REGLEMENT 1 APRIL 1991
Stichting Pensioenfonds Gasunie
REGLEMENT 1 APRIL 1991
Dit Pensioenreglement 1991 is per 1 januari 2018 niet van toepassing op levenslang ouderdomspensioen dat uit hoofde van dit Pensioenreglement 1991 is opgebouwd en uit hoofde van artikel 37 van het Pensioenreglement 2013 per 1 januari 2018 is omgezet naar aanspraken overeenkomstig het Pensioenreglement 2013.
Vastgesteld: 23 maart 1992
Gewijzigd: 22 november 1994
14 november 1995
13 mei 1997
5 december 1997
11 februari 1998
10 november 1998
16 november 1999
8 maart 2000
7 november 2000
13 november 2001
28 februari 2002
12 december 2014
28 mei 2018
11 juni 2019
1 januari 2020
1 januari 2021
REGLEMENT VAN DE STICHTING PENSIOENFONDS GASUNIE
INHOUDSOPGAVE BLZ
HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1 Definities 4
Artikel 2 Bevoegdheden van de werkgevers 6
Artikel 3 Bijdragegrondslag 6
Artikel 4 Pensioengrondslag 7
Artikel 5 Algemene verplichting van deelnemers en andere belanghebbenden 7
Artikel 6 Verstrekken van gegevens door het Fonds 7
HOOFDSTUK II DEELNEMERSCHAP
Artikel 7 Begin en einde van het deelnemerschap 8
Artikel 8 Deelnemersbijdrage 8
HOOFDSTUK III OUDERDOMSPENSIOEN, PLOEGENTOESLAGPENSIOEN EN VERVROEGD OUDERDOMSPENSIOEN
Artikel 9 Pensioenleeftijd 9
Artikel 10 Recht op ouderdomspensioen 9
Artikel 10a Recht op ploegentoeslagpensioen 9
Artikel 11 Recht op vervroegd ouderdomspensioen 9
Artikel 12 Xxxxxxxxxxxxxxx 00
Artikel 13 Verminderde pensioengrondslag 10
Artikel 14 Drempelbedrag 10
Artikel 15 Bedrag van het ouderdomspensioen 10
Artikel 15a Ploegentoeslagpensioenopbouw en het bedrag van het ploegentoeslagpensioen 11
Artikel 16 Maximum aantal pensioenjaren 12
Artikel 17 Gedeelten van pensioenjaren 13
Artikel 18 Pensioengrondslag en bijdragegrondslag voor het ploegentoeslag-
pensioen bij verkorte arbeidsduur of non-activiteit 13
Artikel 19 Pensioenjaren bij verkorte arbeidsduur 13
Artikel 20 Invaliditeitsjaren 14
Artikel 21 Ouderdomspensioen van gepensioneerde met AOW-pensioen voor ongehuwden 14
Artikel 22 Aftrek wegens wettelijke uitkering arbeidsongeschiktheid 14
Artikel 23 Bedrag van het vervroegd ouderdomspensioen 15
Artikel 24 Vergoeding AOW/Anw-premie 15
Artikel 25 Wijziging van het drempelbedrag 16
Artikel 26 Einde van het ouderdomspensioen, het ploegentoeslagpensioen en het vervroegd ouderdomspensioen 16
HOOFDSTUK IV INVALIDITEITSPENSIOEN
Artikel 27 Recht op invaliditeitspensioen 17
Artikel 28 Bedrag van het invaliditeitspensioen 17
Artikel 29 Vergoeding AOW/Anw-premie 18
Artikel 30 Aftrek wettelijke uitkering(en) 18
Artikel 31 Aftrek uitgesteld invaliditeitspensioen en inkomen uit arbeid 18
Artikel 32 Einde van het invaliditeitspensioen 19
Artikel 33 Ouderdomspensioen na invaliditeitspensioen 19
Artikel 34 Herleving van een geëindigd invaliditeitspensioen 19
Artikel 35 Geneeskundig onderzoek 20
HOOFDSTUK V WEDUWEN-/WEDUWNAARSPENSIOEN EN BIJZONDER WEDUWEN-/WEDUWNAARSPENSIOEN
Artikel 36 Recht op weduwen-/weduwnaarspensioen 21
Artikel 37 Recht op bijzonder weduwen-/weduwnaarspensioen 21
Artikel 38 Bedrag van het weduwen-/weduwnaarspensioen 22
Artikel 39 Uitkering aan de weduwe/weduwnaar van een gewezen deelnemer 23
Artikel 40 Vermindering van het weduwen-/weduwnaarspensioen met bijzonder weduwen-/weduwnaarspensioen 23
Artikel 41 Aftrek wegens leeftijdsverschil 23
Artikel 42 Herziening van het weduwen-/weduwnaarspensioen van de weduwe/weduwnaar van een deelnemer bij hertrouwen 24
Artikel 43 Vergoeding AOW/Anw-premie 24
Artikel 44 Bedrag van het bijzonder weduwen-/weduwnaarspensioen 24
Artikel 45 Vermindering van het bijzonder weduwen-/weduwnaarspensioen met
eerder bijzonder weduwen-/weduwnaarspensioen 25
Artikel 46 Leeftijdsaftrek bij bijzonder weduwen-/weduwnaarspensioen 25
Artikel 47 Afwijkende vaststelling van bijzonder weduwen-/weduwnaarspensioen 25
Artikel 48 Vergoeding AOW/Anw-premie 26
Artikel 49 Einde van het weduwen-/weduwnaarspensioen en het bijzonder
weduwen-/weduwnaarspensioen 26
Artikel 49a Wijziging van de verhouding tussen ouderdomspensioen en weduwen-
/weduwnaarspensioen…………….…………………………………………
……26
HOOFDSTUK VI WEZENPENSIOEN
Artikel 50 Recht op wezenpensioen 27
Artikel 51 Aanvang van het wezenpensioen 27
Artikel 52 Bedrag van het wezenpensioen 28
Artikel 53 Het pensioen waarvan het wezenpensioen wordt afgeleid 28
Artikel 54 Maximum van de wezenpensioenen 29
Artikel 55 Vermindering wegens wettelijke uitkering 29
Artikel 56 Ingangsdatum van gewijzigd wezenpensioen 30
Artikel 57 Vergoeding AOW/Anw-premie 30
Artikel 58 Einde van het wezenpensioen 30
Artikel 59 Herleving van het wezenpensioen 30
HOOFDSTUK VII TOESLAGEN OP PENSIOENEN
Artikel 60 Toeslagen op pensioenen in verband met gestegen kosten van levensonderhoud 31
Artikel 61 Toeslagen op weduwen-/weduwnaarspensioenen, wezenpensioenen en invaliditeitspensioenen in verband met gestegen salarisniveau 31
HOOFDSTUK VIII UITKERING VAN EEN BEDRAG INEENS
Artikel 62 Terugbetaling van deelnemersbijdragen 32
Artikel 63 Vervallen (met ingang van 08-07-1994) 32
Artikel 64 Waarde-overdracht bij deelneming aan andere pensioenregeling 32
Artikel 65 Afkoop van kleine pensioenen 33
HOOFDSTUK IX INKOOP VAN PENSIOENJAREN
Artikel 66 Inkoop van pensioenjaren 34
Artikel 66a Voortzetting pensioenopbouw tijdens werkloosheid 34
HOOFDSTUK X DIVERSE BEPALINGEN
Artikel 67 Verklaring ten bewijze van pensioenrechten 35
Artikel 68 Betaling van de pensioenen 35
Artikel 69 Inhouding voor schulden 36
Artikel 70 Verbod van vervreemding en bezwaring van pensioenrechten 36
Artikel 71 Vervallen van pensioenrechten 36
Artikel 72 Wijziging wettelijke voorzieningen 37
Artikel 73 Financiële toestand van het fonds 37
Artikel 74 Voorkoming onbillijkheden 37
Artikel 75 Geschillen 38
HOOFDSTUK XI WIJZIGING VAN HET REGLEMENT
Artikel 76 Wijziging van het reglement 39
HOOFDSTUK XII INWERKINGTREDING EN OVERGANGSBEPALINGEN
Artikel 77 Inwerkingtreding 40
Artikel 78 Vervallen (met ingang van 22-11-1994) 40
Artikel 79 Overgangsbepalingen omgezette pensioenen 40
Artikel 80 Overgangsbepalingen ploegentoeslagpensioen per 1 april 1991 40
Artikel 81 Additionele bepalingen in verband met de invoering van de Algemene nabestaandenwet per 1 juli 1996 41
Artikel 82 Omzetting levenslang ouderdomspensioen per 1 januari 2018 41
BIJLAGE I (aangesloten ondernemingen) 44
BIJLAGE II (componenten bijdragegrondslag voor het ouderdomspensioen) 45
BIJLAGE III (regeling toeslagen op pensioenen) 46
BIJLAGE IV (regeling partnerpensioen) 48
BIJLAGE V (regeling vrijwillige verzekering van Anw-hiaatpensioen) 51
BIJLAGE VI (afkoopfactoren) 55
Reglement van de Stichting Pensioenfonds Gasunie
HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1 Definities
1. In dit reglement wordt verstaan onder:
a) "fonds" : de Stichting Pensioenfonds Gasunie;
b) "bestuur" : het bestuur van het fonds;
c) "werkgever" : de N.V. Nederlandse Gasunie of een aangesloten
onderneming als bedoeld in artikel 2 van de statuten van het fonds;
d) "deelnemer" : een persoon in dienst van een werkgever krachtens een
schriftelijk aangegane arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd;
e) "dienstbetrekking": : de dienstbetrekking tussen een werkgever en een
deelnemer;
f) "pensioenjaar": : een periode van 12 maanden gedurende welke een persoon
deelnemer in het fonds is;
g) "weduwe/weduwnaar : de vrouw/man die op het tijdstip van overlijden van een van een deelnemer" deelnemer diens wettige echtgeno(o)t(e) was;
h) "weduwe/weduwnaar : de vrouw/man die op het tijdstip van overlijden van van een gewezen een gewezen deelnemer diens wettige echtgeno(o)t(e) deelnemer" was;
i) "gewezen echtge- : de man wiens huwelijk met een deelnemer, op of na no(o)t(e) van een 17 mei 1990, tijdens diens deelnemerschap is geëindigd deelnemer" en de vrouw wier huwelijk met een deelnemer tijdens diens
deelnemerschap is geëindigd door inschrijving van de scheidingsbeschikking of de rechterlijke uitspraak betreffende scheiding van tafel en bed in de registers van de burgerlijke stand op of na 9 februari 1973;
j) "gewezen echtge- : de man wiens huwelijk met een gewezen deelnemer, op no(o)t(e) van een of na 17 mei 1990, is geëindigd en de vrouw wier gewezen deelnemer" huwelijk met een gewezen deelnemer is geëindigd, door
inschrijving van de scheidingsbeschikking of de rechterlijke uitspraak betreffende scheiding van tafel en bed in de registers van de burgerlijke stand op of na 9 februari 1973;
k) "wees" : een wettig, gewettigd of wettig geadopteerd kind of een
door het bestuur als zodanig aangemerkt pleegkind van een deelnemer die is overleden of van een gewezen deelnemer die is overleden;
l) "studerend" : de normale arbeidstijd geheel of grotendeels bestedend voor
het volgen van onderwijs of van een beroepsopleiding;
m) "gebrekkig" : door ziekte of door een lichamelijk of geestelijk gebrek
xxxxxxxxx niet in staat om met voor de krachten en bekwaamheid van de betrokkene berekende arbeid 55% van de inkomsten te verwerven, die een lichamelijk en geestelijk gezonde van overeenkomstige leeftijd en in vergelijkbare omstandigheden zou kunnen verwerven;
n) "invalide" : door ziekte of door een lichamelijk of geestelijk gebrek,
zonder uitzicht op herstel, voor zover dat zich op het moment van een geneeskundig onderzoek laat aanzien, niet in staat om met voor de krachten en bekwaamheid van de betrokkene berekende arbeid, die hem met het oog op opleiding en vroeger beroep in billijkheid kan worden opgedragen, 35% te verdienen van het loon dat lichamelijk en geestelijk gezonde personen van dezelfde soort en van soortgelijke opleiding gewoonlijk verdienen, ter plaatse waar de betrokkene arbeid verricht of het laatst heeft verricht of op een naburige soortgelijke plaats.
2. In dit reglement en de daarop berustende bepalingen wordt gelijksgesteld met:
a) (gewezen) echtgeno(o)t(e): de (gewezen) geregistreerde partner;
b) huwelijk: het geregistreerd partnerschap;
c) weduwe of weduwnaar: de nagelaten partner bij een geregistreerd
partnerschap;
d) gehuwd: iemand die een geregistreerd partnerschap voert;
e) ongehuwd: iemand die geen geregistreerd partnerschap voert;
f) (bijzonder) weduwen-/ het (bijzonder) pensioen ten behoeve van de weduwnaarspensioen: nagelaten geregistreerde partner;
g) huwelijkse voorwaarden: voorwaarden van een geregistreerd partnerschap;
h) scheiding: de beëindiging van een geregistreerd partnerschap anders dan door de dood of vermissing.
3. De wijziging in de rechten en plichten die ontstaan als gevolg van de gelijkstelling bedoeld in het tweede lid, werken terug tot het begin van het deelnemerschap.
Artikel 2 Bevoegdheden van de werkgevers
1. In gevallen waarin ingevolge de bepalingen van dit reglement de werkgever of de werkgevers beslissingsbevoegdheid hebben of met een deelnemer iets kunnen overeenkomen, of waarin de toestemming of een verzoek van de werkgever of de werkgevers is vereist, geeft het bestuur aan een zodanige beslissing, overeenkomst of toestemming of aan een zodanig verzoek geen gevolg zonder dat de N.V. Nederlandse Gasunie daaraan haar goedkeuring heeft verleend.
2. De werkgever in een bepaling als bedoeld in lid 1 is de werkgever bij wie de persoon, met wiens deelnemerschap de rechten of verplichtingen waarop de bepaling betrekking heeft verband houden, in dienst is of laatstelijk is geweest.
Artikel 3 Bijdragegrondslag
1. De bijdragegrondslag bestaat vanaf 1 april 1991 uit een bijdragegrondslag voor het ouderdomspensioen en gedurende de periode dat de deelnemer bij de werkgever in ploegendienst werkt of een uitkering van de werkgever ter vervanging van zodanige toeslag ontvangt, tevens uit een bijdragegrondslag voor het ploegentoeslagpensioen.
a) De bijdragegrondslag voor het ouderdomspensioen is gelijk aan het jaarsalaris, vermeerderd met de krachtens het bepaalde in lid 2 aangewezen uitkeringen, toeslagen en andere soortgelijke betalingen.
b) De bijdragegrondslag voor het ploegentoeslagpensioen is gelijk aan de door een deelnemer na 1 april 1991 ontvangen ploegentoeslag op zijn salaris of een uitkering van de werkgever ter vervanging van zodanige toeslag, herleid tot een bedrag op jaarbasis.
2. De N.V. Nederlandse Gasunie bepaalt welke aan de dienstbetrekking verbonden uitkeringen, toeslagen en andere soortgelijke betalingen, zo mogelijk uitgedrukt in een percentage van het jaarsalaris, te zamen met het jaarsalaris de bijdragegrondslag voor het ouderdomspensioen vormen, in dier voege dat de samenstelling van de bijdragegrondslag voor het ouderdomspensioen plaatsvindt volgens voor alle deelnemers gelijke maatstaven. De elementen waaruit deze bijdragegrondslag is samengesteld, zijn nader omschreven in bijlage II bij dit reglement.
3. Indien het salaris van een deelnemer vermindering ondergaat, kan de werkgever met instemming van de deelnemer bepalen dat, onder door de werkgever vast te stellen voorwaarden, de bijdragegrondslag geacht wordt niet of in mindere mate te zijn verminderd.
4. Indien de salariëring van een deelnemer wordt onderbroken, kan de werkgever, met instemming van de deelnemer en onder door de werkgever te bepalen voorwaarden, een voor hem tijdens de duur van de onderbreking geldende bijdragegrondslag vaststellen.
5. Indien het bepaalde in artikel 7, lid 4, toepassing heeft gevonden, stelt de werkgever, met instemming van de deelnemer en onder door de werkgever te bepalen voorwaarden, de bijdragegrondslag vast.
Artikel 4 Pensioengrondslag
1. De pensioengrondslag is, behoudens in het geval bedoeld in lid 2, gelijk aan de bijdragegrondslag voor het ouderdomspensioen die heeft gegolden gedurende de laatste 12 maanden voor het einde van het deelnemerschap of, indien gedurende die periode verschillende bijdragegrondslagen hebben gegolden, aan het gemiddelde daarvan, berekend met inachtneming van de geldingsduur van elk van de bijdragegrondslagen voor het ouderdomspensioen.
2. Indien het bepaalde in artikel 7, lid 4, toepassing heeft gevonden, stelt de werkgever met instemming van de deelnemer de pensioengrondslag vast.
Artikel 5 Algemene verplichting van deelnemers en andere belanghebbenden
De deelnemer en ieder ander die krachtens dit reglement recht op enige uitkering heeft verkregen of kan verkrijgen, is verplicht aan het fonds alle gegevens en bescheiden te verstrekken die het fonds voor een juiste uitvoering van het reglement te zijnen opzichte behoeft en in het algemeen alles te doen wat in het belang van een juiste uitvoering van het reglement redelijkerwijs van hem kan worden verlangd en na te laten wat een juiste uitvoering van het reglement kan belemmeren.
Artikel 6 Verstrekken van gegevens door het Fonds
1. Het fonds verstrekt de deelnemer bij toetreding een exemplaar van de statuten van het fonds en van dit reglement.
2. Het fonds stelt de deelnemer schriftelijk in kennis van elke wijziging van het bedrag als bedoeld in artikel 13, van elke wijziging van het drempelbedrag als bedoeld in artikel 14, alsmede van elke wijziging van de statuten van het fonds en van dit reglement.
3. Aan degene die krachtens dit reglement recht op pensioen heeft verkregen doet het fonds mededeling van elke wijziging van dit reglement die betrekking heeft op zijn rechten en verplichtingen.
4. Het fonds stelt de overige belanghebbenden in staat desgewenst van de geldende statuten en het geldende pensioenreglement kennis te nemen.
5. Het fonds verstrekt de deelnemer jaarlijks een opgave van de hoogte van de (bereikbare) pensioenaanspraken.
6. Op verzoek van de deelnemer en de gewezen deelnemer verstrekt het fonds binnen drie maanden een opgave van de opgebouwde pensioenaanspraken. Het fonds kan een vergoeding vragen van de aan deze opgave verbonden kosten.
7. Op verzoek van de deelnemer en de gewezen deelnemer die krachtens dit reglement recht op pensioen heeft verkregen, verstrekt het fonds een exemplaar van het laatste verslag over de toestand van het fonds.
HOOFDSTUK II DEELNEMERSCHAP
Artikel 7 Begin en einde van het deelnemerschap
1. Het deelnemerschap gaat in op de dag waarop de dienstbetrekking voor onbepaalde tijd aanvangt.
2. Indien de dienstbetrekking voor onbepaalde tijd een aanvang heeft genomen voor de toelating van de werkgever als aangesloten onderneming, wordt het deelnemerschap geacht te zijn ingegaan op de dag met ingang waarvan de toelating plaatsvond, tenzij tussen het fonds en de werkgever anders is overeengekomen.
3. Het deelnemerschap eindigt op de dag waarop de dienstbetrekking voor onbepaalde tijd eindigt.
4. Indien de dienstbetrekking voor onbepaalde tijd eindigt ten hoogste 5 jaar voordat de deelnemer de pensioenleeftijd bedoeld in artikel 9 bereikt, kan de werkgever bepalen, dat hij onder door de werkgever vast te stellen voorwaarden geacht wordt deelnemer te blijven tot het eind van de maand waarin hij de pensioenleeftijd bereikt of, indien hij voordien mocht overlijden, tot de dag van zijn overlijden.
5. Van het in lid 4 gestelde vereiste met betrekking tot het tijdstip waarop de dienstbetrekking moet zijn geëindigd, kan in een uitzonderlijk geval worden afgeweken.
Artikel 8 Deelnemersbijdrage
1. De deelnemer is aan het fonds maandelijks een bijdrage verschuldigd van 1/12 x 7% van het bedrag waarmee de bijdragegrondslag uitkomt boven het grensbedrag. Het grensbedrag bedraagt per 1 april 1992 ƒ 125.916,--. Dit grensbedrag wordt aangepast aan de algemene loonstijging bij de N.V. Nederlandse Gasunie.
2. De werkgever is bevoegd de door de deelnemer verschuldigde bijdrage bij de betaling van het salaris of van andere door hem aan de deelnemer verschuldigde bedragen daarop in te houden.
HOOFDSTUK III OUDERDOMSPENSIOEN, PLOEGENTOESLAGPENSIOEN EN VERVROEGD OUDERDOMSPENSIOEN
Artikel 9 Pensioenleeftijd
De pensioenleeftijd is 65 jaar.
Artikel 10 Recht op ouderdomspensioen
1. Recht op ouderdomspensioen heeft:
a) de deelnemer die de pensioenleeftijd heeft bereikt;
b) de gewezen deelnemer die de pensioenleeftijd heeft bereikt en bij het bereiken van die leeftijd recht had op invaliditeitspensioen;
c) de gewezen deelnemer die zonder recht te hebben op invaliditeitspensioen of op vervroegd ouderdomspensioen de pensioenleeftijd heeft bereikt, mits zijn deelnemerschap ten minste 1 jaar heeft geduurd. Laatstgenoemde beperking geldt niet, indien de gewezen deelnemer elders verworven aanspraken heeft ingebracht.
2. Het ouderdomspensioen gaat in, indien het een deelnemer betreft, op de eerste dag van de maand volgende op die waarin zijn deelnemerschap is geëindigd en, indien het een gewezen deelnemer betreft, op de eerste dag van de maand volgende op die waarin hij de pensioenleeftijd heeft bereikt.
Artikel 10a Recht op ploegentoeslagpensioen
1. Een deelnemer die na 1 april 1991 recht heeft op een ploegentoeslag op zijn salaris of op een uitkering van de werkgever ter vervanging van zodanige toeslag, bouwt over het bedrag daarvan een ploegentoeslagpensioen op, op de wijze als omschreven in artikel 15a.
2. De in het voorgaande lid bedoelde deelnemer heeft recht op ploegentoeslagpensioen wanneer op basis van artikel 10, lid 1 recht op ouderdomspensioen bestaat.
Het ploegentoeslagpensioen gaat in op dezelfde dag als het ouderdomspensioen, als bedoeld in artikel 10, lid 2 en wordt in één bedrag daarmee uitbetaald.
3. Indien de deelnemer overlijdt of hem invaliditeitspensioen wordt toegekend, wordt het ploegentoeslagpensioen berekend alsof de opbouw daarvan na de datum van overlijden of ingang invaliditeitspensioen zou zijn voortgezet tot de pensioenleeftijd op basis van de bijdragegrondslag voor het ouderdomspensioen en de bijdragegrondslag voor het ploegentoeslagpensioen zoals deze luidden direct voorafgaand aan de datum van overlijden of ingang invaliditeitspensioen.
Artikel 11 Recht op vervroegd ouderdomspensioen
1. Recht op vervroegd ouderdomspensioen heeft de deelnemer wiens dienstbetrekking ten hoogste 5 jaar voor het bereiken van zijn pensioenleeftijd eindigt en wiens deelnemerschap ten minste 15 jaar heeft geduurd, indien hij dat blijkens een schriftelijk aan de werkgever gerichte mededeling verkiest of indien zulks tussen hem en de
werkgever schriftelijk is overeengekomen.
2. In een uitzonderlijk geval kan de werkgever een overeenkomst als bedoeld in lid 1 aangaan met een deelnemer wiens deelnemerschap ten minste 15 jaar heeft geduurd en wiens dienstbetrekking eerder dan 5 doch ten hoogste 10 jaar voor het bereiken van zijn pensioenleeftijd eindigt.
3. Het vervroegd ouderdomspensioen gaat in op de dag die tussen de werkgever en de deelnemer is overeengekomen.
Artikel 12 Drempelleeftijd
De drempelleeftijd bedoeld in artikel 15 is 35 jaar.
Artikel 13 Verminderde pensioengrondslag
1. De verminderde pensioengrondslag, bedoeld in artikel 15,is de pensioengrondslag verminderd met een bedrag dat wordt vastgesteld door het bestuur met inachtneming van het in de volgende leden van dit artikel bepaalde.
2. Het in lid 1 bedoelde bedrag, dat in mindering wordt gebracht op de pensioengrondslag, is op 1 april 1988 gelijk aan 32 maal de maandelijkse uitkering aan een gehuwde zoals genoemd in artikel 9, lid 10 onder b van de Algemene Ouderdomswet, vermeerderd met 32 maal de maandelijkse vakantietoeslag voor een gehuwde volgens artikel 29, lid 9 onder d van de Algemene Ouderdomswet. Rekening wordt gehouden met het bepaalde in de artikelen 12 en 30 van de Algemene Ouderdomswet.
3. Het in de vorige leden bedoelde bedrag, respectievelijk dat bedrag zoals dat nadien werd aangepast volgens dit artikel, wordt telkens en tegelijkertijd verhoogd indien de in lid 2 bedoelde AOW-uitkering (inclusief vakantietoeslag) stijgt. Deze verhoging is gelijk aan 32 maal het bedrag waarmee de bedoelde AOW-uitkering (inclusief vakantietoeslag) stijgt.
4. In de overige, niet in lid 3 bedoelde, gevallen kan het bestuur tot een verlaging van het in de vorige leden bedoelde bedrag besluiten.
5. Een besluit als bedoeld in lid 4 is niet geldig dan na goedkeuring door de N.V. Nederlandse Gasunie.
Artikel 14 Drempelbedrag
Het drempelbedrag bedoeld in artikel 15 bedraagt per 1 april 1992 ƒ 60.800,--.
Artikel 15 Bedrag van het ouderdomspensioen
1. Indien de pensioengrondslag niet meer bedraagt dan het drempelbedrag, is het bedrag per jaar van het ouderdomspensioen gelijk aan de som van de volgende onder a) en b) omschreven bedragen:
a) 1½% van de verminderde pensioengrondslag voor elk pensioenjaar voor het einde van de maand waarin de drempelleeftijd werd bereikt;
b) 2% van de verminderde pensioengrondslag voor elk pensioenjaar na het einde van de maand waarin de drempelleeftijd werd bereikt.
2. Indien de pensioengrondslag meer bedraagt dan het drempelbedrag, is het bedrag per jaar van het ouderdomspensioen gelijk aan de som van de volgende onder a), b) en c) omschreven bedragen:
a) een bedrag, gelijk aan de uitkomst van de berekening van het ouderdomspensioen volgens het bepaalde in lid 1 bij een pensioengrondslag ten bedrage van het drempelbedrag;
b) 1 1/6% van het bedrag waarmede de pensioengrondslag het drempelbedrag overschrijdt, voor elk pensioenjaar voor het einde van de maand waarin de drempelleeftijd werd bereikt;
c) 1 2/3% van het bedrag waarmede de pensioengrondslag het drempelbedrag overschrijdt, voor elk pensioenjaar na het einde van de maand waarin de drempelleeftijd werd bereikt.
Artikel 15a Ploegentoeslagpensioenopbouw en het bedrag van het ploegentoeslagpensioen
1. Indien de bijdragegrondslag voor het ouderdomspensioen vermeerderd met de bijdra- gegrondslag voor het ploegentoeslagpensioen niet meer bedraagt dan het drempelbedrag, is de jaarlijkse opbouw van het ploegentoeslagpensioen de som van de volgende onder a) en b) omschreven bedragen:
a) 1 ½% van de bijdragegrondslag voor het ploegentoeslagpensioen voor het (deel van het) pensioenjaar voor het einde van de maand waarin de drempelleeftijd werd bereikt;
b) 2% van de bijdragegrondslag voor het ploegentoeslagpensioen voor het (deel van het) pensioenjaar na het einde van de maand waarin de drempelleeftijd werd bereikt.
2. Indien de bijdragegrondslag voor het ouderdomspensioen meer bedraagt dan het drempelbedrag, is de jaarlijkse opbouw van het ploegentoeslagpensioen de som van de volgende onder a) en b) omschreven bedragen:
a) 1 1/6% van de bijdragegrondslag voor het ploegentoeslagpensioen voor het (deel van het) pensioenjaar voor het einde van de maand waarin de drempelleeftijd werd bereikt;
b) 1 2/3% van de bijdragegrondslag voor het ploegentoeslagpensioen voor het (deel van het) pensioenjaar na het einde van de maand waarin de drempelleeftijd werd bereikt.
3. Indien de bijdragegrondslag voor het ouderdomspensioen niet meer bedraagt dan het drempelbedrag, maar, indien deze wordt vermeerderd met de bijdragegrondslag voor het ploegentoeslagpensioen, het totaal wel, is de jaarlijkse opbouw van het ploegentoeslagpensioen de som van de volgende onder a) en b) omschreven bedragen:
a) een bedrag gelijk aan de uitkomst van de berekening volgens het bepaalde in lid 1 voor het gedeelte van de bijdragegrondslag voor het ploegentoeslagpensioen tot het drempelbedrag;
b) een bedrag gelijk aan de uitkomst van de berekening volgens het bepaalde in lid 2 voor het gedeelte van de bijdragegrondslag voor het ploegentoeslagpensioen boven het drempelbedrag.
4. De jaarlijkse opbouw wordt berekend per 31 december van ieder jaar of bij einde deelnemerschap de datum van beëindiging van het deelnemerschap.
5. Indien de deelnemer ophoudt in ploegendienst werkzaam te zijn en aansluitend daarop, dan wel later in een functie met een hogere salarisschaal daaraan verbonden wordt ingedeeld, wordt het pensioen als volgt berekend:
a) vastgesteld wordt het bedrag van het ouderdomspensioen op basis van de pensioengrondslag, zoals die gold voor de functie waarin de deelnemer was geplaatst op de datum van beëindiging van het deelnemerschap, overeenkomstig artikel 15;
b) vastgesteld wordt het bedrag van het ouderdomspensioen op basis van de pensioengrondslag, zoals die gold voor de functie waarin de deelnemer was geplaatst op de datum van beëindiging van de ploegendienst, overeenkomstig artikel 15;
c) vastgesteld wordt het ploegentoeslagpensioen over de jaren gedurende welke de deelnemer in dienst van de werkgever in ploegendienst heeft gewerkt, overeenkomstig de leden 1, 2 en 3 van dit artikel;
d) het uiteindelijk te bereiken of uit te keren pensioen is gelijk aan de hoogste uitkomst van enerzijds het ouderdomspensioen vermeld onder a) en anderzijds de som van de pensioenen vermeld onder b) en c).
6. Voor deelnemers zal per 31 december van enig kalenderjaar het op 31 december van het voorgaande kalenderjaar reeds opgebouwde ploegentoeslagpensioen worden aangepast met een percentage gelijk aan de algemene loonstijging van werknemers van de N.V. Nederlandse Gasunie in het eerstgenoemde kalenderjaar. De pensioengrondslag bedoeld in lid 5b zal voor deelnemers, jaarlijks op 31 december, op overeenkomstige wijze met dat percentage worden aangepast.
7. Het ploegentoeslagpensioen zal niet meer bedragen dan de laatst vastgestelde jaarlijkse opbouw, als bedoeld in de leden 1, 2 en 3, vermenigvuldigd met het aantal pensioenjaren.
Artikel 16 Maximum aantal pensioenjaren
1. Het aantal pensioenjaren dat bij de berekening van het ouderdomspensioen en het ploegentoeslagpensioen in aanmerking wordt genomen bedraagt ten hoogste 40.
2. Indien het aantal pensioenjaren bedoeld in lid 1 groter is dan 40, wordt bij de berekening
van het ouderdomspensioen en het ploegentoeslagpensioen het aantal pensioenjaren voor het tijdstip waarop de drempelleeftijd werd bereikt, verminderd met het aantal pensioenjaren waarmede het maximum wordt overschreden.
Artikel 17 Gedeelten van pensioenjaren
Bij de vaststelling van het aantal pensioenjaren wordt een gedeelte van een pensioenjaar mede in aanmerking genomen, in dier voege dat een jaar geacht wordt 360 dagen en een maand 30 dagen te tellen.
Artikel 18 Pensioengrondslag en bijdragegrondslag voor het ploegen- toeslagpensioen bij verkorte arbeidsduur of non-activiteit
1. Indien de pensioengrondslag en de bijdragegrondslag voor het ploegentoeslagpensioen van een deelnemer in verband met een voor hem geldende kortere dan de normale arbeidsduur lager zijn dan bij een normale arbeidsduur het geval zou zijn geweest, worden voor de berekening van het bedrag van het ouderdomspensioen en het ploegentoeslagpensioen de pensioengrondslag en de bijdragegrondslag voor het ploegentoeslagpensioen geacht gelijk te zijn aan die welke bij een normale arbeidsduur zou hebben gegolden.
2. Het bepaalde in lid 1 is van overeenkomstige toepassing indien de pensioengrondslag en de bijdragegrondslag voor het ploegentoeslagpensioen in verband met het niet verrichten van arbeid lager zijn dan bij een normale arbeidsduur het geval zou zijn geweest, dan wel ontbreken.
Artikel 19 Pensioenjaren bij verkorte arbeidsduur
1. Een pensioenjaar of een gedeelte daarvan gedurende hetwelk in verband met een kortere dan de normale arbeidsduur de bijdragegrondslag voor het ouderdomspensioen en het ploegentoeslagpensioen lager was dan bij een normale arbeidsduur het geval zou zijn geweest, wordt bij de berekening van het ouderdomspensioen en het ploegentoeslagpensioen slechts voor een zoveelste gedeelte in aanmerking genomen als die lagere bijdragegrondslag zich verhoudt tot die welke bij een normale arbeidsduur zou hebben gegolden.
2. Indien de toepassing van het bepaalde in lid 1 naar het oordeel van de werkgever tot een onbillijkheid van overwegende aard zou leiden, worden de pensioenjaren of gedeelten daarvan waarop het bepaalde in lid 1 van toepassing is, bij de berekening van het ouderdomspensioen en het ploegentoeslagpensioen voor een groter gedeelte dan is bepaald in lid 1 of ten volle in aanmerking genomen, overeenkomstig hetgeen de werkgever dienaangaande beslist.
Artikel 20 Invaliditeitsjaren
1. Bij de vaststelling van het aantal pensioenjaren worden jaren gedurende welke krachtens dit reglement recht op invaliditeitspensioen heeft bestaan mede als pensioenjaren aangemerkt. Aanspraken op levenslang ouderdomspensioen van deelnemers van wie de invaliditeit op 31 december 2017 niet is geeindigd, worden niet per 1 januari 2018 omgezet naar aanspraken overeenkomstig Pensioenreglement 2013, als bedoeld in artikel 82 van dit Pensioenreglement 1991 en artikel 37 van Pensioenreglement 2013. De pensioenopbouw van deze deelnemers gedurende perioden van invaliditeit blijft plaatsvinden uit hoofde van dit Pensioenreglement 1991.
2. Indien ten tijde dat het recht op invaliditeitspensioen werd verkregen de bijdragegrondslag voor het ouderdomspensioen, in verband met een kortere dan de normale arbeidsduur, lager was dan bij een normale arbeidsduur het geval zou zijn geweest, worden de jaren gedurende welke invaliditeitspensioen is genoten, bij de berekening van het ouderdomspensioen slechts voor een zoveelste gedeelte als pensioenjaren in aanmerking genomen als die lagere bijdragegrondslag zich verhoudt tot die welke bij een normale arbeidsduur zou hebben gegolden.
3. Het bepaalde in artikel 19, lid 2, is ten aanzien van het bepaalde in lid 2 van overeenkomstige toepassing.
Artikel 21 Ouderdomspensioen van gepensioneerde met AOW- pensioen
voor ongehuwden
1. Zolang een gewezen deelnemer die krachtens dit reglement recht heeft op ouderdomspensioen, recht heeft op ouderdomspensioen voor ongehuwden krachtens de Algemene Ouderdomswet, wordt het bedrag per jaar van zijn ouderdomspensioen voor elk pensioenjaar dat bij de berekening van het bedrag van het ouderdomspensioen in aanmerking is genomen, met een maximum van 40 pensioenjaren, verhoogd met het bedrag omschreven in lid 2.
2. Het bedrag bedoeld in lid 1 is gelijk aan 2,5% van het verschil tussen enerzijds 24 maal de maandelijkse uitkering aan een gehuwde volgens artikel 9, lid 10 onder b) van de Algemene Ouderdomswet vermeerderd met 24 maal de maandelijkse vakantietoeslag voor een gehuwde volgens artikel 29, lid 9 onder d) van de Algemene Ouderdomswet en anderzijds 12 maal de maandelijkse uitkering aan een ongehuwde volgens artikel 9, lid 10 onder a) van de Algemene Ouderdomswet vermeerderd met 12 maal de maandelijkse vakantietoeslag voor een ongehuwde volgens artikel 29, lid 9 onder c) van de Algemene Ouderdomswet zoals deze golden op het tijdstip waarop het deelnemerschap eindigde. Rekening wordt gehouden met het bepaalde in de artikelen 12 en 30 van de Algemene Ouderdomswet.
3. Het bepaalde in lid 1 is niet van toepassing ten aanzien van een gehuwde gewezen deelnemer die duurzaam gescheiden van zijn echtgeno(o)t(e) leeft en deswege krachtens de Algemene Ouderdomswet recht heeft op het ouderdomspensioen voor ongehuwden.
Artikel 22 Aftrek wegens wettelijke uitkering arbeidsongeschiktheid
1 Indien en zolang een gewezen deelnemer die krachtens dit reglement recht heeft op ouderdomspensioen, recht heeft op een wettelijke uitkering wegens arbeidsongeschiktheid die tijdens zijn dienstbetrekking is ontstaan, wordt het bedrag per jaar van zijn ouderdomspensioen verminderd met een zoveelste gedeelte van de uitkering als het aantal pensioenjaren zich verhoudt tot 40.
2. Voor de toepassing van het bepaalde in lid 1 geldt als wettelijke uitkering wegens arbeidsongeschiktheid het bedrag van de uitkering die is of zou zijn verleend op grond van de wettelijke bepalingen zoals deze golden op het tijdstip waarop het deelnemerschap eindigde.
Artikel 23 Bedrag van het vervroegd ouderdomspensioen
1. Het bedrag per jaar van het vervroegd ouderdomspensioen wordt berekend op dezelfde wijze als dat van het ouderdomspensioen en het ploegentoeslagpensioen volgens het bepaalde in de artikelen 15, 15a, 16, 17, 18, 19 en 20, met dien verstande dat het aldus berekende bedrag wordt verminderd tot een zodanig bedrag, als naar het oordeel van de actuaris van het fonds overeenstemt met de vervroegde ingang van het pensioen.
2. De werkgever kan beslissen, dat de vermindering, bedoeld in lid 1, geheel of ten dele achterwege blijft.
3. Het bepaalde in de artikelen 21 en 22 is op het vervroegd ouderdomspensioen van overeenkomstige toepassing.
4. Indien en zolang een gewezen deelnemer die recht heeft op vervroegd ouderdomspensioen krachtens dit reglement, geen recht heeft op ouderdomspensioen krachtens de Algemene Ouderdomswet, wordt het bedrag per jaar van het vervroegd ouderdomspensioen verhoogd, in dier voege dat de berekening bedoeld in artikel 15, lid 1, plaatsvindt op basis van de niet verminderde pensioengrondslag.
Artikel 24 Vergoeding AOW/Anw-premie
1. Indien en zolang het vervroegd ouderdomspensioen of ploegentoeslagpensioen zijn onderworpen aan de heffing van premies ingevolge de Xxxxxxxx Xxxxxxxxxxxx en de Algemene nabestaandenwet, ontvangt de pensioengerechtigde te dier zake een vergoeding. De pensioengerechtigde ontvangt deze vergoeding tot de eerste dag van de maand waarin de leeftijd van 65 jaar wordt bereikt.
2. De vergoeding, bedoeld in lid 1, is gelijk aan het bedrag dat naar het oordeel van het fonds met betrekking tot een pensioen van gelijke grootte verschuldigd is of zou zijn, gelet op de bepalingen, vastgesteld bij of krachtens de in lid 1 genoemde wetten, met betrekking tot de premiepercentages, het maximum inkomen waarover de premies worden geheven en de invorderbaarheid van de premies, zoals deze bepalingen luidden op het tijdstip waarop het deelnemerschap eindigde.
3. Met betrekking tot de berekening van de vergoeding bedoeld in de leden 1 en 2 geldt voorts:
vergoeding is: waarbij:
a
x b
100 - a
a = de som van de premiepercentages voor de Algemene Ouderdomswet en de Algemene nabestaandenwet zoals die gelden op het tijdstip waarop het deelnemerschap eindigde;
b = het bedrag waarover de vergoeding wordt toegekend.
Artikel 25 Wijziging van het drempelbedrag
1. Het bestuur is met toestemming van de N.V. Nederlandse Gasunie bevoegd het drempelbedrag, genoemd in artikel 14, te wijzigen met ingang van de door de N.V. Nederlandse Gasunie te bepalen datum.
2. Een wijziging als bedoeld in lid 1 is alleen van toepassing bij de berekening van de bedragen van ouderdomspensioenen en vervroegde ouderdomspensioenen waarop recht wordt verkregen op grond van een deelnemerschap dat niet voor de in lid 1 bedoelde datum is geëindigd.
3. Indien bij een wijziging als bedoeld in lid 1 het drempelbedrag wordt verlaagd, is de wijziging bij de berekening van de bedragen van de in lid 2 bedoelde pensioenen niet van toepassing ten aanzien van de pensioenjaren, liggende voor de dag waarop de wijziging van kracht wordt.
4. Op een wijziging als bedoeld in lid 1 is het bepaalde in artikel 76 niet van toepassing indien met de wijziging een herstel wordt beoogd van de verhouding tussen pensioengrondslag en ouderdomspensioen, voortvloeiende uit het bepaalde in artikel 15.
Artikel 26 Einde van het ouderdomspensioen, het ploegen- toeslagpensioen en het vervroegd ouderdomspensioen
Het ouderdomspensioen, het ploegentoeslagpensioen en het vervroegd ouderdomspensioen eindigen op de laatste dag van de maand waarin de rechthebbende op het pensioen is overleden.
HOOFDSTUK IV INVALIDITEITSPENSIOEN
Artikel 27 Recht op invaliditeitspensioen
1. Een deelnemer die tijdens de duur van zijn dienstbetrekking invalide is geworden, heeft recht op invaliditeitspensioen met ingang van de eerste dag van de maand volgende op die waarin zijn dienstbetrekking is geëindigd, indien:
- hij nog niet de pensioenleeftijd, bedoeld in artikel 9, heeft bereikt;
- de invaliditeit ten genoegen van het bestuur is vastgesteld bij een geneeskundig onderzoek en bovendien;
- de invaliditeit niet te wijten is aan opzet of grove schuld van de deelnemer.
2. Indien de invaliditeit te wijten is aan opzet of grove schuld van de deelnemer, kan het bestuur met instemming van de werkgever hem recht op invaliditeitspensioen toekennen met inachtneming van het bepaalde in artikel 28, lid 4.
Artikel 28 Bedrag van het invaliditeitspensioen
1. Het invaliditeitspensioen bedraagt per jaar:
- indien de pensioengrondslag vermeerderd met de bijdragegrondslag voor het ploegentoeslagpensioen niet hoger is dan het drempelbedrag, bedoeld in artikel 14, 75% van de pensioengrondslag vermeerderd met de bijdragegrondslag voor het ploegentoeslagpensioen;
- indien de pensioengrondslag vermeerderd met de bijdragegrondslag voor het ploegentoeslagpensioen hoger is dan bedoeld drempelbedrag, 75% van het drempelbedrag benevens 61 2/3% van het bedrag waarmede de pensioengrondslag vermeerderd met de bijdragegrondslag voor het ploegentoeslagpensioen het drempelbedrag overschrijdt.
2. Indien de pensioengrondslag vermeerderd met de bijdragegrondslag voor het ploegentoeslagpensioen in verband met een kortere dan de normale arbeidsduur lager is dan bij een normale arbeidsduur het geval zou zijn geweest, wordt voor de berekening van het bedrag van het invaliditeitspensioen de pensioengrondslag vermeerderd met de bijdragegrondslag voor het ploegentoeslagpensioen geacht gelijk te zijn aan die welke bij een normale arbeidsduur zou hebben gegolden, met dien verstande dat het aldus berekende bedrag wordt verminderd met een zodanig gedeelte, als het verschil tussen de lagere pensioengrondslag vermeerderd met de bijdragegrondslag voor het ploegentoeslagpensioen en die welke bij een normale arbeidsduur zou hebben gegolden, zich verhoudt tot laatstbedoelde pensioengrondslag vermeerderd met de bijdragegrondslag voor het ploegentoeslagpensioen.
3. Indien de toepassing van het bepaalde in lid 2 naar het oordeel van de werkgever tot een onbillijkheid van overwegende aard zou leiden, vindt de in lid 2 bedoelde vermindering plaats met een geringer gedeelte dan in dat lid is bepaald of blijft zij achterwege, overeenkomstig hetgeen de werkgever dienaangaande beslist.
4. Het bedrag per jaar van het invaliditeitspensioen toegekend krachtens het bepaalde in artikel 27, lid 2, is gelijk aan een zodanig gedeelte van het bedrag berekend volgens het bepaalde in de leden 1 en 2, als door het bestuur met instemming van de werkgever
wordt vastgesteld.
Artikel 29 Vergoeding AOW/Anw-premie
1. Indien en zolang het invaliditeitspensioen is onderworpen aan de heffing van premies ingevolge de Xxxxxxxx Ouderdomswet en de Algemene nabestaandenwet, ontvangt de pensioengerechtigde te dier zake een vergoeding.
2. De vergoeding, bedoeld in lid 1, is gelijk aan het bedrag dat naar het oordeel van het fonds met betrekking tot een pensioen van gelijke grootte verschuldigd is of zou zijn, gelet op de bepalingen, vastgesteld bij of krachtens de in lid 1 genoemde wetten, met betrekking tot de premiepercentages, het maximuminkomen waarover de premies worden geheven en de invorderbaarheid van de premies, zoals deze bepalingen luidden op het tijdstip waarop het deelnemerschap eindigde.
3. Bij de vergoeding, bedoeld in lid 2, is lid 3 van artikel 24 van overeenkomstige toepassing.
Artikel 30 Aftrek wettelijke uitkering(en)
Indien en zolang een gewezen deelnemer die krachtens dit reglement recht heeft op invaliditeitspensioen, tevens recht heeft op (een) uitkering(en) krachtens (een) wettelijke regeling(en) inzake arbeidsongeschiktheid en/of werkloosheid, wordt het bedrag per jaar van het invaliditeitspensioen eerst vermeerderd met de in artikel 29 bedoelde vergoeding en vervolgens verminderd met het bedrag per jaar van de uitkering(en), voor zover deze vermindering krachtens de wettelijke regeling(en) ten tijde van de verkrijging van het recht op de uitkering(en) of op enig later tijdstip is toegestaan.
Artikel 31 Aftrek uitgesteld invaliditeitspensioen en inkomen uit arbeid
1. Indien en zolang een gewezen deelnemer die krachtens dit reglement recht heeft op invaliditeitspensioen, een uitgesteld invaliditeitspensioen ontvangt uit hoofde van een vroegere arbeidsovereenkomst, wordt het bedrag van het invaliditeitspensioen verminderd met dat van het uitgesteld invaliditeitspensioen.
2. Voor de toepassing van het bepaalde in lid 1 geldt als bedrag van het uitgesteld invaliditeitspensioen: het bedrag waarop de gewezen deelnemer recht had of uitzicht had op het tijdstip waarop zijn deelnemerschap krachtens dit reglement eindigde.
3. Indien en zolang een gewezen deelnemer die krachtens dit reglement recht heeft op invaliditeitspensioen, inkomen uit arbeid geniet, wordt het bedrag van het invaliditeitspensioen verminderd met dat inkomen, tenzij de werkgever beslist dat de vermindering niet of slechts ten dele plaatsvindt.
Artikel 32 Einde van het invaliditeitspensioen
Het invaliditeitspensioen eindigt:
- op de laatste dag van de maand waarin de rechthebbende op het pensioen de pensioenleeftijd heeft bereikt of is overleden;
- op de door het bestuur te bepalen dag nadat bij een geneeskundig onderzoek ten genoegen van het bestuur is vastgesteld dat de pensioengerechtigde niet meer invalide is;
- op de door het bestuur te bepalen dag, indien de pensioengerechtigde in gebreke blijft zich te onderwerpen aan een geneeskundig onderzoek als bedoeld in artikel 35;
- op de door het bestuur te bepalen dag, indien de pensioengerechtigde door zijn schuld geen recht kan doen gelden op (een) uitkering(en) krachtens (een) wettelijke regeling(en) als bedoeld in artikel 30 of op een uitgesteld invaliditeitspensioen als bedoeld in artikel 31, lid 1, tenzij het bestuur met instemming van de werkgever beslist dat het recht op invaliditeitspensioen blijft gehandhaafd.
Artikel 33 Ouderdomspensioen na invaliditeitspensioen
1. Een gewezen deelnemer wiens invaliditeitspensioen eindigt wegens het bereiken van de pensioenleeftijd, heeft recht op ouderdomspensioen overeenkomstig het bepaalde in artikel 10, lid 1 onder b) en op ploegentoeslagpensioen overeenkomstig het bepaalde in artikel 10a.
2. Een gewezen deelnemer wiens recht op invaliditeitspensioen voor het bereiken van de pensioenleeftijd is geëindigd, heeft recht op ouderdomspensioen overeenkomstig het bepaalde in artikel 10, lid 1 onder c) en op ploegentoeslagpensioen overeenkomstig artikel 10a, indien hij, zonder opnieuw deelnemer te zijn geworden of wederom recht op invaliditeitspensioen te hebben verkregen, de pensioenleeftijd heeft bereikt.
Artikel 34 Herleving van een geëindigd invaliditeitspensioen
1. Het bestuur kan een recht op invaliditeitspensioen dat is geëindigd doordat de pensioengerechtigde heeft opgehouden invalide te zijn, doen herleven met ingang van een door het bestuur te bepalen dag indien hij, zonder opnieuw deelnemer te zijn geworden, wederom voldoet aan de in artikel 27, lid 1, gestelde voorwaarden en zijn nieuwe invaliditeit niet redelijkerwijs moet worden toegeschreven aan werkzaamheden, van welke aard ook, die hij na het einde van zijn deelnemerschap heeft verricht.
2. Indien in een geval als bedoeld in lid 1 de nieuwe invaliditeit te wijten is aan opzet of grove schuld van de betrokkene, is het bepaalde in artikel 27, lid 2, van overeenkomstige toepassing.
3. Het bestuur kan een invaliditeitspensioen dat is geëindigd doordat de pensioengerechtigde in gebreke is gebleven zich te onderwerpen aan een geneeskundig onderzoek als bedoeld in artikel 35, doen herleven met ingang van de door het bestuur te bepalen dag, indien hij zich alsnog aan een zodanig onderzoek heeft onderworpen en daarbij ten genoegen van het bestuur is vastgesteld dat hij nog invalide is.
4. Een invaliditeitspensioen dat is geëindigd doordat de pensioengerechtigde door zijn schuld geen recht kan doen gelden op (een) uitkering(en) krachtens (een) wettelijke regeling(en) als bedoeld in artikel 30 of op een uitgesteld invaliditeitspensioen als bedoeld in artikel 31, lid 1, herleeft met ingang van de dag waarop hij dat recht alsnog kan doen gelden.
Artikel 35 Geneeskundig onderzoek
1. De deelnemer die aanspraak maakt op invaliditeitspensioen of de gewezen deelnemer die in het genot is van invaliditeitspensioen, is verplicht zich te onderwerpen aan een geneeskundig onderzoek, indien het bestuur aanleiding vindt zich door middel van een zodanig onderzoek omtrent het bestaan van de invaliditeit te vergewissen.
2. Een geneeskundig onderzoek als bedoeld in lid 1 wordt verricht door één of meer door het bestuur aan te wijzen artsen.
3. Het bestuur doet de betrokkene schriftelijk mededeling van de uitslag van het onderzoek en van de daaraan door het bestuur verbonden gevolgtrekking.
4. Indien de betrokkene naar aanleiding van de in lid 3 bedoelde mededeling binnen 30 dagen na de dagtekening daarvan schriftelijk een verzoek daartoe richt aan het bestuur, vindt een nieuw geneeskundig onderzoek plaats dat wordt verricht door een commissie, bestaande uit drie in Nederland gevestigde artsen, van wie één door het bestuur, één door de betrokkene en één door deze twee artsen te zamen wordt aangewezen.
5. Indien de betrokkene de door hem aan te wijzen arts niet binnen 30 dagen na de dagtekening van zijn verzoek, bedoeld in lid 4, heeft aangewezen, wordt deze arts aangewezen door het bestuur.
6. Het bestuur kan aan de inwilliging van het verzoek om een nieuw geneeskundig onderzoek de voorwaarde verbinden dat de betrokkene een door het bestuur te bepalen bedrag bij het fonds deponeert waaruit de kosten van het onderzoek geheel of gedeeltelijk kunnen worden bestreden.
7. Indien de uitslag van het nieuwe geneeskundig onderzoek afwijkt van die van het eerste, komen de kosten van het nieuwe onderzoek ten laste van het fonds; indien de uitslag van het nieuwe onderzoek dezelfde is als die van het eerste, kan het bestuur bepalen dat de kosten van het nieuwe onderzoek geheel of gedeeltelijk ten laste van de betrokkene komen.
8. De uitslag van het nieuwe geneeskundig onderzoek is bindend voor beide partijen.
HOOFDSTUK V WEDUWEN-/WEDUWNAARSPENSIOEN EN BIJZONDER WEDUWEN-/WEDUWNAARSPENSIOEN
Artikel 36 Recht op weduwen-/weduwnaarspensioen
1. De weduwe/weduwnaar van een deelnemer heeft recht op weduwen-/weduwnaars- pensioen met ingang van de eerste dag van de maand volgende op die waarin de deelnemer is overleden.
2. De weduwe/weduwnaar van een gewezen deelnemer heeft recht op weduwen-
/weduwnaarspensioen met ingang van de eerste dag van de maand volgende op die waarin de gewezen deelnemer is overleden, indien zij/hij tijdens het deelnemerschap, of tijdens de periode gedurende welke de gewezen deelnemer recht had op invaliditeitspensioen krachtens dit reglement, met de gewezen deelnemer gehuwd is geweest en de gewezen deelnemer op het tijdstip van overlijden in het genot was van ouderdomspensioen, vervroegd ouderdomspensioen of invaliditeitspensioen, dan wel recht had op een nog niet ingegaan vervroegd ouderdomspensioen, of krachtens het bepaalde in artikel 10, lid 1 onder c), uitzicht had op recht op ouderdomspensioen.
Artikel 37 Recht op bijzonder weduwen-/weduwnaarspensioen
1. De gewezen echtgeno(o)t(e) van een deelnemer heeft, behoudens het bepaalde in lid 3, recht op bijzonder weduwen-/weduwnaarspensioen met ingang van de eerste dag van de maand volgende op die waarin de deelnemer is overleden, indien zij/hij met de deelnemer gehuwd is geweest tijdens diens deelnemerschap en de deelnemer op het tijdstip waarop het huwelijk eindigde ten minste 1 jaar deelnemer was geweest. Laatstgenoemde beperking geldt niet, indien de deelnemer elders verworven aanspraken heeft ingebracht.
2. De gewezen echtgeno(o)t(e) van een gewezen deelnemer heeft, behoudens het bepaalde in lid 3, recht op bijzonder weduwen-/weduwnaarspensioen met ingang van de eerste dag van de maand volgende op die waarin de gewezen deelnemer is overleden, indien zij/hij met de gewezen deelnemer gehuwd is geweest tijdens diens deelnemerschap en de gewezen deelnemer op het tijdstip van overlijden in het genot was van ouderdomspensioen, vervroegd ouderdomspensioen of invaliditeitspensioen, dan wel recht had op een nog niet ingegaan vervroegd ouderdomspensioen, of krachtens het bepaalde in artikel 10, lid 1 onder c), uitzicht had op recht op ouderdomspensioen.
3. De gewezen echtgeno(o)t(e) van een deelnemer of een gewezen deelnemer heeft geen recht op bijzonder weduwen-/weduwnaarspensioen, indien de man en vrouw dit, na schriftelijke goedkeuring door het bestuur van het fonds, bij huwelijkse voorwaarden of bij een bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de scheiding, overeenkomen.
Artikel 38 Bedrag van het weduwen-/weduwnaarspensioen
1. Het weduwen-/weduwnaarspensioen bedraagt per jaar:
- indien de echtgeno(o)t(e) op het tijdstip van zijn/haar overlijden deelnemer was, 70% van het bedrag per jaar van het ouderdomspensioen waarop deze deelnemer krachtens dit reglement, zoals het op bedoeld tijdstip luidde, recht zou hebben gehad, indien hij als gehuwde de pensioenleeftijd zou hebben bereikt, zijn deelnemerschap tot dat tijdstip zou hebben voortgeduurd en de laatstelijk voor hem gegolden hebbende bijdragegrondslag onveranderd van kracht zou zijn gebleven, eventueel vermeerderd met 70% van het bedrag per jaar van het opgebouwde ploegentoeslagpensioen;
- indien de echtgeno(o)t(e) op het tijdstip van zijn/haar overlijden gewezen deelnemer was en recht had op een al dan niet ingegaan vervroegd ouderdomspensioen, 70% van het bedrag per jaar van dit pensioen, berekend zonder de vermindering bedoeld in artikel 23, lid 1;
- indien de echtgeno(o)t(e) op het tijdstip van zijn/haar overleden gewezen deelnemer was en recht had op ouderdomspensioen, en eventueel ploegentoeslagpensioen, 70% van het bedrag per jaar van deze pensioenen;
- indien de echtgeno(o)t(e) op het tijdstip van zijn/haar overlijden gewezen deelnemer was en recht had op invaliditeitspensioen, 70% van het bedrag per jaar van het ouderdomspensioen waarop deze gewezen deelnemer krachtens dit reglement, zoals het op bedoeld tijdstip luidde, recht zou hebben gehad, indien het recht op invaliditeitspensioen zou hebben voortgeduurd totdat hij als gehuwde de pensioenleeftijd zou hebben bereikt eventueel vermeerderd met 70% van het bedrag per jaar van het opgebouwde ploegentoeslagpensioen;
- indien de echtgeno(o)t(e) op het tijdstip van zijn/haar overlijden gewezen deelnemer was en krachtens het bepaalde in artikel 10, lid 1 onder c), uitzicht had op recht op ouderdomspensioen, 70% van het bedrag per jaar van dit pensioen als gehuwde eventueel vermeerderd met 70% van het bedrag per jaar van het ploegentoeslagpensioen.
2. Voor de toepassing van het bepaalde in lid 1 wordt het bedrag per jaar van het ouderdomspensioen of het vervroegd ouderdomspensioen dat aan dat van het weduwen-/ weduwnaarspensioen ten grondslag ligt, berekend op basis van de niet verminderde pensioengrondslag.
3. Indien en voor zolang de weduwe/weduwnaar recht heeft op een pensioen of een uitkering krachtens de Algemene Ouderdomswet of recht zou hebben gehad op een pensioen of uitkering krachtens de Algemene Weduwen- en Wezenwet zoals die gold op 30 juni 1996, wordt, voor de toepassing van het bepaalde in lid 1, het bedrag per jaar van het weduwen-/weduwnaarspensioen verminderd met zoveel maal 2½% van het bedrag per jaar van het pensioen of de uitkering krachtens de genoemde wetten, als het aantal pensioenjaren bedraagt dat in aanmerking is genomen bij de berekening van het bedrag van het ouderdomspensioen of van het vervroegd ouderdomspensioen dat aan dat van het weduwen-/weduwnaarspensioen ten grondslag ligt.
4. Voor de toepassing van het bepaalde in lid 3 geldt als bedrag per jaar van het pensioen of de uitkering krachtens de Algemene Ouderdomswet of de Algemene Weduwen- en Wezenwet het bedrag per jaar van het ouderdomspensioen voor ongehuwden krachtens de Algemene Ouderdomswet als bedoeld in artikel 21, lid 2 van dit reglement.
5. Indien de echtgeno(o)t(e) op het tijdstip van zijn/haar overlijden deelnemer was en de bijdragegrondslag van deze deelnemer op dat tijdstip in verband met een voor hem geldende kortere dan de normale arbeidsduur lager was dan bij een normale arbeidsduur het geval zou zijn geweest, worden de jaren tussen het tijdstip van overlijden en het einde van de maand waarin de deelnemer de pensioenleeftijd zou hebben bereikt, voor de berekening van het bedrag van het ouderdomspensioen dat aan dat van het weduwen-
/weduwnaarspensioen ten grondslag ligt, slechts voor een zoveelste gedeelte als pensioenjaren in aanmerking genomen als de lagere bijdragegrondslag zich verhoudt tot die welke bij een normale arbeidsduur zou hebben gegolden.
6. In een geval als bedoeld in lid 5 is het bepaalde in artikel 19, lid 2, van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de jaren na het tijdstip van overlijden die als pensioenjaren in aanmerking worden genomen.
Artikel 39 Uitkering aan de weduwe/weduwnaar van een gewezen deelnemer
De weduwe/weduwnaar die recht op weduwen-/weduwnaarspensioen heeft verkregen door het overlijden van een gewezen deelnemer die op het tijdstip van zijn overlijden in het genot was van ouderdomspensioen, vervroegd ouderdomspensioen of invaliditeitspensioen, ontvangt boven en behalve haar/zijn weduwen-/weduwnaarspensioen een uitkering ter grootte van 11/2 maal het bedrag per maand van het laatstelijk door haar/zijn overleden echtgeno(o)t(e) genoten pensioen, met inbegrip van daarop door het fonds verleende toeslagen.
Artikel 40 Vermindering van het weduwen-/weduwnaarspensioen met bijzonder weduwen-/weduwnaarspensioen
1. Het bedrag per jaar van het weduwen-/weduwnaarspensioen wordt verminderd met het bedrag per jaar van elk bijzonder weduwen-/weduwnaarspensioen waarop krachtens dit reglement een gewezen echtgeno(o)t(e) bij het overlijden van de deelnemer of de gewezen deelnemer recht heeft verkregen of zou hebben verkregen indien zij/hij niet zou zijn overleden.
2. Indien het bedrag van het weduwen-/weduwnaarspensioen is berekend volgens het bepaalde in artikel 38, is het bedrag van het bijzonder weduwen-/weduwnaarspensioen, dat bij toepassing van het bepaalde in lid 1 in mindering wordt gebracht, gelijk aan het bedrag van dit pensioen, berekend volgens het bepaalde in artikel 44.
Artikel 41 Aftrek wegens leeftijdsverschil
1. Indien de weduwe/weduwnaar meer dan 10 jaar jonger was dan haar/zijn overleden echtgeno(o)t(e), wordt het bedrag per jaar van het weduwen-/weduwnaarspensioen, berekend volgens het bepaalde in artikel 38, verminderd met 2% van het bedrag voor elk vol jaar dat het leeftijdsverschil groter is dan 10 jaar.
2. Het bepaalde in lid 1 blijft buiten toepassing indien en zolang de weduwe-/weduwnaar één of meer kinderen heeft die jonger zijn dan 18 jaar en recht hebben op wezenpensioen krachtens dit reglement.
3. Het bepaalde in lid 1 blijft buiten toepassing met betrekking tot het weduwen-
/weduwnaarspensioen dat is opgebouwd na 17 mei 1990.
Artikel 42 Herziening van het weduwen-/weduwnaarspensioen van de weduwe/weduwnaar van een deelnemer bij hertrouwen
Vervallen ingaande 1 januari 1998.
Artikel 43 Vergoeding AOW/Anw-premie
1. Indien en zolang het weduwen-/weduwnaarspensioen is onderworpen aan de heffing van premies ingevolge de Xxxxxxxx Xxxxxxxxxxxx of de Algemene nabestaandenwet, ontvangt de weduwe-/weduwnaar te dier zake een vergoeding. De weduwe/weduwnaar ontvangt deze vergoeding tot de eerste dag van de maand waarin de leeftijd van 65 jaar wordt bereikt.
2. De vergoeding, bedoeld in lid 1, is gelijk aan het bedrag dat naar het oordeel van het fonds met betrekking tot een pensioen van gelijke grootte verschuldigd is of zou zijn, gelet op de bepalingen, vastgesteld bij of krachtens de in lid 1 genoemde wetten, met betrekking tot de premiepercentages, het maximuminkomen waarover de premies worden geheven en de invorderbaarheid van de premies, zoals deze bepalingen luidden op het tijdstip waarop het deelnemerschap van de overleden echtgeno(o)t(e) eindigde.
3. Bij de vergoeding, bedoeld in lid 2, is lid 3 van artikel 24 van overeenkomstige toepassing.
Artikel 44 Bedrag van het bijzonder weduwen-/weduwnaarspensioen
1. Behoudens het bepaalde in artikel 47, bedraagt het bijzonder weduwen-
/weduwnaarspensioen, indien de echtgeno(o)t(e) op het tijdstip waarop het huwelijk eindigde deelnemer was, per jaar 70% van het bedrag per jaar van het ouderdomspensioen waarop de echtgeno(o)t(e) krachtens het bepaalde in artikel 10, lid 1 onder c), bij het bereiken van de pensioenleeftijd als gehuwde recht zou hebben verkregen indien op het tijdstip waarop het huwelijk eindigde ook zijn/haar deelnemerschap zou zijn geëindigd; eventueel vermeerderd met 70% van het op gelijke wijze vastgestelde bedrag per jaar van het ploegentoeslagpensioen.
2. Indien de echtgeno(o)t(e) op het tijdstip waarop het huwelijk eindigde gewezen deelnemer was en recht had op invaliditeitspensioen, is het bedrag per jaar van het bijzonder weduwen-/weduwnaarspensioen gelijk aan 70% van het bedrag per jaar van het ouderdomspensioen waarop deze gewezen deelnemer krachtens het bepaalde in artikel 10, lid 1 onder c), en in artikel 20 bij het bereiken van de pensioenleeftijd als gehuwde recht zou hebben verkregen indien op het tijdstip waarop het huwelijk eindigde ook het recht op invaliditeitspensioen zou zijn geëindigd; eventueel vermeerderd met 70% van het op gelijke wijze vastgestelde bedrag per jaar van het ploegentoeslagpensioen.
3. Indien de echtgeno(o)t(e) op het tijdstip waarop het huwelijk eindigde gewezen deelnemer was en recht had op ouderdomspensioen, ploegentoeslagpensioen of op
vervroegd ouderdomspensioen, dan wel uitzicht had op recht op ouderdomspensioen ingevolge het bepaalde in artikel 10, lid 1 onder c), is het bedrag per jaar van het bijzonder weduwen-/weduwnaarspensioen gelijk aan dat van het weduwen-
/weduwnaarspensioen waarop de gewezen echtgeno(o)t(e) recht zou hebben verkregen indien het huwelijk niet zou zijn geëindigd.
Artikel 45 Vermindering van het bijzonder weduwen-
/weduwnaarspensioen met eerder bijzonder weduwen-
/weduwnaarspensioen
1. Het bedrag per jaar van het bijzonder weduwen-/weduwnaarspensioen waarop de gewezen echtgeno(o)t(e) van een deelnemer of een gewezen deelnemer bij het overlijden van de deelnemer of de gewezen deelnemer recht heeft verkregen, wordt verminderd met het bedrag per jaar van elk bijzonder weduwen-/weduwnaarspensioen waarop een gewezen echtgeno(o)t(e) met wie de deelnemer of de gewezen deelnemer eerder gehuwd is geweest, bij het overlijden van de deelnemer of de gewezen deelnemer recht heeft verkregen of zou hebben verkregen, indien laatstgenoemde niet zou zijn overleden.
2. Ten aanzien van het bedrag van het bijzonder weduwen-/weduwnaarspensioen dat ingevolge het bepaalde in lid 1 in mindering wordt gebracht, is het bepaalde in lid 2 van artikel 40 van overeenkomstige toepassing.
Artikel 46 Leeftijdsaftrek bij bijzonder weduwen-/weduwnaarspensioen
Het bepaalde in artikel 41 is ten aanzien van het bijzonder weduwen-/weduwnaarspensioen, berekend volgens het bepaalde in de artikelen 44 en 45, van overeenkomstige toepassing.
Artikel 47 Afwijkende vaststelling van bijzonder weduwen-
/weduwnaarspensioen
1. Het bepaalde in de artikelen 44, 45 en 46 vindt geen toepassing indien het bedrag van het bijzonder weduwen-/weduwnaarspensioen, na schriftelijke goedkeuring daarvan door het bestuur, door de man en vrouw bij huwelijkse voorwaarden of bij een bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de scheiding, anders wordt overeengekomen.
2. De in lid 1 bedoelde goedkeuring wordt alleen verleend indien het door de man en vrouw overeen te komen bedrag van het bijzonder weduwen-/weduwnaarspensioen lager is dan dat, berekend volgens de in lid 1 genoemde bepalingen.
3. In een geval als bedoeld in lid 1 is het bedrag per jaar van het bijzonder weduwen-
/weduwnaarspensioen gelijk aan het door de man en vrouw overeengekomen bedrag.
Artikel 48 Vergoeding AOW/Anw-premie
Het bepaalde in artikel 43 is ten aanzien van het bijzonder weduwen-/weduwnaarspensioen van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat, indien het huwelijk eindigde voor het einde van het deelnemerschap, de vergoeding wordt vastgesteld, gelet op de wettelijke bepalingen die golden op het tijdstip waarop het huwelijk eindigde.
Artikel 49 Einde van het weduwen-/weduwnaarspensioen en het bijzonder weduwen-/weduwnaarspensioen
Het weduwen-/weduwnaarspensioen respectievelijk het bijzonder weduwen-
/weduwnaarspensioen eindigt op de laatste dag van de maand waarin de weduwe-/weduwnaar respectievelijk de gewezen echtgeno(o)t(e) overlijdt.
Artikel 49a Wijziging van de verhouding tussen ouderdomspension en weduwen-/weduwnaarspensioen
1. Het in dit artikel bepaalde geldt uitsluitend voor de deelnemer die op 31 december 2001 en op 1 januari 2002 als deelnemer in de zin van dit pensioenreglement wordt aangemerkt, met uitzondering van de deelnemer aan wie op 31 december 2001 krachtens dit pensioenreglement een invaliditeitspensioen wordt uitgekeerd en op wie artikel 20 van toepassing is.
2. Op de pensioenleeftijd heeft de deelnemer éénmalig de keuzemogelijkheid om de volledige aanspraak op weduwen-/weduwnaarspensioen als genoemd in artikel 38 om te zetten in extra ouderdomspensioen.
3. Omzetting van de totale aanspraak op weduwen-/weduwnaarspensioen als genoemd in het vorige lid leidt tot een extra levenslang ouderdomspensioen ter grootte van 24% van het totale vóór de omzetting aanwezige ouderdomspensioen. Het extra levenslange ouderdomspensioen wordt vanaf de pensioenleeftijd uitgekeerd.
4. Indien er in verband met echtscheiding dan wel ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed aanspraken jegens het Fonds bestaan op een bijzonder weduwen-/weduwnaarspensioen, zal hiermee bij de in de vorige leden bedoelde omzetting rekening worden gehouden. De omzetting vindt in dat geval plaats op basis van door het Bestuur vast te stellen regels.
5. De in lid 1 bedoelde keuze dient tenminste 1 maand vóór de pensioenleeftijd- op een door het Fonds ter beschikking gesteld formulier- aan het Fonds kenbaar gemaakt te worden. Dit formulier dient ondertekend te worden door de deelnemers en diens echtgeno(o)t(e).
6. Aan de betrokkene wordt schriftelijk mededeling gedaan van de verleende aanspraken.
HOOFDSTUK VI WEZENPENSIOEN
Artikel 50 Recht op wezenpensioen
1. Een wees die jonger is dan 21 jaar en ongehuwd is, heeft recht op wezenpensioen:
a) indien de vader of de moeder op het tijdstip van zijn of haar overlijden deelnemer was;
b) indien de vader of de moeder op het tijdstip van zijn of haar overlijden gewezen deelnemer was met recht op ouderdomspensioen, op een al dan niet ingegaan vervroegd ouderdomspensioen of op een invaliditeitspensioen krachtens dit reglement en de wees is geboren uit een huwelijk, gesloten voor het einde van het deelnemerschap, dan wel voor dit tijdstip was gewettigd, geadopteerd of pleegkind was geworden;
c) indien de vader of de moeder op het tijdstip van zijn of haar overlijden gewezen deelnemer was en krachtens het bepaalde in artikel 10, lid 1 onder c), uitzicht had op recht op ouderdomspensioen en de wees
- is geboren uit een huwelijk, gesloten voor het einde van het deelnemerschap, dan wel voor dit tijdstip was gewettigd of geadopteerd of pleegkind was geworden, en
- niet later is geboren dan op de 306e dag na het einde van het deelnemerschap of, indien de gewezen deelnemer daarna een voor het overlijden geëindigd recht op invaliditeitspensioen heeft gehad, na het einde daarvan.
2. Een wees die 21 jaar of ouder is en ongehuwd is, heeft recht op wezenpensioen indien hij:
- gesteld dat hij jonger dan 21 jaar zou zijn geweest recht op wezenpensioen zou hebben gehad, alsmede
- studerend of gebrekkig is, en
- jonger is dan 27 jaar, en
- uitsluitend of in belangrijke mate door of voor rekening van de overleden deelnemer of gewezen deelnemer zou worden onderhouden indien deze nog in leven zou zijn geweest.
Artikel 51 Aanvang van het wezenpensioen
1. Het wezenpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgende op die waarin de deelnemer of de gewezen deelnemer is overleden, behoudens in de gevallen bedoeld in de leden 2, 3 en 4.
2. Het wezenpensioen van een wees die is geboren na het overlijden van de deelnemer of de gewezen deelnemer gaat in op de eerste dag van de maand waarin de geboorte plaatsvond.
3. Het wezenpensioen van een wees die 21 jaar of ouder is en studerend of gebrekkig is geworden na het overlijden van de deelnemer of de gewezen deelnemer, gaat in op de eerste dag van de maand waarin hij studerend of gebrekkig werd.
4. Het wezenpensioen van een wees die ten tijde van het overlijden van de deelnemer of de gewezen deelnemer gehuwd was, doch wiens huwelijk na dat tijdstip eindigt, gaat in op de eerste dag van de maand waarin het huwelijk eindigde.
Artikel 52 Bedrag van het wezenpensioen
1. Behoudens in het geval bedoeld in artikel 54, lid 2, bedraagt het wezenpensioen per jaar:
- indien de overleden deelnemer of gewezen deelnemer de ouder of de pleegouder van de wees was, 10% van het bedrag per jaar van het in artikel 53 bedoelde ouderdomspensioen, ploegentoeslagpensioen of vervroegd ouderdomspensioen, indien en zolang de andere ouder of pleegouder van de wees recht heeft op een weduwen-/weduwnaarspensioen of op bijzonder weduwen-/weduwnaarspensioen, dan wel geen recht heeft op bijzonder weduwen-/weduwnaarspensioen ingevolge het bepaalde in artikel 37, lid 3;
- indien de overleden deelnemer of gewezen deelnemer de ouder of de pleegouder van de wees was en de andere ouder of pleegouder geen recht heeft op weduwen-
/weduwnaarspensioen omdat het huwelijk tussen haar/hem en de overleden deelnemer of de gewezen deelnemer is geëindigd door inschrijving van een scheidingsbeschikking of de rechterlijke uitspraak betreffende scheiding van tafel en bed in de registers van de burgerlijke stand voor de datum van aanvang van het deelnemerschap van de overleden deelnemer of de gewezen deelnemer of omdat de andere ouder of pleegouder is overleden, 20% van het bedrag per jaar van het in artikel 53 bedoelde ouderdomspensioen, ploegentoeslagpensioen of vervroegd ouderdomspensioen.
2. Vervallen ingaande 1 januari 1998.
Artikel 53 Het pensioen waarvan het wezenpensioen wordt afgeleid
1. Het pensioen dat ingevolge het bepaalde in artikel 52 aan het wezenpensioen ten grondslag ligt, is:
- indien de overledene op het tijdstip van zijn overlijden deelnemer was, het ouderdomspensioen waarop hij krachtens dit reglement, zoals het op bedoeld tijdstip luidde, recht zou hebben gehad, indien hij de pensioenleeftijd zou hebben bereikt, zijn deelnemerschap tot dat tijdstip zou hebben voortgeduurd en de laatstelijk voor hem gegolden hebbende bijdragegrondslag onveranderd van kracht zou zijn gebleven, eventueel vermeerderd met het bedrag per jaar van het opgebouwde ploegentoeslagpensioen;
- indien de overledene op het tijdstip van zijn overlijden gewezen deelnemer was en recht had op ouderdomspensioen en, eventueel, ploegentoeslagpensioen of een al dan niet ingegaan vervroegd ouderdomspensioen, dit pensioen;
- indien de overledene op het tijdstip van overlijden gewezen deelnemer was en recht had op invaliditeitspensioen, het ouderdomspensioen waarop hij recht zou hebben gehad, indien hij de pensioenleeftijd zou hebben bereikt en het recht op invaliditeitspensioen tot dat tijdstip zou hebben voortgeduurd, eventueel vermeerderd met het bedrag per jaar van het opgebouwde ploegentoeslagpensioen;
- indien de overledene op het tijdstip van zijn overlijden gewezen deelnemer was en krachtens het bepaalde in artikel 10, lid 1 onder c), uitzicht had op recht op ouderdomspensioen, en eventueel op ploegentoeslagpensioen, dit pensioen.
2. Voor de toepassing van het bepaalde in dit artikel geldt als bedrag per jaar van het ouderdomspensioen het bedrag van dat pensioen, berekend op basis van de niet verminderde pensioengrondslag en als bedrag per jaar van het vervroegd ouderdomspensioen, het bedrag van dat pensioen, eveneens berekend op basis van de niet verminderde pensioengrondslag alsmede zonder dat de vermindering, bedoeld in
artikel 23, lid 1, wordt toegepast.
3. Indien de overledene op het tijdstip van zijn overlijden deelnemer was en zijn bijdragegrondslag op dat tijdstip, in verband met een voor hem geldende kortere dan de normale arbeidsduur, lager was dan bij een normale arbeidsduur het geval zou zijn geweest, worden de jaren tussen het tijdstip van overlijden en het einde van de maand waarin hij de pensioenleeftijd zou hebben bereikt, voor de berekening van het bedrag van het ouderdomspensioen dat aan dat van het wezenpensioen ten grondslag ligt, slechts voor een zoveelste gedeelte als pensioenjaren in aanmerking genomen als de lagere bijdragegrondslag zich verhoudt tot die welke bij een normale arbeidsduur zou hebben gegolden.
4. In een geval als bedoeld in lid 3 is het bepaalde in artikel 19, lid 2, van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de jaren na het tijdstip van overlijden die als pensioenjaren in aanmerking worden genomen.
Artikel 54 Maximum van de wezenpensioenen
1. Het bedrag per jaar van de wezenpensioenen waarop de wezen van een deelnemer of een gewezen deelnemer recht hebben en dat van het weduwen-/weduwnaarspensioen en het bijzonder weduwen-/weduwnaarspensioen of de bijzondere weduwen-
/weduwnaarspensioenen waarop de weduwe/weduwnaar en de gewezen echtgeno(o)t(e) of de gewezen echtgenoten(s) recht hebben, kunnen te zamen niet hoger zijn dan 100% van het bedrag per jaar van het in artikel 53 bedoelde pensioen van de overledene.
2. Indien en zolang de in lid 1 bedoelde pensioenen van de wezen, de weduwe/weduwnaar en de gewezen echtgeno(o)t(e) of de gewezen echtgenoten(s) te zamen meer bedragen dan het in lid 1 bedoelde maximum, worden de wezenpensioenen naar evenredigheid van hun bedragen zodanig verminderd, dat het bedrag van de bedoelde gezamenlijke pensioenen gelijk is aan het maximum.
3. Voor de toepassing van het bepaalde in de leden 1 en 2 geldt als bedrag per jaar van het weduwen-/weduwnaarspensioen en van een bijzonder weduwen-/weduwnaarspensioen, het bedrag dat wordt verkregen zonder dat de vermindering bedoeld in artikel 23, lid 1, wordt toegepast.
4. Vervallen ingaande 1 januari 1998
5. Voor de toepassing van het bepaalde in dit artikel worden toeslagen op deze pensioenen krachtens het bepaalde in hoofdstuk VII geacht niet te zijn verleend.
6. Voor de toepassing van het bepaalde in dit artikel wordt een vermindering van het wezenpensioen als bedoeld in artikel 55 geacht niet te hebben plaatsgehad.
Artikel 55 Vermindering wegens wettelijke uitkering
Indien en zolang een wees recht heeft op een uitkering krachtens een wettelijke regeling inzake arbeidsongeschiktheid of krachtens een andere wettelijke regeling van overeenkomstige strekking, wordt het bedrag per jaar van het wezenpensioen verminderd met het bedrag per jaar van de uitkering, tenzij het bestuur op verzoek van de werkgever beslist dat
de uitkering niet of slechts ten dele in mindering wordt gebracht.
Artikel 56 Ingangsdatum van gewijzigd wezenpensioen
Indien het bedrag van het wezenpensioen een wijziging ondergaat, gaat de wijziging in op de eerste dag van de maand waarin de aanleiding tot de wijziging zich voordeed.
Artikel 57 Vergoeding AOW/Anw-premie
1. Indien en zolang het wezenpensioen is onderworpen aan de heffing van premies ingevolge de Xxxxxxxx Xxxxxxxxxxxx en de Algemene nabestaandenwet, ontvangt de wees te dier zake een vergoeding.
2. De vergoeding, bedoeld in lid 1, is gelijk aan het bedrag dat naar het oordeel van het fonds met betrekking tot een pensioen van gelijke grootte verschuldigd is of zou zijn, gelet op de bepalingen, vastgesteld bij of krachtens de in lid 1 genoemde wetten, met betrekking tot de premiepercentages, het maximum inkomen waarover de premies worden geheven en de invorderbaarheid van de premies, zoals deze bepalingen luidden op het tijdstip waarop het deelnemerschap van de overleden vader of moeder eindigde.
3. Bij de vergoeding, bedoeld in lid 2, is lid 3 van artikel 24 van overeenkomstige toepassing.
Artikel 58 Einde van het wezenpensioen
Het wezenpensioen eindigt op de laatste dag van de maand waarin de wees overlijdt, huwt, of in ander opzicht niet meer voldoet aan de voor het recht op wezenpensioen geldende vereisten.
Artikel 59 Herleving van het wezenpensioen
Een recht op wezenpensioen dat is geëindigd herleeft op de eerste dag van de maand waarin de wees wederom is gaan voldoen aan de voor het recht op wezenpensioen geldende vereisten.
HOOFDSTUK VII TOESLAGEN OP PENSIOENEN
Artikel 60 Toeslagen op pensioenen in verband met gestegen kosten van levensonderhoud
1. Het bestuur kan een regeling treffen krachtens welke, indien een stijging van de kosten van levensonderhoud, zoals die blijkt uit door het Centraal Bureau voor de Statistiek vastgestelde prijsindexcijfers, naar het oordeel van het bestuur daartoe aanleiding geeft, toeslagen kunnen worden verleend op de bedragen van reeds ingegane pensioenen van gewezen deelnemers en nog niet ingegane pensioenen.
2. Indien een daling van de kosten van levensonderhoud, zoals die blijkt uit door het Centraal Bureau voor de Statistiek vastgestelde prijsindexcijfers, naar het oordeel van het bestuur daartoe aanleiding geeft, kan het bestuur bij een door hem te treffen regeling toeslagen als bedoeld in lid 1 geheel of gedeeltelijk intrekken.
3. Regelingen als bedoeld in dit artikel behoeven de goedkeuring van de N.V. Nederlandse Gasunie.
4. De regeling als bedoeld in lid 1, is opgenomen in Bijlage III bij dit reglement.
Artikel 61 Toeslagen op weduwen-/weduwnaarspensioenen, wezen- pensioenen en invaliditeitspensioenen in verband met gestegen salarisniveau
1. Indien in de organisatie van een werkgever een verhoging van salarissen plaatsvindt, die naar het oordeel van die werkgever een algemeen karakter heeft, kan het bestuur een regeling treffen, krachtens welke een toeslag wordt verleend op de bedragen van weduwen-/weduwnaarspensioenen en van wezenpensioenen. Bedoelde regeling zal in overeenstemming zijn met het bepaalde in de Pensioen- en spaarfondsenwet.
2. Indien in de organisatie van een werkgever een verhoging van salarissen plaatsvindt als bedoeld in lid 1, kan het bestuur een regeling treffen krachtens welke een toeslag wordt verleend op de bedragen van invaliditeitspensioenen waarop recht is verkregen door deelnemers die in dienst waren van die werkgever en op het tijdstip van de verhoging van salarissen nog niet de pensioenleeftijd hadden bereikt.
3. Indien in de organisatie van de werkgever in wiens dienst de deelnemer of gewezen deelnemer was, een verlaging van salarissen plaatsvindt die naar het oordeel van de werkgever een algemeen karakter heeft, kan het bestuur bij een door hem te treffen regeling toeslagen als bedoeld in de leden 1 en 2 geheel of gedeeltelijk intrekken.
4. Regelingen als bedoeld in dit artikel behoeven de goedkeuring van de N.V. Nederlandse Gasunie.
HOOFDSTUK VIII UITKERING VAN EEN BEDRAG INEENS
Artikel 62 Terugbetaling van deelnemersbijdragen
1. Aan een gewezen deelnemer wiens deelnemerschap minder dan 1 jaar heeft geduurd, worden, tenzij die gewezen deelnemer elders verworven pensioenaanspraken bij het fonds heeft ingebracht, zo spoedig mogelijk na het einde van zijn deelnemerschap anders dan door overlijden of het bereiken van de pensioenleeftijd, de door of namens hem aan het fonds betaalde bijdragen, vermeerderd met een door het bestuur vast te stellen rentevergoeding, terugbetaald.
2. Indien een gewezen deelnemer die ingevolge het bepaalde in lid 1 de door of namens hem aan het fonds betaalde bijdragen heeft terugontvangen, wederom deelnemer wordt, is hij verplicht het door hem ontvangen bedrag aan het fonds terug te betalen, xxxxxxxxxxx met een door het bestuur vast te stellen rente over de periode, gelegen tussen de dag van ontvangst en die van terugstorting.
Artikel 63 Uitkering bij emigratie
Vervallen ingaande 8 juli 1994.
Artikel 64 Waarde-overdracht bij deelneming aan andere pensioenregeling
1. Op verzoek van een gewezen deelnemer die het deelnemerschap aan deze pensioenregeling heeft beëindigd en die deelnemer wordt aan de pensioenregeling van een nieuwe werkgever, kan de waarde van zijn jegens dit fonds verkregen premievrije pensioenaanspraken worden overgedragen aan de pensioenuitvoerder van zijn nieuwe werkgever. In verband hiermee verwerft betrokkene een aantal extra voor de pensioenberekening meetellende pensioenjaren dan wel actuarieel gelijkwaardige pensioenaanspraken in de pensioenregeling van zijn nieuwe werkgever.
2. Waarde-overdracht (rekenregels en procedures) als bedoeld in lid 1 geschiedt op grond van het bepaalde in:
a. een tussen het fonds en Het Circuit gesloten overeenkomst, indien de nieuwe werkgever of diens pensioenuitvoerder is aangesloten bij Het Circuit, of
b. artikel 32b van de Pensioen- en spaarfondsenwet (het wettelijk recht op waarde- overdracht), indien de nieuwe werkgever of diens pensioenuitvoerder níet is aangesloten bij het hiervoren genoemde circuit.
3. De overeenkomst als bedoeld in lid 2 sub a. ligt bij het fonds ter inzage.
4. Ten behoeve van een gewezen deelnemer voor wie geen waarde-overdracht kan plaatsvinden op grond van lid 2, kan het bestuur besluiten mee te werken aan waarde- overdracht van dit fonds naar een andere pensioeninstelling. Hierbij dient te zijn voldaan aan de door de Pensioen- en spaarfondsenwet (artikel 32a) en eventueel door het bestuur gestelde eisen.
Artikel 65 Afkoop van kleine pensioenen
1. Op verzoek van de rechthebbende of van het bestuur wordt het pensioen of een aanspraak op pensioen op het tijdstip van ingang van het pensioen vervangen door een uitkering-ineens indien het op het tijdstip van ingang toe te kennen pensioen een bedrag zoals genoemd in artikel 32, lid 5 van de Pensioen- en spaarfondsenwet niet te boven gaat.
2. Vóór het tijdstip van ingang van een pensioen kunnen pensioenaanspraken alleen op verzoek van een gewezen deelnemer worden afgekocht mits deze gewezen deelnemer in het buitenland is gevestigd en de aanspraak op ouderdomspensioen een bedrag zoals genoemd in artikel 32, lid 5 van de Pensioen- en spaarfondsenwet niet te boven gaat.
3. De uitkering-ineens, bedoeld in dit artikel, wordt berekend naar door het bestuur - gehoord de actuaris - vastgestelde grondslagen.
HOOFDSTUK IX INKOOP VAN PENSIOENJAREN
Artikel 66 Inkoop van pensioenjaren
1. Op verzoek van een werknemer die in dienst treedt bij Gasunie en deelnemer is geworden aan deze pensioenregeling, kan de waarde van zijn jegens zijn vorige werkgever of diens pensioenuitvoerder verkregen pensioenaanspraken, worden overgedragen aan dit fonds. In verband hiermee verwerft betrokkene een aantal extra voor de pensioenberekening meetellende pensioenjaren in deze pensioenregeling.
2. Waarde-overdracht (rekenregels en procedures) als bedoeld in lid 1 geschiedt op grond van het bepaalde in:
a. een tussen het fonds en Het Circuit gesloten overeenkomst, indien de vorige werkgever of diens pensioenuitvoerder is aangesloten bij het Circuit, of
b. artikel 32b van de Pensioen- en spaarfondsenwet (het wettelijk recht op waarde- overdracht), indien de vorige werkgever of diens pensioenuitvoerder níet is aangesloten bij het hiervoren genoemde circuit.
3. De overeenkomst als bedoeld in lid 2 sub a. ligt bij het fonds ter inzage.
4. Ten behoeve van een deelnemer voor wie geen waarde-overdracht kan plaatsvinden op grond van lid 2, kan het bestuur besluiten mee te werken aan waarde-overdracht van een andere pensioeninstelling naar dit fonds. Hierbij dient te zijn voldaan aan de door de Pensioen- en spaarfondsenwet en eventueel door het bestuur gestelde eisen. Een dergelijk bestuursbesluit behoeft de goedkeuring van de N.V. Nederlandse Gasunie.
4. Op verzoek van de werkgever is het fonds bevoegd om, anders dan als bedoeld in de vorige leden, de tijd liggende voor de aanvang van het deelnemerschap van een deelnemer, volgens een door het bestuur vast te stellen regeling geheel of gedeeltelijk als pensioenjaren mee te tellen, tegen betaling van een inkoopsom. Deze regeling behoeft de goedkeuring van de N.V. Nederlandse Gasunie.
Artikel 66a Voortzetting pensioenopbouw tijdens werkloosheid
1. Tijdens een tijdvak van werkloosheid dat direct aansluit op een tijdvak van deelnemerschap en waarin de gewezen deelnemer recht heeft op een bijdrage uit de Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering (Stichting FVP), verkrijgt de desbetreffende gewezen deelnemer aanvullende pensioenaanspraken tegenover het Fonds.
2. De aanvullende pensioenaanspraken worden achteraf, na afloop van de werkloosheidsperiode, berekend en toegekend conform de in de Bijdrageregelen FVP vastgelegde wijze. Hierbij wordt onder meer rekening gehouden met het door de Stichting FVP vastgestelde voortzettings- en verstrekkingspercentage.
HOOFDSTUK X DIVERSE BEPALINGEN
Artikel 67 Verklaring ten bewijze van pensioenrechten
1. De gewezen deelnemer ontvangt na het einde van zijn deelnemerschap een schriftelijke verklaring ten bewijze van zijn recht op pensioen, waarin het bedrag per jaar en de dag van ingang van het pensioen alsmede de aan zijn recht op pensioen verbonden rechten op weduwen-/weduwnaarspensioen en wezenpensioen zijn vermeld.
2. De gewezen echtgeno(o)t(e) van een deelnemer of een gewezen deelnemer ontvangt, ten bewijze van haar/zijn recht op bijzonder weduwen-/weduwnaarspensioen, een schriftelijke verklaring waarin het bedrag per jaar van het pensioen is vermeld.
3. Indien het bedrag per jaar van het bijzonder weduwen-/weduwnaarspensioen na het einde van het huwelijk wordt verminderd ingevolge het bepaalde in artikel 47, ontvangt de gewezen echtgeno(o)t(e) een schriftelijke verklaring als bedoeld in lid 2, waarin het gewijzigde bedrag van het bijzonder weduwen-/weduwnaarspensioen is vermeld.
Artikel 68 Betaling van de pensioenen
1. De pensioenen worden bij achterafbetaling in gelijke maandelijkse termijnen uitgekeerd op de wijze en op de plaats als door het bestuur wordt vastgesteld.
2. Het bestuur kan bepalen dat, in afwijking van het bepaalde in lid 1, een gedeelte van de pensioenen eenmaal per jaar wordt uitbetaald, met dien verstande dat dit gedeelte, in procenten uitgedrukt, niet groter is dan het percentage van de pensioenen en uitkeringen, voortvloeiende uit de Algemene Ouderdomswet en de Algemene nabestaandenwet, dat eenmaal per jaar wordt uitbetaald.
3. In geval van:
- een ouderdomspensioen en een ploegentoeslagpensioen waarop recht is verkregen krachtens het bepaalde in artikel 10, lid 1 onder c);
- een weduwen-/weduwnaarspensioen en een wezenpensioen waarop recht is verkregen door het overlijden van een gewezen deelnemer die op het tijdstip van zijn overlijden niet in het genot was van ouderdomspensioen, ploegentoeslagpensioen, vervroegd ouderdomspensioen of invaliditeitspensioen;
- een weduwen-/weduwnaarspensioen waarop recht is verkregen door een weduwe/weduwnaar die ten tijde van het overlijden van de deelnemer of de gewezen deelnemer gescheiden van de deelnemer leefde;
- een wezenpensioen waarop door een meerderjarige wees recht is verkregen na het overlijden van de deelnemer of gewezen deelnemer;
- een bijzonder weduwen-/weduwnaarspensioen;
- een wezenpensioen waarop recht is verkregen door een kind of pleegkind van een gewezen echtgeno(o)t(e);
- een vervroegd ouderdomspensioen dat ingaat na het tijdstip waarop het recht op het pensioen is verkregen,
begint de betaling van het pensioen nadat van de rechthebbende op het pensioen of, indien het een minderjarige wees betreft, van zijn wettelijke vertegenwoordiger een schriftelijk verzoek om betaling is ontvangen, tenzij het fonds het verzoek overbodig acht.
4. Een pensioen wordt betaald aan de rechthebbende of, indien het een minderjarige wees betreft, aan zijn wettelijke vertegenwoordiger, tenzij tussen de rechthebbende of de wettelijke vertegenwoordiger en het fonds anders is overeengekomen.
5. Pensioentermijnen die, door welke oorzaak ook, niet zijn betaald en waarvan de rechthebbende of, indien het een minderjarige wees betreft, zijn wettelijke vertegenwoordiger geen betaling heeft verzocht binnen 2 jaar na het einde van de maand waarover de termijn was verschuldigd, worden niet meer uitbetaald, tenzij het bestuur anders beslist.
Artikel 69 Inhouding voor schulden
Het fonds is bevoegd hetgeen de pensioengerechtigde aan het fonds verschuldigd mocht zijn, van de krachtens dit reglement aan hem te betalen uitkeringen in te houden, met inachtneming van de dienaangaande geldende wettelijke bepalingen.
Artikel 70 Verbod van vervreemding en bezwaring van pensioenrechten
1. Rechten die krachtens dit reglement zijn verkregen of kunnen worden verkregen mogen zonder goedkeuring van het bestuur niet worden overgedragen, in pand worden gegeven of op enige andere wijze worden vervreemd of bezwaard.
2. De goedkeuring, bedoeld in lid 1, wordt door het bestuur slechts verleend in zeer uitzonderlijke gevallen en onder uitdrukkelijk voorbehoud dat de bevoegdheid van het fonds, bedoeld in artikel 69, niet wordt aangetast.
Artikel 71 Vervallen van pensioenrechten
1. Indien een recht op pensioen of op enige andere uitkering, dat krachtens dit reglement is of kan worden verkregen, geheel of gedeeltelijk wordt overgedragen, in pand wordt gegeven of op enige andere wijze wordt vervreemd of bezwaard in strijd met het bepaalde in artikel 70, lid 1, vervalt het recht of de mogelijkheid van verkrijging daarvan op het tijdstip waarop de handeling plaatsvindt.
2. Indien een persoon als bedoeld in artikel 5 in gebreke blijft of is gebleven te voldoen aan enige krachtens dat artikel op hem rustende verplichting, kan het bestuur, met goedkeuring van de werkgever, hem van het recht dat hij heeft verkregen of van enig recht dat hij kan verkrijgen en, indien hij deelnemer is, hem van zijn deelnemerschap vervallen verklaren met ingang van de door het bestuur vast te stellen datum.
3. Indien het fonds gedurende 5 achtereenvolgende jaren de betaling van een pensioen aan de rechthebbende door diens toedoen of nalatigheid niet ten uitvoer heeft kunnen brengen, vervalt het recht op het pensioen, tenzij het bestuur, met goedkeuring van de
werkgever, xxxxxx xxxxxxx.
4. Indien een recht op pensioen vervalt of vervallen wordt verklaard, vervalt tevens het recht op uitbetaling van reeds verschenen doch niet betaalde termijnen van dat pensioen, tenzij het bestuur, met goedkeuring van de werkgever, anders beslist.
5. Het bestuur kan, met goedkeuring van de werkgever, een recht dat is vervallen of vervallen verklaard of een deelnemerschap dat vervallen is verklaard doen herleven met ingang van de daarbij vast te stellen datum.
Artikel 72 Wijziging wettelijke voorzieningen
1. Indien een wijziging van de bestaande of de invoering van nieuwe wettelijke regelingen ter zake van ouderdom, arbeidsongeschiktheid, werkloosheid of overlijden naar het oordeel van het bestuur tot lagere pensioenen zouden hebben geleid indien zij voor het vaststellen van het reglement zouden hebben plaatsgehad, worden deze pensioenen, zowel de reeds ingegane als de toekomstige, bij reglementswijziging dienovereenkomstig verminderd, tenzij door de N.V. Nederlandse Gasunie anders wordt beslist.
2. Toeslagen, toegekend krachtens het bepaalde in de artikelen 60 en 61, blijven van kracht zolang en voor zover in de strekking van die artikelen niet door wettelijke maatregelen is voorzien.
Artikel 73 Financiële toestand van het fonds
1. Indien blijkens een actuarieel verslag als bedoeld in artikel 20 van de statuten de financiële middelen van het fonds niet toereikend zouden zijn voor de dekking van de verplichtingen en geen uitzicht bestaat op aanvulling van het tekort, gaat het bestuur, na overleg met de actuaris en na goedkeuring door de werkgever(s), over tot vermindering van zowel reeds ingegane als toekomstige pensioenen en daarop verleende toeslagen voor zover de financiële toestand van het fonds dit noodzakelijk maakt.
2. De vermindering, bedoeld in lid 1, vindt plaats volgens een door het bestuur op te stellen schaal waarin, mede gelet op de oorzaak of de oorzaken van het financiële tekort, de volgorde en de mate worden aangegeven waarin de verschillende groepen van de belanghebbenden in de vermindering worden betrokken.
3. De schaal, bedoeld in lid 2, behoeft de goedkeuring van de werkgever(s) en wordt geacht deel uit te maken van dit reglement.
Artikel 74 Voorkoming onbillijkheden
1. Indien in een bijzonder geval de toepassing van de bepalingen van dit reglement naar het oordeel van het bestuur zou leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard, kan het bestuur, met goedkeuring van de werkgever, ten gunste van de betrokkene of van de betrokkenen daarvan afwijken.
2. Indien in een bijzonder geval de toepassing van de bepalingen van dit reglement als gevolg van het bedrag van de pensioengrondslag naar het oordeel van de werkgever zou leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard, kan de werkgever een hogere pensioengrondslag vaststellen dan overeenkomt met het bepaalde in artikel 4, lid 1.
Artikel 75 Geschillen
1. In een geval van een geschil met betrekking tot de uitleg van de bepalingen van dit reglement, beslist het bestuur op schriftelijk verzoek van degene die het geschil aanhangig heeft gemaakt.
2. Indien de betrokkene zich met de beslissing van het bestuur niet kan verenigen, wordt het geschil op zijn schriftelijk verzoek door het bestuur ter nadere beslissing voorgelegd aan een commissie, bestaande uit 3 leden, van wie één door het bestuur, één door de betrokkene en één door deze leden te zamen wordt aangewezen.
3. Het fonds en de betrokkene verstrekken aan de commissie alle inlichtingen die zij nodig oordeelt.
4. De beslissing van de commissie is bindend voor beide partijen.
HOOFDSTUK XI WIJZIGING VAN HET REGLEMENT
Artikel 76 Wijziging van het reglement
1. Het bestuur is, nadat het ter zake schriftelijk advies van de actuaris heeft ontvangen, bevoegd dit reglement te wijzigen of door een nieuw reglement te vervangen, met dien verstande dat, indien de wijziging of de vervanging een verhoging van de financiële lasten voor de werkgever(s) medebrengt, de goedkeuring van de N.V. Nederlandse Gasunie is vereist.
2. Een besluit tot wijziging of vervanging van het reglement kan slechts worden genomen in een bepaaldelijk daartoe bijeengeroepen vergadering, waarin alle leden van het bestuur aanwezig zijn, en met een meerderheid van ten minste tweederden van de uitgebrachte stemmen.
3. Indien een besluit tot wijziging of vervanging van het reglement niet kan worden genomen doordat niet alle leden van het bestuur ter vergadering aanwezig zijn, kan het met gewone meerderheid van stemmen worden genomen in een volgende vergadering, mits deze niet eerder dan 8 dagen en niet later dan 14 dagen na de eerste vergadering plaatsvindt en ten minste twee bestuursleden, benoemd door de N.V. Nederlandse Gasunie, en ten minste twee bestuursleden, benoemd door de Ondernemingsraad van de
N.V. Nederlandse Gasunie, ter vergadering aanwezig zijn.
4. Indien en voor zover een wijziging van het reglement alleen gevolg heeft ten aanzien van reeds ingegane pensioenen, nog niet ingegane pensioenen waarop na geëindigd deelnemerschap uitzicht bestaat en nog niet ingegane bijzondere weduwen-
/weduwnaarspensioen, kan zij, met handhaving van de tekst van het reglement, worden vastgesteld bij wijze van een supplement dat geacht wordt deel uit te maken van het reglement.
HOOFDSTUK XII INWERKINGTREDING EN OVERGANGSBEPALINGEN
Artikel 77 Inwerkingtreding
1. Dit reglement treedt in werking op 1 april 1991 en vervangt met ingang van die datum het reglement zoals dat werd vastgesteld op 1 april 1988, met dien verstande dat de bepalingen van artikel 82 van het reglement van 1 maart 1978 van toepassing blijven.
2. Voor pensioenen en vergoedingen die zijn vastgesteld naar aanleiding van een voor
1 april 1991 geëindigd deelnemerschap blijven de reglementsbepalingen van toepassing zoals die golden ten tijde van de vaststelling van die pensioenen en vergoedingen, tenzij bij bestuursbesluit anders is besloten
Het bestuur heeft een bestuursbesluit genomen over de volgende zaken:
- het vervallen van de herziening van het weduwe-/weduwnaarspensioen bij hertrouwen van de weduwe/weduwnaar.
Vorengenoemd bestuursbesluit ligt voor de deelnemers en overige belanghebbenden bij de secretaris van het fonds ter inzage.
Artikel 78 Overgangsbepalingen vrouwelijke deelnemers per 1 april 1988
Vervallen ingaande 22 november 1994.
Artikel 79 Overgangsbepalingen omgezette pensioenen
Pensioenen ter zake van diensttijd die krachtens het bepaalde in het eerste lid van artikel 71 van het voor 1 april 1988 geldende reglement zijn omgezet in pensioenjaren, worden, overeenkomstig het gestelde in de leden 3 tot en met 6 van genoemd artikel 71, in mindering gebracht op de pensioenen waarop recht wordt verkregen krachtens dit reglement.
Artikel 80 Overgangsbepalingen ploegentoeslagpensioen per 1 april 1991
Voor de deelnemers, die op 1 april 1991 volgens de bepalingen van artikel 10a in aanmerking komen voor een ploegentoeslagpensioen, wordt het voor 1 april 1991 opgebouwde ploegentoeslagpensioen als volgt berekend:
a) vastgesteld wordt, overeenkomstig de artikelen 15 en 16, het bedrag van het ouderdomspensioen op basis van de pensioengrondslag zoals die gold per 31 maart 1991 nadat die is verhoogd met de ploegentoeslag of een uitkering van de werkgever ter vervanging van zodanige toeslag, als bedoeld in artikel 10a;
b) vastgesteld wordt, overeenkomstig de artikelen 15 en 16, het bedrag van het ouderdomspensioen op basis van de pensioengrondslag zoals die gold per 31 maart 1991;
c) het per 31 maart 1991 opgebouwde ploegentoeslagpensioen is gelijk aan het verschil van
de pensioenen vermeld onder a) en b).
Artikel 81 Additionele bepalingen in verband met de invoering van de Algemene nabestaandenwet per 1 juli 1996
1. Voor weduwen-/weduwnaarspensioenen die zijn of worden vastgesteld op basis van een voor 1 juli 1996 geëindigd deelnemerschap blijven de reglementsbepalingen van toepassing zoals die golden op het tijdstip van beëindiging van het deelnemerschap, met dien verstande dat waar in deze reglementsbepalingen wordt gesproken over "recht hebben op een uitkering krachtens de Algemene Weduwen- en Wezenwet", hiervoor gelezen dient te worden "recht zou hebben gehad op een uitkering krachtens de Algemene Weduwen- en Wezenwet zoals die gold op 30 juni 1996".
2. Voor vergoedingen die zijn vastgesteld op basis van een voor 1 juli 1996 geëindigd deelnemerschap blijven de reglementsbepalingen van toepassing zoals die golden op het tijdstip van beëindiging van het deelnemerschap, met dien verstande dat, indien in het reglement wordt verwezen naar de Algemene Weduwen- en Wezenwet, deze wet met ingang van 1 juli 1996 is vervangen door de Algemene nabestaandenwet.
Artikel 82 Omzetting levenslang ouderdomspensioen per 1 januari 2018
De opgebouwde aanspraken op levenslang ouderdomspensioen uit hoofde van dit Pensioenreglement 1991, worden per 1 januari 2018 omgezet in actuarieel gelijkwaardige aanspraken op levenslang ouderdomspensioen overeenkomstig Pensioenreglement 2013. Het bepaalde in de eerste volzin is niet van toepassing op levenslang ouderdomspensioen met een pensioenleeftijd van 60 jaar, alsmede het levenslang ouderdomspensioen dat is opgebouwd uit hoofde van artikel 20 gedurende perioden van invaliditeit.
Aldus vastgesteld in de vergadering van het bestuur, gehouden op 23 maart 1992.
wijzigingen per 22 november 1994
aangepast: artikelen 33 lid 1 en 2; 61 lid 1; 63 lid 1; 65 lid 1 toegevoegd: artikel 66a
vervallen: artikel 78
wijzigingen per 14 november 1995
aangepast: artikelen 1 sub i en j; 6; 37 lid 3; 47; 52 lid 1; 64; 65; 66
vervallen: artikel 63
wijzigingen per 13 mei 1997
aangepast: artikelen 24 lid 1 en 3; 29 lid 1; 38 lid 3; 43 lid 1; 48; 57 lid 1; 68 lid 2 toegevoegd: artikel 81, bijlage IV en V
wijzigingen per 5 december 1997
aangepast: artikel 66a
wijzigingen per 11 februari 1998
aangepast: 40 lid 2; 52 lid 1 en bijlage IV artikel 2 lid 1
toegevoegd: artikel 1 lid 2 en lid 3
vervallen: artikel 42; 52 lid 2; 54 lid 4
wijziging per 11 februari 1998
aangepast: artikel 17 van Bijlage V
wijziging per 10 november 1998
aangepast: bijlage II en artikel 2a van bijlage III
wijziging per 16 november 1999
aangepast: artikel 24 lid 1, 43 lid 1
wijzigingen per 8 maart 2000
aangepast: artikel 64 lid 2, 66a
wijzigingen per 7 november 2000
aangepast: artikel 66 lid 2, 77 lid 2
wijzigingen per 13 november 2001
toegevoegd: artikel 49a
wijzigingen per 28 februari 2002
aangepast: artikel 3 van Bijlage V; artikel 14 van Bijlage V wijzigingen per 28 mei 2018
aangepast: artikel 20 lid 1
toegevoegd: artikel 82
wijzigingen per 11 juni 2019
toegevoegd: Bijlage VI
wijzigingen per 1 januari 2020 Aanpassing afkoopfactoren bijlage VI
wijzigingen per 1 januari 2021 Aanpassing afkoopfactoren bijlage VI
BIJLAGE I
van het reglement van de Stichting Pensioenfonds Gasunie zoals dat in werking is getreden op 1 april 1991
Rechtspersonen die krachtens het bepaalde in artikel 11, lid 1, van de statuten van het fonds als aangesloten onderneming tot het fonds zijn toegelaten.
Geen.
BIJLAGE II
van het reglement van de Stichting Pensioenfonds Gasunie zoals dat in werking is getreden op 1 april 1991
Aan de dienstbetrekking verbonden uitkeringen, toeslagen en andere soortgelijke bepalingen die krachtens het bepaalde in artikel 3, lid 2 deel uitmaken van de bijdragegrondslag voor het ouderdomspensioen.
Tot de bijdragegrondslag voor het ouderdomspensioen behoren:
- de 13e maand (ad 8,3333% van het jaarsalaris);
- de vakantietoeslag (ad 8% van het jaarsalaris);
- 50% toelage van de directiechauffeurs (ad 50% van het jaarsalaris, exclusief de 13e maand en de vakantietoeslag).
Het jaarsalaris is gelijk aan 12 maal het overeengekomen vaste maandsalaris, exclusief de 13e maand en de vakantietoeslag.
BIJLAGE III
van het reglement van de Stichting Pensioenfonds Gasunie zoals dat in werking getreden is op 1 april 1991.
REGELING TOESLAGEN OP PENSIOENEN IN VERBAND MET GESTEGEN KOSTEN VAN LEVENSONDERHOUD
Het bestuur van de Stichting Pensioenfonds Gasunie, hierna te noemen het fonds, overwegende:
- dat het ingevolge het bepaalde in artikel 60, van het reglement van het fonds een regeling kan treffen krachtens welke, indien een stijging van de kosten van levensonderhoud, zoals die blijkt uit door het Centraal Bureau voor de Statistiek vastgestelde prijsindexcijfers, naar zijn oordeel daartoe aanleiding geeft, op de bedragen van reeds ingegane pensioenen een toeslag kan worden verleend c.q. toeslagen kunnen worden vastgesteld op de bedragen van nog niet ingegane pensioenen;
- dat bedoelde regeling ingevolge artikel 60, van het reglement van het fonds de goedkeuring behoeft van de N.V. Nederlandse Gasunie;
treft de volgende regeling:
1. De in deze regeling vermelde begrippen hebben dezelfde betekenis als de dienovereenkomstige begrippen, genoemd in het reglement van het fonds.
2.a Onder prijsindexcijfer wordt verstaan het (Afgeleide) Consumentenprijsindexcijfer Werknemersgezinnen met een laag inkomen (1995 = 100), zoals dat wordt vastgesteld door het Centraal Bureau voor de Statistiek.
b Onder uitgangsprijsindexcijfer wordt verstaan het rekenkundig gemiddelde van de prijsindexcijfers met betrekking tot de laatste 12 kalendermaanden voorafgaande aan de datum van beëindiging van het deelnemerschap van de gewezen deelnemer, indien de pensioengrondslag als gemiddelde van de bijdragegrondslagen gedurende de laatste 12 maanden voor het eind van het deelnemerschap is vastgesteld. Er wordt echter uitgegaan van de laatste 3 kalendermaanden voorafgaande aan de datum van ingang van het pensioen van de rechthebbende daarop, indien de pensioengrondslag gelijk is aan de laatste bijdragegrondslag.
c Onder herzieningsprijsindexcijfer van enig jaar wordt verstaan het rekenkundig gemiddelde van de prijsindexcijfers met betrekking tot de maanden augustus, september en oktober van dat jaar.
3.a Op de pensioenen kan een toeslag worden toegekend indien het herzieningsprijsindexcijfer van enig jaar hoger is dan het uitgangsprijsindexcijfer voor de rechthebbende op dat pensioen.
b Het percentage van de toeslag, bedoeld onder a, is gelijk aan het percentage waarmede het herzieningsprijsindexcijfer afwijkt van het uitgangsprijsindexcijfer voor de rechthebbende op pensioen.
c De onder a bedoelde toeslag wordt toegekend met ingang van 1 januari van het jaar volgende op het kalenderjaar waarvan het herzieningsprijsindexcijfer in aanmerking wordt genomen voor de berekening van het toeslagpercentage.
4.a Een ingevolge het bepaalde in punt 3 met ingang van 1 januari van enig jaar toegekende toeslag op het pensioen kan worden herzien met ingang van 1 januari van elk volgend jaar.
b Het percentage van de herziening, bedoeld onder a, is gelijk aan het percentage waarmede het herzieningsprijsindexcijfer van het jaar voorafgaande aan de herzieningsdatum afwijkt van het herzieningsprijsindexcijfer van het daaraan voorafgaande jaar.
5. De toeslag- en herzieningspercentages worden bepaald in tienden van procenten nauwkeurig, rekenkundig afgerond.
6.a Het bedrag van een toeslag ingevolge deze regeling wordt bepaald door het toeslagpercentage te nemen van het pensioenbedrag ten laste van het fonds.
b Bij herziening van een toeslag ingevolge deze regeling wordt het herziene bedrag van de toeslag bepaald door het nog niet herziene bedrag van de toeslag te verhogen met een bedrag gelijk aan het herzieningspercentage, berekend over het totaal van het pensioenbedrag ten laste van het fonds en het bedrag van de nog niet herziene toeslag op dit pensioen.
c 1 Bij toepassing van het bepaalde in artikel 79, van het reglement van het fonds wordt onder a en b in plaats van "het pensioenbedrag ten laste van het fonds" gelezen "het pensioenbedrag krachtens het reglement van het fonds".
2 Een toeslag ingevolge deze regeling, die is vastgesteld met inachtneming van het bepaalde onder 1 wordt verminderd met de toeslagen van gelijke strekking als de toeslagen ingevolge deze regeling, die op een pensioen als bedoeld in artikel 79, van het reglement van het fonds zijn of worden verleend na het tijdstip van het einde van het deelnemerschap aan het fonds van de rechthebbende op pensioen.
3 Bij toepassing van de inkoopregeling, vervat in de overeenkomst d.d. 9 maart 1977 tussen de N.V. Nederlandse Gasunie en het fonds, is het bepaalde onder 1 en 2 van overeenkomstige toepassing ten aanzien van het uitzicht op pensioen, bedoeld in artikel 11 van deze inkoopregeling.
7 Een bijzonder weduwen-/weduwnaarspensioen wordt eerst geïndexeerd vanaf het moment dat de gewezen echtgeno(o)t(e) geen deelnemer meer is.
Als uitgangsprijsindexcijfer wordt dan gebezigd het rekenkundig gemiddelde van de prijsindexcijfers met betrekking tot de laatste 3 kalendermaanden voorafgaande aan de datum van ingang van de indexering.
8 Deze regeling wordt van kracht op 1 januari 1995 en geldt tot nader order.
Aldus vastgesteld in de vergadering van het bestuur van de Stichting Pensioenfonds Gasunie, gehouden te
Groningen, 28 maart 1995.
Het Bestuur.
BIJLAGE IV
van het reglement van de Stichting Pensioenfonds Gasunie zoals dat in werking is getreden op 1 april 1991.
REGELING PARTNERPENSIOEN
Het bestuur van de Stichting Pensioenfonds Gasunie, hierna te noemen het fonds, overwegende dat
- er wijziging is opgetreden in de maatschappelijke opvattingen omtrent gelijkberechtiging van gehuwd en ongehuwd samenwonenden;
- het fonds zich xxxxx xxxxxxx heeft over deze ontwikkelingen en in het bijzonder over de vraag of partners die ongehuwd samenwonen voor wat betreft het recht op nabestaandenpensioen gelijk gesteld zouden moeten worden met partners die gehuwd samenwonen;
- het bovenstaande heeft geresulteerd in het besluit een regeling voor een partnerpensioen voor ongehuwden op risico-basis in te voeren, in die zin dat alleen een pensioen wordt verstrekt als het overlijden zich voordoet tijdens de 'actieve periode' en alleen aan degene die partner van de overledene was ten tijde van diens overlijden;
- de regeling van een partnerpensioen vanwege het karakter van een risico-voorziening op een aantal punten verschillen vertoont met de regeling van het weduwen-
/weduwnaarspensioen krachtens het Reglement van het fonds;
- met inachtneming van bovengenoemde verschillen, nabestaande partners voor wat betreft het recht op partnerpensioen onder bepaalde voorwaarden worden gelijkgesteld met weduwen en weduwnaars.
besluit hierbij de Regeling Partnerpensioen met ingang van 1 juli 1996 als volgt vast te stellen:
Artikel 1 Het karakter van de Regeling Partnerpensioen
1. Deze Regeling Partnerpensioen, hierna te noemen de Regeling, is een aanvulling op het voor de deelnemer geldende Pensioenreglement 1 april 1991 van het fonds, dat is vastgesteld op 23 maart 1992, hierna te noemen het Reglement, en maakt daar onderdeel van uit.
2. Het Reglement is van toepassing op de Regeling, voorzover daarvan in de Regeling niet wordt afgeweken.
Artikel 2 Definities
1. In de Regeling wordt aan de hieronder genoemde begrippen de volgende betekenis toegekend:
partner:
de ongehuwde man of de ongehuwde vrouw met wie een ongehuwde deelnemer samenwoont, zonder dat er sprake is van een bij de burgerlijke stand geregistreerd partnerschap, en - met het oogmerk duurzaam samen te leven - een gemeenschappelijke huishouding voert op basis van een notarieel verleden samenlevingscontract, waarin enige vermogensrechtelijke aangelegenheden terzake van die samenwoning en gemeenschappelijke huishouding zijn geregeld.
nabestaande partner:
degene die de partner van de deelnemer is, op het moment van diens overlijden.
partnerpensioen:
het pensioen dat aan de nabestaande partner wordt verstrekt.
2. Voor de toepassing van de Regeling wordt in het Reglement:
a onder echtgenoot of echtgenote mede begrepen de partner van de deelnemer; b onder weduwe of weduwnaar mede begrepen de nabestaande partner;
c onder weduwen-/weduwnaarspensioen mede begrepen partnerpensioen.
Artikel 3 Recht op partnerpensioen
1. De nabestaande partner heeft recht op partnerpensioen met ingang van de eerste dag van de maand volgende op die waarin de deelnemer is overleden.
2. De gewezen partner van een deelnemer kan aan deze Regeling geen rechten ontlenen.
Artikel 4 Aanvullende voorwaarden voor het verkrijgen van een recht op partnerpensioen
1. Bloed- en aanverwanten in de op- en neergaande rechte dan wel zijlijn in de eerste en tweede graad kunnen niet worden aangemerkt als partner.
2.aHet vereiste samenlevingscontract moet notarieel zijn verleden voor of tijdens het deelnemerschap van een overleden deelnemer.
b Het vereiste samenlevingscontract moet minimaal één jaar direct voorafgaand aan het overlijden van de deelnemer notarieel zijn verleden.
3. Van samenwonen in de zin van deze Regeling kan alleen sprake zijn indien de deelnemer en diens partner, beiden volgens het bevolkingsregister op hetzelfde adres staan ingeschreven en daar ook wonen en het samenlevingsverband uit maximaal twee personen bestaat
Artikel 5 Aanvraag van het partnerpensioen
1. De nabestaande partner moet, om voor partnerpensioen in aanmerking te komen, een aanvraag voor partnerpensioen indienen bij het bestuur van het fonds.
2. De nabestaande partner dient aan te tonen dat hij op het tijdstip van het overlijden van de deelnemer voldeed aan de voorwaarden die de Regeling stelt aan het verkrijgen van
het recht op partnerpensioen.
3. Bij de aanvraag dient een uittreksel uit het bevolkingsregister te worden overgelegd, waaruit blijkt dat de nabestaande partner en de overleden deelnemer op hetzelfde adres stonden ingeschreven op het tijdstip van het overlijden van de deelnemer. Tevens dient een afschrift van het notarieel verleden samenlevingscontract of een notarieel uittreksel terzake van dat samenlevingscontract te worden overgelegd.
Artikel 6 Bedrag van het Partnerpensioen
Het bedrag van het partnerpensioen wordt vastgesteld conform artikel 38 van het Reglement met dien verstande dat verondersteld wordt dat de partner altijd recht zou hebben gehad op een pensioen of uitkering krachtens de Algemene Weduwen- en Wezenwet zoals die gold op 30 juni 1996.
Artikel 7 Inwerkingtreding van de regeling
Deze regeling wordt geacht in werking te zijn getreden op 1 juli 1996 en met ingang van die datum de regeling, vastgesteld op 22 november 1994, te hebben vervangen.
BIJLAGE V
van het Reglement van de Stichting Pensioenfonds Gasunie zoals dat in werking is getreden op 1 april 1991.
REGELING VRIJWILLIGE VERZEKERING VAN ANW-HIAATPENSIOEN
ALGEMENE BEPALINGEN
1. Begripsomschrijvingen
In deze regeling vrijwillige verzekering van Anw-hiaatpensioen worden dezelfde begripsomschrijvingen gehanteerd als in het Reglement met uitzondering van:
Werknemer:
Een persoon in dienst van de werkgever krachtens een schriftelijk arbeidscontract.
Tevens wordt voor deze regeling onder werknemer verstaan een persoon waarmee de dienstbetrekking is beëindigd, maar waarvoor het deelnemerschap aan het Reglement wordt voortgezet op grond van een regeling in de sfeer van de arbeidsvoorwaarden.
Deelnemer:
De werknemer die zich bij het fonds heeft aangemeld voor de verzekering van Anw- hiaatpensioen.
KEUZEMOGELIJKHEDEN TEN AANZIEN VAN HET AANVULLENDE ANW-HIAATPENSIOEN
2. De deelnemer met een echtgeno(o)t(e)/partner heeft recht op een Anw-hiaatpensioen ten behoeve van diens echtgeno(o)t(e)/partner.
Dit Anw-hiaatpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de deelnemer overlijdt en wordt uitgekeerd tot en met de maand van overlijden van de echtgeno(o)t(e)/partner, doch uiterlijk tot de eerste dag van de maand waarin de echtgeno(o)t(e)/partner de 65 jarige leeftijd bereikt.
3.1 De hoogte van het Anw-hiaatpensioen bedraagt naar keuze van de deelnemer a) ƒ 8.000,--, b) ƒ 12.000,--, c) ƒ 16.000,--, d) ƒ 20.000 ,--, e) ƒ 23.100,-
of f) ƒ 26.300 ,-- per jaar. Deze bruto bedragen gelden per 1 januari 1997 en kunnen jaarlijks per 1 januari door het bestuur worden gewijzigd.
Per 1 januari 2002 is de euro in werking getreden. De bruto bedragen per 1 januari 1997 zijn derhalve in euro’s vastgesteld op a) euro 3.630,24; b) euro 5.445,36;
c) euro 7.260,48; d) euro 9.075,60 e) euro 10.482,32; of f) euro 11.934,42.
3.2. De in lid 1 genoemde verzekerde bedragen onder a) tot en met e) worden jaarlijks per 1 januari vermenigvuldigd met het percentage waarmee de bruto Anw-uitkering
inclusief vakantiegeld op jaarbasis per 1 januari van het lopende boekjaar is gewijzigd ten opzichte van de bruto Anw-uitkering inclusief vakantiegeld op jaarbasis ultimo 1996, met dien verstande dat:
- de nieuwe bedragen rekenkundig worden afgerond op een veelvoud van 25 euro;
- wanneer de aldus vastgestelde bedragen aan Anw-hiaatpensioen per 1 januari van het lopende boekjaar lager zijn dan de bedragen aan Anw-hiaatpensioen per
1 januari van het vorig boekjaar, nader overleg plaatsvindt over de aanpassing van de hier voren genoemde verzekerde bedragen aan Anw-hiaatpensioen.
3.3 Het in lid 1 verzekerde bedrag aan Anw-hiaatpensioen genoemd onder f) wordt jaarlijks per 1 januari aangepast aan het op dat tijdstip geldende fiscale maximum, zijnde 8/7 maal de bruto Anw-uitkering inclusief vakantiegeld op jaarbasis, met dien verstande dat:
- het nieuwe bedrag rekenkundig wordt afgerond op een veelvoud van 25 euro;
- wanneer het aldus vastgestelde maximum-bedrag aan Anw-hiaatpensioen per 1 januari van het lopende boekjaar lager is dan het maximum-bedrag aan Anw- hiaatpensioen per 1 januari van het vorig boekjaar, nader overleg plaatsvindt over aanpassing van het hier voren genoemde verzekerde maximumbedrag aan Anw-hiaatpensioen.
4. Op het ingegane Anw-hiaatpensioen kunnen toeslagen worden verleend, op de wijze zoals omschreven in artikel 60 van het Reglement.
AANVANG, WIJZIGING EN BEËINDIGING VAN DE VERZEKERING VAN HET ANW-HIAATPENSIOEN
5. Indien de werknemer gebruik wenst te maken van de mogelijkheid een Anw- hiaatpensioen te verzekeren dient hij dit per 1 januari 1997 of op het latere tijdstip van diens indiensttreding, diens huwelijk of diens aanvang van een gemeenschappelijke huishouding met een partner (dat wil zeggen, de datum waarop de notariële akte wordt verleden) - op een door het fonds ter beschikking gesteld formulier - kenbaar te maken. Dit formulier dient ondertekend te worden door zowel de werknemer als diens echtgeno(o)t(e)/partner en binnen drie maanden na genoemde tijdstippen bij het fonds te worden ingeleverd.
Indien de werknemer zich na drie maanden na de genoemde tijdstippen bij het fonds aanmeldt voor de verzekering van een Anw-hiaatpensioen, gelden toelatingscriteria die door het bestuur van het fonds zullen worden vastgesteld en bekend gemaakt.
6. De deelnemer aan deze Anw-hiaatpensioenregeling heeft het recht de door hem op grond van artikel 3 gekozen Anw-hiaatpensioenvorm te wijzigen in een andere volgens artikel 3 toegelaten Anw-hiaatpensioenvorm met inachtneming van de onderstaande bepalingen. De deelnemer dient de wijziging - op een door het fonds ter beschikking gesteld formulier - aan het fonds te melden. Dit formulier dient ondertekend te worden door zowel de deelnemer als diens echtgeno(o)t(e)/partner.
7. Indien de deelnemer het door hem gekozen bedrag aan Anw-hiaatpensioen wenst te wijzigen in een hoger bedrag, gelden toelatingscriteria die door het bestuur van het fonds zullen worden vastgesteld en bekendgemaakt.
8. De wijziging van de verzekering van Anw-hiaatpensioen als bedoeld in artikel 6 zal bij acceptatie door het fonds gelden vanaf de eerste dag van de maand volgend op het tijdstip van ontvangst van de wijziging.
9. Aan de deelnemer wordt schriftelijk mededeling gedaan van het verzekerde Anw- hiaatpensioen en van wijzigingen daarin.
10. De verzekering van het Anw-hiaatpensioen komt te vervallen bij:
- beëindiging van het dienstverband zonder dat nog sprake is van een werknemer op basis van artikel 1 van deze regeling;
- echtscheiding, ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed;
- beëindiging van de gemeenschappelijke huishouding;
- het overlijden van de echtgeno(o)t(e)/partner of;
- het bereiken van de 65 jarige leeftijd van de echtgeno(o)t(e)/partner.
De verzekering vervalt per de datum waarop de genoemde gebeurtenis plaatsvindt.
11. Indien de deelnemer gedurende vijf jaren direct voorafgaand aan het jaar waarin de 65 jarige leeftijd wordt bereikt verzekerd is voor het Anw-hiaatpensioen, blijft de verzekering van het Anw-hiaatpensioen vanaf diens pensioendatum, zonder premiebetaling en zonder dat wijzigingen in de verzekering van Anw-hiaatpensioen nog mogelijk zijn, in stand tot de eerste dag van de maand waarin de echtgeno(o)t(e)/partner de leeftijd van 65 jaar bereikt of indien dat eerder is tot het moment waarop de echtgeno(o)t(e)/partner overlijdt.
12. De deelnemer aan deze regeling van Anw-hiaatpensioen heeft het recht deze verzekering tussentijds per de eerste dag van een maand te beëindigen. De opzegging van de verzekering moet minstens één maand van te voren - op een door het fonds ter beschikking gesteld formulier - kenbaar worden gemaakt. Dit formulier dient ondertekend te worden door zowel de deelnemer als diens echtgeno(o)t(e)/partner. Opzegging van de verzekering leidt tot verval van de verzekering per de door de deelnemer aangegeven datum, doch niet eerder dan per de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin het fonds de opzegging heeft ontvangen.
13. De verplichting tot premiebetaling eindigt bij het vervallen van de verzekering en voorts:
- per de eerste dag van de maand volgende op de maand waarin de deelnemer komt te overlijden, of
- per de eerste dag van de maand volgende op de maand waarin de deelnemer de 65 jarige leeftijd bereikt.
Tijdens een tijdvak van arbeidsongeschiktheid waarin de deelnemer een invaliditeitspensioen krachtens het Reglement ontvangt, blijft de verplichting tot premiebetaling voor de verzekering van het Anw-hiaatpensioen onverminderd in stand.
KOSTEN VAN DE VERZEKERING VAN HET ANW-HIAATPENSIOEN
14. De kosten van de verzekering van het Anw-hiaatpensioen zijn voor rekening van de deelnemer en zullen worden vastgesteld volgens een premietabel. Deze premietabel kan van tijd tot tijd door het bestuur, gehoord de actuaris, worden gewijzigd. Hierbij wordt rekening gehouden met het streven dat de premie voor deze regeling van Anw- hiaatpensioen in principe kostendekkend moet zijn en dat daardoor de uitvoering van deze regeling niet zal leiden tot aantasting van de aanspraken in de verplichte (basis) pensioenregelingen van het Fonds dan wel aantasting van het vermogen van het fonds.
De geldende premietabel is op aanvraag bij het fonds verkrijgbaar.
De hoogte van de premie in enig jaar is afhankelijk van de voor dat jaar vastgestelde premietabel en de leeftijd van de deelnemer, waarbij voor de vaststelling van de leeftijd van de deelnemer wordt uitgegaan van de leeftijd die de deelnemer in het betreffende jaar zal bereiken.
15. Indien de deelnemer gehuwd is dan wel een gemeenschappelijke huishouding voert met een meer dan 10 jaar jongere of meer dan 10 jaar oudere echtgeno(o)t(e)/partner, zullen de in het vorige artikel bedoelde premiebedragen actuarieel worden vastgesteld.
Indien de deelnemer zich minder dan 5 jaar direct voorafgaand aan de 65 jarige leeftijd aanmeldt voor de verzekering van Anw-hiaatpensioen, zullen de in het vorige artikel bedoelde premiebedragen actuarieel worden vastgesteld in het geval de verzekering ook na de pensioendatum in stand moet blijven conform artikel 11.
16. De premie zal door de werkgever of het fonds vanaf de datum van ingang van de verzekering in evenveel termijnen op diens (vaste)salaris of (pensioen)uitkering worden ingehouden, als waarin dit wordt uitbetaald. De werkgever en het Fonds zijn gemachtigd tot inhouding van de premie.
OVERGANGSBEPALINGEN
17. Gewezen werknemers die op 1 januari 1997 een invaliditeitspensioen ontvangen van het fonds op grond van het Reglement kunnen met ingang van 1 april 1998 deelnemen aan deze regeling van vrijwillige verzekering van Anw-hiaatpensioen met dien verstande dat voor hen de premietabel ingevolge artikel 14 zal worden verhoogd. Het bestuur van het fonds stelt het percentage van de verhoging vast.
18. De werknemer met een echtgeno(o)t(e) geboren op of na 1 januari 1950 en voor 1 juli 1956 heeft de mogelijkheid de verzekering van Anw-hiaatpensioen en de bijbehorende premiebetaling op 1 juli 1999 in te laten gaan.
De werknemer, die van deze mogelijkheid gebruik wenst te maken, dient dit per 1 januari 1997 of het latere tijdstip van diens indiensttreding, diens huwelijk of diens aanvang van een gemeenschappelijke huishouding met een partner (dat wil zeggen, de datum waarop de notariële akte wordt verleden) - op een door het fonds ter beschikking gesteld formulier - kenbaar te maken. Dit formulier dient ondertekend te worden door zowel de werknemer als diens echtgeno(o)t(e)/partner en binnen drie maanden na genoemde tijdstippen bij het fonds te worden ingeleverd.
INWERKINGTREDING
19. Deze regeling van vrijwillige verzekering van Anw-hiaatpensioen treedt in werking op 1 januari 1997.
BIJLAGE VI
Afkoopfactoren tijdelijk ouderdomspensioen per 1 euro pensioen | |||
TOP leeftijd 60 tot 65 | |||
leeftijd op moment van afkoop | Afkoopfactor | leeftijd op moment van afkoop | Afkoopfactor |
18 | 3,8060 | 42 | 4,9237 |
19 | 3,8664 | 43 | 4,9312 |
20 | 3,9272 | 44 | 4,9385 |
21 | 3,9881 | 45 | 4,9475 |
22 | 4,0491 | 46 | 4,9583 |
23 | 4,1100 | 47 | 4,9708 |
24 | 4,1706 | 48 | 4,9850 |
25 | 4,2308 | 49 | 5,0000 |
26 | 4,2905 | 50 | 5,0148 |
27 | 4,3493 | 51 | 5,0300 |
28 | 4,4072 | 52 | 5,0448 |
29 | 4,4638 | 53 | 5,0569 |
30 | 4,5191 | 54 | 5,0665 |
31 | 4,5725 | 55 | 5,0734 |
32 | 4,6237 | 56 | 5,0760 |
33 | 4,6724 | 57 | 5,0737 |
34 | 4,7182 | 58 | 5,0679 |
35 | 4,7603 | 59 | 5,0592 |
36 | 4,7988 | 60 | 5,0491 |
37 | 4,8329 | 61 | 4,0345 |
38 | 4,8621 | 62 | 3,0223 |
39 | 4,8854 | 63 | 2,0129 |
40 | 4,9027 | 64 | 1,0059 |
41 | 4,9147 | 65 | 0,0000 |
Afkoopfactoren tijdelijk ouderdomspensioen per 1 euro pensioen | |||
OOP pensioenrichtleeftijd 60 | |||
leeftijd op moment van afkoop | Afkoopfactor | leeftijd op moment van afkoop | Afkoopfactor |
18 | 2,5747 | 70 | 5,1230 |
19 | 2,6334 | 71 | 5,0025 |
20 | 2,6934 | 72 | 4,8748 |
21 | 2,7547 | 73 | 4,7384 |
22 | 2,8172 | 74 | 4,5941 |
23 | 2,8812 | 75 | 4,4433 |
24 | 2,9464 | 76 | 4,2876 |
25 | 3,0129 | 77 | 4,1253 |
26 | 3,0808 | 78 | 3,9579 |
27 | 3,1500 | 79 | 3,7880 |
28 | 3,2206 | 80 | 3,6149 |
29 | 3,2925 | 81 | 3,4434 |
30 | 3,3659 | 82 | 3,2733 |
31 | 3,4405 | 83 | 3,1041 |
32 | 3,5165 | 84 | 2,9329 |
33 | 3,5938 | 85 | 2,7640 |
34 | 3,6724 | 86 | 2,5976 |
35 | 3,7523 | 87 | 2,4343 |
36 | 3,8334 | 88 | 2,2758 |
37 | 3,9157 | 89 | 2,1209 |
38 | 3,9992 | 90 | 1,9737 |
39 | 4,0836 | 91 | 1,8359 |
40 | 4,1689 | 92 | 1,7033 |
41 | 4,2551 | 93 | 1,5784 |
42 | 4,3421 | 94 | 1,4623 |
43 | 4,4297 | 95 | 1,3556 |
44 | 4,5176 | 96 | 1,2575 |
45 | 4,6061 | 97 | 1,1681 |
46 | 4,6946 | 98 | 1,0869 |
47 | 4,7835 | 99 | 1,0123 |
48 | 4,8723 | 100 | 0,9480 |
49 | 4,9607 | 101 | 0,8943 |
50 | 5,0489 | 102 | 0,8465 |
51 | 5,1365 | 103 | 0,8034 |
52 | 5,2236 | 104 | 0,7648 |
53 | 5,3099 | 105 | 0,7309 |
54 | 5,3953 | 106 | 0,7012 |
55 | 5,4796 | 107 | 0,6753 |
56 | 5,5629 | 108 | 0,6526 |
57 | 5,6449 | 109 | 0,6329 |
58 | 5,7259 | 110 | 0,6158 |
59 | 5,8056 | 111 | 0,6008 |
60 | 5,8842 | 112 | 0,5878 |
61 | 5,8484 | 113 | 0,5764 |
62 | 5,8028 | 114 | 0,5661 |
63 | 5,7479 | 115 | 0,5563 |
64 | 5,6828 | 116 | 0,5458 |
65 | 5,6089 | 117 | 0,5331 |
66 | 5,5275 | 118 | 0,5220 |
67 | 5,4377 | 119 | 0,5709 |
68 | 5,3394 | 120 | 0,4341 |
69 | 5,2351 | 121 | 0,1449 |
Afkoopfactoren tijdelijk ouderdomspensioen per 1 euro pensioen | |||
OP pensioenrichtleeftijd 60 | |||
leeftijd op moment van afkoop | Afkoopfactor | leeftijd op moment van afkoop | Afkoopfactor |
18 | 19,2993 | 70 | 18,8172 |
19 | 19,5893 | 71 | 17,9132 |
20 | 19,8816 | 72 | 17,0216 |
21 | 20,1760 | 73 | 16,1414 |
22 | 20,4722 | 74 | 15,2755 |
23 | 20,7701 | 75 | 14,4245 |
24 | 21,0692 | 76 | 13,5907 |
25 | 21,3694 | 77 | 12,7747 |
26 | 21,6702 | 78 | 11,9779 |
27 | 21,9711 | 79 | 11,2037 |
28 | 22,2717 | 80 | 10,4519 |
29 | 22,5716 | 81 | 9,7285 |
30 | 22,8705 | 82 | 9,0341 |
31 | 23,1672 | 83 | 8,3693 |
32 | 23,4612 | 84 | 7,7358 |
33 | 23,7516 | 85 | 7,1331 |
34 | 24,0378 | 86 | 6,5674 |
35 | 24,3187 | 87 | 6,0364 |
36 | 24,5930 | 88 | 5,5428 |
37 | 24,8597 | 89 | 5,0813 |
38 | 25,1174 | 90 | 4,6559 |
39 | 25,3644 | 91 | 4,2685 |
40 | 25,5992 | 92 | 3,9083 |
41 | 25,8222 | 93 | 3,5796 |
42 | 26,0344 | 94 | 3,2810 |
43 | 26,2359 | 95 | 3,0112 |
44 | 26,4264 | 96 | 2,7686 |
45 | 26,6070 | 97 | 2,5517 |
46 | 26,7775 | 98 | 2,3592 |
47 | 26,9399 | 99 | 2,1897 |
48 | 27,0940 | 100 | 2,0431 |
49 | 27,2389 | 101 | 1,9204 |
50 | 27,3741 | 102 | 1,8125 |
51 | 27,5013 | 103 | 1,7178 |
52 | 27,6215 | 104 | 1,6350 |
53 | 27,7325 | 105 | 1,5627 |
54 | 27,8340 | 106 | 1,4997 |
55 | 27,9259 | 107 | 1,4448 |
56 | 28,0085 | 108 | 1,3973 |
57 | 28,0817 | 109 | 1,3561 |
58 | 28,1465 | 110 | 1,3203 |
59 | 28,2036 | 111 | 1,2893 |
60 | 28,2543 | 112 | 1,2625 |
61 | 27,2979 | 113 | 1,2391 |
62 | 26,3406 | 114 | 1,2186 |
63 | 25,3837 | 115 | 1,1998 |
64 | 24,4284 | 116 | 1,1813 |
65 | 23,4761 | 117 | 1,1591 |
66 | 22,5292 | 118 | 1,1248 |
67 | 21,5890 | 119 | 1,0563 |
68 | 20,6549 | 120 | 0,8976 |
69 | 19,7313 | 121 | 0,5038 |