Bestuursovereenkomst waterveiligheid Maas
Bestuursovereenkomst waterveiligheid Maas
Partijen:
De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, J.J. Atsma, handelend in zijn hoedanigheid als bestuursorgaan en als rechtsgeldige vertegenwoordiger van de Staat der Nederlanden, gezeteld te ’s-Gravenhage, verder te noemen: “de Staat”,
Het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Limburg, handelend als bestuursorgaan, namens deze, gedeputeerde X.X.X.X. xxx xxx Xxxxxx, handelend als rechtsgeldige vertegenwoordiger van de provincie Limburg, verder te noemen: “de Provincie”,
Het Dagelijks Bestuur van het waterschap Roer en Overmaas, handelend als bestuursorgaan, namens deze, voorzitter J.J. Schrijen, handelend als rechtsgeldige vertegenwoordiger van Waterschap Roer en Overmaas, verder te noemen “waterschap Roer en Overmaas”,
Het Dagelijks Bestuur van het waterschap Peel en Maasvallei, handelend als bestuursorgaan, namens deze, voorzitter A.M.G. Gresel, handelend als rechtsgeldige vertegenwoordiger van het waterschap Peel en Maasvallei, verder te noemen “waterschap Peel en Maasvallei”,
De Staat, de Provincie, het waterschap Roer en Overmaas en het waterschap Peel en Maasvallei, hierna gezamenlijk genoemd “Partijen”
Nemen in overweging
A. Dat als gevolg van de overstromingen 1993/1995 de hoogwaterbescherming van het Maasdal in het Deltaplan Grote Rivieren (1995) is opgenomen, met daarin de doelstelling om in 2015 een hoogwaterbescherming van 1/250 jaar in het Maasdal te realiseren.
B. Dat tot 150 km kades in 1995/1996 zijn aangelegd door de waterschappen op grond van het Deltaplan Grote Rivieren tot een voorlopig - in afwachting van definitieve rivierkundige maatregelen -beschermingsniveau van 1/50 per jaar en nadien 40 km door Maaswerken verbeterde kaden in de stedelijke gebieden Roermond, Venlo en Gennep/Mook/Middelaar, tot een niveau van 1/250 per jaar.
C. Dat het grootste deel van de keringen in de Limburgse Maas blijkens de Derde ronde toetsen op veiligheid (2011) nog niet het vereiste beschermingsniveau van 1/250 per jaar bieden.
D. Dat onder verantwoordelijkheid van Rijkswaterstaat Maaswerken in het Zandmaasgebied nog beperkt rivierverruiming wordt uitgevoerd (periode tot en met eind 2015) en in de Grensmaas (periode tot en met 2017) de rivierverruiming nog substantieel zal zijn, hetgeen bijdraagt aan de verbetering van de hoogwaterbescherming
E. Dat de beide waterschappen in oktober 2010 met de Staat der Nederlanden ieder de bestuurovereenkomst ‘Inzake planstudie sluitstukkaden Maasdal hebben afgesloten om een deel van de zogenaamde sluitstukkaden in de periode 2011 -2020 met prioriteit uit te voeren (prioritaire kaden). Die bestuurovereenkomst blijft met het tekenen van deze bestuursovereenkomst voor wat betreft de 'prioritaire kaden' geheel intact.
F. Dat de realisatie van het Grensmaasproject vanwege achterblijvende afzetmogelijkheden als gevolg van de wereldwijde financiële en economische crisis zonder aanvullende maatregelen onder grote druk dreigt komen te staan.
G. Dat de gebiedsontwikkeling Ooijen-Wanssum kan zorgen voor een wezenlijke bijdrage aan de korte en lange termijn hoogwaterveiligheid in het Noordelijk Maasdal (Zandmaas) met effecten tot voorbij Roermond, maar deze zonder inzet van rijksmiddelen niet tot realisatie kan worden gebracht.
H. Dat Partijen deze overeenkomst ondertekenen onder het uitdrukkelijke voorbehoud van instemming van respectievelijk de Tweede Kamer der Staten-Generaal, Provinciale Staten, de beide Algemene Besturen van de waterschappen en het bestuur van de Unie van Waterschappen.
Komen als volgt overeen:
1. Begrippen en definities
1.1 Veiligheidsopgave
De veiligheidsopgave zoals bedoeld in deze overeenkomst bestaat uit het realiseren van het beschermingsniveau van 1:250ste per jaar bij een afvoer van 3.275 m3 door het verbeteren van de primaire waterkeringen uitgaande van de huidige dijkringgebieden, het sluiten van de dijkringen door de aanleg van waterkeringen voor de aansluiting op de hoge gronden. Het betreft de resterende sluitstukkaden, na de op basis van de bestuursovereenkomst Sluitstukkaden Maasdal gerealiseerde prioritaire kaden en de kaden die worden verbeterd, verplaatst of aangelegd in het kader van de Gebiedsontwikkeling Ooijen-Wanssum.
De keringen die in de derde ronde toetsen op veiligheid (2011) als onvoldoende zijn beoordeeld vallen binnen de opgave. Het ontwerpkader sluitstukkaden (oktober 2010) is gebruikt bij het bepalen van de financiële en inhoudelijke opgave door de waterschappen.
Vanuit de derde ronde toetsen op veiligheid (2011) valt een aantal kunstwerken en keringen in de categorie “geen oordeel”. Het definitieve oordeel over deze kunstwerken en keringen zal in de verlengde derde toetsronde worden bepaald. Het betreft dijktracés die door Maaswerken op basis van het Provinciaal Omgevingsplan Limburg op hoogte zijn gebracht cq op hoogte zijn verondersteld in de stedelijke gebieden van Roermond, Venlo, Gennep en Middelaar. Het verbeteren van deze dijktracés is geen onderdeel van de hierboven genoemde veiligheidsopgave. Indien in de verlengde toetsronde wordt vastgesteld dat deze dijktracés als onvoldoende worden beoordeeld kan de financiële opgave worden bepaald. De hieruit voortkomende werken zullen dan worden aangemeld voor het derde Hoogwaterbeschermingsprogramma,
2. Doel van de Bestuursovereenkomst
Partijen geven met deze overeenkomst invulling aan:
• Het borgen van de randvoorwaarden waaronder het Grensmaasproject kan worden afgerond.
• Het borgen van de realisatie van de gebiedsontwikkeling Ooijen-Wanssum, onder verwijzing naar de afspraken in artikel 4.
• Het borgen van financiële middelen om verbetermaatregelen verbonden aan de veiligheidsopgave, zoals gedefinieerd in artikel 1.1, vanaf de start (2017) van het derde Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP3) te kunnen gaan uitvoeren.
• Het toepassingskader Beleidslijn Grote Rivieren onderzoeken.
3. Grensmaas
Voor dit onderdeel van de overeenkomst tekenen de Staat en de Provincie
Overwegingen
De Staat en de Provincie hebben op 1 juli 2005 een overeenkomst met het Consortium Grensmaas BV gesloten over de integrale zelfrealisatie van het Grensmaasplan door het Consortium Grensmaas BV;
Op grond van de overeenkomst van 1 juli 2005 zijn de Staat, de Provincie en Consortium Grensmaas gehouden -om binnen de kaders van voornoemde overeenkomst- met elkaar samen te werken en naar oplossingen te zoeken voor problemen die zich gedurende de realisatie van het Grensmaasproject zoals omschreven in de uitvoeringsovereenkomst van 2005 voordoen;
De gevolgen van de wereldwijde economische en financiële crisis heeft tot afzetproblemen op het gebied van grind en zand gezorgd. De noodzaak voor het vinden van oplossingen hiervoor is groot. Daartoe is het overleg tussen de Staat, de Provincie en het Consortium Grensmaas geïntensiveerd;
Tijdens dit overleg hebben de Staat, de Provincie en het Consortium Grensmaas getracht om een gedeeld beeld te krijgen van aard en omvang van de problematiek. Vervolgens zijn oplossingsmogelijkheden onderzocht die enerzijds de mogelijkheid bieden dat de hoogwaterdoelstelling in 2017 zal zijn gerealiseerd en anderzijds passen binnen de kaders van de Uitvoeringsovereenkomst.
Tussen de Staat, de Provincie en het Consortium Grensmaas bestaat op hoofdlijnen overeenstemming over de aard en de omvang van de oplossingen voor de problematiek bij het Grensmaasproject.
Bij deze oplossingen worden drie categorieën onderscheiden, te weten:
1. het afhandelen van verplichtingen van de Staat en de Provincie jegens het Consortium Grensmaas onder de overeenkomst van 1 juli 2005. Bij het afhandelen van verplichtingen gaat het om actualisaties en correcties in het Programma van Eisen die op basis van de overeenkomst ten laste van de Staat en de Provincie ko men. Hiermee is € 34,2 miljoen (all in) gemoeid;
2. maatregelen die de uitvoering van het Grensmaasproject (verder) optimaliseren;
3. het zo nodig door de Staat tijdelijk verstrekken van financiële middelen in de vorm van een lening aan het Consortium Grensmaas. Deze lening is gemaximeerd op
€40 miljoen.
Bovenstaande afspraken op hoofdlijnen tussen de Staat, de Provincie en het Consortium Grensmaas worden verder uitgewerkt en schriftelijk tussen partijen vastgelegd.
4. Gebiedsontwikkeling Ooijen-Wanssum
Voor dit onderdeel van de overeenkomst tekenen de Staat, de Provincie en het waterschap Peel en Maasvallei.
Deze partijen nemen in overweging dat:
a. synergie en kosteneffectiviteit wordt bereikt door het gelijktijdig en gezamenlijk uitvoeren van zowel de korte als lange termijn waterveiligheidsopgave in het plangebied Ooijen-Wanssum samen met het bieden van mogelijkheden voor ruimtelijke en economische ontwikkeling.
b. partijen het totaal benodigde projectbudget voor uitvoering van het pakket van samenhangende maatregelen uit het gebiedsplan hebben geraamd op €210 mln inclusief BTW.
c. partijen de doelen en maatregelen in de gebiedsontwikkeling zoals beschreven in het gebiedsplan integraal onderschrijven.
Deze partijen komen overeen:
4.1
Te komen tot binnen de MIRT -spelregels (Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport) passende besluiten inzake de bekostiging van Ooijen-Wanssum. De Provincie zorgt voor de afstemming tussen het MIRT traject en de vereiste wettelijke procedures en trajecten tot implementatie van het gebiedsplan. De Staat draagt zorg voor een besluitvorming in het MIRT spoor in overeenstemming met hetgeen in deze overeenkomst en in het gebiedsplan is geformuleerd .
4.2
Met het sluiten van deze overeenkomst start de MIRT verkenning Ooijen-Wanssum. De Provincie is verantwoordelijke voor de uitvoering van de MIRT verkenning. Deze verkenning zal leiden tot een voorkeursalternatief dat aansluit bij de voorgestelde doelen en maatregelen in het genoemde Gebiedsplan. Partijen verplichten zich tot een inzet die het mogelijk maakt de voorkeursbeslissing in het BO MIRT voorjaar 2012 te nemen.
4.3
In de MIRT verkenning worden de inhoudelijke zaken onderzocht, zoals aangegeven in paragraaf 5.2 van het ’Beslisdocument startbeslissing MIRT verkenning gebiedsontwikkeling Ooijen-Wanssum’ en dat is vastgesteld in het BO MIRT van 8 november 2011.
4.4
De Provincie heeft de inbreng geborgd van 75 M€ (inclusief BTW, prijspeil 2011) aan regionale middelen. Deze zijn opgenomen in het Gebiedsplan en de Regionale Samenwerkingsovereenkomst. De Staat reserveert bij ondertekening van deze overeenkomst maximaal €125 mln (inclusief BTW, prijspeil 2011)) in haar begroting vanaf 2021. Daarmee is er zicht op bekostiging van de waterveiligheidsopgave. De rijksbijdrage zal bij de MIRT voorkeursbeslissing worden opgenomen. Hierdoor is er een sluitende business case. Hiermee wordt tevens voldaan aan de voorwaarde, zoals gesteld in de Bestuursovereenkomst tussen de Staat en het waterschap Peel en Maasvallei inzake
de planstudie Sluitstukkaden Maasdal, om 10 M€ beschikbaar te stellen voor het gebiedsplan Ooijen-Wanssum uit het budget voor de prioritaire keringen. Daarmee komt het totale projectbudget op 210M€ (inclusief BTW, prijspeil 2011). Met het vorenstaande is op basis van de beschikbare kennis tevens een sluitende exploitatieopzet voor de planologische besluitvorming gewaarborgd.
4.5
Partijen verbinden zich aan de inspanning gezamenlijk een zo efficiënt mogelijk kasbeheer te realiseren en dit jaarlijks te monitoren.
4.6
De Staat draagt, vooruitlopend op en passend binnen de rijksbijdrage, naar evenredigheid bij aan de proceskosten voor de totstandkoming van de benodigde besluiten en de daarvoor vereiste studies. De Provincie levert een degelijke begroting van deze proceskosten aan. Dit bedrag wordt bij het voorkeursbesluit MIRT bepaald en met een gepast kasritme ter beschikking gesteld.
4.7
Voor de hoogwaterbeveiliging is het bereiken van een waterstandsdaling noodzakelijk met een doorwerking bovenstrooms conform de berekeningen bij het Gebiedsplan. Dit staat gelijk aan een daling van 35 cm, gemeten in de as van de rivier bij rivierkilometer 123 bij een afvoer van 3275 m3/sec, stationair berekend.
4.8
Uitgangspunt bij de gebiedsontwikkeling Ooijen-Wanssum (begrenzing gebiedsplan) is een integrale aanpak die uitgaat van de riviereffecten van het hele project en niet van de afzonderlijke onderdelen. Daarmee wordt het mogelijk om tussentijdse waterstandsverhogingen tijdens de uitvoering toe te staan, mits daarvoor voldoende draagvlak bestaat bij mogelijk benadeelde bewoners in het gebied. Partijen zullen samen onderzoeken wat hiertoe de mogelijkheden zijn (zie ook artikel 6), waarbij het resultaat in mei 2012 gereed zal zijn.
4.9
Onderdeel van het project is dat behaalde overruimte (centimeters waterstanddaling boven de in artikel 4. 8 genoemde 35 cm) door de Provincie ingezet kan worden om ruimtelijke initiatieven in het plangebied mogelijk te maken. Daarvoor zal een afwegingskader worden ontwikkeld om deze overruimte gedurende de looptijd van de gebiedsontwikkeling op zorgvuldige wijze aan initiatieven toe te kunnen wijzen.
4.10
Bij de uitvoering van de gebiedsontwikkeling Ooijen-Wanssum kunnen keringen worden verwijderd en aangelegd. Hierdoor kunnen er nieuwe dijkringen ontstaan en kunnen thans bestaande oude dijkringen verdwijnen. De dijkringen vallend onder de Waterwet worden volgens de geëigende procedures vastgesteld.
4.11
Tijdens de planvorming en uitvoering van de gebiedsontwikkeling zullen vanuit het Beleidslijn Grote rivieren in het plangebied geen nieuwe beperkingen worden opgeworpen. Na realisatie van het gebiedsplan zal aanpassing van de verdeling tussen stroomvoerend en bergend winterbed en gebieden waar paragraaf 6 van hoofdstuk 6 van het waterbesluit niet van toepassing is, nodig zijn.
4.12
De Provincie is de trekker van de gebiedsontwikkeling Ooijen-Wanssum. Voor de bestuurlijke afstemming is de Stuurgroep Gebiedsontwikkeling Ooijen-Wanssum ingesteld. In de stuurgroep hebben vertegenwoordigers zitting van de Provincie, de betrokken gemeenten Horst aan de Maas en Venray, het waterschap Peel en Maasvallei en Rijkswaterstaat Limburg als vertegenwoordiger van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu.
4.13
Partijen spannen zich in om in het kader van de gebiedsontwikkeling kosten die o.a. verband houden met cultuurhistorie te beheersen. De Provincie ontwikkelt voor de aanpak daarvan nieuw beleid waarbij wordt uitgegaan van proportionaliteit van de kosten en waardering vooraf in samenspraak met de Rijksdienst voor het Cultuurhistorisch Erfgoed (RCE). De partijen ondersteunen deze aanpak.
5. Beschermingsniveau 1/250 per jaar
Voor dit onderdeel van de overeenkomst tekenen de Staat, het waterschap Roer en Overmaas, het waterschap Peel en Maasvallei en de Provincie.
Deze partijen constateren
a. Dat het beschermingsniveau van 1/250 per jaar door de uitvoering van de Maaswerken niet overal in het Maasdal zal worden gerealiseerd. Er zijn aanvullende verbetermaatregelen nodig om de primaire keringen op dit niveau te krijgen.
b. Dat die verbetermaatregelen voor het bereiken van een beschermingsniveau van 1/250 per jaar voor de dijkringen in het Maasdal onder het derde Hoogwaterbeschermingsprogamma (HWBP3) vallen. Dit geldt ook voor de maatregelen van de veiligheidsopgave zoals bedoeld in deze overeenkomst (artikel 1.1).
c. Dat over de verdeling van taken en verantwoordelijkheden bij de hoogwaterbescherming afspraken in het Bestuursakkoord Water zijn gemaakt. De staat stelt normen en kaders vast en de waterschappen zijn verantwoordelijk voor de uitvoering en toetsing.
d. Dat met het Bestuursakkoord Water de stap naar een gemengde verantwoordelijkheid met een 50/50 financiering door rijk en waterschappen is ingezet.
Deze partijen komen overeen:
5.1
Dat vanaf de start van het HWBP3 in 2017 er voor verbetermaatregelen verbonden aan de veiligheidsopgave zoals bedoeld in deze overeenkomst (artikel 1.1) gedurende een
periode van 9 jaar jaarlijks tranches van 20 M€ (prijspeil 2011) beschikbaar komen, binnen het wettelijke kader nHWBP.
5.2
Wanneer het waterschap Roer en Overmaas en het waterschap Peel en Maasvallei uitvoeringsgerede plannen hebben opgesteld die het mogelijk maken meer verbetermaatregelen te treffen dan realiseerbaar is per tranche is de Staat bereid te zoeken naar mogelijkheden om het totale programma aan verbetermaatregelen te versnellen. Op deze wijze wordt gezamenlijk gestreefd naar het zoveel eerder als mogelijk opgeleverd krijgen van de verbetermaatregelen die vallen onder deze overeenkomst.
5.3
Om een gezamenlijke aanpak vast te stellen en om een goed onderbouwd programma te krijgen zullen partijen het volgende uitvoeren dan wel onderzoeken.
• Conform de nog vast te st ellen werkwijze van het HWBP3 wordt de onderbouwing van de maatregelen van de veiligheidsopgave (artikel 1.1) opgesteld. Het waterschap Roer en Overmaas en het waterschap Peel en Maasvallei hebben de kosten van deze maatregelen nu ingeschat op respectievelijk €160 mln (voor het waterschap Peel en Maasvallei) en €10 mln (voor het waterschap Roer en Overmaas), prijspeil 2011.
• Het ontwerpkader en toetskader wordt naast elkaar gelegd. Het streven is gericht op het zo strak mogelijk volgen van de landelijke systematiek, In verband met de specifieke Limburgse situatie kan hiervan in uitzonderingsgevallen worden afgeweken. Dit naast elkaar leggen wordt gedaan om te komen tot een eenduidige interpretatie van de veiligheidsopgave betreffende de aanleg enerzijds en de toetsing anderzijds. Een verkenning naar de eenduidige toepassing van het ontwerpkader is door het waterschap Roer en Overmaas en het waterschap Peel en Maasvallei al gestart vanuit de planstudie prioritaire sluitstukkaden.
• Tevens wordt een afweegkader gedefinieerd voor de solitaire bebouwing en bebouwingsclusters in de luwte en/of gelegen in de marges van de ontwerpwater- standen/hoogtetoeslagen. Hiermee wordt de omvang begrensd dan wel toename van de huidige dijkringen bepaald.
De resultaten zijn ook van belang voor de aanleg van de kades in Ooijen- Wanssum.
• Partijen stellen voor 1 februari 2012 een plan van aanpak op voor het definiëren van dit afwegingskader.
6. Toepassingskader Beleidslijn Grote Rivieren
Voor dit onderdeel van de overeenkomst tekenen de Staat en de Provincie.
Deze partijen onderkennen de nadrukkelijke wens van initiatiefnemers van niet- riviergebonden functies in de Maasvallei, zoals is gebleken bij de gebiedsontwikkelingen ‘Maasplassen’ en ‘Ooijen-Wanssum’, om te komen tot een meer uniforme en werkbare toepassing van artikel 6 Beleidslijn grote rivieren. Tegen deze achtergrond ontwikkelen
partijen uiterlijk in mei 2012 een eenduidig afsprakenkader voor de toepassing van het bepaalde in artikel 6 en in het bijzonder artikel 6d van de Beleidslijn grote rivieren waarover uiterlijk in september 2012 besluitvorming dient plaats te vinden.
Het is primair aan de gemeenten en de Provincie om de afweging te maken of activiteiten in het bergend- of stroomvoerend regime van de Maas uit oogpunt van ruimtelijke ordening aanvaardbaar zijn. Het is primair aan de rivierbeheerder (de Staat) om te beoordelen of activiteiten in het bergend- of stroomvoerend regime van de Maas uit oogpunt van waterstaatkundige randvoorwaarden acceptabel zijn.
Bij de ontwikkeling van bedoeld afsprakenkader gelden in principe de volgende uitgangspunten:
• In geval van ontwikkelingen in het bergend regime van de Maas dient de afname van het bergend vermogen duurzaam te worden gecompenseerd;
• In geval van niet-riviergebonden ontwikkelingen in het stroomvoerend regime van de Maas die niet onder de bepalingen 6a, 6b en 6c van de Beleidslijn grote rivieren vallen, dient ‘per saldo’ meer ruimte voor de rivier te worden gerealiseerd;
• De initiatiefnemer van een ontwikkeling in het bergend- en/of stroomvoerend regime van de Maas kan in beginsel zelf bepalen of:
- hij zelf rivierkundige maatregelen treft om de afname van het bergend vermogen duurzaam te compenseren respectievelijk per saldo rivierverruiming te realiseren;
- hij een financiële bijdrage betaalt en daarmee wordt ontheven van de verplichting om zelf compenserende en/of rivierverruimende maatregelen te treffen;
• De toetsing van de zelf te treffen maatregelen is aan de rivierbeheerder
• Partijen bieden maximale duidelijkheid over de mate van compensatie en/of rivierverruiming of financiële bijdrage gerelateerd aan de rivierkundige effecten van de initiatieven;
• Partijen spreken zich uit voor maximale benutting van de ruimte binnen de regelgeving.
• Bij vergunningverlening van de initiatieven wordt, in geval de initiatiefnemer besluit om niet zelf de afname van het bergend vermogen te compenseren respectievelijk rivierverruiming te realiseren, uitgegaan van de riviereffecten van het hele project en/of het gebied (van de orde van het gebiedsplan Ooijen-Wanssum of de gebiedsontwikkeling Maasplassen) en niet van de afzonderlijke onderdelen. Om dit mogelijk te maken is het uitgangspunt dat op een hoger schaalniveau één integraal besluit wordt genomen , waarbij duidelijk is aangegeven welke initiatieven en maatregelen onder het besluit vallen.
• Door de Provincie wordt een fonds gevormd dat minimaal gevuld wordt door de financiële bijdragen van initiatiefnemers van een ontwikkeling in het winterbed van de Maas. Vanuit dit fonds worden door de Provincie rivierkundige maatregelen uitgevoerd die invulling geven aan de in de Waterwet geëiste compensatie en/of rivierverruiming ten aanzien de eerder genoemde ontwikkeling van initiatiefnemers.
Bij de ontwikkeling van eerder genoemd afsprakenkader worden afspraken gemaakt over de volgtijdelijkheid van de uitvoering van rivierkundige maatregelen en realisatie van initiatieven en de mate waarin de door de Provincie in voorkomende gevallen te realiseren compensatie en/of rivierverruiming binnen het hele project en/of het gebied met andere initiatieven, zoals ontgrondingen, kan worden gerealiseerd.
7. Publiekrechtelijke medewerking
1. Partijen verbinden zich jegens elkaar om de voor de uitvoering van dit convenant benodigde publiekrechtelijke besluiten zodanig vast te stellen respectievelijk te nemen, dat de uitvoering van dit convenant publiekrechtelijk is toegestaan.
2. Partijen zullen daarbij zoveel mogelijk, doch met inachtneming van wettelijke procedures en te betrachten zorgvuldigheid jegens derden, bevorderen dat de procedures tot het nemen van publiekrechtelijke besluiten met voortvarendheid worden doorlopen.
3. Ingeval de in het tweede lid bedoelde procedures ertoe leiden dat de uitvoering van het convenant niet of althans niet op de door Partijen bij het aangaan van het convenant voorgestane wijze ka n worden uitgevoerd bezien Partijen of dit convenant wijziging ofwel (gedeeltelijke) beëindiging behoeft.
4. De in het kader van dit convenant door Partijen te verlenen publiekrechtelijke medewerking laat de publiekrechtelijke positie en bevoegdheden van Partijen onverlet.
8. Geschillenregeling
1. Over geschillen tussen Partijen verband houdend met deze Bestuursovereenkomst worden gezamenlijk overleg gevoerd met als doel te trachten tot een vergelijk te komen.
2. Er is sprake van een geschil als Partijen dat gezamenlijk vaststellen dan wel als één Partij dat stelt en de andere Partijen daarvan schriftelijk op de hoogte heeft gesteld.
3. Deze Bestuursovereenkomst is niet in rechte afdwingbaar.
9 Onvoorziene omstandigheden
1. Partijen treden met elkaar in overleg indien zich onvoorziene omstandigheden voordoen, welke van die n aard zijn dat naar de maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding van deze bestuursovereenkomst niet mag worden verwacht.
2. Het in het eerste lid bedoelde overleg zal plaats hebben binnen 4 weken nadat een partij de wens hiertoe aan de andere partij schriftelijk kenbaar heeft gemaakt.
3. Ingeval het overleg niet binnen 4 weken tot overeenstemming heeft geleid, geldt de wijzigings- en beeindigingsregeling zoals deze zijn opgenomen in de artikelen 11 en 12 van dit convenant.
10 Financieel voorbehoud
Ingeval de Staat tot het verlenen van de bijdrage bedoeld in artikel 4.4 en artikel 5.1 overgaat, is hij afhankelijk van de door de wet gegeven kaders en procedures. Indien deze kaders en procedures gevolgen hebben voor de bijdrage bezien Partijen of deze bestuursovereenkomst wijziging behoeft dan wel (deels) moet worden beëindigd.
11. Wijziging Bestuursovereenkomst
1. Elke partij kan de andere Partijen schriftelijk verzoeken de Bestuursovereenkomst te wijzigen. De wijziging behoeft de schriftelijke instemming van alle Partijen.
2. Partijen treden in overleg binnen 1 maand nadat een Partij de wens daartoe aan de andere Partijen schriftelijk heeft medegedeeld.
3. De wijziging en de verklaringen tot instemming worden in afschrift als bijlage aan de Bestuursovereenkomst gehecht.
4. De zakelijke inhoud van de wijziging wordt gepubliceerd in de Staatscourant.
12 Beëindiging
1. Beëindiging van de Bestuursovereenkomst kan plaatsvinden door opzegging of ontbinding.
2. Elke partij kan de Bestuursovereenkomst met inachtneming van een opzegtermijn van 2 Maanden (tussentijds) opzeggen, indien een zodanige verandering van omstandigheden is opgetreden dat deze Bestuursovereenkomst billijkheidshalve op korte termijn behoort te eindigen. De opzegging moet de verandering in omstandigheden vermelden.
3. Wanneer een Partij de Bestuursovereenkomst opzegt, blijft de Bestuursovereenkomst voor de overige Partijen in stand voor zover de inhoud en de strekking ervan zich daartegen niet verzetten.
4. Onverminderd hetgeen overigens in de Bestuursovereenkomst is vastgelegd, kan elk van de Partijen de Bestuursovereenkomst door middel van een aangetekend schrijven buiten rechte geheel of gedeeltelijk ontbinden indien de andere Partij in verzuim is dan wel nakoming blijvend of tijdelijk onmogelijk is.
5. Indien een der Partijen gedurende een bij deze Bestuursovereenkomst te bepalen periode ten gevolge van overmacht haar verplichtingen op grond van dit convenant niet kan nakomen, heeft de andere Partij het recht dit convenant door middel van een aangetekend schrijven met onmiddellijke ingang buiten rechte geheel of gedeeltelijk te ontbinden.
13. Bijlagen
De volgende bij dit convenant behorende bijlagen maken integraal onderdeel uit van dit convenant:
• “Beslisdocument startbeslissing MIRT verkenning gebiedsontwikkeling Ooijen- Wanssum”.
• Gebiedsplan Ooijen-Wanssum.
14. Inwerkingtreding en werkingsduur
Deze bestuursovereenkomst treedt in werking op de dag volgend op die waarop deze door Partijen is ondertekend en aan de voorwaarde is voldaan dat de Tweede Kamer der Staten-Generaal, de Provinciale Staten van de Provincie en de beide Algemene Besturen
van Waterschap Roer en Maas en Waterschap Peel en Maasvallei zo spoedig mogelijk, goedkeuring hebben gegeven aan de (reeds ondertekende) overeenkomst.
Binnen 10 werkdagen na ondertekening van deze Bestuursovereenkomst wordt de Bestuursovereenkomst gepubliceerd in de Staatscourant.
De overeenkomst eindigt wanneer de projecten bedoeld in de artikelen 3, 4 en 5 zijn voltooid.
Aldus overeengekomen en in viervoud ondertekend te ’s-Gravenhage op 10 november 2011,
De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu
J.J. Atsma
De provincie Limburg
Voor deze de gedeputeerde voor de Maas en Ruimtelijk Beleid
X.X.X.X. xxx xxx Xxxxxx
Waterschap Peel en Maasvallei
De voorzitter
A.M.G. Gresel
Waterschap Roer en Overmaas
De voorzitter
J.J. Schrijen