VOORZITTER VAN DE DERDE KAMER
Raad voor Vergunningsbetwistingen
VOORZITTER VAN DE DERDE KAMER
ARREST
nr. S/2012/0209 van 3 oktober 2012 in de zaak 1112/0202/SA/3/0168
In zake: de stad LOMMEL, vertegenwoordigd door het college van burgemeester en schepenen
bijgestaan en vertegenwoordigd door:
advocaat Xxxxx XXXXXXXXXX
kantoor houdende te 0000 Xxxxxxx, Xxxxxxx XX–xxxx 000 waar woonplaats wordt gekozen
verzoekende partij tegen:
de GEWESTELIJKE STEDENBOUWKUNDIGE AMBTENAAR van het
Agentschap Ruimtelijke Ordening, afdeling Limburg
bijgestaan en vertegenwoordigd door:
advocaat Xxxxxxxxx XXXXXXX
kantoor houdende te 0000 Xxxx-Xxxxxxx, Xxxxxxxxxxxxxxxx 00 waar woonplaats wordt gekozen
verwerende partij
.
Tussenkomende de nv
partij:
bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Xxxxxx XXXXXXX
kantoor houdende te 0000 Xxxxxxxxx, Meir 24 waar woonplaats wordt gekozen
I. Voorwerp van de vordering
De vordering, ingesteld bij aangetekende brief van 4 november 2011, strekt tot de schorsing van de tenuitvoerlegging en de vernietiging van het besluit van de gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar van het Agentschap Ruimtelijke Ordening, afdeling Limburg van 21 september 2011 waarbij aan de tussenkomende partij onder voorwaarden een stedenbouwkundige vergunning wordt verleend voor het bouwen van een telecommunicatiestation.
.
.
Het betreft een perceel gelegen te en met kadastrale omschrijving .
II. Verloop van de rechtspleging
De verwerende partij heeft een nota betreffende de vordering tot schorsing ingediend en het originele administratief dossier neergelegd. De repliek in feite en in rechte van de tussenkomende partij betreffende de vordering tot schorsing is vervat in haar verzoekschrift tot tussenkomst.
De partijen zijn opgeroepen voor de openbare terechtzitting van 7 maart 2012, alwaar de vordering tot schorsing werd behandeld.
Kamervoorzitter Xxxxx XXX XXXXX heeft verslag uitgebracht.
Advocaat Xxxxxx XX XXXXXXXXXXX die loco advocaat Xxxxx XXXXXXXXXX verschijnt voor de verzoekende partij, advocaat Xxxx XXXXXX die loco advocaat Xxxxxxxxx XXXXXXX verschijnt voor de verwerende partij en advocaat Xxxxxx XX XXXXXXX die loco advocaat Xxxxxx XXXXXXX verschijnt voor de tussenkomende partij, zijn gehoord.
Er is toepassing gemaakt van de bepalingen van titel IV, hoofdstuk VIII van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) betreffende de Raad voor Vergunningsbetwistingen en van de bepalingen van het reglement van orde van de Raad, bekrachtigd door de Vlaamse Regering op 20 november 2009.
De uitdrukkelijke verwijzingen in dit arrest naar artikelen van de VCRO hebben betrekking op de tekst van deze artikelen zoals zij golden op het ogenblik van het instellen van de voorliggende vordering.
III. TUSSENKOMST
.
De nv vraagt met een op 20 december 2011 ter post aangetekend verzoekschrift om in het
geding te mogen tussenkomen.
De voorzitter van de derde kamer heeft vastgesteld, met een beschikking van 12 januari 2012, dat er grond is om het verzoek voorlopig in te willigen en dat de verzoeker tot tussenkomst voorlopig aangemerkt kan worden als belanghebbende in de zin van artikel 4.8.16, §1, eerste lid VCRO voor wat betreft de behandeling van de vordering tot schorsing. De verzoekende partij tot tussenkomst werd gevraagd om bij haar uiteenzetting ten gronde en minstens op de zitting die zal georganiseerd worden omtrent het schorsingsverzoek, een afschrift te bezorgen van de akte van aanstelling van haar organen, in het bijzonder van de publicatie in het Belgisch Staatsblad van de aanstelling van de heer tot bestuurder.
De verzoekende partij tot tussenkomst heeft met een zending van 27 februari 2012 de bedoelde documenten aan de Raad bezorgd. Na onderzoek van vermelde stukken stelt de Raad vast dat het verzoek tot tussenkomst ontvankelijk is.
IV. FEITEN
. .
Op 5 april 2011 (datum van het ontvangstbewijs) dient de nv voor de tussenkomende partij
bij het college van burgemeester en schepenen van de verzoekende partij een aanvraag in voor een stedenbouwkundige vergunning voor “het bouwen van een telecommunicatiestation: het
plaatsen van een buismast met antennes op het dak van de droogtoren van de brandweer. Aan de voet van de buismast wordt de technische installatie geplaatst”.
Het perceel is, zo blijkt uit de bestemmingsvoorschriften van het bij koninklijk besluit van 22 maart 1978 vastgestelde gewestplan ‘Neerpelt-Bree’, gelegen in woongebied.
Het perceel is niet gelegen binnen een gebied waarvoor een goedgekeurd bijzonder plan van aanleg of ruimtelijk uitvoeringsplan geldt, noch binnen de omschrijving van een behoorlijk vergunde, niet-vervallen verkaveling.
Naar aanleiding van het openbaar onderzoek, georganiseerd van 9 mei 2011 tot en met 8 juni 2011, wordt één bezwaarschrift ingediend, uitgaande van een omwonende.
De FOD Mobiliteit en Vervoer, Luchtvaart brengt op 13 mei 2011 een voorwaardelijk gunstig advies uit.
De stedelijke technische dienst brengt op 19 mei 2011 een gunstig advies uit.
De brandweer brengt op 10 juni 2011 een ongunstig advies uit omdat niet zeker is dat de voorgestelde installatie met al haar onderdelen, die aan elektromagnetische straling op een hoog vermogen onderhevig zijn, ongevaarlijk is voor personen in hun normale werkomgeving.
De gemeentelijke stedenbouwkundige ambtenaar brengt op 14 juli 2011 een gunstig advies uit.
Op 20 juli 2011 neemt het college van burgemeester en schepenen van de verzoekende partij het volgende standpunt in:
“…
Aangezien de toren door de korpsleden van de brandweer gebruikt wordt als oefentoren dient er aangetoond te worden dat de elektromagnetische straling ongevaarlijk is voor de korpsleden
…”
Op 21 september 2011 beslist de verwerende partij een stedenbouwkundige vergunning onder voorwaarden te verlenen en zij doet hierbij de volgende overwegingen gelden:
“…
De aanvraag betreft het plaatsen van een telecommunicatiestation op een bestaande vergunde brandweertoren met een hoogte van ca. 20m. Door dit communicatiestation wordt de toren slechts met iets meer dan 5m verhoogd. De constructie van buismast met antennes is bovendien vrij transparant waardoor de bijkomende visuele hinder en ruimtelijke impact beperkt zijn en daardoor aanvaardbaar. Door de installatie op de bestaande vergunde toren te plaatsen worden het bundelingsprincipe en de telecomcode gerespecteerd.
Wat de stralings- en gezondheidsaspecten betreft, kan het volgende worden opgemerkt. Het besluit van de Vlaamse Regering van 19 november 2010 tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne wat betreft de normering van vast en tijdelijk opgestelde zendantennes voor elektromagnetische golven tussen 10 MHz en 10 GHz, werd gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 13 januari 2011. Twee ministeriële besluiten die verdere invulling geven aan deze regeling, werden gepubliceerd in het Belgisch
Staatsblad op 16 februari 2011. De website, waarmee conformiteitsattesten kunnen worden aangevraagd, is operationeel. Dit besluit van de Vlaamse Regering legt gezondheidsnormen vast. De installatie mag pas in exploitatie genomen worden als de aanvrager beschikt over het conformiteitsattest, zoals bedoeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 19 november 2010. Op die wijze wordt het voorzorgsprincipe volledig gerespecteerd. Alle nieuwe en bestaande installaties moeten aan de normen van dit besluit van de Vlaamse regering voldoen. De vergunningverlenende overheid kan er dan ook in alle redelijkheid van uitgaan dat het gezondheidsaspect voldoende onder controle is en het verlenen van deze stedenbouwkundige vergunning niet in de weg staat. Zoals de Raad van State in arresten heeft opgemerkt kan worden aangenomen dat de overheid die bevoegd is inzake ruimtelijke ordening, voor de beoordeling van de risico's van een constructie voor de gezondheid in beginsel kan voortgaan op de beoordeling van de terzake bevoegde overheid, zoals die haar uitdrukking gevonden heeft in een bij besluit vastgestelde normering.
Er kan dan ook niet volledig akkoord worden gegaan met het ongunstige advies van de stad Lommel. Het voornoemde conformiteitsattest moet immers door de aanvrager in elk geval worden verkregen voor de installatie in gebruik mag worden genomen. Bovendien is de minimum vrije hoogte op het dak onder de schotelantennes met gerichte stralenbundels 2,23 m, onder de UMTS-antennes zelfs 3,37 m, zodat er geen gevaar bestaat dat brandweerlieden tijdens oefeningen voor de antennes komen. De aanvrager zal bovendien aan de stad Lommel en de brandweer de veiligheidsinformatie ter beschikking stellen die technici krijgen wanneer zij moeten werken in de buurt van antennes. Eventuele ongelukken kunnen hierdoor volledig worden uitgesloten
…”
Dit is de bestreden beslissing.
V. Ontvankelijkheid van de vordering tot schorsing
De verwerende en de tussenkomende partij betwisten het belang en de hoedanigheid van de verzoekende partij en bij gevolg de ontvankelijkheid van de voorliggende vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging en tot vernietiging van de bestreden beslissing. De tussenkomende partij wijst verder op een schending van artikel 4.8.16, §5 VCRO aangezien zij geen afschrift van het inleidend verzoekschrift van de verzoekende partij zou hebben ontvangen.
De Raad is echter van oordeel dat de excepties van de verwerende en de tussenkomende partij slechts onderzocht en beoordeeld dienen te worden wanneer vastgesteld moet worden dat de voorwaarden om de schorsing van de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing te bevelen, zijn vervuld. Zoals hierna zal blijken, is dit niet het geval.
VI. Onderzoek van de vordering tot schorsing
Luidens artikel 4.8.13 VCRO kan, ter voorkoming van een moeilijk te herstellen ernstig nadeel en op grond van ernstige middelen, een bestreden vergunningsbeslissing geschorst worden bij wijze van voorlopige voorziening. Overeenkomstig deze bepaling kan de Raad slechts een bestreden vergunningsbeslissing schorsen onder de dubbele voorwaarde dat de onmiddellijke tenuitvoerlegging van de beslissing een moeilijk te herstellen ernstig nadeel kan berokkenen en dat ernstige middelen worden aangevoerd.
A. Moeilijk te herstellen ernstig nadeel
Standpunt van de partijen
1.
De verzoekende partij omschrijft het moeilijk te herstellen ernstig nadeel dat zij meent te lijden als volgt:
“…
Het brandweerkorps hanteert het gebouw waarop de zendmast zal worden gerealiseerd als oefenterrein voor brandoefeningen. In het kader van deze oefeningen wordt tot op de top van het gebouw en aldus vlakbij de op te richten zendmast geklommen.
Verzoekster brengt foto‟s bij die de waarachtigheid hiervan aantonen (stuk n°3).
Het is aldus niet zo dat de brandweerlieden zich enkel in het gebouw bevinden waar de zendmast zal worden opgericht. Zij dienen zich, ter voorbereiding van hun taken als brandweerman, regelmatig op de top van het gebouw te begeven en komen aldus in de onmiddellijke omgeving van de zendmast en de bijhorende straling.
Er bestaat geen discussie over het feit dat het zich begeven in de nabije omgeving van dergelijke zendmasten belangrijke nadelige invloed kan hebben op de gezondheid van de mens.
…
Verweerster gaat van de verkeerde stelling uit dat de brandweer van Lommer enkel in het onderliggende gebouw verblijft en gaan voorbij aan de vaststelling dat zij echter eveneens regelmatig op het dak van het gebouw, in de nabije omgeving van de zendmast dienen te zijn.
Door de aanwezigheid van een dergelijke zendmast op het gebouw zal de brandweer van Lommel de nodige oefeningen niet meer kunnen uitoefenen en zal de paraatheid van het korps onherroepelijk hieronder lijden.
De aantasting van de goede werking en de paraatheid van het brandweerkorps maakt een moeilijk te herstellen ernstig nadeel uit in hoofde van verzoekster, die ten allen tijde moet instaan voor een uiterst performant brandweerkorps.
…”
2.
De verwerende partij antwoordt hierop als volgt:
“…
De verzoekende partij roept als nadeel in dat de brandweerlieden zich ter voorbereiding van hun taken regelmatig tot op de top van de toren moeten begeven alwaar zij blootgesteld kunnen worden aan de straling van de zendmasten dewelke een nadelige invloed kan hebben op hun gezondheid. Door het niet meer kunnen uitvoeren van de oefeningen zal ook de paraatheid van het korps er op achteruitgaan.
Het betoog van de verzoekende partij overtuigt niet.
Ten eerste linkt de verzoekende partij zelf het nadeel bestaande in de zgn. onmogelijkheid tot het uitvoeren van de brandoefeningen op de droogtoren aan stralingen die zouden vrijkomen bij de exploitatie van het telecommunicatiestation. De bestreden beslissing is echter geen exploitatievergunning maar een stedenbouwkundige vergunning. Voor het aanvatten van die exploitatie is nog een milieuvergunning vereist, alsook een conformiteitsattest zoals bedoeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 19.11.2010.
De hinder die voortkomt van de exploitatie van de inrichting mag volgens vaststaande rechtspraak van de Raad van State niet in aanmerking komen bij de beoordeling van het moeilijk te herstellen ernstig nadeel dat de oprichting van de litigieuze constructie veroorzaakt…
De bestreden beslissing bepaalt bovendien expliciet dat de aanvrager niet vrijgesteld wordt van het aanvragen en verkrijgen van de andere vergunningen en machtigingen, nodig als uitvoering van andere regelgeving. Zij verwijst daarnaast ook naar art. 4.5.1 VCRO, waarvan §2 bepaalt dat de stedenbouwkundige vergunning geschorst wordt zolang de milieuvergunning niet definitief werd verleend.
Bij de bewijslevering van het MTHEN moet de verzoeker rekening houden met de vergunningsvoorwaarden en het is in concreto ondanks die voorwaarden dat het bestaan van het MTHEN moet worden bewezen…
Het is immers uit de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing, d.i. incl. voorwaarden, dat het MTHEN moet voortvloeien.
De verzoekende partij doet i.c. alsof er geen voorwaarden in de bestreden beslissing worden opgelegd…
Nadelen te wijten aan de niet-naleving van de voorwaarden vloeien bovendien niet voort uit de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing…
Ten tweede wordt de buismast met de antennes enkel geplaatst op het dak van de droogtoren. Op het dak bedraagt de minimum te respecteren vrije hoogte onder de schotelantennes 2,23m en onder de UMTS antennes 3,37m. De droogtoren is 20m hoog. Aan de rest van de toren worden geen antennes bevestigd. Er is geen enkel beletsel om de brandoefeningen te doen op de gevels, tot aan de dakrand, of op de diverse terrassen in de zijgevel van de toren (zie ook stuk). Bovendien stelt men vast dat de verzoekende partij nauwelijks gegevens bijbrengt die toelaat in te schatten of, en zo ja, hoe vaak, er in het verleden brandoefeningen op de kwestieuze toren geschieden, wat die oefeningen inhielden, etc…
Er is dan ook geen (bewezen) ernstig nadeel.
Rest nog de vraag of het effectief zo is dat de onbeschikbaarheid van het dak van de toren zo‟n verregaande consequentie heeft dat de veiligheid van de bevolking in het gedrang zou komen, zoals verzoekster stelt. Men kan immers moeilijk aanvaarden dat het dak van de kwestieuze toren de enige locatie zou zijn die geschikt zou zijn voor de oefeningen en dat er geen alternatieve locaties (andere gebouwen van de stad of van andere overheden) in aanmerking kunnen komen of dat er ev. geen simulaties mogelijk zijn.
Er is dan ook geen (bewezen) moeilijk te herstellen nadeel .
In laatste orde (en in het slechts mogelijke geval) dient nog te worden opgemerkt dat het gezondheidsrisico optreedt in hoofde van de werknemers-brandweerlieden en niet in hoofde van verzoekster-de stad Lommel.
Nadelen waarmee ev. Werknemers worden geconfronteerd zijn in principe geen persoonlijk nadeel in hoofde van een vennootschap… en derhalve ook niet in hoofde van een overheid.
…”
3.
De tussenkomende partij voegt hieraan nog het volgende toe:
“…
Verzoekende partij stelt enkel vast dat door de aanwezigheid van de zendmastinstallatie op het gebouw van de brandweer, de werking en de paraatheid van het brandweerkorps wordt aangetast. Verzoekende partij verliest uit het oog dat in de bestreden beslissing wel degelijk rekening is gehouden met het feit dat de brandweer het gebouw gebruikt om te oefenen.
Verzoekende partij verliest volledig uit het oog dat de bestreden beslissing hieromtrent het volgende stelde:
“ … Bovendien is de minimum vrije hoogte op het dak onder de schotelantennes met gerichte stralenbundels 2,23 m onder de UMTS – antennes zelfs 3.37 m, zodat er geen gevaar bestaat dat brandweerlieden tijdens oefeningen voor de antennes komen. De aanvrager zal bovendien aan de stad Lommel en de brandweer de nodige veiligheidsinformatie ter beschikking stellen die technici krijgen wanneer zij moeten werken in de buurt van antennes. Eventuele ongelukken kunnen hierdoor volledig worden uitgesloten.”
Verzoekende partij kan dus niet aantonen dat er een gevaar voor de veiligheid of de gezondheid is voor de brandweer. Hieruit blijkt duidelijk dat het nog steeds mogelijk is dat de brandweer ongeremd haar oefeningen kan verrichten. De werking van de openbare dienst komt niet in het gedrang.
.
De uitoefening van de openbare dienst, zijnde de paraatheid van het brandweerkorps, wordt immers niet aangetast door het plaatsen van een telecommunicatieapparatuur op de brandweertoren. Mogelijk dient de brandweer enkel de regels inzake de veiligheid
zoals overgemaakt door
in opdracht van
met een schrijven van 26 september
2011 te respecteren. Hierdoor kon verzoekende partij reeds nagaan of de brandweer zal gehinderd worden in de uitoefening van haar taak.
Verzoekende partij laat na om met afdoende concrete en precieze gegevens aannemelijk te maken dat de onmiddellijke tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing een moeilijk te herstellen ernstig nadeel kan berokkenen dat persoonlijk is. Het weergeven van een aantal foto‟s zonder aanduiding waarom de brandweer haar oefeningen niet meer kunnen uitoefenen, valt niet onder het begrip afdoende concrete en precieze gegevens.
Het dossier werd door verzoekende partij vroeger positief geadviseerd. De bouwvergunningaanvraag vermeldt hierover het volgende:
“Gelet op het gunstig advies van de Stad Lommel na het Overlegplatform met RWO en de drie gsm-operatoren, blijkt dat dit onderhavig project voor deze onmiddellijke omgeving op de ruimtelijk meest aangewezen locatie komt. … Tijdens het Schepencollege dd. 9 juni 2008 werd volgend standpunt ingenomen: Volgende locaties kunnen benut worden om voor de toekomstige inplanting van gsm-masten: brandweer, ., ….”
Zoals reeds hierboven aangehaald heeft de stad Lommel met het plaatsen van de zendmastinstallatie ingestemd. In de huurovereenkomst afgesloten tussen verzoekende
.
partij en was er duidelijk sprake van het plaatsen van een telecommunicatie op de
brandweerkazerne. In de afgesloten huurovereenkomst werd nergens meegedeeld dat de brandweer de toren gebruikt om oefening uit te voeren. Bij het afsluiten van de huurovereenkomst had verzoekende partij al moeten weten dat de openbare dienst mogelijk in gevaar kwam, nochtans werd er hieromtrent geen enkele voorwaarde opgenomen.
…”
Beoordeling door de Raad
1.
In de memorie van toelichting wijst de decreetgever erop dat het begrip ‘moeilijk te herstellen ernstig nadeel’ eveneens wordt gehanteerd binnen het schorsingscontentieux van de Raad van State en dat vermeld begrip, voor wat de mogelijkheid tot schorsing in procedures voor de Raad voor Vergunningsbetwistingen betreft, in diezelfde zin mag worden begrepen (Parl. St. Vl. Parl, 2008-2009, nr. 2011/1, p. 222, nr. 627). Opdat de schorsing van de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing door de Raad zou kunnen bevolen worden, moet de verzoekende partij doen blijken van een ernstig nadeel dat moeilijk te herstellen en bovendien persoonlijk is.
In hoofde van een bestuurlijke overheid zoals de verzoekende partij kan er bijkomend echter slechts sprake zijn van een persoonlijk moeilijk te herstellen ernstig nadeel wanneer de bestreden beslissing de uitoefening van de overheidstaak of de bestuursopdracht, waarmee die overheid belast is, verhindert of in ernstige mate bemoeilijkt en wanneer de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing de werking van haar diensten in die mate in het gedrang zou brengen dat zij haar taken als overheid niet meer zou kunnen uitoefenen.
Het nadeel van een bestuurlijke overheid zoals de verzoekende partij kan daarom niet zonder meer gelijkgeschakeld worden met het nadeel dat private natuurlijke personen of rechtspersonen moeten aantonen.
2.
Onverminderd de vraag of de onmiddellijke tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing de door de verzoekende partij geschetste nadelen daadwerkelijk zal genereren, stelt de Raad vast dat tussen de verzoekende partij (als verhuurder) en de tussenkomende partij (als huurder) op 11 juni 2010 een huurovereenkomst werd gesloten. Vermelde overeenkomst heeft betrekking op de dakoppervlakte evenals de technische ruimte van de zogenaamde droog- of slangentoren van het brandweerkorps van de verzoekende partij.
In de overeenkomst wordt uitdrukkelijk gestipuleerd dat de verhuurde ruimte, dit wil zeggen de dakoppervlakte en de technische ruimte van de betrokken toren, bestemd zullen worden voor
„…de plaatsing van telecommunicatieapparatuur (zoals o.a. een technisch lokaal, bovengrondse
dragers (pylonen of masten) met verbindingsantennes voor telecommunicatie, de hiermee verbonden technische apparatuur, ondersteuning en kabels)…‟.
In zoverre de verzoekende partij aanvoert dat de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing de goede werking en de paraatheid van haar brandweerkorps onherroepelijk zal aantasten, en dus minstens onrechtstreeks de veiligheid van haar bevolking in het gedrang zal brengen, is de Raad van oordeel dat vermeld nadeel niet zozeer voortvloeit uit de bestreden beslissing maar uit de kennelijk ondoordachte wijze waarop de verzoekende partij met de tussenkomende partij een overeenkomst heeft gesloten.
Wanneer de verzoekende partij naderhand dient vast te stellen dat de uitvoering van de thans bestreden beslissing, waarvan de aard, de omvang en de draagwijdte van de gevolgen overigens perfect voorzienbaar waren, desgevallend de oefeningen van haar brandweerkorps gedeeltelijk onmogelijk, minstens moeilijker, maakt, dan kan de verzoekende partij naar het oordeel van de Raad niet nuttig aanvoeren dat vermeld nadeel een moeilijk te herstellen ernstig nadeel in de zin van artikel 4.8.13 VCRO is. Eenzelfde vaststelling dient gemaakt te worden in zoverre de verzoekende partij tevens vreest dat de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing de gezondheid van haar brandweerlieden nadelig zal beïnvloeden.
De verzoekende partij kan, mede gelet op haar hoedanigheid, dan ook geenszins in redelijkheid voorhouden onwetend te zijn geweest aangaande de implicaties van de met de tussenkomende partij gesloten overeenkomst, en dus evenmin met betrekking tot de concrete gevolgen van de bestreden beslissing. In zoverre de verzoekende partij met andere woorden het ontstaan van deze gevolgen, die zij blijkbaar als nadelig ervaart, zelf in de hand heeft gewerkt, ontberen zij de vereiste ernst om de gebeurlijke schorsing van de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing in voorkomend geval te verantwoorden.
3.
Er is dan ook niet voldaan aan de in artikel 4.8.13 VCRO gestelde voorwaarde dat een bestreden vergunningsbeslissing slechts bij wijze van voorlopige voorziening kan geschorst worden ter voorkoming van een moeilijk te herstellen ernstig nadeel. Deze vaststelling volstaat om de vordering af te wijzen.
B. Redenen die de schorsing rechtvaardigen
Aangezien in het vorige onderdeel wordt vastgesteld dat de verzoekende partij niet voldoende aantoont dat de onmiddellijke tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing haar een moeilijk te herstellen ernstig nadeel kan berokkenen, is een onderzoek naar de ernst van de middelen niet aan de orde.
Om deze redenen beslist de Raad voor Vergunningsbetwistingen
. .
1. Het verzoek tot tussenkomst van de nv is ontvankelijk.
2. De vordering tot schorsing wordt verworpen.
3. De zaak wordt met het oog op de behandeling van de vordering tot vernietiging verwezen naar de eerste kamer, voorgezeten door de xxxx Xxxx XXXXXX.
Het oorspronkelijke rolnummer wordt voor de behandeling van de vordering tot vernietiging gewijzigd in het rolnummer: 1112/0202/SA/1/0168.
4. De uitspraak over de kosten wordt uitgesteld tot de beslissing ten gronde.
Dit arrest is uitgesproken te Brussel, in openbare terechtzitting op 3 oktober 2012, door de Raad voor Vergunningsbetwistingen, derde kamer, samengesteld uit:
Xxxxx XXX XXXXX, voorzitter van de derde kamer,
met bijstand van Xxxxx XXXXXXX, griffier.
De griffier, De voorzitter van de derde kamer,
Xxxxx XXXXXXX Xxxxx XXX XXXXX