FINANCIERING
FINANCIERING
VLAAMS LANDBOUW INVESTERINGSFONDS STEUNMAATREGELEN
VLIF-overnamesteun voor land- en tuinbouwers
Doel van de opstartsteun
Het ondersteunen van een jonge landbouwer die zich voor het eerst vestigt in de land- en tuinbouwsector.
Voorwaarden
• De aanvrager is een natuurlijke persoon
• Nog niet als landbouwer geïdentificeerd zijn in de databank van het Departement Landbouw en Visserij.
De voorwaarden die van kracht zijn tijdens de steunaanvraag, moeten vervuld blijven gedurende 7 jaar.
1. U vestigt zich voor het eerst als landbouwer en bent jonger dan 40 jaar
Overnamesteun kan alleen aangevraagd worden op naam van een natuurlijke persoon, en wordt hierna landbouwer genoemd.
landbouwer-natuurlijke persoon/ elke zaakvoerder of bestuurder van een rechtspersoon
• Dit blijkt uit het inkomen op jaarbasis:
o uit beroepsactiviteiten op het landbouwbedrijf (landbouw- en verbrede activiteiten) waar u bedrijfsleider van wordt, haalt u een netto-beroepsinkomen van meer dan
12.000 euro per jaar;
o uit andere beroepsactiviteiten haalt u een netto-beroepsinkomen van minder dan
12.000 euro per jaar.
U toont de beroepsinkomsten aan met het laatste beschikbare aanslagbiljet van de personenbelasting.
Landbouwactiviteiten en verbrede activiteiten worden juridisch-administratief gescheiden van andere beroepsactiviteiten.
• U kunt een landbouwdiploma ofwel een bewijs van vakbekwaamheid voorleggen. U kunt één van volgende bewijzen voorleggen:
o een diploma of een getuigschrift van een basisopleiding landbouw, tuinbouw of aanverwant op het niveau hoger secundair, hoger niet-universitair of universitair onderwijs
o een bewijs van ten minste 2 jaar ervaring met land- en tuinbouwproductie op het tijdstip van de steunaanvraag, aangevuld met één van volgende bewijzen:
▪ een installatieattest van een startersopleiding land- en tuinbouw of
▪ een diploma of een getuigschrift van een basisopleiding erkend als gelijkwaardig aan de bovenvermelde startersopleiding. Over de gelijkwaardigheid wordt beslist op basis van een gemotiveerde aanvraag
U kunt ervaring aantonen met beroepsactiviteiten zoals:
1. zelfstandig helper, bedrijfsleider belast met het dagelijks bestuur, meewerkend echtgenoot of niet betaald geregeld meewerkend gezinslid op een landbouwbedrijf;
2. werknemer op een landbouwbedrijf;
3. stagiair op een landbouwbedrijf.
• Aanvrager is op het moment van indiening van de steunaanvraag jonger dan 40 jaar
• Aangesloten zijn bij een sociale kas voor zelfstandigen
• Sociaal verzekerd zijn op basis van de landbouwactiviteiten
• Landbouwactiviteiten zijn bekend bij de Administratie der Directe Belastingen
Aanvullende voorwaarden voor een landbouwbedrijf met rechtspersoonlijkheid:
• Elke zaakvoerder of bestuurder is vennoot en heeft minimaal 25% van de aandelen in zijn bezit. Die voorwaarde geldt niet voor de beherende vennoten van een landbouwvennootschap.
• De vennootschap heeft als doelstelling de exploitatie van een landbouwbedrijf en de commercialisatie van de voortgebrachte producten.
• Het contract of de statuten van de vennootschap mogen geen bepalingen bevatten die de bevoegdheden van de vestigende landbouwer beperken.
2. Het landbouwbedrijf biedt voldoende bedrijfszekerheid en is gelegen in het Vlaamse Gewest
U toont een minimaal brutobedrijfsresultaat van 40.000 euro en maximaal 600.000 euro per bedrijfsleider aan.
3. U houdt een boekhouding bij in één van volgende vormen:
• Een bedrijfseconomische boekhouding (altijd vereist bij forfaitaire winstberekening)
• Een bewijskrachtige fiscale boekhouding aangevuld met een jaarlijkse inventaris, een balans en een exploitatierekening
• Een vennootschapsboekhouding
De overgang van een bedrijfseconomische boekhouding naar een andere boekhouding kan alleen bij het begin van een nieuw boekjaar.
4. U leeft alle wettelijke normen op het landbouwbedrijf na op vlak van :
• Leefmilieu;
• Hygiëne;
• Dierenwelzijn;
• Ruimtelijke ordening.
5. U moet alle documenten omtrent de overname voorleggen
U moet alle relevante documenten om de overname uit te voeren aan het VLIF voorleggen. Het kan gaan om bijvoorbeeld een overnamecontract.
6. Pas na kennisgeving van selectie mag u starten met de overname
Alleen overnames die niet zijn gestart voor en tijdens de selectieprocedure van de betreffende indienperiode komen in aanmerking voor opstartsteun. Pas nadat u correspondentie ontvangen hebt dat de aangemelde overname in aanmerking komt voor opstartsteun mag
u contractuele verbintenissen aangaan om de overname uit te voeren en kunt u zich laten identificeren als landbouwer. Het aangaan van contractuele verbintenissen blijkt uit een ondertekende overeenkomst, het ondertekenen van een offerte, een verkoopovereenkomst of gelijksoortige documenten.
Voorbereidende handelingen zoals aankoop van grond, de aanvraag van een stedenbouwkundige vergunning of een milieuvergunning, de aanvraag van advies of een prijsofferte worden
niet beschouwd als het uitvoeren van de overname.
7. U kunt de opstartverrichtingen aantonen
Binnen één jaar na het afsluiten van de blokperiode waarin de aanvraag geregistreerd werd moet u de opstartverrichtingen (in praktijk het geregistreerd overnamecontract) aantonen.
Subsidiabele opstartverrichtingen
De opstartverrichtingen die in aanmerking komen voor de opstartsteun zijn:
1. De overname van de bedrijfsbekleding van één of meer bestaande bedrijven in het Vlaamse Gewest, op basis van geregistreerde overnamecontracten en gedetailleerde inventarissen van de overgenomen goederen. Voor het materieel en de aanplanting wordt de leeftijd vermeld
2. De aankoop van dieren, nieuwe machines, nieuw materieel en voorraden, gericht op het vervolledigen van de bekleding van een of meer bestaande bedrijven gelegen in het Vlaamse Gewest die niet of gedeeltelijk in productie zijn, of de vervanging van dieren, machines en materieel die niet overgenomen worden.
3. De aankoop van dieren en voorraden bij de ingebruikname van een nieuw bedrijf in het Vlaamse Gewest ter vervanging van een of meer veebedrijven die hun activiteiten stopzetten en waarvan de nutriëntenemissierechten overgenomen zijn.
4. De aankoop van landbouwbedrijfsgebouwen die gelegen zijn in het Vlaamse Gewest, inclusief de vaste uitrusting en constructies in onroerende staat die minder dan vijftien jaar oud zijn.
5. De overname van aandelen van een landbouwbedrijf met rechtspersoonlijkheid, op basis van een geregistreerde overeenkomst over de overname van de aandelen.
Indien het een overname betreft van een rechtspersoon met minder dan één volledig
xxxxxxxxxxxx, legt u aanvullend een balans voor die een getrouw beeld geeft. De exploitatie beschikt over de noodzakelijke milieuvergunning, productie- en emissierechten.
Steunvorm en -omvang
Overnames worden gesubsidieerd in de vorm van:
• Opstartpremie
De premie is afhankelijk van het brutobedrijfsresultaat (BBR) van het bedrijf waarop de aanvrager zich voor het eerst vestigt als landbouwer. Het BBR van dit bedrijf is groter dan 40.000 euro per bedrijfsleider en bedraagt maximaal 600.000 euro per bedrijfsleider. Een opstartpremie bedraagt
40.000 euro en kan hoger zijn, indien een BBR op bedrijfsniveau van minstens 200.000 euro of
320.000 euro kan voorgelegd worden.
Brutobedrijfsresultaat
Opstartpremie
vanaf €40.000 per bedrijfsleider €40.000 vanaf €200.000 per bedrijf €55.000
vanaf €320.000 per bedrijf €70.000 vanaf €600.000 per bedrijfsleider geen
Deze wordt uitbetaald in vijf gelijke schijven over vijf jaar. Voor de uitbetaling van de laatste schijf wordt gecontroleerd of de voorwaarden nog steeds worden nageleefd.
• VLIF waarborg
Kan aangevraagd worden door een erkende kredietinstelling.
Steunaanvraag indienen
U vraagt de overnamesteun aan via het e-loket voor Landbouw en Visserij.
De persoon die zich wil vestigen als land- of tuinbouwer dient de aanvraag via het e-loket zelf in. Indien er waarborg gewenst wordt, voegt u een door de kredietinstelling ingevuld formulier aan de aanvraag toe.
Na het afsluiten van een indienperiode of blokperiode worden alle aangemelde overnames gerangschikt van hoog naar laag op basis van een doelmatigheidsscore. De score weerspiegelt in welke mate de aanvraag de doelstellingen van de VLIF-overnamesteun helpt te realiseren, namelijk de aanmoediging van de generatiewissel in de land- en tuinbouwsector.
De doelmatigheidsscore bestaat uit 2 scores die de overname beoordelen op volgende criteria:
1. Het aandeel dat de landbouwer, die zich voor het eerst vestigt, als bedrijfshoofd heeft in het geheel van het landbouwbedrijf;
2. De mate dat de verrichting samengaat met een aantoonbare generatiewissel.
Stopzetten van VLIF-steun
Behalve in geval van overmacht, kan de verleende steun vanaf het tijdstip waarop de voorwaarden niet meer vervuld zijn, geheel of gedeeltelijk stopgezet worden. Voor de periode waarin wel aan de voorwaarden werd voldaan blijft de steun verworven, tenzij deze periode korter is dan één jaar.
Een geval van overmacht moet binnen de zes maand na het ontstaan gemeld worden aan het VLIF met bewijskrachtige documentatie. Een geval van overmacht is:
• De stopzetting van het landbouwbedrijf ingevolge het overlijden of volledig werkonbekwaam worden van de bedrijfsleider en indien de gesubsidieerde goederen niet vervreemd worden;
• De gehele of gedeeltelijke vernieling van een gesubsidieerd goed door een natuurfenomeen;
• Het buiten gebruik stellen of het verlies van een gesubsidieerd goed door een epizoötie;
• De onvoorziene onteigening van een aanzienlijk deel van het bedrijf, waarbij de gesubsidieerde goederen geheel of gedeeltelijk buiten gebruik worden gesteld.
VLIF-investeringssteun voor land- en tuinbouwers
Doel van de investeringssteun
De VLIF-investeringssteun voor land- en tuinbouwbedrijven heeft tot doel:
1. een efficiënter gebruik van energie en water;
2. de verbetering van de luchtkwaliteit, onder meer via de reductie van de uitstoot van broeikasgassen, fijn stof en ammoniak;
3. verhogen van de weerbaarheid. Hieronder wordt verstaan:
a. het voldoen aan nieuwe wettelijke normen over hygiëne of om een bovenwettelijke verbetering van de hygiënische omstandigheden waarin geproduceerd wordt te verkrijgen;
b. de herlokalisatie van een landbouwbedrijf of het milderen van de impact van het landbouwbedrijf op ecosystemen als dat past in een plan om de instandhoudingsdoelstellingen te behalen;
c. het voldoen aan nieuwe wettelijke normen over dierenwelzijn of om een bovenwettelijke verbetering van het dierenwelzijn te verkrijgen;
d. de verhoging van de kwaliteit van de producten onder meer via investeringen in geavanceerde bewaartechnieken;
e. de introductie van een nieuwe technologie;
f. arbeidsrationalisatie en de verhoging van de arbeidsveiligheid;
g. het voldoen aan nieuwe eisen van commercialisatie- en distributiebedrijven;
h. het voorkomen of verminderen van erosie;
i. de verlaging van de productiekosten om het inkomen en de concurrentiepositie te verbeteren;
j. de heroriëntatie van de productie;
k. de uitoefening van activiteiten inzake landbouwverbreding.
Voorwaarden
De voorwaarden die van kracht zijn tijdens de steunaanvraag, moeten vervuld blijven gedurende:
• 7 jaar voor investeringen in onroerende goederen
• 5 jaar voor de overige investeringen.
1. U bent landbouwer
Investeringssteun kan aangevraagd worden op naam van een natuurlijke persoon of een rechtspersoon, en wordt hierna landbouwer genoemd.
Landbouwer als natuurlijke persoon / elke beherende vennoot, zaakvoerder of bestuurder van een rechtspersoon
• Dit blijkt uit het inkomen op jaarbasis:
o u haalt uit de landbouwactiviteiten een jaarlijks netto-beroepsinkomen van meer dan 12.000 euro ;
o u haalt uit niet-landbouwactiviteiten een jaarlijks netto-beroepsinkomen van minder dan 12.000 euro ;
o u ontvangt geen ouderdomspensioen.
U toont de beroepsinkomsten aan met het laatste beschikbare aanslagbiljet van de personenbelasting.
Landbouwactiviteiten en verbrede activiteiten worden juridisch-administratief gescheiden van andere beroepsactiviteiten.
• U legt een landbouwdiploma ofwel een bewijs van vakbekwaamheid voor. Eén van volgende bewijzen komen in aanmerking:
o een diploma of een getuigschrift van een basisopleiding landbouw, tuinbouw of aanverwant op het niveau hoger secundair, hoger niet-universitair of universitair onderwijs
o een bewijs van ten minste 2 jaar ervaring met land- en tuinbouwproductie op het tijdstip van de steunaanvraag, aangevuld met één van volgende bewijzen:
▪ een installatieattest van een startersopleiding land- en tuinbouw of
▪ een diploma of een getuigschrift van een basisopleiding erkend als gelijkwaardig aan de bovenvermelde startersopleiding. Over de gelijkwaardigheid beslist de minister op basis van een gemotiveerde aanvraag
U kunt ervaring aantonen met beroepsactiviteiten als:
1. landbouwer als natuurlijke persoon, of als beherend vennoot, zaakvoerder of bestuurder van een landbouwerbedrijf met rechtspersoonlijkheid;
2. zelfstandig helper, bedrijfsleider belast met het dagelijks bestuur, meewerkend echtgenoot of niet betaald geregeld meewerkend gezinslid op een landbouwbedrijf;
3. werknemer op een landbouwbedrijf;
4. stagiair op een landbouwbedrijf.
o een bewijs van ten minste 2 jaar beroepsactiviteit als landbouwer-natuurlijke persoon, of als beherend vennoot, zaakvoerder of bestuurder van een landbouwbedrijf met rechtspersoonlijkheid op het tijdstip van de steunaanvraag, aangevuld met:
o minstens een diploma of een getuigschrift van een basisopleiding op het niveau hoger secundair of hoger.
o ten minste vijf jaar beroepsactiviteit als natuurlijke persoon, landbouwer, of als beherend vennoot, zaakvoerder of bestuurder van een rechtspersoon, landbouwer op het tijdstip van de aanvraag voor investeringssteun.
• Aangesloten zijn bij een sociale kas voor zelfstandigen
• Sociaal verzekerd zijn op basis van de landbouwactiviteiten
• Landbouwactiviteiten zijn bekend bij de Administratie der Directe Belastingen
Aanvullende voorwaarden voor een landbouwbedrijf geëxploiteerd door een handelsvennootschap (BVBA, NV, CVBA,…):
• Elke zaakvoerder of bestuurder is vennoot en heeft minimaal 25% van de aandelen in zijn bezit.
• De vennootschap heeft als doelstelling de exploitatie van een landbouwbedrijf en de commercialisatie van de voortgebrachte producten.
2. Het bedrijf heeft voldoende bedrijfsomvang en is gelegen in het Vlaams Gewest.
• U toont een minimaal bruto bedrijfsresultaat van 40.000 euro per bedrijfsleider aan.
• Het bruto bedrijfsresultaat bedraagt maximaal 800.000 euro per bedrijf. Deze voorwaarde geldt niet voor investeringen gericht op een energiebesparing of op emissiereductie.
3. U houdt een boekhouding bij in één van volgende vormen:
• een bedrijfseconomische boekhouding (altijd vereist bij forfaitaire winstberekening);
• een bewijskrachtige fiscale boekhouding aangevuld met een jaarlijkse inventaris, een balans en een exploitatierekening.
• een vennootschapsboekhouding;
De overgang van een bedrijfseconomische boekhouding naar een andere boekhouding kan alleen bij het begin van een nieuw boekjaar.
4. U leeft alle wettelijke normen op het landbouwbedrijf na op vlak van :
• Leefmilieu;
• Hygiëne;
• Dierenwelzijn;
• Ruimtelijke ordening.
De investering waarvoor steun aangevraagd wordt, brengt het naleven van bovenstaande normen niet in gedrang.
5. U legt alle documenten om de investering te kunnen uitvoeren voor
U moet de relevante documenten om de investering uit te voeren aan het VLIF voorleggen. Het kan gaan om bijvoorbeeld:
• bouwvergunning,
• milieuvergunning,
• nutriëntenemissierechten
6. Pas na kennisgeving van selectie mag u de investering aanvatten
Alleen investeringen die niet zijn gestart voor en tijdens de selectieprocedure van de betreffende indienperiode komen in aanmerking voor subsidie. Pas nadat u correspondentie ontvangen hebt dat de ingediende investering(en) in aanmerking komt/komen voor subsidie mag u contractuele verbintenissen aangaan om de investering uit te voeren. Die verbintenis blijkt uit een ondertekende overeenkomst, het ondertekenen van een offerte, een verkoopovereenkomst of gelijksoortige documenten.
Voorbereidende handelingen zoals aankoop van grond, de aanvraag van een stedenbouwkundige vergunning of een milieuvergunning , de aanvraag van advies of een prijsofferte worden
niet beschouwd als het uitvoeren van de investering.
Behalve in geval van overmacht moeten de investeringen beëindigd worden binnen twee jaar na selectie van het aangemelde investeringsproject.
Als overmacht wordt gezien:
• Niet te voorziene problemen bij het uitvoeren van de bouwwerkzaamheden, namelijk vroegtijdige geconstateerde constructiefouten of faillissement van het aannemingsbedrijf;
• Niet te voorziene familiale of persoonlijke problemen;
• Niet te voorziene uitzonderlijke problemen van financiële of bedrijfseconomische aard.
7. U toont de geselecteerde subsidiabele investeringskosten aan die minimaal €15.000 bedragen
U toont de investeringskosten aan met facturen met een minimum subsidiabel bedrag van 100 euro en betaalbewijzen (= bankrekeninguittreksels). De facturen zijn gedateerd na datum van selectie en tot 2 jaar na het afsluiten van de blokperiode waarin de steunaanvraag is geselecteerd.
Voor de meeste investeringskosten zijn er normbedragen om het maximumbedrag dat in aanmerking komt voor steun te bepalen en dus ook om de subsidiabele kosten te bepalen.
Daarnaast komen investeringen alleen in aanmerking als de geselecteerde subsidiabele kosten van de steunaanvraag minimaal 15.000 euro exclusief BTW bedragen.
Het VLIF verleent alleen steun aan investeringen waarvan kan aangetoond worden dat zij met één van volgende financieringsbronnen zijn bekostigd:
1. een investeringskrediet;
2. eigen middelen van de landbouwer;
3. een win-winlening.
8. U leeft de Europese communicatieverplichtingen na
Voor investeringsprojecten waarvoor u meer dan 50.000 euro steun ontvangt, moet u op het bedrijf een informatieplakkaat voorzien.
Steunomvang en subsidiabele investering
De totale omvang van de subsidiabele investeringen waarvoor u steun kunt ontvangen bedraagt voor de periode 2015-2020 maximaal 1.000.000 euro per bedrijf. In het kader van herlokalisatie van twee bedrijven die ophouden te bestaan kan dit opgetrokken worden naar 2.000.000 euro. Als VLIF- waarborg kan maximaal 2.000.000 euro subsidiabele investeringen per bedrijf aanvaard worden.
Steunintensiteit van 30% voor investeringen gericht op:
• de verbetering van de bodemkwaliteit
• de verbetering van de waterkwaliteit of –kwantiteit
• de verbetering van de biodiversiteit
• de verbetering van het dierenwelzijn die verder gaat dan de wettelijke normen
• de verbetering van de voedselveiligheid
• de verbetering van de arbeidskwaliteit en de arbeidsveiligheid
• de vermindering van de emissies van ammoniak, fijn stof en stikstofoxiden
• specifieke investeringen in de biologische landbouw
• de realisatie van een primaire energiebesparing
• productie van windenergie
• materieel en installaties die functioneren op hernieuwbare energie mits die duurzaam geproduceerd werd
• de vermindering van de hoeveelheid afval en de voedselverliezen
• de extra uitrusting van tractors en landbouwwerktuigen met het oog op precisielandbouw
• automatisatie die resulteert in een verhoging van de arbeidsproductiviteit
• landbouwverbredingsactiviteiten
• de verhoging van de ruimtelijke kwaliteit
• bijzondere dierlijke productie
• aanplant van nieuwe beloftevolle fruitvariëteiten
steunintensiteit van 15% voor investeringen gericht op:
• het voldoen aan nieuwe wettelijke normen inzake dierenwelzijn
• onroerend goed om te voldoen aan wettelijke normen over mestopslag
• onroerend goed met het oog op de realisatie van een structuurverbetering
• roerende goederen met een minimale bijdrage aan de verduurzaming
• Aankoop meerjarig plantgoed
Details van alle subsidiabele investeringen zijn terug te vinden in een limitatieve lijst “Subsidiabele investeringen” (67 blz) op de website van Landbouw en Visserij.
Voor de meeste investeringskosten zijn er normbedragen om het maximumbedrag te bepalen dat voor steun in aanmerking komt.
Steunvorm
Investeringen waarvoor een steunintensiteit van 15% geldt:
• Kapitaalpremie
o ter waarde van 15% op de geselecteerde subsidiabele kosten
• VLIF waarborg
o Kan aangevraagd worden door een erkende kredietinstelling. Investeringen waarvoor een steunintensiteit van 30% geldt:
• Kapitaalpremie
o minimaal 15% van de geselecteerde subsidiabele kosten en
o maximaal 30% van de geselecteerde subsidiabele kosten
• Eventueel aangevuld met rentesubsidie
o Een erkende kredietinstelling kan de aanvraag indienen als rentesubsidie gewenst is.
o De rentesubsidie bedraagt maximaal 3% gedurende 7 jaar.
• VLIF-waarborg
Indien de kapitaalpremie minder dan €5.000 bedraagt, zal deze in één maal uitbetaald worden. Kapitaalpremies vanaf €5.000 worden uitbetaald in twee gelijke schijven met normaliter 1 jaar tussen.
Niet-subsidiabele investeringen
De lijst van subsidiabele investeringen is limitatief u kunt dus alleen voor in de lijst opgenomen investeringen steun verkrijgen. Voor andere investeringen is er geen steun.
Hieronder een niet-limitatieve lijst van investeringen of verrichtingen die niet in aanmerking komen:
1. de aankoop van grond;
2. het bouwen van varkens- en pluimveestallen die niet voorkomen op de lijst van ammoniakemissiearme stallen;
3. de verbouwing en uitrusting van bestaande veestallen, behalve als de investeringen gericht zijn op de verbetering van het leefmilieu, de hygiëne, het welzijn van de dieren, op arbeidsrationalisatie of op de verhoging van de arbeidsveiligheid, of als ze passen in een plan om de instandhoudingsdoelstellingen te halen;
4. de verwerving van immateriële activa, zoals productie-, emissie- en betalingsrechten;
5. de aankoop van bedrijfsgebouwen;
6. de investeringen in mestverwerking;
7. de investeringen in bijkomende mestopslagcapaciteit, tenzij voor de realisatie van een bovenwettelijke mestopslag waarbij op het veebedrijf mest van de eigen veestapel wordt opgeslagen, tot een opslagcapaciteit voor maximaal één jaar;
8. de gewone vervangingsinvesteringen; met andere woorden een investering voor de eenvoudige vervanging van onroerende goederen die minder dan tien jaar oud zijn of van roerende goederen die minder dan vijf jaar oud zijn;
9. het aanleggen van een boorput voor diep grondwater en investeringen die gericht zijn op het gebruik van dat water;
10. de investeringen in zonnecellen, warmtekrachtinstallaties en vergisting van biomassa op basis van energiegewassen;
11. de aankoop van dieren;
12. de aankoop van tweedehandse bedrijfsuitrusting, tweedehands materieel en demonstratiematerieel;
13. investeringen die economisch onverantwoord zijn in het licht van de structuur en de financieel-economische toestand van het bedrijf;
14. investeringen die gesubsidieerd worden in het kader van een gemeenschappelijke marktordening (GMO);
15. de aankoop van eenjarig plantgoed en de plantkosten;
16. investeringen die de milieudruk aantoonbaar laten stijgen.
Steunaanvragen indienen
Alle VLIF steunaanvragen verlopen via het e-loket voor Landbouw en Visserij.
Wie mag de steun aanvragen ? | Professionele Land- of tuinbouwer | Volmachthouder | Erkende kredietinstelling |
JA | JA | JA |
NEEN | NEEN | JA |
geen waarborgvraag of steun in de vorm van rentesubsidie gewenst
waarborgvraag en/of steun in de vorm van rentesubsidie gewenst
Na het afsluiten van een indienperiode of blokperiode worden alle aangemelde investeringen gerangschikt van hoog naar laag op basis van een doelmatigheidsscore. De score weerspiegelt in welke mate de investering de doelstellingen van de VLIF-investeringssteun kan realiseren.
De score is samengesteld uit 5 scores die een investering beoordelen op volgende criteria:
1. De mate waarin het uitvoeren van de investering bepaald wordt door het verkrijgen van steun met inachtneming van de terugverdientijd;
2. De mate waarin de investering innovatief is, bijdraagt tot de creatie van toegevoegde waarde, een verbeterd inkomen of een verbeterde concurrentiepositie;
3. De investering gericht is op een verminderd of rationeler gebruik van energie, water, meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen, een verbetering van het klimaat, een verhoogde biodiversiteit, reductie van afval- en voedselverlies en voorkoming van erosie;
4. De investering bijdraagt aan de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit, het imago en het maatschappelijk draagvlak van de sector, arbeidsrationalisatie en -veiligheid en voedselveiligheid;
5. Verschil in leeftijd waarmee de jonge landbouwers zich onderscheiden van al gevestigde landbouwers.
Stopzetten van VLIF steun
Behalve in geval van overmacht kan de verleende steun vanaf het tijdstip dat de voorwaarden niet meer vervuld zijn, geheel of gedeeltelijk stopgezet worden. Voor de periode waarin wel aan de voorwaarden werd voldaan blijft de steun verworven, tenzij deze periode minder dan één jaar bedraagt.
Een geval van overmacht moet u binnen de zes maand na het ontstaan melden aan het VLIF met bewijskrachtige documentatie. Een geval van overmacht is:
• De stopzetting van het landbouwbedrijf ingevolge het overlijden of volledig werkonbekwaam worden van de bedrijfsleider en indien de gesubsidieerde goederen niet vervreemd worden;
• De gehele of gedeeltelijke vernieling van een gesubsidieerd goed door een natuurfenomeen;
• Het buiten gebruik stellen of het verlies van een gesubsidieerd goed door een epizoötie;
• De onvoorziene onteigening van een aanzienlijk deel van het bedrijf, waarbij de gesubsidieerde goederen geheel of gedeeltelijk buiten gebruik worden gesteld.
Niet-productieve investeringssteun
Doel van de investeringssteun
Een landbouwer leeft en werkt te midden van de open ruimte en maakt hierbij gebruik van de aanwezige bodem en water. Hij kan ervoor kiezen om investeringen te doen die bijdragen tot een verbeterde biodiversiteit, landschap, bodem- of waterkwaliteit, … Het gaat vooral om investeringen rond natuur- en landschapsbeheer, die aan de landbouwer wel inspanningen vragen maar op geen enkele manier inkomsten opleveren. Ook investeringen rond erosiebestrijding en waterbeheer komen in aanmerking, omdat niet zozeer de individuele landbouwers, maar eerder de buurtbewoners, de maatschappij of het ecosysteem er de vruchten van plukken. Om landbouwers aan te moedigen toch de stap te zetten, wordt steun geboden.
Voorwaarden
Als u een premie krijgt moeten de voorwaarden die golden tijdens de steunaanvraag gedurende 5 jaar na de uitvoering van de investering vervuld blijven .
1. U bent landbouwer
De landbouwer is een natuurlijke persoon of een rechtspersoon die landbouwactiviteiten als doelstelling heeft en die geïdentificeerd is bij het Departement Landbouw en Visserij.
Komen niet in aanmerking voor steun:
• diensten en agentschappen die afhangen van het Vlaamse Gewest,
• besturen, publiekrechtelijke en privaatrechtelijke rechtspersonen die in het Vlaamse Gewest belast zijn met taken van openbaar nut,
• erkende terreinbeherende natuurverenigingen, vermeld in het Natuurdecreet
2. De investering verhoogt uw opbrengst als aanvrager niet
3. De landbouwgrond waarop of waarlangs u de investering uitvoert , is geregistreerd via de verzamelaanvraag
U mag de investering uitsluitend uitvoeren op of langs landbouwgronden die geregistreerd zijn via de verzamelaanvraag.
De eerste keer dat u uw verzamelaanvraag indient nadat u de investering hebt uitgevoerd, duidt u de landbouwgronden aan waarop of waarlangs u de investering hebt uitgevoerd en waarvoor u de steun had aangevraagd.
4. U leeft alle wettelijke normen na
U respecteert de wettelijke normen m.b.t. leefmilieu, natuur, ruimtelijke ordening en onroerend erfgoed. De niet-productieve investering waarvoor u steun aanvraagt, brengt het naleven van deze normen niet in gedrang.
Met volgende documentatie staaft u de naleving van de wettelijke normen en indien relevant legt u die voor 6 maand na afsluiten van de blokperiode waarin de aanvraag geregistreerd werd :
1. een milieuvergunning die de uitoefening van alle bestaande en nieuw geplande bedrijfsactiviteiten, die onderworpen zijn aan het bezit van een milieuvergunning, toelaat op het landbouwbedrijf waar de investering uitgevoerd wordt
2. een natuurvergunning wanneer er voor het gebied of de zone waar de investering uitgevoerd wordt een natuurvergunningsplicht geldt
3. een vergunning voor het aanleggen, wijzigen of verplaatsen van kleine landschapselementen wanneer het Natuurdecreet daarvoor een vergunning oplegt
4. een stedenbouwkundige vergunning bij het uitvoeren van investeringen in onroerende staat waarvoor een stedenbouwkundige vergunning vereist is of een melding van handelingen in of aan gebouwen. De uitvoering van de investeringen is in overeenstemming met de stedenbouwkundige vergunning of met de melding, in het bijzonder wat betreft bijzondere voorwaarden opgelegd ter voorkoming van schade aan de natuur
5. een toelating of machtiging van het Agentschap Onroerend Erfgoed bij het uitvoeren van een handeling die een aanzienlijke wijziging van de landschapskenmerken van een beschermd cultuurhistorisch landschap tot gevolg heeft
5. De niet-productieve investering is geografisch verantwoord
De investering moet verantwoord zijn in het licht van de geografische ligging van het perceel landbouwgrond waarop of waarnaast de investering uitgevoerd wordt, en moet passen in de bestaande visies op landinrichting voor het gebied waar het perceel landbouwgrond ligt. Of de investering verantwoord is, moet u aantonen met een attest afgeleverd door ofwel de Vlaamse Landmaatschappij (VLM), ofwel de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) ofwel de Afdeling Land en Bodembescherming, Ondergrond, Natuurlijke Rijkdommen (ALBON).
Contactadressen | |
Subsidiabele investering | Contactgegevens aanvragen attest |
• Kleine landschapselementen
• Poelen
• Herstel van aanplanting langs holle en trage wegen
Vraag uw attest aan bij uw VLM bedrijfsplanner. De contactgegevens vindt u op de website van de VLM.
Contactadressen | |
Subsidiabele investering | Contactgegevens aanvragen attest |
Erosiedammen
Xxx Xxxxxxx Beleidsmedewerker Bodem Departement Omgeving
Afdeling Gebiedsontwikkeling, omgevingsplanning en
–projecten
Tel. 00 000 00 00
Xxxxxxxxxxx.xxxxxxxx@xxxxxxxxxx.xx Xxxxxx Xxxxxx XX-xxxx 00 xxx 0, 0000 Xxxxxxx xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx
kleinschalige waterinfrastructuur:
• regelbare stuw
• grond- of stenen dam
• knijpconstructie
• peilbuizen voor regeling stuw
• retentiebekken/wetland
• aanpassing slootprofiel
• grachtherstel
Stijn Overloop
Beleidsmedewerker integraal waterbeleid Vlaamse overheid
VLAAMSE MILIEUMAATSCHAPPIJ
Afdeling Integraal Waterbeleid T 053 726 693
Dr. Xx Xxxxxxxxxx 00-00, 0000 Xxxxx xxx.xxx.xx
6. U start de niet-productieve investering pas na kennisgeving van de selectie
Alleen niet-productieve investeringen die niet zijn gestart voor en tijdens de selectieprocedure van betreffende indienperiode komen in aanmerking voor subsidie. Pas nadat u correspondentie ontvangen hebt dat de ingediende investering(en) in aanmerking komt/komen voor subsidie mogen er contractuele verbintenissen worden aangegaan om de investering uit te voeren. Die verbintenis blijkt uit een ondertekende overeenkomst, het ondertekenen van een offerte, een verkoopovereenkomst of gelijksoortige documenten.
Voorbereidende handelingen zoals aankoop van grond, de aanvraag van een stedenbouwkundige vergunning of een milieuvergunning, de aanvraag van advies of een prijsofferte worden
niet beschouwd als het uitvoeren van de investering.
U moet de niet-productieve investeringen beëindigen binnen twee jaar nadat het aangemelde investeringsproject werd geselecteerd. Het einde van de investering wordt bepaald aan de hand van de laatste factuur.
7. U toont de geselecteerde subsidiabele investeringskosten aan en die bedragen minimaal
€1.000
U toont de investeringskosten aan met facturen en betaalbewijzen. De totale omvang van de subsidiabele investeringskosten bedragen per aanvraag minimaal 1.000 euro, exclusief BTW. De facturen zijn gedateerd na datum van selectie en tot 2 jaar na het afsluiten van de blokperiode waarin de steunaanvraag is geselecteerd.
Om de subsidiabele investeringskosten te bepalen worden er normbedragen gehanteerd per oppervlakte, lengte- of per stuk.
U kunt de facturen en betaalbewijzen van een geselecteerde investering voorleggen tot drie jaar na afsluiten van de blokperiode waarin de aanvraag geregistreerd werd.
Specifieke voorwaarden voor niet-productieve investeringen
1. Aanleg van kleine landschapselementen
Het plantgoed voor een haag, heg, houtkant of een bomenrij bestaat uitsluitend uit soorten opgenomen in de regelgeving (zie lijst in bijlage) en mag alleen mechanisch beschermd worden tegen vraat. Indien u uitsluitend autochtoon plantgoed gebruikt, moet u dit met een attest aantonen. Dode planten vervangt u door geschikte soorten. Indien noodzakelijk beschermt u de haag met een afrastering tegen het vee.
Aanleg van kleine landschapselementen | ||||
Subsidiabele investering | Lengte / Oppervlakte | Aanplanting | Plantgoed | Aanplantingstijd |
Haag
min. 25 m lang
min. 4 planten per meter
min. 40 cm hoog
tussen 15 oktober
en 31 maart
Heg
min. 25 m lang
min. 1 plant per meter
min. 40 cm hoog
tussen 15 oktober
en 31 maart
Houtkant
min. 1 are
max. 10 m breed
driekhoeksverband max. 1,5 m plantafstand
min. 40 cm hoog
tussen 15 oktober
en 31 maart
Bomenrij -
plantafstand 5 - 15 m
min. 10 loofbomen van dezelfde soort min. stamsoort 8/10
tussen 15 oktober
en 31 maart
2. Aanleg van poelen
• altijd aangelegd op een perceel grasland
• oppervlakte: minimaal 25 m en maximaal 500 m
• tussen 0,5 en 1,5 meter diep
• heeft een glooiende oever
• er zijn geen waterplanten in aangebracht
• er worden geen vissen of watervogels in uitgezet
• wanneer het water van de poel gebruikt wordt als drinkwater voor vee moet die beschermd worden tegen vertrappeling
3. Aanleg van dammen op erosiestroken
• heeft een afstromingsgebied van maximaal 5 ha, tenzij er stroomopwaarts erosiebeperkende maatregelen werden genomen
• wordt dwars op de afstromingsrichting geplaatst, hetzij lineair, hetzij in een hoek
• stroomopwaarts van de dam wordt aansluitend geen uitgegraven zone of erosiepoel aangelegd
• de dammen worden verankerd met palen in hout van duurzaamheidsklasse I of II met een diameter van minstens 10 centimeter en maximaal 1 meter van elkaar in de rij. De dammen worden minimaal 20 centimeter ingegraven
o een houthakseldam wordt verankerd met een dubbele palenrij waaraan gegalvaniseerde gaasdraad bevestigd wordt met een minimale diameter van 2 millimeter en een maximale gaaswijdte van 2,5 centimeter. De houthakseldam is minimaal één meter breed en opgevuld met wortelhout. Een lage houthakseldam is minimaal 50 en maximaal 75 centimeter hoog. Een hoge houthakseldam is hoger dan 75 centimeter.
o een gewone wilgentenendam wordt verankerd met een dubbele palenrij waartussen bussels wilgentenen horizontaal worden geschrankt. De bussels worden aangedrukt en door een draad of lat op hun plaats gehouden. De dam is minimaal 50 centimeter breed en komt minimaal 50 centimeter boven het maaiveld.
o bij een levende wilgentenendam wordt een gewone wilgentenendam gecombineerd met een aanplanting van een enkele of een dubbele rij levende wilgentenen. De afstand tussen levende wilgentenen bedraagt maximaal 20 centimeter. Een enkele rij wordt aan de stroomafwaartse zijde van de dam aangeplant.
4. Aanleg van kleinschalige waterinfrastructuur
Beter vasthouden van water in stroomopwaarts gebied:
• plaatsen of herstellen van regelbare stuwtjes
• plaatsen van grond- en stenen dammen
• plaatsen van knijpconstructies
• herstel van een gracht
• aanleg van retentiebekken of wetland
o een retentiebekken of wetland wordt niet voor landbouwkundige doeleinden gebruikt en wordt in verbinding met een niet-gecategoriseerde waterloop aangelegd.
Peilbuizen moeten toelaten de stuurbare inrichtingsmaatregel af te stemmen op de grondwaterstand.
De aanpassing van het slootprofiel moet de bufferende werking en wateropslagcapaciteit in het landbouwperceel verhogen.
Steunvorm en -omvang
De investeringssteun heeft de vorm van een investeringspremie en kan maximaal 100% van de aanvaardbare investeringskosten omvatten. Het subsidiabel bedrag van de investering waarvoor de steun gevraagd wordt kan beperkt worden op basis van maximale subsidiabele investeringsbedragen per oppervlakte- of lengte-eenheid of per stuk.
De investeringspremie wordt betaald na aangifte van de investering via de verzamelaanvraag en na een controle op de voorwaarden voor het verkrijgen van de steun.
Niet subsidiabele investeringen
De volgende investeringen komen niet in aanmerking voor steun:
1. Irrigatiewerken;
2. Investeringen die voortvloeien uit een wettelijke verplichting;
3. Een haag, heg, houtkant of bomenrij die deel uitmaakt van een tuin of beschouwd kan worden als erfbeplanting of een windscherm;
4. Aanleg van een houtachtig windscherm rond een teelt;
5. Kleinschalige waterinfrastructuur die geplaatst wordt op een gecategoriseerde waterloop of die rechtstreeks in verbinding staat met een gecategoriseerde waterloop.
Steunaanvraag indienen
Alle VLIF steunaanvragen verlopen via het e-loket voor Landbouw en Visserij. Na realisatie geeft u de investering ook via de verzamelaanvraag aan.
Na het afsluiten van een indienperiode of blokperiode worden alle aangemelde niet-productieve investeringen gerangschikt van hoog naar laag op basis van een doelmatigheidsscore. De score weerspiegelt in welke mate de investering de doelstellingen van de VLIF-maatregel helpt te realiseren.
De score is de resultante van 3 scores die volgen uit een beoordeling van de mate waarbij de investering bijdraagt aan de volgende criteria:
1. De realisatie van de doelstellingen op het gebied van biodiversiteit en waarin zij van landschappelijke waarde is;
2. Een verbetering van het waterbeheer;
3. Een verbetering van het bodembeheer.
Behoud / stopzetten van VLIF steun bij wijzigingen op het bedrijf
1. Stopzetten van VLIF steun
Behalve in geval van overmacht kan de verleende steun vanaf het tijdstip dat de voorwaarden niet meer vervuld zijn, geheel of gedeeltelijk stopgezet worden. Voor de periode waarin wel aan de voorwaarden werd voldaan blijft de steun verworven, tenzij deze periode minder dan één jaar bedraagt.
U moet een geval van overmacht binnen de zes maand na het ontstaan melden aan het VLIF met bewijskrachtige documentatie. Een geval van overmacht is:
• Stopzetting van het landbouwbedrijf als gevolg van het overlijden of volledig werkonbekwaam worden van de bedrijfsleider en indien de gesubsidieerde goederen niet vervreemd worden;
• Gehele of gedeeltelijke vernieling van een gesubsidieerd goed door een natuurfenomeen;
• Stopzetting van het veebedrijf door een epizoötie;
• Onvoorziene onteigening van een aanzienlijk deel van het bedrijf, waarbij de niet- productieve investering niet meer in eigendom is.
2. Xxxxxx van steun bij wijzigingen
Als de exploitant van het landbouwbedrijf wijzigt kan de steun voortgezet worden in de volgende gevallen:
1. overdracht van de exploitatie van het landbouwbedrijf naar een nieuw geïdentificeerde landbouwer als de percelen landbouwgrond die steun genieten voor niet-productieve investeringen worden overgedragen
2. overdracht van de exploitatie van het landbouwbedrijf aan de echtgenoot of aan een maatschap als de percelen landbouwgrond die steun genieten voor niet- productieve investeringen worden overgedragen gedurende de resterende duur van de steun
De gevallen van overmacht die bij verandering van exploitant geen aanleiding geven tot het terugvorderen van de steun zijn:
1. overlijden van de begunstigde, op voorwaarde dat de gesubsidieerde goederen in exploitatie blijven bij de echtgenoot
2. volledig stopzetten van de beroepsactiviteiten van de begunstigde als gevolg van ziekte of invaliditeit, op voorwaarde dat de gesubsidieerde goederen in exploitatie blijven bij de echtgenoot
VLIF-aanloopsteun voor ontwikkeling van kleine landbouwondernemingen
Doel van de investeringssteun
Aanvullend op de maatregel ‘overnamesteun voor jonge landbouwers’ wil Vlaanderen ook kleine landbouwbedrijven die zich verder willen ontwikkelen, ondersteunen. Voor bepaalde types van bedrijven en sub-sectoren zijn de voorwaarden om te kunnen genieten van de overnamesteun voor jonge landbouwers of van de investeringssteun niet haalbaar. Dikwijls betreft het bedrijven die nieuwe teelten of alternatieve vormen van productiemethodes en commercialisatiestructuren ontwikkelen.
Voorwaarden
De voorwaarden die van kracht zijn tijdens de aanvraag van de steun, moeten bij het verkrijgen van een premie vervuld blijven gedurende een 5 jaar na de uitvoering van de aanloopverrichting.
1. U bent landbouwer
u bent als landbouwer een natuurlijke persoon of een rechtspersoon die landbouwactiviteiten als doelstelling heeft en
• als landbouwer geïdentificeerd is bij het Departement Landbouw en Visserij;
• aangesloten is bij een sociale kas voor zelfstandigen, in bijberoep of hoofdberoep;
• de landbouwactiviteiten bekend zijn bij de Administratie der Directe Belastingen.
Komen niet in aanmerking voor steun:
• Een rechtspersoon, landbouwer kan geen aanloopsteun ontvangen indien minstens één van de beherend vennoten, zaakvoeders of bestuurders al door het Departement Landbouw en Visserij geïdentificeerd is als landbouwer, natuurlijke persoon.
• Een landbouwer, natuurlijke persoon kan geen aanloopsteun aanvragen indien deze beherend vennoot, zaakvoeder of bestuurder is van een rechtspersoon die al door het Departement Landbouw en Visserij geïdentificeerd is als rechtspersoon, landbouwer.
2. Als begunstigde exploiteert u een bestaand klein landbouwbedrijf dat voldoende bedrijfszekerheid kan aantonen
Een klein landbouwbedrijf is een bedrijf waarvan het brutobedrijfsresultaat van de activiteiten inzake landbouw en landbouwverbreding minimaal 20.000 euro en maximaal 39.999 euro bedraagt. Het
brutobedrijfsresultaat van de landbouwactiviteiten is groter dan dat van de activiteiten in landbouwverbreding.
U toont voldoende bedrijfszekerheid aan met één of meer van volgende documenten:
• Eigendomstitels, pachtcontracten of huurovereenkomsten voor een substantieel deel van de gronden en de bedrijfsgebouwen in exploitatie.
• Een bewijs van toekenning van betalingsrechten, gekoppelde steun of een suikerbietenquotum.
• Een bewijs van het bezit van een veebeslag.
• Een bewijs van beheerovereenkomsten.
• Specifieke bewijsstukken gevraagd door de bevoegde entiteit in het kader van het onderzoek naar de mogelijkheden op steun.
3. U houdt een boekhouding bij
Als begunstigde kunt u een boekhouding voorleggen in één van de volgende vormen:
• Een bedrijfseconomische boekhouding, altijd vereist bij forfaitaire winstberekening.
• Een bewijskrachtige fiscale boekhouding aangevuld met een jaarlijkse inventaris, een balans en een exploitatierekening.
• Een vennootschapsboekhouding.
4. U leeft alle wettelijke normen na
U leeft de wettelijke normen na op vlak van:
• Leefmilieu
• Hygiëne
• Dierenwelzijn
• Ruimtelijke ordening
Indien van toepassing, toont u dit aan met:
• Een milieuvergunning die de uitoefening van alle bestaande en nieuw geplande bedrijfsactiviteiten toelaat op het landbouwbedrijf.
• Een attest waaruit blijkt dat het veebedrijf beschikt over voldoende nutriëntenemissierechten.
• Een bewijs van erkenning, toelating of registratie van activiteiten inzake hoeveproducten door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen voor investeringen die betrekking hebben op het vervaardigen en commercialiseren van hoeveproducten.
• Een bewijs van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen dat voldaan is aan de sanitaire uitrustingsvoorwaarden.
• Een stedenbouwkundige vergunning of melding van handeling van het bouwen, aanpassen of renoveren van bedrijfsgebouwen.
5. U legt een ontwikkelingsplan voor het klein landbouwbedrijf voor
U legt een ontwikkelingsplan voor dat het volgende beschrijft:
1. Een omschakeling van een gangbare naar de biologische productiemethode.
Na de omschakeling wordt minimaal 2/3 van de eindproductiewaarde (omzet) van het klein landbouwbedrijf gerealiseerd met de commercialisatie van biologische producten.
2. Een omschakeling van een gangbare commercialisatie naar commercialisatie via de korte keten.
Na de omschakeling wordt minimaal 2/3 van de eindproductiewaarde (omzet) van het klein landbouwbedrijf gerealiseerd met de commercialisatie via de korte keten.
3. Een omschakeling van gangbare landbouwproducties naar, voor Vlaanderen, nieuwe of zeldzame landbouwproducties.
Een bedrijf is gespecialiseerd in nieuwe of zeldzame landbouwproducties wanneer deze na commercialisatie 2/3 van de eindproductiewaarde (omzet) van het klein landbouwbedrijf uitmaakt.
Nieuwe of zeldzame landbouwproducties zijn producties die hetzij nog niet voorkomen in het Vlaams Gewest hetzij op jaarbasis voor het Vlaams Gewest globaal een eindproductiewaarde vertonen van maximaal 10 miljoen euro.
6. Pas na kennisgeving van selectie mag u met de beoogde omschakeling starten
Alleen omschakelingen die niet zijn gestart voor en tijdens de selectieprocedure van de betreffende indienperiode komen in aanmerking voor aanloopsteun. Pas nadat u correspondentie hebt ontvangen dat de aangemelde omschakeling in aanmerking komt voor aanloopsteun, mag u contractuele verbintenissen aangaan voor de realisatie van de aangemelde aanloopverrichting. Het aangaan van een contractuele verbintenis blijkt uit een ondertekende (krediet)overeenkomst, het ondertekenen van een offerte, een verkoopovereenkomst, een overnamecontract of gelijksoortige documenten. De datum van de eerste factuur die betrekking heeft op de geselecteerde aanloopverrichting(en) is de uiterste startdatum.
Voorbereidende handelingen zoals aankoop van grond, de aanvraag van een stedenbouwkundige vergunning of een milieuvergunning , de aanvraag van advies of een prijsofferte worden
niet beschouwd als het uitvoeren van de omschakeling.
U moet de aanloopverrichtingen beëindigen binnen twee jaar na selectie van de aangemelde omschakeling. Het einde van de investering wordt bepaald aan de hand van de datum van de laatste factuur of van de akte bij verwerving van een onroerend goed.
7. U toont aanloopverrichtingen aan
U toont de uitvoering van de aanloopverrichtingen aan met investeringsbewijzen. Dit kan een factuur of een akte bij verwerving van een onroerend goed zijn. Het investeringsbewijs is gedateerd na datum van selectie en tot 2 jaar na het afsluiten van de blokperiode waarin de steunaanvraag is geselecteerd.
Subsidiabele aanloopverrichtingen
De aanvaardbare aanloopverrichtingen moeten een bijdrage leveren aan de realisatie van doelstellingen inzake de ontwikkeling van biologische productie, nieuwe commercialisatiestructuren en nieuwe activiteiten.
Volgende types van aanloopverrichtingen die passen bij of gevolgd worden door de beoogde omschakeling komen in aanmerking:
1. De overname van de bedrijfsbekleding van een klein landbouwbedrijf.
2. De overname van minimaal 25% van de aandelen van een rechtspersoon, landbouwer.
3. De aankoop van dieren.
4. De aanleg van een, voor het Vlaamse Gewest, zeldzame teelt of aanplanting.
5. De aankoop van bedrijfsgebouwen met de vaste uitrusting en constructies in onroerende staat die minder dan vijftien jaar oud zijn en die noodzakelijk zijn voor de exploitatie van het landbouwbedrijf.
6. De bouw, verbouwing en uitrusting van bedrijfsgebouwen noodzakelijk voor de exploitatie van het landbouwbedrijf of de commercialisatie van de productie via de korte keten.
7. De aankoop van machines en materieel noodzakelijk voor de exploitatie van een klein landbouwbedrijf of de commercialisatie van de productie via de korte keten.
Steunvorm en -omvang
De aanloopsteun heeft de vorm van een aanlooppremie en is afhankelijk van het brutobedrijfsresultaat van het bedrijf. Dat moet tussen de 20.000 euro en 39.999 euro bedragen.
Brutobedrijfsresultaat
Aanlooppremie
vanaf €20.000 €7.000
vanaf €30.000 €11.000 / €15.000
De aanlooppremie kan €15.000 bedragen voor bedrijven met een brutobedrijfsresultaat van minimaal €30.000 wanneer:
• Het bedrijf integraal geëxploiteerd wordt volgens de biologische productiemethode en;
• Het bedrijf ofwel
o een gespecialiseerd veebedrijf is ofwel
o een bedrijf met akkerbouw en veehouderij.
De aanlooppremie wordt betaald in twee gelijke schijven met een minimale tussentijd van één jaar. De eerste schijf wordt betaald nadat de voorwaarden gecontroleerd en voldaan zijn.
De tweede schijf wordt betaald nadat er aangetoond is dat er voldoende eindproductiewaarde wordt gerealiseerd in het klein bedrijf door de omschakeling.
Steunaanvraag indienen
Alle VLIF steunaanvragen verlopen via het e-loket voor Landbouw en Visserij.
Na het afsluiten van een indienperiode of blokperiode worden alle aangemelde dossiers gerangschikt van hoog naar laag op basis van een doelmatigheidsscore. De score weerspiegelt in welke mate de investeringen de doelstellingen van de VLIF maatregel ontwikkeling van kleine landbouwbedrijven helpt te realiseren. Concreet is dit de ontwikkeling van biologische productie, verjonging en nieuwe commercialisatiestructuren en nieuwe activiteiten.
De doelmatigheidsscore bestaat uit vier scores die de omschakeling beoordelen op basis van de volgende criteria:
1. De mate waarin het uitvoeren van de verrichting of investering bepaald wordt door het verkrijgen van steun met in acht name van de terugverdientijd.
2. De mate waarin de verrichting of investering gericht is op de ontwikkeling van zeldzame, nieuwe of weinig beoefende landbouwactiviteiten, alternatieve commercialisatiemethodes en de verbetering van het imago en het maatschappelijke draagvlak van de sector.
3. De mate waarin de verrichting of investering gericht is op de ontwikkeling van milieuvriendelijke productietechnieken.
4. Leeftijd waarmee de jonge landbouwers zich onderscheidt van gevestigde landbouwers. Een jonge landbouwer is een landbouwer-natuurlijke persoon die jonger is dan veertig jaar op het tijdstip van de steunaanvraag.
Behoud / stopzetten van VLIF-steun bij wijzigingen op het bedrijf
1. Stopzetten van VLIF-steun
Behalve in geval van overmacht kan de verleende steun vanaf het tijdstip dat de voorwaarden niet meer vervuld zijn, geheel of gedeeltelijk stopgezet worden. Voor de periode waarin wel aan de voorwaarden werd voldaan blijft de steun verworven, tenzij deze periode minder dan één jaar bedraagt.
Een geval van overmacht moet u binnen de zes maand na het ontstaan melden aan het VLIF met bewijskrachtige documentatie. Een geval van overmacht is:
1. Stopzetting van het landbouwbedrijf als gevolg van het overlijden of volledig werkonbekwaam worden van de bedrijfsleider.
2. Stopzetting van het veebedrijf door een epizoötie.
2. Xxxxxx van steun bij wijzigingen
Als de exploitant van het landbouwbedrijf wijzigt, kan de steun voortgezet worden in het volgende geval:
als de landbouwer-natuurlijke persoon een aanlooppremie toegekend heeft gekregen en het bedrijf voortzet in de vorm van een rechtspersoon die geïdentificeerd is als landbouwer bij het Departement Landbouw en Visserij. Begunstigde moet gedurende de resterende duur van de steun beherend vennoot, zaakvoerder of bestuurder blijven en voor de overdracht vergoed worden in kapitaal.
De gevallen van overmacht die bij verandering van exploitant geen aanleiding geven tot het terugvorderen van de steun zijn:
1. Overlijden van de begunstigde, op voorwaarde dat de gesubsidieerde goederen in exploitatie blijven bij de echtgenoot.
2. Volledig stopzetten van de beroepsactiviteiten van de begunstigde ingevolge ziekte of invaliditeit, op voorwaarde dat de gesubsidieerde goederen in exploitatie blijven bij de echtgenoot.
Projectsteun voor innovaties in de landbouw
Steunaanvraag indienen
Deze maatregel stimuleert pure innovatie en vernieuwing op het land- en tuinbouwbedrijf en vormt een aanvulling op de reguliere VLIF-investeringssteun. Via de projectsteun wil het VLIF innovatieve ideeën en concepten op het vlak van productie, verwerking en afzet van landbouwproducten realiseren.
Via deze maatregel zijn innovatieve investeringstypes subsidiabel die nog niet beschikbaar zijn op de VLIF-lijst van subsidiabele investeringen. Daarnaast zijn ook investeringstypes subsidiabel die reeds opgenomen werden op de VLIF-lijst, maar die tegelijk ook een duidelijk aantoonbare innovatie inhouden. Innovaties in een eindfase van ontwikkeling en die uitgetest worden in praktijkomstandigheden op land- en tuinbouwbedrijven zijn eveneens subsidiabel via deze maatregel.
Dergelijke investeringen komen in aanmerking voor 40% steun.
De steunmaatregel wordt bekendgemaakt via oproepen in het Belgisch Staatsblad, de landbouwmedia en op deze website. De steun kan alleen verkregen worden voor investeringen die aangevat zijn na indiening van een steunaanvraag in het kader van een oproep.
Per oproep kunnen specifieke voorwaarden worden bepaald die de sectoren en investeringen aanduiden die in aanmerking kunnen komen voor steun.
Er is momenteel geen oproep lopende.
Dossierbehandeling
De dossierbehandeling verloopt zoals voor alle VLIF maatregelen via het e-loket.
De volgende termijnen zijn van toepassing:
• Oproep 2016: alleen betaalde facturen tot en met 22/06/2018 zijn subsidiabel.
• Oproep 2017: alleen betaalde facturen tot en met 22/05/2020 zijn subsidiabel.
• Oproep 2018: alleen betaalde facturen tot en met 6/06/2021 zijn subsidiabel.
VLIF-waarborgregeling
Doel van de waarborg
De VLIF-waarborg heeft als doel de toegang tot krediet voor de land- en tuinbouwer makkelijker te maken. De kredieten die in aanmerking komen voor waarborg moeten bij een door het VLIF erkende kredietinstelling aangegaan worden. Daarnaast waarborgt het VLIF het kredietgedeelte dat wordt aangegaan om door het VLIF subsidiabele investeringen uit te voeren. De te waarborgen
verrichting hoeft niet geselecteerd te worden voor subsidie om in aanmerking te komen voor VLIF- waarborg.
Voorwaarden
1. U voldoet aan de voorwaarden voor VLIF-investeringssteun en/of VLIF-overnamesteun
Alleen verrichtingen in het kader van de VLIF-maatregel voor investeringen op een landbouwbedrijf of overnames in de landbouw komen in aanmerking om VLIF-waarborg te ontvangen. U moet dus aantonen dat de VLIF-voorwaarden zoals vooropgesteld voor deze maatregelen voldaan zijn, ook als de verrichting niet geselecteerd zou zijn voor subsidie.
2. U verkeert niet in financiële moeilijkheden
U mag als aanvrager niet in financiële moeilijkheden verkeren. Dit wordt vastgesteld aan de hand van de Europese definitie, bepaald in de Communautaire richtsnoeren inzake reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden (2014/C 249/01).
In het richtsnoer wordt een onderneming beschouwd als een onderneming in moeilijkheden wanneer zij, zonder overheidsingrijpen, op korte of middellange termijn vrijwel zeker gedoemd is te verdwijnen. Daarom wordt een onderneming als onderneming in moeilijkheden beschouwd indien zich ten minste één van de volgende omstandigheden voordoet:
1. in het geval van een vennootschap met beperkte aansprakelijkheid:
meer dan de helft van haar geplaatste aandelenkapitaal is verdwenen door de opgebouwde verliezen. Dit is het geval wanneer u de opgebouwde verliezen aftrekt van de reserves (en alle andere elementen die doorgaans worden beschouwd als een onderdeel van het eigen vermogen van de onderneming), en dit een negatief cumulatief bedrag oplevert dat hoger is dan de helft van het geplaatste aandelenkapitaal;
2. in het geval van een onderneming waarin ten minste een aantal van de vennoten onbeperkt aansprakelijk is voor de schulden van de onderneming:
meer dan de helft van het kapitaal van de onderneming zoals dat in de boeken van de onderneming is vermeld, is door de gecumuleerde verliezen verdwenen;
3. tegen de onderneming loopt een collectieve insolventieprocedure of de onderneming voldoet volgens het nationale recht aan de criteria om, op verzoek van haar schuldeisers, aan een collectieve insolventieprocedure te worden onderworpen.
Om dit te verifiëren zal een jaarrekening opgevraagd worden of een overzicht van het bedrijfseconomisch boekhouden.
3. U legt een investeringsplan voor
U legt een investeringsplan of financieel plan voor waaruit blijkt dat u als aanvrager de financiële impact van de te waarborgen verrichting kunt dragen. Daarnaast wordt de impact op het financiële resultaat van de onderneming berekend.
4. Er worden zekerheden vooropgesteld voor een aanzienlijke waarde van het aangemelde project
De VLIF waarborg is een aanvulling op zekerheden gesteld die de begunstigde al heeft. Via documentatie zoals de akten wordt aangetoond dat de voorwaarden rond zekerheden voldaan zijn.
Zekerheden bij investeringsprojecten
• Het onroerend gedeelte van een investeringsproject wordt gehypothekeerd voor ten minste 40% van de nieuwwaarde;
• Het roerend gedeelte wordt opgenomen in een landbouwvoorrecht of pand op de handelszaak;
• Aanvullend wordt op het overige kredietbedrag een hypothecaire volmacht gegeven aan de kredietinstelling;
• Naast het te waarborgen investeringsproject, toont u aan dat andere onroerende goederen verbonden aan het bedrijf, gehypothekeerd zijn/worden.
Zekerheden bij overname via aandelen
• Bij een overname via aandelen wordt aangetoond dat de aandelen in pand zijn gegeven ten voordele van het te waarborgen krediet.
Zekerheden bij vennootschappen
• Als de kredietnemer een vennootschap is, toont u aan dat de zaakvoerder(s) zich borg stel(t)(len).
5. Het VLIF kan aan de hand van doorgegeven informatie bijkomende voorwaarden opleggen
Steunvorm en –omvang
De waarborg bedraagt maximaal 80% op een kredietbedrag van 2.000.000 euro subsidiabele kosten. De waarborg kan voor maximaal 10 jaar toegekend worden.
De erkende kredietinstelling maakt een inschatting van het waarborgtekort ofwel de waarde waarvoor er niet voldoende zekerheden zijn. Het waarborgtekort wordt aangetoond door de kredietbedragen door te geven en een simulatie te maken indien er een uitwinningsprocedure wordt uitgevoerd.
In functie van de gestelde zekerheden en de subsidiabele kosten zal het VLIF oordelen over het gevraagde waarborgpercentage en eventueel een ander waarborgpercentage voorstellen.
Steunaanvraag en waarborgadvies
1. Steunaanvraag
U dient uw steunaanvraag voor een waarborg in ten laatste drie maand na het afsluiten van de initiële blokperiode waarin u de subsidiabele investering hebt aangemeld. De waarborgvraag wordt met tussenkomst van de erkende kredietinstelling ingediend via het voorziene formulier.
2. Waarborgadvies
Na het indienen van een waarborgvraag kan de erkende kredietinstelling waarborgadvies aanvragen. Om een waarborgadvies aan te vragen is een langere termijn vooropgesteld dan de steunaanvraag voor waarborg. Om waarborgadvies te krijgen, moet u een getrouw beeld schetsen van het bedrijf en moet u aantonen dat het kan voldoen aan de VLIF-voorwaarden. Een waarborgadvies kan tot zes maand na het afsluiten van de initiële blokperiode waarin de subsidiabele investering is aangemeld.
U geeft de vraag naar waarborgadvies aan in het voorziene formulier. De benodigde informatie, kan u in een andere vorm dan via het formulier doorgeven. De informatie voegt u via de bijlagen van een aangemelde steunaanvraag toe.
Met een waarborgadvies laat het VLIF aan een erkende kredietinstelling weten of het een principieel akkoord kan geven om al dan niet VLIF-waarborg toe te kennen nadat het dossier is behandeld, als alle vooropgestelde, meegedeelde voorwaarden zijn vervuld.
3. Toekenning van waarborg
Nadat de dossierbehandeling is afgerond en er formeel waarborg is toegekend, zal aan de kredietinstelling namens de begunstigde een waarborgbijdrage gevraagd worden. De bijdrage is een vergoeding die decretaal bepaald is voor alle Vlaamse regelgevingen betreffende waarborgregelingen. De bijdrage wordt berekend aan de hand van:
• het gewaarborgd kredietbedrag;
• het aflossingsritme van het gewaarborgd krediet;
• de looptijd van de waarborg.
Uitwinnen van een waarborg
Nadat een gewaarborgd krediet formeel is opgezegd heeft de erkende kredietinstelling een termijn van drie maand om zich te beroepen op de VLIF-waarborg.
Na de uitwinningsprocedure en de afhandeling met de erkende kredietinstelling, wordt de uitbetaalde waarborg teruggevorderd bij de begunstigde tenzij deze wettelijk beschermd is. Een voorbeeld is het aantonen van een verklaring van verschoonbaarheid.
Bankfinanciering
Pro memorie :
• Lange termijn kredieten (grond, gebouwen)
• Lange termijn kredieten (mechanisatie)
• Seizoenkrediet
• Diverse financieringsvormen bedrijfskapitaal
• Kaskrediet
Alternatieve financieringsbronnen Winwinlening
Met de Winwinlening moedigt de Vlaamse overheid particulieren aan om een achtergestelde lening te verstrekken aan kmo's met een looptijd van 8 jaar. Een kmo kan zo tot een bedrag van € 200.000 winwinleningen aangaan, met een maximum van € 50.000 per kredietgever. De kredietgever krijgt hiervoor een jaarlijkse belastingkrediet van 2,5% op het openstaande kapitaal van de Winwinlening. Als uw kredietnemer niet kan terugbetalen, kan u daarnaast 30% van het verschuldigde bedrag terugkrijgen via een eenmalig belastingkrediet.
Wie komt in aanmerking als kredietnemer
Deze maatregel richt zich enkel tot kmo’s die voldoen aan de Europese kmo-definitie:
• met minder dan 250 werknemers;
• waarvan ofwel de jaaromzet niet hoger is dan € 50 miljoen, ofwel het balanstotaal niet hoger is dan € 43 miljoen;
• die voldoet aan een vastgelegd zelfstandigheidscriterium (niet meer dan 25% van het kapitaal of de stemrechten mogen in het bezit zijn van één of meerdere grote ondernemingen).
Bij de toepassing van deze criteria wordt rekening gehouden met eventuele partner- en verbonden ondernemingen van het betrokken bedrijf. Hierdoor zullen gegevens van gelieerde bedrijven opgeteld moeten worden. Een onderneming die één van deze criteria overschrijdt, wordt beschouwd als grote onderneming. Een exploitatiezetel dient in Vlaanderen gelegen te zijn.
Vzw’s zijn ook toegelaten indien deze, conform Europees Recht, een economische activiteit uitoefent. Er is sprake van een economische activiteit op het moment dat er goederen of diensten op de markt worden aangeboden.
Ook in bijberoep kan men van een Winwinlening genieten, op voorwaarde dat u een ondernemingsnummer heeft of minstens aangesloten bent bij een sociale kas voor zelfstandigen.
Wie komt in aanmerking als kredietgever
Op de datum waarop de Winwinlening gesloten wordt, moet de kredietgever voldoen aan de volgende voorwaarden:
• moet een natuurlijk persoon zijn die deze lening afsluit buiten het kader van zijn handels- of beroepsactiviteiten;
• deze natuurlijke persoon moet in het Vlaamse Gewest zijn gevestigd of, indien het een inwoner betreft van een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte, gelokaliseerd zijn in het Vlaamse Gewest voor de toepassing van de belasting van niet-inwoners;
• mag geen werknemer zijn van de kredietnemer;
• als de kredietnemer een zelfstandige is, dan mag de kredietgever niet de echtgenoot of de wettelijk samenwonende partner van de kredietnemer zijn;
• als de kredietnemer een rechtspersoon is, kan de kredietgever geen aandeelhouder zijn van die rechtspersoon, noch benoemd zijn of optreden als bestuurder, zaakvoerder of een vergelijkbaar mandaat binnen die rechtspersoon. Evenmin mag de echtgenoot of de wettelijk samenwonende partner van de kredietgever aandeelhouder zijn of benoemd zijn of optreden als zaakvoerder, bestuurder of een vergelijkbaar mandaat binnen die rechtspersoon.
Gedurende de hele looptijd van de Winwinlening mag de kredietgever geen kredietnemer zijn bij een andere Winwinlening.
Fiscaal voordeel voor de kredietgever
Het fiscaal voordeel voor de kredietgever bestaat uit:
• enerzijds een jaarlijks belastingskrediet voor de hele looptijd van de lening:
o Als berekeningsbasis wordt genomen het rekenkundig gemiddelde van alle uitgeleende bedragen op 1 januari en op 31 december van het belastbare tijdperk, met een maximum van € 50.000 per belastingplichtige;
o De belastingskorting bedraagt 2,5% van de berekeningsbasis (wat neerkomt op een maximum van € 1.250 per jaar).
• en anderzijds de mogelijkheid tot een eenmalig belastingkrediet ingeval een gedeelte van de Winwinlening niet wordt terugbetaald. Dit belastingkrediet bedraagt 30% van de hoofdsom van de lening die definitief is verloren gegaan (bijvoorbeeld bij faillissement,
ontbinding,vereffening, …).
Voorwaarden
• het is een achtergestelde lening, zowel ten aanzien van bestaande als van toekomstige schulden;
• met een looptijd van 8 jaar. De kredietgever en kredietnemer kunnen kiezen uit volgende aflossingsmogelijkheden:
o terugbetaling in één keer na 8 jaar;
o maandelijkse, driemaandelijkse, zesmaandelijkse of jaarlijkse aflossingen;
• een eenmalige vervroegde terugbetaling van het openstaande saldo is eveneens mogelijk.
• het totale bedrag dat in hoofde van de kredietgever in het kader van één of meer Winwinleningen aan één of meer kredietnemers uitgeleend wordt, kan ten hoogste € 50.000 bedragen;
• het totale bedrag, in hoofdsom, dat één kredietnemer in het kader van één of meer Winwinleningen kan ontlenen van kredietgevers bedraagt ten hoogste € 200.000;
• de interesten moeten betaald worden op de overeengekomen vervaldagen en worden berekend door het bedrag van de lening te vermenigvuldigen met de rentevoet die is vastgelegd in de akte. Deze rentevoet mag niet hoger zijn dan de wettelijke rentevoet die van kracht is op de datum waarop de Winwinlening gesloten wordt, en mag niet lager zijn dan de helft van dezelfde wettelijke rentevoet. In 2018 bedraagt deze rentevoet 2%.
Aanvraagprocedure
De Winwinlening moet worden opgesteld in een akte en aflossingstabel die beschikbaar zijn op de website xxx.xxxx.xx/xxxxxxxxxxxx
De akte en aflossingstabel worden in 3 exemplaren afgedrukt en ondertekend, waarvan één bestemd is voor elke partij, en één ondertekend origineel moet worden bezorgd aan Waarborgbeheer nv, een dochter van PMV.
Waarborgbeheer nv gaat binnen de maand na ontvangst van de akte na of aan alle voorwaarden is voldaan. Indien dit zo is, gaat Waarborgbeheer over tot registratie van de akte. De registratie bestaat uit het toekennen van een nummer aan de Winwinlening en het opnemen van de lening in een register. Binnen een week na registratie van de akte zal PMV/z de kredietgever schriftelijk op de hoogte brengen van de registratie.
Matchmaking Winwinlening en crowdfunding
Wanneer u in uw directe omgeving niet kunt terugvallen op een kredietgever bestaan er private initiatieven die optreden als tussenpersoon tussen kredietgever en -nemer. Enerzijds kan dit via matchmaking platform Winwinner - xxx.xxxxxxxxx.xx en anderzijds via het crowdfundingplatform Crofun - xxx.xxxxxx.xxx.
Alternatieve financieringsbronnen Cofinanciering
Uitsluitend ter informatie.
Landbouwbedrijven komen hiervoor niet in aanmerking !
De Cofinanciering (vroeger KMO-cofinanciering) is een achtergestelde lening van maximum
€ 350.000, bestemd voor starters en bestaande kmo's. De lening wordt altijd gecombineerd met een cofinanciering, ofwel van een bank of investeringsfonds waarmee PMV/z een samenwerkingsovereenkomst heeft, ofwel van één of meerdere business angels, van wie er minstens één lid is van BAN Vlaanderen. Een cofinanciering door meerdere van voornoemde partijen is ook mogelijk.
De cofinancier moet instaan voor minstens 20% van de globale financieringsbehoefte. PMV/z komt tussen voor maximaal 50% van de globale investeringsbehoeften. De looptijd bedraagt 3 tot 10 jaar en de rentevoet minimum 3 %.
Door de Europese de-minimis regelgeving kan PMV/z leningaanvragen voor volgende doeleinden
niet aanvaarden:
• transportsector: leningen voor de financiering van rollend materieel bestemd voor vervoer van goederen voor rekening van derden (financiering van een autobus, een ambulance, of een taxi is wel toegelaten);
• landbouwactiviteiten;
• financieringsaanvragen gericht op export (bijvoorbeeld verkoopkantoor in het buitenland). Trading-activiteiten komen ook niet in aanmerking voor financiering door PMV/z
Alternatieve financieringsbronnen
Tax Shelter voor startende ondernemingen
Particulieren kunnen een belastingvermindering bekomen in de personenbelasting van 30 of 45% indien zij rechtstreeks nieuwe aandelen verwerven van een startende vennootschap of via een crowdfundingplatform (rechtstreeks of onrechtstreeks via een financieringsvehikel). De
belastingvermindering bedraagt 30% voor een rechtstreekse aandelenparticipatie in een “kleine vennootschap” en 45% voor een rechtstreekse aandelenparticipatie in een “micro-vennootschap”.
De belastingvermindering kan genoten worden voor het aanslagjaar dat betrekking heeft op het inkomstenjaar waarin de investering is gebeurd. De belastingvermindering is niet terugbetaalbaar (geen belastingkrediet) noch overdraagbaar.
Ook indien zij onrechtstreeks deze aandelen verwerven is een belastingvermindering van 30% mogelijk: via nieuwe rechten van deelneming op naam in een openbaar startersfonds of private startersprivak, die op hun beurt investeren in aandelen van startende vennootschappen.
Met deze maatregel wil de federale overheid kleine vennootschappen van maximum 4 jaar oud ondersteunen die nood hebben aan kapitaal voor de financiering van hun start. Een kleine vennootschap kan via deze fiscale maatregel maximaal € 250.000 ophalen.
Deze maatregel werd uitgebreid met de Tax Shelter voor scale ups, gericht op groeibedrijven van minstens 4 jaar oud. De investeerders kunnen maximum € 100.000 per persoon en per jaar via deze Tax shelter en de Tax shelter voor start ups investeren.
Uitgebreide informatie over de voorwaarden kan je terugvinden in de 'FAQ Tax shelter voor startende ondernemingen (vennootschappen)' op Fisconetplus (xxx.xxxxxxxxxxxx.xx).
Wie komt in aanmerking als investeerder
De investeerder is een rijksinwoner (onderworpen aan de personenbelasting) of een niet- rijksinwoner (onderworpen aan en geregulariseerd in de belasting van niet-inwoners, natuurlijke personen).
Zowel de familieleden van de oprichters als de werknemers van de onderneming kunnen dit fiscaal voordeel verkrijgen als ze in de startende onderneming investeren.
Wie is uitgesloten als investeerder
Een belastingplichtige kan voor de verwerving van de aandelen van een start-up niet van het fiscaal voordeel genieten indien:
• hij rechtstreeks of onrechtstreeks (via een managementvennootschap bijvoorbeeld) bedrijfsleider is op het ogenblik van de investering;
• hij rechtstreeks of onrechtstreeks bedrijfsleider is tenzij hij daarvoor geen vergoeding ontvangt (aan deze voorwaarde moet gedurende 48 maanden na de investering worden voldaan);
• hij op het ogenblik van de investering als vaste vertegenwoordiger van een andere vennootschap een opdracht als bestuurder, zaakvoerder, vereffenaar of een gelijksoortige functie uitoefent;
• hij op het ogenblik van de investering aandeelhouder is van een vennootschap waarmee het bedrijf een aannemings- of lastgevingsovereenkomst heeft gesloten waarbij deze andere vennootschap er zich toe verbonden heeft tegen vergoeding een leidende werkzaamheid van dagelijks bestuur, van commerciële, financiële of technische aard op zich te nemen in het bedrijf.
Bezoldigingen van bedrijfsleiders worden hierbij gedefinieerd als alle beloningen verleend of toegekend aan een natuurlijk persoon die:
• een opdracht als bestuurder, zaakvoerder, vereffenaar of gelijksoortige functies uitoefent;
• in de vennootschap een leidende functie of een leidende werkzaamheid van dagelijks bestuur, van commerciële, financiële of technische aard, uitoefent buiten een arbeidsovereenkomst.
Drempels
De investeerder kan maximum € 100.000 per jaar via de "Tax shelter voor start ups én scale ups" samen investeren.
De vertegenwoordiging van het maatschappelijk kapitaal van de startende vennootschap mag niet meer bedragen dan 30%. Als de voormelde drempel van 30% wordt overschreden, wordt de belastingvermindering beperkt tot een investering ten belope van de eerste 30%.
Wie komt in aanmerking als begunstigde vennootschap
Definitie startende vennootschap
De investering moet gebeuren naar aanleiding van de oprichting van de vennootschap of naar aanleiding van een kapitaalverhoging binnen de 4 jaar na de oprichting ervan.
Een vennootschap wordt geacht te zijn opgericht:
• op datum van de neerlegging van de oprichtingsakte ter griffie van de rechtbank van koophandel;
• of op datum van een gelijkaardige registratieformaliteit in een andere lidstaat van de EER (Europese Economische Ruimte).
Wanneer de activiteit van de vennootschap bestaat uit de voortzetting van een werkzaamheid die voorheen werd uitgeoefend door een natuurlijke persoon of een andere rechtspersoon, wordt de vennootschap, geacht te zijn opgericht op het ogenblik van de eerste inschrijving in de Kruispuntbank van Ondernemingen (KBO) door die natuurlijke persoon, respectievelijk van de neerlegging van de oprichtingsakte van die andere rechtspersoon ter griffie van de ondernemingsrechtbank of van het vervullen van een gelijkaardige registratieformaliteit door die natuurlijke persoon of andere rechtspersoon in een andere lidstaat van de EER.
De datum van de inschrijving op de kapitaalverhoging is bepalend voor de berekening van de 4 jaar, niet de datum van de effectieve storting.
Definitie microvennootschap en kleine vennootschap
Voor het aanslagjaar dat verbonden is met het belastbaar tijdperk waarin de kapitaalinbreng wordt gedaan, moet het gaan om een microvennootschap (zoals gedefinieerd in artikel 15/1 van het Wetboek van vennootschappen) of een kleine vennootschap (zoals gedefinieerd in §§1 tot 6 van artikel 15 van het Wetboek van vennootschappen) die voor het laatst afgesloten boekjaar, niet meer dan één van volgende criteria overschrijdt:
jaargemiddelde personeelsbestand | microvennootschap 10 | kleine vennootschap 50 |
jaaromzet, excl. btw | € 700.000 | € 9.000.000 |
balanstotaal | € 350.000 | € 4.500.000 |
Wanneer meer dan één van de criteria wordt overschreden of niet meer wordt overschreden, heeft dit slechts gevolgen wanneer dit zich in twee opeenvolgende boekjaren voordoet. De gevolgen gaan dan in vanaf het daaropvolgende boekjaar.
In het geval van verbonden vennootschappen, moeten de criteria inzake omzet en balanstotaal op geconsolideerde (gegroepeerde) basis worden berekend. Wat het criterium personeelsbestand betreft, wordt het aantal werknemers opgeteld dat door elk van de betrokken verbonden vennootschappen jaarlijks gemiddeld wordt tewerkgesteld.
Wanneer er boekhoudkundig geen consolidatie wordt opgemaakt, kan men kiezen voor een alternatieve consolidatie (verhoging van de drempels met 20% tot € 10,8 miljoen omzet en € 5,4 miljoen balanstotaal).
Een vennootschap die haar activiteit start, en dus niet beschikt over deze cijfers, moet de criteria bij het begin van het boekjaar te goeder trouw schatten.
Andere voorwaarden m.b.t. de vennootschap
Deze maatregel richt zich tot kleine vennootschappen die gelijktijdig aan de volgende voorwaarden voldoen:
• Het moet gaan om een binnenlandse vennootschap of een vennootschap uit de EER die in België over een 'Belgische inrichting' beschikt. De vennootschap mag ten vroegste op 1 januari 2013 zijn opgericht.
• De vennootschap mag niet opgericht zijn in het kader van een fusie of splitsing van vennootschappen. In die gevallen gaat het immers niet om een startende vennootschap.
• De vennootschap moet voldoen aan de definitie van een kleine vennootschap (zie hoger).
•
*
De vennootschap mag geen beleggings-, thesaurie- of financieringsvennootschap zijn .
•
*
De vennootschap mag geen 'vastgoedvennootschap' zijn .
• De vennootschap mag niet zijn opgericht met het oog op het afsluiten van management- of bestuurdersovereenkomsten of haar voornaamste bron van inkomsten halen uit
*
management- of bestuurdersovereenkomsten .
• De vennootschap is niet beursgenoteerd.
• De vennootschap mag, in het verleden nog geen kapitaalvermindering hebben doorgevoerd, behoudens de kapitaalverminderingen ter aanzuivering van een geleden verlies of om een reserve te vormen tot dekking van een voorzienbaar verlies, of dividenden hebben uitgekeerd.
• De vennootschap maakt niet het voorwerp uit van een collectieve insolventieprocedure of bevindt zich niet in de voorwaarden van een collectieve insolventieprocedure.
• De vennootschap mag de ontvangen sommen niet gebruiken voor de uitkering van
*
dividenden of de aankoop van aandelen, noch voor het verstrekken van leningen .
• De vennootschap mag na de storting van de sommen door de belastingplichtige niet meer dan € 250.000 fiscaal aangemoedigde inbrengen ontvangen hebben tijdens haar bestaan. Dit bedrag wordt niet geïndexeerd.
*
Aan deze voorwaarden moet de vennootschap voldoen gedurende 48 maanden volgend op de
volstorting van de aandelen. Als deze voorwaarden niet langer vervuld zijn tijdens deze periode zal de belastingvermindering gedeeltelijk worden teruggenomen.
Er zijn geen beperkingen naar activiteitensector waarin de vennootschap actief is. Vzw’s zijn in beginsel – onder de huidige wetgeving - niet onderworpen aan de vennootschapsbelasting en komen dus niet in aanmerking voor deze maatregel. Coöperatieve vennootschappen kunnen aanspraak maken op deze maatregel als aan alle voorwaarden wordt voldaan (zie FAQ op Fisconetplus).
Bijkomende voorwaarden m.b.t. de aandelen
De maatregel heeft steeds betrekking op nieuwe aandelen uitgegeven:
• naar aanleiding van de oprichting van de startende vennootschap;
• of naar aanleiding van een kapitaalverhoging binnen de vier jaar na de oprichting van de vennootschap.
Het moet gaan om aandelen op naam, ingeschreven in het aandeelhoudersregister gehouden door de startende vennootschap.
Die aandelen moeten een fractie vertegenwoordigen van het maatschappelijk kapitaal van de startende vennootschap.
Zij moeten in geld zijn betaald. Inbrengen in natura zijn uitgesloten.
De aandelen moeten volledig volstort zijn, d.w.z. volledig betaald, naar aanleiding van de oprichting van de vennootschap of de kapitaalverhoging.
In het geval van een kapitaalverhoging met uitgiftepremie, is de belastingvermindering van toepassing op het bedrag dat werd geïnvesteerd in de betrokken
aandelen, uitgiftepremie inbegrepen.
Investeren via crowdfundingplatform, financieringsvehikel, openbaar startersfonds of private startersprivak
De belastingsvoordelen van de Tax Shelter gelden ook voor onrechtstreekse vormen van financiering voor startende kleine vennootschappen en micro-vennootschappen. Meerdere kanalen zijn mogelijk: crowdfundingplatform, financieringsvehikel, openbaar startersfonds of private startersprivak.
Crowdfunding
Bij crowdfunding wordt een beroep gedaan op het grote publiek om gelden in te zamelen voor de financiering van specifieke projecten, doorgaans via een interactieve website (een platform).
Investeerders kunnen rechtstreeks investeren in een onderneming op een crowdfundingplatform maar ook onrechtstreeks via een financieringsvehikel.
Openbaar startersfonds
Een openbaar startersfonds is een alternatieve instelling voor collectieve belegging (afgekort AICB) die moet worden opgericht in de vorm van een openbare beleggingsvennootschap met een vast aantal rechten van deelneming die investeert in bepaalde beleggingen. Zij staan onder het toezicht van de FSMA (de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten) die een lijst van deze openbare startersfondsen zal publiceren. Op de lijst van 1 september 2018 staan er echter nog geen Belgische openbare startersfondsen.
Private startersprivak
De private startersprivak is een private AICB die moet worden opgericht in de vorm van een beleggingsvennootschap met een vast aantal rechten van deelneming. Zij staan niet onder het toezicht van FSMA, maar moeten zich inschrijven bij FOD Financiën. Een lijst van deze specifieke categorie van private privaks zal gepubliceerd worden zodra dit mogelijk is. Momenteel zijn er nog geen private startersprivaks actief.
Omvang en geldigheid van het belastingvoordeel
Voor een investering in aandelen via een een erkend crowdfundingplatform of de investering in een nieuw beleggingsinstrument uitgegeven door een financieringsvehikel (dat wordt opgezet door een erkend crowdfundingplatform) bedraagt de belastingvermindering :
• 30% van het geïnvesteerde bedrag in kleine vennootschappen;
• 45% van het geïnvesteerde bedrag in micro-vennootschappen.
De belastingvermindering kan genoten worden voor het aanslagjaar dat betrekking heeft op het inkomstenjaar waarin de investering is gebeurd. De belastingvermindering is niet terugbetaalbaar noch overdraagbaar.
Voor een investering via een openbaar startersfonds of een private startersprivak zal de belastingvermindering in alle gevallen 30% bedragen van het geïnvesteerde bedrag. Het openbaar startersfonds of de private startersprivak zal de ontvangen sommen investeren in nieuwe aandelen van startende vennootschappen.
Voor deze investeringen zal de belastingvermindering van toepassing zijn in het aanslagjaar dat volgt op het jaar waarin het startersfonds zijn beleggingsverplichting heeft bereikt. Ook hier geldt dat de belastingvermindering niet terugbetaalbaar is noch overdraagbaar.
Erkende crowdfundingplatformen
Zowel de rechtstreekse investeringen op een crowdfundingplatform als de investeringen via een financieringsvehikel moeten gebeuren op een vergund crowdfundingplatform dat voldoet aan volgende voorwaarden:
• een Belgisch platform of een platform naar het recht van een andere lidstaat van de EER,
• dat als alternatieve-financieringsplatform is vergund door de FSMA (de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten) of wordt uitgebaat door een Belgische gereglementeerde onderneming of een gereglementeerde onderneming naar het recht van een andere lidstaat van de EER, die, op grond van haar statuut, een dergelijke activiteit mag verrichten, conform de crowdfundingwet.
Deze erkende/vergunde platformen kunnen geraadpleegd worden op de website van FSMA op de volgende 2 lijsten:
• xxxxx://xxx.xxxx.xx/xx/xxxx/xxxxxxxxxxxx-xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx-xxx-xxxxxxxxxx-xxxxxx
• xxxxx://xxx.xxxx.xx/xx/xxxx/xxxxxxxxxxxxxxxx-xxxxxxxxxxxxx-xxx-xxx-xxxxxxxxx- hebben-meegedeeld-om-belgie-alternatieve
Op 5 juni 2018 zijn dit de platformen die een Nederlandstalige site aanbieden en zich richten op projecten in het Vlaams Gewest en waar deze maatregel kan worden toegepast :
• xxxxx://xxxxxx-xxxxxxxxxxxx.xx/xx
Veel informatie over crowdfunding is terug te vinden op xxx.xxxxx.xx/xx/xxxxxxxxxxx- advies/financiering/mogelijke-financieringsbronnen/crowdfunding.
Aanvraagprocedure
Om te kunnen genieten van de belastingvermindering moeten er jaarlijks documenten worden opgesteld en verstuurd naar de Administratie.
Voor investeringen in nieuwe aandelen van startende vennootschappen, al dan niet uitgegeven via een crowdfundingplatform, en investeringen in nieuwe beleggingsinstrumenten uitgegeven door een financieringsvehikel zijn dit :
• een document voor het jaar van verwerving van de aandelen van de startende vennootschap (al dan niet via een crowdfundingplatform) of van de nieuwe beleggingsinstrumenten;
• een document voor elk van de vier jaren volgend op het jaar waarvoor de belastingvermindering wordt verleend;
• een document voor het jaar van vervreemding van de aandelen of beleggingsinstrumenten indien de investeerder ze vervreemdt binnen de 48 maanden na de verwerving ervan.
De startende vennootschap of het financieringsvehikel moet de belastingplichtige deze documenten bezorgen vóór 31 maart van het jaar dat volgt op het jaar van de verwerving van de
volledig volstorte aandelen of de nieuwe beleggingsinstrumenten en van de vier daaropvolgende jaren.
Meer informatie over de inhoud van deze documenten kan u terugvinden op FAQ Tax shelter voor startende ondernemingen (vennootschappen) op Fisconetplus (xxx.xxxxxxxxxxxx.xx).