Contract
48 (1996) Nr. 1
TRAC T A TENBLAD
VAN HET
K O N I N K R I J K D E R N E D E R L A N D E N
JAARGANG 1996 Nr. 293
A. TITEL
Verdrag inzake de verzameling, afgifte en inname van afval in de Rijn- en binnenvaart, met Bijlagen en Aanhangsels;
Xxxxxxxxxxx, 0 september 1996
B. TEKST1)
Verdrag inzake de verzameling, afgifte en inname van afval in de Rijn- en binnenvaart
De Bondsrepubliek Duitsland het Koninkrijk Belgie¨
de Franse Republiek
het Groothertogdom Luxemburg het Koninkrijk der Nederlanden de Zwitserse Bondsstaat
Overwegende dat het voorkomen van afval alsmede de verzameling, afgifte en inname van afval ter verwerking en verwijdering vanwege de bescherming van het milieu, alsmede vanwege de veiligheid en gezond- heid van scheepspersoneel en verkeersdeelnemers, voor de binnenvaart en de daarmee samenhangende bedrijfstakken een vereiste is en dat zij daartoe een versterkte bijdrage willen leveren,
In de overtuiging dat daartoe internationaal afgestemde, uniforme regelingen getroffen moeten worden, om concurrentievervalsing te voor- komen,
Voorts ervan overtuigd dat de verzameling, afgifte, inname en verwij-
1) De Franse en de Duitse tekst van Xxxxxxx, Bijlagen en Aanhangsels zijn afgedrukt op blz. 72 e.v. van dit Tractatenblad.
dering van scheepsafval op basis van het beginsel ,,de vervuiler betaalt’’ gefinancierd moet worden,
Constaterende dat in het bijzonder de heffing van een internationaal uniform vastgestelde bijdrage, gebaseerd op de aan de binnenvaart ver- kochte hoeveelheid gasolie voor de inname en verwijdering van olie- en vethoudende scheepsbedrijfsafvalstoffen, het beginsel van douane- en belastingvrijdom in de Rijnoeverstaten en in Belgie¨, zoals neergelegd in de Overeenkomst van 16 mei 1952 betreffende douane- en belastingvrij- dom voor de in de Rijnvaart als boordvoorraad verbruikte gasolie, niet schendt,
Wensende dat andere staten waarvan de voor de binnenvaart open- staande vaarwegen in verbinding staan met die van de Verdragsluitende Staten, toetreden tot dit Verdrag
Zijn het volgende overeengekomen:
ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1
Begripsbepalingen
In dit Verdrag wordt verstaan onder:
a. ,,scheepsafval’’: de in de onderdelen b tot en met f nader bepaalde stoffen of voorwerpen, waarvan de bezitter zich ontdoet, wil ontdoen dan wel moet ontdoen;
b. ,,scheepsbedrijfsafval’’: afval en afvalwater, dat bij het in bedrijf zijn en het onderhoud van het vaartuig aan boord ontstaat. Hieronder valt het olie- en vethoudend scheepsbedrijfsafval en het overige scheeps- bedrijfsafval;
c. ,,olie- en vethoudend scheepsbedrijfsafval’’: afgewerkte olie, bil- gewater, en overig olie- en vethoudend afval, zoals afgewerkt vet, gebruikte filters, gebruikte poetslappen, vaten en verpakkingsmateriaal van dit afval;
d. ,,bilgewater’’: oliehoudend water uit de bilge van de machineka- mer, de voor- en achterpiek, de kofferdammen en de ruimten tussen zij- wand en beunwand;
e. ,,overig scheepsbedrijfsafval’’: huishoudelijk afvalwater, huisvuil, zuiveringsslib, slops en klein gevaarlijk afval, bedoeld in Deel C van de Uitvoeringsregeling;
f. ,,afval van de lading’’: afval en afvalwater, dat in verband met de lading aan boord van het schip ontstaat. Hiertoe behoren niet de rest- lading en overslagresten, bedoeld in Deel B van de Uitvoeringsregeling;
g. ,,schip’’: een binnenschip, zeeschip of drijvend werktuig;
h. ,,passagiersschip’’: een voor het vervoer van passagiers gebouwd en ingericht schip;
i. ,,zeeschip’’: een schip dat is toegelaten voor de zee- of kustvaart en overwegend daartoe is bestemd;
x. ,,ontvangstinrichting’’: een schip dan wel een inrichting aan land, door de bevoegde autoriteiten toegelaten voor het in ontvangst nemen van scheepsafval;
k. ,,xxxxxxxx’’: degene onder wiens leiding het schip staat;
l. ,,gemotoriseerd schip’’: een schip waarvan de hoofd- of hulpmo- toren, met uitzondering van ankerlieren, verbrandingsmotoren zijn;
m. ,,gasolie’’: van douanerechten en andere belastingen vrijgestelde brandstof voor binnenschepen;
n. ,,bunkerbedrijf’’: bedrijf waarvan schepen gasolie betrekken;
o. ,,exploitant van de overslaginstallatie’’: degene die zich beroeps- matig bezighoudt met het laden en lossen van schepen;
p. ,,verlader’’: degene die de vervoersopdracht heeft verleend;
q. ,,vervoerder’’: degene die zich beroepsmatig bezighoudt met het vervoer van goederen;
r. ,,ladingontvanger’’: degene die gerechtigd is de goederen in ont- vangst te nemen.
Artikel 2
Geografisch toepassingsgebied
Dit Verdrag is van toepassing op de in Bijlage 1 genoemde vaarwe- gen.
BIJZONDERE BEPALINGEN
VERPLICHTINGEN VAN DE STATEN
Artikel 3
Verbod tot inbrengen en lozen
1. Het is verboden scheepsafval en delen van de lading vanaf sche- pen in de in Bijlage 1 genoemde vaarwegen te brengen of te lozen.
2. De Verdragsluitende Staten dragen er zorg voor dat het in het eer- ste lid genoemde verbod wordt nageleefd.
3. Uitzonderingen op dit verbod zijn slechts toegestaan in overeen- stemming met Bijlage 2 en de daarbijbehorende aanhangsels, hierna te noemen de ,,Uitvoeringsregeling’’.
Artikel 4
Ontvangstinrichtingen
1. De Verdragsluitende Staten verplichten zich ertoe langs de in Bij- lage 1 genoemde vaarwegen een voldoende dicht net van ontvangst- inrichtingen in te richten of te laten inrichten en dit internationaal af te stemmen.
2. De Verdragsluitende Staten voeren overeenkomstig de Uitvoerings- regeling een uniforme procedure in met betrekking tot de verzameling van scheepsafval en de afgifte aan de ontvangstinrichtingen. Van deze procedure maakt wat betreft de in artikel 1, onderdelen c, d en f, genoemde afvalsoorten, bedoeld in Deel C van de Uitvoeringsregeling een document ten bewijze van de reglementaire afgifte van dit scheeps- afval deel uit. De reglementaire afgifte van slops en zuiveringsslib als bedoeld in Deel C van de Uitvoeringsregeling dient overeenkomstig nationale voorschriften aangetoond te worden.
3. De ontvangstinrichtingen zijn verplicht het scheepsafval overeen- komstig de in de Uitvoeringsregeling vastgelegde procedure aan te nemen.
4. De Verdragsluitende Staten dragen er zorg voor dat de ontvangst- inrichtingen hun verplichting tot inname van scheepsafval overeenkom- stig de nationale regelingen nakomen.
Artikel 5
Grondslag van de financiering
De Verdragsluitende Staten voeren een uniforme financieringswijze in voor de inname en verwijdering van scheepsafval.
Artikel 6
Financiering van de inname en verwijdering van olie- en vethoudend scheepsbedrijfsafval
1. De financiering van de inname en verwijdering van olie- en vet- houdend scheepsbedrijfsafval geschiedt door middel van een verwijderingsbijdrage, die van gemotoriseerde schepen, voor zover zij gasolie gebruiken, wordt geheven, met uitzondering van zeeschepen. De hoogte van de verwijderingsbijdrage is in alle Verdragsluitende Staten gelijk en wordt vastgesteld op basis van de som van de inname- en verwijderingskosten, na aftrek van de eventuele opbrengsten van de ver- werking van olie- en vethoudend scheepsbedrijfsafval en van de hoe- veelheid geleverde gasolie, volgens de in Deel A van de Uitvoerings- regeling vastgelegde procedure. Het bedrag wordt aan de kostenontwikkeling aangepast. Ter bevordering van het voorkomen van afval dienen criteria uitgewerkt te worden en bij de vaststelling van de hoogte van de verwijderingsbijdrage in acht te worden genomen.
De betaalde verwijderingsbijdragen zijn uitsluitend voor de financie- ring van de inname en de verwijdering van olie- en vethoudend scheeps- bedrijfsafval aan te wenden.
2. De in het eerste lid genoemde procedure wordt indien nodig met inachtneming van de bij de uitvoering van het systeem opgedane erva- ringen getoetst.
3. De betaling van de verwijderingsbijdrage geeft recht op afgifte van olie- en vethoudend scheepsbedrijfsafval aan de door de nationale insti- tuten aangewezen ontvangstinrichtingen.
4. De Verdragsluitende Staten stellen zeker dat de schippers en de bunkerinrichtingen de voor hen ingevolge Deel A van de Uitvoerings- regeling geldende verplichtingen in het bijzonder bij elke levering van gasolie nakomen.
Artikel 7
Financiering van de inname en verwijdering van overig scheepsbedrijfsafval
1. In havens, bij overslaginstallaties alsmede bij ligplaatsen en slui- zen worden voor de inname en verwijdering van huishoudelijk afval geen aparte heffingen geheven.
2. Met betrekking tot de inname en verwijdering van klein gevaarlijk afval zullen de Verdragsluitende Staten afgestemde regelingen treffen voor een financieringssysteem waarin de kosten voor de inname en ver- wijdering van het genoemde afval, ongeacht of het afval afgegeven wordt, in de haven- of liggelden inbegrepen zijn dan wel het schip anderszins opgelegd worden.
3. Voor passagiersschepen geldt dat de kosten voor de inname en ver- wijdering van huishoudelijk afvalwater en zuiveringsslib alsmede van huisvuil en klein gevaarlijk afval de schipper afzonderlijk in rekening kunnen worden gebracht.
4. De kosten voor de inname en verwijdering van slops kunnen de schipper afzonderlijk in rekening worden gebracht.
Artikel 8
Financiering van het restlossen, het wassen alsmede de inname en verwijdering van afval van de lading
1. De verlader of de ladingontvanger draagt de kosten voor het nalos- sen en het wassen van het schip alsmede voor de inname en verwijde- ring van afval van de lading overeenkomstig Deel B van de Uitvoerings- regeling.
2. Indien het schip vo´o´r het laden niet overeenstemt met de voorge- schreven losstandaard en indien de ladingontvanger of verlader van het vorige transport zijn verplichtingen is nagekomen, draagt de vervoerder de kosten voor het nalossen of het wassen van het schip, alsmede voor de inname en verwijdering van het afval van de lading.
Artikel 9
Nationaal Instituut
1. Iedere Verdragsluitende Staat wijst een nationaal instituut aan dat verantwoordelijk is voor de organisatie van het uniforme financierings- systeem voor de inname en verwijdering van olie- en vethoudend scheepsbedrijfsafval overeenkomstig de in Deel A van de Uitvoerings- regeling vastgelegde bepalingen.
2. De samenstelling alsmede de details van de organisatie en de werk- wijze van het nationale instituut worden in nationale regelingen van de Verdragsluitende Staten vastgelegd. In het nationale instituut moeten vertegenwoordigers van de binnenvaartbranche zijn opgenomen.
3. De bedrijfs- en administratiekosten van ieder nationaal instituut worden door de desbetreffende Verdragsluitende Staat gedragen.
Artikel 10
Internationale financie¨le verevening - Internationaal Verevenings- en Coo¨rdinatieorgaan
1. De internationale financie¨le verevening geschiedt op grond van dit Verdrag, alsmede aan de hand van Deel A van de Uitvoeringsregeling.
2. Er wordt een Internationaal Verevenings- en Coo¨rdinatieorgaan opgericht. Dit orgaan dient onder andere:
a. zorg te dragen voor de financie¨le verevening tussen de nationale instituten met betrekking tot de inname en verwijdering van olie- en vet- houdend scheepsbedrijfsafval overeenkomstig de door haar op grond van Deel A van de Uitvoeringsregeling bepaalde procedure;
b. te toetsen in hoeverre het voorhanden zijnde net van ontvangst- inrichtingen, met inachtneming van de behoeften van de scheepvaart en de economische doelmatigheid van de afvalverwijdering, aangepast dient te worden;
c. het in artikel 6 bedoelde financieringssysteem van de inname en verwijdering van olie- en vethoudend scheepsbedrijfsafval aan de hand van de in de praktijk opgedane ervaringen jaarlijks te evalueren;
d. voorstellen voor te leggen voor de aanpassing van de hoogte van de verwijderingsbijdrage aan de kostenontwikkeling;
e. voorstellen voor te leggen in hoeverre ten aanzien van de hoogte van de verwijderingsbijdrage rekening moet worden gehouden met tech- nische maatregelen ter voorkoming van afval.
Dit orgaan bestaat uit twee vertegenwoordigers van elk nationaal instituut, waarvan e´e´n afkomstig dient te zijn uit de nationale binnenvaart- branche.
3. Het Internationale Verevenings- en Coo¨rdinatieorgaan stelt een huishoudelijk reglement op dat met eenparigheid van stemmen wordt vastgesteld en waarin de nadere details van de internationale financie¨le verevening worden vastgelegd.
4. De organisatie van het Internationale Verevenings- en Coo¨rdinatie- orgaan is in Deel A van de Uitvoeringsregeling vastgelegd.
5. Het secretariaat van het Internationale Verevenings- en Coo¨rdinatie- orgaan wordt gevoerd door het secretariaat van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart.
6. De kosten van het Internationale Verevenings- en Coo¨rdinatie- orgaan, worden vooraf aan de hand van een begroting voor het volgende jaar geraamd, waaraan de Verdragsluitende Staten voor gelijke delen bij- dragen.
VERPLICHTINGEN EN RECHTEN VAN DE BETROKKENEN
Artikel 11
Algemene zorgplicht
De schipper, de overige bemanning en andere personen aan boord, de verlader, de vervoerder, de ladingontvanger, de exploitanten van overslaginstallaties, alsmede de exploitanten van ontvangstinrichtingen moeten de door de omstandigheden vereiste zorgvuldigheid betrachten om verontreiniging van de vaarwegen te voorkomen, de hoeveelheid scheepsafval zo gering mogelijk te houden en vermenging van verschil- lende afvalsoorten zo veel mogelijk te voorkomen.
Artikel 12
Verplichtingen en rechten van de schipper
1. De schipper kan het scheepsafval aan de ontvangstinrichtingen van elke Verdragsluitende Staat afgeven onder de in de Uitvoeringsregeling opgenomen voorwaarden.
2. De schipper dient de in de Uitvoeringsregeling opgenomen ver- plichtingen na te komen. Hij dient in het bijzonder, behoudens de in de Uitvoeringsregeling opgenomen uitzonderingen, het verbod om vanaf het schip scheepsafval en delen van de lading in de vaarweg te brengen dan wel te lozen, in acht te nemen.
3. Indien de schipper niet verantwoordelijk gesteld kan worden, kun- nen achtereenvolgens de vervoerder, de exploitant van het schip of de scheepseigenaar voor het nakomen van de verplichtingen in dit Verdrag verantwoordelijk worden gesteld.
Artikel 13
Verplichtingen van de vervoerder, de verlader en de ladingontvanger alsmede van de exploitanten van overslaginstallaties en ontvangstinrichtingen
1. De vervoerder, de verlader, de ladingontvanger, alsmede de exploi- tanten van overslaginstallaties en ontvangstinrichtingen dienen ieder hun verplichtingen overeenkomstig de Uitvoeringsregeling na te komen.
2. De ladingontvanger is verplicht restlading, overslagresten en afval van de lading aan te nemen. Hij kan daartoe een derde machtigen.
CONFERENTIE DER VERDRAGSLUITENDE PARTIJEN
Artikel 14
Organisatie en bevoegdheid
1. De Verdragsluitende Partijen richten een Conferentie der Verdrag- sluitende Partijen op die met het toezicht op de uitvoering van dit Ver- drag is belast.
Deze Conferentie komt eenmaal per jaar bijeen. De Conferentie kan op verzoek van ten minste twee Verdragsluitende Partijen voor een bui- tengewone vergadering bijeengeroepen worden.
2. De Conferentie toetst wijzigingen van dit Verdrag en van de bij het Verdrag behorende bijlagen en beslist hierover, overeenkomstig de in artikel 19 neergelegde procedure.
3. De Conferentie besluit op voorstel van het Internationale Verevenings- en Coo¨rdinatieorgaan over:
a. de jaarlijkse financie¨le verevening;
b. de vaststelling van de verwijderingsbijdrage voor het komende jaar, overeenkomstig de in artikel 6 vastgelegde procedure;
c. wijzigingen van de voorlopige en jaarlijkse financie¨le verevenings- procedure;
d. verlaging van de verwijderingsbijdrage in verband met technische maatregelen tot het voorkomen van afval op schepen.
Op voorstel van het Internationale Verevenings- en Coo¨rdinatieorgaan doet de Conferentie aanbevelingen aan de Verdragsluitende Staten ten aanzien van aanpassingen van het voorhanden zijnde net van ontvangst- inrichtingen
4. De Conferentie beslecht geschillen met betrekking tot de uitleg- ging en toepassing van dit Verdrag, alsmede geschillen ontstaan binnen het Internationale Verevenings- en Coo¨rdinatieorgaan, zonder dat hier- door de lopende, voorlopige financie¨le verevening wordt opgeschort.
5. De Conferentie stelt een huishoudelijk reglement op, dat met een- parigheid van stemmen wordt vastgesteld.
6. De Conferentie stelt voor het volgende jaar een begroting op, waar- aan de Verdragsluitende Staten voor gelijke delen bijdragen.
Artikel 15
Secretariaat
Ter uitvoering van dit Verdrag wordt het Secretariaat van de Confe- rentie der Verdragsluitende Partijen gevoerd door het Secretariaat van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart.
SANCTIES
Artikel 16
Sancties
De Verdragsluitende Staten vervolgen de op hun grondgebied begane overtredingen van de in dit Verdrag en zijn Uitvoeringsregeling vastge- legde ge- en verboden overeenkomstig de desbetreffende nationale rege- lingen.
SLOTBEPALINGEN
Artikel 17
Ondertekening, bekrachtiging, toetreding
1. Dit Verdrag is voor ondertekening opengesteld van 1 juni 1996 tot en met 30 september 1996 voor de Bondsrepubliek Duitsland, het Koninkrijk Belgie¨, de Franse Republiek, het Groothertogdom Luxem- burg, het Koninkrijk der Nederlanden en de Zwitserse Bondsstaat.
2. Dit Verdrag vereist de bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring van de ondertekenende Staten. De akten van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring worden nedergelegd bij de Secretaris-Generaal van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart.
3. Na inwerkingtreding staat dit Verdrag open voor toetreding door alle Staten waarvan de voor de binnenvaart openstaande vaarwegen met die van de Verdragsluitende Staten in verbinding staan. De akten van toetreding worden nedergelegd bij de Secretaris-Generaal van de Cen- trale Commissie voor de Rijnvaart.
Artikel 18
Inwerkingtreding
Dit Verdrag treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand na nederlegging van de laatste akte van bekrachtiging, aanvaarding of
goedkeuring door de ondertekenende Staten. Het treedt voor elke andere Verdragsluitende Partij in werking op de eerste dag van de tweede maand volgende op de nederlegging van de akte van toetreding door die Verdragsluitende Partij.
Artikel 19
Wijzigingen van het Verdrag en de bijlagen daarbij
1. Iedere Verdragsluitende Partij kan wijzigingen van dit Verdrag en de bijlagen daarbij voorstellen. De voorstellen tot wijziging worden op de Conferentie der Verdragsluitende Partijen getoetst.
2. De tekst van elk voorstel tot wijziging alsmede de onderbouwing van dit voorstel worden aan de depositaris voorgelegd, die het voorstel uiterlijk drie maanden voor aanvang van de Conferentie aan de Verdrag- sluitende Partijen ter kennis brengt. Alle met betrekking tot een voorstel binnengekomen standpunten worden door de depositaris aan de Verdrag- sluitende Partijen ter kennis gebracht.
3. Wijzigingen van dit Verdrag en van de bijlagen daarbij worden met eenparigheid van stemmen aangenomen.
4. Wijzigingen van dit Verdrag vereisen de bekrachtiging, aanvaar- ding of goedkeuring door de Verdragsluitende Partijen. Zij treden in wer- king op de eerste dag van de zesde maand volgende op de nederlegging van de laatste akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring.
5. Wijzigingen van de bijlagen van dit Verdrag treden in werking op de overeengekomen datum, uiterlijk negen maanden na de aanneming, voor zover geen van de Verdragsluitende Partijen binnen zes maanden mededeelt dat zij niet instemt met de wijzigingen.
Artikel 20
Opzegging
1. Dit Verdrag kan na het verstrijken van vijf jaar vanaf de dag waarop het Verdrag voor de desbetreffende Verdragsluitende Partij in werking is getreden door een Verdragsluitende Partij te allen tijde wor- den opgezegd door een aan de depositaris gerichte mededeling.
2. De opzegging wordt van kracht op de eerste dag van de maand die volgt na het verstrijken van een jaar vanaf de datum van ontvangst van de mededeling, echter niet eerder dan na afsluiting van de jaarlijkse financie¨le verevening met betrekking tot het voorafgaande boekjaar, dan wel na het verstrijken van een in de mededeling bepaalde langere ter- mijn.
Artikel 21
Depositaris
1. De Secretaris-Generaal van de Centrale Commissie voor de Rijn- vaart is de depositaris van dit Verdrag. Deze zorgt voor een protocol van de nederlegging van de akten van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeu- ring of toetreding en zendt alle in artikel 17, eerste lid, genoemde Par- tijen alsmede alle Partijen die zijn toegetreden tot dit Xxxxxxx, een gewaarmerkt afschrift van deze akten en van het protocol van nederleg- ging toe.
2. De depositaris zendt alle in artikel 17, eerste lid, genoemde Par- tijen alsmede alle Partijen, die tot dit Verdrag zijn toegetreden, gewaar- merkte afschriften van dit Verdrag in de in artikel 22 genoemde talen.
3. De depositaris zendt alle in artikel 17, eerste lid, genoemde Par- tijen alsmede alle Partijen die tot dit Verdrag zijn toegetreden, dan wel deelt hen mede:
a. iedere volgende ondertekening, alsmede de dag waarop deze on- dertekening heeft plaatsgevonden;
b. de in artikel 19, tweede lid, bedoelde documenten;
c. de teksten van iedere wijziging van dit Verdrag en van de bijlagen daarbij in de in artikel 22 genoemde talen;
d. de dag van de inwerkingtreding van dit Verdrag, alsmede van de wijzigingen van dit Verdrag en van de bijlagen bij dit Verdrag;
e. mededelingen van de Verdragsluitende Partijen dat zij met een wijziging van de bijlagen niet instemmen en iedere andere mededeling die ingevolge enig artikel van dit Verdrag voorgeschreven is;
f. iedere opzegging van dit Verdrag en de dag waarop deze in wer- king xxxxxx.
Artikel 22
Talen
Dit Verdrag is opgesteld in een enkel exemplaar in de Nederlandse, Duitse en Franse taal, zijnde elke tekst gelijkelijk authentiek.
TEN BLIJKE WAARVAN de hiertoe naar behoren gemachtigde on- dertekenaars dit Verdrag hebben ondertekend,
GEDAAN te Straatsburg, op 9 september 1996
Voor de Bondsrepubliek Duitsland
Xxxxx XXXXXX von XXXXXX Xxxx Xxxxxx XXXXX
Voor het Koninkrijk Belgie¨
The´o L.R. LANSLOOT
Deze handtekening verbindt eveneens het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest.
Voor de Franse Republiek
Xxxx XXXXXX xx XXXXXXXXXXX
Voor het Groothertogdom Xxxxxxxxx
Xxxxx XXXXXXX
Voor het Koninkrijk der Nederlanden
Xxxx-Xxxxx XXXXXXXXX-XXXXXXX
Voor de Zwitserse Bondsstaat
Xxxxxxx XXXXXX
Bijlage 1 behorende bij het Verdrag inzake de verzameling, afgifte en inname van afval in de Rijn- en binnenvaart
Vaarwegen als bedoeld in artikel 2
Duitsland:
Alle voor het openbaar verkeer openstaande binnenvaarwegen.
Belgie¨:
Alle voor de binnenvaart openstaande wateren.
Frankrijk:
Deel A van de Uitvoerings- regeling:
Delen B en C van de Uitvoeringsregeling:
Rijn, gekanaliseerde Moezel tot Metz (km 298,5).
Rijn, gekanaliseerde Moezel tot Neuves-Maisons (km 392,45), ka- naal Niffer-Mulhouse, het kanaal tussen de sluis van Pont Malin (km 0,0) en de Frans-Belgische grens
Groothertogdom Luxemburg
Moezel
Nederland:
(km 36,561), het kanaal bestemd voor grote schepen, tussen de sluis van Pont Malin (km 0,0) en de sluis van Mardyck (km 143,075), het ka- naal tussen Bauvin (km 0,0) en de Frans-Belgische grens (km 33,850).
Alle voor de binnenvaart openstaande wateren.
Zwitserland:
Rijn tussen Basel en Rheinfelden.
Bijlage 2 behorende bij het Verdrag inzake de verzameling, afgifte en inname van afval in de Rijn- en binnenvaart
Uitvoeringsregeling
Deel A– Verzameling, afgifte en inname van olie- en vethoudend scheepsbedrijfsafval
Deel B– Verzameling, afgifte en inname van afval van de lading
Deel C– Verzameling, afgifte en inname van overig scheepsbedrijfs- afval
Aanhangsels
I. Model voor een olie-afgifteboekje
II. Eisen aan het nalenssysteem
III. Losstandaarden en afgifte- en innamevoorschriften voor het toestaan van lozing van waswater, regenwater en ballastwater met ladingrestanten
IV. Model voor een losverklaring
V. Grens- en controlewaarden voor boordzuiveringsinstallaties van pas- sagiersschepen.
DEEL A
VERZAMELING, AFGIFTE EN INNAME VAN OLIE- EN VETHOUDEND SCHEEPSBEDRIJFSAFVAL
HOOFDSTUK I
VERPLICHTINGEN VAN DE ONTVANGSTINRICHTING
Artikel 1.01
Bevestiging van afgifte
De exploitanten van ontvangstinrichtingen tekenen de afgifte van olie- en vethoudend scheepsbedrijfsafval door een schip aan in het olie- afgifteboekje, overeenkomstig het model in Aanhangsel I.
HOOFDSTUK II VERPLICHTINGEN VAN DE SCHIPPER
Artikel 2.01
Verbod van inbrenging en lozing
1. Het is verboden olie- en vethoudend scheepsbedrijfsafval vanaf schepen in de vaarweg te brengen of te lozen.
2. Indien het in het eerste lid genoemde afval of afvalwater vrijkomt of dreigt vrij te komen, moet de schipper onverwijld de dichtstbijzijnde bevoegde autoriteit waarschuwen. Daarbij moet hij de plaats van het voorval, alsmede hoeveelheid en aard van de stof zo nauwkeurig moge- lijk aangeven.
3. Van het in het eerste lid genoemde verbod is uitgezonderd het lozen in de vaarweg door toegelaten bilgeboten van van olie gescheiden water, indien het maximale restoliegehalte in het afgescheiden water constant en zonder voorafgaande verdunning voldoet aan de nationale voorschriften.
Artikel 2.02
Verzameling en behandeling aan boord
1. De schipper dient zeker te stellen dat olie- en vethoudend scheeps- bedrijfsafval aan boord gescheiden in de daarvoor bestemde verzamel- reservoirs respectievelijk het bilgewater in de bilge van de machineka- mer wordt verzameld.
De verzamelreservoirs moeten aan boord zo´ opgeslagen worden dat daaruit lekkende stoffen gemakkelijk en tijdig opgemerkt kunnen wor- den en het lekken gestopt kan worden.
2. Het is verboden:
a. los aan dek staande verzamelreservoirs te gebruiken voor de opslag van afgewerkte olie;
b. afval aan boord te verbranden;
c. reinigingsmiddelen die olie of vet oplossen dan wel emulgerend zijn in de bilge van de machinekamer te doen geraken. Van dit verbod zijn uitgezonderd reinigingsmiddelen die de verwerking van het bilge- water door de ontvangstinrichtingen niet bemoeilijken.
Artikel 2.03
Olie-afgifteboekje, afgifte aan ontvangstinrichtingen
1. Elk gemotoriseerd schip moet, indien het gasolie gebruikt, een gel- dig olie-afgifteboekje, volgens het model opgenomen in Aanhangsel I, aan boord hebben, dat door de bevoegde autoriteit wordt verstrekt. Dit olie-afgifteboekje moet aan boord worden bewaard. Na verkrijging van een nieuw olie-afgifteboekje moet het voorgaande olie-afgifteboekje ten minste zes maanden na de laatste daarin opgenomen vermelding van afgifte aan boord worden bewaard.
2. Olie- en vethoudend scheepsbedrijfsafval moet met regelmatige, van de staat en van het gebruik van het schip afhankelijke, tussenpozen tegen ontvangstbewijs worden afgegeven aan de ontvangstinrichtingen. Het bewijs bestaat in een aantekening door de ontvangstinrichting in het olie-afgifteboekje.
3. Zeeschepen die beschikken over een oliejournaal ingevolge het Internationale verdrag ter voorkoming van verontreiniging van de zee door schepen (Marpol), zijn vrijgesteld van de verplichting tot het voe- ren van een olie-afgifteboekje als bedoeld in het eerste lid.
HOOFDSTUK III
ORGANISATIE EN FINANCIERING VAN DE VERWIJDERING VAN OLIE- EN VETHOUDEND SCHEEPSBEDRIJFSAFVAL
Artikel 3.01
Heffıng van de verwijderingsbijdrage
1. De verwijderingsbijdrage bedraagt in het eerste jaar 7,5 ECU per 1000 l verkochte gasolie.
2. De verwijderingsbijdrage wordt betaald door middel van zegels die bij een nationaal instituut zijn aangeschaft. De zegels worden door het Internationale Verevenings-Coo¨rdinatieorgaan uitgegeven.
3. De schipper geeft bij het bunkeren een met de te betrekken hoe- veelheid gasolie overeenkomende hoeveelheid zegels aan het bunker- bedrijf af.
4. Het bunkerbedrijf ontwaardt bij elke levering van gasolie het aan- tal zegels dat overeenkomt met de waarde van de met de geleverde hoe- veelheid gasolie overeenkomende verwijderingsbijdrage.
5. De bunkerbedrijven moeten elk kwartaal de, tegen overlegging van zegels, geleverde hoeveelheid gasolie melden aan het nationale instituut of de op grond van nationale regelgeving bevoegde autoriteiten.
6. De bijzonderheden van de procedure worden, na afstemming in het Internationale Verevenings- en Coo¨rdinatieorgaan, op nationaal niveau vastgesteld.
Artikel 3.02
Nationaal instituut
Het nationale instituut heft de verwijderingsbijdrage en legt aan het Internationale Verevenings- en Coo¨rdinatieorgaan voorstellen voor ter vaststelling van het vereiste nationale net van ontvangstinrichtingen. Het instituut heeft voorts in het bijzonder de taak, op internationaal eenvor- mige wijze, regelmatig de hoeveelheden verwijderd olie- en vethoudend scheepsbedrijfsafval, alsmede het totaal van de geheven verwijderings- bijdragen te registreren. Het nationale instituut of de op grond van natio- nale regelgeving bevoegde autoriteit ziet toe op de verwijderingskosten. Het nationale instituut is vertegenwoordigd in het Internationale Verevenings- en Coo¨rdinatieorgaan en dient met name de door dit orgaan vastgestelde voorlopige en definitieve vereveningsbedragen op het daartoe vastgestelde tijdstip aan de andere nationale instituten af te dragen.
Artikel 3.03
Controle van de heffıng van de verwijderingsbijdrage en van de kosten van inname en verwijdering
1. Bij iedere afname van gasolie dient door het bunkerbedrijf een bunkerverklaring te worden opgemaakt. Deze verklaring moet ten min- ste de volgende gegevens bevatten: de naam van het schip, officieel scheepsnummer of een andere vermelding ter identificatie van het schip, naam van de schipper, betrokken/geleverde hoeveelheid gasolie, waarde van de afgegeven/ontvangen zegels, plaats en datum, handtekeningen van de schipper en het bunkerbedrijf.
De schipper ontvangt een afschrift dat hij ten minste zes maanden aan boord moet bewaren. Een ander afschrift blijft bij het bunkerbedrijf, die het overeenkomende aantal zegels onlosmakelijk moet bijvoegen en ont- waarden.
2. De overeenstemming tussen de door de schepen betrokken hoe- veelheden gasolie en de waarde van de afgegeven zegels wordt door het nationale instituut of door de op grond van nationale regelgeving be- voegde autoriteiten gecontroleerd aan de hand van de door de bunker- bedrijven over te leggen afschriften van de bunkerverklaringen.
3. De op grond van nationale regelgeving bevoegde autoriteit kan aan boord van de schepen de betaling van de verwijderingsbijdrage alsmede de hoeveelheden verwijderde olie- en vethoudende scheepsbedrijfsafval controleren door vergelijking van de in de daartoe gee¨igende scheepsdo- cumenten aangetekende reizen met de in de bunkerverklaring vermelde gegevens.
4. Het nationale instituut of de op grond van nationale regelgeving bevoegde autoriteit kan bij de ontvangstinrichtingen de gegevens met betrekking tot de verwijderde hoeveelheden, alsmede de kosten van ver- wijdering aan de hand van daartoe gee¨igende documenten controleren.
5. De details van de procedure worden, na afstemming in het Inter- nationale Verevenings- en Coo¨rdinatieorgaan, op nationaal niveau vast- gesteld.
HOOFDSTUK IV INTERNATIONALE FINANCIE¨LE VEREVENING
Artikel 4.01
Internationaal Verevenings- en Coo¨rdinatieorgaan
Het Internationale Verevenings- en Coo¨rdinatieorgaan komt eenmaal per jaar in het laatste kwartaal bijeen, om te besluiten over de financie¨le verevening van het voorafgaande jaar en, in voorkomend geval, de Con- ferentie der Verdragsluitende Partijen een voorstel te doen tot wijziging van de hoogte van de verwijderingsbijdrage dan wel tot een eventueel noodzakelijke aanpassing van het aanwezige net van ontvangst- inrichtingen, met inachtneming van de behoeften van de scheepvaart en de economische doelmatigheid van de afvalverwijdering. Het kan op elk moment bijeenkomen indien de vertegenwoordigers van twee nationale instituten daarom verzoeken.
Artikel 4.02
Voorlopige financie¨le verevening
1. De nationale instituten melden het Internationale Verevenings- en Coo¨rdinatieorgaan, volgens een eenvormig model, elk kwartaal, in ieder geval uiterlijk 31 maart, 30 juni, 30 september en 31 december:
a. de in het voorafgaande kwartaal ingenomen en verwijderde hoe- veelheden olie- en vethoudend afval;
b. de totale inname- en verwijderingskosten voor de onder a aange- geven hoeveelheden;
c. de in het voorafgaande kwartaal aan de schepen afgegeven hoe- veelheden gasolie;
d. het bedrag van de in het voorafgaande kwartaal ge¨ınde verwijderingsbijdragen;
e. de financie¨le consequenties van de in artikel 6, eerste lid, vijfde zin, van dit Verdrag bedoelde maatregelen.
De omrekening van de valuta’s geschiedt aan de hand van de op de genoemde peildata geldende wisselkoersen.
2. Het Internationale Verevenings- en Coo¨rdinatieorgaan stelt, op grond van de ingevolge het eerste lid gedane mededelingen en de vereveningsprocedure, bedoeld in artikel 4.04, de voorlopige bedragen van de kwartaalverevening vast en deelt deze binnen vier weken na ont- vangst van de mededelingen aan de nationale instituten mede.
3. De nationale instituten die in het kader van de kwartaalverevening een betaling moeten verrichten, zijn verplicht dit bedrag binnen vier weken na ontvangst van de betalingsvordering te voldoen aan de natio- nale instituten die recht hebben op de betaling.
Artikel 4.03
Jaarlijkse financie¨le verevening
1. De nationale instituten leggen hun jaarrekening met betrekking tot het voorafgaande jaar uiterlijk op 1 augustus van het lopende jaar aan het Internationale Verevenings- en Coo¨rdinatieorgaan voor. Het Interna- tionale Verevenings- en Coo¨rdinatieorgaan stelt op zijn gewone verga- dering de financie¨le verevening voor het voorafgaande jaar vast.
2. De nationale instituten zijn verplicht de vereveningsbetalingen op grond van de definitieve financie¨le verevening voor het voorafgaande jaar overeenkomstig artikel 4.02, derde lid, te verrichten. De omrekening van de valuta’s geschiedt aan de hand van de op 31 december van het voorafgaande jaar geldende wisselkoersen.
Artikel 4.04
Procedure van financie¨le verevening
1. De financie¨le verevening ingevolge de artikelen 4.02 en 4.03 wordt voor elk nationale instituut als volgt berekend:
Zn
Cn = Σ Xn - Xn
Σ Zn
waarbij verstaan moet worden onder:
Cn vereveningsbedrag voor een nationaal instituut N;
positief: het instituut heeft recht op een vereveningsbetaling; negatief: het instituut is verplicht tot het doen van een vereveningsbetaling:
Xn door een nationaal instituut N ge¨ınde verwijderingsbijdragen ingevolge artikel 4.02, eerste lid;
Zn daadwerkelijke inname- en verwijderingskosten van een natio- naal instituut N ingevolge artikel 4.02, eerste lid;
Σ Xn som van de door alle nationale instituten ge¨ınde verwijderings- bijdragen;
Σ Zn som van de daadwerkelijke inname- en verwijderingskosten van alle nationale instituten.
2. Vereveningsbedragen Cn die lager zijn dan een bepaald minimum- percentage van de door een nationaal instituut N ge¨ınde verwijderings- bijdragen, worden niet verevend. Het minimumpercentage wordt door het Internationale Verevenings- en Coo¨rdinatieorgaan vastgesteld.
DEEL B
VERZAMELING, AFGIFTE EN INNAME VAN AFVAL VAN DE LADING
HOOFDSTUK V ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 5.01
Begripsbepalingen
In dit deel wordt verstaan onder:
a. ,,eenheidstransporten’’: transporten waarbij tijdens opeenvolgende reizen in het laadruim of de ladingtank van het schip dezelfde lading of andere lading, waarvan het transport geen reiniging van het laadruim of de ladingtank vereist, wordt vervoerd;
b. ,,restlading’’: vloeibare lading die na het lossen, zonder gebruik- making van een nalenssysteem in de ladingtank en in het leidingsysteem achterblijft, alsmede droge lading die na het lossen zonder gebruikma- king van bezems, veegmachines of vacuu¨mreinigers in het laadruim ach- terblijft;
c. ,,ladingrestanten’’: vloeibare lading die niet door het nalenssys- teem uit de ladingtank en het leidingsysteem verwijderd kan worden, alsmede droge lading die niet door gebruikmaking van veegmachines, bezems of vacuu¨mreinigers uit het laadruim verwijderd kan worden;
d. ,,nalenssysteem’’: systeem voor het zo volledig mogelijk legen van de ladingtanks en het leidingsysteem, overeenkomstig Aanhangsel II, waarbij slechts de niet lensbare ladingrestanten achterblijven;
e. ,,overslagresten’’: lading die bij de overslag buiten het laadruim op het schip terechtkomt;
f. ,,bezemschoon laadruim’’: laadruim waaruit de restlading is ver- wijderd met behulp van reinigingsapparaten, zoals bezems en veegma- chines, doch zonder gebruikmaking van zuigende of spoelende appara- ten, en waarin zich nog slechts ladingrestanten bevinden;
g. ,,nagelensde ladingtank’’: ladingtank waaruit de restlading met behulp van een nalenssysteem is verwijderd en waarin zich nog slechts ladingrestanten bevinden;
h. ,,zuigschoon laadruim’’: laadruim waaruit de restlading door mid- del van afzuiging is verwijderd en waarin zich beduidend minder lading- restanten bevinden dan in een bezemschoon laadruim;
i. ,,xxxxxxxx’’: het verwijderen van restlading uit de laadruimen, ladingtanks en leidingsystemen met behulp van daartoe geschikte mid- delen (bijv. bezems, veegmachines, afzuiging, nalenssysteem), waardoor de losstandaard:
,,bezemschoon laadruim’’ of
,,zuigschoon laadruim’’ of
,,nagelensde ladingtank’’
wordt verkregen, alsmede het verwijderen van overslagresten en verpakkings- en stuwmateriaal;
j. ,,wassen’’: het verwijderen van ladingrestanten uit een bezem- schoon of een zuigschoon laadruim dan wel uit een nagelensde lading- tank door middel van gebruik van stoom of water;
k. ,,gewassen laadruim of ladingtank’’: een laadruim of een lading- tank die na het wassen in beginsel voor elke soort lading geschikt is;
l. ,,waswater’’: water dat gebruikt is bij het wassen van een bezem- schoon of zuigschoon laadruim dan wel een nagelensde ladingtank. Hiertoe wordt eveneens gerekend het ballastwater en regenwater dat uit deze laadruimen of ladingtanks komt.
Artikel 5.02
Verplichting van de Verdragsluitende Staten
De Verdragsluitende Staten verplichten zich ertoe om binnen vijf jaar na inwerkingtreding van dit Verdrag de infrastructurele en andere voor- zieningen voor de afgifte en inname van restlading, overslagresten, ladingrestanten en waswater tot stand te brengen dan wel te laten bren- gen.
Artikel 5.03
Zeeschepen
Dit Deel B geldt niet voor het laden en lossen door zeeschepen in zee- havens aan zeetoegangswegen.
HOOFDSTUK VI VERPLICHTINGEN VAN DE SCHIPPER
Artikel 6.01
Verbod tot inbrengen en lozen
1. Het is verboden vanaf schepen delen van de lading, alsmede afval van de lading in de vaarweg te brengen dan wel te lozen.
2. Van het in het eerste lid bedoelde verbod is uitgezonderd waswa- ter met ladingrestanten van stoffen, ten aanzien waarvan in Aanhangsel III uitdrukkelijk is bepaald dat zij mogen worden geloosd, indien de bepalingen van dit aanhangsel in acht zijn genomen.
3. Indien stoffen ten aanzien waarvan in Aanhangsel III uitsluitend een afgifte ter bijzondere behandeling voorgeschreven is, vrijkomen of dreigen vrij te komen, moet de schipper onverwijld de dichtstbijzijnde bevoegde autoriteit waarschuwen. Daarbij moet hij de plaats van het voorval alsmede de hoeveelheid en de aard van de stof zo nauwkeurig mogelijk aangeven.
4. De bevoegde nationale autoriteit beoordeelt de geoorloofdheid van de lozing of inbrenging van afval van de lading van stoffen die niet zijn vermeld in de Stoffenlijst opgenomen in Aanhangsel III van de Uitvoeringsregeling en stelt een voorlopige lozingsstandaard vast.
De Conferentie der Verdragsluitende Partijen toetst dit voorstel en gaat eventueel over tot uitbreiding van de Stoffenlijst
Artikel 6.02
Overgangsbepalingen
1. Gedurende een overgangstermijn van vijf jaar na de inwerkingtre- ding van dit Verdrag geldt
a. indien het droge lading betreft:
– in plaats van de in Aanhangsel III vereiste losstandaard ,,zuig- schoon’’ is de losstandaard ,,bezemschoon’’ toegestaan;
– waswater dat overeenkomstig Aanhangsel III in de riolering ge- bracht moet worden, mag in de vaarweg geloosd worden, indien voldaan is aan de losstandaard ,,bezemschoon’’;
b. indien het vloeibare lading betreft:
– het nalenzen van ladingtanks ingevolge artikel 7.04 is niet vereist, doch beschikbare systemen moeten zoveel mogelijk worden gebruikt, ook wanneer deze systemen nog niet voldoen aan het bepaalde in Aan- hangsel II.
2. Indien is voldaan aan de voorwaarden voor het naleven van de losstandaard ,,zuigschoon’’, voor de afgifte van waswater aan ontvangst- inrichtingen dan wel voor het nalenzen van tankschepen, kan de be-
voegde nationale autoriteit voor haar bevoegdheidsgebied dan wel delen van haar bevoegdheidsgebied reeds voor het einde van de overgangs- termijn voorschrijven dat de bepalingen van Aanhangsel III voor de des- betreffende goederensoorten onverkort worden toegepast. Zij stelt de Conferentie der Vedragsluitende Partijen hiervan vooraf op de hoogte.
Artikel 6.03
Losverklaring
1. Ieder schip dat binnen het toepassingsgebied van dit Verdrag is gelost, moet een geldige losverklaring aan boord hebben overeenkom- stig het in Aanhangsel IV opgenomen model.
Deze losverklaring moet ten minste zes maanden na afgifte aan boord worden bewaard.
Bij schepen zonder vaste bemanning mag de losverklaring ook op een andere plaats dan aan boord door de vervoerder worden bewaard.
2. Bij het nalossen alsmede bij de afgifte en inname van afval van de lading moeten de losstandaarden en de afgifte- en innamevoorschriften overeenkomstig Aanhangsel III in acht worden genomen.
3. Het schip mag na het laden de reis pas voortzetten, nadat de schip- per zich ervan overtuigd heeft dat de overslagresten zijn verwijderd.
4. Het schip mag na het lossen de reis pas voortzetten, nadat de schip- per in de losverklaring heeft bevestigd dat restlading alsmede overslag- resten zijn overgenomen.
5. Het vierde lid is niet van toepassing op schepen die eenheids- transporten uitvoeren.
6. Indien laadruimen of ladingtanks gewassen worden en indien het waswater ingevolge de losstandaarden en de afgifte- en inname- voorschriften ingevolge Aanhangsel III niet in het water mag worden geloosd, mag het schip de reis pas voortzetten nadat de schipper in de losverklaring heeft bevestigd dat dit waswater overgenomen is dan wel dat hem een ontvangstinrichting is aangewezen.
HOOFDSTUK VII
VERPLICHTINGEN VAN DE VERVOERDER, DE VERLADER, DE LADING- ONTVANGER EN DE EXPLOITANT VAN DE OVERSLAGINSTALLATIE
Artikel 7.01
Bevestiging van de inname
1. De ladingontvanger geeft ten aanzien van het schip in de los- verklaring bedoeld in artikel 6.03, de bevestiging inzake het lossen, het
nalossen en, voor zover hij daartoe verplicht is, het wassen van de laad- ruimen of ladingtanks, alsmede de inname van afval van de lading dan wel eventueel de toewijzing van een ontvangstinrichting.
2. Voor zover de ladingontvanger het waswater, dat niet in de vaar- weg geloosd mag worden, niet zelf aanneemt, bevestigt de exploitant van de ontvangstinrichting het schip de inname van het waswater.
Artikel 7.02
Beschikbaarstelling van het schip
1. De vervoerder stelt de verlader het schip met een zodanige los- standaard ter beschikking dat de lading onbelemmerd vervoerd en afge- leverd kan worden. Dat is in de regel het geval met een losstandaard
,,laadruim bezemschoon’’ of ,,nagelensde ladingtank’’ en wanneer het schip vrij van overslagresten is.
2. Een hogere losstandaard of beschikbaarstelling na wassen kan vooraf worden overeengekomen.
3. Bij aanvang van het laden wordt het schip geacht door de vervoer- der ter beschikking te zijn gesteld in de toestand welke overeenkomt met de eisen van het eerste of tweede lid.
Artikel 7.03
Laden en lossen
1. Tot het laden en lossen van een schip behoren ook de maatregelen tot nalossen en wassen, die ingevolge dit Deel B zijn vereist. De rest- lading behoort zo veel mogelijk aan de lading te worden toegevoegd.
2. Bij het laden draagt de verlader er zorg voor dat het schip vrij van overslagresten blijft. Zijn echter toch overslagresten ontstaan, dan draagt de verlader na het laden zorg voor de verwijdering van deze overslag- resten, tenzij iets anders is overeengekomen.
3. Bij het lossen draagt de ladingontvanger er zorg voor dat het schip vrij van overslagresten blijft. Zijn echter toch overslagresten ontstaan, dan draagt de ladingontvanger zorg voor de verwijdering. Overslag- resten behoren zo veel mogelijk aan de lading te worden toegevoegd.
Artikel 7.04
Oplevering van het schip
1. Bij droge lading dient de ladingontvanger ervoor te zorgen dat na het lossen, overeenkomstig de losstandaarden en afgifte- en inname- voorschriften bedoeld in Aanhangsel III, het laadruim bezemschoon dan
wel zuigschoon ter beschikking wordt gesteld. Hij is verplicht aanwe- zige restlading alsmede overslagresten van het geloste schip in ontvangst te nemen.
Bij vloeibare lading dient de verlader ervoor te zorgen dat na het los- sen de ladingtank nagelensd ter beschikking wordt gesteld. Het lossen met inbegrip van het nalossen met behulp van een nalenssysteem wordt door de schipper uitgevoerd, tenzij in de vervoersovereenkomst iets anders is overeengekomen. De leiding voor de inname van restlading dient van een aansluiting overeenkomstig model 1 van Aanhangsel II te zijn voorzien. Bij gebruik van het nalenssysteem aan boord van het schip mag vo´o´r het moment van nalenzen de tegendruk in het buizenstelsel van de ladingontvanger 3 bar niet overschrijden. De exploitant van de overslaginstallatie is verplicht de restlading in ontvangst te nemen.
2. Bij droge lading is de ladingontvanger, bij vloeibare lading is de verlader verplicht voor een wasschoon laadruim respectievelijk was- schone ladingtank te zorgen, indien:
a. het schip voor de laatste belading deze reinigingstoestand had en dit, indien de ladingontvanger tot wassen verplicht is, in de losverklaring van de voorgaande lossing wordt aangetoond, en
b. het schip goederen heeft vervoerd waarvan de ladingrestanten overeenkomstig de losstandaarden en afgifte- en innamevoorschriften van Aanhangsel III niet met het waswater in het water geloosd mogen worden.
3. Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op laadruimen en ladingtanks van schepen die eenheidstransporten uitvoeren.
4. Indien de ladingontvanger of de verlader het schip na de overeen- gekomen lostijd of de overeengekomen ligdagen niet overeenkomstig de bepalingen van dit artikel alsmede van artikel 7.03 aflevert, kan de ver- voerder het schip in de voorgeschreven toestand brengen dan wel laten brengen. De kosten hiervoor, met inbegrip van de daardoor onstane lig- gelden, voor zover deze niet op een toerekenbare tekortkoming van de vervoerder terug te voeren zijn, komen ten laste van de ladingontvanger of de verlader.
Artikel 7.05
Ladingrestanten en waswater
1. Bij droge lading is de ladingontvanger verplicht het waswater in ontvangst te nemen dat na het wassen overeenkomstig artikel 7.04, tweede lid, is ontstaan, dan wel na overleg met de vervoerder de schip- per een ontvangstinrichting toe te wijzen.
2. Bij vloeibare lading is de verlader verplicht de vervoerder in de vervoersovereenkomst een ontvangstinrichting toe te wijzen voor het waswater, dat na het wassen overeenkomstig artikel 7.04, tweede lid, ontstaat.
3. Deze ontvangstinrichting behoort zich in de nabijheid van de overslaginstallatie of langs de weg naar de volgende door het schip aan te lopen overslaginstallatie te bevinden.
Artikel 7.06
Kosten
1. Bij droge lading draagt de ladingontvanger de kosten van het nalossen en het wassen van het laadruim ingevolge artikel 7.04 en de kosten van inname van waswater ingevolge artikel 7.05, eerste lid, met inbegrip van de daardoor ontstane kosten voor wachttijden en omwegen. Dat geldt ook voor regenwater dat in de laadruimen is geraakt nadat met het laden is begonnen doch voordat het lossen overeenkomstig artikel 7.03, eerste lid, is bee¨indigd, indien niet was overeengekomen dat het vervoer afgedekt zou plaatsvinden.
Bij eenheidstransporten voor dezelfde verlader neemt deze op eigen kosten vo´o´r het beladen het regenwater in ontvangst, dat na bee¨indiging van de voorafgaande lossing in het laadruim terecht is gekomen.
2. Bij vloeibare lading draagt de verlader de kosten van het nalossen en van het wassen van de ladingtanks overeenkomstig artikel 7.04, en de kosten van de inname van waswater ingevolge artikel 7.05, tweede lid, met inbegrip van de eventueel daardoor ontstane kosten voor wachttij- den en omwegen.
3. De kosten van afgifte van waswater uit laadruimen en ladingtanks die niet met de voorgeschreven losstandaarden overeenstemmen, komen ten laste van de vervoerder.
Artikel 7.07
Overeenkomst tussen de verlader en de ladingontvanger
Verlader en ladingontvanger kunnen onderling ook een verdeling van hun verplichtingen overeenkomen, die afwijkt van de in deze bijlage beschreven verdeling van verplichtingen, zonder dat dit gevolgen mag hebben voor de vervoerder.
Artikel 7.08
Overgang van rechten en verplichtingen van de verlader of de ladingontvanger op de exploitant van de overslaginstallatie
Indien de verlader of de ladingontvanger bij het laden of het lossen van het schip gebruik maakt van een overslaginstallatie, gaan de rechten en verplichtingen van de verlader of de ladingontvanger, zoals neerge- legd in de artikelen 7.01, eerste lid, alsmede 7.03, 7.04 en 7.05, over op
de exploitant van de overslaginstallatie. Met betrekking tot de kosten bedoeld in artikel 7.06 geldt dit slechts voor de verwijdering en inname van de overslagresten.
Artikel 7.09
Vervoersdocumenten
De verlader vermeldt in de vervoersovereenkomst en in de vervoers- documenten de naam en het vier-cijferige nummer volgens Aanhangsel III van elke goederensoort die hij voor vervoer heeft aangeboden.
DEEL C
VERZAMELING, AFGIFTE EN INNAME VAN OVERIG SCHEEPSBEDRIJFSAFVAL
HOOFDSTUK VIII ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 8.01
Begripsbepalingen
In dit deel wordt verstaan onder:
a. ,,huishoudelijk afvalwater’’: afvalwater uit keukens, eetruimten, wasruimten en bijkeukens, alsmede toiletwater;
b. ,,huisvuil’’: organisch en anorganisch afval afkomstig uit het huis- houden en van restaurants, echter zonder bestanddelen van het overig gedefinieerde scheepsbedrijfsafval;
c. ,,zuiveringsslib’’: restanten, die bij gebruik van een zuiveringsin- stallatie aan boord van het schip ontstaan;
d. ,,slops’’: verpompbaar of niet verpompbaar mengsel bestaande uit ladingrestanten met waswaterrestanten, roest of slib;
e. ,,klein gevaarlijk afval’’: scheepsbedrijfsafval, met uitzondering van het olie- en vethoudend scheepsbedrijfsafval en de in de onderdelen a tot en met d genoemde afvalsoorten;
f. ,,hotelschip’’: een passagiersschip met hutten voor de overnach- ting van passagiers.
Artikel 8.02
Verplichtingen van de Verdragsluitende Staten
1. De Verdragsluitende Staten zijn verplicht ontvangstinrichtingen voor huisvuil ter beschikking te stellen of ter beschikking te laten stel- len:
a. bij de overslaginstallaties of in havens,
b. aan de aanlegplaatsen voor passagiersschepen voor de daar aan- leggende passagiersschepen,
c. bij bepaalde ligplaatsen en sluizen voor de doorgaande scheep- vaart.
2. De Verdragsluitende Staten zijn verplicht, binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van dit Verdrag, voor slops en klein gevaarlijk afval ontvangstinrichtingen in havens in te richten of te laten inrichten.
3. De Verdragsluitende Staten verplichten zich overeenkomstig de voorschriften van artikel 4, eerste lid, van dit Verdrag vo´o´r de in artikel 9.01, derde lid, genoemde tijdstippen ontvangstinrichtingen voor huis- houdelijk afvalwater in te richten of te laten inrichten bij bepaalde als vaste of voor overnachting dienende ligplaatsen van:
a. hotelschepen met meer dan 50 slaapplaatsen,
b. passagiersschepen die toegelaten zijn voor het vervoer van meer dan 50 passagiers.
HOOFDSTUK IX VERPLICHTINGEN VAN DE SCHIPPER
Artikel 9.01
Verbod tot inbrengen en lozen
1. Het is verboden huisvuil, slops, zuiveringsslib en klein gevaarlijk afval vanaf schepen in de vaarweg te brengen of te lozen.
2. Indien het in het eerste lid genoemde afval vrijkomt of dreigt vrij te komen, moet de schipper onverwijld de dichtstbijzijnde bevoegde autoriteit waarschuwen. Daarbij moet hij de plaats van het voorval als- mede de hoeveelheid en de aard van de stof zo nauwkeurig mogelijk aangeven.
3. De lozing van huishoudelijk afvalwater is verboden:
a. voor hotelschepen met meer dan 50 slaapplaatsen, met ingang van 1 januari 2005;
b. voor andere passagiersschepen, die toegelaten zijn voor het ver- voer van meer dan 50 passagiers, met ingang van 1 januari 2010.
Voor het overige is de lozing van huishoudelijk afvalwater in het water toegestaan.
4. Het in het derde lid genoemde verbod geldt niet voor passagiers- schepen die beschikken over toegelaten zuiveringsinstallaties, welke voldoen aan de grens- en controlewaarden zoals opgenomen in Aan- hangsel V.
5. Het in het derde lid genoemde verbod geldt niet voor zeeschepen in zeehavens aan zeetoegangswegen die moeten voldoen aan de bepalin- gen van het Internationale verdrag ter voorkoming van verontreiniging van de zee door schepen (Marpol).
Artikel 9.02
Afwijkingen van het lozingsverbod voor huishoudelijk afvalwater
De Verdragsluitende Staten kunnen voor schepen als bedoeld in arti- kel 9.01, derde lid, voor welke de nakoming van het lozingsverbod voor huishoudelijk afvalwater praktisch moeilijk uitvoerbaar is of onredelijk hoge kosten met zich meebrengt, een passend regime voor uitzonderings- mogelijkheden overeenkomen en de voorwaarden vastleggen waaronder deze uitzonderingen als gelijkwaardig kunnen worden aangemerkt.
Artikel 9.03
Verzameling en behandeling aan boord, afgifte aan ontvangstinrichtingen
1. De schipper dient zeker te stellen dat het in artikel 9.01, eerste lid, genoemde afval gescheiden wordt verzameld en afgegeven. Huisvuil dient, indien mogelijk, gescheiden naar de categoriee¨n papier, glas, ove- rige her te gebruiken stoffen en overig afval te worden afgegeven.
2. Het is verboden het in artikel 9.01, eerste lid, genoemde afval aan boord te verbranden.
3. De exploitanten van passagiersschepen die over boord- zuiveringsinstallaties beschikken welke voldoen aan Aanhangsel V, die- nen zelf op passende wijze te zorgen voor de correcte afgifte van het zuiveringsslib tegen ontvangstbewijs volgens de nationale voorschriften.
HOOFDSTUK X
Verplichtingen van de exploitant van de ontvangstinrichting
Artikel 10.01
Inname door de ontvangstinrichtingen
1. De exploitant van de ontvangstinrichting dient zeker te stellen dat het in artikel 9.01, eerste lid, genoemde afval gescheiden afgegeven kan worden.
2. De exploitant van de ontvangstinrichting geeft de schipper over- eenkomstig de nationale voorschriften een verklaring inzake de afgifte van slops.
Aanhangsels
Aanhangsel I behorende bij de Uitvoeringsregeling Model voor het olie-afgifteboekje
Bladzijde 1
Olie-afgifteboekje
volgnummer: .................
...............................................
Aard van het schip
Officieel scheepsnummer of
.........................................................
Naam van het schip
ijkteken .....................................................................
Plaats van afgifte .....................................................................
Datum van afgifte .....................................................................
Dit boekje telt bladzijden.
Stempel en ondertekening van de autoriteit die het boekje heeft afgege- ven.
.............................
Afgifte van het olie-afgifteboekje
Het eerste olie-afgifteboekje, daartoe op bladzijde 1 voorzien van het volgnummer 1, wordt slechts afgegeven door de autoriteit die het scheepsattest heeft afgegeven. Deze autoriteit vult tevens de gegevens op bladzijde 1 in.
Alle volgende olie-afgifteboekjes worden door een plaatselijke be- voegde autoriteit uitgegeven nadat deze daarop het aansluitende volg- nummer heeft aangebracht. Ieder volgend olie-afgifteboekje mag echter slechts na overlegging van het vorige boekje worden afgegeven. Het vorige boekje wordt, nadat het op onuitwisbare wijze is voorzien van een aanduiding ,,ongeldig’’aan de schipper teruggegeven. Het moet na de laatste vermelding van een afgifte gedurende zes maanden aan boord worden bewaard.
Bladzijde 2 en volgende
1. Geaccepteerde olie- en vethoudende scheepsbedrijfs- afvalstoffen:
1.1. Afgewerkte olie l
1.2. Bilgewater van:
machinekamer achter: | ....................... | l |
machinekamer voor: | ....................... | l |
andere ruimten: | ....................... | l |
1.3. Overige olie- of vethoudende afvalstoffen: Gebruikte poetslap-
pen: kg
Afgewerkt vet: kg
Gebruikte filters: stuk
Verpakkingen: stuk
2. Opmerkingen:
2.1. Niet geaccepteerd afval: .............................
..................................................................................................
..................................................................................................
2.2. Overige opmerkingen:
..................................................................................................
.................................................................................................. Plaats: ........................... Datum: .................
Ondertekening en stempel van de ontvangstinrichting
Aanhangsel II behorende bij de Uitvoeringsregeling (artikel 5.01, onderdeel d)
Eisen aan het nalenssysteem
1. Het nalenssysteem moet vast op het schip ge¨ınstalleerd zijn.
2. De walaansluiting van de laad- en losleiding, waarmee geladen of gelost wordt, moet voorzien zijn van een inrichting voor de afgifte van restlading overeenkomstig model 1.
3. Het nalenssysteem moet voor de ingebruikname met water als beproevingsmiddel door een door de bevoegde autoriteiten toegelaten onderzoeksbureau worden beproefd. Beproeving en vaststelling van de resthoeveelheden moeten geschieden overeenkomstig model 2. Wordt het systeem later omgebouwd dan dient voor de hernieuwde ingebruik- name dezelfde beproeving uitgevoerd te worden.
De volgende resthoeveelheden mogen niet worden overschreden:
i. bij dubbelwandige schepen:
a. 5 liter gemiddeld per ladingtank;
b. 15 liter per pijpleidingsysteem;
ii. bij enkelwandige schepen:
a. 20 liter gemiddeld per ladingtank;
b. 15 liter per leidingsysteem.
De als uitkomst van de beproeving van het nalenssysteem vastgestelde resthoeveelheden moeten in het bewijs overeenkomstig model 3 worden vermeld. Dit bewijs moet aan boord van het schip worden meegevoerd.
Aanhangsel II
Model 1
Inrichting voor de afgifte van resthoeveelheden
1. Aansluiting voor de afgifte van resthoeveelheden. Aansluiting conform CEFIC.
2. Aansluiting voor de walinstallatie om de resthoeveelheden door middel van gas aan land te persen.
Aansluiting conform CEFIC.
Aanhangsel II
Model 2
Beproeving van het nalenssysteem
1. Voor de aanvang van de beproeving moeten de ladingtanks en de bijbehorende pijpleidingen schoon zijn. De ladingtanks moeten zonder risico betreden kunnen worden.
2. Tijdens de beproeving mogen slagzij en trim van het schip niet boven de normale operationele waarden liggen.
3. Tijdens de beproeving moet een tegendruk worden gegarandeerd van ten minste 300 kPa (3 bar) ter plaatse van de inrichting voor de afgifte aan de losleiding.
4. De beproeving moet inhouden:
a. het met water vullen van de ladingtank totdat de zuigmond in de ladingtank onder water staat;
b. het leeg pompen en het met behulp van het nalenssysteem ledigen van de ladingtanks en de bijbehorende pijpleidingen;
c. het op de volgende plaatsen verzamelen van waterrestanten:
– in de nabijheid van de zuigmond;
– op de bodem van de ladingtank waarop water is achtergebleven;
– op het laagste punt van de lospomp;
– op alle laagste punten van de bijbehorende pijpleidingen tot aan de inrichting voor de afgifte.
5. De hoeveelheid, overeenkomstig punt 4, onder c, verzameld water moet nauwkeurig worden vastgesteld en in de verklaring van de beproe- ving van het nalenssysteem overeenkomstig model 3 worden vermeld.
6. De bevoegde autoriteit of het erkende classificatiebureau moet alle voor de beproeving vereiste operationele handelingen in de verklaring van de beproeving vastleggen.
Deze verklaring moet ten minste de volgende gegevens bevatten:
– trim van het schip tijdens de beproeving;
– slagzij van het schip tijdens de beproeving;
– volgorde waarin de ladingtanks gelost werden;
– tegendruk aan de inrichting voor de afgifte;
– resthoeveelheid per ladingtank;
– resthoeveelheid per pijpleidingsysteem;
– duur van het nalenzen;
– ingevuld ladingtankplan.
Aanhangsel II Model 3 Verklaring
inzake de beproeving van het nalenssysteem
Toegelaten onderzoeksbureau/Naam : .......................................................................................
Adres : .......................................................................................
.......................................................................................
1. Naam van het schip : .......................................................................................
2. Officieel scheepsnummer : .......................................................................................
3. Tankschip van het type : .......................................................................................
4. Certificaat van Goedkeuring nr. : .......................................................................................
5. Datum van de beproeving : .......................................................................................
6. Plaats van de beproeving : .......................................................................................
7. Aantal ladingtanks : .......................................................................................
8. Tijdens de beproeving zijn de volgende resthoeveelheden gemeten: Ladingtank 1: .......... liter Ladingtank 2: liter
Ladingtank 3: .......... liter Ladingtank 4: liter
Ladingtank 5: .......... liter Ladingtank 6: liter
Ladingtank 7: .......... liter Ladingtank 8: liter
Ladingtank 9: .......... liter Ladingtank 10: liter
Ladingtank 11: .......... liter Ladingtank 12: liter
Gemiddelde per ladingtank: liter
Pijpleidingsysteem 1: liter
Pijpleidingsysteem 2: liter
9. Tijdens de beproeving was de tegendruk aan de inrichting voor de afgifte: kPa
10. De ladingtanks werden in de volgende volgorde gelost:
Ladingtank....., Xxxxxxxxxx....., Ladingtank....., Xxxxxxxxxx....., Ladingtank. , Lading-
tank....., Xxxxxxxxxx....., Xxxxxxxxxx....., Ladingtank....., Xxxxxxxxxx....., Ladingtank. ,
Ladingtank. ,
11. De trim van het schip tijdens de beproeving was m,
en de slagzij was m naar stuurboord/bakboord.
12. Het totale nalenzen duurde uren.
Stempel
...................
(datum)
........................................................................................................
(Naam en handtekening van degene die het onderzoek heeft ver- richt)
Aanhangsel III
behorende bij de Uitvoeringsregeling
Losstandaarden en afgifte-/innamevoorschriften met betrekking tot het geoorloofd lozen van waswater, regen- en ballastwater met ladingrestanten
Inleidende opmerking
Voor het lozen van waswater, regenwater of ballastwater met lading- restanten uit laadruimen of ladingtanks die voldoen aan de gedefinieerde losstandaarden in artikel 5.01 van Deel B van de Uitvoeringsregeling, worden in de volgende tabel, afhankelijk van de soort lading en de los- standaard van de laadruimen en ladingtanks, de afgifte-/innamevoor- schriften aangegeven. De kolommen in de tabel hebben de volgende betekenis:
1. Xxxxx 0: vermeldt het goederennummer volgens NSTR (goederen- naamlijst voor de vervoersstatistiek).
2. Xxxxx 0: Aard van de goederen, omschrijving volgens XXXX.
0. Xxxxx 0: Lozing van waswater, regenwater of ballastwater in het water toegestaan, mits voor het wassen is voldaan aan de losstandaard
A: bezemschoon of nagelensd in de laadruimen of ladingtanks of
B: zuigschoon in de laadruimen.
4. Xxxxx 0: Afgifte van waswater, regenwater of ballastwater ter lozing op het de riolering door middel van de daartoe bestemde aanslui- tingen, mits voor het wassen is voldaan aan de voorgeschreven
A: bezemschoon of nagelensd in de laadruimen of ladingtanks of
B: zuigschoon in de laadruimen.
5. Xxxxx 0: Afgifte van waswater, regenwater of ballastwater aan ontvangstinrichtingen voor bijzondere behandeling S. De behandelwijze hangt af van de aard van de soort lading, bijv. over de opgeslagen lading spuiten, afvoeren naar een zuiveringsinstallatie, verwerking in een in- stallatie voor afvalwater.
6. Xxxxx 0: Verwijzingen naar opmerkingen in de voetnoten.
Verdere aanwijzingen voor de toepassing van de tabel.
a. Indien de laadruimen of ladingtanks niet voldoen aan de voorge- schreven losstandaard A of B, is afgifte voor bijzondere behandeling S verplicht.
b. Betreft het ladingrestanten van verschillende goederen dan is het goed met het strengste afgifte-/innamevoorschrift in de tabel voor de verwijdering bepalend.
c. Bij vervoer van stukgoed zoals bijv. voertuigen, containers, groot- verpakkingsmateriaal, verpakte goederen, goederen op pallets, wordt het afgifte-/innamevoorschrift bepaald door de hierin aanwezige losse of vloeibare goederen die als gevolg van beschadigingen of lekkages zijn vrijgekomen.
d. Regenwater en ballastwater uit wasschone laadruimen en lading- tanks mag in het water geloosd worden.
e. Waswater van bezemschone gangboorden en van andere licht ver- vuilde oppervlakken bijv. luiken, dekken etc. mag in het water geloosd worden.
1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 |
lozing in de vaarweg | Afgifte aan ontvangstinrichting t.b.v.: | Opm. | |||
nummer lading goed | goederensoort | lozen op het riool | bijz. behan- deling | ||
0 00 001 0010 01 0110 012 0120 013 0130 014 0140 015 0150 019 0190 02 020 0200 03 031 0310 035 0350 039 0390 04 041 0410 042 0421 0422 043 0430 045 | LAND- EN BOSBOUWPRODUKTEN EN SOORTGELIJKE PRODUKTEN (inclusief levende dieren) LEVENDE DIEREN Levende dieren (excl. vissen) Levende dieren (excl. vissen) Granen Granen Gerst Gerst Rogge Rogge Haver Haver Ma¨ıs Ma¨ıs Overige granen Overige granen AARDAPPELEN Aardappelen Aardappelen VERS FRUIT, VERSE EN BEVROREN GROENTEN Citrusvruchten Citrusvruchten Overig vers fruit Vruchten en fruit, vers Verse en bevroren groenten Groenten, vers of bevroren TEXTIELGRONDSTOFFEN EN -AFVAL Wol en ander dierlijk haar Wol en ander dierlijk haar Katoen Katoen, katoenvezels Katoenafval Kunstmatige en synthetische textielvezels Kunstmatige en synthetische textielvezels, bv. chemievezels, celwol Andere plantaardige textielvezels, zijde | A A A A A A A A A A A A A A A | A A A A A A A A A A A A A A A |
1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 |
lozing in de vaarweg | Afgifte aan ontvangstinrichting t.b.v.: | Opm. | |||
nummer lading goed | goederensoort | lozen op het riool | bijz. behan- deling | ||
0451 0452 0453 0459 049 0490 | Vlas, hennep, jute, sisal, ongesponnen vlas Afval van vezels Zijde Niet nader gespecificeerde vezels Lompen en afval van textiel Lompen, poetskatoen, textielafval | A A A A A | A A A A A | ||
Opmerkingen: |
1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 |
lozing in de vaarweg | Afgifte aan ontvangstinrichting t.b.v.: | Opm. | |||
nummer lading goed | goederensoort | lozen op het riool | bijz. behan- deling | ||
05 051 0511 0512 052 0520 055 0550 056 0560 057 0571 0572 0573 0574 06 060 0600 09 091 0911 0912 092 0921 0922 0923 099 0991 0992 0000 | XXXX EN KURK Papier- en ander vezelig hout Vezelig hout, papierhout Hout voor destillatie Mijnhout Mijnhout Ander rondhout Rondhout, stamhout Dwarsbalken en ander bewerkt hout (uitge- zonderd mijnhout) Balken, hout voor vloeren, voor parket, planken, daksparren, masten, palen, stangen, kanthout, latten, parketplanken, bestekhout, dwarsbalken Brandhout, houtskool, kurk, hout-en kurk- afval Brandhout, houtafval, houtspaanders, schaal- delen, houtsplinters Rijshout Houtskool, briketten Kurk, onbewerkt, kurkafval, kurkschorsafval SUIKERBIETEN Suikerbieten Suikerbieten ANDERE PLANTAARDIGE, DIERLIJKE EN SOORTGELIJKE GRONDSTOFFEN Ruwe huiden en vellen Huiden en vellen, ruw Lederafval, ledermeel Natuurlijk en synthetisch rubber, ruw en geregenereerd Gutta percha, ruw, rubber, natuurlijk of synthe- tisch, rubbermelk, latex Rubberregeneraat Rubberafval, rubberprodukten, oud, versleten Andere plantaardige en dierlijke grondstof- fen, niet zijnde voedingsstoffen (uitgezonderd celstof en oud papier) Plantaardige grondstoffen zoals bamboe, bast, alfagras, verfhout, hars, kopal, kussenvulling, schors voor het kleuren, voor het looien; zaaisel, zaden, zaadgoed niet nader gespecifi- ceerd; riet, zeewier Dierlijke grondstoffen, bijv. bloedkoek,-meel, veren, beendermeel Afval van plantaardige en dierlijke grondstoffen | A A A A A,B A,B A A A A – B B B B A B A,B | A A A A A,B A,B A A A A A A A A A A A A | S S | 1) 1) 2) 2) 3) 13) |
1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 |
lozing in de vaarweg | Afgifte aan ontvangstinrichting t.b.v.: | Opm. | |||
nummer lading goed | goederensoort | lozen op het riool | bijz. behan- deling | ||
13) Opmerkingen: 1) gegarandeerd onbehandeld 2) voor onbehandeld hout: A voor behandeld (ge¨ımpregneerd) hout: B 3) voor gebeitst zaad: S 13) plantaardig: A dierlijk: B |
1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 |
lozing in de vaarweg | Afgifte aan ontvangstinrichting t.b.v.: | Opm. | |||
nummer lading goed | goederensoort | lozen op het riool | bijz. behan- deling | ||
1 11 111 1110 112 1120 113 1130 12 121 1210 122 1220 125 1250 128 1281 1282 13 000 000 000 1320 133 1330 134 1340 136 1360 139 1390 14 141 1410 | Andere levensmiddelen en voedermiddelen SUIKER Ongeraffineerde suiker Ongeraffineerde suiker (rietsuiker, beetwortel- suiker) Geraffineerde suiker Suiker, geraffineerd, kandijsuiker Melasse Melasse DRANKEN Wijn en druivenmost Wijn en druivenmost Bier Bier Overige alcoholische dranken Alcoholische dranken zoals brandewijn, onge- denatureerd, vruchtenwijn, most, spiritualie¨n Non-alcoholische dranken Non-alcoholische dranken, bijv. limonade, mineraalwater Water, natuurlijk, niet nader gespecificeerd GENOTMIDDELEN EN BEREIDE VOE- DINGSMIDDELEN, NIET NADER GESPE- CIFICEERD Koffie Koffie Cacao en cacaoprodukten Cacao en cacaoprodukten Thee en kruiden Thee en kruiden Ruwe tabak en tabaksprodukten Ruwe tabak, tabak, tabakswaren Zoet-, suiker-en soortgelijke waren, honing Dextrose, fructose, glucose, moutsuiker, siroop, druivensuiker, suikerwaren, honing, kunst- honing Bereide produkten, niet nader gespecificeerd Azijn, gist, koffievervangingsmiddel, geconcen- treerde soep, bereide voedingsmiddelen, niet nader gespecificeerd VLEES, VIS, VLEES-EN VISWAREN, EIEREN, MELK EN MELKPRODUKTEN, SPIJSVET Vlees, vers of bevroren Vlees, vers of bevroren | B B B A A A A A A A A A A A | A A A A A A A A A A A A A A |
1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 |
lozing in de vaarweg | Afgifte aan ontvangstinrichting t.b.v.: | Opm. | |||
nummer lading goed | goederensoort | lozen op het riool | bijz. behan- deling | ||
142 1420 143 1430 144 1441 1442 1449 | Vis, schaal-en weekdieren, vers, bevroren, gedroogd, gezouten en gerookt Vis, visprodukten Verse melk en room Karnemelk, yoghurt, kefir, taptemelk, melkpro- dukten, wei, room (slagroom) Andere melkprodukten Boter, kaas, kaasbereidingen Melk, gecondenseerd Melkprodukten, niet nader gespecificeerd | A A A A A | A A A A A | ||
Opmerkingen: |
1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 |
lozing in de vaarweg | Afgifte aan ontvangstinrichting t.b.v.: | Opm. | |||
nummer lading goed | goederensoort | lozen op het riool | bijz. behan- deling | ||
145 1450 146 1460 147 1470 148 1480 16 161 1610 162 1620 163 1631 1632 164 1640 165 1650 166 1661 1662 167 1670 17 171 1711 172 1720 179 | Margarine en andere spijsvetten Margarine, spijsvetten, spijsolie¨n Eieren Eieren, eipulver Vlees, gedroogd, gezouten, gerookt, vlees- conserven en andere vleeswaren Vleeswaren Vis- en weekdierprodukten van allerlei aard Vismarinaden,-conserven, -salades; vis-en weekdierprodukten Graan-fruit-en groentenprodukten, hop Meel, gries en grutten uit granen Tarwemeel, graanmeel, graanmeelmengsels, gries, grutten, sojameel Mout Mout, moutextract Andere graanprodukten (incl. bakprodukten) Bakprodukten, deegwaren van allerlei aard Graanvlokken, gerst, graanprodukten, niet nader gespecificeerd. Gedroogd fruit, fruitkonserven en andere fruitprodukten Fruit, gedroogd, fruitkonserven, fruitsappen, confitures, marmelade, fruitprodukten, niet nader gespecificeerd Gedroogde peulvruchten Peulvruchten, gedroogd Gedroogde groenten, groentenkonserven en andere groentenprodukten Groenten, gedroogd, groentenkonserven, groentensappen Groentenprodukten, niet nader gespecificeerd, zoals bijv. aardappelmeel, sago, tapiocameel Hop Hop VEEVOER Stro en hooi Hooi,-haksel, stro,-haksel Veekoeken en andere residuen van plantaar- dige olie¨n Veekoeken, grutten Overig veevoeder (incl. voedingsmiddel- resten) | – A A A B A A A A A A B A A B A | – A A A A A A A A A A A A A A – |
1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 |
lozing in de vaarweg | Afgifte aan ontvangstinrichting t.b.v.: | Opm. | |||
nummer lading goed | goederensoort | lozen op het riool | bijz. behan- deling | ||
1791 1792 1793 1794 1799 | Voeder, mineraal, bijv. calciumfosfaat, kalk- mengsel Voeder, plantaardig, bijv. voedervruchten, voedermelasse, voederwortelen, graanvoeder- meel, gluten, aardappelpulp, -snippers, zemelen,maniokwortelen, ander afval en resten van de voedingsmiddelindustrie Voeder, dierlijk, bijv. vismeel, garnalen, mosselschalen Suikerbietensnippers, na extractie van suikers en droog Voedertoevoegingen, niet nader gespecificeerd | – A,B – A – | – – – – – | S S S S S | 14), 16) |
Opmerkingen: 14) Meel: B 16) Afval: S |
1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 |
lozing in de vaarweg | Afgifte aan ontvangstinrichting t.b.v.: | Opm. | |||
nummer lading goed | goederensoort | lozen op het riool | bijz. behan- deling | ||
18 181 1811 1812 1812 182 0000 0000 0000 | OLIEZADEN, OLIEHOUDENDE VRUCHTEN, PLANTAARDIGE EN DIER- LIJKE OLIEN EN VETTEN (uitgezonderd spijsvetten) Oliezaden en oliehoudende vruchten Katoenzaad, aardnoten, kopra, palmkern, koolzaad, sojabonen, zonnebloemzaad, oliehou- dende vruchten, -zaden, niet nader gespecifi- ceerd Oliehoudende vruchten, -zaden voor gebruik als erkend zaadgoed Meel van oliehoudende vruchten Plantaardige en dierlijke olie¨n en vetten (uit- gezonderd spijsvetten) Olie¨n en vetten plantaardig, bijv. aardnootolie, palmkernolie, sojaolie, zonnebloemolie, talg Olie¨n en vetten, dierlijk, bijv. van vissen en zeedieren, traan Industrie¨le plantaardige en dierlijke olie¨n en vetten, bijv. vetzuren, vernis, oliezuren (ole´ines), palmitinezuur, stearine, stearinezuur. | A A B – – – | – – – A A A | ||
Opmerkingen: |
1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 |
lozing in de vaarweg | Afgifte aan ontvangstinrichting t.b.v.: | Opm. | |||
nummer lading goed | goederensoort | lozen op het riool | bijz. behan- deling | ||
2 21 211 2110 213 2130 22 221 2210 223 2230 224 2240 23 231 2310 233 2330 | Vaste minerale brandstoffen STEENKOOL EN STEENKOOL- BRIKETTEN Steenkool Anthraciet, fijne mijnstoffen, vette steenkool, vlamkool, gaskool, magere kolen; steenkool niet nader gespecificeerd Steenkoolbriketten Anthracietbriketten, steenkoolbriketten BRUINKOOL; BRUINKOOLBRIKETTEN EN TURF Bruinkool Bruinkool, pekkool Bruinkoolbriketten Bruinkoolbriketten Turf Turf voor verwarming, turf voor bemesting, turfbriketten, turfstro, turf, niet nader gespecifi- ceerd Cokes van steenkool en bruinkool Cokes van steenkool Cokes van steenkool, cokes voor gas, cokes voor de gieterij (carbon-cokes), cokesbriketten, smeulcokes Cokes van bruinkool Cokes van bruinkool, bruinkoolcokesbriketten, bruinkoolsmeulcokes | A A A A A A A | – – – – – – – | S S S S S S S | 4) 4) 4) 4) 4) 4) 4) |
Opmerkingen: 4) Sproeien over opslag op de wal |
1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 |
lozing in de vaarweg | Afgifte aan ontvangstinrichting t.b.v.: | Opm. | |||
nummer lading goed | goederensoort | lozen op het riool | bijz. behan- deling | ||
3 31 310 3100 32 310 3211 3212 323 3231 3232 325 3251 3252 327 3270 33 330 3301 3302 3303 34 341 0000 0000 000 0000 349 3491 | Aardolie, minerale olie, -produkten, gassen RUWE AARDOLIE, MINERALE OLIE Ruwe aardolie, minerale olie Aardolie, ruw, minerale olie, ruw (ruwe nafta) BRANDSTOFFEN EN STOOKOLIE Benzine o.a. lichte olie¨n Benzine, benzine-benzolmengsel Lichte minerale olie, nafta, carburateurolie, niet nader gespecificeerd Petroleum, brandstof voor turbines Petroleum, huisbrandpetroleum, lamppetroleum Kerosine, brandstof voor turbines, brandstof voor straalmotoren Gasolie, dieselolie en lichte verwarmingsolie Dieselbrandstof, dieselolie, gasolie Huisbrandolie, licht, extra licht Zware verwarmingsolie Huisbrandolie, middel, middelzwaar, zwaar NATUURLIJKE-, GERAFFINEERDE EN AANVERWANTE GASSEN Natuurlijke-, geraffineerde en aanverwante gassen Butadieen Acethyleen, cyclohexaan, gasvormige koolwa- terstoffen, methaan, overige natuurlijke gassen Ethyleen, butaan, buthyleen, isobutaan, iso- buthyleen, koolwaterstofmengsels, propaan, propaan-butaanmengsel, propyleen, raffinaderij- gas, niet nader gespecificeerd MINERALE OLIEPRODUKTEN NIET NADER GESPECIFICEERD smeerolie en vetten Minerale smeerolie, motorolie, smeervet Afgewerkte olie¨n Bitumen en bitumineuze mengsels Bitumen, bitumenemulsies,-oplossingen, bitumenkleefmassa, koudteer, koudasfalt, pek- emulsies (koude bitumen), pekoplossingen, teeremulsies, teeroplossingen, bitumineuse mengsels, niet nader gespecificeerd Minerale olieprodukten, niet nader gespecifi- ceerd Acethyleencokes, petroleumcokes | – – – – – – – – – – – – – – – | – – – – – – – – – – – – – – – | S S S S S S S S S S S S S S S | 4) |
1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 |
lozing in de vaarweg | Afgifte aan ontvangstinrichting t.b.v.: | Opm. | |||
nummer lading goed | goederensoort | lozen op het riool | bijz. behan- deling | ||
3492 3493 | Zwarte Carbon olie, paraffinegatsch, pyrolyse- olie,-residuen (Pyrotar), zware olie, niet voor verwarming Paraffine, transformatorolie, was, minerale olie- produkten, niet nader gespecificeerd | – – | – – | S S | |
Opmerkingen: 4) Sproeien over opslag op de wal |
1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 |
lozing in de vaarweg | Afgifte aan ontvangstinrichting t.b.v.: | Opm. | |||
nummer lading goed | goederensoort | lozen op het riool | bijz. behan- deling | ||
4 41 410 4101 4102 451 0000 0000 0000 4514 4515 4516 4517 4518 452 4520 453 4530 455 4550 459 4591 4592 4593 4599 46 462 4621 | ERTSEN EN METAALAFVAL IJZERERTS(uitgezonderd geroosterd ijzer- kies) IJzererts en -concentraten (uitgezonderd geroosterd ijzerkies) IJzererts, hematietconcentraten, zodenerts, ijzersteen Afval en halfprodukten die tijdens de voorbe- reiding van ertsen voor de metaalwinning onstaan zijn NON-FERROMETALEN,-AFVAL EN SCHROOT Non-ferrometalen, -residuen,-assen en -schroot Afval, assen, residuen, slakken en schroot van aluminium en-legeringen Afval, assen, residuen, slakken en schroot van lood en -legeringen Afval, assen, residuen, slakken en schroot van koper en -legeringen (messing) Afval, assen, residuen, slakken en schroot van zink en -legeringen Afval, assen, residuen, slakken en schroot van tin en -legeringen Afval, assen, residuen, slakken en schroot van vanadium en -legeringen Afval, assen, residuen, slakken en schroot van non-ferrometalen en non-ferrolegeringen, niet nader gespecificeerd Residuen van non-ferrometalen Kopererts en -concentraten Kopererts, -concentraten Bauxiet, aluminiumerts- en concentraten Bauxiet, aluminiumerts, -concentraten Mangaanerts en-concentraten Mangaanerts, natuurlijk, lepidoliet-erts, mangaancarbonaat, naturlijk, mangaandioxide, natuurlijk, mangaanerts, -concentraten Andere non-ferrometalen en concentraten Looderts, -concentraten Chroomerts, -concentraten Zinkerts (Galmei), -concentraten Non-ferrometalen, -concentraten, niet nader gespecificeerd, bijv. titaanijzererts, kobalt, monaziet, nikkelerts, rutil (titaanerts), tinerts, zirkonerts, -zand. IJZER-EN STAALAFVAL EN -SCHROOT, GEROOSTERD IJZERKIES IJzer-en staalschroot voor metaalverwerking Afval, vijlsel, schroot, voor metaalverwerking bijv. van ijzer-en staalplaten/blikken, platina, vormstaal | A A A,B B A,B A,B A,B A,B B B – B B – – – – – | A A A,B B A,B A,B A,B A,B B B – – A – – – – – | S S S S S S S S S S S S S S S S S S | 4),5) 4),5) 5),15) 5) 5),15) 5),15) 4),5) 4),5) 5) 5) 4) 4) 4) 4) 4) 4) 4) 4) |
1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 |
lozing in de vaarweg | Afgifte aan ontvangstinrichting t.b.v.: | Opm. | |||
nummer lading goed | goederensoort | lozen op het riool | bijz. behan- deling | ||
4622 4623 463 4631 4632 465 4650 466 4660 467 4670 | Overig ijzer-en staalschroot, voor metaal- bewerking, bijv. assen, oud blik, autowrakken, ijzer, oud, versleten, ijzerresten afkomstig van sloopwerkzaamheden, gietijzerafval, -stukken, restblokken, spoorstukken, bielsen IJzerpallets voor metaalverwerking IJzer- en staalschroot niet voor metaal- verwerking Afval, afvalstukken van ijzer-en staalblik, -platen, platina, vormstaal, afvalijzervijlsel, pletterijafval , geen van allen voor metaal- verwerking IJzer-en staalschroot, niet voor metaal- verwerking bijv. assen, ijzer-en staalmassa, rijwielbanden, wielen, rails, bielsen, staal- stukken uit sloopwerkzaamheden, golfstaal IJzerslakken en-assen voor de metaal- verwerking Hamerslag, walsslakken, walssintels, ijzerslak- ken, niet nader gespecificeerd Hoogovenstof Vliegstof,hoogovenstof Geroosterd ijzerkies IJzerpyriet, geroosterd, pyrietresiduen, ijzerkies, geroosterd, ijzerkiesresiduen | – A – – – – – | – A – – – – – | S S S S S S S | 4) 4) 4) 4) 4) |
Opmerkingen: 4) Sproeien over opslag op de wal 5) Voor in wateroplosbare metaalzouten: S 15)Afval en schroot A, overig B |
1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 |
lozing in de vaarweg | Afgifte aan ontvangstinrichting t.b.v.: | Opm. | |||
nummer lading goed | goederensoort | lozen op het riool | bijz. behan- deling | ||
5 51 512 5121 5122 5123 5124 513 5131 5132 5133 515 5150 52 522 5221 5222 5223 523 5230 53 531 5311 5312 5313 535 5350 537 | IJZER, STAAL EN NON- FERROMETALEN (inclusief halffabrikaten) GIETIJZER, METAALLEGERINGEN, RUW STAAL Gietijzer, spiegelijzer en koolstofrijk ferro- mangaan Gietijzer in vormen, in vormstukken, bijv. metaalfosfor, hematietgietijzer, gietijzer, fosfor- houdend, spiegelijzer Ferromangaaan met een koolstofgehalte van meer als 2 % per massa, per vormstuk IJzerpulver, staalpulver IJzerspons Ferrolegeringen (uitgezonderd koolstofrijk ferromangaan) IJzerlegeringen niet nader gespecificeerd Ferromangaan met een koolstofgehalte tot 2 %, ferromangaanlegeringen, niet nader gespecifi- ceerd Ferrosilicium (Siliconmangaan) Ferromangaan- silicium Ruw staal Ruw staal in blokken, in brammen, in vorm- stukken STAALHALFFABRIKATEN Staalhalffabrikaten Staalhalffabrikaten in blokken, in brammen (staven), in knuppels, in platen Breedbandstaal in rollen (coils) Breedbandstaal in rollen (coils) om uit te walsen Andere staalhalffabrikaten Blokken staal STAAF-EN VORMSTAAL, DRAAD, SPOORWEGBOVENBOUWMATERIAAL Staaf-en vormstaal Staaf-en vormstaal, bijv. H-,I-,T-,U- en andere speciaalprofielen, rond-en vierkant staal Damwandstaal Betonstaal, bijvoorbeeld monierstaal, torstaal Staaldraad Staaldraad uit ijzer of staal Spoorstaven en spoorwegbovenbouw- materiaal uit staal | A A B A A A A A A A A A A A A A | A – – – A A A A A A A A A A A A | S S S S S S S S S S S S S S S S | 6) 6) 6) 6) 6) 6) 6) 6) 6) 6) 6) 6) 6) 6) 6) 6) |
1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 |
lozing in de vaarweg | Afgifte aan ontvangstinrichting t.b.v.: | Opm. | |||
nummer lading goed | goederensoort | lozen op het riool | bijz. behan- deling | ||
5370 54 541 5411 5412 544 5441 5442 | Spoorwegbovenbouwmateriaal uit staal, bijv. spoorstaven, bielsen, stroomspoorstaven uit staal met delen van non-ferrometaal STAALPLAAT, BLIK EN -BAND, BAND- STAAL, OOK OPPERVLAKTELAGEN Staalplaat en breedplaatstaal Breedplaatstaal Platen of rollen (coils) uit staal bijv. dynamo- staal, elektrostaal, -band, fijn, extra fijn, middelstaal, -band, dik-, geribbeld-, wafel-, gegolfd-en geperforeerd plaatstaal, pantserpla- ten Bandstaal, ook oppervlaktelagen; vertind dun plaatstaal Vertind dun plaatstaal Bandstaal, staalstrip ook oppervlaktelagen | A A A A A | A A A A A | S | 6) |
Opmerkingen: 6) indien met minerale olie besmeerd: S |
1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 |
lozing in de vaarweg | Afgifte aan ontvangstinrichting t.b.v.: | Opm. | |||
nummer lading goed | goederensoort | lozen op het riool | bijz. behan- deling | ||
55 551 5510 552 5520 56 561 5611 5612 562 5620 563 5630 564 5640 565 5651 5652 5653 5659 568 5681 5682 5683 5684 4689 | BUIZEN O.A. VAN STAAL; RUWE GIETERIJPRODUKTEN EN SMEED- STUKKEN VAN IJZER EN STAAL Buizen, buisafsluiting- en verbindingsstuk- ken van staal en gietijzer Buizen, buisafsluiting- en verbindingsstukken, buisslangen van staal, van gietijzer Ruwe gieterijprodukten en smeedstukken van staal, van gietijzer Vorm-, pers-, smeed-, stanstukken van staal, van gietijzer NON-FERROMETALEN EN NON- FERROHALFFABRIKATEN Koper en koperlegeringen Anodenkoper, ruwe koper Koper (elektrolytkoper), koperlegeringen, bijv. brons, messing Aluminium en aluminiumlegeringen Aluminium, aluminiumlegeringen Lood en loodlegeringen Lood (elektrolyt, smeltlood, walslood), lood- legeringen, loodstof (gemalen ruw lood) Zink en zinklegeringen Zink ( elekrolyt, fijn, gegalvaniseerde zink), zinklegeringen Overige non-ferrometalen en legeringen daarvan Magnesium, magnesiumlegeringen Nikkel, nikkellegeringen Tin, tinlegeringen Non-ferrometalen, de legeringen daarvan, niet nader gespecificeerd Non-ferro-metaalhalffabrikaten Banden, blikken, platen, van non-ferrometalen en van de legeringen daarvan Draad van non-ferrometalen en van de legerin- gen daarvan Folies van non-ferrometalen en van de legerin- gen daarvan Profielen en staven van non-ferrometalen en van de legeringen daarvan Non-ferrometaalhalffabrikaten, niet nader gespecificeerd | A A A A A – B A B B – A A A A A | A A A A A – B A B B – A A A A A | S S S S S S S S S S S S S S | 6) 6) 6) 6) 6) 6) 6) 6) 6) 6) 6) 6) 6) 6) |
Opmerkingen: 6) indien met minerale olie besmeerd |
1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 |
lozing in de vaarweg | Afgifte aan ontvangstinrichting t.b.v.: | Opm. | |||
nummer lading goed | goederensoort | lozen op het riool | bijz. behan- deling | ||
6 61 611 6111 000 0000 000 0000 6132 614 6141 6142 615 6151 6152 6153 6154 62 621 6210 622 6220 623 6230 63 631 6311 | STEEN EN AARDE(inclusief bouwstoffen) ZAND, GRIND, PUIM, KLEI, SLAKKEN Industriezand Vormzand, gieterijzand, glaszand, kleefzand, kwartszand, kwartsietzand, industiezand, niet nader gespecificeerd Overig natuurlijk zand en grind Grind, ook gebroken, zand, overig Puimsteen,-zand en grind Puimsteen, puimsteenmeel Puimgrind, -zand Leem, klei en kleihoudende aarde etoniet, kleischalie, kaolin, leem , porselei- naarde, klei, vollersaarde, ruw en onverpakt, chamotte (vuurvast materiaal van gebakken leem), -breuk (silicabrokken, -breuk) Betoniet, kleischalie, kaolin, leem , porselei- naarde, klei, vollersaarde, ruw en verpakt, chamotte, chamottepoeder Slakken en assen niet voor metaalverwerking Vliegas, hoogovenas, houtas, kolen, cokesas, afvalas, assen uit zinkovens, assen van brand- stoffen, niet nader gespecificeerd IJzerslakken, hoogovenslakken, kolen, cokes- slakken, converterslakken, martinslakken, afval- slakken, slakken uit lood-en koperovens, slakken, ijzerhoudend, mangaanhoudend, niet nader gespecificeerd, soldeerslakken, Siemens- Martinslakken,-meel, split (fijne steenslag)van hoogovenslakken, slakken van brandstoffen, niet nader gespecificeerd Hoogovenpuim Slakkenzand ZOUT, ZWAVELGRIND, ZWAVEL Steen en zout Natriumchloride (chloornatrium), gladheids- bestrijdingszout, geraffineerd zout, spijszout, klipzout, zout, ook gedenatureerd, niet nader gespecificeerd Zwavelgrind, niet geroosterd Zwavelgrind, niet geroosterd Zwavel Zwavel, niet geroosterd OVERIGE STENEN, AARDE EN AAN- VERWANTE RUWE MATERIALEN Zwerfsteen, steenslag en andere kleinge- maakte stenen Veldstenen, zwerfstenen lavaslakken, steenslag, stenen, steenblokken, ruw, uit steengroeven | A A A A A A A A A A A | – – – – – – – – – – – | S S S | 6) 4) 7) |
1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 |
lozing in de vaarweg | Afgifte aan ontvangstinrichting t.b.v.: | Opm. | |||
nummer lading goed | goederensoort | lozen op het riool | bijz. behan- deling | ||
6312 6313 632 6321 6322 633 6331 6332 6333 | Mijnsteen, puinsteen, steenafval, -gruis, -meel, -zand, fijne steenslag, tot 32 mm doorsnede; lava steenslag, ruwe perliet Lavagrind Marmer, graniet en ander natuurwerksteen, leisteen Basaltblokken, -platen, marmerblokken, -platen, fonoliet (klinksteen), leisteenblokken, -platen, quadersteen en overige stenen, ruw bewerkt Fonolietgruis, - steenslag, basalt, -breuk, -stenen; leisteen, gebrand, gemalen, verkleint, tot 32 mm doorsnede Gipssteen en kalksteen Dolomiet (magnesiumsilicaat), duniet, kalk- spaat, olivine Dolomiet (magnesiumsilicaat), duniet, lkspaat, olivine, allen verkleind, gemalen, tot 32 mm doorsnede Gipssteen | A A A A A A A | – – – – – – – | ||
Opmerkingen: 4) S: Sproeien over opslag op de wal 6) indien met minerale olie besmeerd: S 7) indien gedenatureerd: S |
1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 |
lozing in de vaarweg | Afgifte aan ontvangstinrichting t.b.v.: | Opm. | |||
nummer lading goed | goederensoort | lozen op het riool | bijz. behan- deling | ||
0000 0000 000 0000 6342 639 6391 6392 6393 6394 6395 6396 6397 6398 6399 64 641 6411 6412 642 6420 65 650 6501 6502 6503 69 691 6911 6912 6913 6914 | Gipssteen, verkleind, gemalen, tot 32 mm doorsnede Mestkalk, meststof, kalkhoudend, kalk- residuen Krijt Krijt, ruw (calciumcarbonaat, natuurlijk) Krijt, voor het mesten Overige ruwe mineralen Asbest, ruw (-aarde,- gesteente, -meel, -vezels,- generaat), asbestafval, Asfalt, asfaltaarde, -stenen, asfaltprodukten voor wegenbouw Bariet (Bariumsulfaat) Veldspaat, fluoriet Bitteraarde, kristalspaat, magnesiet, ook gebrand, gesinterd, talkaarde Aarden, slib, bijv. afval, brak water, puin, tui- naarde, huisvuil, hunus, hoogovenpuin, infusoriee¨naarde, kiezelaarde, vuil, slik Wassteen Kalizout, niet voor bemesting, bijv. kainiet, car- nalliet, kieseriet, sylviniet, montanal Mineralen, overige, bijv. Borax, boraat- mineralen, verfaarden, glauberzout (natrium- sulfaat), mica, kerniet, korund, cryoliet, magne- sium, fosfaat, kwarts, kwartsiet, speksteen, steatiet, talksteen, tras, steenbrokken, -breuk CEMENT EN KALK Cement Cement Cementbaksteen Kalk Kalk, in brokken, ook gebrand, kalkhydraat, gebluste kalk GIPS Gips Gips, gebrand Gips, ruw, voor het mesten Gips uit rookgasontzwavelingsinrichtingen, overig industriegips OVERIGE MINERALE BOUWSTOFFEN (uitgezonderd glas) Bouwstoffen en andere produkten uit natuursteen, puim, gips, cement en andere stoffen Asbestcementprodukten, bijv bouwstenen en-delen, tegels, vaten, platen Beton-en cementprodukten, kunststeen- produkten bijv. bouwstenen, -delen, trottoirs- tenen, gerede bouwdelen, tegels, lichte bouw- platen, muurstenen, platen, drempels, stelwanden, werkstukken Puimprodukten bijv. bouwstenen, -delen Gipsprodukten, bijv. bouwplaten, -stenen, -delen | A B B B – – A A – – A A A B B B A B B A A A A | – – – A – – – – –S –S – – – – – – – – – – – – – | S S 4) | 9) 9) 9) 9) |
1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 |
lozing in de vaarweg | Afgifte aan ontvangstinrichting t.b.v.: | Opm. | |||
nummer lading goed | goederensoort | lozen op het riool | bijz. behan- deling | ||
6915 6916 6919 692 6921 6922 6923 6924 6929 | Minerale en plantaardige isoleermiddelen, bijv. bouwdelen uit schuimstoffen, isolatieplaten, vormstukken, matten en platen van asbest, glas- zijde, -watten, -wol, perliet, vermiculiet, warmtewerende massa Natuursteen (fabriekssteen), bewerkt en produk- ten daarvan, bijv. trottoirstenen, mozaiekstenen, straatplaten, straatsteen, platen, stootstenen, sierstenen, werkstukken van steen Produkten uit andere minerale stoffen, asfalt- produkten, slakkenwol, houtgranietprodukten, -massa Grofkeramische en vuurvaste bouwstoffen Dak-en muurbaksteen van gebrande klei, bijv. bakstenen, bouwstenen, dakpannen, holle bouwstenen, klinkerstenen, parementstenen, bakstenen Vuurvaste bouwdelen en stenen, keramische vloer-en wandplaten, bijv. vloer en muurtegels, platen, chamotte capsules,-platen, -stenen,- produkten silicaatstenen, greswaren Vuurvaste mortel, bijv. gieterijmassa, giet- hulpstoffen, mortelmengsels Stukken van vuurvaste keramische produkten, chamotteblokken, -breuk Overige bouwkeramiek van gebrande klei, bijv. drainbuizen, kabeldekplaten, vloerplaten, -stenen | A A A,B A A B A A | – – – – – – – – | 9) 9 10) 9) 9) | |
Opmerkingen: 4) S: Sproeien over opslag op de wal 9) i.p.v. asbest: vezelcement 10)voor houtgranietmassa: B, voor alle overigen: A |
1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 |
lozing in de vaarweg | Afgifte aan ontvangstinrichting t.b.v.: | Opm. | |||
nummer lading goed | goederensoort | lozen op het riool | bijz. behan- deling | ||
7 71 711 7110 712 7121 7112 713 7131 7132 719 7190 72 721 7210 722 7221 7222 7223 7224 723 7231 7232 724 7241 7242 7243 729 | Meststoffen NATUURLIJKE MESTSTOFFEN Natuurlijk natronsalpeter Natriumnitraat (natronsalpeter) Ruwe fosfaten Aluminium-calciumfosfaat, calciumfosfaat,- superfosfaat Apatiet, coproliet, fosforiet , ruwe fosfaten, niet nader gespecificeerd. Kalizout Kalizout, bijv. kainiet, carnalliet, kieseriet, syl- viniet meststoffen van minerale oorsprong niet nader gespecificeerd Magnesiumsulfaat Natuurlijke niet-minerale meststoffen Meststoffen van plantaardige en dierlijke oor- sprong, bijv. zeevogelmest, hoornafval, compost, -aarde, mergel, mest, stalmest CHEMISCHE MESTSTOFFEN Fosfaatslakken en Thomasmeel Fosfaatslakken, Thomasmeel, -fosfaat, -fosfaatmeel, -slakken Andere fosfaatmeststoffen Ammoniaksuperfosfaat, superfosfaat van voorzure soda, triple-superfosfaat Dicalciumfosfaat (fosforzure kalk) Diammoniumfosfaat (Diammonfosfaat) Mestfosfaten, chemische, fosfaatmeststof- middelen, niet nader gespecificeerd Kalimeststoffen Kaliumchloride (chloorcalium), Kaliumsulfaat (zwavelzure kali) Kaliummagnesiumsulfaat (zwavelzuur kalium- magnesium) Stikstofhoudende meststoffen Ammoniakgas Ammoniumbicarbonaat, ammoniumchloride (salmiak, zoutzuur ammoniak), ammonium- nitraat, ammoniumnitraat-ureum-oplossing, ureum (urea), kalisalpeter, kaliumnitraat, kal- kammonsalpeter, kalstikstof, natronsalpeter, stikstofmagnesium, stikstofhoudende meststof- fen, niet nader gespecificeerd Ammnoimusulfaat (zwavelzuur ammoniak), ammonsulfaat, -loog, ammonsulfaatsalpeter Mengmeststoffen en andere chemisch bereide meststoffen | – B B A – – – – – – A A – – – | A A A – B B B B B B – – – A A | S S S S S S | 11) 11) 11) 11) 11) |
1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 |
lozing in de vaarweg | Afgifte aan ontvangstinrichting t.b.v.: | Opm. | |||
nummer lading goed | goederensoort | lozen op het riool | bijz. behan- deling | ||
7290 | Samengestelde minerale meststoffen en wel, NPK-meststoffen, NP-meststoffen, NK-meststoffen, PK-meststoffen, handels- meststoffen, mengmeststoffen, niet nader gespe- cificeerd | – | A | ||
Opmerkingen: 11) Indien zuigschoon niet mogelijk, dan S |
1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 |
lozing in de vaarweg | Afgifte aan ontvangstinrichting t.b.v.: | Opm. | |||
nummer lading goed | goederensoort | lozen op het riool | bijz. behan- deling | ||
8 81 811 8110 812 8120 813 8130 814 8140 819 8191 | CHEMISCHE PRODUKTEN CHEMISCHE GRONDSTOFFEN (uitgezon- derd aluminiumoxide en -hydroxide) Zwavelzuur Zwavelzuur (oleum), afvalzwavelzuur Natriumhydroxide Natriumhydroxide, vast, natronhydroxideloog opgelost, natronloog, sodaloog Natriumcarbonaat Natriumcarbonaat (koolzuurhoudend natrium), natron, soda Calciumcarbide Calciumcarbide Overige chemische grondstoffen (uitgezon- derd aluminiumoxide en -hydroxide) Acrylnitril, adipinzuur, aluin, aluminiumacetaat ( azijnzuurhoudende kleiaarde), -fluoride, -formiaat, -sulfaat (zwavelzuurhoudende kleiaarde, ammoniakgas, ammonia, ammonsal- peter (ammoniumnitraat, salpeterzuurhoudende ammoniak) ammoniumfosfaat, -oplossing, ethylbenzol, ethyleenoxide, vloeibaar, barium- carbonaat, -chloride (chloorbarium), -nitraat,- nitriet, -sulfaat, sulfiet, benzolkoolwaterstof- derivaat, loodglit, -oxide, wit (loodcarbonaat), brandewijn, verouderd; calciumformiaat, -hypochloride (chloorkalk), -nitraat (kalksalpe- ter), -fosfaat, -sulfaat (anhydriet, synthetisch), Cyanide, Caprolactam , siliciumcarbide, chroomaluin, -loog, -sulfaat; cumol, dimethyl- ether, methylacetaat, -ether, azijnzuur, anhy- dride, choorazijnzuur, alcohol, fluorwaterstof, ethyleenglycol, buthyleenglycol, propyleen- glycol, glycerine, -loog, -water, ureum, kunst- matig (carbamide), hexamethyleendiamine, houtazijn, isopropylalcohol, kaliumchloraat, -hypochloritloog (kalibleekloog) -nitraat; kool- dyoxide, verdicht, vloeibaar gemaakt; cresol, fenol, magnesiumcarbonaat, meliamine, natriumacetaat (azijnzuurhoudend natrium), -chloraat, -fluoride, -formiaat, -nitraat (natron- salpeter), -fosfaat, -sulfiet (zwavelzuurhoudend natrium), zwavelnatrium, naftaleenanhydride, retortegrafiet, roet, zwavelkoolstof, silicium, -carbid, spiritus, gedenatureerd, stikstof, verdicht, vloeibaar gemaakt, styreen, trichloor- ethyleen, wasgrondstoffen, waterstof. | – A,B – – – | – A,B – – – | S S S S | 8) |
1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 |
lozing in de vaarweg | Afgifte aan ontvangstinrichting t.b.v.: | Opm. | |||
nummer lading goed | goederensoort | lozen op het riool | bijz. behan- deling | ||
8192 8193 8199 82 820 8201 8202 83 831 8310 839 8391 8392 | Calciumchloride (chloorcalcium), kalkstikstof, chloor, vloeibaar gemaakt (chloorloog), ijzer- oxide, -sulfaat, kaliumhydroxyde, kaliloog, kaliumbicarbonaat, -carbonaat, silicaat (water- glas), -sulfaatloog, kaliumcarbonaat, magnesiumsulfaat, mangaansulfaat, methanol (houtgeest), methylalcohol, natriumbicarbonaat (dubbelkoolzuurhoudend natrium), -bisulfaat (dubbelzwavelzuurhoudend natrium), -nitriet (salpeterzuurhoudend natrium), -nitrietloog, -silicaat (waterglas), natronbleekloog; fosfor- zuur, salpeterzuur, -afvalzuur, zoutzuur, afval- zuur, zwavel, gereinigd, zwaveldioxyde, zwave- lige zuren, zinkoxyde, -sulfaat Kaliumchloride (chloorkalium) Overige chemische grondstoffen, bijv. alcohol, puur (spiritus), ammoniumchloride (salmiak, zoutzuurhoudende ammoniak), chloorbenzol, cyaanzout, hardingsmiddel voor ijzer, voor staal, mono- chloorbenzol, orthoxylol, paraxylol, radioac- tieve stoffen, titaandioxyde (bijv. kunstrutiel, niet nader gespecificeerd. ALUMINIUMOXYDE EN -HYDROXYDE Aluminiumoxyde en -hydroxyde Aluminiumoxyde Aluminiumhydroxyde (aluminiumhydraat) BENZOL, TEREN EN ANDERE DERIVA- TEN Benzol Benzol Pek, teer, teerolie¨n en andere derivaten Nitrobenzol, benzolderivaten, niet nader gespe- cificeerd Olie¨n en andere derivaten van steenkoolteer, bijv. anthraceen, - slib, decaline, naftaline, geraffineerd, tetraline, xylenol, solventnafta, toluol, xylol | – – – B B – – – | – – – – – – – – | S S S S S S | |
Opmerkingen: vast: B loog: A |
1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 |
lozing in de vaarweg | Afgifte aan ontvangstinrichting t.b.v.: | Opm. | |||
nummer lading goed | goederensoort | lozen op het riool | bijz. behan- deling | ||
8393 8394 8395 8396 8399 84 841 8410 842 8420 89 891 8910 892 8921 8922 8923 893 8930 894 8940 895 8950 896 | Pek en teerpek uit steenkool-en andere minerale teren bijv. bruinkoolteerpek, houtteerpek, mineraalteerpek, petroleumpek, steenkoolteer- pek, teerpek, turfpek, -teerpek Pek-en teercokes van steenkool- en andere minerale teren, bijv. bruinkoolteercokes, pekcokes, steenkoolpekcokes, -teercokes, teer- cokes Gasreinigingsstof Steenkool-, bruinkool- en turfteer, houtteer, houtteerolie, bijv. impregneerolie, carbolineum, kreosotol, mineraalteer, nataline, ruw Overige derivaten, bijv. resten van zware olie van bruinkool-en steenkoolteer CELSTOF EN OUD PAPIER Houtslijpsel en celstof Houtstof (houtslijpsel), houtcellulose, cellulose, -afval Oud papier en papierafval Oud papier, oud karton ANDERE CHEMISCHE PRODUKTEN (inclusief zetmeel) Kunststoffen Kunsthars, kunstharslijm, kunststofafval, kunststofgrondstoffen, niet nader gspecificeerd Mengpolimerisaat van acrylnitraat, van buta- dieen, van styrol; polyester, polyvinylacetaat, -chloryde, vinylchloryde Verf-, kleur- en looistoffen Kleurstoffen, kleuren, verven, lakken, bijv, ijze- roxyde voor het herstellen van kleuren, emaille, aardkleuren, bereid, lithopone, menie, zink- oxyde Stopverf, kit Looistoffen, extracten Farmaceutische produkten, etherische olie¨n, reinigings-en lichaamsverzorgingsmiddelen Apothekerprodukten (geneesmiddelen), cosme- tische en farmaceutische produkten, reinigings- middelen, zeep, wasmiddelen, -poeder Munitie en springstoffen Munitie en springstoffen Zetmeel en gluten Stijfsel, aardappelzetmeel, zetmeel, -produkten, gluten Andere chemische produkten | – – – – – A A A – – – – – – – | – – – – – – – – – – – – A – A | S S S S S S S S S S S | 4) 4) 4) 17) |
1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 |
lozing in de vaarweg | Afgifte aan ontvangstinrichting t.b.v.: | Opm. | |||
nummer lading goed | goederensoort | lozen op het riool | bijz. behan- deling | ||
8961 8962 8963 8969 | Afval van kunstdraad, -vezels, -garens, van kunststoffen, ook geschuimd, ook thermoplas- tisch, niet nader gespecificeerd; afvalmengzuren van zwavel-en salpeterzuur; electrodenkolenaf- val, -resten, koolstofbasisstof Afval en residuen van de chemische industrie, van de glasindustrie, ijzeroxydehoudend; sulfietloog Aceton, ethylacetaat, ethyleenchlorid, ethyl- glycol, butanol, butylacetaat, butylglycol, chloorkoolwaterstof, niet nader gespecificeerd, chloorparrafine, chloroform (trichlormethaan), dextrin (oplosbaar zetmeel), dichlorethyleen, ontkalkingsmiddel voor de lederbereiding, glycol, niet nader gespecificeerd, grafiet, pro- dukten, hardingsmengsels voor kunststoffen, hexachloorethaan, kabelwas, lijm, oplosmiddel, methylchloride (chloormethyl), -glycol, methy- leenchloride, tetrachloorethyleen, plant- beschermingsmiddelen, niet nader gespecifi- ceerd, propylacetaat, -glycol, -produkten, terpentineolie, tetrachloorbenzol, -koolstof, trichlorbenzol, weekmakermengsels voor kunst- stoffen Chlorotheen, kreosot, chemicalie¨n, chemische produkten, niet nader gespecificeerd | – – – – | – – – – | S S S S | |
Opmerkingen: 4) sproeien over opslag op de wal 12) indien geneesmiddelen: S |
1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 |
lozing in de vaarweg | Afgifte aan ontvangstinrichting t.b.v.: | Opm. | |||
nummer lading goed | goederensoort | lozen op het riool | bijz. behan- deling | ||
9 91 910 9101 9102 9103 9104 92 920 9200 93 931 9311 9213 9313 9314 93 9391 9392 9393 9394 9399 94 941 | VOERTUIGEN, MACHINES, ANDERE HALF- EN EINDPRODUKTEN, BIJZON- DERE TRANSPORTGOEDEREN VOERTUIGEN Voertuigen Landvoertuigen, ook onderdelen (uitgezonderd voertuigmotoren), bijv. sleepwagens, fietsen, vrachtauto’s, tractoren; assen, aslager, -tap Luchtvaartuigen, ook onderdelen (uitgezonderd motoren) Railvoertuigen, ook onderdelen (uitgezonderde voertuigmotoren), bijv. locomotieven, waggons, wielbanden, -schijven Watervaartuigen, ook onderdelen (uitgezonderd motoren), bijv, boten, schepen, vlotten, scheepvaarttekens LANDBOUWMACHINES Landbouwmachines en werktuigen Landbouwmachines en werktuigen, inclusief accesoires, onderdelen en vervangings- onderdelen ELECTROTECHNISCHE PRODUKTEN; ANDERE MACHINES Electrotechnische produkten Electrisch fornuis, -oven, televisietoestel, telefoonapparatuur, radioapparatuur, weeg- apparatuur, wasmachines Electroden voor electrische apparaten en ovens, electrodenkool, -pennen; isolatoren Accumulatoren, -platen, apparaten, electrisch, dynamo’s, electromotoren, generatoren, kabels, meetapparaten, transformatoren Andere electronische produkten Andere machines, niet nader gespecificeerd (inclusief voertuigmotoren) Armaturen, dieselmotoren, kogellagers, rolla- gers, ottomotoren, -onderdelen Graaf-en baggermachines, betonmolens, hef- werktuigen, kranen, pompen, walsen en andere werktuigen en machines voor bouw- werkzaamheden Bureaumachines Gietvormen uit gietijzer, gietvormen, mantels, van ijzer, voor generatoren, condensatoren, gloeiovens, trommels, trommelbeslag voor draaiovens Overige machines, niet nader gespecificeerd METAALPRODUKTEN Systeembouwonderdelen en bouwconstructies van metaal | – – – – – – – – – – – – – | – – – – – – – – – – – – – | 12) |
1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 |
lozing in de vaarweg | Afgifte aan ontvangstinrichting t.b.v.: | Opm. | |||
nummer lading goed | goederensoort | lozen op het riool | bijz. behan- deling | ||
9411 9412 949 9491 9492 9493 95 951 9511 9512 | Barakken, schuren, tribunes van metaal, venster, -delen, palen, poorten, poortkozijnen, deuren, deurkozijnen, van metaal Constructies, constructieonderdelen, van metaal andere metaal-produkten Koperwaren, bouten, naven, stopcontacten, draadkabel, ijzerwaren ook met electrische inrichting, staalvezels, vaten en flessen van staal voor het vervoer van verdicht of vloeibaar gas, gietijzerwaren, huishoudapparaten van giet- ijzer, van blikstaal, jerrycan, kuip, schroeven en matrijzen, lasdraad, werktuigen; staalwaren, niet nader gespecificeerd Ankers voor vaartuigen, bouwstaalmatten, -weefsel, draad, vlechtdraad, draadpennen, ijzerhouder, -vaten, vormstukken uit gietijzer, uit staal, ketels, ketens, nagels, klinknagels, prikkeldraad, staalmatten Betondraadweefsel, (ijzerdraadweefsel met aan- gebrachte betonstukjes) GLAS, GLASPRODUKTEN, KERAMI- SCHE EN ANDERE MINERALE PRO- DUKTEN Glas Vensterglas, vlakglas, floatglas, glasbouwstenen, glasdakpannen, glastegels isoleerglas, gelaagdglad, onbewerkt glas Glas, gemalen, glasafval, -breuk, -scherven | – – – – – – A | – – – – – – – | ||
Opmerkingen: 12) bij stukgoed zie inleidende opmerking onder c) |
1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 |
lozing in de vaarweg | Afgifte aan ontvangstinrichting t.b.v.: | Opm. | |||
nummer lading goed | goederensoort | lozen op het riool | bijz. behan- deling | ||
952 9521 9522 9523 9529 96 961 9610 962 9620 963 9630 97 971 9710 972 9721 9722 9723 973 9730 974 9740 975 9750 976 9760 | Glasprodukten, keramische en andere minerale half-en eindprodukten Asbestprodukten, bijv. pakkingen, filterplaten, vilt, karton, beschermingsbekleding Glasprodukten, bijv. flessen, koppen, servies, gegoten glas, glasstaven Keramische produkten, bijv vormstukken uit kleiaarde of steengoed, klei-en pottenbakkers- produkten Andere minerale half-en eindprodukten, niet nader gespecificeerd LEDER, LEDERWAREN, TEXTIEL, BEKLEDING Leder, pelswerk, lederwaren Pelzen, huiden, leder, bontwerk Garens, weefsel en aanverwante artikelen Chemiedraden, -garens, draden en garens van plantaardige spinstoffen van dierenharen, van wol, vilt, -waren, weefsels en stoffen, jute zakken, dekzeilen, touwwerk, tapijten, watten Bekleding, schoenen, reisartikelen Bekleding, lederwaren, pelswaren, textiel ANDERE HALF-EN EINDPRODUKTEN Rubberwaren Vloerbedekking, rubberbanden, guttapercha, bewerkt, buizen, schuimrubber Papier en karton Bitumenvilt, -papier, -karton, dakvilt, viltkarton, teervilt, -papier, -karton Karton, behangpapier, perkamentpapier, golf- karton, celstofwatten, (In)pakpapier, papier in rollen, krantepapier Papier-en kartonprodukten Papier-en kartonprodukten Drukwerk Boeken, kranten, drukwerken, niet nader gespe- cificeerd Meubelen en inrichtingsvoorwerpen Meubelen, onderdelen en inrichtings- voorwerpen, niet nader gespecificeerd Hout-en kurkwaren Barakken, huizen, schuren, tribunes van hout, bouwonderdelen (houtconstructies), vaten, vensters, -delen, lijsten, fineerbladen,hard- vezelplaten, huishoudapparaten, houtpleister- blokken, -platen, houtspaan, bijzonder gefabri- ceerd (bijv. voor korven, doosjes), houtwol, triplex, -platen, dragers van hout, kurkwaren | – – – – – – – – – – – – – – – | – – – – – – – – A A A – – – – |
1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 |
lozing in de vaarweg | Afgifte aan ontvangstinrichting t.b.v.: | Opm. | |||
nummer lading goed | goederensoort | lozen op het riool | bijz. behan- deling | ||
979 9790 99 991 9910 992 9920 999 9991 9999 | Andere eindprodukten Apparaten, instrumenten, inclusief accesoires en onderdelen voor chemische, medische, natuur- kundige doeleinden, borstelwerk, vlecht-en korfprodukten, kunststofprodukten, muziekin- strumenten, sanitair BIJZONDERE TRANSPORTGOEDEREN (inclusief stukage- en stukgoed) Gebruikte verpakkingen, verpakkingsmid- delen Containers, kabelhaspels, emballage, pallets, allen gebruikt; gebruikte voertuigen (trailer, chassis); andere verpakkingsmiddelen, niet nader gespecificeerd Werktuigen van bouwondernemingen, circusartikelen, o.a. Bouw-en etalagegereedschappen, gebruikt Groepage-en stukgoed; transportgoederen die gezien hun aard niet onder een van de groepen zijn te brengen Wapens, inclusief accesoires en onderdelen Goederen niet nader gespecificeerd | – – – – – – | – – – – – – | ||
Opmerking: |
Aanhangsel IV behorende bij de Uitvoeringsregeling
– Model – Losverklaring
Ladingontvanger/overslaginstallatie
.........................................................
.........................................................
(adres)
1. Wij hebben van het schip ..................................................................
(naam en officieel scheepsnummer)
laadruim/ladingtank nr. .........................
2. ................... h kg of h l gelost.
(hoeveelheid) (goederensoort) (nummer volgens Aanhangsel III van de Uitvoeringsregeling)
3. Aangemeld op ....................................................................................
(datum) (tijd)
4. Aanvang van het lossen. .....................................................................
(datum) (tijd)
5. Eind van het lossen ............................................................................
(datum) (tijd)
De laadruimen/ladingtanks nr zijn
6. h niet ontdaan van restlading; schipper verklaart eenheids- transporten uit te voeren;
7. h bezemschoon/nagelensd opgeleverd (standaard A volgens Aan- hangsel III van de Uitvoeringsregeling);
8. h zuigschoon opgeleverd (standaard B volgens Aanhangsel III van de Uitvoeringsregeling);
9. h wasschoon opgeleverd;
10. h restlading en overslagrestanten zijn overgenomen;
Het waswater/ballastwater/regenwater van de aangegeven laadruimen/ladingtanks;
11. h kan overeenkomstig Aanhangsel III van de Uitvoeringsregeling in het water worden geloosd;
12. h is overgenomen;
13. h moet bij ontvangstinrichting ........................................................
afgegeven worden, welke door ons daartoe is aangewezen en welke terzake een aparte verklaring afgeeft;
14. h moet volgens de vervoersovereenkomst worden afgegeven.
15. Plaats, ............................ .........................................................
(datum) (stempel) (ondertekeing)
Bevestiging door de schipper
16. De vermeldingen onder de nummers van 1 tot en met 14 worden bevestigd.
17. Opmerkingen: .....................................................................................
.....................................................................................................................
...............................................................
(naam schipper in drukletters en ondertekening)
Ontvangstinrichting
.......................................
.......................................
(adres)
Bevestiging van afgifte
slechts noodzakelijk indien nr. 13 of 14 is aangekruist
18. h De afgifte van ca. m3 waswater/ballastwater/regenwater
wordt bevestigd.
19. h Ten aanzien van de afgifte is een aparte verklaring aan de schipper uitgereikt.
20. Plaats, ......................... ...............................................................
(datum) (stempel) (ondertekening)
h hetgeen van toepassing is aankruisen.
Aanhangsel V behorende bij de Uitvoeringsregeling
Grens- en controlewaarden voor zuiveringsinstallaties aan boord van passagiersschepen
Zuiveringsinstallaties aan boord van passagiersschepen moeten ten minste aan de volgende eisen voldoen:
1. Bij de typekeuring moet aan de volgende grenswaarden worden voldaan:
parameter | concentratie | proef |
biochemisch zuurstof- | 25 mg/l | 24-uurs mengproef geho- |
verbruik (BZV) | mogeniseerd | |
ISO N5815 van 1981 | 40 mg/l | Steekproef, gehomogeni- |
seerd | ||
chemisch zuurstofverbruik | 125 mg/l | 24-uurs mengproef, geho- |
(CZV) | mogeniseerd | |
ISO N6060 van 1986 | 180 mg/l | steekproef, gehomogeni- |
seerd |
De Verdragsluitende Staten kunnen gelijkwaardige methodes gebrui- ken.
2. Bij in gebruik zijnde installaties moet aan de volgende controle- waarden worden voldaan:
parameter | concentratie | proef |
biochemisch zuurstof- verbruik (BZV) ISO N5815 van 1981 | 40 mg/l | steekproef, gehomogeni- seerd |
chemisch zuurstofverbruik (CZV) ISO N6060 van 1986 | 180 mg/l | steekproef, gehomogeni- seerd |
De Verdragsluitende Staten kunnen gelijkwaardige methodes gebrui- ken.
Bij de steekproef moet voldaan worden aan de waarde.
3. Mechanisch-chemische methodes waarbij gebruik wordt gemaakt van chloorhoudende middelen zijn niet toegestaan.
4. Voor de opslag en het koelen van het zuiveringsslib dienen toerei- kende voorzorgsmaatregelen te worden getroffen.
Convention relative a` la collecte, au de´poˆt et a` la re´ception des de´chets survenant en navigation rhe´nane et inte´rieure
La Re´publique fe´de´rale d’Allemagne, Le Royaume de Belgique,
La Re´publique franc¸aise,
Le Grand Duche´ de Luxembourg, Le Royaume des Pays-Bas,
La Confe´de´ration suisse,
conside´rant que la pre´vention ainsi que la collecte, le de´poˆt et la re´ception des de´chets en vue de leur recyclage et leur e´limination pour des raisons de protection de l’environnement ainsi que de se´curite´ et de bien-eˆtre des personnels et des usagers de la navigation constituent un impe´ratif pour la navigation inte´rieure et pour les branches de l’e´cono- mie qui y sont lie´es et que celles-ci souhaitent apporter une plus grande contribution en la matie`re,
convaincus qu’il importe a` cet effet de mettre en œuvre des re´glemen- tations uniformes coordonne´es sur le plan international afin d’e´viter des distorsions de concurrence,
convaincus en outre que la collecte, le de´poˆt, la re´ception et l’e´limi- nation des de´chets survenant a` bord devraient eˆtre finance´s en tenant compte du principe pollueur-payeur,
constatant en particulier que la perception d’une re´tribution pour la re´ception et l’e´limination des de´chets huileux et graisseux survenant lors de l’exploitation du baˆtiment, fixe´e uniforme´ment sur le plan internatio- nal et base´e sur le volume de gazole vendu a` la navigation inte´rieure, n’affecte pas le principe d’exemption des droits de douane et autres taxes dans les Etats riverains du Rhin et en Belgique, tel que pre´cise´ dans l’Accord du 16 mai 1952 relatif au re´gime douanier et fiscal du gasoil consomme´ comme avitaillement de bord dans la navigation rhe´nane,
exprimant le souhait que d’autres Etats dont les voies de navigation inte´rieure sont relie´es a` celles des Etats contractants adhe`rent a` la pre´- sente Convention,
sont convenus de ce qui suit:
DISPOSITIONS GÉNÉRALES
Article 1
De´finitions
Aux fins de l’application de la pre´sente Convention les termes sui- vants de´signent:
U} bereinkommen u¨ ber die Sammlung, Abgabe und Annahme von Abfa¨llen in der Rhein- und Binnenschiffahrt
Die Bundesrepublik Deutschland, Das Ko¨nigreich Belgien,
Die Franzo¨sische Republik,
Das Großherzogtum Luxemburg, Das Ko¨nigreich der Niederlande,
Die Schweizerische Eidgenossenschaft -
in der Erwa¨gung, daß die Abfallvermeidung sowie die Sammlung, Abgabe und Annahme von Abfa¨llen zur Verwertung und zur Beseitigung aus Gru¨nden des Umweltschutzes sowie im Interesse der Sicherheit und Gesundheit des Schiffspersonals und der Verkehrsnutzer fu¨r die Binnen- schiffahrt und die mit ihr verbundenen Wirtschaftszweige ein Erforder- nis ist und daß diese hierzu einen versta¨rkten Beitrag leisten wollen,
in der U} berzeugung, daß dazu international abgestimmte, einheitliche Regelungen getroffen werden mu¨ssen, um Wettbewerbsverzerrungen zu vermeiden,
ferner in der U} berzeugung, daß die Sammlung, Abgabe, Annahme und Entsorgung von Schiffsabfa¨llen unter Beru¨cksichtigung des Verursacher- prinzips finanziert werden sollten,
in Anbetracht insbesondere der Tatsache, daß die Erhebung einer international einheitlich festgesetzten, auf der an die Binnenschiffahrt verkauften Gaso¨lmenge basierenden Gebu¨hr fu¨r die Annahme und Ent- sorgung o¨l- und fetthaltiger Schiffsbetriebsabfa¨lle den Grundsatz der zoll- und abgabenrechtlichen Befreiung in den Rheinuferstaaten und Belgien, wie er im Abkommen vom 16. Mai 1952 u¨ber die zoll- und abgabenrechtliche Behandlung des Gaso¨ls, das als Schiffsbedarf in der Rheinschiffahrt verwendet wird, verankert ist, nicht verletzt,
in dem Wunsch, daß weitere Staaten, deren Binnenwasserstraßen mit denen der Vertragsstaaten in Verbindung stehen, diesem U} bereinkom- men beitreten mo¨gen –
sind wie folgt u¨bereingekommen:
ALLGEMEINE BESTIMMUNGEN
Artikel 1
Begriffsbestimmungen
Im Sinne dieses U} bereinkommens bedeutet der Ausdruck
a) «de´chets survenant a` bord»: matie`res ou objets de´finis aux lettres
b) a` f) ci-dessous et dont le de´tenteur se de´fait ou dont il a l’intention ou l’obligation de se de´faire;
b) «de´chets survenant lors de l’exploitation du baˆtiment»: de´chets et eaux use´es survenant a` bord du fait de l’exploitation et de l’entretien du baˆtiment; en font partie les de´chets huileux et graisseux et les autres de´chets survenant lors de l’exploitation du baˆtiment;
c) «de´chets huileux et graisseux survenant lors de l’exploitation du baˆtiment»: huiles usage´es, eaux de fond de cale et autres de´chets hui- leux ou graisseux, tels que graisses usage´es, filtres usage´s, chiffons usa- ge´s, re´cipients et emballages de ces de´chets;
d) «eau de fond de cale»: eau huileuse provenant des fonds de cale de la salle des machines, du pic, des cofferdams et des compartiments late´raux;
e) «autres de´chets survenant lors de l’exploitation du baˆtiment»: eaux use´es domestiques, ordures me´nage`res, boues de curage, slops et autres de´chets spe´ciaux tels que de´finis dans le Re`glement d’application, Partie C;
f) «de´chets lie´s a` la cargaison»: de´chets et eaux use´es survenant a` bord du baˆtiment du fait de la cargaison; n’en font pas partie la cargai- son restante et les re´sidus de manutention tels que de´finis dans le Re`gle- ment d’application, Partie B;
g) «baˆtiment»: bateau de navigation inte´rieure, navire de mer ou engin flottant;
h) «bateau a` passagers»: un bateau construit et ame´nage´ pour le transport de passagers;
i) «navire de mer»: bateau admis a` la navigation maritime ou coˆtie`re et affecte´ a` titre principal a` cette navigation;
j) «station de re´ception»: baˆtiment ou installation a` terre agre´e´ par les autorite´s compe´tentes pour recueillir les de´chets survenant a` bord;
k) «conducteur»: personne qui assure la conduite du baˆtiment;
l) «baˆtiment motorise´»: baˆtiment dont les moteurs principaux ou auxiliaires, a` l’exclusion des moteurs des guindeaux d’ancres, sont des moteurs a` combustion interne;
m) «gazole»: carburant exempte´ de droits de douane et d’autres droits et destine´ aux bateaux de navigation inte´rieure;
n) «station d’avitaillement»: station ou` les baˆtiments s’approvision- nent en gazole;
o) «exploitant de l’installation de manutention»: personne effectuant a` titre professionnel le chargement ou le de´chargement de baˆtiments;
p) «affre´teur»: personne ayant donne´ l’ordre de transport;
q) «exploitant du baˆtiment»: personne qui, a` titre professionnel, prend en charge l’exe´cution du transport de marchandises;
r) «destinataire de la cargaison»: personne habilite´e a` prendre livrai- son de la cargaison.
a) »Schiffsabfall« die in den Buchstaben b) bis f) na¨her bestimmten Stoffe oder Gegensta¨nde, deren sich ihr Besitzer entledigt, entledigen will oder entledigen muß;
b) »Schiffsbetriebsabfall« Abfall und Abwasser, die bei Betrieb und Unterhaltung des Fahrzeugs an Bord entstehen; hierzu geho¨ren der o¨l- und fetthaltige Schiffsbetriebsabfall und sonstiger Schiffsbetriebsabfall;
c) »o¨l- und fetthaltiger Schiffsbetriebsabfall« Alto¨l, Bilgenwasser und anderen o¨l- oder fetthaltigen Abfall wie Altfett, Altfilter, Altlappen, Gebinde und Verpackungen dieser Abfa¨lle;
d) »Bilgenwasser« o¨lhaltiges Wasser aus Bilgen des Maschinenraum- bereiches, Pieks, Koffer-da¨mmen und Wallga¨ngen;
e) »sonstiger Schiffsbetriebsabfall« ha¨usliches Abwasser, Hausmu¨ll, Kla¨rschlamm, Slops und u¨brigen Sonderabfall im Sinne des Teils C der Anwendungsbestimmung;
f) »Abfall aus dem Ladungsbereich« Abfall und Abwasser, die im Zusammenhang mit der Ladung an Bord des Fahrzeugs entstehen; hierzu geho¨ren nicht Restladungen und Umschlagsru¨cksta¨nde im Sinne des Teils B der Anwendungsbestimmung;
g) »Fahrzeug« ein Binnenschiff, Seeschiff oder schwimmendes Ge- ra¨t;
h) »Fahrgastschiff« ein zur Befo¨rderung von Fahrga¨sten gebautes und eingerichtetes Schiff;
i) »Seeschiff« ein Schiff, das zur See- oder Ku¨stenfahrt zugelassen und vorwiegend dafu¨r bestimmt ist;
j) »Annahmestelle« ein Fahrzeug oder eine Einrichtung an Land, die von den zusta¨ndigen Beho¨rden zur Annahme von Schiffsabfa¨llen zuge- lassen ist;
k) »Schiffsfu¨hrer« die Person, unter deren Fu¨hrung das Fahrzeug steht;
l) »motorgetriebenes Fahrzeug« ein Fahrzeug, dessen Haupt- oder Hilfsmotoren mit Ausnahme der Ankerwindenmotoren Verbrennungs- kraftmaschinen sind;
m) »Gaso¨l« den zoll- und abgabenrechtlich befreiten Treibstoff fu¨r Binnenschiffe;
n) »Bunkerstelle« eine Stelle, an der die Fahrzeuge das Gaso¨l bezie- hen;
o) »Betreiber der Umschlagsanlage« eine Person, die gewerbsma¨ßig die Be- oder Entladung von Fahrzeugen ausfu¨hrt;
p) »Befrachter« die Person, die den Befo¨rderungsauftrag erteilt hat;
q) »Frachtfu¨hrer« eine Person, die es gewerbsma¨ßig u¨bernimmt, die Befo¨rderung von Gu¨tern auszufu¨hren;
r) »Ladungsempfa¨nger« die Person, die berechtigt ist, das Ladungs- gut in Empfang zu nehmen.
Article 2
Champ d’application ge´ographique
La pre´sente Convention s’applique sur les voies d’eau vise´es a` l’an- nexe 1.
DISPOSITIONS PARTICULIERES
OBLIGATIONS A CHARGE DES ETATS
Article 3
Interdiction de de´versement et de rejet
1. Il est interdit de jeter, de de´verser ou de laisser s’e´couler a` partir des baˆtiments, dans les voies d’eau vise´es a` l’annexe 1, les de´chets sur- venant a` bord ainsi que les parties de cargaison.
2. Les Etats contractants veillent a` faire respecter l’interdiction vise´e au paragraphe 1 du pre´sent article.
3. Les exceptions a` cette interdiction ne sont autorise´es que confor- me´ment aux dispositions de l’annexe 2 et de ses appendices appele´e ci-dessous «Re`glement d’application».
Article 4
Stations de re´ception
1. Les Etats contractants s’engagent a` installer ou a` faire installer sur les voies d’eau vise´es a` l’annexe 1 un re´seau suffisamment dense de sta- tions de re´ception et a` le coordonner sur le plan international.
2. Les Etats contractants introduisent, conforme´ment au Re`glement d’application, une proce´dure uniforme en vue de la collecte et du de´poˆt des de´chets survenant a` bord aupre`s des stations de re´ception. Cette pro- ce´dure implique pour les de´chets vise´s a` l’article premier, lettres c), d) et f) la production d’une attestation de de´poˆt re´glementaire de ces de´chets. Le de´poˆt re´glementaire de slops et de boues de curage tels que de´finis dans le Re`glement d’application, Partie C, doit eˆtre atteste´ sur la base de dispositions nationales.
3. Les stations de re´ception sont tenues de recueillir, selon les moda- lite´s fixe´es par le Re`glement d’application, les de´chets survenant a` bord.
4. Les Etats contractants veillent au respect par les stations de re´cep- tion, conforme´ment aux dispositions nationales, de l’obligation de re- cueillir les de´chets survenant a` bord.
Artikel 2
Ra¨umlicher Geltungsbereich
Dieses U} bereinkommen gilt auf den in Anlage 1 genannten Wasser- straßen.
BESONDERE BESTIMMUNGEN
VERPFLICHTUNGEN DER STAATEN
Artikel 3
Verbot der Einbringung und Einleitung
1. Es ist verboten, von Fahrzeugen aus Schiffsabfa¨lle und Teile der Ladung in die in Anlage 1 genannten Wasserstraßen einzubringen oder einzuleiten.
2. Die Vertragsstaaten tragen dafu¨r Sorge, daß das in Absatz 1 ge- nannte Verbot eingehalten wird.
3. Ausnahmen von diesem Verbot sind nur in U} bereinstimmung mit Anlage 2 und den dazu geho¨rigen Anha¨ngen, im folgenden als »An- wendungsbestimmung« bezeichnet, zula¨ssig.
Artikel 4
Annahmestellen
1. Die Vertragsstaaten verpflichten sich, an ihrden in Anlage 1 ge- nannten Wasserstraßen ein ausreichend dichtes Netz von Annahme- stellen einzurichten oder einrichten zu lassen und dies international abzustimmen.
2. Die Vertragsstaaten fu¨hren entsprechend der Anwendungs- bestimmung ein einheitliches Verfahren zur Sammlung und zur Abgabe von Schiffsabfa¨llen an den Annahmestellen ein. Das Verfahren schließt fu¨r die in Artikel 1 Buchstaben c, d und f genannten Abfa¨lle einen Nach- weis u¨ber die ordnungsma¨ßige Abgabe dieser Abfa¨lle ein. Die ordnungs- gema¨ße Abgabe von Slops und Kla¨rschlamm im Sinne des Teils C der Anwendungsbestimmung ist nach den innerstaatlichen Bestimmungen nachzuweisen.
3. Die Annahmestellen sind verpflichtet, die Schiffsabfa¨lle entspre- chend dem in der Anwendungsbestimmung festgelegten Verfahren anzu- nehmen.
4. Die Vertragsstaaten tragen Xxxxx xxxx¨r, daß die Annahmestellen ihrer Annahmepflicht fu¨r Schiffsabfa¨lle entsprechend den innerstaatli- chen Bestimmungen nachkommen.
Article 5
Principe du financement
Les Etats contractants introduisent des modalite´s uniformes de finan- cement pour la re´ception et l’e´limination des de´chets survenant a` bord.
Article 6
Financement de la re´ception et de l’e´limination des de´chets huileux et graisseux survenant lors de l’exploitation du baˆtiment
1. Le financement de la re´ception et de l’e´limination des de´chets hui- leux et graisseux survenant lors de l’exploitation des baˆtiments est assure´ par une re´tribution d’e´limination pre´leve´e sur les baˆtiments moto- rise´s qui utilisent du gazole, a` l’exclusion des navires de mer. Le mon- tant de la re´tribution est identique dans tous les Etats contractants. Il est fixe´ selon la proce´dure de´finie dans le Re`glement d’application, Partie A, sur la base de la somme des couˆts de la re´ception et de l’e´limination, de´duction faite des e´ventuelles recettes ge´ne´re´es par le recyclage des de´chets huileux et graisseux survenant lors de l’exploitation du baˆtiment, et de la quantite´ de gazole livre´e. Il est adapte´ a` l’e´volution des couˆts. En vue de promouvoir la re´duction des de´chets, des crite`res devront eˆtre e´tablis et pris en conside´ration lors de la fixation du montant de la re´tri- bution d’e´limination.
Les re´tributions d’e´limination verse´es seront exclusivement affecte´es au financement de la re´ception et de l’e´limination des de´chets huileux et graisseux survenant lors de l’exploitation des baˆtiments.
2. La proce´dure vise´e au paragraphe 1 ci-dessus sera re´examine´e si ne´cessaire a` la lumie`re de l’expe´rience acquise lors du fonctionnement du syste`me.
3. Le droit au de´poˆt de de´chets huileux et graisseux survenant lors de l’exploitation du baˆtiment dans les stations de re´ception de´signe´es par les institutions nationales est ouvert de`s le paiement de la re´tribution d’e´limination.
4. Les Etats contractants s’assurent que les conducteurs et les stations d’avitaillement remplissent, notamment lors de chaque livraison de ga- zole, les obligations leur incombant en vertu du Re`glement d’applica- tion, Partie A.
Article 7
Financement de la re´ception et de l’e´limination des autres de´chets survenant lors de l’exploitation du bateau
1. Dans les ports, aux installations de manutention ainsi qu’aux aires de stationnement et e´cluses, la re´ception et l’e´limination des ordures me´nage`res ne font pas l’objet d’une perception de droits spe´cifiques.
Artikel 5
Grundsatz der Finanzierung
Die Vertragsstaaten fu¨hren ein einheitliches Finanzierungsverfahren fu¨r die Annahme und Entsorgung von Schiffsabfa¨llen ein.
Artikel 6
Finanzierung der Annahme und Entsorgung der o¨l- und fetthaltigen Schiffsbetriebsabfa¨lle
1. Die Finanzierung der Annahme und Entsorgung der o¨l- und fett- haltigen Schiffsbetriebsabfa¨lle erfolgt u¨ber eine Entsorgungsgebu¨hr, die von motorgetriebenen Fahrzeugen, soweit sie Gaso¨l verwenden, erhoben wird; ausgenommen sind Seeschiffe. Die Ho¨he der Entsorgungsgebu¨hr ist in allen Vertragsstaaten gleich. Sie wird auf der Grundlage der Summe der Annahme- und Entsorgungskosten nach Abzug der mo¨gli- xxxx Xxxx¨se aus der Verwertung der o¨l- und fetthaltigen Schiffsbetriebs- abfa¨lle und der Menge des gelieferten Gaso¨ls nach dem in Teil A der Anwendungsbestimmung festgelegten Verfahren festgesetzt. Sie wird an die Kostenentwicklung angepaßt. Zur Fo¨rderung der Abfallvermeidung sollen Kriterien ausgearbeitet und bei der Festsetzung der Ho¨he der Ent- sorgungsgebu¨hr beru¨cksichtigt werden.
Sa¨mtliche entrichteten Entsorgungsgebu¨hren sind ausschließlich fu¨r die Finanzierung der Annahme und der Entsorgung der o¨l- und fetthal- tigen Schiffsbetriebsabfa¨lle zu verwenden.
2. Das in Absatz 1 genannte Verfahren wird bei Bedarf unter Beru¨ck- sichtigung der bei der Anwendung des Systems gewonnenen Erfahrun- gen u¨berpru¨ft.
3. Die Entrichtung der Entsorgungsgebu¨hr berechtigt zur Abgabe der o¨l- und fetthaltigen Schiffsbetriebsabfa¨lle an den von den innerstaatli- chen Institutionen bezeichneten Annahmestellen.
4. Die Vertragsstaaten stellen sicher, daß die Schiffsfu¨hrer und die Bunkerstellen die ihnen nach Teil A der Anwendungsbestimmung oblie- genden Verpflichtungen insbesondere bei jeder Gaso¨llieferung erfu¨llen.
Artikel 7
Finanzierung der Annahme und Entsorgung von sonstigen Schiffsbetriebsabfa¨llen
1. In Ha¨fen, an Umschlagsanlagen sowie an Liegestellen und Schleu- sen werden fu¨r die Annahme und Entsorgung von Hausmu¨ll keine besonderen Gebu¨hren erhoben.
2. En ce qui concerne la re´ception et l’e´limination d’autres de´chets spe´ciaux, les Etats contractants prendront des dispositions concerte´es relatives a` un syste`me de financement pre´voyant que les couˆts de la re´ception et de l’e´limination de ces de´chets sont inclus dans les droits portuaires ou de stationnement, ou impute´s d’une autre manie`re au baˆti- ment, inde´pendamment du fait que ce dernier de´pose ou ne de´pose pas lesdits de´chets.
3. Pour les bateaux a` passagers, les couˆts de la re´ception et de l’e´li- mination des eaux use´es domestiques et des boues de curage ainsi que des ordures me´nage`res et autres de´chets spe´ciaux peuvent eˆtre impute´s a` part au conducteur.
4. Les couˆts de la re´ception et de l’e´limination des slops peuvent eˆtre impute´s a` part au conducteur.
Article 8
Financement du de´chargement des restes, du lavage ainsi que de la re´ception et de l’e´limination des de´chets lie´s a` la cargaison
1. L’affre´teur ou le destinataire de la cargaison prend en charge les frais occasionne´s par le de´chargement des restes et le lavage du baˆtiment ainsi que par la re´ception et l’e´limination des de´chets lie´s a` la cargaison conforme´ment au Re`glement d’application, Partie B.
2. Si avant le chargement le baˆtiment n’est pas conforme au standard de de´chargement requis et si l’affre´teur ou le destinataire de la cargai- son concerne´ par le transport qui pre´ce´dait a rempli ses obligations, l’exploitant du baˆtiment supporte les frais occasionne´s par le de´charge- ment des restes et le lavage du baˆtiment et par la re´ception et l’e´limina- tion des de´chets lie´s a` la cargaison.
Article 9
Institution nationale
1. Chaque Etat contractant de´signe l’institution nationale responsable de l’organisation du syste`me de financement uniforme de la re´ception et de l’e´limination de de´chets huileux et graisseux survenant lors de l’ex- ploitation du baˆtiment dans les conditions de´termine´es au Re`glement d’application, Partie A.
2. La composition ainsi que les modalite´s de l’organisation et du fonctionnement de l’institution nationale sont fixe´es par des dispositions nationales prises par les Etats contractants. L’institution nationale doit comprendre des repre´sentants de la navigation inte´rieure.
3. Les frais de fonctionnement et d’administration de chaque institu- tion nationale sont a` la charge de chacun des Etats contractants.
2. Hinsichtlich der Annahme und Entsorgung von u¨brigem Sonderab- fall werden die Vertragsstaaten abgestimmte Regelungen in bezug auf ein Finanzierungssystem treffen, bei dem die Kosten fu¨r die Annahme und Entsorgung der genannten Abfa¨lle in den Hafen- oder Liegeplatzge- bu¨hren inbegriffen sind oder dem Fahrzeug anderweitig auferlegt wer- den, unabha¨ngig davon, ob es die genannten Abfa¨lle abgibt oder nicht.
3. Bei Fahrgastschiffen ko¨nnen die Kosten fu¨r die Annahme und Ent- sorgung von ha¨uslichem Abwasser und Kla¨rschlamm sowie von Haus- mu¨ll und u¨brigem Sonderabfall dem Schiffsfu¨hrer gesondert angelastet werden.
4. Die Kosten fu¨r die Annahme und Entsorgung von Slops ko¨nnen dem Schiffsfu¨hrer gesondert angelastet werden.
Artikel 8
Finanzierung der Restentladung, des Waschens sowie der Annahme der Entsorgung von Abfa¨llen aus dem Ladungsbereich
1. Der Befrachter oder der Ladungsempfa¨nger tra¨gt die Kosten fu¨r die Restentladung und das Waschen des Fahrzeugs sowie fu¨r die Annah- me und Entsorgung der Abgabe der Abfa¨lle aus dem Ladungsbereich entsprechend Teil B der Anwendungsbestimmung.
2. Wenn das Fahrzeug vor dem Beladen dem vorgeschriebenen Ent- ladungsstandard nicht entspricht und wenn der von der vorangegange- nen Befo¨rderung betroffene Ladungsempfa¨nger oder Befrachter seine Verpflichtungen erfu¨llt hat, tra¨gt der Frachtfu¨hrer die Kosten fu¨r die Restentladung und das Waschen des Fahrzeugs und fu¨r die Annahme und Entsorgung der Abfa¨lle aus dem Ladungsbereich.
Artikel 9
Innerstaatliche Institution
1. Jeder Vertragsstaat bezeichnet eine innerstaatliche Institution, die fu¨r die Organisation des einheitlichen Systems zur Finanzierung der Annahme und Entsorgung o¨l- und fetthaltiger Schiffsbetriebsabfa¨lle nach Maßgabe des Teils A der Anwendungsbestimmung verantwortlich ist.
2. Die Zusammensetzung sowie die Einzelheiten der Organisation und der Arbeitsweise der innerstaatlichen Institution werden durch inner- staatliche Regelungen der Vertragsstaaten festgelegt. Der innerstaatli- chen Institution mu¨ssen Vertreter des Binnenschiffahrtsgewerbes ange- ho¨ren.
3. Die Betriebs- und Verwaltungskosten jeder innerstaatlichen Insti- tution werden von dem jeweiligen Vertragsstaat getragen.
Article 10
Pe´re´quation financie`re internationale – Instance internationale de pe´re´quation et de coordination
1. La pe´re´quation financie`re internationale est assure´e conforme´ment aux dispositions de la pre´sente Convention et de son Re`glement d’appli- cation, Partie A.
2. Il est cre´e´ une instance internationale de pe´re´quation et de coordi- nation. Elle est charge´e notamment des taˆches suivantes:
a) assurer la pe´re´quation financie`re entre les institutions nationales pour la re´ception et l’e´limination des de´chets huileux et graisseux sur- venant lors de l’exploitation du baˆtiment selon les modalite´s fixe´es par elle sur la base des dispositions du Re`glement d’application, Partie A;
b) examiner dans quelle mesure le re´seau des stations de re´ception en place doit eˆtre adapte´ compte tenu des besoins de la navigation et de l’efficience de l’e´limination;
c) proce´der a` une e´valuation annuelle du syste`me de financement de la re´ception et de l’e´limination des de´chets huileux et graisseux surve- nant lors de l’exploitation du baˆtiment conforme´ment a` l’article 6, sur la base des enseignements tire´s de la pratique;
d) faire des propositions pour l’adaptation du montant de la re´tribu- tion d’e´limination a` l’e´volution des couˆts;
e) faire des propositions pour tenir compte, sur le plan financier, de mesures techniques destine´es a` re´duire les de´chets.
Elle est compose´e de deux repre´sentants de chaque institution natio- nale dont un repre´sentant de la profession de la navigation inte´rieure nationale.
3. L’instance internationale de pe´re´quation et de coordination e´tablit a` l’unanimite´ son re`glement inte´rieur qui de´termine les modalite´s de la pe´re´quation financie`re internationale.
4. L’organisation de l’instance internationale de pe´re´quation et de coordination est fixe´e dans le Re`glement d’application, Partie A.
5. Le secre´tariat de l’instance internationale de pe´re´quation et de coordination est assure´ par le Secre´tariat de la Commission Centrale pour la Navigation du Rhin.
6. Les frais de l’instance internationale de pe´re´quation et de coordi- nation sont pre´vus a` l’avance pour l’anne´e suivante dans un budget pre´- visionnel auquel les Etats contractants contribuent a` parts e´gales.
OBLIGATIONS ET DROITS DES CONCERNE´S
Article 11
Devoir ge´ne´ral de vigilance
Le conducteur, les autres membres d’e´quipage, les autres personnes se trouvant a` bord, l’affre´teur, l’exploitant du baˆtiment, le destinataire de la
Artikel 10
Internationaler Finanzausgleich – Internationale Ausgleichs- und Koordinierungsstelle
1. Der internationale Finanzausgleich erfolgt nach diesem U} berein- kommen sowie nach Teil A seiner Anwendungsbestimmung.
2. Es wird eine internationale Ausgleichs- und Koordinierungsstelle eingerichtet. Sie hat unter anderem
a) den Finanzausgleich zwischen den innerstaatlichen Institutionen bei der Annahme und Entsorgung von o¨l- und fetthaltigen Schiffs- betriebsabfa¨llen nach dem von ihr auf der Grundlage des Teils A der Anwendungsbestimmung bestimmten Verfahren zu gewa¨hrleisten;
b) zu pru¨fen, inwieweit das vorhandene Netz der Annahmestellen unter Beru¨cksichtigung der Bedu¨rfnisse der Schiffahrt und der Wirt- schaftlichkeit der Entsorgung einer Anpassung bedarf;
c) das System zur Finanzierung der Annahme und Entsorgung von o¨l- und fetthaltigen Schiffsbetriebsabfa¨llen nach Artikel 6 aufgrund der in der Praxis gesammelten Erfahrungen ja¨hrlich zu bewerten;
d) Vorschla¨ge fu¨r die Anpassung der Ho¨he der Entsorgungsgebu¨hr an die Kostenentwicklung zu unterbreiten;
e) Vorschla¨ge fu¨r die finanzielle Beru¨cksichtigung technischer Maß- nahmen zur Abfallvermeidung zu unterbreiten.
Sie setzt sich aus je zwei Vertretern der innerstaatlichen Institutionen zusammen, von denen jeweils einer das nationale Binnenschiffahrts- gewerbe vertritt.
3. Die internationale Ausgleichs- und Koordinierungsstelle gibt sich eine Gescha¨ftsordnung, die einstimmig beschlossen wird und in der die Einzelheiten des internationalen Finanzausgleichs festgelegt werden.
4. Die Organisation der internationalen Ausgleichs- und Koordinie- rungsstelle ist in Teil A der Anwendungsbestimmung festgelegt.
5. Das Sekretariat der internationalen Ausgleichs- und Koordinie- rungsstelle wird vom Sekretariat der Zentralkommission fu¨r die Rhein- schiffahrt wahrgenommen.
6. Die Kosten der internationalen Ausgleichs- und Koordinierungs- stelle werden im voraus fu¨r das folgende Jahr in einem Haushaltsplan veranschlagt, zu dem die Vertragsstaaten zu gleichen Teilen beitragen.
VERPFLICHTUNGEN UND RECHTE DER BETEILIGTEN
Artikel 11
Allgemeine Sorgfaltspflicht
Der Schiffsfu¨hrer, die u¨brige Besatzung sowie sonstige Personen an Bord, der Befrachter, der Frachtfu¨hrer, der Ladungsempfa¨nger, die Be-
cargaison, les exploitants des installations de manutention ainsi que les exploitants des stations de re´ception sont tenus de montrer toute la vigi- lance que commandent les circonstances, afin d’e´viter la pollution de la voie d’eau, de limiter au maximum la quantite´ de de´chets survenant a` bord et d’e´viter autant que possible tout me´lange de diffe´rentes cate´go- ries de de´chets.
Article 12
Obligations et droits du conducteur
1. Le conducteur peut de´poser les de´chets survenant a` bord aupre`s des stations de re´ception dans chacun des Etats contractants dans les conditions pre´vues par le Re`glement d’application.
2. Le conducteur est tenu de respecter les obligations pre´vues dans le Re`glement d’application. En particulier, il devra se conformer a` l’inter- diction qui lui est faite, sauf exceptions pre´vues dans le Re`glement d’application, de jeter, de de´verser ou de laisser s’e´couler dans la voie d’eau a` partir du baˆtiment tous de´chets survenant a` bord ainsi que des parties de cargaison.
3. A de´faut de responsabilite´ du conducteur, l’exploitant du baˆtiment, son armateur ou son proprie´taire sont dans cet ordre responsables de l’observation des obligations pre´vues par la pre´sente Convention.
Article 13
Obligations de l’exploitant du baˆtiment, de l’affre´teur et du destinataire de la cargaison ainsi que des exploitants d’installations de manutention et de stations de re´ception
1. L’exploitant du baˆtiment, l’affre´teur, le destinataire de la cargaison ainsi que les exploitants d’installations de manutention ou de stations de re´ception sont tenus de se conformer aux obligations qui leur sont impose´es, chacun pour ce qui le concerne, dans les conditions de´termi- ne´es par le Re`glement d’application.
2. Le destinataire de la cargaison est tenu d’accepter les cargaisons restantes, les re´sidus de manutention et les de´chets lie´s a` la cargaison. Il peut mandater un tiers pour cette taˆche.
CONF´ERENCE DES PARTIES CONTRACTANTES
Article 14
Organisation et compe´tences
1. Les Parties contractantes instituent une Confe´rence des Parties contractantes charge´e du controˆle de l’application des dispositions de la pre´sente Convention.
treiber der Umschlagsanlagen sowie die Betreiber der Annahmestellen mu¨ssen die nach den Umsta¨nden gebotene Sorgfalt anwenden, um eine Verschmutzung der Wasserstraße zu vermeiden, die Menge des entste- henden Schiffsabfalls so gering wie mo¨glich zu halten und eine Vermi- schung verschiedener Abfallarten soweit wie mo¨glich zu vermeiden.
Artikel 12
Verpflichtungen und Rechte des Schiffsfu¨hrers
1. Der Schiffsfu¨hrer kann die Schiffsabfa¨lle nach Maßgabe der An- wendungsbestimmung an den Annahmestellen jedes Vertragsstaats abge- ben.
2. Der Schiffsfu¨hrer hat die in der Anwendungsbestimmung vorgese- henen Verpflichtungen einzuhalten. Insbesondere hat er, soweit in der Anwendungsbestimmung keine Ausnahme vorgesehen ist, das Verbot zu beachten, vom Fahrzeug aus Schiffsabfa¨lle und Teile der Ladung in die Wasserstraße einzubringen oder einzuleiten.
3. Ist kein Schiffsfu¨hrer verantwortlich zu machen, so ist jeweils der Frachtfu¨hrer, der Ausru¨ster oder der Schiffseigner in der genannten Rei- henfolge fu¨r die Einhaltung der Verpflichtungen aus diesem U} berein- kommen zur Verantwortung zu ziehen.
Artikel 13
Verpflichtungen des Frachtfu¨hrers, des Befrachters und des Ladungsempfa¨ngers sowie der Betreiber von Umschlagsanlagen und Annahmestellen
1. Der Frachtfu¨hrer, der Befrachter, der Ladungsempfa¨nger sowie die Betreiber von Umschlagsanlagen und Annahmestellen haben ihre jewei- ligen Verpflichtungen nach Maßgabe der Anwendungsbestimmung zu erfu¨llen.
2. Der Ladungsempfa¨nger ist verpflichtet, Restladungen, Umschlags- ru¨cksta¨nde und Abfa¨lle aus dem Ladungsbereich anzunehmen. Er kann hiermit einen Dritten beauftragen.
KONFERENZ DER VERTRAGSPARTEIEN
Artikel 14
Organisation und Zusta¨ndigkeit
1. Die Vertragsparteien richten eine Konferenz der Vertragsparteien ein, die mit der U} berwachung der Durchfu¨hrung dieses U} bereinkom- mens beauftragt wird.
Cette Confe´rence se re´unit annuellement. Elle peut eˆtre convoque´e en session extraordinaire a` la demande d’au moins deux Parties contractan- tes.
2. La Confe´rence examine et de´cide des amendements a` apporter a` la pre´sente Convention et a` ses annexes selon la proce´dure de´finie a` l’arti- cle 19.
3. La Confe´rence adopte, sur proposition de l’instance internationale de pe´re´quation et de coordination,
a) la pe´re´quation financie`re annuelle,
b) la fixation du montant de la re´tribution d’e´limination pour l’anne´e suivante selon la proce´dure fixe´e a` l’article 6 de la pre´sente Convention,
c) les modifications de la proce´dure de pe´re´quation financie`re provi- soire et annuelle,
d) les re´ductions du montant de la re´tribution suite aux mesures tech- niques prises a` bord des baˆtiments en vue de re´duire la production de de´chets.
La Confe´rence recommande aux Etats contractants, sur proposition de l’instance internationale de pe´re´quation et de coordination, l’adaptation du re´seau de stations de re´ception.
4. La Confe´rence tranche les diffe´rends concernant l’interpre´tation et l’application de la pre´sente Convention ainsi que les diffe´rends s’e´levant a` l’inte´rieur de l’instance internationale de pe´re´quation et de coordina- tion sans que cela puisse avoir pour conse´quence de suspendre la pe´re´- quation financie`re provisoire en cours.
5. La Confe´rence e´tablit son re`glement inte´rieur a` l’unanimite´.
6. La Confe´rence fixe a` l’avance pour l’anne´e suivante son budget pre´visionnel auquel les Etats contractants contribuent a` parts e´gales.
Article 15
Secre´tariat
Aux fins de la pre´sente Convention, le Secre´tariat de la Confe´rence des Parties contractantes est assure´ par le Secre´tariat de la Commission Centrale pour la Navigation du Rhin.
SANCTIONS
Article 16
Sanctions
Les Etats contractants re´priment les infractions, commises sur leur ter- ritoire, aux obligations et interdictions stipule´es dans la pre´sente Conven- tion et son Re`glement d’application, conforme´ment a` leurs dispositions nationales respectives.
Diese Konferenz tritt einmal im Jahr zusammen. Sie kann auf Xxxxxx von mindestens zwei Vertragsparteien zu einer außerordentlichen Sit- zung einberufen werden.
2. Die Konferenz pru¨ft und beschließt A} nderungen dieses U} berein- kommens und seiner Anlagen nach dem in Artikel 19 festgelegten Ver- fahren.
3. Die Konferenz beschließt auf Vorschlag der internationalen Ausgleichs- und Koordinierungsstelle
a) den ja¨hrlichen Finanzausgleich,
b) die Festsetzung der Entsorgungsgebu¨hr fu¨r das folgende Jahr nach dem in Artikel 6 festgelegten Verfahren,
c) Verfahrensa¨nderungen beim vorla¨ufigen und ja¨hrlichen Finanzaus- gleich,
d) Erma¨ßigungen der Entsorgungsgebu¨hr infolge technischer Maß- nahmen zur Abfallvermeidung auf Fahrzeugen.
Die Konferenz empfiehlt den Vertragsstaaten auf Vorschlag der inter- nationalen Ausgleichs- und Koordinierungsstelle die Anpassung des vor- handenen Netzes der Annahmestellen.
4. Die Konferenz entscheidet u¨ber Streitigkeiten betreffend die Aus- legung und Anwendung dieses U} bereinkommens sowie u¨ber Streitigkei- ten in der internationalen Ausgleichs- und Koordinierungsstelle, ohne daß dies zur Aussetzung des laufenden vorla¨ufigen Finanzausgleichs fu¨hren kann.
5. Die Konferenz gibt sich eine Gescha¨ftsordnung, die einstimmig beschlossen wird.
6. Die Konferenz veranschlagt im voraus fu¨r das folgende Jahr ihren Haushaltsplan, zu dem die Vertragsparteien zu gleichen Teilen beitragen.
Artikel 15
Sekretariat
Fu¨r die Zwecke dieses U} bereinkommens wird das Sekretariat der Konferenz der Vertragsparteien vom Sekretariat der Zentralkommission fu¨r die Rheinschiffahrt wahrgenommen.
SANKTIONEN
Artikel 16
Sanktionen
Die Vertragsstaaten verfolgen die in ihrem Hoheitsgebiet begangenen Versto¨ße gegen die in diesem U} bereinkommen und seiner Anwendungs- bestimmung festgelegten Ge- und Verbote entsprechend ihren jeweiligen innerstaatlichen Bestimmungen.
CLAUSES FINALES
Article 17
Signature, ratification et adhe´sion
1. La pre´sente Convention est ouverte a` la signature de la Re´publique fe´de´rale d’Allemagne, du Royaume de Belgique, de la Re´publique fran- c¸aise, du Grand Duche´ de Luxembourg, du Royaume des Pays-Bas et de la Xxxxxxxxxxxxxxx xxxxxx xx 0xx xxxx 0000 xx 30 septembre 1996.
2. La pre´sente Convention est soumise a` la ratification, a` l’accepta- tion ou a` l’approbation des Etats signataires. Les instruments de ratifi- cation, d’acceptation ou d’approbation seront de´pose´s aupre`s du Secre´- taire Ge´ne´ral de la Commission Centrale pour la navigation du Rhin.
3. Apre`s son entre´e en vigueur, la pre´sente Convention est ouverte a` l’adhe´sion de tous les Etats dont les voies de navigation inte´rieure sont relie´es a` celles des Etats contractants. Les instruments d’adhe´sion seront de´pose´s aupre`s du Secre´taire Ge´ne´ral de la Commission Centrale pour la navigation du Rhin.
Article 18
Entre´e en vigueur
La pre´sente Convention entrera en vigueur le premier jour du deuxie`me mois suivant le de´poˆt du dernier instrument de ratification, d’acceptation ou d’approbation des Etats signataires. Elle entrera en vigueur a` l’e´gard de toute autre Partie le premier jour du deuxie`me mois suivant le de´poˆt de son instrument d’adhe´sion.
Article 19
Amendements de la pre´sente Convention et de ses annexes
1. Chaque Partie contractante peut proposer des amendements a` la pre´sente Convention et a` ses annexes. Les propositions d’amendement sont examine´es par la Confe´rence des Parties contractantes.
2. Le libelle´ de chaque proposition d’amendement et son motif seront pre´sente´s au de´positaire qui communiquera la proposition aux Parties contractantes au plus tard trois mois avant le de´but de la Confe´rence. Toutes les prises de position parvenues au sujet d’une telle proposition seront communique´es aux Parties contractantes par le de´positaire.
3. Les amendements a` la pre´sente Convention et a` ses annexes sont adopte´s a` l’unanimite´.
SCHLUßBESTIMMUNGEN
Artikel 17
Unterzeichnung, Ratifikation und Beitritt
1. Dieses U} bereinkommen liegt vom 1. Juni 1996 bis zum 30. Sep- tember 1996 fu¨r die Bundesrepublik Deutschland, das Ko¨nigreich Bel- gien, die Franzo¨sische Republik, das Großherzogtum Luxemburg, das Ko¨nigreich der Niederlande und die Schweizerische Eidgenossenschaft zur Unterzeichnung auf.
2. Dieses U} bereinkommen bedarf der Ratifikation, Annahme oder Genehmigung durch die Unterzeichnerstaaten. Die Ratifikations-, Annahme-, oder Genehmigungsurkunden werden beim Generalsekreta¨r der Zentralkommission fu¨r die Rheinschiffahrt hinterlegt.
3. Nach Inkrafttreten steht dieses U} bereinkommen fu¨r alle Staaten zum Beitritt offen, deren Binnenwasserstraßen mit denen der Vertrags- staaten in Verbindung stehen. Die Beitrittsurkunden werden beim Gene- ralsekreta¨r der Zentralkommission fu¨r die Rheinschiffahrt hinterlegt.
Artikel 18
Inkrafttreten
Dieses U} bereinkommen tritt am ersten Tag des zweiten Monats nach Hinterlegung der letzten Ratifikations-, Annahme-, oder Genehmigungs- urkunde der Unterzeichnerstaaten in Kraft. Fu¨r jede andere Vertrags- partei tritt es am ersten Tag des zweiten Monats nach der Hinterlegung ihrer Beitrittsurkunde in Kraft.
Artikel 19
A}nderungen des U} bereinkommens und seiner Anlagen
1. Jede Vertragspartei kann A} nderungen dieses U} bereinkommens und seiner Anlagen vorschlagen. A} nderungsvorschla¨ge werden auf der Kon- ferenz der Vertragsparteien gepru¨ft.
2. Der Wortlaut jedes A} nderungsvorschlags und die Begru¨ndung dafu¨r werden dem Verwahrer vorgelegt, der den Vorschlag den Vertrags- parteien spa¨testens drei Monate vor dem Beginn der Konferenz u¨bermit- telt. Alle zu einem solchen Vorschlag eingegangenen Stellungnahmen werden den Vertragsparteien durch den Verwahrer u¨bermittelt.
3. A} nderungen dieses U} bereinkommens und seiner Anlagen werden einstimmig beschlossen.
4. Les amendements a` la pre´sente Convention sont soumis a` la rati- fication, a` l’acceptation ou a` l’approbation par les Parties contractantes. Ils entrent en vigueur le premier jour du sixie`me mois apre`s le de´poˆt aupre`s du de´positaire du dernier instrument de ratification, d’acceptation ou d’approbation.
5. Les amendements aux annexes de la pre´sente Convention entrent en vigueur a` la date convenue, au plus tard dans un de´lai de neuf mois apre`s leur adoption, a` moins que dans un de´lai de six mois l’une des Parties contractantes n’ait fait savoir qu’elle refusait ces amendements.
Article 20
De´nonciation
1. La pre´sente Convention peut eˆtre de´nonce´e par l’une quelconque des Parties contractantes par notification adresse´e au de´positaire a` tout moment, cinq ans apre`s la date a` laquelle la Convention est entre´e en vigueur a` l’e´gard de cette Partie.
2. La de´nonciation prend effet le premier jour du mois suivant l’expi- ration d’une anne´e a` compter de la date a` laquelle la notification est rec¸ue, au plus toˆt toutefois apre`s la cloˆture de la pe´re´quation financie`re annuelle pour l’exercice pre´ce´dent, ou a` l’expiration de toute pe´riode plus longue spe´cifie´e dans la notification.
Article 21
De´positaire
1. Le Secre´taire Ge´ne´ral de la Commission Centrale pour la naviga- tion du Rhin est le de´positaire de la pre´sente Convention. Un proce`s- verbal du de´poˆt des instruments de ratification, d’acceptation, d’appro- bation ou d’adhe´sion sera dresse´ par les soins du de´positaire, qui remettra a` chacune des Parties vise´es a` l’article 17, paragraphe 1, ainsi qu’a` cha- cune des Parties ayant adhe´re´ a` la pre´sente Convention une copie certi- fie´e conforme desdits instruments ainsi que du proce`s-verbal de de´poˆt.
2. Le de´positaire transmet des copies certifie´es conformes de la pre´- sente Convention, dans les langues vise´es a` l’article 22, a` chacune des Parties vise´es a` l’article 17, paragraphe 1, ainsi qu’a` chacune des Par- ties ayant adhe´re´ a` la pre´sente Convention.
3. Le de´positaire assure sans de´lai l’information et la communication aupre`s de chacune des Parties vise´es a` l’article 17, paragraphe 1, ainsi qu’a` chacune des Parties ayant adhe´re´ a` la pre´sente Convention
a) de toute signature nouvelle ainsi que de la date a` laquelle cette signature est intervenue;
b) des documents vise´s a` l’article 19, paragraphe 2;
4. A} nderungen dieses U} bereinkommens bedu¨rfen der Ratifikation, Annahme oder Genehmigung durch die Vertragsparteien. Sie treten am ersten Tag des sechsten Monats nach der Hinterlegung der letzten Ratifikations-, Annahme- oder Genehmigungsurkunde beim Verwahrer in Kraft.
5. A} nderungen der Anlagen dieses U} bereinkommens treten zu dem vereinbarten Zeitpunkt, spa¨testens neun Monate nach der Beschluß- fassung, in Kraft, sofern nicht eine Vertragspartei dem Verwahrer binnen sechs Monaten mitteilt, daß sie diese A} nderungen ablehnt.
Artikel 20
Ku¨ndigung
1. Dieses U} bereinkommen kann von einer Vertragspartei jederzeit nach Ablauf von fu¨nf Jahren nach dem Tag, an dem das U} bereinkom- men fu¨r diese Vertragspartei in Kraft getreten ist, durch eine an den Ver- wahrer gerichtete Notifikation geku¨ndigt werden.
2. Die Ku¨ndigung wird am ersten Tag des Monats, der auf den Ablauf eines Jahres nach Eingang der Notifikation folgt, fru¨hestens aber nach Abschluß des ja¨hrlichen Finanzausgleichs fu¨r das vergangene Gescha¨fts- jahr oder nach Ablauf eines in der Notifikation bestimmten la¨ngeren Zeitabschnitts wirksam.
Artikel 21
Verwahrer
1. Der Generalsekreta¨r der Zentralkommission fu¨r die Rheinschiffahrt ist Verwahrer dieses U} bereinkommens. Er veranlaßt die Aufnahme eines Protokolls u¨ber die Hinterlegung der Ratifikations-, Annahme-, Genehmigungs- oder Beitrittsurkunden und u¨bermittelt allen in Artikel 17 Absatz 1 genannten Parteien sowie allen Parteien, die diesem U} ber- einkommen beigetreten sind, eine beglaubigte Abschrift dieser Urkun- den sowie des Hinterlegungsprotokolls.
2. Der Verwahrer u¨bermittelt allen in Artikel 17 Absatz 1 genannten Parteien sowie allen anderen Parteien, die diesem U} bereinkommen bei- getreten sind, beglaubigte Abschriften des U} bereinkommens in den in Artikel 22 genannten Sprachen.
3. Der Verwahrer u¨bermittelt unverzu¨glich den in Artikel 17 Absatz 1 genannten Parteien sowie allen Parteien, die diesem U} bereinkommen beigetreten sind, beziehungsweise unterrichtet sie u¨ber
a) jede weitere Unterzeichnung sowie den Tag, an dem die Unter- zeichnung stattgefunden hat;
b) die in Artikel 19 Absatz 2 genannten Dokumente;
c) des textes de chaque amendement a` la pre´sente Convention et a` ses annexes, dans les langues vise´es a` l’article 22;
d) de la date d’entre´e en vigueur de la pre´sente Convention, ainsi que des amendements a` la pre´sente Convention et a` ses annexes;
e) des communications des Parties contractantes informant qu’elles s’opposent a` une modification des annexes ainsi que de toute autre com- munication prescrite dans l’un des articles de la pre´sente Convention;
f) de toute de´nonciation de la pre´sente Convention et de la date a` laquelle celle-ci prend effet.
Article 22
Langues
La pre´sente Convention est e´tablie en un seul exemplaire original en langues allemande, franc¸aise et ne´erlandaise, chaque texte faisant e´gale- ment foi.
EN FOI DE QUOI, les soussigne´s, duˆment autorise´s a` cet effet, ont signe´ la pre´sente Convention.
FAIT a` Strasbourg, le 9 septembre 1996. Pour la Re´publique fe´de´rale d’Allemagne Xxxxx XXXXXX von XXXXXX
Xxxx Xxxxxx XXXXX
Pour le Royaume de Belgique
The´o L. R. LANSLOOT
Cette signature engage xxxxxxxxxx xx xxxxxxx xxxxxxxx, xx xxxxxxx xxxxxxxx xx xx xxxxxxx xx Xxxxxxxxx-xxxxxxxx.
Pour la Re´publique franc¸aise
Xxxx XXXXXX xx XXXXXXXXXXX
Pour le Grand Duche´ de Luxembourg
Xxxxx XXXXXXX
Pour le Royaume des Pays-Bas
Xxxx-Xxxxx XXXXXXXXX-XXXXXXX
c) die Texte jeder A} nderung dieses U} bereinkommens und seiner Anlagen in den in Artikel 22 genannten Sprachen;
d) den Tag des Inkrafttretens dieses U} bereinkommens sowie der A} nderungen dieses U} bereinkommens und seiner Anlagen;
e Mitteilungen der Vetragsparteien, daß sie einer A} nderung der An- lagen nicht zustimmen und jede andere Mitteilung, die nach einem der Artikel dieses U} bereinkommens vorgeschrieben ist;
f) jede Ku¨ndigung dieses U} bereinkommens und den Tag, an dem sie wirksam wird.
Artikel 22
Sprachen
Dieses U} bereinkommen ist in einer Urschrift in deutscher, franzo¨si- scher und niederla¨ndischer Sprache abgefaßt, wobei jeder Wortlaut gleichermaßen verbindlich ist.
ZU URKUND dessen haben die hierzu geho¨rig befugten Unterzeich- neten dieses U} bereinkommen unterschrieben.
GESCHEHEN zu Straßburg am 9. September 1996.
Fu¨r die Bundesrepublik Deutschland
Xxxxx XXXXXX von XXXXXX Xxxx Xxxxxx XXXXX
Fu¨r das Ko¨nigreich Belgien
The´o L.R. LANSLOOT
Diese Unterschrift bindet zugleich die Wallonische Region, die Fla¨mi- sche Region und die Region Bru¨ssel-Hauptstadt.
Fu¨r die Franzo¨sische Republik
Xxxx XXXXXX xx XXXXXXXXXXX
Fu¨r das Großherzogtum Luxemburg
Xxxxx XXXXXXX
Xx¨r das Ko¨nigreich xxx Xxxxxxxxxxx
Xxxx-Xxxxx XXXXXXXXX-XXXXXXX
Pour la Confe´de´ration suisse
Xxxxxxx XXXXXX
Annexe 1 a` la Convention relative a` la collecte, au de´poˆt et a` la re´ception de de´chets survenant en navigation rhe´nane et inte´rieure
Voies d’eau vise´es a` l’article 2
Allemagne:
Toutes les voies de navigation inte´rieure destine´es au trafic ge´ne´ral.
Belgique:
L’ensemble des eaux accessibles a` la navigation inte´rieure.
France:
Re`glement d’application, Partie A:
Re`glement d’application, Parties B et C:
Le Rhin, la Moselle canalise´e (jus- qu’a` Metz, p.k. 298,5)
Le Rhin, la Moselle canalise´e jus- qu’a` Neuves-Maisons, p.k. 392,45, le canal Niffer-Mulhouse, le canal entre l’e´cluse de Pont Malin (p.k. 0,0) et la frontie`re franco-belge (p.k. 36,561), le canal a` grand gabarit en- tre l’e´cluse de Xxxx Xxxxx (x.x. 0,0) xx x’xxxxxxx xx Xxxxxxx (x.x. 143,075), le canal entre Bauvin (p.k. 0,0) et la frontie`re franco-belge (p.k. 33,850).
Xxxxx Xxxxxx xx Xxxxxxxxxx:
Xx Xxxxxxx
Xxxx-Xxx:
L’ensemble des eaux accessibles a` la navigation inte´rieure.
Fu¨r die Schweizerische Eidgenossenschaft
Xxxxxxx XXXXXX
Anlage 1 zum U} bereinkommen u¨ ber die Sammlung, Abgabe und Annahme von Abfa¨llen in der Rhein- und Binnenschiffahrt
Wasserstraßen nach Artikel 2
Deutschland:
Alle dem allgemeinen Verkehr dienenden Binnenwasserstraßen.
Belgien:
Alle fu¨r die Binnenschiffahrt zuga¨nglichen Gewa¨sser.
Frankreich:
Teil A der Anwendungs- bestimmung:
Rhein, ausgebaute Mosel bis Metz (km 298,5)
Teile B und C der Anwendungs- Rhein, ausgebaute Mosel bis
bestimmung:
Großherzogtum Luxemburg:
Mosel
Niederlande:
Neuves-Maisons (km 392,45), Ka- nal Niffer-Mulhouse, Kanal zwis- xxxx xxx Xxxxxxxx Pont Malin (km 0,0) und der belgisch-franzo¨sischen Grenze (km 36,561), Großschif- fahrtskanal zwischen der Schleuse Pont Malin (km 0,0) und der Schleu- se Mardyck (km 143,075), Kanal zwischen Bauvin (km 0,0) und der belgisch-franzo¨sischen Grenze (km 33,850).
Alle fu¨r die Binnenschiffahrt zuga¨nglichen Gewa¨sser.
Suisse:
Le Rhin entre Baˆle et Rheinfelden.
Annexe 2 a` la Convention relative a` la collecte, au de´poˆt et a` la re´ception de de´chets survenant en navigation rhe´nane et inte´rieure
Re`glement d’application
Partie A – Collecte, de´poˆt et re´ception des de´chets huileux et graisseux survenant lors de l’exploitation du baˆtiment.
Partie B – Collecte, de´poˆt et re´ception des de´chets lie´s a` la cargaison.
Partie C – Collecte, de´poˆt et re´ception d’autres de´chets survenant lors de l’exploitation du baˆtiment.
Appendices:
I. Mode`le de carnet de controˆle des huiles usage´es.
II. Exigences concernant le syste`me d’asse`chement.
III. Standards de de´chargement et prescriptions relatives au de´poˆt et a` la re´ception en vue de l’autorisation de de´versement des eaux de lavage, de pre´cipitation et de ballastage contenant des re´sidus de cargaison.
IV. Mode`le d’attestation de de´chargement.
V. Valeurs limites et de controˆle pour les stations d’e´puration a` bord de bateaux a` passagers.
PARTIE A
COLLECTE, DÉPOT ET RÉCEPTION DES DÉCHETS HUILEUX ET GRAISSEUX SURVENANT LORS DE L’EXPLOITATION DU BÂTIMENT
CHAPITRE I
OBLIGATIONS DES STATIONS DE RE´ CEPTION
Article 1.01
Attestation de de´poˆt
Les exploitants des stations de re´ception attestent au baˆtiment le de´poˆt des de´chets huileux et graisseux survenant lors de son exploitation dans le carnet de controˆle des huiles usage´es selon l’appendice I.
Schweiz:
Xxxxx xxxxxxxx Basel und Rheinfelden.
Anlage 2 zum U} bereinkommen u¨ ber die Sammlung, Abgabe und Annahme von Abfa¨llen in der Rhein- und Binnenschiffahrt
Anwendungsbestimmung
Teil A – Sammlung, Xxxxxx und Annahme von o¨l- und fetthaltigen Schiffsbetriebsabfa¨llen
Teil B – Sammlung, Abgabe und Annahme von Abfa¨llen aus dem Ladungsbereich.
Teil C – Sammlung, Abgabe und Annahme von sonstigen Schiffs- betriebsabfa¨llen.
Anha¨nge:
I. Muster fu¨r ein Ölkontrollbuch
II. Anforderungen an das Nachlenzsystem
III. Entladungsstandards und Abgabe-/Annahmevorschriften fu¨r die Zu- la¨ssigkeit der Einleitung von Wasch-, Niederschlags- und Ballast- wasser mit Ladungsru¨cksta¨nden
IV. Muster fu¨r eine Entladebescheinigung
X. Xxxxx- und U} berwachungswerte fu¨r Bordkla¨ranlagen von Fahrgast- schiffen.
TEIL A
SAMMLUNG, ABGABE UND ANNAHME VON ÖL- UND FETTHALTIGEN SCHIFFSBETRIEBSABFÄLLEN
KAPITEL I VERPFLICHTUNGEN DER ANNAHMESTELLEN
Artikel 1.01
Abgabebescheinigung
Die Betreiber der Annahmestellen bescheinigen dem Fahrzeug die Abgabe der o¨l- und fetthaltigen Schiffsbetriebsabfa¨lle in dem Ölkontroll- buch nach Anhang I.
CHAPITRE II OBLIGATIONS DU CONDUCTEUR
Article 2.01
Interdiction de de´versement et de rejet
1. Il est interdit de jeter, de de´verser ou de laisser s’e´couler dans la voie d’eau a` partir des baˆtiments des de´chets huileux et graisseux sur- venant lors de l’exploitation du baˆtiment.
2. En cas de de´versement accidentel de de´chets vise´s au paragraphe 1 ci-dessus ou de menace d’un tel de´versement, le conducteur doit avi- ser sans de´lai les autorite´s compe´tentes les plus proches en indiquant aussi exactement que possible la nature, la quantite´ et l’endroit du de´ver- sement.
3. Est excepte´ de l’interdiction vise´e au paragraphe 1, le de´versement dans la voie d’eau d’eaux se´pare´es par les bateaux de´shuileurs agre´e´s si la teneur maximale d’huile re´siduaire a` la sortie est continuellement et sans dilution pre´alable conforme aux prescriptions nationales.
Article 2.02
Collecte et traitement a` bord
1. Le conducteur doit assurer la collecte se´pare´e a` bord des de´chets huileux et graisseux survenant lors de l’exploitation du baˆtiment dans des re´cipients pre´vus a` cet effet ou celle des eaux de fond de cale dans les cales des salles des machines.
Les re´cipients doivent eˆtre stocke´s a` bord de telle manie`re que toute fuite de matie`re puisse facilement eˆtre constate´e et empeˆche´e a` temps.
2. Il est interdit
a) d’utiliser des re´servoirs mobiles stocke´s sur le pont comme re´ser- voirs de collecte des huiles usage´es;
b) de bruˆler des de´chets a` bord;
c) d’introduire dans la cale des salles des machines des produits de nettoyage dissolvant l’huile et la graisse ou a` action e´mulsifiante. Sont excepte´s les produits qui ne rendent pas plus difficile l’e´puration des eaux de fond de cale par les stations de re´ception.
Article 2.03
Carnet de controˆle des huiles usage´es, de´poˆt aux stations de re´ception
1. Chaque baˆtiment motorise´ qui utilise du gazole, doit avoir a` son bord un carnet de controˆle des huiles usage´es valable, de´livre´ par l’auto-
KAPITEL II VERPFLICHTUNGEN DES SCHIFFSFÜHRERS
Artikel 2.01
Verbot der Einbringung und Einleitung
1. Es ist verboten, von Fahrzeugen aus o¨l- und fetthaltige Schiffs- betriebsabfa¨lle in die Wasserstraße einzubringen oder einzuleiten.
2. Sind die in Absatz 1 genannten Abfa¨lle freigeworden oder drohen sie freizuwerden, muß der Schiffsfu¨hrer unverzu¨glich die na¨chste zusta¨n- dige Beho¨rde daru¨ber unterrichten. Dabei hat er den Ort des Vorfalls sowie Menge und Art des Stoffes so genau wie mo¨glich anzugeben.
3. Von dem Verbot nach Absatz 1 ist die Einleitung von separiertem Wasser aus zugelassenen Bilgenento¨lungsbooten in die Wasserstraße ausgenommen, wenn der maximale Resto¨lgehalt des Auslaufs sta¨ndig und ohne vorherige Verdu¨nnung den nationalen Bestimmungen ent- spricht.
Artikel 2.02
Sammlung und Behandlung an Bord
1. Der Schiffsfu¨hrer hat sicherzustellen, daß o¨l- und fetthaltige Schiffs- betriebsabfa¨lle an Bord getrennt in dafu¨r vorgesehenen Beha¨ltern bezie- hungsweise Bilgenwasser in den Maschinenraumbilgen gesammelt wer- den.
Die Beha¨lter sind an Bord so zu lagern, daß auslaufende Stoffe leicht und rechtzeitig erkannt und zuru¨ckgehalten werden ko¨nnen.
2. Es ist verboten,
a) an Deck gestaute lose Beha¨lter als Alto¨lsammelbeha¨lter zu ver- wenden;
b) Abfa¨lle an Bord zu verbrennen;
c) o¨l- und fettlo¨sende oder emulgierende Reinigungsmittel in die Maschinenraumbilgen einzubringen. Ausgenommen hiervon sind Mittel, die die Reinigung des Bilgenwassers durch die Annahmestellen nicht erschweren.
Artikel 2.03
Ölkontrollbuch, Abgabe an Annahmestellen
1. Jedes motorgetriebene Fahrzeug muß, soweit es Gaso¨l verwendet, ein gu¨ltiges Ölkontrollbuch an Bord haben, das von der zusta¨ndigen