Startovereenkomst
Startovereenkomst
Naar Regionale Bestuursakkoorden Waterbodems
Partijen:
De staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat en de staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu (hierna te noemen: de Rijkspartners).
Het Interprovinciaal Overleg, te dezen vertegenwoordigd door of namens zijn Voorzitter.
De Vereniging van Nederlandse Gemeenten, te dezen vertegenwoordigd door of namens haar Voorzitter. De Unie van Waterschappen, te dezen vertegenwoordigd door of namens haar Voorzitter. gezamenlijk te noemen: "partijen".
Feiten en omstandigheden:
1. Nederland heeft te maken met een groot probleem op het gebied van waterbodems. De aanpak van deze problematiek is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de overheden in Nederland. Hiertoe is door partijen het Bestuurlijk Overleg Tienjarenscenario Waterbodems ingesteld, dat in februari 2002 het Basisdocument Tienjarenscenario Waterbodems heeft uitgebracht. Daarin komt onder meer naar voren dat:
a) de waterbodems op veel plaatsen verontreinigd zijn en nog steeds verontreinigd worden omdat het nieuw gevormde sediment nog niet overal van voldoende kwaliteit is voor nuttige toepassing en/of verspreiding binnen het milieu.
b) mede vanwege dit verontreinigingsprobleem grote baggerachterstanden zijn ontstaan die een wezenlijke bedreiging vormen voor de functies van de Nederlandse watersystemen op het gebied van veiligheid, scheepvaart, waterhuishouding, recreatie, natuur en milieu.
c) onvoldoende toegankelijke en betaalbare bestemmingen beschikbaar zijn voor de verontreinigde baggerspecie die vrijkomt bij het wegwerken van de baggerachterstanden.
d) het eenvoudiger is om een bestemming voor schone baggerspecie te vinden dan voor verontreinigde baggerspecie. Hierdoor wordt maar beperkt gesaneerd en wordt bij onderhoud vooral de relatief schone baggerspecie weggenomen. Het is echter onvermijdelijk dat het aanbod aan verontreinigde baggerspecie zal toenemen vanwege de urgentie en noodzaak van instandhouding van de in b) genoemde functies van de watersystemen. Bij gelijkblijvende uitgaven en kosten voor de uitvoering van baggerwerkzaamheden kan dit leiden tot een halvering van het baggertempo en een evenredige toename van de baggerachterstand.
2. Op basis van het Basisdocument Tienjarenscenario Waterbodems en het advies van het Bestuurlijk Overleg Tienjarenscenario Waterbodems hierover heeft het kabinet op 23 april 2002 aan de Tweede Kamer aangegeven het in gang gezette beleid met kracht voort te zullen zetten om te komen een voortvarende aanpak van de baggerachterstand. Het streven daarbij is de baggerachterstand in te lopen in 25 jaar. Voor een stevige aanzet hiertoe heeft het kabinet besloten om £150 miljoen extra te reserveren (ICES 2). Het Bestuurlijk Overleg Tienjarenscenario Waterbodems heeft de opdracht gekregen om een actieprograrmna op te zetten, gericht op de gehele baggerketen (wet- en regelgeving, preventie, baggeren, bestemmen en dergelijke) met als doel de bestaande knelpunten voor een voortvarende aanpak van de baggerachterstand zoveel mogelijk weg te werken.
3. Op 4 juli 2003 is tussen partijen het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) gesloten. Het NBW bevat afspraken over veiligheid, wateroverlast, watertekorten, verdroging en verzilting, (water)bodemkwaliteit en sanering van de waterbodems en ecologie. Partijen spreken af dat in waterbeheersplannen wordt aangegeven welke aanleg- en beheersactiviteiten worden ondernomen om te zorgen dat in 2015 het watersysteem op orde is (inclusief de legger). Het NBW onderkent dat sprake is van directe samenhang tussen de wateropgave, zowel in kwantitatieve als kwalitatieve zin, en de uitvoering van daartoe
noodzakelijk baggerwerk. Vandaar dat partijen afspreken de wateropgave waar mogelijk te combineren met de uitvoering van het Tienjarenscenario Waterbodems. Voor de uitvoering van het voor de wateropgave noodzakelijke baggerwerk dienen voldoende bestemmingen voor de hierbij vrijkomende baggerspecie beschikbaar te zijn. Hiervan is momenteel geen sprake omdat onvoldoende depotcapaciteit beschikbaar is en de wel beschikbare depotcapaciteit slechts beperkt toegankelijk is.
4. Ter voorkoming van strijdigheid met wet- en regelgeving op het gebied van mededinging en toegestane marktactiviteiten door de Rijksoverheid beperkt de verruimde openstelling van Slufter en IJsseloog zich tot bagger(deel)stromen die niet anderszins bestembaar zijn.
5. Het vergt een tijdsduur van 10 tot 15 jaar aan planvoorbereiding, procedures, aanleg etc. om nieuwe depotcapaciteit te realiseren en het is daarom noodzakelijk deze tijdshorizon te hanteren bij het beoordelen van de baggersituatie in Nederland. Bij vergelijking tussen het aanbod aan verontreinigde baggerspecie en de capaciteit van depots is gebleken dat de totale capaciteit te gering is om de onvermijdelijk te bergen hoeveelheid baggerspecie te kunnen accepteren. Met betrekking tot de thans beschikbare depots is sprake van niet- evenwichtige verdeling over het oppervlak van Nederland en onevenredige benadeling van een aantal regio's ten opzichte van andere.
Overwegingen:
1. Partijen en hun achterbannen staan, met het oog op een voortvarende aanpak van alle baggerwerk, samen voor de opgave om zorg te dragen voor een betere benutting van bestaande depotcapaciteit en de ontwikkeling van de noodzakelijke nieuwe depotcapaciteit. Vanuit de verwachting dat alleen door constructieve samenwerking de waterbodemproblematiek op voortvarende wijze kan worden aangepakt hebben partijen op 17 juni 2004 in het Bestuurlijk Overleg Tienjarenscenario Waterbodems de intentie uitgesproken over te gaan tot het opstellen van een bestuursakkoord. Dit akkoord moet in elk geval voorzien in oplossingen voor de depotproblematiek, waarbij de intentie bestaat tot verbreding in de zin van het mede betrekken van andere bestemmingen voor baggerspecie zoals het verspreiden en toepassen van baggerspecie, en de consequenties van de nu lopende de Maatschappelijke-Kosten-Baten-Analyse Waterbodems, alsmede de essenties van de vereenvoudigings- en herijkingsoperatie van toepasselijke weten regelgeving.
2. Met het ondertekenen van de startovereenkomst onderschrijven partijen het belang van baggeren en spreken zij daarnaast gezamenlijk de intentie uit om in de toekomst alle vrijkomende bagger een bestemming te geven. Hiermee wordt gepaste aandacht gegeven aan het onderwerp bagger, waaronder het tekort aan bestemmingen voor bagger. De daadwerkelijke oplossing moet echter worden gezocht bij partijen die hierover ook zeggenschap hebben, te weten de colleges en dagelijks besturen van provincies, gemeenten en waterschappen. Alleen met een direct conunitment van deze partijen kan daadwerkelijk worden bereikt dat in de toekomst voldoende bestemmingen worden gerealiseerd. Door dit regionaal te organiseren kan tot pragmatische oplossingen worden gekomen. Dit vergroot de kans op daadwerkelijk succes van de bestuurlijke afspraken aanzienlijk. Partijen dienen deze afspraken te ondersteunen en te stimuleren.
3. In de startovereenkomst worden tussen partijen afspraken gemaakt over de verruiming van de openstelling van de depots Slufter en IJsseloog. Voor wat betreft de Slufter gebeurt dit in samenspraak met het Havenbedrijf Rotterdam NV. Op deze wijze kan voor de korte termijn de meest doelmatige bijdrage worden geleverd aan het verbeteren van de toegankelijkheid van bestaande depotcapaciteit voor regio's met een tekort aan bestemmingen. Deze ontwikkeling mag echter niet leiden tot frustratie van de oorspronkelijke taakstelling voor beide depots en een nog groter tekort aan depotcapaciteit op de langere termijn. Vandaar dat aan de verruimde openstelling de voorwaarde wordt verbonden dat bestaande initiatieven voor extra depotcapaciteit worden voortgezet en voldoende nieuwe initiatieven worden ontwikkeld. Daarbij wordt bezien in hoeverre - naast omdijkte depots zoals Slufter en IJsseloog - zand-, grind- en kleiputten kansrijke opties zijn voor het bergen van baggerspecie.
4. De Rijkspartners kunnen (conform bijlage IV) de mogelijkheden van wettelijke regelingen op grond van de Wet milieubeheer en de Wet ruimtelijke ordening aanwenden om te voorzien in de noodzakelijke depotcapaciteit, voorzover provincies, gemeenten en waterschappen op basis van een Regionaal Bestuursakkoord niet meewerken aan de voortvarende aanpak van het bestemmingenprobleem voor verontreinigde baggerspecie.
5. De Regionaal Bestuurlijk Overleggen (RBO's) vloeien voort uit de organisatiestructuur van het Nationaal Bestuursakkoord Water. RBO's fungeren daarbij als overleg- en afstemmingsstructuur, waarbinnen naast de wateropgave ook de baggeropgave en de hieraan gerelateerde bestemmingenproblematiek adequate aandacht kunnen krijgen. In dit kader stimuleren RBO's tevens hun achterbannen tot het maken van afspraken over de aanpak van de baggeropgave en de oplossing van de bestemmingenproblematiek en deze afspraken vast te leggen in Regionale Bestuursakkoorden.
6. Gemeenten zijn niet allemaal in RBO's vertegenwoordigd. Bovendien hebben RBO's geen beslissings- bevoegdheid. Beslissingen over deelname aan een Regionaal Bestuursakkoord Waterbodems zullen derhalve genomen moeten worden door de colleges van de gemeenten in de betreffende regio.
Komen overeen als volgt:
Artikel 1
Definities
1. De Rijkspartners: de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat en de staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu, handelend in hun hoedanigheid van bestuursorgaan.
2. De colleges van Gedeputeerde Staten: de gezamenlijke colleges van Gedeputeerde Staten van de Provincies. 3. De colleges van Burgemeester en Wethouders: de gezamenlijke colleges van Burgemeester en Wethouders
van de Gemeenten.
4. De Dagelijkse Besturen: de gezamenlijke Dagelijkse Besturen van de Waterschappen. 5. LBOW: Landelijk Bestuurlijk Overleg Water
6. RBO: Regionaal Bestuurlijk Overleg
7. Deze overeenkomst: paraplu-overeenkomst tussen partijen over intenties en belang van baggeren
8. Regionaal Bestuursakkoord: overeenkomst tussen colleges van provincies en gemeenten, dagelijks besturen van Waterschappen over de aanpak van de baggerproblematiek, waaronder de bestemming van bagger, alsmede een regeling met het Rijk over de verruimde openstelling van Slufter en IJsseloog, inclusief bijbehorende randvoorwaarden.
Artikel 2
Bestuursorganen van provincies, gemeenten en waterschappen
Het Interprovinciaal Overleg, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de Unie van Waterschappen maken met de Rijkspartners gezamenlijke afspraken over de aanpak van de waterbodemproblematiek. Zij bevorderen hun leden uitvoering geven aan de in deze overeenkomst gemaakte afspraken, indien en voor zover deze op hen van toepassing zijn.
Artikel 3
Doel van deze overeenkomst
Het doel van deze overeenkomst is tweeledig:
Partijen zullen zich inspannen om te stimuleren dat provincies, gemeenten en waterschappen met elkaar in overleg treden en overeenstemming bereiken in een regionaal akkoord over de bestemming van bagger Deze overeenkomst fungeert als een paraplu: hierin worden de kaders gesteld en de belangen en intenties
van partijen onderschreven. De uiteindelijke afspraken worden door gemeenten, provincies en waterschappen zelf gemaakt in de Regionale Bestuursakkoorden.
Artikel 4
De startovereenkomst `Waterbodems'
4.1 In deze overeenkomst worden afspraken gemaakt over de gezamenlijke doelen en verantwoordelijkheden van partijen tot het optimaal benutten van bestaande depotcapaciteit en de aansporing van provincies, gemeenten en waterschappen tot de ontwikkeling van nieuwe bestemmingen voor baggerspecie. In dat verband wordt, rekening houdend met onderscheidende rollen, taken en verantwoordelijkheden, van de Rijkspartners, provincies, gemeenten en waterschappen nadrukkelijk aandacht en inzet gevraagd voor het optimaliseren van de randvoorwaarden voor initiatieven vanuit de markt.
4.2 Het is de intentie van partijen om te komen tot een bredere aanpak van de problematiek, gegoten in een regionale oplossing. Naast het mede betrekken van andere bestemmingen voor baggerspecie wordt daarbij met name gedoeld op de essenties van de herijking en vereenvoudiging van toepasselijke wet- en regelgeving voor verspreiden en toepassen van baggerspecie als ook de consequenties van de Maatschappelijke-Kosten-BatenAnalyse.
4.3 De gemeenschappelijke uitgangspunten van partijen zijn opgenomen in Bijlage I van deze overeenkomst.
4.4 De RBO's zijn belast met de voorbereiding van de Regionale Bestuursakkoorden zoals omschreven in bijlage III. De taken van het LBOW met betrekking tot waterbodems zijn aangegeven in Bijlage II van deze overeenkomst.
Artikel 5
Invoering waterbodems in Regionale Bestuurlijk Overleggen (RBO)
5.1 Partijen stimuleren hun achterbannen (colleges en dagelijks besturen van provincies, waterschappen en gemeenten) conform bijlage I met elkaar in overleg te treden en afspraken vast te leggen in Regionale Bestuursakkoorden Waterbodems. Om ervoor te zorgen dat deze akkoorden tot stand komen, wordt het thema waterbodems ingebracht in de Regionale Bestuurlijk Overleggen die in het kader van het Nationaal Bestuursakkoord Water zijn opgericht. Vanuit de RBO's wordt gestreefd naar deelname van alle gemeenten. De taken, instrumentaria en overige bepalingen van de RBO's op het gebied van waterbodems zijn vastgelegd in bijlage III.
5.2 Gemeenten, provincies en waterschappen worden door de koepelorganisaties vanuit het LBOW gestimuleerd afspraken te maken in regionaal verband. In deze Regionale Bestuursakkoorden Waterbodems wordt aandacht besteed aan:
- de baggeropgave waarbij gemeenten, provincies, waterschappen en rijkswaterstaat aangeven welke hoeveelheden bagger in een regio vrijkomen in een nader te bepalen periode uit de wateren waarvoor zij de baggerverantwoordelijkheid dragen. Daarbij wordt tevens aangegeven de samenstelling, kwaliteit en bestemming van de baggerspecie.
de wijze van bestemmen van de vrijkomende baggerspecie waarbij gemeenten, provincies, waterschappen en rijkswaterstaat tevens de mogelijkheden onderzoeken om baggerspecie te bergen in bestaande of nieuw aan te leggen putten, op een zodanige wijze dat het ruimtebeslag en de verstoring van gebruiksfuncties beperkt blijven.
5.3 De regie voor het komen tot afspraken en het bij elkaar brengen van partijen ligt bij de provincies in de desbetreffende regio.
Artikel 6
Verplichtingen van de partijen
6.1. Partijen leveren of sporen hun leden aan een actieve bijdrage te leveren aan de maatschappelijke bewustwording van nut, noodzaak en urgentie van het wegwerken van de baggerachterstanden en de noodzaak van het voorhanden zijn van voldoende bestemmingen voor de hierbij vrijkomende baggerspecie.
6.2 Partijen stimuleren vanuit het LBOW dat, na inventarisatie van de hoeveelheid en kwaliteit van de bagger, er door hun achterbannen in de RBO's een bestemming voor de bagger wordt aangegeven en afspraken worden vastgelegd in een Regionaal Bestuursakkoord.
6.3 De Rijkspartners stellen voor een periode van drie jaar na ondertekening van een Regionaal Bestuursakkoord de depots Slufter en IJsseloog verruimd open voor baggerspecie uit de betreffende regio die conform de toepasselijke wet- en regelgeving niet verspreidbaar, toepasbaar of verwerkbaar is. Voor de beoordeling van de verwerkbaarheid geldt momenteel de Minimum Verwerkingsstandaard (MVS). Uitgaande van de MVS wordt voor de verruimde openstelling van Slufter en IJsseloog mechanische zandscheiding gehanteerd als minimumstandaard voor verwerking.
6.4 Met de verruimde openstelling van Slufter en IJsseloog kan een aantal maatschappelijke baggerknelpunten versneld worden opgelost. De verruimde openstelling van de Slufter vindt plaats in samenspraak met het Havenbedrijf Rotterdam als mede-eigenaar en -beheerder. Onder maatschappelijke baggerknelpunten worden verstaan baggerwerken die geen uitstel dulden met het oog op:
• De vlotte en veilige afwikkeling van het scheepvaartverkeer
• De veiligheid vanwege gevaar voor wateroverlast
• De volksgezondheid
6.5 De Regionale Bestuursakkoorden voorzien in een regeling waarin de voorwaarden voor verruimde openstelling van Slufter en IJsseloog worden gespecificeerd. Daarbij wordt rekening gehouden met de oorspronkelijke taakstelling waarvoor deze depots zijn opgericht. Na de in lid 6.4 genoemde periode van 3 jaar bezien de Rijkspartners of, en zo ja, onder welke randvoorwaarden de verruimde openstelling van Slufter en IJsseloog kan worden voortgezet.
6.6 De verruimde openstelling van Slufter en IJsseloog wordt gekoppeld aan de voortvarende realisering van voldoende nieuwe depotcapaciteit vanuit de regio's. Afhankelijk van wat hierover in de regeling bij de Regionale Bestuursakkoorden wordt vastgelegd, kunnen van de verruimde openstelling worden uitgesloten:
• Provincies die niet tijdig, volgens het daarover bepaalde in het Regionale Bestuursakkoord, locaties aanwijzen voor de berging van baggerspecie, dan wel de voorbereidingen daarvoor treffen;
• Gemeenten die niet tijdig, volgens het daarover bepaalde in het Regionale Bestuursakkoord,
aangewezen locaties voor de berging van baggerspecie opnemen in het bestemmingsplan dan wel de voorbereidingen daarvoor treffen;
• Waterschappen die niet of onvoldoende meewerken aan de uitvoering van de op grond van het Regionale Bestuursakkoord aan haar opgedragen taken.
Artikel 7
Rechtskarakter
7.1 Deze overeenkomst bevat inspanningsverplichtingen en is niet in rechte afdwingbaar. Partijen spannen zich in conform bijlage II om de gemaakte afspraken na te komen.
Artikel 8
Opzegging
8.1 Elke partij kan deze overeenkomst met een opzegtermijn van een maand schriftelijk opzeggen.
8.2 Nadat schriftelijke opzegging heeft plaatsgevonden, treden de overige partijen met elkaar in overleg over de gevolgen hiervan voor de gemaakte afspraken, binnen een maand nadat de schriftelijke opzegging heeft plaatsgevonden.
Artikel 9
Inwerkingtreding, beëindiging
9.1. Deze overeenkomst treedt in werking één dag na ondertekening van alle partijen.
9.2 Deze overeenkomst vervalt tenminste drie jaar na ondertekening of wanneer voor alle colleges van provincies en gemeenten, dagelijks besturen van waterschappen en Rijkswaterstaat een regionaal bestuursakkoord is bereikt.
Aldus overeengekomen en ondertekend in 5-voud, op 18 april 2005 te Den Haag.
De S s van Verkeer en Waterstaat, an Haegen-Maas
Geesteranus De Staatssecretaris van Volkshuisvesting,
Ruimtelijke Ordening en Milieu, drs. X.X.X.X. xxx Xxxx
De voor tter van rovinciaal Overleg,
X. Xxxxxxxx 1
Bijlage 1(artikel 4.2)
* Gemeenschappelijke uitgangspunten voor het waterbodembeleid
(1) Watersysteem
Het op orde zijn en houden van het watersysteem is van vitaal belang voor alle functies in het landelijk en stedelijk gebied, zoals wonen, werken, recreëren, natuur en milieu, landbouw en infrastructuur. Het watersysteem kent een natuurlijke dynamiek, waarbij in de Nederlandse delta sedimenten worden afgezet op de waterbodem. Deze sedimenten moeten periodiek worden verwijderd.
Partijen realiseren zich dat er een achterstand is ontstaan in het uitvoeren van baggerwerkzaamheden en dat daardoor onder andere de veiligheid in het geding is, de scheepvaart wordt belemmerd, de waterhuishouding verslechtert en de ecologie nadelen ondervindt.
(2) Kaders voor Water
De relevante EU-regelgeving geeft de kaders op het gebied van (grond)water, bodem, afval en natuur. De Kaderrichtlijn Water (KRW) is leidend voor het nationale waterkwaliteitsbeleid. Voor het water(bodem)beleid gelden verder als kader: de Vierde Nota Waterhuishouding, het Nationaal Bestuursakkoord Water, PKB Ruimte voor de rivier en Maaswerken, het Tienjarenscenario Waterbodems en de Beleidsbrief Bodem.
(3) Kaders voor Xxxxxx
De Wet milieubeheer geeft de kaders voor het milieubeleid. In de Wet milieubeheer (art. 10.1) is de voorkeursvolgorde voor verwerking van afval opgenomen (Ladder van Lansink). Partijen benadrukken het belang dat eerst gezocht moet worden naar mogelijkheden voor preventie, hergebruik en nuttige toepassing voordat definitieve verwijdering in de vorm van storten aan de orde is.
Sedert in mei 2002 de Wet milieubeheer is gewijzigd mogen provinciegrenzen niet langer bepalend zijn voor de schaal waarin oplossingen moeten worden gezocht en is in beginsel sprake van een landelijke markt.
(4) Kaders voor Ruimte
De Nota Ruimte en de Wet op de ruimtelijke ordening geven de kaders voor het ruimtelijk beleid. Het Rijk heeft het voornemen om via locatiebeleid en programmapakketten meer bevoegdheden te leggen bij provincies en rijk om lokaal- of regio-overstijgende besluiten te kunnen nemen.
(5) Tienjarenscenario Waterbodems
De besluitvorming naar aanleiding van het Tienjarenscenario Waterbodems heeft geleid tot de uitvoering van een aantal beleidsprojecten. In deze beleidsprojecten zijn nut en noodzaak van baggerwerk, preventie, verspreiding, hergebruik en een optimaal gebruik van baggerdepots onderwerp van studie. Uit een recent uitgevoerde Maatschappelijke-Kosten-Baten-Analyse blijken urgentie, nut en noodzaak tot het uitvoeren van baggerwerkzaamheden. Partijen onderstrepen dat een inhaalslag noodzakelijk is en dat uitstel van de werkzaamheden leidt tot duurdere oplossingen.
Partijen werken volgens de prioritaire volgorde uit de Wet Milieubeheer en zullen zoeken naar mogelijkheden voor preventie en hergebruik van baggerspecie, maar erkennen dat het noodzakelijk is om daarnaast voldoende bergingscapaciteit te vinden voor het storten van baggerspecie.
Partijen erkennen dat nieuw beleid ten aanzien van verspreiding en nieuwe initiatieven tot hergebruik zich met name richten op de relatief schone baggerspecie en niet ontoereikend zijn om het bestemmingenprobleem voor de verontreinigde baggerspecie op te lossen. Derhalve blijft er noodzaak tot het creëren van depotcapaciteit.
(6) Duidelijke regie
Partijen hebben besloten over te gaan tot het opstellen van een startovereenkomst en de uitwerking ervan in Regionale Bestuursakkoorden, een en ander vanuit de verwachting dat door constructieve samenwerking tussen betrokken partijen het huidige bestemmingenprobleem voor verontreinigde baggerspecie op voortvarende wijze kan worden aangepakt. Partijen hebben besproken dat, indien de gezamenlijke regionale aanpak bij provincies, gemeenten en waterschappen geen of onvoldoende soelaas biedt, de Rijkspartners wettelijke regelingen op grond van de Wet milieubeheer en/of de Wet ruimtelijke ordering zullen aanwenden om te voorzien in de noodzakelijke bestemmingen voor bagger. Een overzicht van deze wettelijke regelingen wordt geboden in bijlage IV bij deze startovereenkomst.
(7) Eenduidige uitgangspunten
Partijen erkennen dat om tot een effectieve aanpak te komen het noodzakelijk is dat eenduidige uitgangspunten worden gehanteerd. Erkend wordt dat er ten opzichte van het vastgestelde Tienjarenscenario Waterbodems ontwikkelingen zijn die de noodzaak tot realisatie van nieuwe depotcapaciteit kunnen vergroten (Kaderrichtlijn
Water, Beleidsbrief Bodem, Ruimte voor de Rivier) of kunnen verkleinen (schoner sediment, verwerkingsinitiatieven, resultaten van projecten als `Bagger en bodem') en dat het daarom noodzakelijk is naast initiatieven om de realisatie van depots te stimuleren, ook instrumenten te ontwikkelen om de in depots te bergen hoeveelheid baggerspecie te monitoren en te herijken. Partijen onderstrepen dat tot het moment dat hierover nadere besluitvorming heeft plaatsgevonden de gegevens uit het Tienjarenscenario Waterbodems en het AKWArapport `Bergingsmogelijkheden voor niet-verspreidbare bagger' als gegeven worden beschouwd.
Bijlage I I (artikelen 4 . 2 en 4.3)
* Taken LBOW bij de voorbereiding
Het LBOW krijgt in het kader van de voorbereiding van de Regionale Bestuursakkoorden de volgende taken: 1. het doen ontwikkelen van Regionale Bestuursakkoorden (model);
2. bevorderen dat partijen daadwerkelijk met elkaar in contact treden onder regie van provincies;
3. kennis te nemen van (periodieke) rapportages door de RBO's over de omvang van de baggeropgave en de voorgestane wijze van bestemming van de baggerspecie, en deze te betrekken bij de formulering
van
landelijke kaders voor de aanpak van de baggerproblematiek;
4. het leveren van bijdragen aan de ontwikkeling van criteria voor een regionale locatieafweging; 5. het (doen) bevorderen dat potentiële locaties worden aangewezen;
6. het mede zorgdragen voor het vergroten van het maatschappelijk en bestuurlijk draagvlak voor de aanpak van de baggerproblematiek en de rol van bestemmingen daarbij, alsmede voor de bestuurlijke terugkoppeling en een gedegen publieksparticipatie ten aanzien van de te ontwikkelen instrumenten en oplossingen.
7. Afstemmen van de afzonderlijke communicatie richting achterbannen Specifieke taken partners in het LBOW:
Om gemeenten, waterschappen en provincies met elkaar in overleg te laten treden en uiteindelijk tot een regionaal bestuursakkoord te komen wordt van de verschillende partijen in het LBOW het volgende verwacht:
Rijk: - het Rijk stelt de Rijksdepots Slufter en IJsseloog open voor regio's waarin een regionaal akkoord is bereikt
- het Rijk draagt door bijdrage aan de landelijke communicatie zorg voor de maatschappelijke bewustwording van de baggeropgave met het oog op veiligheid, scheepvaart, waterhuishouding, recreatie, natuur en milieu en de noodzaak van het vinden van voldoende bestemmingen voor de hierbij vrijkomende baggerspecie
IPO: - het IPO stimuleert provincies tot deelname in de RBO's alswel het opnemen van de regierol door provincies in die RBO's en provinciale overleggen met gemeenten en waterschappen - het IPO spoort de provincies aan op regionaal niveau bij te dragen aan de maatschappelijke
bewustwording van de baggeropgave en de hieraan gerelateerde noodzaak van het vinden van voldoende bestemmingen voor baggerspecie
VNG: - VNG informeert gemeenten het belang, nut en noodzaak van baggeren middels een ledenbrief
- VNG spoort de gemeenten aan op regionaal niveau bij te dragen aan de maatschappelijke bewustwording van de baggeropgave en de hieraan gerelateerde noodzaak van het vinden van voldoende bestemmingen voor baggerspecie
- VNG stimuleert gemeenten middels een ledenbrief om deel te nemen aan regionale of provinciale overlegstructuren, onder regie van de provincie, die als doel hebben de RBO's van informatie te voorzien over de baggeropgave in een regio. Pragmatische oplossingen die uit deze overleggen voortvloeien kunnen door het RBO worden geïnventariseerd, voorbereid en ondersteund. Het RBO kan dan een voorstel doen voor een regionaal akkoord aan de betreffende gemeenten, provincie en waterschappen in die regio
Unie: - De Unie van Waterschappen stimuleert deelname van de waterschappen aan de regionale of provinciale overlegstructuren
- De Unie van Waterschappen spoort de waterschappen aan op regionaal niveau bij te dragen aan de maatschappelijke bewustwording van de baggeropgave en de hieraan gerelateerde noodzaak van het vinden van voldoende bestemmingen voor baggerspecie
Bijlage III (artikel 5.1, 5.2, 5.3)
A. Taken van de Regionale Bestuurlijk Overleggen (RBO's)
Tot de taken van de Regionale Bestuurlijke Overleggen (RBO's) behoren in elk geval het in kaart brengen van het bestemmingenprobleem en het bieden van kaders voor de oplossing ervan. Concreet betekent dit het volgende:
1 het fungeren als overleg- en afstemmingsorgaan voor onderwerpen gericht op het beoordelen, voorbereiden en realiseren van een optimaal gebruik van de baggerdepotcapaciteit;.
2. het volgen van de uitvoering van het Nationaal Bestuursakkoord Water, het Tienjarenscenario Waterbodems, PKB Ruimte voor de rivier en Maaswerken, voorzover betrekking hebbend op de baggeropgave en het bestemmen van baggerspecie;
3. het volgen van ontwikkelingen in de baggermarkt en het uitbrengen van rapportages daarover;
4. opdracht geven tot het opstellen en eventueel bijstellen van scenario's voor het baggeraanbod en de bijbehorende bestemmingencapaciteit. Daarbij wordt tevens inzichtelijk gemaakt welke regio's kampen met een overschot dan wel tekort aan bestemmingen voor baggerspecie, alsmede de ontwikkelingen die zich ter zake voordoen;
5. het (periodiek) rapporteren aan het LBOW over de resultaten bedoeld in punt 4; daarbij wordt tevens inzicht verschaft in de voorgestane oplossing van het bestemmingenprobleem als baggeraanbod en bestemmingencapaciteit onvoldoende met elkaar in balans zijn;
6. het ontwikkelen van instrumenten om de realisering van regionale depots te stimuleren, waarbij de mogelijkheden worden onderzocht van:
• een compenserend instrumentarium, bijvoorbeeld in de vorm van het bieden van kansen voor de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit;
• een voorwaardenscheppend ruimtelijk instrumentarium (ruimtelijke compensatie);
7. het voeren van overleg met brancheorganisaties en andere organisaties die zijn betrokken bij het waterbodembeleid;
8. het adviseren van het LBOW over de ontwikkeling en de inzet van wettelijke instrumenten.
In aansluiting op de hierboven genoemde taken zal in de periode tot de totstandkoming van de Regionale Bestuursakkoorden verkend worden in hoeverre het nodig en/of wenselijk is deze taken te verbreden in de zin van artikel 4.1 van deze overeenkomst (het betrekken van de vereenvoudiging en herijking van toepasselijke wet- en regelgeving alsook de consequenties van de Maatschappelijke-Kosten-Baten-Analyse).
B. In de Regionale Bestuurlijk Overleggen (RBO's) hebben in elk geval zitting: 1. de voorzitter;
2. een nader te bepalen aantal vertegenwoordigers van de Provincies;
3. een nader te bepalen aantal vertegenwoordigers van de Gemeenten;
4. een nader te bepalen aantal vertegenwoordigers van de Waterschappen.
Allen uit de desbetreffende regio.
C. De voorzitter van de RBO's is afkomstig uit de provincie.
D. De wijze waarop en door welke partijen de financiële middelen beschikbaar worden gesteld voor de vergoeding van de kosten die de RBO maakt bij het uitoefenen van haar taken, worden ten behoeve van de RBO nader uitgewerkt.
X. Xx XXX'x bieden hun rapportages, scenario's en plannen aan het Landelijk Bestuurlijk Overleg Water aan, met vermelding van de besluitvorming die hierover heeft plaatsgevonden.
Bijlage IV. Wettelijke instrumenten (artikel 6.3)
De volgende wettelijke instrumenten staan ter beschikking indien de werkzaamheden van de verschillende RBO's niet tot de gewenste resultaten leiden.
Op grond van de Wet Milieubeheer
• Formulering van een verplichting tot het opstellen van een Baggerbeheerplan (cf, art 10.3 Wm, waarin een afvalbeheerplan wordt verplicht). Hiertoe dienen dan nog nadere bepalingen te worden opgenomen omtrent onder meer de vraag aan welke criteria een dergelijk plan zal moeten voldoen, welke procedures gevolgd dienen te worden, door wie het wordt opgesteld en vastgesteld, wie er aan gebonden zijn en op welke wijze.
• Opname van een verplichting voor rijksoverheid/provincies/gemeenten/waterschappen om voldoende opslagcapaciteit te realiseren voor de binnen hun gebiedsgrenzen vrijkomende baggerspecie (conform art. 10.19 Wm)
• Conform art. 10.20 Wm kan aan de Minister van VROM dan wel de Minister van Verkeer en Waterstaat de bevoegdheid worden toegekend om, indien dat vanuit een oogpunt van doelmatig beheer van baggerspecie noodzakelijk is, een regeling te stellen waarin een bepaalde partij wordt opgedragen een noodzakelijke voorziening te realiseren
Op grond van de Wet op de Ruimtelijke ordening
• Het opstellen van programmapakketten op grond van de Nota Ruimte
• Het toekennen van de bestemmingsplanbevoegdheid op grond van de (nieuwe) Wet op de Ruimtelijke ordening.
Toelichting:
Programmapakketten omvatten een stelsel van onder meer financiële en juridische maatregelen en zijn bedoeld om concrete problemen integraal aan te pakken.
In de nieuwe Wet op de Ruimtelijke Ordening krijgt de bestaande NEVIBY-wetgeving een landelijke en regionale vertaling. Rijk en provincies krijgen bestemmingsplanbevoegdheid. Anders dan nu waar aanwijzing aan de orde is, mogen rijk en provincies dus zelf de regie overnemen om een besluit gerealiseerd te zien. Er hoeven minder procedures worden doorlopen en er is minder beroepsgelegenheid.