VERTALING
VERTALING
Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Rwanda tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontduiken en het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen
DE REGERING VAN HET KONINKRIJK BELGIE
EN
DE REGERING VAN DE REPUBLIEK RWANDA,
WENSENDE een Overeenkomst te sluiten tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontduiken en het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, zijn het volgende overeengekomen :
HOOFDSTUK I. - Werkingssfeer van de overeenkomst
Artikel 1 – Personen op wie de overeenkomst van toepassing is
Deze Overeenkomst is van toepassing op personen die inwoner zijn van een overeenkomstsluitende Staat of van beide overeenkomstsluitende Staten.
Artikel 2 – Belastingen waarop de overeenkomst van toepassing is
1.Deze Overeenkomst is van toepassing op belastingen naar het inkomen en naar het vermogen die, ongeacht de wijze van heffing, worden geheven ten behoeve van een overeenkomstsluitende Staat of van de staatkundige onderdelen of plaatselijke gemeenschappen daarvan.
2. Als belastingen naar het inkomen en naar het vermogen worden beschouwd alle belastingen die worden geheven naar het gehele inkomen, naar het gehele vermogen, of naar bestanddelen van het inkomen of van het vermogen, daaronder begrepen belastingen naar voordelen verkregen uit de vervreemding van roerende of onroerende goederen, belastingen naar het totale bedrag van de door ondernemingen betaalde lonen of salarissen, alsmede belastingen naar waardevermeerdering.
3. De bestaande belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is, zijn met name :
a) in Rwanda :
1) de personenbelasting;
2) de vennootschapsbelasting;
3) de belastingen die aan de bron worden ingehouden, en
4) de belasting op het verhuren van onroerend goed zoals voorgeschreven door de Wet nr. 17/2002 waarin de bron van inkomsten voor districten en steden en het
bestuur ervan wordt vastgelegd, zoals gewijzigd; (hierna te noemen « Rwandese belasting »);
b) in België :
1) de personenbelasting;
2) de vennootschapsbelasting;
3) de rechtspersonenbelasting;
4) de belasting van niet-inwoners;
5) de aanvullende crisisbijdrage;
met inbegrip van de voorheffingen en de opcentiemen op die belastingen en voorheffingen, (hierna te noemen « Belgische belasting »).
4. De Overeenkomst is ook van toepassing op alle gelijke of in wezen gelijksoortige belastingen die na de datum van de ondertekening van de Overeenkomst naast of in de plaats van de bestaande belastingen worden geheven. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten delen elkaar alle belangrijke wijzigingen mee die in hun belastingwetten zijn aangebracht.
HOOFDSTUK II. – Begripsbepalingen
Artikel 3 – Algemene bepalingen
1.Voor de toepassing van deze Overeenkomst, tenzij het zinsverband anders vereist :
a)
1) betekent de uitdrukking « België », het Koninkrijk België; in aardrijkskundig verband gebruikt, betekent zij het grondgebied van het Koninkrijk België, daaronder begrepen de territoriale zee en de maritieme zones en de luchtgebieden waarover het Koninkrijk België, in overeenstemming met het internationaal recht, soevereine rechten of zijn rechtsmacht uitoefent;
2) betekent de uitdrukking « Rwanda », de Republiek Rwanda; in aardrijkskundig verband gebruikt, betekent zij al het grondgebied, alle meren en de zones in de meren en de luchtgebieden waarover Rwanda, in overeenstemming met het internationaal recht, soevereine rechten mag uitoefenen;
b) betekenen de uitdrukkingen « een overeenkomstsluitende Staat » en « de andere overeenkomstsluitende Staat », België of Rwanda, al naar het zinsverband vereist;
c) omvat de uitdrukking « persoon » een natuurlijke persoon, een vennootschap en elke andere vereniging van personen;
d) betekent de uitdrukking « vennootschap » elke rechtspersoon of elke entiteit die voor de belastingheffing in de overeenkomstsluitende Staat waarvan zij inwoner is, als een rechtspersoon wordt behandeld;
e) heeft de uitdrukking « onderneming » betrekking op het uitoefenen van eender welk bedrijf;
f) betekenen de uitdrukkingen « onderneming van een overeenkomstsluitende Staat » en « onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat » onderscheidenlijk een onderneming gedreven door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat en een
onderneming gedreven door een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat;
g) betekent de uitdrukking « internationaal verkeer » elk vervoer door een schip of luchtvaartuig dat wordt geëxploiteerd door een onderneming die haar plaats van werkelijke leiding in een overeenkomstsluitende Staat heeft, behalve indien het schip of luchtvaartuig slechts tussen in de andere overeenkomstsluitende Staat gelegen plaatsen wordt geëxploiteerd;
h) betekent de uitdrukking « bevoegde autoriteit » :
1) in België, de Minister van Financiën of zijn bevoegde vertegenwoordiger, en
2) in Rwanda, de Minister die belast is met Financiën of zijn bevoegde vertegenwoordiger;
i) betekent de uitdrukking « onderdaan », met betrekking tot een overeenkomstsluitende Staat :
1) elke natuurlijke persoon die de nationaliteit of het staatsburgerschap van die overeenkomstsluitende Staat bezit;
2) elke rechtspersoon, personenvennootschap of vereniging, die zijn rechtspositie als zodanig ontleent aan de wetgeving die in die overeenkomstsluitende Staat van kracht is;
j) omvat de uitdrukking « bedrijf » het uitoefenen van een vrij beroep en het uitoefenen van andere werkzaamheden van zelfstandige aard.
2. Voor de toepassing van de Overeenkomst op enig tijdstip door een overeenkomstsluitende Staat heeft, tenzij het zinsverband anders vereist, elke niet erin omschreven uitdrukking de betekenis welke die uitdrukking op dat tijdstip heeft volgens de wetgeving van die Staat met betrekking tot de belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is; elke betekenis overeenkomstig de belastingwetten die van toepassing zijn in die Staat, heeft voorrang op een betekenis die aan die uitdrukking wordt gegeven overeenkomstig andere wetten van die Staat.
3. Er is overeengekomen dat de bepalingen van de Overeenkomst die gelijk of in wezen gelijksoortig zijn aan de bepalingen van het OESO-model van belastingovereenkomst inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, geïnterpreteerd zullen worden overeenkomstig de algemene principes die zijn vermeld in de commentaar bij de artikels van het model van belastingovereenkomst. Dit is niet van toepassing met betrekking tot :
a) elk gebrek aan overeenstemming dat door een overeenkomstsluitende Staat in een opmerking bij de commentaar is geformuleerd;
b) elke andersluidende interpretatie die in deze Overeenkomst is bepaald;
c) elke andersluidende interpretatie die door één van de overeenkomstsluitende Staten is gepubliceerd and die aan de bevoegde autoriteit van de andere overeenkomstsluitende Staat werd betekend vóór de inwerkingtreding van de Overeenkomst;
d) elke andersluidende interpretatie die door de bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten werd overeengekomen na de inwerkingtreding van de Overeenkomst.
Artikel 4 – Inwoner
1.Voor de toepassing van deze Overeenkomst betekent de uitdrukking « inwoner van een overeenkomstsluitende Staat » iedere persoon die, ingevolge de wetgeving van die Staat, aldaar aan belasting is onderworpen op grond van zijn woonplaats, verblijf, plaats van oprichting, plaats van leiding of enige andere soortgelijke omstandigheid, en omvat zij eveneens die Staat en elk staatkundig onderdeel of plaatselijke gemeenschap daarvan. Die
uitdrukking omvat echter niet personen die in die Staat alleen ter zake van inkomsten uit in die Staat gelegen bronnen of ter zake van aldaar gelegen vermogen aan belasting zijn onderworpen.
2.Indien een natuurlijke persoon ingevolge de bepalingen van paragraaf 1 inwoner van beide overeenkomstsluitende Staten is, wordt zijn toestand op de volgende wijze geregeld :
a) hij wordt geacht enkel inwoner te zijn van de Staat waar hij een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft; indien hij in beide Staten een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft, wordt hij geacht enkel inwoner te zijn van de Staat waarmede zijn persoonlijke en economische betrekkingen het nauwst zijn (middelpunt van de levensbelangen);
b) indien niet kan worden bepaald in welke Staat hij het middelpunt van zijn levensbelangen heeft of indien hij in geen van de Staten een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft, wordt hij geacht enkel inwoner te zijn van de Staat waar hij gewoonlijk verblijft;
c) indien hij gewoonlijk verblijft in beide Staten, of » in geen van beide, wordt hij geacht enkel inwoner te zijn van de Staat waarvan hij onderdaan is;
d) indien hij onderdaan is van beide Staten of van geen van beide, regelen de bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten de aangelegenheid in onderlinge overeenstemming.
3. Indien een andere dan een natuurlijke persoon ingevolge de bepalingen van paragraaf 1 inwoner is van beide overeenkomstsluitende Staten, wordt hij geacht enkel inwoner te zijn van de Staat waar zijn plaats van werkelijke leiding is gelegen.
Artikel 5 – Vaste inrichting
1.Voor de toepassing van deze Overeenkomst betekent de uitdrukking « vaste inrichting » een vaste bedrijfsinrichting met behulp waarvan de werkzaamheden van een onderneming geheel of gedeeltelijk worden uitgeoefend.
2. De uitdrukking « vaste inrichting » omvat in het bijzonder :
a) een plaats waar leiding wordt gegeven;
b) een filiaal;
c) een kantoor;
d) een fabriek;
e) een werkplaats; en
f) een mijn, een olie- of gasbron, een steengroeve of enige andere plaats waar natuurlijke rijkdommen worden gewonnen.
3. De uitdrukking « vaste inrichting » omvat eveneens :
a) de plaats van uitvoering van een bouwwerk, van constructie- of installatiewerkzaamheden of van werkzaamheden van toezicht daarop, doch uitsluitend indien de duur van dat bouwwerk of van die werkzaamheden zes maanden overschrijdt;
b) het verstrekken van diensten, daaronder begrepen adviezen, door een onderneming door middel van werknemers of ander personeel die de onderneming daarvoor heeft in dienst genomen, maar uitsluitend indien zodanige werkzaamheden op het grondgebied van de overeenkomstsluitende Staat (voor hetzelfde project of voor een verbonden project) worden uitgeoefend gedurende een tijdvak of tijdvakken waarvan de totale duur meer bedraagt dan drie maanden in enig tijdvak van 12 maanden en dat begint of eindigt in de loop van het desbetreffende belastingjaar.
4. Niettegenstaande de voorgaande bepalingen van dit artikel wordt een « vaste inrichting » niet aanwezig geacht indien :
a) gebruik wordt gemaakt van inrichtingen, uitsluitend voor de opslag, uitstalling of levering van aan de onderneming toebehorende goederen;
b) een voorraad van aan de onderneming toebehorende goederen wordt aangehouden, uitsluitend voor de opslag, uitstalling of levering;
c) een voorraad van aan de onderneming toebehorende goederen wordt aangehouden, uitsluitend voor de bewerking of verwerking door een andere onderneming;
d) een vaste bedrijfsinrichting wordt aangehouden, uitsluitend om voor de onderneming goederen aan te kopen of inlichtingen in te winnen;
e) een vaste bedrijfsinrichting wordt aangehouden, uitsluitend om voor de onderneming andere werkzaamheden te verrichten die van voorbereidende aard zijn of het karakter van hulpwerkzaamheden hebben;
f) een vaste bedrijfsinrichting wordt aangehouden, uitsluitend om verscheidene van de in de subparagrafen a) tot e) vermelde werkzaamheden te verrichten, op voorwaarde dat het geheel van de werkzaamheden van de vaste bedrijfsinrichting van voorbereidende aard is of het karakter van hulpwerkzaamheden heeft.
5. Indien een persoon -niet zijnde een onafhankelijke vertegenwoordiger op wie paragraaf 7 van toepassing is- voor een onderneming werkzaam is en in een overeenkomstsluitende Staat een machtiging bezit om namens de onderneming overeenkomsten af te sluiten en dit recht aldaar gewoonlijk uitoefent, wordt die onderneming, niettegenstaande de bepalingen van de paragrafen 1 en 2, geacht een vaste inrichting in die Staat te hebben voor alle werkzaamheden welke deze persoon voor de onderneming verricht, tenzij de werkzaamheden van die persoon beperkt blijven tot de in paragraaf 4 vermelde werkzaamheden die, indien zij met behulp van een vaste bedrijfsinrichting zouden worden verricht, die vaste bedrijfsinrichting niet tot een vaste inrichting zouden stempelen ingevolge de bepalingen van die paragraaf.
6. Niettegenstaande de voorgaande bepalingen van dit artikel wordt een verzekeringsonderneming van een overeenkomstsluitende Staat, behalve wat betreft herverzekeringsverrichtingen, geacht een vaste inrichting in de andere overeenkomstsluitende Staat te bezitten, wanneer zij op het grondgebied van die andere Staat premies int of aldaar gelegen risico's verzekert door bemiddeling van een persoon, niet zijnde een onafhankelijke vertegenwoordiger op wie paragraaf 7 van toepassing is.
7. Een onderneming wordt niet geacht een vaste inrichting in een overeenkomstsluitende Staat te bezitten op grond van de enkele omstandigheid dat zij aldaar zaken doet door middel van een makelaar, een algemeen commissionair of enige andere onafhankelijke vertegenwoordiger, op voorwaarde dat deze personen in de normale uitoefening van hun bedrijf handelen.
8. De enkele omstandigheid dat een vennootschap die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat, een vennootschap beheerst of wordt beheerst door een vennootschap die inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat of die in die andere Staat zaken doet (hetzij met behulp van een vaste inrichting, hetzij op andere wijze), stempelt één van beide vennootschappen niet tot een vaste inrichting van de andere.
HOOFDSTUK III. - Belastingheffing naar het inkomen
Artikel 6 – Inkomsten uit onroerende goederen
1. Inkomsten die een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat verkrijgt uit in de andere overeenkomstsluitende Staat gelegen onroerende goederen (inkomsten uit landbouw- of bosbedrijven daaronder begrepen) mogen in die andere Staat worden belast.
2. De uitdrukking « onroerende goederen » heeft de betekenis die daaraan wordt toegekend door het recht van de overeenkomstsluitende Staat waar de desbetreffende goederen zijn gelegen. De uitdrukking omvat in ieder geval de goederen die bij de onroerende goederen behoren, levende en dode have van landbouw- en bosbedrijven, rechten waarop de bepalingen van het privaatrecht betreffende de grondeigendom van toepassing zijn, vruchtgebruik van onroerende goederen en rechten op veranderlijke of vaste vergoedingen ter zake van de exploitatie, of het recht tot exploitatie, van minerale aardlagen, bronnen en andere bodemrijkdommen; schepen en luchtvaartuigen worden niet als onroerende goederen beschouwd.
3. De bepalingen van paragraaf 1 zijn van toepassing op inkomsten verkregen uit de rechtstreekse exploitatie of het rechtstreekse genot, uit het verhuren of verpachten, of uit elke andere vorm van exploitatie van onroerende goederen.
4. De bepalingen van de paragrafen 1 en 3 zijn ook van toepassing op inkomsten uit onroerende goederen van een onderneming.
Artikel 7 – Ondernemingswinst
1.Winst van een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat is slechts in die Staat belastbaar, tenzij de onderneming in de andere overeenkomstsluitende Staat haar bedrijf uitoefent met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting. Indien de onderneming aldus haar bedrijf uitoefent, mag de winst van de onderneming in de andere Staat worden belast, maar slechts in zoverre als zij aan die vaste inrichting kan worden toegerekend.
2. Onder voorbehoud van de bepalingen van paragraaf 3 wordt, indien een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat haar bedrijf uitoefent met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting, in elke overeenkomstsluitende Staat aan die vaste inrichting de winst toegerekend die zij geacht zou kunnen worden te behalen indien zij een onafhankelijke onderneming zou zijn, die dezelfde of soortgelijke werkzaamheden zou uitoefenen onder dezelfde of soortgelijke omstandigheden en die geheel onafhankelijk zou handelen.
3. Bij het bepalen van de winst van een vaste inrichting worden in aftrek toegelaten kosten, daaronder begrepen kosten van leiding en algemene beheerskosten, die noodzakelijk zijn en die ten behoeve van de vaste inrichting zijn gemaakt, hetzij in de Staat waar de vaste inrichting is gevestigd, hetzij elders. Slechts het gedeelte van de kosten dat kan worden toegerekend aan de vaste inrichting, mag in mindering worden gebracht.
4. Voor zover het in een overeenkomstsluitende Staat gebruikelijk is de aan een vaste inrichting toe te rekenen winst te bepalen op basis van een verdeling van de totale winst van de onderneming over haar verschillende delen, belet paragraaf 2 die overeenkomstsluitende Staat niet de te belasten winst te bepalen volgens de gebruikelijke verdeling; de gevolgde methode van verdeling moet echter zodanig zijn dat het resultaat in overeenstemming is met de in dit artikel neergelegde beginselen.
5. Geen winst wordt aan een vaste inrichting toegerekend enkel op grond van aankoop door die vaste inrichting van goederen voor de onderneming.
6. Voor de toepassing van de voorgaande paragrafen wordt de aan de vaste inrichting toe te rekenen winst van jaar tot jaar volgens dezelfde methode bepaald, tenzij er een goede en genoegzame reden bestaat om hiervan af te wijken.
7. Indien in de winst inkomstenbestanddelen zijn begrepen die afzonderlijk in andere artikelen van deze Overeenkomst worden behandeld, worden de bepalingen van die artikelen niet aangetast door de bepalingen van dit artikel.
Artikel 8 – Zeevaart en luchtvaart
1.Winst uit de exploitatie van schepen of luchtvaartuigen in internationaal verkeer is slechts belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waar de plaats van de werkelijke leiding van de onderneming is gelegen.
2. Voor de toepassing van dit artikel omvat winst verkregen uit de exploitatie van schepen of luchtvaartuigen in internationaal verkeer in het bijzonder :
a) winst verkregen uit het verhuren van schepen of luchtvaartuigen met volledige uitrusting, bemanning en voorraden;
b) winst verkregen uit het verhuren van onbemande schepen of luchtvaartuigen, wanneer dergelijke verhuring een bijkomstige werkzaamheid is voor de onderneming die werkzaam is in internationaal verkeer;
c) winst verkregen uit het verhuren van laadkisten wanneer dergelijke verhuring een bijkomstige werkzaamheid is voor de onderneming die werkzaam is in internationaal verkeer.
3. Indien de plaats van de werkelijke leiding van een zeescheepvaartonderneming zich aan boord van een schip bevindt, wordt deze plaats geacht te zijn gelegen in de overeenkomstsluitende Staat waar het schip zijn thuishaven heeft, of, indien er geen thuishaven is, in de overeenkomstsluitende Staat waarvan de exploitant van het schip inwoner is.
4. De bepalingen van paragraaf 1 zijn ook van toepassing op winst verkregen uit de deelneming in een pool, een gemeenschappelijk bedrijf of een internationaal bedrijfslichaam.
Artikel 9 – Afhankelijke ondernemingen
1. Indien
a) een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat onmiddellijk of middellijk deelneemt aan de leiding van, aan het toezicht op, dan wel in het kapitaal van een onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat, of
b) dezelfde personen onmiddellijk of middellijk deelnemen aan de leiding van, aan het toezicht op, dan wel in het kapitaal van een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat en van een onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat,
en in het ene of in het andere geval tussen de twee ondernemingen in hun handelsbetrekkingen of financiële betrekkingen, voorwaarden worden overeengekomen of opgelegd die afwijken van die welke zouden worden overeengekomen tussen onafhankelijke ondernemingen, mag winst die één van de ondernemingen zonder deze voorwaarden zou hebben behaald maar ten gevolge van die voorwaarden niet heeft behaald, worden begrepen in de winst van die onderneming en dienovereenkomstig worden belast.
2.Indien een overeenkomstsluitende Staat in de winst van een onderneming van die Staat winst opneemt -en dienovereenkomstig belast- ter zake waarvan een onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat in die andere Staat is belast, en de aldus opgenomen winst winst is die de onderneming van de eerstbedoelde Staat zou hebben behaald indien tussen de twee ondernemingen zodanige voorwaarden zouden zijn overeengekomen als tussen onafhankelijke ondernemingen zouden zijn overeengekomen, herziet de andere Staat op de wijze welke die Staat passend acht, het bedrag aan belasting dat aldaar over die winst is geheven. Bij deze herziening wordt rekening gehouden met de overige bepalingen van deze Overeenkomst en, indien nodig, plegen de bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten overleg met elkaar.
Artikel 10 – Dividenden
1.Dividenden betaald door een vennootschap die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat aan een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat, mogen in die andere Staat worden belast.
2.Deze dividenden mogen echter ook in de overeenkomstsluitende Staat waarvan de vennootschap die de dividenden betaalt inwoner is overeenkomstig de wetgeving van die Staat worden belast, maar indien de uiteindelijk gerechtigde tot de dividenden inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat, mag de aldus geheven belasting niet hoger zijn dan 15 percent van het brutobedrag van de dividenden.
3.Niettegenstaande de voorgaande bepaling van deze paragraaf worden dividenden niet belast in de overeenkomstsluitende Staat waarvan de vennootschap die de dividenden betaalt inwoner is indien :
a) de uiteindelijk gerechtigde tot de dividenden een vennootschap is die inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat en die op het tijdstip waarop de dividenden worden betaald gedurende een ononderbroken tijdperk van ten minste twaalf maanden aandelen in haar bezit heeft die onmiddellijk ten minste 25 % vertegenwoordigen van het kapitaal van de vennootschap die de dividenden betaalt, en
b) de betalende vennootschap niet het voordeel geniet van bijzondere maatregelen voor het bevorderen van de economische ontwikkeling.
Deze paragraaf laat onverlet de belastingheffing van de vennootschap ter zake van de winst waaruit de dividenden worden betaald.
0.Xx uitdrukking « dividenden », zoals gebezigd in dit artikel, betekent inkomsten uit aandelen, winstaandelen of winstbewijzen, mijnaandelen, oprichtersaandelen of andere rechten op een aandeel in de winst, met uitzondering van schuldvorderingen, alsmede inkomsten -zelfs indien zij worden toegekend in de vorm van interest- die volgens de fiscale wetgeving van de Staat waarvan de uitkerende vennootschap inwoner is op dezelfde wijze in de belastingheffing worden betrokken als inkomsten uit aandelen.
0.Xx bepalingen van de paragrafen 1 en 2 zijn niet van toepassing indien de uiteindelijk gerechtigde tot de dividenden, die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat, in de andere overeenkomstsluitende Staat waarvan de vennootschap die de dividenden betaalt inwoner is, een nijverheids- of handelsbedrij f met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting uitoefent en het aandelenbezit uit hoofde waarvan de dividenden worden betaald wezenlijk is verbonden met die vaste inrichting. In dat geval zijn de bepalingen van artikel 7 van toepassing.
6.Indien een vennootschap die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat winst of inkomsten verkrijgt uit de andere overeenkomstsluitende Staat, mag die andere Staat geen belasting heffen op dividenden die door de vennootschap worden betaald, behalve voor zover die dividenden aan een inwoner van die andere Staat worden betaald of voor zover het aandelenbezit uit hoofde waarvan de dividenden worden betaald wezenlijk is verbonden met een in die andere Staat gelegen vaste inrichting, noch de niet-uitgedeelde winst van de vennootschap onderwerpen aan een belasting op niet-uitgedeelde winst, zelfs indien de betaalde dividenden of de niet-uitgedeelde winst geheel of gedeeltelijk bestaan uit winst of inkomsten die uit die andere Staat afkomstig zijn.
Artikel 11 – Interest
1. Interest afkomstig uit een overeenkomstsluitende Staat en betaald aan een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat mag in die andere Staat worden belast.
2.Deze interest mag echter ook in de overeenkomstsluitende Staat waaruit hij afkomstig is overeenkomstig de wetgeving van die Staat worden belast, maar indien de uiteindelijk gerechtigde tot de interest inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat, mag de aldus geheven belasting niet hoger zijn dan 10 % van het brutobedrag van de interest.
3.Niettegenstaande de bepalingen van paragraaf 2 is interest vrijgesteld in de overeenkomstsluitende Staat waaruit hij afkomstig is indien het gaat om :
a) interest van handelsschuldvorderingen C met inbegrip van vorderingen vertegenwoordigd door handelspapier C wegens termijnbetaling van leveringen van koopwaar, goederen of diensten door een onderneming;
b) interest betaald uit hoofde van een lening die is toegestaan, gewaarborgd of verzekerd, of een krediet dat is verleend, gewaarborgd of verzekerd in het kader van een stelsel dat door een overeenkomstsluitende Staat of een staatkundig onderdeel of plaatselijke gemeenschap daarvan werd georganiseerd voor het bevorderen van de uitvoer;
c) interest betaald aan de andere overeenkomstsluitende Staat of aan een staatkundig onderdeel of plaatselijke gemeenschap daarvan;
d) interest betaald door een vennootschap die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat aan een vennootschap die inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat en die onmiddellijk of middellijk ten minste 35 % van het kapitaal van de eerstgenoemde vennootschap bezit, voor zover het totale bedrag van de door de tweede vennootschap toegestane lening (en) niet meer bedraagt dan een som die gelijk is aan het eigen vermogen van de eerstgenoemde vennootschap.
4. De uitdrukking « interest » zoals gebezigd in dit artikel, betekent inkomsten uit schuldvorderingen van welke aard ook, al dan niet gewaarborgd door hypotheek en al dan niet aanspraak gevend op een aandeel in de winst van de schuldenaar, en in het bijzonder inkomsten uit overheidsleningen en obligaties, daaronder begrepen premies en loten op die effecten. Voor de toepassing van dit artikel omvat deze uitdrukking echter niet boeten voor laattijdige betaling noch interest die overeenkomstig artikel 10, paragraaf 3, als dividenden wordt behandeld.
5. De bepalingen van de paragrafen 1, 2 en 3 zijn niet van toepassing indien de uiteindelijk gerechtigde tot de interest, die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat, in de andere overeenkomstsluitende Staat waaruit de interest afkomstig is, een nijverheids- of handelsbedrij f met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting uitoefent en de schuldvordering uit hoofde waarvan de interest is verschuldigd wezenlijk is verbonden met die vaste inrichting. In dat geval zijn de bepalingen van artikel 7 van toepassing.
6. Interest wordt geacht uit een overeenkomstsluitende Staat afkomstig te zijn indien de schuldenaar een inwoner is van die Staat. Indien evenwel de schuldenaar van de interest, ongeacht of hij inwoner van een overeenkomstsluitende Staat is of niet, in een overeenkomstsluitende Staat een vaste inrichting heeft waarvoor de schuld, ter zake waarvan de interest wordt betaald is aangegaan en de interest ten laste komt van die vaste inrichting, wordt die interest geacht afkomstig te zijn uit de Staat waar de vaste inrichting is gevestigd.
7. Indien, ten gevolge van een bijzondere verhouding tussen de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde of tussen hen beiden en een derde, het bedrag van de interest, gelet op de schuldvordering waarvoor hij wordt betaald, hoger is dan het bedrag dat zonder zulk een verhouding door de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde zou zijn overeengekomen, zijn de bepalingen van dit artikel slechts op het laatstbedoelde bedrag van toepassing. In dat geval blijft het daarboven uitgaande deel van de betalingen belastbaar overeenkomstig de wetgeving van elke overeenkomstsluitende Staat en met inachtneming van de overige bepalingen van deze Overeenkomst.
Artikel 12 – Royalty’s
1.Xxxxxxx'x afkomstig uit een overeenkomstsluitende Staat en betaald aan een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat mogen in die andere Staat worden belast.
2.Deze royalty's mogen echter ook in de overeenkomstsluitende Staat waaruit zij afkomstig zijn overeenkomstig de wetgeving van die Staat worden belast, maar indien de uiteindelijk gerechtigde tot de royalty's inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat, mag de aldus geheven belasting niet hoger zijn dan 10 % van het brutobedrag van de royalty's.
0.Xx uitdrukking « royalty's », zoals gebezigd in dit artikel, betekent vergoedingen van welke aard ook voor het gebruik van, of voor het recht van gebruik van, een auteursrecht op een werk op het gebied van letterkunde, kunst of wetenschap, daaronder begrepen bioscoopfilms of films of banden gebruikt voor televisie- of radiouitzendingen, van een octrooi, een fabrieks- of handelsmerk, een tekening, een model, een computertoepassing, een plan, een geheim recept of een geheime werkwijze, of voor het gebruik van of voor het recht van gebruik van industriële, commerciële of wetenschappelijke uitrusting, of voor inlichtingen omtrent ervaringen op het gebied van nijverheid, handel of wetenschap.
4. De bepalingen van paragrafen 1 en 2 zijn niet van toepassing indien de uiteindelijk gerechtigde tot de royalty's, die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat, in de andere overeenkomstsluitende Staat waaruit de royalty's afkomstig zijn een nijverheids- of handelsbedrijf met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting uitoefent en het recht of het goed uit hoofde waarvan de royalty's verschuldigd zijn wezenlijk is verbonden met die vaste inrichting. In dat geval zijn de bepalingen van artikel 7 van toepassing.
5. Xxxxxxx'x worden geacht uit een overeenkomstsluitende Staat afkomstig te zijn indien de schuldenaar een inwoner is van die Staat. Indien evenwel de schuldenaar van de royalty's, ongeacht of hij inwoner van een overeenkomstsluitende Staat is of niet, in een overeenkomstsluitende Staat een vaste inrichting heeft waarvoor de verbintenis, uit hoofde waarvan de royalty's worden betaald is aangegaan en die de last van de royalty's draagt, worden die royalty's geacht afkomstig te zijn uit de Staat waar de vaste inrichting is gevestigd.
6. Indien, ten gevolge van een bijzondere verhouding tussen de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde of tussen hen beiden en een derde, het bedrag van de royalty's, gelet op het gebruik, het recht of. de inlichtingen waarvoor zij worden betaald, hoger is dan het bedrag dat zonder zulk een verhouding door de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde
zou zijn overeengekomen, zijn de bepalingen van dit artikel slechts op het laatstbedoelde bedrag van toepassing. In dat geval blijft het daarboven uitgaande deel van de betalingen belastbaar overeenkomstig de wetgeving van elke overeenkomstsluitende Staat en met inachtneming van de overige bepalingen van deze Overeenkomst.
Artikel 13 – Technische vergoedingen
1.Technische vergoedingen die een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat verkrijgt ter zake van werkzaamheden van leidinggevende of technische aard of ter zake van adviezen, zijn slechts in die Staat belastbaar.
2.Indien zulke werkzaamheden evenwel in de andere overeenkomstsluitende Staat worden uitgeoefend, mogen de daaruit verkregen technische vergoedingen in die andere Staat worden belast, maar de aldus geheven belasting mag niet hoger zijn dan 10 % van het brutobedrag van de technische vergoedingen.
0.Xx uitdrukking « technische vergoedingen », zoals gebezigd in dit artikel, betekent vergoedingen van welke aard ook, niet zijnde vergoedingen betaald aan een werknemer van de schuldenaar van de vergoedingen of aan een persoon als bedoeld in artikel 16, die aan een persoon worden betaald ter zake van diensten van leidinggevende of technische aard of ter zake van adviezen.
4. De bepalingen van paragrafen 1 en 2 zijn niet van toepassing indien de uiteindelijk gerechtigde tot de technische vergoedingen de in paragraaf 1 bedoelde werkzaamheden uitoefent in de andere overeenkomstsluitende Staat met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting. In dat geval zijn de bepalingen van artikel 7 van toepassing.
5. Niettegenstaande de bepalingen van paragraaf 2 mag de uiteindelijk gerechtigde tot de technische vergoedingen ervoor kiezen om te worden belast alsof de in de andere overeenkomstsluitende Staat uitgeoefende werkzaamheden die leiden tot de technische vergoedingen, werden uitgeoefend met behulp van een vaste inrichting die gevestigd is in de andere overeenkomstsluitende Staat.
6. Indien, ten gevolge van een bijzondere verhouding tussen de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde of tussen hen beiden en een derde, het bedrag van de technische vergoedingen hoger is dan het bedrag dat zonder zulk een verhouding door de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde zou zijn overeengekomen, zijn de bepalingen van dit artikel slechts op het laatstbedoelde bedrag van toepassing. In dat geval blijft het daarboven uitgaande deel van de technische vergoedingen belastbaar overeenkomstig de wetgeving van elke overeenkomstsluitende Staat en met inachtneming van de overige bepalingen van deze Overeenkomst.
Artikel 14 – Vermogenswinst
1.Voordelen die een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat verkrijgt uit de vervreemding van onroerende goederen zoals bedoeld in artikel 6 en die in de andere overeenkomstsluitende Staat zijn gelegen, mogen in die andere Staat worden belast.
2. Voordelen verkregen uit de vervreemding van roerende goederen die deel uitmaken van het bedrijfsvermogen van een vaste inrichting die een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat heeft, daaronder begrepen voordelen verkregen uit de vervreemding van die vaste inrichting (alleen of te zamen met de gehele onderneming), mogen in die andere Staat worden belast.
3. Voordelen verkregen uit de vervreemding van schepen of luchtvaartuigen die in internationaal verkeer worden geëxploiteerd of van roerende goederen die bij de exploitatie van die schepen of luchtvaartuigen worden gebruikt, zijn slechts belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waar de plaats van de werkelijke leiding van de onderneming is gelegen.
4. Voordelen die door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat worden verkregen uit de vervreemding van aandelen van een vennootschap waarvan meer dan 50 % van de waarde onmiddellijk of middellijk bestaat uit in de andere overeenkomstsluitende Staat gelegen onroerende goederen, mogen in die andere Staat worden belast. Deze paragraaf is echter niet van toepassing op voordelen die zijn verkregen uit de vervreemding van aandelen
:
a) die genoteerd zijn op een erkende beurs van één van beide Staten;
b) die worden vervreemd of ingewisseld in het kader van een reorganisatie van een vennootschap, een fusie, een splitsing of een gelijksoortige handeling;
c) waarvan 50 % of meer dan 50 % van de waarde bestaat uit onroerende goederen waarin de vennootschap haar bedrijf uitoefent;
d) die in het bezit zijn van een persoon die onmiddellijk minder dan 50 % bezit van het kapitaal van de vennootschap waarvan de aandelen werden vervreemd.
5. Voordelen verkregen uit de vervreemding van alle andere goederen dan die vermeld in de voorgaande paragrafen van dit artikel zijn slechts belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waarvan de vervreemder inwoner is.
Artikel 15 – Inkomsten uit een dienstbetrekking
1.Onder voorbehoud van de bepalingen van de artikelen 16, 17, 18 en 19 zijn lonen, salarissen en andere soortgelijke beloningen verkregen door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat ter zake van een dienstbetrekking slechts in die Staat belastbaar, tenzij de dienstbetrekking in de andere overeenkomstsluitende Staat wordt uitgeoefend. Indien de dienstbetrekking aldaar wordt uitgeoefend, mogen de ter zake daarvan verkregen beloningen in die andere Staat worden belast.
2. Niettegenstaande de bepalingen van paragraaf 1 zijn beloningen verkregen door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat ter zake van een in de andere overeenkomstsluitende Staat uitgeoefende dienstbetrekking slechts in de eerstbedoelde Staat belastbaar, indien :
a) de verkrijger in de andere Staat verblijft gedurende een tijdvak of tijdvakken die tijdens enig tijdperk van twaalf maanden dat aanvangt of eindigt tijdens het betrokken belastbaar tijdperk een totaal van 183 dagen niet te boven gaan, en
b) de beloningen worden betaald door of namens een werkgever die geen inwoner van de andere Staat is, en
c) de beloningen niet ten laste komen van een vaste inrichting die de werkgever in de andere Staat heeft.
3.Niettegenstaande de voorgaande bepalingen van dit artikel mogen beloningen verkregen ter zake van een dienstbetrekking uitgeoefend aan boord van een schip of luchtvaartuig dat in internationaal verkeer wordt geëxploiteerd, worden belast in de overeenkomstsluitende Staat waar de plaats van de werkelijke leiding van de onderneming is gelegen.
Artikel 16 – Beloningen van beheerders
1.Tantièmes, presentiegelden en andere soortgelijke beloningen verkregen door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat in zijn hoedanigheid van lid van de raad van bestuur of
van toezicht of van een gelijkaardig orgaan van een vennootschap die inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat, mogen in die andere Staat worden belast.
De voorgaande bepaling is ook van toepassing op beloningen verkregen ter zake van de uitoefening van werkzaamheden die, volgens de wetgeving van de overeenkomstsluitende Staat waarvan de vennootschap inwoner is, worden behandeld als werkzaamheden van soortgelijke aard als die welke worden verricht door een persoon als bedoeld in de genoemde bepaling.
2.Beloningen die een persoon, op wie paragraaf 1 van toepassing is, van een vennootschap die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat verkrijgt ter zake van de uitoefening van dagelijkse werkzaamheden van leidinggevende, technische, commerciële of financiële aard en beloningen die een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat verkrijgt ter zake van zijn dagelijkse werkzaamheid als vennoot in een personenvennootschap die inwoner is van. een overeenkomstsluitende Staat, zijn overeenkomstig de bepalingen van artikel 15 belastbaar alsof het ging om beloningen die een werknemer ter zake van een dienstbetrekking verkrijgt en alsof de werkgever de vennootschap was.
Artikel 17 – Artiesten en sportbeoefenaars
1.Niettegenstaande de bepalingen van de artikelen 7 en 15 mogen inkomsten die een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat verkrijgt uit zijn persoonlijke werkzaamheden die hij in de andere overeenkomstsluitende Staat verricht in de hoedanigheid van artiest, zoals toneelspeler, film-, radio- of televisieartiest, of musicus, of in de hoedanigheid van sportbeoefenaar, in die andere Staat worden belast.
2.Indien inkomsten uit werkzaamheden die een artiest of een sportbeoefenaar persoonlijk en als zodanig verricht, niet worden toegekend aan de artiest of aan de sportbeoefenaar zelf maar aan een andere persoon, mogen die inkomsten, niettegenstaande de bepalingen van de artikelen 7 en 15, worden belast in de overeenkomstsluitende Staat waar de werkzaamheden van de artiest of de sportbeoefenaar worden verricht.
Artikel 18 – Pensioenen
Pensioenen en andere soortgelijke beloningen betaald aan een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat ter zake van een vroegere dienstbetrekking mogen worden belast in de overeenkomstsluitende Staat waaruit ze afkomstig zijn. Deze bepaling is ook van toepassing op pensioenen en andere soortgelijke beloningen die worden betaald overeenkomstig de socialezekerheidswetgeving van een overeenkomstsluitende Staat of in het kader van een algemeen stelsel dat door die Staat is georganiseerd ter aanvulling van de voordelen waarin zijn socialezekerheidswetgeving voorziet.
Artikel 19 – Overheidsfuncties
1.Lonen, salarissen en andere soortgelijke beloningen, niet zijnde pensioenen, betaald door een overeenkomstsluitende Staat of een staatkundig onderdeel of plaatselijke gemeenschap daarvan aan een natuurlijke persoon, ter zake van diensten bewezen aan die Staat of aan dat onderdeel of die gemeenschap, zijn slechts in die Staat belastbaar
2. Die lonen, salarissen en andere soortgelijke beloningen zijn evenwel slechts in de andere overeenkomstsluitende Staat belastbaar indien de diensten in die Staat worden bewezen en de natuurlijke persoon inwoner van die Staat is, die :
a) onderdaan is van die Staat, of
b) niet uitsluitend met het oog op het bewijzen van de diensten inwoner van die Staat is geworden.
3. Lonen, salarissen en andere soortgelijke beloningen die door een overeenkomstsluitende Staat,een staatkundig onderdeel of plaatselijke gemeenschap daarvan of door een rechtspersoon naar openbaar recht van die overeenkomstsluitende Staat zijn betaald aan een natuurlijke persoon ter zake van diensten bewezen in de andere overeenkomstsluitende Staat in het kader van een bij stands- of samenwerkingsakkoord of een memorandum van overeenkomst dat tussen beide overeenkomstsluitende Staten is gesloten, zijn slechts in de eerstgenoemde Staat belastbaar.
4. De bepalingen van de artikelen 15, 16 en 17 zijn van toepassing op lonen, salarissen en andere soortgelijke beloningen betaald ter zake van diensten bewezen in het kader van een nijverheids- of handelsbedrijf uitgeoefend door een overeenkomstsluitende Staat of een staatkundig onderdeel of plaatselijke gemeenschap daarvan.
Artikel 20 – Studenten
Bedragen die een student of een voor een beroep of bedrijf in opleiding zijnde persoon die inwoner is, of onmiddellijk vóór zijn bezoek aan een overeenkomstsluitende Staat inwoner was, van de andere overeenkomstsluitende Staat en die uitsluitend voor zijn studie of opleiding in de eerstbedoelde Staat verblijft, ontvangt ten behoeve van zijn onderhoud, studie of opleiding, zijn in die Staat niet belastbaar, op voorwaarde dat die bedragen afkomstig zijn uit bronnen buiten die Staat.
Artikel 21 –Andere inkomsten
1. Ongeacht de afkomst ervan zijn bestanddelen van het inkomen van een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat die niet in de voorgaande artikelen van deze Overeenkomst worden behandeld, slechts in die Staat belastbaar.
2. De bepaling van paragraaf 1 is niet van toepassing op inkomsten, niet zijnde inkomsten uit onroerende goederen als omschreven in artikel 6, paragraaf 2, indien de verkrijger van die inkomsten, die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat, in de andere overeenkomstsluitende Staat een nijverheids-of handelsbedrijf met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting uitoefent en het recht of het goed dat de inkomsten oplevert met die vaste inrichting wezenlijk is verbonden. In dat geval zijn de bepalingen van artikel 7 van toepassing.
3. Niettegenstaande de bepalingen van de paragrafen 1 en 2, mogen bestanddelen van het inkomen van een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat die niet in de voorgaande artikelen van de Overeenkomst worden behandeld en die uit de andere overeenkomstsluitende Staat afkomstig zijn, ook in die andere Staat worden belast indien die bestanddelen niet in de eerstbedoelde Staat zijn belast.
HOOFDSTUK IV. - Belastingheffing naar het vermogen
Artikel 22 - Vermogen
1. Vermogen bestaande uit onroerende goederen als omschreven in artikel 6, die een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat bezit en die in de andere overeenkomstsluitende Staat zijn gelegen, mag in die andere Staat worden belast.
2. Vermogen bestaande uit roerende goederen die deel uitmaken van het bedrijfsvermogen van een vaste inrichting die een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat heeft, mag in die andere Staat worden belast.
3. Vermogen bestaande uit schepen en luchtvaartuigen die in internationaal verkeer worden geëxploiteerd alsmede uit roerende goederen die bij de exploitatie van die schepen of luchtvaartuigen worden gebruikt, is slechts belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waar de plaats van de werkelijke leiding van de onderneming is gelegen.
4. Alle andere bestanddelen van het vermogen van een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat zijn slechts in die Staat belastbaar.
HOOFDSTUK V. - Wijze waarop dubbele belasting wordt vermeden
Artikel 23
0.Xx Rwanda wordt dubbele belasting op de volgende wijze vermeden:
De Belgische belasting die door een inwoner van Rwanda is betaald ter zake van inkomsten die ingevolge de bepalingen van deze Overeenkomst in België belastbaar zijn, wordt in mindering gebracht van de belastingen die overeenkomstig de Rwandese belastingwetgeving verschuldigd zijn. Deze vermindering mag evenwel niet meer bedragen dan de in Rwanda verschuldigde belasting die anders verschuldigd zou zijn op de in België belastbare inkomsten.
2. In België wordt dubbele belasting op de volgende wijze vermeden :
a) Indien een inwoner van België inkomsten verkrijgt, niet zijnde dividenden, interest of royalty's, of bestanddelen van een vermogen bezit die ingevolge de bepalingen van deze Overeenkomst, in Rwanda mogen worden belast en aldaar zijn belast, stelt België deze inkomsten of deze bestanddelen van vermogen vrij van belasting, maar om het bedrag van de belasting op het overige inkomen of vermogen van die inwoner te berekenen mag België het belastingtarief toepassen dat van toepassing zou zijn indien die inkomsten of die bestanddelen van het vermogen niet waren vrijgesteld.
Indien de in Rwanda geheven belasting evenwel minder bedraagt dan 15 % van het nettobedrag van de in artikel 7 bedoelde inkomsten., stelt België deze inkomsten niet vrij van belasting, maar vermindert ze de Belgische belasting, berekend alsof die inkomsten afkomstig waren uit Belgische bronnen en die verhoudingsgewijs betrekking heeft op die inkomsten, tot de helft.
b)Indien een inwoner van België inkomsten verkrijgt uit bedrijfstransacties die ingevolge de bepalingen van artikel 7 van deze Overeenkomst in Rwanda mogen worden belast, maar die niet daadwerkelijk zijn belast overeenkomstig bijzondere maatregelen voor de bevordering van de economische ontwikkeling in Rwanda, stelt België deze inkomsten eveneens vrij van belasting. Om het bedrag van de belasting op het overige inkomen of vermogen van die inwoner te berekenen mag België evenwel het belastingtarief toepassen dat van toepassing zou zijn indien die inkomsten of die bestanddelen van het vermogen niet waren vrijgesteld. Deze bepaling is van toepassing gedurende een periode van tien opeenvolgende kalenderjaren vanaf het tijdstip dat de Overeenkomst toepassing vindt. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten kunnen in onderlinge overeenstemming beslissen deze bepaling te verlengen voor een nieuwe periode van tien jaar.
c)Niettegenstaande de bepalingen van subparagrafen a) en b) van deze paragraaf en elke andere bepaling van deze Overeenkomst, houdt België, voor het bepalen van de aanvullende belastingen die worden geheven door de Belgische gemeenten en agglomeraties, rekening met de beroepsinkomsten die ingevolge subparagraaf a) of b) van deze paragraaf in België van belasting zijn vrijgesteld. Deze aanvullende belastingen worden berekend op de belasting die in België verschuldigd zou zijn indien de desbetreffende beroepsinkomsten uit Belgische bronnen waren behaald.
d)Dividenden die een vennootschap die inwoner is van België verkrijgt van een vennootschap die inwoner is van Rwanda, worden in België vrijgesteld van de vennootschapsbelasting op de voorwaarden en binnen de grenzen die in de Belgische wetgeving zijn bepaald.
Niettegenstaande de voorwaarde van belastingheffing waarin de Belgische wetgeving voorziet, zijn dividenden zoals bedoeld in artikel 10, paragraaf 2, subparagraaf 2, die een vennootschap die inwoner is van België verkrijgt van een vennootschap die inwoner is van Rwanda, en die worden betaald uit winst behaald uit bedrijfstransacties in Rwanda die in Rwanda van de vennootschapsbelasting is vrijgesteld overeenkomstig bijzondere maatregelen voor de bevordering van de economische ontwikkeling in Rwanda, eveneens vrijgesteld van de vennootschapsbelasting in België. België stelt deze dividenden vrij van belasting gedurende een periode van tien jaar vanaf het tijdstip dat de Overeenkomst toepassing vindt, en dit in overeenstemming met de overige grenzen en voorwaarden waarin de Belgische wetgeving voorziet. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten kunnen in onderlinge overeenstemming beslissen deze bepaling te verlengen voor een nieuwe periode van tien jaar.
e) Onder voorbehoud van de bepalingen van de Belgische wetgeving betreffende de verrekening van in het buitenland betaalde belastingen met de Belgische belasting wordt, indien een inwoner van België inkomsten verkrijgt die deel uitmaken van zijn samengetelde inkomen dat aan de Belgische belasting is onderworpen en die bestaan uit interest of uit royalty's, de op die inkomsten geheven Rwandese belasting in mindering gebracht van de Belgische belasting op die inkomsten.
f) Indien verliezen geleden door een onderneming die door een inwoner van België met behulp van een in Rwanda gelegen vaste inrichting wordt gedreven, voor de belastingheffing van die onderneming in België volgens de Belgische wetgeving werkelijk in mindering van de winst van die onderneming zijn gebracht, is de vrijstelling ingevolge subparagrafen a) en b) in België niet van toepassing op de winst van andere belastbare tijdperken die aan die inrichting kan worden toegerekend, in zoverre als deze winst ook in Rwanda door de verrekening van die verliezen van belasting is vrijgesteld.
HOOFDSTUK VI. – Bijzondere bepalingen
Artikel 24 – Non-discriminatie
1. Onderdanen van een overeenkomstsluitende Staat worden in de andere overeenkomstsluitende Staat niet onderworpen aan enige belastingheffing of daarmede verband houdende verplichting, die anders of zwaarder is dan de belastingheffing en daarmee verband houdende verplichtingen waaraan onderdanen van die andere Staat onder gelijke omstandigheden, inzonderheid met betrekking tot de woonplaats, zijn of kunnen worden onderworpen. Niettegenstaande de bepalingen van artikel 1 is deze bepaling ook van toepassing op personen die geen inwoner zijn van een overeenkomstsluitende Staat of van beide overeenkomstsluitende Staten.
2. Staatlozen die inwoner zijn van een overeenkomstsluitende Staat, worden noch in de ene noch in de andere overeenkomstsluitende Staat onderworpen aan enige belastingheffing of daarmede verband houdende verplichting, die anders of zwaarder is dan de belastingheffing en daarmede verband houdende verplichtingen waaraan onderdanen van de desbetreffende Staat onder gelijke omstandigheden, inzonderheid met betrekking tot de woonplaats, zijn of kunnen worden onderworpen.
0.Xx belastingheffing van een vaste inrichting die een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat heeft, is in die
andere Staat niet ongunstiger dan de belastingheffing van ondernemingen van die andere Staat die dezelfde werkzaamheden uitoefenen. Deze bepaling mag niet aldus worden uitgelegd dat zij een overeenkomstsluitende Staat verplicht aan inwoners van de andere overeenkomstsluitende Staat bij de belastingheffing de persoonlijke aftrekken, tegemoetkomingen en verminderingen uit hoofde van de gezinstoestand of gezinslasten te verlenen die hij aan zijn eigen inwoners verleent.
4. Behalve indien de bepalingen van artikel 9, paragraaf 1, artikel 11, paragraaf 7, artikel 12, paragraaf 6, of artikel 13, paragraaf 6 van toepassing zijn, worden interest, royalty's, vergoedingen voor technische bijstand en andere uitgaven die door een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat aan een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat worden betaald, bij het bepalen van de belastbare winst van die onderneming op dezelfde voorwaarden in mindering gebracht, alsof zij aan een inwoner van de eerstbedoelde Staat zouden zijn betaald. Schulden van een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat tegenover een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat worden, bij het bepalen van het belastbare vermogen van die onderneming, eveneens op dezelfde voorwaarden in mindering gebracht, alsof die schulden tegenover een inwoner van de eerstbedoelde Staat zouden zijn aangegaan.
5. Ondernemingen van een overeenkomstsluitende Staat, waarvan het kapitaal geheel of ten dele, onmiddellijk of middellijk, in het bezit is van, of wordt beheerst door, één of meer inwoners van de andere overeenkomstsluitende Staat, worden in de eerstbedoelde Staat niet aan enige belastingheffing of daarmede verband houdende verplichting onderworpen die anders of zwaarder is dan de belastingheffing en daarmede verband houdende verplichtingen waaraan andere, soortgelijke ondernemingen van de eerstbedoelde Staat zijn of kunnen worden onderworpen.
6. Niettegenstaande de bepalingen van artikel 2 zijn de bepalingen van dit artikel van toepassing op belastingen van elke soort en benaming.
Artikel 25 – Regeling door onderling overleg
1.Indien een persoon van oordeel is dat de maatregelen van een overeenkomstsluitende Staat of van beide overeenkomstsluitende Staten voor hem leiden of zullen leiden tot een belastingheffing die niet in overeenstemming is met de bepalingen van deze Overeenkomst, kan hij, onverminderd de rechtsmiddelen waarin het interne recht van die Staten voorziet, zijn geval voorleggen aan de bevoegde autoriteit van de overeenkomstsluitende Staat waarvan hij inwoner is, of indien zijn geval onder artikel 24, paragraaf 1, ressorteert, aan die van de overeenkomstsluitende Staat waarvan hij de nationaliteit bezit. Het geval moet worden voorgelegd binnen drie jaar nadat de maatregel die een belastingheffing ten gevolge heeft die niet in overeenstemming is met de bepalingen van de Overeenkomst, voor het eerst te zijner kennis is gebracht.
2. De bevoegde autoriteit tracht, indien het bezwaar haar gegrond voorkomt en indien zij niet zelf in staat is tot een bevredigende oplossing ervan te komen, de aangelegenheid in onderlinge overeenstemming met de bevoegde autoriteit van de andere overeenkomstsluitende Staat te regelen, teneinde een belastingheffing te vermijden die niet in overeenstemming is met de Overeenkomst. Elke overeengekomen regeling wordt uitgevoerd ongeacht de termijnen waarin het interne recht van de overeenkomstsluitende Staten voorziet.
0.Xx bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten trachten moeilijkheden of twijfelpunten die mochten rijzen met betrekking tot de interpretatie of de toepassing van de Overeenkomst in onderlinge overeenstemming op te lossen.
4. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten plegen overleg omtrent de administratieve maatregelen die voor de uitvoering van de bepalingen van de Overeenkomst nodig zijn en met name omtrent de bewijsstukken die de inwoners van elke overeenkomstsluitende Staat moeten overleggen om in de andere Staat de bij de Overeenkomst bepaalde belastingvrijstellingen of -verminderingen te verkrijgen.
5. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten stellen zich rechtstreeks met elkander in verbinding voor de toepassing van de Overeenkomst.
Artikel 26 - Uitwisseling van inlichtingen
1. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten wisselen de inlichtingen uit die nuttig zijn om uitvoering te geven aan de bepalingen van deze Overeenkomst of aan die van de nationale wetgeving met betrekking tot belastingen van elke soort en benaming geheven ten behoeve van de overeenkomstsluitende Staten, voor zover de heffing van die belastingen niet in strijd is met de Overeenkomst. De uitwisseling van inlichtingen wordt niet beperkt door de artikelen 1 en 2. De door een overeenkomstsluitende Staat verkregen inlichtingen worden op dezelfde wijze geheim gehouden als inlichtingen die onder de nationale wetgeving van die Staat zijn verkregen en worden alleen ter kennis gebracht van personen of autoriteiten (daaronder begrepen rechterlijke instanties en administratieve lichamen) die betrokken zijn bij de vestiging of invordering van, bij de tenuitvoerlegging of vervolging ter zake van, of bij de beslissing in beroepszaken betrekking hebbend op de belastingen die zijn vermeld in de eerste zin. Deze personen of autoriteiten gebruiken deze inlichtingen slechts voor die doeleinden. Zij mogen van deze inlichtingen melding maken tijdens openbare rechtszittingen of in rechterlijke beslissingen.
2. In geen geval mogen de bepalingen van paragraaf 1 aldus worden uitgelegd dat zij een overeenkomstsluitende Staat de verplichting opleggen :
a) administratieve maatregelen te nemen die afwijken van de wetgeving en de administratieve praktijk van die of van de andere overeenkomstsluitende Staat;
b) inlichtingen te verstrekken die niet verkrijgbaar zijn volgens de wetgeving of in de normale gang van de administratieve werkzaamheden van die of van de andere overeenkomstsluitende Staat;
c) inlichtingen te verstrekken die een handels-, bedrijfs-, nijverheids- of beroepsgeheim of een handelswerkwijze zouden onthullen, dan wel inlichtingen waarvan het verstrekken in strijd zou zijn met de openbare orde.
3.Niettegenstaande de voorgaande bepalingen van dit artikel mogen de door een overeenkomstsluitende Staat verkregen inlichtingen voor andere doeleinden worden gebruiken wanneer de wetgeving van beide overeenkomstsluitende Staten zulk gebruik toestaat en wanneer de bevoegde autoriteit van de Staat die de inlichtingen verstrekt, zulk gebruik toestaat.
Artikel 27 - Invorderingsbijstand
1. De overeenkomstsluitende Staten verlenen elkander hulp en bijstand voor de betekening en de invordering van de in artikel 2 bedoelde belastingen, alsmede van de opcentiemen, verhogingen, interest, kosten en boeten van niet strafrechtelijke aard.
2. Op verzoekschrift van de bevoegde autoriteit van een overeenkomstsluitende Staat zorgt de bevoegde autoriteit van de andere overeenkomstsluitende Staat, overeenkomstig de wetten en de regels welke voor de betekening en de invordering van voormelde belastingen in laatstgenoemde Staat van toepassing zijn, voor de betekening en de invordering van de in paragraaf 1 bedoelde belastingvorderingen die in de eerstbedoelde Staat eisbaar zijn. Zodanige vorderingen genieten geen enkel voorrecht in de aangezochte
Staat en deze Staat is niet gehouden uitvoeringsmiddelen aan te wenden die niet toegestaan zijn door de wettelijke bepalingen of de regels van de aanzoekende Staat.
3. De in paragraaf 2 bedoelde verzoekschriften worden gestaafd met een officieel afschrift van de uitvoerbare titel, waar nodig vergezeld van een officieel afschrift van elke administratieve of rechterlijke beslissing die kracht van gewijsde heeft verworven.
4. Met betrekking tot belastingvorderingen die nog vatbaar zijn voor beroep, mag de bevoegde autoriteit van een overeenkomstsluitende Staat, om zijn rechten te vrijwaren, de bevoegde autoriteit van de andere overeenkomstsluitende Staat verzoeken de conservatoire maatregelen te nemen waarin de wetgeving van die andere Staat voorziet. De bepalingen van de paragrafen 1 tot 3 zijn mutatis mutandis op die maatregelen van toepassing.
Artikel 28 – Leden van diplomatieke zendingen en consulaire posten
1. De bepalingen van deze Overeenkomst tasten in geen enkel opzicht de fiscale voorrechten aan die leden van diplomatieke zendingen of consulaire posten ontlenen aan de algemene regelen van het volkenrecht of aan de bepalingen van bijzondere overeenkomsten.
2. Voor de toepassing van de Overeenkomst worden de leden van diplomatieke zendingen of consulaire posten van een overeenkomstsluitende Staat, die in de andere overeenkomstsluitende Staat of in een derde Staat geaccrediteerd zijn en die de nationaliteit van de zendstaat bezitten, geacht inwoner te zijn van de zendstaat indien zij aldaar ter zake van belastingen naar het inkomen en naar het vermogen aan dezelfde verplichtingen onderworpen zijn als de inwoners van die Staat.
0.Xx Overeenkomst is niet van toepassing op internationale organisaties, hun organen of hun ambtenaren, noch op personen die lid zijn van diplomatieke zendingen of consulaire posten van een derde Staat, indien deze in een overeenkomstsluitende Staat verblijven en inzake belastingen naar het inkomen of naar het vermogen in de ene of de andere overeenkomstsluitende Staat niet als inwoners worden behandeld.
HOOFDSTUK VII. – Slotbepalingen
Artikel 29 – Inwerkingtreding
1. Elke overeenkomstsluitende Staat zal de andere overeenkomstsluitende Staat in kennis stellen van de voltooiing van de procedures die door zijn wetgeving voor de inwerkingtreding van deze Overeenkomst is vereist. De Overeenkomst zal in werking treden vanaf de datum waarop de laatste van deze kennisgevingen werd ontvangen.
2. De bepalingen van de Overeenkomst zullen van toepassing zijn :
a) op de bij de bron verschuldigde belastingen op inkomsten die zijn toegekend of betaalbaar gesteld op of na 1 januari van het jaar dat onmiddellijk volgt op dat waarin de Overeenkomst in werking is getreden;
b) op de andere belastingen geheven naar inkomsten van belastbare tijdperken die beginnen op of na 1 januari van het jaar dat onmiddellijk volgt op dat waarin de Overeenkomst in werking is getreden;
c) op belastingen naar het vermogen geheven van bestanddelen van het vermogen die bestaan op 1 januari van elk jaar dat volgt op dat waarin de Overeenkomst in werking is getreden.
Artikel 30 – Beëindiging
Deze Overeenkomst blijft van kracht totdat zij door een overeenkomstsluitende Staat is opgezegd, maar elk van de overeenkomstsluitende Staten kan de Overeenkomst langs diplomatieke weg opzeggen door aan de andere overeenkomstsluitende Staat, uiterlijk op 30 juni van elk kalenderjaar na het vijfde jaar dat volgt op het jaar waarin de Overeenkomst in werking is getreden, schriftelijk kennis te geven van de beëindiging. In geval van opzegging vóór 1 juli van zodanig jaar, houdt de Overeenkomst op van toepassing te zijn :
a) op de bij de bron verschuldigde belastingen op inkomsten die zijn toegekend of betaalbaar gesteld vanaf 1 januari van het jaar dat onmiddellijk volgt op dat waarin de kennisgeving van de beëindiging is gedaan;
b) op de andere belastingen geheven naar inkomsten van belastbare tijdperken die beginnen op of na 1 januari van het jaar dat onmiddellijk volgt op dat waarin de kennisgeving van de beëindiging is gedaan;
c) op belastingen naar het vermogen geheven van bestanddelen van het vermogen die bestaan op 1 januari van enig jaar dat volgt op dat waarin de kennisgeving van de beëindiging is gedaan.
Ten blijke waarvan de ondergetekenden, daartoe behoorlijk gevolmachtigd door hun respectieve regeringen, deze Overeenkomst hebben ondertekend.
Gedaan in tweevoud te Kigali, op 16 april 2007, in de Engelse taal
PROTOCOL
Bij de ondertekening van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Rwanda tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontduiken en het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen zijn de ondergetekenden de volgende bepalingen overeengekomen die een integrerend deel van de Overeenkomst vormen.
1. Met betrekking tot artikel 10, paragraaf 2, subparagraaf 2 :
Er is overeengekomen dat de uitdrukking « bijzondere maatregelen voor het bevorderen van de economische ontwikkeling » uitsluitend verwijst naar bijzondere maatregelen die in Rwanda worden genomen om de economische ontwikkeling in Rwanda te bevorderen.
2. Met betrekking tot artikel 11, paragraaf 3 :
Er is overeengekomen dat de bepaling van subparagraaf b) in elk geval van toepassing is op
:
a) wat België betreft :
i. interest betaald uit hoofde van een lening of krediet waarvoor financiële steun werd verleend na advies van het Comité voor Financiële Steun aan de Export (« Finexpo »);
ii. interest betaald uit hoofde van een lening of een krediet dat werd toegestaan door de Vereniging voor de Coördinatie van de Financiering op halflange termijn van Belgische Uitvoer (« Creditexport »);
iii. interest betaald uit hoofde van een lening of een krediet dat is verzekerd door de Delcrederedienst.
b) wat Rwanda betreft :
i. interest betaald ter zake van de regelingen ter ondersteuning van de landelijke sector;
ii. ii. interest betaald uit hoofde van een lening of krediet dat werd toegestaan in het kader van het fonds voor de bevordering van de uitvoer;
iii. interest betaald ter zake van elke gelijkaardige regeling voor de bevordering van de uitvoer waarvoor de bevoegde autoriteiten van beide overeenkomstsluitende Staten hun goedkeuring hebben gegeven.
3. Met betrekking tot artikel 15, paragraaf 1 : Een dienstbetrekking wordt uitgeoefend in een overeenkomstsluitende Staat wanneer de werkzaamheid waarvoor de lonen, salarissen en andere soortgelijke beloningen betaald worden, daadwerkelijk in die Staat wordt uitgeoefend. Dit betekent dat de werknemer fysiek aanwezig is in die Staat om er de activiteit uit te oefenen.
4. Met betrekking tot artikel 21, paragraaf 3 en artikel 23, paragraaf 2, a) :
Voor de toepassing van artikel 21, paragraaf 3 en van artikel 23, paragraaf 2, a) zijn inkomsten belast wanneer ze daadwerkelijk zijn opgenomen in de belastbare grondslag op basis waarvan de belasting wordt berekend. Inkomsten zijn bijgevolg niet belast wanneer ze, nadat ze het gewone belastingstelsel hebben ondergaan dat op die inkomsten van toepassing is, hetzij niet belastbaar zijn hetzij van belasting vrijgesteld zijn.
5. Met betrekking tot artikel 23, paragraaf 2, b) en d), tweede subparagraaf :
De bepalingen van paragraaf 2, b) en van de tweede subparagraaf van paragraaf 2, d) van artikel 23 zijn niet van toepassing op een inwoner van België wiens werkzaamheden of investeringen in Rwanda voornamelijk als doel hebben om onrechtmatig voordeel te halen uit voornoemde bepalingen, dit wil zeggen wanneer vaststaat dat voornoemde werkzaamheden of investeringen niet beantwoorden aan rechtmatige financiële of economische behoeften. Dit is in het bijzonder het geval wanneer een onderneming die in de zin van artikel 9 verbonden is, naar het geval, met die inwoner van België of van Rwanda de werkzaamheden van de eerstbedoelde vennootschap of vaste inrichting overneemt vooraleer of nadat de periode is verstreken tijdens dewelke de in die bepalingen bedoelde vrijstelling van Rwandese belasting verleend wordt aan een vennootschap die inwoner is van Rwanda of aan een vaste inrichting die een inwoner van België in Rwanda heeft, en dit met als doel om in Rwanda een nieuwe periode van vrijstelling te verkrijgen ter zake van de winst die uit die werkzaamheden werd behaald.
Voor de toepassing van deze bepaling vormt het feit dat een onderneming uit België werkzaamheden uitoefent in Rwanda met behulp van een vaste inrichting of kapitaal investeert in een vennootschap die inwoner is van Rwanda en dat de inkomsten die worden behaald uit de bedrijfswerkzaamheden die door die vaste inrichting of die vennootschap in Rwanda worden uitgeoefend, geregeld het voordeel genieten van een tijdelijke vrijstelling van Rwandese belasting, op zichzelf geen voldoende reden om te oordelen dat het belangrijkste doel van zulke werkzaamheden of investeringen erin bestond onrechtmatig voordeel te halen uit de bepalingen van paragraaf 2, b) of van de tweede subparagraaf van paragraaf 2, d) van artikel 23.
De uitdrukking « bijzondere maatregelen voor het bevorderen van de economische ontwikkeling in Rwanda » in artikel 23, 2, b) en d) slaat op de artikelen 41 en 42 van de wet nr. 16/2005 van 18 augustus 2005 inzake Directe Belastingen op Inkomsten en op elke andere in wezen gelijke bepaling van de wetgeving van Rwanda die de artikelen 41 en 42 uitbreidt en/of wijzigt op voorwaarde dat zulke wezenlijke gelijkenis goedgekeurd is door de bevoegde autoriteiten van beide overeenkomstsluitende Staten.
Ten blijke waarvan de ondergetekenden, daartoe behoorlijk gevolmachtigd door hun respectieve regeringen, dit Protocol hebben ondertekend.
Gedaan in tweevoud te Kigali op 16 april 2007, in de Engelse taal.