovereenkomsten
342a-1
BIJLAGE AAN DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST VAN 13 MEI 2019 BETREFFENDE HET TIJDSKREDIET, LOOPBAANVERMINDERING EN LANDINGSBANEN
PREMIES VLAAMS GEWEST
De ondertekenende partijen verklaren dat de arbeiders ressorterend onder het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw en die inzake domicilie en tewerkstelling voldoen aan de omschrijving van het Vlaamse gewest gebruik kunnen maken van de aanmoedigingspremies van kracht in het Vlaamse gewest namelijk:
1. Zorgkrediet
2. Opleidingskrediet
3. Ondernemingen in moeilijkheden of herstructureringen
Xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx
000x-0
342 b Tijdskrediet en landingsbanen
C.A.O. 24/06/2019 K.B. 29/09/2019 B.S. 22/10/2019 |
1. Inhoud − Xxxxxxxxxxxx 0/0xx vanaf 55 jaar – lange loopbaan of zwaar beroep - Halftijdse landingsbaan vanaf 57 jaar – lange loopbaan of zwaar beroep - Landingsbaan vanaf 50 jaar na 28 jaar loopbaan − Premies Vlaams Gewest. |
2. Vervanging/verlenging van C.A.O.’s: C.A.O. 13/05/2019 K.B. 28/06/2019 B.S. 22/07/2019 |
3. Duurtijd: Vanaf 1 juli 2019 tot en met 31 december 2020. |
Collectieve arbeidsovereenkomst van 24 juni 2019
TIJDSKREDIET, LOOPBAANVERMINDERING EN LANDINGSBANEN
Artikel 1 - Toepasssingsgebied
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de arbeiders van de ondernemingen welke ressorteren onder het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw, met uitzondering van de ondernemingen welke bruggen en metalen gebinten monteren.
Artikel 2 – Landingsbaan 4/5de vanaf 55 jaar – lange loopbaan of zwaar beroep
In toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 137 van de NAR van 23 april 2019 wordt de leeftijd op 55 jaar gebracht voor de arbeiders die hun arbeidsprestaties verminderen met 1/5de.
Artikel 3 – Halftijdse landingsbaan vanaf 57 jaar – lange loopbaan of zwaar beroep
In toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 137 van de NAR van 23 april 2019 wordt de leeftijd op 57 jaar gebracht voor de arbeiders die hun arbeidsprestaties verminderen tot een halftijdse betrekking.
Artikel 4 - Landingsbaan vanaf 50 jaar na 28 jaar loopbaan.
In uitvoering van artikel 8 §3 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 103 van 27 juni 2012 tot invoering van een stelsel van tijdskrediet, loopbaanver- mindering en landingsbanen, hebben de in artikel 1 bedoelde arbeiders van minstens 50 jaar en die een beroepsloopbaan van 28 jaar doorlopen hebben, recht op een vermindering van de arbeidsprestaties met 1/5de.
Artikel 5 - Duur
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 juli 2019 en treedt buiten werking op 31 december 2020.
Arbeidsovereenkomsten
342b-1
BIJLAGE AAN DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST VAN 24 JUNI 2019 BETREFFENDE HET TIJDSKREDIET, LOOPBAANVERMINDERING EN LANDINGSBANEN
PREMIES VLAAMS GEWEST
De ondertekenende partijen verklaren dat de arbeiders ressorterend onder het Paritair Comité voor de metaal, machine- en elektrische bouw en die inzake domicilie en tewerkstelling voldoen aan de omschrijving van het Vlaamse gewest gebruik kunnen maken van de aanmoedigingspremies van kracht in het Vlaamse gewest namelijk:
1. Zorgkrediet
2. Opleidingskrediet
3. Ondernemingen in moeilijkheden of herstructureringen
Arbeidsovereenkomsten
342b-2
350 Onthaal op de onderneming
C.A.O. 13/05/1971 |
Registratiedatum: Registratienummer: 633 Publicatie registratie in B.S.: 20/10/1971 |
1. Inhoud: Procedure en werkwijze bij het onthaal van nieuwe arbeiders op de onderneming |
2. Vervanging van C.A.O.'s: |
3. Duurtijd: Vanaf 1 april 1971 voor onbepaalde duur |
Collectieve arbeidsovereenkomst van 13 mei 1971.
ONTHAAL VAN DE ARBEIDERS
Gelet op de wet van 20 juli 1961 tot aanvulling van artikel 11 van de wet van 10 maart 1900 op het arbeidscontract en tot regeling van de verplichtingen van het ondernemingshoofd inzake het onthaal van de arbeiders en meer bepaald van de jonge arbeiders in de onderneming;
Overwegende dat het onthaal de uitdrukking is van de belangstelling welke werkgever en onderneming betuigen voor de persoon van de aangeworven arbeider en van hun begrip voor de bijzondere problemen die, vooral voor de jongeren, bij een eerste contact met de werkkring oprijzen;
Overwegende dat het onthaal tot doel heeft, de pas aangeworvene de gele- genheid te geven vertrouwd te geraken met de onderneming, met haar alge- mene werkkring en haar gebruikelijke werkvoorwaarden, hem toe te laten de betekenis van zijn persoonlijk werk in het geheel van de activiteiten der onderneming te begrijpen; overwegende dat de beroepsopleiding en beroeps- vervolmaking, vooral van de jongeren, vanaf het onthaal alle aandacht van de directie moeten gaande houden, volgens formules die van onderneming tot onderneming kunnen verschillen;
Overwegende anderzijds dat de organisatie van het onthaal, om doeltreffend te zijn, dient aangepast te worden aan de grootte en aan de structuur van de onderneming; dat terwijl de taken van onthaal, van voorlichting en van gebeur- lijke vorming der arbeiders in de kleine ondernemingen die over geen andere middelen beschikken door het ondernemingshoofd zelf worden vervuld, het in de grotere onderneming aangewezen is dat een bevoegde persoon of dienst speciaal belast wordt met het coördineren der acties op dit gebied;
Overwegende dat een goed onthaal in de onderneming, zowel van de bedrijfs- leiding als van het personeel en diens syndicale vertegenwoordigers, een gezamenlijke inspanning vereist om voor de nieuwe aangeworvene een gunstig klimaat te schep-pen, o.m. door het bevorderen van zijn sociale aanpassing aan zijn arbeidsgroep, en om de menselijke betrekkingen te verbeteren in het raam van georganiseerde industriële betrekkingen;
Arbeidsovereenkomsten
350-1
Komen de ondertekenende partijen overeen omtrent wat volgt:
Artikel 1
Onderhavige overeenkomst is toepasselijk op alle ondernemingen die onder de bevoegdheid vallen van het Nationaal Paritair Comité van de metaal-, machine- en elektrische bouw.
Artikel 2
Elke onderneming gelast ofwel een bevoegde persoon, ofwel een dienst erover te waken dat het onthaal van de nieuwe aangeworvene en vooral der jongeren goed georganiseerd is, en in te staan voor de coördinatie der verschillende aspecten van dit onthaal.
In de ondernemingen waar in toepassing van de collectieve overeenkomst van 24 december 1947 een syndicale afvaardiging van het arbeidspersoneel bestaat, wordt deze - tegelijk met de ondernemingsraad op de hoogte gesteld van de voor het onthaal overwogen maatregelen en is zij bevoegd over hun aanpassing alle advies uit te brengen.
Artikel 3
De rol van de dienst voor onthaal en het voorwerp van onthaal bestaan er in zich met de nieuw aangeworven arbeiders en meer bepaald met de jongeren bezig te houden door ze aan hun onmiddellijke oversten en werkmakkers voor te stellen om aldus de onontbeerlijke menselijke contacten in de hand te werken en hun eventueel alle nuttige inlichtingen van algemene aard te verstrekken op gebied van voorkoming van arbeidsongevallen, beroepsziekten, gezondheidsinstellingen, maatschappelijke werken, diensten voor beroeps- opleiding en -volmaking, representatieve arbeidsorganen in de onderneming, alsmede alle inlichtingen van aard ze meer met de interne organisatie van de onderneming vertrouwd te maken.
Artikel 4
Op het ogenblik van de aanwerving en in ieder geval vóór de indiensttreding ontvangt de nieuw aangeworven arbeider mondeling of schriftelijk alle inlich- tingen over arbeidsvoorwaarden, bezoldiging en werkuren door toedoen van het ondernemingshoofd of van zijn bevoegde afgevaardigde. Hij wordt eveneens nauwkeurig ingelicht over datum, plaats en uur van aanbieding op het werk, alsmede over de identiteit van de persoon tot wie hij zich moet richten.
Bij de eerste uitbetaling van het loon, ontvangt de nieuw aangeworvene op zijn verzoek een mondelinge of schriftelijke uitleg over de berekeningswijze van het loon, van de premies en van de diverse afhoudingen.
Artikel 5
De aan te wenden middelen om het onthaal der nieuwe arbeiders zo gunstig mogelijk te doen verlopen, zullen worden vastgesteld in samenwerking met vertegenwoordigers der arbeiders in de ondernemingsraad en in het Comité voor Veiligheid en Hygiëne en met de vakbondsafgevaardigden, dit binnen de grenzen van de respectieve bevoegdheid van elk dezer lichamen.
De keuze van de meest geschikte middelen gebeurt op het vlak van de onderneming, met inachtneming van haar omvang, haar structuur en eigen kenmerken.
Onder de in te zetten middelen verdient een speciale vermelding:
a) de inrichting van een contact met leden van de in de onderneming bestaande paritaire organen en meer bepaald met de eventuele afge- vaardigden der jonge arbeiders;
b) het ter hand stellen van onthaalbrochures;
c) een uiteenzetting door een bevoegd persoon over de bedrijvigheid, de structuur, de produktie, enz. van de onderneming;
d) de inrichting van een geleid bezoek in de onderneming.
Artikel 6
Op het vlak van de onderneming zullen de nodige voorzorgen worden genomen om de nieuwelingen met hun arbeid vertrouwd te maken, meer in het bijzonder tijdens de periode van aanpassing aan hun nieuwe functie.
Artikel 7
De pas in dienst getreden arbeiders kunnen zich tot de bevoegde instantie wenden om bijkomende inlichtingen in te winnen omtrent de arbeidsvoorwaar- den in het bedrijf en hun moeilijkheden voor te leggen. Voor dat doel kan door het ondernemingshoofd een tijdregeling vastgelegd worden.
Arbeidsovereenkomsten
Arbeidsovereenkomsten
350-2 350-3
Artikel 8
De huidige overeenkomst wordt gesloten voor onbepaalde tijd en treedt in voege op 1 april 1971. Zij kan door één der partijen worden verbroken, op voorwaarde dat een vooropzeg van zes maanden wordt gegeven door middel van een aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Nationaal Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw.
Arbeidsovereenkomsten
350-4
360 Uitzendarbeid – sectorale modaliteiten
C.A.O. 25/04/1989 K.B. 09/04/1990 B.S. 29/05/1990 |
1. Inhoud Beperking van het gebruik van uitzendkrachten tot de gevallen vermeld in de wet van 24/07/1987 Raadplegingsprocedure Onthaal van de uitzendkracht op de onderneming |
2. Vervanging van C.A.O.'s: |
3. Duurtijd: Vanaf 1 januari 1989 voor onbepaalde duur |
Collectieve arbeidsovereenkomst van 25 april 1989.
UITZENDARBEID
In uitvoering van het nationaal akkoord van 9 januari 1989 gesloten voor de arbeiders(-sters) van de sector van de metaal-, machine- en elektrische bouw wordt navolgende CAO gesloten:
Artikel 1 - Toepassingsgebied
Onderhavige overeenkomst is van toepassing op de werkgevers, werklieden en werksters van de ondernemingen die onder de bevoegdheid vallen van het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw, met uitzon- dering van de ondernemingen welke bruggen en metalen gebinten monteren.
Deze overeenkomst is niet van toepassing op ondernemingen die reeds door een sociaal programma-akkoord gedekt zijn voor de jaren 1989-1990 en is slechts gedeeltelijk van toepassing op de ondernemingen die door een sociaal programma-akkoord gedekt zijn voor het jaar 1989. Die vrijstelling betreft in dit geval alleen maar de bepalingen die in 1989 in voege treden. De gewestelijke paritaire secties zijn bevoegd om de eventuele toepassingsmoeilijkheden te regelen.
Artikel 2 - Beroep op uitzendkrachten
§ 1. Het beroep op de contracten voor uitzendarbeid zal beperkt worden tot de in de wet van 24 juli 1987 voorziene gevallen met inachtname van het uit- zonderingskarakter van dit regime.
§ 2. De raadplegingsprocedure t.a.v. de syndicale delegatie en de werkne- mersorganisaties zoals voorzien in de CAO nr. 36 zal strikt nageleefd worden.
§ 3. In het kader van de informatieprocedure t.a.v. de ondernemingsraad, zoals voorzien door de CAO nr. 37, zullen de werkgevers jaarlijks en trimestrieel inlichtingen verschaffen over de evolutie en vooruitzichten inzake uitzendar- beid.
Wanneer de vooruitzichten worden overschreden zal de ondernemingsraad hierover worden ingelicht.
Arbeidsovereenkomsten
360-1
§ 4. De werkgevers zullen, bij het onthaal van de uitzendkracht in de onder- neming, inlichtingen verstrekken aangaande:
- de arbeidspost en de specifieke functievereisten
- de risico's en maatregelen inzake veiligheid en gezondheid betreffende de uit te oefenen functie
- de in de onderneming geldende bezoldigingsregelen voor de betrokken functie
- de namen van de leden van de syndicale delegatie.
Artikel 3 - Duur
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 1989 en wordt gesloten voor onbepaalde duur.
Zij kan worden opgezegd mits een opzegging van drie maanden betekend bij een ter post aangetekend schrijven gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw.
Arbeidsovereenkomsten
360-2
361 a
Pensioenpremie voor de uitzendkrachten – Jaar 2018-19
C.A.O. 19/12/2017 K.B. 22/07/2018 B.S. 07/08/2018 |
1. Inhoud: CAO van het Paritair Comité Uitzendkrachten, PC 322 Pensioenpremie voor uitzendkrachten in de metaalsector overeenkomstig een bijdrage tot financiering sectoraal systeem aanvulling op wettelijk pensioenstelsel |
2. Vervanging van C.A.O.'s: CAO 20/06/2017 (xxx.xx. 140646/CO/322) |
3. Duurtijd: Van 1 januari 2018 tot 31 december 2019 |
Paritair Comité voor de uitzendarbeid en de erkende ondernemingen die buurtwerken of -diensten leveren
Collectieve arbeidsovereenkomst van 19 december 2017
PENSIOENPREMIE VOOR DE UITZENDKRACHTEN IN DE SECTOR VAN ONDERNEMINGEN DIE RESSORTEREN
ONDER HET PARITAIR COMITÉ VOOR DE METAAL-, MACHINE- EN ELEKTRISCHE BOUW (PC 111.01 & 111.02),
MET UITZONDERING VAN DIE ONDERNEMINGEN DIE BRUGGEN EN METALEN GEBINTEN MONTEREN.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten in uitvoering van de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 december 2017 betreffende de pen- sioenpremie voor de uitzendkrachten en beoogt de uitzendkrachten
ter beschikking gesteld van gebruikers-ondernemingen die ressorteren onder het paritair comité voor de Metaal-, machine-en elektrische bouw, met uitzon- dering van die ondernemingen die bruggen en metalen gebinten monteren, hierna "gebruiker" genoemd.
Artikel 1
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op:
a. de uitzendbureaus bedoeld bij artikel 7, 1° van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers;
b. de uitzendkrachten bedoeld bij artikel7, 3° van genoemde wet van 24 juli 1987, die door deze uitzendbureaus tel' beschikking worden gesteld.
Artikel 2
In toepassing van artikel 2 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 december 2017 betreffende de pensioenpremie voor de uitzendkrachten, verbinden de uitzendbureaus zich er toe een pensioenpremie te betalen aan de uitzendkrachten ter beschikking gesteld van een gebruiker.
Xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx
000x-0
Artikel 3
De pensioenpremie waarvan sprake in artikel 2 is een percentage van het brutoloon (aan 100 pct.) dat overeenkomt met de bijdrage betaald door de gebruiker voor de financiering van een sectoraal systeem van aanvulling op het wettelijk pensioenstelsel, vermenigvuldigd met de coëfficiënt vermeld in de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 december 2017 betreffende de pensioenpremie voor de uitzendkrachten.
De bijdrage betaald door de ondernemingen die ressorteren onder het paritair comité voor de Metaal-, machine-en elektrische bouw, met uitzondering van die ondernemingen die bruggen en metalen gebinten monteren bedraagt 2,39 pct voor de ondernemingen in de provincies Antwerpen, Limburg, Oost- Vlaanderen, West-Vlaanderen, Vlaams Brabant, evenals voor de onderneming Cofely Fabricom NV en Cofely Fabricom Industrie Sud NV hierna "Vlaanderen" genoemd.
De bijdrage betaald door de ondernemingen die ressorteren onder het paritair comité voor de Metaal-, machine-en elektrische bouw, met uitzon- dering van die ondernemingen die bruggen en metalen gebinten monteren, bedraagt 2,19 pct voor de ondernemingen in de provincies Waals Brabant, Luik, Hengouwen, Namen en Luxemburg en in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, met uitzondering van de onderneming Cofely Fabricom NV en Cofely Fabricom Industrie Sud NV hiema "Wallonië-Brussel" genoemd.
De pensioenpremie die door de uitzendbureaus wordt betaald voor de uit- zendkrachten ter beschikking gesteld van ondernemingen in Vlaanderen is dus gelijk aan 1,58 pct. van het brutoloon (aan 100 pct.), hetzij 2,39 x 0,6603 vanaf 1 januari 2018.
De pensioenpremie die door de uitzendbureaus wordt betaald voor de uitzend- krachten ter beschikking gesteld van ondernemingen in Wallonië-Brussel is gelijk aan 1,45 pct. van het brutoloon (aan 100 pct.), hetzij 2,19 x 0,6603 vanaf 1 januari 2018.
Artikel 4
De uitzendbureaus verbinden er zich toe aan de uitzendkrachten die ter beschikking worden gesteld van een gebruiker de pensioenpremie vermeld in artikel 3 te betalen op de brutolonen verschuldigd vanaf 1 januari 2018.
Artikel 5
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2018 en vervangt de collectieve arbeidsuurovereenkomst van 20 juni 2017 betreffende de pensioenpremie (registratienummer 140646/CO/322). Zij wordt gesloten voor een bepaalde duur en verstrijkt op 31 december 2019.
Zij kan, mits een opzeggingstermijn van drie maanden wordt in acht genomen, door elk van de partij en worden opgezegd met een aangetekend schrijven gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de uitzendarbeid en de erkende ondernemingen die buurtwerken of -diensten leveren.
Arbeidsovereenkomsten
Xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx
000x-0 361a-3
361 b Jaar 2020
Pensioenpremie voor de uitzendkrachten –
C.A.O. 17/12/2019 | K.B. 22/06/2020 | B.S. 29/07/2020 |
1. Inhoud: CAO van het Paritair Comité Uitzendkrachten, PC 322 Pensioenpremie voor uitzendkrachten in de metaalsector overeenkomstig een bijdrage tot financiering sectoraal systeem aanvulling op wettelijk pensioenstelsel | ||
2. Vervanging van C.A.O.'s: CAO 19/12/2017 | K.B. 22/07/2018 | B.S. 7/8/2018 |
3. Duurtijd: Van 1 januari 2020 tot 31 december 2020 |
Paritair Comité voor de uitzendarbeid en de erkende ondernemingen die buurtwerken of -diensten leveren
Collectieve arbeidsovereenkomst van 17 december 2019
PENSIOENPREMIE VOOR DE UITZENDKRACHTEN IN DE SECTOR VAN ONDERNEMINGEN DIE RESSORTEREN
ONDER HET PARITAIR COMITÉ VOOR DE METAAL-, MACHINE- EN ELEKTRISCHE BOUW (PC 111.01 & 111.02),
MET UITZONDERING VAN DIE ONDERNEMINGEN DIE BRUGGEN EN METALEN GEBINTEN MONTEREN.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten in uitvoering van de collectieve arbeidsovereenkomst van 17 december 2019 betreffende de pensioenpremie voor de uitzendkrachten en beoogt de uitzendkrachten ter beschikking gesteld van gebruikers-ondernemingen die ressorteren onder het paritair comité voor de Metaal-, machine-en elektrische bouw, met uitzon- dering van die ondernemingen die bruggen en metalen gebinten monteren, hierna "gebruiker" genoemd.
Artikel 1
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op:
a. de uitzendbureaus bedoeld bij artikel7, 1° van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers;
b. de uitzendkrachten bedoeld bij artikel7, 3° van genoemde wet van 24 juli 1987, die door deze uitzendbureaus tel' beschikking worden gesteld.
Artikel 2
In toepassing van artikel2 van de collectieve arbeidsovereenkomst van
17 december 2019 betreffende de pensioenpremie voor de uitzendkrachten, verbinden de uitzendbureaus zich er toe een pensioenpremie te betalen aan de uitzendkrachten ter beschikking gesteld van een gebruiker.
Xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx
000x-0
Artikel 3
De pensioenpremie waarvan sprake in artikel 2 is een percentage van het brutoloon (aan 100 pct.) dat overeenkomt met de bijdrage betaald door de gebruiker voor de financiering van een sectoraal systeem van aanvulling op het wettelijk pensioenstelsel, vermenigvuldigd met de coëfficiënt vermeld in de collectieve arbeidsovereenkomst van 17 december 2019 betreffende de pensioenpremie voor de uitzendkrachten.
De bijdrage betaald door de ondernemingen die ressorteren onder het paritair comité voor de Metaal-, machine-en elektrische bouw, met uitzondering van die ondernemingen die bruggen en metalen gebinten monteren bedraagt 2,39 pct voor de ondernemingen in de provincies Antwerpen, Limburg, Oost- Vlaanderen, West-Vlaanderen, Vlaams Brabant, evenals voor de onderneming Cofely Fabricom NV en Cofely Fabricom Industrie Sud NV hierna "Vlaanderen" genoemd.
De bijdrage betaald door de ondernemingen die ressorteren onder het paritair comité voor de Metaal-, machine-en elektrische bouw, met uitzon- dering van die ondernemingen die bruggen en metalen gebinten monteren, bedraagt 2,19 pct voor de ondernemingen in de provincies Waals Brabant, Luik, Hengouwen, Namen en Luxemburg en in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, met uitzondering van de onderneming Cofely Fabricom NV en Cofely Fabricom Industrie Sud NV hiema "Wallonië-Brussel" genoemd.
De pensioenpremie die door de uitzendbureaus wordt betaald voor de uit- zendkrachten ter beschikking gesteld van ondernemingen in Vlaanderen is dus gelijk aan 1,58 pct. van het brutoloon (aan 100 pct.), hetzij 2,39 x 0,6603.
De pensioenpremie die door de uitzendbureaus wordt betaald voor de uitzend- krachten ter beschikking gesteld van ondernemingen in Wallonië-Brussel is gelijk aan 1,45 pct. van het brutoloon (aan 100 pct.), hetzij 2,19 x 0,6603.
Artikel 4
De uitzendbureaus verbinden er zich toe aan de uitzendkrachten die ter beschikking worden gesteld van een gebruiker de pensioenpremie vermeld in artikel 3 te betalen op de brutolonen verschuldigd vanaf 1 januari 2020.
Artikel 5
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2020. Zij wordt gesloten voor een bepaalde duur en verstrijkt op 31 december 2020.
Zij kan, mits een opzeggingstermijn van drie maanden wordt in acht genomen, door elk van de partij en worden opgezegd met een aangetekend schrijven gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de uitzendarbeid en de erkende ondernemingen die buurtwerken of -diensten leveren.
Arbeidsovereenkomsten
Arbeidsovereenkomsten
361b-2 361b-3
362 Contracten van bepaalde duur en uitzendarbeid
C.A.O. 31/05/2007 K.B. 13/11/2008 B.S. 05/02/2009 |
1. Inhoud − Overname anciënniteit voor contracten bepaalde duur / uitzendcontracten bij omzetting naar contracten onbepaalde duur − Wegvallen van de proefperiode op voorwaarde dat de totale duur van de “tijdelijke contracten” minstens 14 dagen heeft geduurd. |
2. Vervanging/verlenging van C.A.O.’s: C.A.O. K.B. B.S. |
3. Duurtijd: Vanaf 1 juni 2007 voor onbepaalde duur. |
Collectieve arbeidsovereenkomst van 31 mei 2007
ART. 23 UIT HET NATIONAAL AKKOORD 2007 - 2008
Artikel 23
HOOFDSTUK IX - ARBEIDSOVEREENKOMSTEN VOOR BEPAALDE DUUR EN VOOR UITZENDARBEID
Arbeidsovereenkomsten van bepaalde duur en arbeidsovereenkomsten voor uitzendarbeid die worden omgezet in arbeidsovereenkomsten van onbepaalde duur vanaf 1 juni 2007 nemen de volledige in de betrokken onderneming opge- bouwde anciënniteit over. Deze arbeidsovereenkomsten van onbepaalde duur mogen geen proefperiode voorzien, en voor zover de totale, niet noodzakelijk ononderbroken, duur van deze arbeidsovereenkomsten van bepaalde duur en deze arbeidsovereenkomsten voor uitzendarbeid minimum 14 dagen bedraagt.
Worden enkel in aanmerking genomen, arbeidsovereenkomsten van bepaalde duur en arbeidsovereenkomsten voor uitzendarbeid die begonnen zijn na 1 januari 2006 en waarvan de onderbrekingen tussen deze arbeidsovereen- komsten maximum 4 maanden bedragen.
Arbeidsovereenkomsten
362-1
363 Dagcontracten
C.A.O. 11/07/2011 K.B. 05/12/2012 B.S. 20/12/2012 |
1. Inhoud Art. 9 uit het nationaal akkoord 2011-2012: beperken van het gebruik van dagcontracten |
2. Vervanging/verlenging van C.A.O.’s: |
3. Duurtijd: Vanaf 1 januari 2011 voor onbepaalde duur. |
Collectieve arbeidsovereenkomst van 11 juli 2011
ART. 9 DAGCONTRACTEN UIT HET NATIONAAL AKKOORD 2011 – 2012
Artikel 9 – Precaire arbeid
Om het kwalitatief karakter van arbeid binnen de sector te bewaken kan enkel beroep gedaan worden op dagcontracten indien hiertoe expliciet een noodzaak bestaat. Het betreft werken waarvan voor de aanvang van de overeenkomst duidelijk is dat het gaat om een opdracht van minder dan 5 werkdagen. Dagcontracten blijven altijd mogelijk bij de aanvang of in de eerste week van de opdracht en in situaties van onderbroken werkweken, bijv. bij tijdelijke werkloosheid.
Arbeidsovereenkomsten
363-1
390 Statuut jonge arbeiders - aanbeveling
AANBEVELING OMTRENT HET STATUUT VAN DE JONGE ARBEIDERS
AANBEVELING |
1. Inhoud: Integratie van jonge arbeiders in het bedrijf * promotiekansen - toegankelijkheid van functies * vervolmaking * tijdelijke contracten * avondonderwijs |
2. Vervanging van C.A.O.'s: |
3. Duurtijd: |
Overwegende dat beter moet tegemoet gekomen worden aan de aspiraties van de jonge arbeiders, zowel in hun belang als in dat van de onderneming.
Overwegende dat het huidige statuut, dat sedert 1 januari 1965 van kracht is, derhalve moet worden aangepast aan de huidige sociale en economische toestand.
Doen de partijen volgende aanbevelingen:
1. Rekening gehouden met de mogelijkheden in de onderneming zullen de jonge arbeiders ingezet worden op posten die het best beantwoorden aan hun opleiding en hun persoonlijke bekwaamheden.
2. Wanneer belangrijker, beter betaalde of meer gewaardeerde posten te begeven zijn, zal, alvorens buitenshuispersoneel wordt aangeworven, de voorkeur worden gegeven aan de arbeiders, de jongeren inbegrepen, uit de onderneming zelf, voor zover deze laatste alle door de onderneming gestelde eisen voor het bekleden van de te begeven post vervullen.
3. Teneinde te vermijden dat de dienstplicht en de hiermede gelijkgestelde schorsingen bepaald bij artikel 28quinquies van de wet op de arbeids- overeenkomst een belemmering zou zijn voor de loopbaan van de jonge arbeider, zal diens situatie van bij zijn terugkeer in de onderneming opnieuw worden onderzocht, zodat hij, volgens de behoeften en mogelijkheden van de onderneming, een functie toegewezen krijgt, die het best beantwoordt aan zijn persoonlijke bekwaamheden en kennis. Het feit zijn legerdienst nog te moeten vervullen, maakt op zichzelf geen voorwendsel uit om af te zien van de aanwerving van jongeren.
4. Men zal vermijden, voor het uitoefenen van tijdelijk werk, stelselmatig jonge arbeiders aan te werven, zonder dat ze terdege worden ingelicht omtrent de aard en de duur van het contract.
Arbeidsovereenkomsten
390-1
5. Voor zover de jonge arbeider vooraf en tijdig aan de onderneming zijn verlangen heeft te kennen gegeven om in rechtstreeks verband met de bedrijvigheid van de onderneming vervolmakingscursussen te volgen, moet in de mate van het mogelijke worden vermeden dat de betrokkene tijdens deze periode wordt ingeschakeld in elkaar aflossende ploegen, in de mate waarin dit systeem een belemmering zou zijn voor de normale voortzetting van de beroepsleergangen.
6. Men zal het de jonge arbeider vergemakkelijken avondvakonderwijs te volgen in verband met de sector waartoe de onderneming behoort met aangepaste en met de goede arbeidsorganisatie verenigbare middelen.
Bij gebreke aan reglementaire beschikkingen zal de onderneming zowel in de loop van als op het einde van het schooljaar de meest geschikte aanmoedigingsmiddelen kiezen, zoals bijvoorbeeld vrije tijd, kredieturen, vergoeding voor didactisch materieel, tussenkomst in verplaatsingskosten, toeslag voor geslaagde examens. Deze beschikkingen houden in zich een regelmatige aanwezigheid van de jonge arbeiders op deze cursussen.
7. De ondernemingsraad of bij ontstentenis van de ondernemingsraad, de syndicale delegatie, zal geïnformeerd worden over deze aanbevelingen. De ene of de andere instantie zal waken over de goede uitvoering van deze aanbevelingen.
Arbeidsovereenkomsten
390-2
410 a
Tewerkstelling en opleiding risicogroepen 2017-18
C.A.O. 19/06/2017 K.B. 29/11/2017 B.S. 21/12/2017 |
1. Inhoud − Bijdrage en besteding voor de opleiding en de tewerkstelling van risi- cogroepen • 0,02% nationale besteding • 0,08% regionale besteding − 50% van de middelen moet aangewend worden aan gedefinieerde doel- groep; − 0,05% moet besteed worden aan initiatieven voor ingroeibanen voor jongeren. |
2. Vervanging/verlenging van C.A.O.’s: C.A.O. 06/07/2015 K.B. 01/04/2016 B.S. 03/05/2016 |
3. Duurtijd: Vanaf 1 januari 2017 tot en met 31 december 2018. |
Collectieve arbeidsovereenkomst van 19 juni 2017
TEWERKSTELLING EN OPLEIDING RISICOGROEPEN
Artikel 1 - Toepassingsgebied
Onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werk- gevers en arbeiders van de ondernemingen welke onder het Paritair Comité van de metaal-, machine- en elektrische bouw ressorteren, met uitzondering van de ondernemingen welke bruggen en metalen gebinten monteren.
Onder “arbeiders” wordt verstaan de mannelijke en vrouwelijke arbeiders
Artikel 2 - Voorwerp
Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten in uitvoering van Titel XIII, Hoofdstuk VIII, Afdeling I van de Wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen(I), en het koninklijk besluit van 19 februari 2013 tot uit- voering van artikel 189, 4de lid van de genoemde Wet.
Artikel 3 - Bijdrage
Het Fonds van Bestaanszekerheid van de metaalverwerkende nijverheid int in 2017 en 2018 een bijdrage van 0,10% van de brutolonen ter bevordering van de initiatie-ven van opleiding en tewerkstelling van de risicogroepen.
Artikel 4 – Aanwending
Deze 0,10% wordt als volgt aangewend:
§1 - 0,02% zal op nationaal vlak beheerd worden door de V.z.w. "Tewerkstelling en opleiding van risicogroepen - arbeiders MVEN", en aangewend worden volgens de verdeling en de criteria vastgelegd door de Raad van Bestuur van de v.z.w.
§2 - 0,08% wordt beheerd door de V.z.w. "Tewerkstelling en opleiding van risicogroe-pen - arbeiders MVEN".
Opleiding en bevordering werkgelegenheid
410a-1
De fondsen worden evenwel overgeheveld naar de gewestelijke paritaire V.z.w.'s die met de opleiding zijn belast, wanneer die daarom verzoeken en zich verbinden ze aan te wenden conform het nationaal akkoord en de terzake toepasselijke wettelijke bepalingen.
§3 - De V.z.w. "Tewerkstelling en opleiding van risicogroepen - arbeiders MVEN" alsook de met de opleiding belaste gewestelijke paritaire V.z.w.'s die de fondsen waarvan sprake in § 2. hebben opgevraagd, leggen aan het paritair comité 111 voor de arbeiders van de metaal-, machine- en elektrische bouw, op het jaareinde een omstandig verslag over betreffende de aanwending van de 0,02% en de 0,08%.
§4 - De helft van deze middelen zal aangewend worden voor onderstaande risicogroepen zoals bepaald in het Koninklijk Besluit van 19 februari 2013 tot uitvoering van artikel 189, vierde lid, van de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen (I) gepubliceerd in het Belgisch staatsblad van 8 april 2013:
1° de werknemers van minstens 50 jaar oud die in de sector werken;
2° de werknemers van minstens 40 jaar oud die in de sector werken en bedreigd zijn met ontslag:
a) hetzij doordat hun arbeidsovereenkomst werd opgezegd en de opzeg- gingstermijn loopt;
b) hetzij doordat zij tewerkgesteld zijn in een onderneming die erkend is als onderneming in moeilijkheden of in herstructurering;
c) hetzij doordat zij tewerkgesteld zijn in een onderneming waar een collectief ontslag werd aangekondigd;
3° de niet-werkenden en de personen die sinds minder dan een jaar werken en niet-werkend waren op het ogenblik van hun indiensttreding. Onder niet-werkenden wordt verstaan:
a) de langdurig werkzoekenden, zijnde de personen in het bezit zijn van een werkkaart, bedoeld in artikel 13 van het koninklijk besluit van 19 december 2001 tot bevordering van de tewerkstelling van langdurig werkzoekenden;
b) de uitkeringsgerechtigde werklozen;
c) de werkzoekenden die laaggeschoold of erg-laaggeschoold zijn in de zin van artikel 24 van de wet van 24 december 1999 ter bevordering van de tewerkstelling;
d) de herintreders, zijnde de personen die zich na een onderbreking van minstens één jaar terug op de arbeidsmarkt begeven;
e) de personen die gerechtigd zijn op maatschappelijke integratie in toepassing van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie en personen die gerechtigd zijn op maat- schappelijke hulp in toepassing van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;
f) de werknemers die in het bezit zijn van een verminderingskaart her- structureringen in de zin van het koninklijk besluit van 9 maart 2006 betreffende het activerend beleid bij herstructureringen;
g) de werkzoekenden die niet de nationaliteit van een lidstaat van de Europese Unie bezitten, of van wie minstens één van de ouders deze nationaliteit niet bezit of niet bezat bij overlijden, of van wie minstens twee van de grootouders deze nationaliteit niet bezitten of niet bezaten bij overlijden;
4° de personen met een verminderde arbeidsgeschiktheid, namelijk:
a) de personen die voldoen aan de voorwaarden om ingeschreven te worden in een regionaal agentschap voor personen met een handicap;
b) de personen met een definitieve arbeidsongeschiktheid van minstens 33 %;
c) de personen die voldoen aan de medische voorwaarden om recht te hebben op een inkomens-vervangende of een integratietegemoetko- ming ingevolge de wet van 27 februari 1987 op de tegemoetkomingen aan personen met een handicap;
d) de personen die als doelgroep-werknemer tewerkgesteld zijn of waren bij een werkgever die valt onder het toepassingsgebied van het Paritair Comité voor de beschutte en de sociale werkplaatsen;
Opleiding en bevordering werkgelegenheid
Opleiding en bevordering werkgelegenheid
410a-2 410a-3
e) de gehandicapte die het recht op verhoogde kinderbijslag opent op basis van een lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid van minstens 66 %;
f) de personen die in het bezit zijn van een attest afgeleverd door de Algemene Directie Personen met een Handicap van de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid voor het verstrekken van sociale en fiscale voordelen;
g) de persoon met een invaliditeitsuitkering of een uitkering voor arbeidsongevallen of beroepsziekten in het kader van programma's tot werkhervatting;
5° de jongeren die nog geen 26 jaar oud zijn en opgeleid worden, hetzij in een stelsel van alternerend leren, hetzij in het kader van een individuele beroepsopleiding in een onderneming, bedoeld in artikel 27, 6°, van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheids- reglementering, hetzij in het kader van een instap-stage, bedoeld in artikel 36quater van hetzelfde koninklijk besluit van 25 november 1991.
§5 - Van de in artikel 3 bedoelde inspanning moet minstens de helft (0,05%) besteed worden aan initiatieven ten voordele van één of meerdere van de volgende groepen teneinde op sectoraal vlak elke jongeren via ingroeibanen een kans op werk te bieden:
a) de in §4, 5° bedoelde jongeren
b) de in §4, 3° en 4°, bedoelde personen die nog geen 26 jaar zijn
Elke jongere komt in aanmerking voor een ingroeibaan ongeacht de aard van de overeenkomt (IBO, deeltijds leren/werken, arbeidsovereenkomst van bepaalde of onbepaalde duur).
De VZW krijgt de opdracht om in dit kader ondersteunende en bijkomende acties te ontwikkelen. Tegen 30 november 2015 zal het Paritair comité de verdere modaliteiten en voorwaarden bepalen
Artikel 5 - Duur
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking vanaf 1 januari 2017 en houdt op van kracht te zijn op 31 december 2018.
Opleiding en bevordering werkgelegenheid
410a-4
410 b
Tewerkstelling en opleiding risicogroepen 2019
C.A.O. 30/09/2019 K.B. 07/01/2019 B.S. 20/01/2020 |
1. Inhoud: − Bijdrage en besteding voor de opleiding en de tewerkstelling van risico- groepen • 0,02% nationale besteding • 0,08% regionale besteding − 50% van de middelen moet aangewend worden aan gedefinieerde doel- groep; − 0,05% moet besteed worden aan initiatieven voor ingroeibanen voor jongeren. |
2. Vervanging/verlenging van C.A.O.’s: C.A.O. 19/06/2017 K.B. 29/11/2017 B.S. 21/12/2017 |
3. Duurtijd: Vanaf 1 januari 2019 tot en met 31 december 2019. |
Collectieve arbeidsovereenkomst van 30 september 2019
VERLENGING RISICOGROEPEN
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en arbeiders van de ondernemingen welke ressorteren onder het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw.
De collectieve arbeidsovereenkomst van 19 juni 2017 inzake de tewerkstelling en opleiding risicogroepen (registratienummer 140566/CO/111) wordt verlengd tot 31 december 2019.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2019 en houdt op van kracht te zijn op 31 december 2019.
Opleiding en bevordering werkgelegenheid
410b-1