Contract
57 (1996) Nr. 1
TRAC T A TENBLAD
VAN HET
K O N I N K R I J K D E R N E D E R L A N D E N
JAARGANG 1996 Nr. 330
A. TITEL
Protocol bij de Overeenkomst aangaande de bescherming van de financie¨le belangen van de Europese Gemeenschappen; Dublin, 27 september 1996
B. TEKST1)
Protocol, opgesteld op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, bij de Overeenkomst aangaande de bescherming van de financie¨le belangen van de Europese Gemeenschappen
De Hoge Verdragsluitende Partijen bij dit Protocol, Lid-Staten van de Europese Unie,
Onder verwijzing naar de akte van de Raad van de Europese Unie van de zevenentwintigste september negentienhonderd zesennegentig,
Wensend ervoor te zorgen dat hun strafwetgeving doeltreffend bij- draagt tot de bescherming van de financie¨le belangen van de Europese Gemeenschappen,
Erkennend het belang dat de Overeenkomst van 26 juli 1995 aan- gaande de bescherming van de financie¨le belangen van de Europese Gemeenschappen heeft met het oog op de bestrijding van fraude met betrekking tot de communautaire ontvangsten en uitgaven,
Zich ervan bewust dat de financie¨le belangen van de Europese Ge- meenschappen geschaad of bedreigd kunnen worden door andere straf- bare feiten, met name daden van omkoping welke begaan kunnen wor- den tegen of door nationale zowel als communautaire ambtenaren, die belast zijn met de inning, het beheer of de besteding van communautaire middelen waarop zij controle uitoefenen,
1) De Engelse en de Franse tekst van het Protocol zijn afgedrukt op blz. 10 e.v. van dit Tractatenblad. De Deense, Duitse, Finse, Griekse, Ierse, Italiaanse, Portu- gese, Spaanse en Zweedse tekst zijn niet afgedrukt.
Overwegende dat bij dergelijke daden van omkoping personen van verschillende nationaliteit en in dienst van verschillende openbare in- stanties of instellingen betrokken kunnen zijn en dat het, ter wille van een doeltreffend optreden tegen dergelijke internationaal vertakte opera- ties, van belang is dat het laakbare karakter ervan in het strafrecht van de Lid-Staten volgens vergelijkbare maatstaven wordt beoordeeld,
Constaterend dat in verscheidene Lid-Staten de strafwetgeving inzake ambtsdelicten in het algemeen en omkoping in het bijzonder alleen betrekking heeft op handelingen die door of tegen hun nationale ambte- naren worden verricht, en niet of slechts in uitzonderlijke gevallen ook op gedragingen waarbij communautaire ambtenaren of ambtenaren van andere Lid-Staten betrokken zijn,
Ervan overtuigd dat de nationale wetgevingen moeten worden aange- past voor zover zij daden van omkoping waardoor de financie¨le belan- gen van de Europese Gemeenschappen worden of kunnen worden ge- schaad en waarbij communautaire ambtenaren of ambtenaren van andere Lid-Staten betrokken zijn, niet strafbaar stellen,
Ervan overtuigd dat deze aanpassing van de nationale wetgevingen ten aanzien van communautaire ambtenaren voorts niet beperkt mag blij- ven tot daden van actieve of passieve omkoping, maar ook moet gelden voor andere strafbare feiten die ten koste gaan of kunnen gaan van de ontvangsten of uitgaven van de Europese Gemeenschappen, met inbe- grip van feiten gepleegd door of tegen personen die met de hoogste ver- antwoordelijkheden zijn bekleed,
Overwegende voorts dat inzake bevoegdheden en onderlinge samen- werking moet worden voorzien in passende regels, waaronder eventueel opheffing van immuniteit, onverminderd de juridische voorwaarden voor de concrete toepassing ervan,
Overwegende tenslotte dat de relevante bepalingen van de Overeen- komst van 26 juli 1995 aangaande de bescherming van de financie¨le belangen van de Europese Gemeenschappen toepasselijk moeten worden gemaakt op de in dit Protocol bedoelde strafbare feiten,
Hebben overeenstemming bereikt omtrent de volgende bepalingen: Artikel 1
Definities
Voor de toepassing van dit Protocol bij de Overeenkomst aangaande de bescherming van de financie¨le belangen van de Europese Gemeen- schappen:
1. a. wordt onder ,,ambtenaar’’ verstaan, een ,,communautair’’ of een
,,nationaal’’ ambtenaar, met inbegrip van elke nationale ambtenaar van een andere Lid-Staat;
b. wordt onder ,,communautair ambtenaar’’ verstaan:
– eenieder die bij overeenkomst is aangesteld in de hoedanigheid van ambtenaar of ander personeelslid in de zin van het Statuut van de amb- tenaren van de Europese Gemeenschappen of van de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeen- schappen;
– eenieder die door de Lid-Staten of door een overheids- of particu- liere instelling ter beschikking van de Europese Gemeenschappen is gesteld om daar functies uit te oefenen die overeenstemmen met de func- ties die worden uitgeoefend door ambtenaren of andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen;
Met ambtenaren van de Europese Gemeenschappen worden gelijkge- steld de leden van de organen die overeenkomstig de Verdragen tot oprichting van de Europese Gemeenschappen in het leven zijn geroepen, alsook de personeelsleden van deze organen, voor zover het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen of de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Ge- meenschappen niet voor hen geldt;
c. wordt de term ,,nationaal ambtenaar’’ uitgelegd overeenkomstig de definitie van ,,ambtenaar’’ of ,,overheidspersoon’’ in de zin van het nationale recht van de Lid-Staat waar de betrokkene die hoedanigheid heeft voor de toepassing van het strafrecht van die Lid-Staat.
Wanneer een Lid-Staat echter strafvervolging instelt tegen een amb- tenaar van een andere Lid-Staat, behoeft deze de definitie van ,,nationaal ambtenaar’’ alleen toe te passen voor zover dat verenigbaar is met zijn nationale recht;
2. wordt onder ,,Overeenkomst’’ verstaan: de Overeenkomst die op 26 juli 1995 is vastgesteld op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, aangaande de bescherming van de finan- cie¨le belangen van de Europese Gemeenschappen.1)
Artikel 2
Passieve corruptie
1. Voor de toepassing van dit Protocol bestaat passieve corruptie in het feit dat een ambtenaar opzettelijk, onmiddellijk of middellijk, voor- delen, ongeacht de aard daarvan, voor zichzelf of voor een ander aan- neemt of vraagt, dan wel ingaat op een desbetreffende toezegging ten einde in strijd met zijn ambtsplicht, een ambtshandeling of een hande- ling in de uitoefening van zijn ambt te verrichten of na te laten, waar- door de financie¨le belangen van de Europese Gemeenschappen worden of kunnen worden geschaad.
2. Elke Lid-Staat treft de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de in lid 1 bedoelde gedragingen strafbaar worden gesteld.
1) PBEG nr. C 316 van 27.11.1995, blz. 49.
Artikel 3
Actieve corruptie
1. Voor de toepassing van dit Protocol bestaat actieve omkoping in het feit dat iemand opzettelijk een ambtenaar onmiddellijk of middellijk een voordeel, ongeacht de aard daarvan, voor hemzelf of voor een ander belooft of verstrekt, om in strijd met zijn ambtsplicht een ambtshandeling of een handeling in de uitoefening van zijn ambt te verrichten of na te laten, waardoor de financie¨le belangen van de Europese Gemeenschap- pen worden of kunnen worden geschaad.
2. Elke Lid-Staat treft de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de in lid 1 bedoelde gedragingen strafbaar worden gesteld.
Artikel 4
Assimilatie
1. Elke Lid-Staat treft de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat in zijn strafrecht de omschrijving van de overtredingen die een van de in artikel 1 van de Overeenkomst bedoelde gedragingen uitmaken en die worden begaan door zijn nationale ambtenaren in de uitoefening van hun ambt, ook van toepassing is in gevallen waarin de feiten worden begaan door communautaire ambtenaren in de uitoefening van hun ambt.
2. Xxxx Xxx-Staat treft de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat in zijn strafrecht de in lid 1 en de artikelen 2 en 3 bedoelde omschrij- vingen van overtredingen die door of tegen ministers van zijn Regering, verkozen leden van zijn Parlement, leden van zijn hoogste rechterlijke instanties of van de Rekenkamer in de uitoefening van hun ambt wor- den gepleegd, ook van toepassing zijn in gevallen waarin de feiten wor- den gepleegd door of tegen leden van respectievelijk de Commissie van de Europese Gemeenschappen, het Europees Parlement, het Hof van Justitie en de Rekenkamer van de Europese Gemeenschappen in de uit- oefening van hun ambt.
3. Wanneer in een Lid-Staat speciale wetgeving is uitgevaardigd met betrekking tot handelen of nalaten waarvoor ministers van zijn regering verantwoordelijk zijn op grond van hun bijzondere politieke positie in die Lid-Staat, is het bepaalde in lid 2, niet noodzakelijk van toepassing op die wetgeving, op voorwaarde dat de Lid-Staat ervoor zorgt dat leden van de Commissie van de Europese Gemeenschappen vallen onder de strafwetgeving ter uitvoering van de artikelen 2, 3 en 4, lid 1.
4. De vorige leden laten de in elke Lid-Staat van toepassing zijnde bepalingen inzake de strafrechtelijke procedure en de vaststelling van de bevoegde gerechten, onverlet.
5. Dit Protocol is van toepassing onverminderd de bepalingen van de Verdragen tot oprichting van de Europese Gemeenschappen, van het
Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen, van de Statuten van het Hof van Justitie, en van de teksten ter uitvoering daarvan, betreffende de opheffing van de immuni- teiten.
Artikel 5
Sancties
1. Elke Lid-Staat treft de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de in de artikelen 2 en 3 bedoelde gedragingen alsmede medeplichtig- heid aan en uitlokking van die gedragingen, worden gestraft met doel- treffende, evenredige en afschrikkende straffen, waaronder, ten minste in ernstige gevallen, vrijheidsstraffen die aanleiding kunnen geven tot uit- levering.
2. Lid 1 geldt onverminderd de uitoefening van disciplinaire be- voegdheden tegen nationale of communautaire ambtenaren door de be- voegde instanties. De nationale rechterlijke instanties kunnen bij de straftoemeting op grond van de beginselen van hun nationale recht reke- ning houden met eventuele disciplinaire straffen die dezelfde persoon voor dezelfde gedragingen reeds zijn opgelegd.
Artikel 6
Rechtsmacht
1. Xxxx Xxx-Staat treft de nodige maatregelen om zijn rechtsmacht te vestigen ten aanzien van de overeenkomstig de artikelen 2, 3 en 4 straf- baar gestelde feiten in de volgende gevallen:
a. het strafbare feit wordt geheel of gedeeltelijk op zijn grondgebied gepleegd,
b. de dader van het strafbare feit is een onderdaan of een ambtenaar van de betrokken Lid-Staat,
c. het strafbare feit is gepleegd tegen een van de in artikel 1 ge- noemde personen, of tegen een lid van de in artikel 4, lid 2, bedoelde instellingen, die onderdaan is van de betrokken Lid-Staat,
d. de dader van het strafbare feit is communautair ambtenaar in dienst van een Instelling van de Europese Gemeenschappen of van een overeenkomstig de Verdragen tot oprichting van de Europese Gemeen- schappen ingesteld orgaan dat zijn zetel in de betrokken Lid-Staat heeft.
2. Xxxx Xxx-Staat kan bij de in artikel 9, lid 2, bedoelde kennisgeving verklaren dat hij een of meer van de in lid 1, onder b, c, en d, genoemde regels niet of alleen in bepaalde gevallen of onder bepaalde voorwaar- den toepast.
Artikel 7
Verband met de Overeenkomst
1. Artikel 3, artikel 5, de leden 1, 2 en 4, en artikel 6 van de Over- eenkomst zijn ook van toepassing alsof naar de in de artikelen 2, 3 en 4 van dit Protocol bedoelde gedragingen verwezen was.
2. Op dit Protocol zijn tevens de volgende bepalingen van de Over- eenkomst van toepassing:
– artikel 7, met dien verstande dat verklaringen in de zin van arti- kel 7, lid 2, van de Overeenkomst ook voor dit Protocol gelden, tenzij bij de in artikel 9, lid 2, bedoelde kennisgeving anders wordt bepaald,
– artikel 9,
– artikel 10.
Artikel 8
Hof van Justitie
1. Geschillen tussen de Lid-Staten over de uitlegging of de toepassing van dit Protocol worden, met het oog op een oplossing, in een eerste fase in de Raad besproken volgens de procedure van titel VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie.
Indien binnen zes maanden geen oplossing is gevonden, kan de zaak door een bij het geschil betrokken partij aan het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen worden voorgelegd.
2. Ieder geschil tussen een of meer Lid-Staten en de Commissie van de Europese Gemeenschappen betreffende artikel 1, met uitzondering van punt 1, onder c, en betreffende de artikelen 2, 3 en 4 en artikel 7, lid 2, derde streepje, van dit Protocol, dat niet door onderhandelingen kon worden opgelost, kan aan het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen worden voorgelegd.
Artikel 9
Inwerkingtreding
1. Dit Protocol wordt de Lid-Staten ter aanneming volgens hun on- derscheiden grondwettelijke bepalingen voorgelegd.
2. De Lid-Staten stellen de Secretaris-Generaal van de Raad van de Europese Unie in kennis van de voltooiing van de overeenkomstig hun grondwettelijke bepalingen voor de aanneming van dit Protocol vereiste procedures.
3. Dit Protocol treedt in werking negentig dagen na de in lid 2 bedoelde kennisgeving door de Lid-Staat van de Europese Unie die als
laatste daartoe overgaat. Indien de Overeenkomst evenwel op die datum nog niet in werking is getreden, treedt het Protocol in werking op de datum van inwerkingtreding van de Overeenkomst.
Artikel 10
Toetreding van nieuwe Lid-Staten
1. Elke Staat die lid wordt van de Europese Unie, kan tot dit Proto- col toetreden.
2. De door de Raad van de Europese Unie vastgestelde tekst van dit Protocol in de taal van de toetredende Staat, is authentiek.
3. De akten van toetreding worden neergelegd bij de depositaris.
4. Dit Protocol treedt ten aanzien van elke toetredende Staat in wer- king negentig dagen nadat diens akte van toetreding is neergelegd, of op de datum van zijn inwerkingtreding indien dit Protocol bij het verstrij- ken van de genoemde periode van negentig dagen nog niet in werking is getreden.
Artikel 11
Voorbehouden
1. Behoudens in het in artikel 6, lid 2, genoemde geval, kunnen er geen voorbehouden worden gemaakt.
2. Lid-Staten die een voorbehoud hebben gemaakt, kunnen dat te allen tijde geheel of gedeeltelijk intrekken door middel van een kennis- geving aan de depositaris. De intrekking wordt van kracht op de datum waarop de depositaris de kennisgeving ontvangt.
Artikel 12
Depositaris
1. De Secretaris-Generaal van de Raad van de Europese Unie is depo- sitaris van dit Protocol.
2. De depositaris maakt in het Publikatieblad van de Europese Ge- meenschappen de stand van de aannemingen en toetredingen, alsmede de verklaringen, voorbehouden en andere kennisgevingen met betrek- king tot dit Protocol bekend.
TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekende gevolmachtigden hun handtekening onder dit Protocol hebben gezet.
GEDAAN te Dublin, de zevenentwintigste september negentienhon- derd zesennegentig, opgesteld in een exemplaar in de Deense, de Duitse, de Engelse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Ierse, de Italiaanse, de
Nederlandse, de Portugese, de Spaanse en de Zweedse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek, dat wordt nedergelegd in het archief van het Secretariaat-Generaal van de Raad van de Europese Unie.
Het Protocol is ondertekend voor de volgende Staten:
Belgie¨ Denemarken Duitsland Finland Frankrijk Griekenland Ierland Italie¨ Luxemburg
het Koninkrijk der Nederlanden
Oostenrijk Portugal Spanje
het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannie¨ en Noord-Ierland Zweden
Protocol drawn up on the basis of Article K.3 of the Treaty on European Union to the Convention on the protection of the European Communities’ financial interests
The High Contracting Parties to this Protocol, Member States of the European Union,
Referring to the act of the Council of the European Union of the twenty-seventh day of September in the year one thousand nine hundred and ninety-six;
Desiring to ensure that their criminal laws contribute effectively to the protection of the financial interests of the European Communities;
Recognizing the importance of the Convention on the protection of the European Communities’ financial interests of 26 July 1995 for com- bating fraud affecting Community revenue and expenditure;
Aware that the financial interests of the European Communities may be damaged or threatened by other criminal offences, particularly acts of corruption by or against national and Community officials, responsible for the collection, management or disbursement of Community funds under their control;
Considering that people of different nationalities, employed by differ- ent public agencies or bodies, may be involved in such corruption and that, in the interests of effective action against such corruption with international ramifications, it is important for their reprehensible nature to be perceived in a similar manner under Member States’ criminal laws;
Noting that several Member States’ criminal law on crime linked to the exercise of public duties in general and concerning corruption in par- ticular covers only acts committed by or against their national officials and does not cover, or covers only in exceptional cases, conduct involv- ing Community officials or officials of other Member States;
Convinced of the need for national law to be adapted where it does not penalize acts of corruption that damage or are likely to damage the financial interests of the European Communities involving Community officials or officials of other Member States;
Convinced also that such adaptation of national law should not be confined, in respect of Community officials, to acts of active or passive corruption, but should be extended to other crimes affecting or likely to
affect the revenue or expenditure of the European Communities, includ- ing crimes committed by or against persons in whom the highest respon- sibilities are vested;
Considering that appropriate rules should also be laid down on juris- diction and mutual cooperation, without prejudice to the legal conditions under which they are to apply in specific cases, including waiver of immunity where appropriate;
Considering finally that the relevant provisions of the Convention on the protection of the European Communities’ financial interests of 26 July 1995 should be made applicable to the criminal acts covered by this Protocol,
Have agreed on the following provisions:
Article 1
Definitions
For the purposes of this Protocol:
1. a) ‘‘official’’ shall mean any ‘‘Community’’ or ‘‘national’’ official, including any national official of another Member State;
b) the term ‘‘Community official’’ shall mean:
– any person who is an official or other contracted employee within the meaning of the Staff Regulations of officials of the European Com- munities or the Conditions of employment of other servants of the Euro- pean Communities;
– any person seconded to the European Communities by the Member States or by any public or private body, who carries out functions equivalent to those performed by European Community officials or other servants.
Members of bodies set up in accordance with the Treaties establish- ing the European Communities and the staff of such bodies shall be treated as Community officials, inasmuch as the Staff Regulations of the European Communities or the Conditions of employment of other serv- ants of the European Communities do not apply to them;
c) the term ‘‘national official’’ shall be understood by reference to the definition of ‘‘official’’ or ‘‘public officer’’ in the national law of the Member State in which the person in question performs that function for the purposes of application of the criminal law of that Member State;
– Nevertheless, in the case of proceedings involving a Member State’s official initiated by another Member State the latter shall not be bound to apply the definition of ‘‘national official’’ except insofar as that defi- nition is compatible with its national law.
2. ‘‘Convention’’ shall mean the Convention drawn up on the basis of Article K.3 of the Treaty on European Union, on the protection of the European Communities’ financial interests, of 26 July 19951).
Article 2
Passive corruption
1. For the purposes of this Protocol, the deliberate action of an offi- cial, who, directly or through an intermediary, requests or receives advantages of any kind whatsoever, for himself or for a third party, or accepts a promise of such an advantage, to act or refrain from acting in accordance with his duty or in the exercise of his functions in breach of his official duties in a way which damages or is likely to damage the European Communities’ financial interests shall constitute passive cor- ruption.
2. Each Member State shall take the necessary measures to ensure that conduct of the type referred to in paragraph 1 is made a criminal offence.
Article 3
Active corruption
1. For the purposes of this Protocol, the deliberate action of whoso- ever promises or gives, directly or through an intermediary, an advan- tage of any kind whatsoever to an official for himself or for a third party for him to act or refrain from acting in accordance with his duty or in the exercise of his functions in breach of his official duties in a way which damages or is likely to damage the European Communities’ finan- cial interests shall constitute active corruption.
2. Each Member State shall take the necessary measures to ensure that conduct of the type referred to in paragraph 1 is made a criminal offence.
Article 4
Assimilation
1. Each Member State shall take the necessary measures to ensure that in its criminal law the descriptions of the offences constituting con- duct of the type referred to in Article 1 of the Convention committed by its national officials in the exercise of their functions apply similarly in
1) OJ EC No C 316, 27.11.1995, p. 49.
cases where such offences are committed by Community officials in the exercise of their duties.
2. Each Member State shall take the necessary measures to ensure that in its criminal law the descriptions of the offences referred to in paragraph 1 of this Article and in Articles 2 and 3 committed by or against its Government Ministers, elected members of its parliamentary xxxxxxxx, xxx members of its highest Courts or the members of its Court of Auditors in the exercise of their functions apply similarly in cases where such offences are committed by or against members of the Com- mission of the European Communities, the European Parliament, the Court of Justice and the Court of Auditors of the European Communi- ties respectively in the exercise of their duties.
3. Where a Member State has enacted special legislation concerning acts or omissions for which Government Ministers are responsible by reason of their special political position in that Member State, para- graph 2 of this Article may not apply to such legislation, provided that the Member State ensures that Members of the Commission of the Euro- pean Community are covered by the criminal legislation implementing Articles 2 and 3 and paragraph 1 of this Article.
4. Paragraphs 1, 2 and 3 shall be without prejudice to the provisions applicable in each Member State concerning criminal proceedings and the determination of the competent court.
5. This Protocol shall apply in full accordance with the relevant pro- visions of the Treaties establishing the European Communities, the Pro- tocol on the Privileges and Immunities of the European Communities, the Statutes of the Court of Justice and the texts adopted for the purpose of their implementation, as regards the withdrawal of immunity.
Article 5
Penalties
1. Each Member State shall take the necessary measures to ensure that the conduct referred to in Articles 2 and 3, and participating in and instigating the conduct in question, are punishable by effective, propor- tionate and dissuasive criminal penalties, including, at least in serious cases, penalties involving deprivation of liberty which can give rise to extradition.
2. Paragraph 1 shall be without prejudice to the exercise of discipli- nary powers by the competent authorities against national officials or Community officials. In determining the penalty to be imposed, the
national criminal courts may, in accordance with the principles of their national law, take into account any disciplinary penalty already imposed on the same person for the same conduct.
Article 6
Jurisdiction
1. Each Member State shall take the measures necessary to establish its jurisdiction over the offences it has established in accordance with Articles 2, 3 and 4 where:
a) the offence is committed in whole or in part within its territory;
b) the offender is one of its nationals or one of its officials;
c) the offence is committed against one of the persons referred to in Article 1 or a member of one of the institutions referred to in Arti- cle 4(2) who is one of its nationals;
d) the offender is a Community official working for a European Com- munity institution or a body set up in accordance with the Treaties estab- lishing the European Communities which has its headquarters in the Member State concerned.
2. Each Member State may declare when giving the notification pro- vided for in Article 9(2) that it will not apply or will apply only in spe- cific cases or conditions one or more of the jurisdiction rules laid down in paragraph 1(b), (c), and (d).
Article 7
Relation to the Convention
1. Article 3, Article 5(1), (2) and (4) and Article 6 of the Convention shall apply as if there were a reference to the conduct referred to in Arti- cles 2, 3 and 4 of this Protocol.
2. The following provisions of the Convention shall also apply to this Protocol:
– Article 7, on the understanding that, unless otherwise indicated at the time of the notification provided for in Article 9(2) of this Protocol, any declaration within the meaning of Article 7(2) of the Convention shall also apply to this Protocol;
– Article 9;
– Article 10.
Article 8
Court of Justice
1. Any dispute between Member States on the interpretation or appli- cation of this Protocol must in an initial stage be examined by the Coun-
cil in accordance with the procedure set out in Title VI of the Treaty on European Union with a view to reaching a solution.
If no solution is found within six months, the matter may be referred to the Court of Justice of the European Communities by a party to the dispute.
2. Any dispute between one or more Member States and the Com- mission of the European Communities concerning Article 1, with the exception of point 1(c), or Articles 2, 3 and 4, or the third indent of Arti- cle 7(2) of this Protocol which it has proved impossible to settle through negotiation may be submitted to the Court of Justice of the European Communities.
Article 9
Entry into force
1. This Protocol shall be subject to adoption by the Member States in accordance with their respective constitutional requirements.
2. Member States shall notify the Secretary-General of the Council of the European Union of the completion of the procedures required under their respective constitutional rules for adopting this Protocol.
3. This Protocol shall enter into force ninety days after the notifica- tion provided for in paragraph 2 has been given by the State which, being a Member of the European Union at the time of adoption by the Council of the Act drawing up this Protocol, is the last to fulfil that for- mality. If, however, the Convention has not entered into force on that date, this Protocol shall enter into force on the date on which the Con- vention enters into force.
Article 10
Accession of new Member States
1. This Protocol shall be open to accession by any State that becomes a member of the European Union.
2. The text of this Protocol in the language of the acceding State, drawn up by the Council of the European Union, shall be authentic.
3. Instruments of accession shall be deposited with the depositary.
4. This Protocol shall enter into force with respect to any State that accedes to it ninety days after the deposit of its instrument of accession or on the date of entry into force of this Protocol if it has not yet entered into force at the time of expiry of the said period of ninety days.
Article 11
Reservations
1. No reservation shall be authorized with the exception of those pro- vided for in Article 6(2).
2. Any Member State which has entered a reservation may withdraw it at any time in whole or in part by notifying the depositary. Withdrawal shall take effect on the date on which the depositary receives the notifi- cation.
Article 12
Depositary
1. The Secretary-General of the Council of the European Union shall act as depositary of this Protocol.
2. The depositary shall publish in the Official Journal of the European Communities information on the progress of adoptions and accessions, declarations and reservations and any other notification concerning this Protocol.
IN WITNESS WHEREOF, the undersigned Plenipotentiaries have herunto set their hands.
DONE at Dublin on the twenty-seventh day of September in the year one thousand nine hundred and ninety-six in a single original, in the Danish, Dutch, English, Finnish, French, German, Greek, Irish, Italian, Portuguese, Spanish and Swedish languages, each text being equally authentic, such original remaining deposited in the archives of the Gen- eral Secretariat of the Council of the European Union.
(Voor de ondertekeningen zie blz. 8 van dit Tractatenblad)
D. PARLEMENT
Het Protocol behoeft ingevolge artikel 91 van de Grondwet de goed- keuring der Staten-Generaal, alvorens het Koninkrijk aan het Protocol kan worden gebonden.
G. INWERKINGTREDING
De bepalingen van het Protocol zullen ingevolge artikel 9, derde lid, in werking treden negentig dagen na de laatste der kennisgevingen door de Staten dat de overeenkomstig hun grondwettelijke bepalingen voor de aanvaarding van dit Protocol vereiste procedures zijn voltooid.
Indien de Overeenkomst op die datum evenwel nog niet in werking is getreden, treden de bepalingen van het Protocol in werking op de datum van inwerkingtreding van de Overeenkomst.
J. GEGEVENS
Van het op 18 april 1951 te Parijs tot stand gekomen Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal zijn tekst en vertaling geplaatst in Trb. 1951, 80; zie ook, laatstelijk, Trb. 1995, 77. Van het op 25 maart 1957 te Rome tot stand gekomen Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap is de Franse tekst geplaatst in Trb. 1957, 74 en de Nederlandse tekst in Trb. 1957, 90; zie ook, laatste-
xxxx, Xxx. 1995, 76.
Van het op 25 maart 1957 te Rome tot stand gekomen Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie is de Franse tekst geplaatst in Trb. 1957, 75 en de Nederlandse tekst in Trb. 1957, 92; zie ook, laatstelijk, Trb. 1995, 78.
Het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, naar welk hof onder meer wordt verwezen in artikel 4, eerste lid, van het onderhavige Protocol, is ingesteld bij Afdeling II van de op 25 maart 1957 te Rome tot stand gekomen Overeenkomst betreffende bepaalde instellingen welke de Europese Gemeenschappen gemeen hebben. De Franse tekst van die Overeenkomst is geplaatst in Trb. 1957, 76 en de Nederlandse tekst in Trb. 1957, 93; zie ook Trb. 1957, 251. Vergelijk voorts: Trb. 1957, 94 en
laatstelijk, Trb. 1995, 182.
Van het op 8 april 1965 te Brussel tot stand gekomen Protocol betref- fende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschap- pen, naar welk Protocol in artikel 4, vijfde lid, van het onderhavige Pro- tocol wordt verwezen, zijn de Nederlandse en Franse tekst geplaatst in Trb. 1965, 130; zie ook, laatstelijk, Trb. 1994, 266.
Van het op 7 februari 1992 te Maastricht tot stand gekomen Verdrag betreffende de Europese Unie is de Nederlandse tekst geplaatst in Trb. 1992, 74; zie ook, laatstelijk, Trb. 1994, 28.
Van de op 26 juli 1995 te Brussel tot stand gekomen Overeenkomst aangaande de bescherming van de financie¨le belangen van de Europese Gemeenschappen zijn de Nederlandse, Engelse, en Franse tekst geplaatst in Trb. 1995, 289.
Uitgegeven de vijfde december 1996.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
H. A. F. M. O. VAN MIERLO
6T0314
ISSN 0920 - 2218
Sdu Uitgevers
’s-Gravenhage 1996