ADMINISTRATIEVE INSTRUCTIES RSZ
ADMINISTRATIEVE INSTRUCTIES RSZ
RSZ Kwartaal:2017/2
De bijzondere bijdragen Inleiding
Solidariteitsbijdrage niet-verzekeringsplichtige studenten Decava - werklozen SWT of SWAV
Algemeenheden Begrippen
Gemeenschappelijke bepalingen
Werklozen in het stelsel werkloosheid met bedrijfstoeslag of aanvullende vergoedingen oudere werknemers vanaf 1 januari 2017, profit
Bijzondere bijdrage stelsel werkloosheid met bedrijfstoeslag (SWT)
Bijzondere bijdrage stelsel werkloosheid met aanvullende vergoedingen oudere werknemers (SWAV)
Inhoudingen op de aanvullingen stelsel werkloosheid met bedrijfstoeslag of aanvullende vergoedingen oudere werknemers
Werklozen in het stelsel werkloosheid met bedrijfstoeslag of aanvullende vergoedingen oudere werknemers vanaf 1 januari 2017, non-profit
Bijzondere bijdrage stelsel werkloosheid met bedrijfstoeslag (SWT)
Bijzondere bijdrage stelsel werkloosheid met aanvullende vergoedingen oudere werknemers (SWAV)
Inhoudingen op de aanvullingen stelsel werkloosheid met bedrijfstoeslag of aanvullende vergoedingen oudere werknemers
Werklozen in het stelsel werkloosheid met bedrijfstoeslag of aanvullende vergoedingen oudere werknemers vanaf 1 januari 2016, profit
Bijzondere bijdrage stelsel werkloosheid met bedrijfstoeslag (SWT)
Bijzondere bijdrage stelsel werkloosheid met aanvullende vergoedingen oudere werknemers (SWAV)
Inhoudingen op de aanvullingen stelsel werkloosheid met bedrijfstoeslag of aanvullende vergoedingen oudere werknemers
Werklozen in het stelsel werkloosheid met bedrijfstoeslag of aanvullende vergoedingen oudere werknemers vanaf 1 januari 2016, non-profit
Bijzondere bijdrage stelsel werkloosheid met bedrijfstoeslag (SWT)
Bijzondere bijdrage stelsel werkloosheid met aanvullende vergoedingen oudere werknemers (SWAV)
Inhoudingen op de aanvullingen stelsel werkloosheid met bedrijfstoeslag of aanvullende vergoedingen oudere werknemers
Werklozen in het stelsel werkloosheid met bedrijfstoeslag of aanvullende vergoedingen oudere werknemers vanaf 1 april 2012, profit
Bijzondere bijdrage stelsel werkloosheid met bedrijfstoeslag (SWT)
Bijzondere bijdrage stelsel werkloosheid met aanvullende vergoedingen oudere werknemers (SWAV)
Inhoudingen op de aanvullingen stelsel werkloosheid met bedrijfstoeslag of aanvullende vergoedingen oudere werknemers
Werklozen in het stelsel werkloosheid met bedrijfstoeslag of aanvullende vergoedingen oudere werknemers vanaf 1 april 2012, non-profit
Bijzondere bijdrage stelsel werkloosheid met bedrijfstoeslag (SWT)
Bijzondere bijdrage stelsel werkloosheid met aanvullende vergoedingen oudere werknemers (SWAV)
Inhoudingen op de aanvullingen stelsel werkloosheid met bedrijfstoeslag of aanvullende vergoedingen oudere werknemers
Werklozen in het stelsel werkloosheid met bedrijfstoeslag of aanvullende vergoedingen oudere
werknemers vanaf 1 april 2010, profit
Bijzondere bijdrage stelsel werkloosheid met bedrijfstoeslag (SWT)
Bijzondere compenserende bijdragestelsel werkloosheid met bedrijfstoeslag (SWT) Bijzondere bijdrage stelsel werkloosheid met aanvullende vergoedingen oudere werknemers (SWAV)
Inhoudingen op de aanvullingen stelsel werkloosheid met bedrijfstoeslag of aanvullende vergoedingen oudere werknemers
Werklozen in het stelsel werkloosheid met bedrijfstoeslag of aanvullende vergoedingen oudere werknemers vanaf 1 april 2010, non-profit
Bijzondere bijdrage stelsel werkloosheid met bedrijfstoeslag (SWT)
Bijzondere compenserende bijdrage stelsel werkloosheid met bedrijfstoeslag (SWT) Bijzondere bijdrage stelsel werkloosheid met aanvullende vergoedingen oudere werknemers (SWAV)
Inhoudingen op de aanvullingen stelsel werkloosheid met bedrijfstoeslag of aanvullende vergoedingen oudere werknemers
Werklozen in het stelsel werkloosheid met bedrijfstoeslag of aanvullende vergoedingen oudere werknemers vóór 1 april 2010, profit
Bijzondere bijdrage stelsel werkloosheid met bedrijfstoeslag (SWT)
Bijzondere compenserende bijdrage stelsel werkloosheid met bedrijfstoeslag (SWT) Bijzondere bijdrage stelsel werkloosheid met aanvullende vergoedingen oudere werknemers (SWAV)
Inhoudingen op de aanvullingen stelsel werkloosheid met bedrijfstoeslag of aanvullende vergoedingen oudere werknemers
Werklozen in het stelsel werkloosheid met bedrijfstoeslag of aanvullende vergoedingen oudere werknemers vóór 1 april 2010, non-profit
Bijzondere bijdrage stelsel werkloosheid met bedrijfstoeslag (SWT)
Bijzondere compenserende bijdrage stelsel werkloosheid met bedrijfstoeslag (SWT) Bijzondere bijdrage stelsel werkloosheid met aanvullende vergoedingen oudere werknemers (SWAV)
Inhoudingen op de aanvullingen stelsel werkloosheid met bedrijfstoeslag of aanvullende vergoedingen oudere werknemers
Extra-legale pensioenen - bijdrage 8,86% Bedrijfsvoertuigen
Andere bijzondere bijdragen
Solidariteitsbijdrage voor nalatigheid van de dimona-aangifte Fondsen voor bestaanszekerheid
Bijzondere bijdrage voor de sociale zekerheid
De inhouding op de dubbel vakantiegeld van de privé-sector
De inhouding op de vakantiegeld van de openbare sector - egalisatiebijdrage Bijzondere bijdrage arbeidsongevallen
Bijdrage voor het asbestfonds Basisbijdrage fonds sluiting ondernemingen
Bijzondere bijdrage fonds sluiting ondernemingen Risicogroepen
Tijdelijke werkloosheid en oudere werklozen Regularisatie ontslag openbare sector Economische werkloosheid
Outplacement
Solidariteitsbijdrage in de winstdeelname
Bijzondere bijdrage niet-recurrente resultaatsgebonden voordelen Solidariteitsbijdrage op het betalen van verkeersboetes
Extra-legale pensioenen - bijkomende bijdrage van 1,5%
Bijzondere bijdrage op de verbrekingsvergoedingen voor het Sluitingsfonds Bijdrage pensioen statutaire ambtenaren
We bespreken het toepassingsgebied en de modaliteiten van de zogenaamde 'bijzondere' bijdragen. Zij zijn bijzonder omdat sommige ervan niet rechtstreeks bestemd zijn voor de verschillende takken van de sociale zekerheid en omdat andere slechts in bepaalde omstandigheden verschuldigd zijn.
Sommige van deze bijdragen zijn opgenomen in de globale bijdragevoet, andere vereisen een aparte berekening.
De bijzondere bijdragen zijn gelijkgesteld met socialezekerheidsbijdragen of vallen onder gelijksoortige maatregelen wat betreft de aangifte, de betaaltermijnen, de toepassing van de burgerlijke sancties, de controle, de in geval van betwisting bevoegde rechter, de verjaring van de rechtsvordering, het voorrecht en de mededeling van het schuldvorderingsbedrag van de RSZ.
Onder bepaalde voorwaarden kunnen studenten tijdens het kalenderjaar werken zonder dat op hun loon socialezekerheidsbijdragen verschuldigd zijn. Op dat loon is wel een solidariteitsbijdrage verschuldigd.
Al de werkgevers die deze studenten tewerkstellen, zowel uit de private als de openbare sector.
Uitsluitend de studenten van wie de tewerkstelling voldoet aan de uitsluitingsvoorwaarden. Op het loon van de andere studenten zijn uiteraard de gewone socialezekerheidsbijdragen verschuldigd.
Het bijdragepercentage van de solidariteitsbijdrage bedraagt 8,13%. Hiervan is 5,42% ten laste van de werkgever en 2,71 ten laste van de student (door de werkgever ingehouden bij iedere loonbetaling.
Het bijdragepercentage ten laste van de werkgever moet worden verhoogd met de bijdrage bestemd voor de financiering van het Asbestfonds.
Onder loon wordt verstaan, het loon waarop de gewone bijdragen zouden worden berekend indien de student niet aan de uitsluitingsvoorwaarden voldeed.
Geen bijzondere formaliteiten.
De aangifte biedt de mogelijkheid deze bijdrage te verrekenen.
Vanaf 1 januari 2010 worden de werkgevers die geen gewone werknemers tewerkstellen, maar enkel studenten voor wie geen gewone socialezekerheidsbijdragen verschuldigd zijn, niet langer ondergebracht in een speciale categorie. Zoals voor de andere werkgevers, kent de RSZ een werkgeverscategorie toe in functie van de hoofdactiviteit van de onderneming.
In DMFA wordt de solidariteitsbijdrage voor studenten aangegeven in een specifiek blok 90003 “Bijdrage werknemer – student” met werknemerskengetal 840 (handarbeiders) of 841 (bediende) onder de werknemerslijn waaraan ze gekoppeld is (zie "hoe invullen DMFA")
Alle aanvullingen, zowel de wettelijke aanvullingen uitbetaald door de werkgever of een derde als de bijkomende aanvullingen, moeten in de berekeningsbasis worden opgenomen.
De werkgeversbijdrage verschilt naargelang het een werknemer betreft uit de non-profit of uit de overige sectoren, of (voor de werknemer uit de profit) de opzegging of verbreking van de arbeidsovereenkomst betekend is na 15 oktober 2009 en het SWT of het SWAV ten vroegste vanaf 1 april 2010 ingaat, of de werkgever op het moment van het ingaan van het SWT erkend is als een onderneming in moeilijkheden of in herstructurering.
In de hierna volgende hoofdstukken zijn de toelichtingen opgesplitst volgens de verschilende periodes SWT's en SWAV's enerzijds en voor de profit en non-profit anderzijds.
Tot de non-profit behoren de werkgevers die voor hun werknemers vallen onder het: Paritair Comité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp (318);
Paritair Subcomité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Franse
Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Duitstalige Gemeenschap (318.01); Paritair Subcomité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Vlaamse Gemeenschap (318.02);
Paritair Comité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en -diensten (319); Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en -diensten van de Vlaamse Gemeenschap (319.01);
Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en -diensten van de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Duitstalige Gemeenschap (319.02); Paritair Comité voor de beschutte werkplaatsen en de sociale werkplaatsen (327), met uitzondering van de sociale werkplaatsen;
Paritair Subcomité voor de beschutte werkplaatsen gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap of door de Vlaamse Gemeenschapscommissie en de sociale werkplaatsen erkend en/of gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap (327.01), met inbegrip van de
sociale werkplaatsen;
Paritair Subcomité voor de beschutte werkplaatsen gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap (327.02);
Paritair Subcomité voor de beschutte werkplaatsen van het Waalse Gewest en van de Duitstalige Gemeenschap (327.03);
Paritair Comité voor de socio-culturele sector (329);
Paritair Subcomité voor de socio-culturele sector van de Vlaamse Gemeenschap (329.01); Paritair subcomité voor de federale en bicommunautaire socio-culturele organisaties (329.03); Paritair Subcomité voor de socio-culturele sector van de Franstalige en Duitstalige Gemeenschap en het Waals Gewest (329.02);
Paritair Comité voor de gezondheidsinrichtingen en diensten (330), met uitzondering van de werkgevers die onder de omschrijving van het paritair subcomité voor de tandprothese vallen; Paritair Comité voor de Vlaamse welzijns- en gezondheidssector (331);
Paritair Comité voor de Franstalige en Duitstalige welzijns- en gezondheidssector (332). Volgende werkgevers uit de openbare sector worden gelijkgesteld met werkgevers van de non-profit:
UZ Gent
UZ Antwerpen
Centre hospitalier universitaire de Liège
Centre hospitalier psychiatrique du Chêne te Bergen Centre hospitalier psychiatrique Les Marronniers te Doornik Openbaar psychiatrisch ziekenhuis te Rekem
Openbaar psychiatrisch ziekenhuis te Geel
het ontslag betekend werd vóór 16 oktober 2009 OF
de eerste aanvullende vergoeding uitgekeerd werd vóór 1 april 2010 OF
de collectieve herstructurering aangekondigd werd vóór 15 oktober 2009 OF
de onderneming erkend werd als zijnde in moeilijkheden of in herstructu rering vóór 15 oktober 2009.
het ontslag betekend werd na 15 oktober 2009 EN
de eerste aanvullende vergoeding uitgekeerd werd na 31 maart 2010 EN
de collectieve herstructurering niet aangekondigd werd vóór 15 oktober 2009 EN
de onderneming niet erkend werd als zijnde in moeilijkheden of in herstructurering vóór 15 oktober 2009
EN het ontslag betekend werd vóór 29 november 2011 OF
de eerste aanvullende vergoeding uitgekeerd werd vóór 1 april 2012 OF
de collectieve herstructurering aangekondigd werd vóór 1 april 2012 OF
de onderneming erkend werd als zijnde in moeilijkheden of in herstructurering vóór 1 april 2012.
het ontslag betekend werd na 28 november 2011 EN
de eerste aanvullende vergoeding uitgekeerd werd na 31 maart 2012 EN
de collectieve herstructurering niet aangekondigd werd vóór 1 april 2012 EN
de onderneming niet erkend werd als zijnde in moeilijkheden of in herstructurering vóór 1 april 2012
EN het ontslag betekend werd vóór 11 oktober 2015 OF
de eerste aanvullende vergoeding uitgekeerd werd vóór 1 januari 2016 OF
de collectieve herstructurering aangekondigd werd vóór 11 oktober 2015 OF
de onderneming erkend werd als zijnde in moeilijkheden of in herstructurering vóór 11 oktober 2015.
het ontslag betekend werd na 10 oktober 2015 EN
de eerste aanvullende vergoeding uitgekeerd werd na 31 december 2015 EN
de collectieve herstructurering niet aangekondigd werd vóór 11 oktober 2015 EN
de onderneming niet erkend werd als zijnde in moeilijkheden of in herstructurering vóór 11 oktober 2015
EN het ontslag betekend werd vóór 1 november 2016 OF
de eerste aanvullende vergoeding uitgekeerd werd vóór 1 januari 2017 OF
de collectieve herstructurering aangekondigd werd vóór 1 november 2016 OF
de onderneming erkend werd als zijnde in moeilijkheden of in herstructurering vóór 1 november 2016
het ontslag betekend werd na 31 oktober 2016 EN
de eerste aanvullende vergoeding uitgekeerd werd na 31 december 2016 EN
de collectieve herstructurering niet aangekondigd werd vóór 31 oktober 2016 EN
de onderneming niet erkend werd als zijnde in moeilijkheden of in herstructurering vóór 31 oktober 2016.
Kunnen erkend worden als onderneming in moeilijkheden, de werkgevers die beantwoorden aan de omschrijving opgenomen in hoofdstuk 7 van het KB van 3 mei 2007, artikel 14: “Voor de toepassing van dit hoofdstuk moet onder onderneming in moeilijkheden worden verstaan, de onderneming die in de jaarrekeningen van de twee boekjaren die de datum van de aanvraag tot erkenning voorafgaan, voor belastingen een verlies uit de gewone bedrijfsuitoefening boekt, wanneer voor het laatste boekjaar dit verlies het bedrag van de afschrijvingen en de waardevermindering op oprichtingskosten, op immateriële en materiële vaste activa overschrijdt.”. De werkgever moet hiervoor een aanvraag indienen bij de Minister van Werk. Voor de SWT's die tijdens de periode van onderneming in moeilijkheden aanvangen, gelden afwijkende percentages tot en met de maand dat de erkenning eindigt.
Xxxxxx erkend worden als onderneming in herstructurering, de werkgevers die overgaan tot een collectief ontslag of de werkgevers bij wie het jaar voorafgaand aan de erkenning het aantal werkloosheidsdagen minstens 20 % van het totaal aangegeven dagen van de arbeiders uitmaakt, zoals bepaald in hoofdstuk 7 van het KB van 3 mei 2007. De werkgever moet hiervoor een aanvraag indienen bij de Minister van Werk. Voor de SWT's die ingaan vanaf 1 april 2010 én met het ontslag betekend na 15 oktober 2009 en die tijdens de periode van onderneming in herstructurering aanvangen, gelden afwijkende percentages tot en met de maand dat de erkenning eindigt.
Het systeem van toekenning, berekening en aangifte van de bijzondere bijdrage en inhouding SWT en SWAV, heeft een aantal elementen gemeenschappelijk. Het blijkt ook dat het in de praktijk niet eenvoudig is dit correct toe te passen. Wie vragen heeft over de correcte manier van berekenen en/of aangeven kan deze richten aan: xxxxxx@xxx.xxxx.xx
De bijzondere werkgeversbijdragen en de inhoudingen zijn niet verschuldigd voor de periode dat de aanvullende vergoedingen worden doorbetaald (minstens het bedrag dat de betrokkene zou ontvangen wanneer hij verder een uitkering zou genieten) wanneer de werknemer:
als loontrekkende opnieuw een betrekking heeft gevonden, voor zover dit niet is bij de werkgever die hem ontslagen heeft of bij een werkgever die tot dezelfde groep behoort.
als zelfstandige in hoofdberoep het werk heeft hervat voor zover de activiteiten niet worden uitgeoefend bij de werkgever die hem ontslagen heeft of bij een werkgever die tot dezelfde groep behoort.
Voor de maanden dat de werknemer gedeeltelijk aan het werk is, worden de bijzondere bijdrage en inhoudingen als volgt berekend (aantal dagen omgezet naar een 6-dagen week):
Bijdrage en inhoudingen volledige maand x {(26 – aantal gepresteerde dagen)/ 26}
Voor de telling van de gepresteerde dagen die in mindering worden gebracht, wordt rekening gehouden met elke kalenderdag gedekt door een contract en dit gerelateerd naar een 6-dagen week. Hierbij wordt geen rekening gehouden met de prestatiebreuk tijdens de periode van hertewerkstelling
De bijzondere werkgeversbijdragen en de inhoudingen zijn niet verschuldigd voor de periode dat de aanvullende vergoedingen worden betaald wanneer de werknemer:
als loontrekkende opnieuw een betrekking heeft gevonden bij de werkgever d ie hem ontslagen heeft of bij een werkgever die tot dezelfde groep behoort.
als zelfstandige in hoofdberoep het werk heeft hervat waarbij hij zijn activiteiten uitoefent bij de werkgever die hem ontslagen heeft of bij een werkgever die tot dezelfde groep behoort.
De aanvullingen zijn loon waarop de gewone socialezekerheidsbijdragen op verschuldigd zijn. Voor de maanden dat de werknemer gedeeltelijk aan het werk is, worden de bijzondere bijdrage en inhoudingen als volgt berekend (aantal dagen omgezet naar een 6-dagen week):
Bijdrage en inhoudingen volledige maand x {(26 – aantal gepresteerde dagen)/ 26}
Voor de telling van de gepresteerde dagen die in mindering worden gebracht, wordt rekening gehouden met elke kalenderdag gedekt door een contract en dit gerelateerd naar een 6-dagen week. Hierbij wordt geen rekening gehouden met de prestatiebreuk tijdens de periode van hertewerkstelling
Voor de onvolledige maanden wordt de bijdrage enkel gerekend voor de dagen gedekt door de aanvullende vergoedingen als volgt (aantal kalenderdagen omgezet naar een 6-dagen week, een begonnen dag is een gepresteerde dag):
Bijdrage en inhoudingen volledige maand x {dagen gedekt door de aanvullende vergoeding/ 26}
De berekeningsbasis voor de bijzondere werkgeversbijdrage en inhoudingen wordt verdubbeld indien de overeenkomst niet expliciet vermeldt dat de aanvulling moeten worden doorbetaald. Voor de ondernemingen onderworpen aan de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de
paritaire comités houdt dit in dat de overeenkomst SWT niet mag afwijken van de CAO nr. 17 tricies. De minimumforfaits bijzondere werkgeversbijdrage SWT worden eveneens verdubbeld. Ze worden respectievelijk op 100,00 EUR, 75,20 EUR, 53,00 EUR, 39,86 EUR, 13,14 EUR, 16,00 EUR en 12,00 EUR
gebracht (bedragen geldig vanaf 1 april 2012) .
De berekeningsbasis voor de compenserende bijdrage SWT wordt nooit verdubbeld, omdat ervan uit gegaan wordt dat de sectorakkoorden in orde zijn.
De berekeningsbasis voor de bijzondere werkgeversbijdrage SWAV en de persoonlijke inhoudingen verdubbelt indien de werkgever de werknemer vrijstelt van de normaal voorziene uitoefening van zijn halftijdse arbeidsprestaties (in het geval van tijdskrediet, loopbaanvermindering of vermindering van de arbeidsprestaties).
Indien de werknemer niet vrijgesteld wordt van de normaal voorziene uitoefening van zijn halftijdse arbeidsprestaties (halftijds tijdskrediet), dan mag de berekeningsbasis van de bijzondere werkgeversbijdragen verminderd worden met 95 % als aan volgende bijkomende voorwaarden wordt voldaan:
de aanvullende vergoedingen worden toegekend op basis van een CAO afgesloten in de NAR of binnen een PC of PSC
de werknemer wordt effectief vervangen
de vervanging wordt voorzien bij CAO afgesloten in de NAR die niet van toepassing kan zijn vóór de eerste dag van de maand volgend op het afsluiten van die CAO.
Indien de werknemer niet vrijgesteld wordt van de normaal voorziene uitoefening van zijn halftijdse arbeidsprestaties (halftijds tijdskrediet), dan mag de berekeningsbasis van de inhouding verminderd worden met 95 % als aan volgende bijkomende voorwaarde wordt voldaan :
de aanvullende vergoedingen worden toegekend op basis van een CAO afgesloten in de NAR of binnen een PC of PSC
De debiteurs die zich aan de aangifteplicht geheel of gedeeltelijk hebben onttrokken, zijn een extra maandelijks forfait verschuldigd afhankelijk van het geval:
maandelijkse bijdrage SWT: 159,00 EUR (andere) en 26,50 EUR (non-profit) compenserende bijdrage SWT: 250,00 EUR
SWAV: 170,00 EUR.
Zowel bij maandelijkse als niet-maandelijkse betalingen mogen de inhoudingen of de bijzondere bijdrage het bedrag van de aanvullende vergoedingen niet overschrijden. Vanaf 1 april 2012 wordt voor de bijzondere werkgeversbijdrage het maximumbedrag verhoogd naar 1,5 maal de aanvullende vergoeding.
In principe zijn de bijdragen en de inhoudingen verschuldigd door de schuldenaar (debiteur) van de aanvullende vergoeding, dit wil zeggen, hetzij:
de werkgever;
het fonds voor bestaanszekerheid van de werkgever;
elke andere persoon of elke andere instelling die in de verplichtingen van de werkgever treedt
voor de betaling van de aanvullende vergoeding; een faillissement van de werkgever ontslaat de overnemer van de verplichting niet van de volledige uitvoering van het oorspronkelijk afgesloten akkoord.
Volgende regels gelden wanneer de aanvullende vergoedingen door verscheidene schuldenaars verschuldigd zijn:
Wanneer gedeeltelijk de werkgever en gedeeltelijk zijn fonds voor bestaanszekerheid (of elke andere persoon of elke andere instelling die in de plaats treedt van de verplichtingen van de werkgever), de aanvullende vergoedingen stort, moeten de bijzondere werkgeversbijdragen integraal door de debiteur van de hoogste aanvullende vergoeding (hoofddebiteur) aan de RSZ betaald worden, berekend op het totale bedrag van de gestorte aanvullende vergoedingen.
Een binnen het bevoegde paritair comité afgesloten CAO kan van dit principe afwijken. De inhoudingen moeten aangegeven en doorgestort worden door de hoofddebiteur. Hiervan kan men niet afwijken met een CAO.
Wanneer twee verschillende werkgevers een aanvullende vergoeding versc huldigd zijn ten gevolge van twee deeltijdse betrekkingen, neemt elke werkgever een deel van de bijdragen ten laste op de volgende manier:
Bijzondere bijdrage en inhoudingen volledige maand x Q/S met
Q is de gemiddelde wekelijkse arbeidstijd van de deeltijdse werknemer (eventueel verhoogd met de uren inhaalrust);
S is de gemiddelde wekelijkse arbeidstijd van een werknemer die in dezelfde functie voltijds werd tewerkgesteld in dezelfde onderneming (eventueel verhoogd met de uren inhaalrust).
Een uitzondering wordt gemaakt wanneer een gekapitaliseerde aanvulling wordt uitbetaald naast een maandelijkse aanvulling door verschillende debiteurs. Op dat moment wordt niet gekeken naar de hoofddebiteur, maar moeten de bijzondere bijdragen en inhoudingen apart worden berekend en aangegeven, rekening houdend met het volgens de aanvullende vergoedingen geproratiseerde aandeel. De proratisering gebeurt op basis van het theoretisch maandbedrag van de aanvullingen over de beschouwde periode
Als de aanvullende vergoedingen volgens verschillende systemen worden uitgekeerd, zijn verschillende blokken nodig om de bijzondere werkgeversbijdrage aan te geven. Dit is bijvoorbeeld het geval voor de aangifte van sectorale aanvullende vergoedingen die doorbetaald worden tot aan de pensioenleeftijd terwijl de werkgever zelf een aanvullende vergoeding betaalt tot 60 jaar. De minimumforfaits moeten geproratiseerd worden overeenkomstig de verhouding tussen de verschillende aanvullende vergoedingen.
Indien de aanvullende vergoedingen tot en met de maand dat de begunstigde de leeftijd van 65 jaar bereikt, met een lagere frequentie dan de maandelijkse worden betaald, zijn de bijzondere bijdrage en de inhouding verschuldigd op het moment van uitbetaling op het aantal maanden dat de uitbetaling dekt en is het bedrag van de bijdrage na de afrekening niet meer herzienbaar op basis van nadien gewijzigde elementen. Dit is het geval wanneer:
de periodiciteit waarmee aanvullingen worden uitgekeerd groter is dan één maand (jaarlijks, in één keer, …)
de periodiciteit bij aanvang misschien wel maandelijks is, maar de aanvullingen niet tot aan de pensioengerechtigde leeftijd doorlopen (maar bijvoorbeeld maar tot 60 jaar).
Voor het SWAV moet men rekening houden met het theoretisch bedrag van de werkloosheidsuitkering dat van toepassing is op het moment van de betaling van de aanvullende vergoeding. Indien de aanvullende vergoeding niet tot aan het wettelijk pensioen wordt betaald, mag men - voor de inhouding - rekening houden met de evolutie van de werkloosheidsvergoeding in de tijd, op basis van de op dat moment zekere en vaststaande elementen en op voorwaarde dat dit gebeurt op voorlegging van een attest van de uitbetalingsinstelling.
Opgelet: bij de aanvang van het SWAV leveren de uitbetalingsinstellingen slechts voorlopige attesten af. Dat wil zeggen dat daarbij geen rekening wordt gehouden met de loopbaan en er slechts zekerheid is over de eerste 14 maanden (= tot en met de 1ste fase van de 2de vergoedingsperiode). Om die reden moet het dagbedrag van de 14de maand als dagbedrag gehanteerd worden voor alle maanden die daar nog op volgen.
De laatste werkgever heeft de verplichting om de gegevens te verzamelen betreffende alle betaalde aanvullende vergoedingen en deze informatie over te maken aan alle debiteurs en aan zijn sociaal secretariaat met vermelding van de identiteit van de hoofddebiteur die verantwoordelijk is voor de bijdragen. Het Fonds van Bestaanszekerheid dat een aanvulling uitkeert, deelt dit mee aan de laatste werkgever van de begunstigde.
De werkgever vult een formulier van de RVA in o.a. met vermelding van alle debiteurs en de hoofddebiteur. Hij maakt dit over aan de werknemer die het formulier, samen met zijn gezinssituatie, doorgeeft aan zijn uitbetalingsinstelling (SWT en SWAV) of aan het RVA-kantoor van het ambtsgebied van zijn woonplaats (tijdskrediet, loopbaanonderbreking).
De uitbetalingsinstelling of de RVA informeert de debiteur over het dagbedrag van de werkloosheidsuitkering, de gezinssituatie van de rechthebbende en eventuele werkhervattingen en de beëindiging ervan. De rechthebbende informeert de uitbetalingsinstelling en de debiteur telkens zijn situatie wijzigt.
De RVA deelt aan de RSZ de gegevens mee waarover zij beschikt opdat de RSZ de nodige controles kan uitvoeren.
Indien de debiteur door de begunstigde niet tijdig op de hoogte gebracht wordt van een wijziging in zijn situatie, mag hij niet-uitgevoerde inhoudingen bij de rechthebbende invorderen.
De RSZ is belast met de inning van een procentuele maandelijkse bijzondere bijdrage op elk SWT, toegekend overeenkomstig de wetgeving betreffende het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag. Het percentage varieert in functie van de leeftijd van de werknemer en de sector waarin de onderneming actief is.
In principe geldt deze maatregel voor alle werkgevers die werknemers tewerkstellen die beantwoorden aan de voorwaarden om van het SWT te kunnen genieten. Het betreft de werkgevers van wie de werknemers onder het toepassingsgebied vallen van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve
arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. Samengevat zijn dit:
de werkgevers uit de private sector de openbare kredietinstellingen
de NV Nationale Loterij
de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek
de maatschappijen voor sociale huisvesting erkend overeenkomstig de huisvestingscodes van de Gewesten
de naamloze vennootschappen van publiek recht “Brussels South Charleroi Airport-Security” en “Liège-Airport-Security”.
Voor de openbare sector komen voorts ook de instellingen in aanmerking waarvoor een collectief akkoord bestaat dat goedgekeurd werd door de Ministerraad of door een Gemeenschaps- of Gewestregering.
In principe geldt deze maatregel voor alle debiteurs die in het kader van een SWT aanvullende vergoedingen moeten betalen. Dit geldt zowel voor de debiteurs van wettelijke verplichte aanvullende vergoedingen, als voor de debiteurs van door een CAO of individuele overeenkomst vastgestelde bijkomende aanvullende vergoedingen.
De bepalingen van deze bijzondere bijdrage zijn van toepassing op alle werknemers in SWT. Zijn uitgesloten:
buitenlandse werknemers die in België tewerkgesteld geweest zijn, hun recht op de aanvullende vergoeding doen gelden, op voorwaarde dat zij werkloosheidsuitkeringen genieten krachtens de wetgeving van hun binnen de Europese Economische Ruimte gelegen woonland (CAO nr. 17 vicies septies afgesloten in de Nationale Arbeidsraad op 17/12/2003).
enkel voor wat betreft de bijzondere werkgeversbijdragen, de werknemers die met hun werkgever overeenkomen een halftijds brugpensioen te nemen (uitdovend vanaf eind 2011), dit wil zeggen na 55 jaar hun arbeidsprestaties te verminderen tot halftijdse prestaties; er zijn nog wel inhoudingen verschuldigd.
De bijzondere werkgeversbijdrage is een percentage van de brutomaandbedragen van de aanvullende vergoedingen. Voor de SWT's in de profit ingegaan na 31 december 2016 én met het ontslag betekend na 31 oktober 2016 zijn de percentages als volgt:
sector | leeftijd op het moment van ingaan SWT | percentage | forfait in EUR |
andere | < 55 ≥ 55 en < 58 ≥ 58 en < 60 ≥ 60 en < 62 ≥ 62 | 142,50% 75,00% 75,00% 37,50% 31,25% | 50,00 50,00 50,00 37,60 37,60 |
andere tijdens periode erkend als in herstructurering | < 55 ≥ 55 en < 58 ≥ 58 en < 60 ≥ 60 en < 62 ≥ 62 | 142,50% 75,00% 75,00% 30,00% 30,00% | 50,00 50,00 50,00 37,60 37,60 |
andere tijdens periode erkend als in moeilijkheden (*) | < 55 ≥ 55 en < 58 ≥ 58 en < 60 ≥ 60 en < 62 ≥ 62 | 16,88% 12,50% 8,13% 4,38% 4,38% | 8,00 8,00 8,00 6,00 6,00 |
(*) Deze percentages gelden eveneens voor sommige bedrijven erkend als in herstructurering als (cumulatief):
het een collectief ontslag van minstens 20 % van de werknemers betreft,
het alle werknemers van eenzelfde technische bedrijfseenheid of ondernemingsafdeling betref en
de technische bedrijfseenheid of ondernemingsafdeling minstens 2 jaar bestaat bij de aankondiging van het collectief ontslag.
Indien de aldus verkregen bedragen kleiner zijn dan een bepaald forfait, is het forfait het bedrag dat verschuldigd is.
Opmerking:
Het percentage van de bijdrage en het minimumforfait voor de profit worden vastgelegd volgens de leeftijd die de werknemer bereikt heeft op het ogenblik van de aanvang van het SWT.
Voor de SWT's die ingaan tijdens een periode van erkenning als onderneming in moeilijkheden of in herstructurering, gelden tijdens de erkenning verlaagde bijdragen tot en met de maand van beëindiging van de erkenning. Het percentage dat daana wordt gebruikt, is het percentage overeenkomstig de leeftijd van de werknemer op het moment van beëindiging van de erkening Hetzelfde geldt wanneer de debiteur een derde is.
Een overnemende onderneming wordt op dezelfde manier behandeld als een derde. In dat geval moet de werknemer echter zijn ontslag gekregen hebben vóór de overname en moet het SWT ingaan (= op het einde van de periode gedekt door de verbrekingsvergoeding of nadat de werknemer zijn opzegtermijn uitgedaan heeft) tijdens de voorziene periode van 'in moeilijkheden' of 'in herstructurering' van de oorspronkelijke werkgever.
Het koninklijk besluit van 22 maart 2006 voerde in het kader van het generatiepact een bijzondere werkgeversbijdrage in op sommige aanvullende vergoedingen, analoog aan de aanvullende vergoedingen bij het SWT, met als doel deze te vermijden of te ontmoedigen. Door het toekennen van een aanvullende vergoeding bij de werkloosheid blijven de strikte regels met betrekking tot het SWT immers dode letter en zijn de werknemers die deze aanvullende vergoedingen bij hun uitkering ontvangen, minder geneigd het werk te hervatten.
De bepalingen in het generatiepact en in dit koninklijk besluit worden grotendeels overgenomen en voortgezet in de overkoepelende bepalingen van de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen (I), titel XI, hoofdstuk VI: socialezekerheidsbijdragen en inhoudingen verschuldigd op brugpensioenen, op aanvullende vergoedingen bij sommige socialezekerheidsuitkeringen en op uitkeringen voor invaliditeit.
De RSZ is belast met de inning van een procentuele bijzondere bijdrage op de aanvullingen uitgekeerd in het kader van een SWAV.
De bijzondere werkgeversbijdrage SWAV is verschuldigd door elke werkgever die rechtstreeks of onrechtstreeks vergoedingen uitbetaalt aan een (vroegere) werknemer, als aanvulling bij een uitkering in geval van vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking, tijdskrediet en loopbaanvermindering zoals voorzien in de herstelwet van 22 januari 1985, of bij een uitkering volledige werkloosheid. Het betreft de werkgevers van wie de werknemers onder het toepassingsgebied vallen van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. Samengevat zijn dit:
de werkgevers uit de private sector de openbare kredietinstellingen
de NV Nationale Loterij
de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek
de maatschappijen voor sociale huisvesting erkend overeenkomstig de huisvestingscodes van de Gewesten
de naamloze vennootschappen van publiek recht “Brussels South Charleroi Airport-Security” en “Liège-Airport-Security”.
De volgende werkgevers zijn echter uitgesloten uit het toepassingsveld:
de werkgevers die afhangen van het paritair comité voor het stads- en streekvervoer of van één van de subcomités hiervan (PC 328, 328.01, 328.02, 328.03);
de werkgevers die afhangen van het paritair comité voor de gesubsidieerde inrichtingen van het vrij onderwijs of van het paritair comité voor de bedienden van het gesubsidieerd vrij onderwijs (PC 152 of 225).
De bijzondere bijdrage SWAV is verschuldigd voor de werknemers die een aanvullende vergoeding krijgen, vanaf de maand dat de werknemer 50 jaar wordt tot de gewone pensioenleeftijd.
De bijzondere bijdrage is niet verschuldigd als de werknemer zich in de volgende situatie bevindt:
de werknemer was nog geen 45 jaar bij de eerste toekenning.
Zijn eveneens uitgesloten:
buitenlandse werknemers die in België tewerkgesteld geweest zijn en hun recht op de aanvullende vergoeding doen gelden, op voorwaarde dat zij werkloosheidsuitkeringen genieten krachtens de wetgeving van hun woonland gelegen binnen de Europese Economische Ruimte.
Het betreft in algemene zin de aanvullende vergoedingen bij:
de uitkeringen bij volledige werkloosheid
de uitkeringen in het geval van volledige loopbaanonderbreking
de uitkeringen in het geval van vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking, tijdskrediet en loopbaanvermindering.
De bijzondere bijdrage is ook verschuldigd wanneer deze aanvullingen doorbetaald worden tijdens periodes van ziekte-uitkering of moederschapverzekering.
Vallen niet onder het toepassingsgebied, de aanvullende vergoedingen toegekend in het kader van: het stelsel werkloosheid met bedrijfstoeslag (SWT)
ouderschapsverlof, palliatief verlof of verlof voor bijstand of verzorging v an een zwaar ziek
gezins- of familielid
bij akkoord vastgestelde eindeloopbaanmaatregelen (erkend door de federale Minister van Werk op vraag van de bevoegde Regering of van de sociale partners die het akkoord ondertekend hebben) bij werkgevers die vallen onder het toepassingsveld van de sociale maribel
een CAO gesloten in de schoot van de Nationale Arbeidsraad (NAR), van een paritair comité (PC) of subcomité (PSC) voor onbepaalde duur en die reeds van kracht was op 30 september 2005
een CAO gesloten in de schoot van de NAR, van PC of PSC voor bepaalde duur (die al dan niet een bepaling van stilzwijgende verlenging bevat) en
die reeds van kracht was op 30 september 2005 en ononderbroken werd verlengd
en waarvan vanaf de eerste verlenging van de overeenkomst na 30 september 2005 de werknemersdoelgroep niet meer werd uitgebreid en de bedragen van de aanvullingen niet meer werden verhoogd, behalve door indexaanpassingen of door het toepassen van een door de NAR vastgestelde herwaarderingscoëfficiënt
artikel 9 van de CAO nr. 46 (aanvullingen uitgekeerd in het kader van ontslag wegens het niet kunnen aanbieden of beschikbaar zijn van een gepaste tewerkstelling in een andere arbeidsregeling dan ploegenarbeid met nachtprestaties)
artikel 5 en artikel 6 § 1 van het koninklijke besluit van 12 december 2001 tot uitvoering van hoofdstuk IV van de wet van 10 augustus 2001 betreffende de verzoening van werkgelegenheid en kwaliteit van het leven wanneer de voltijdse werknemer die gewoonlijk minstens tewerkgesteld wordt in een 5-dagenregeling, zijn loopbaan per week vermindert met één dag of 2 halve dagen over dezelfde duur (CAO nr. 77 betreffende 1/5de loopbaanvermindering).
De bijzondere werkgeversbijdrage is een percentage van de brutomaandbedragen van de aanvullende
vergoedingen. Een onderscheid wordt gemaakt tussen aanvullingen bij volledige loopbaanonderbreking, vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking, tijdskrediet en loopbaanvermindering enerzijds en aanvullingen bij volledige werkloosheid anderzijds.
Aanvullingen bij loopbaanonderbreking, tijdskrediet en vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking: op de aanvullende vergoedingen voor de eerste keer toegekend vanaf 1 januari 2016, is een bijzondere maandelijkse werkgeversbijdrage van 48,53% verschuldigd.
Aanvullingen bij de werkloosheid na het verbreken van de arbeidsovereenkomst: voor de SWAV's in de profit ingegaan na 31 december 2016 én met het ontslag betekend na 31 oktober 2016 zijn de percentages als volgt:
sector | leeftijd op het moment waarop de werknemer voor de eerste keer een effectieve werkloosheidsuitkering krijgt | percentage | forfait in EUR |
andere | < 52 ≥ 52 en < 55 ≥ 55 en < 58 ≥ 58 en < 60 ≥ 60 en < 62 ≥ 62 | 150,00% 142,50% 75,00% 75,00% 58,24% 48,53% | 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 |
Er is geen minimumforfait.
Opmerkingen:
Voor de profit wordt een percentage vastgelegd volgens de leeftijd waarop de werknemer voor de eerste keer een effectieve werkloosheidsuitkering krijgt (dus niet noodzakelijk het moment waarop hij voor de eerste keer een aanvullende vergoeding krijgt).
voorbeeld:
Een werknemer is 55 als hij kan genieten van een SWAV. Een Fonds van bestaanszekerheid geeft een aanvulling vanaf 58 jaar. Het te gebruiken percentage voor de bijzondere bijdrage is 75,00 % (% op het moment dat hij zijn eerste werkloosheidsuitkering krijgt),
Er zijn geen afwijkende percentages voor bedrijven in moeilijkheden of voor bedrijven in herstructurering.
Naast de bijzondere bijdrage SWT, SWAV en de compenserende bijdrage SWT, moet er ook een persoonlijke inhouding gebeuren op het totaal van de aanvullingen en op de uitkering aan de werknemer. Vanaf 1 april 2010 moeten ook deze bedragen aan de RSZ worden overgemaakt en niet langer aan de RVA en FPD .
In principe geldt deze maatregel voor alle werkgevers die werknemers tewerkstelden die kunnen genieten van een SWT, halftijds brugpensioen of SWAV. Het toepassingsgebied loopt parallel met dat van de bijzondere bijdragen.
De inhoudingen zijn verschuldigd voor alle werknemers in het SWT, halftijds brugpensioen of in een SWAV. Het toepassingsgebied loopt parallel met dat van de bijzondere bijdragen.
Op de aanvullingen wordt een sociale inhouding ingesteld die overeenkomt met een vastgesteld percentage op de som van de sociale uitkering en de aanvullende vergoedingen:
6,5 % voor de werknemers in een SWT en een SWAV
4,5 % voor de halftijds bruggepensioneerde (uitdovend vanaf eind 2011)
Berekening:
De inhouding gebeurt op de aanvullingen en wordt berekend voor een theoretische maand. Het is een percentage op de som van het theoretische maandbedrag van de sociale uitkering en het theoretisch bruto maandbedrag aan aanvullingen. Vervolgens gaat men na of de inhouding niet moet worden afgetopt om te verhinderen dat de werknemer te weinig ontvangt. Vervolgens vermenigvuldigt men de aldus berekende inhouding met het aantal maanden dat de aangifte dekt. Bij een maandelijkse uitbetaling tot aan het wettelijk pensioen of het einde van de periode van loopbaanonderbreking of tijdskrediet, zijn de maandelijkse uitkeringen en aanvullingen de theoretische maandbedragen en is het aantal maanden voor een volledig kwartaal gelijk aan 3.
Wanneer de betalingen niet maandelijks gebeuren tot aan het wettelijk pensioen, moeten dus een aantal regels in acht genomen worden. Volgende principes gelden:
De bijzondere bijdragen en inhouding voor de volledige periode worden gespreid over de perioden van effectieve uitbetaling van de aanvullingen via de vermelding op de aangifte hoeveel maand de betreffende aangifte dekt. Bij een zuivere kapitalisering van alle aanvullingen is dit dus het aantal maanden tot aan de wettelijke pensioenleeftijd.
Voor de nieuwe werklozen SWT en SWAV worden de aanvullingen per maand herrekend over de periode van eerste uitkering tot het moment van pensionering en worden de inhoudingen over de gehele periode in aanmerking genomen.
Voor het vaststellen van de sociale uitkering wordt het theoretisch maandbedrag van de sociale uitkering
gebruikt:
Indien het een voltijdse, volledig werkloze betreft of een halftijds bruggepensioneerde, het dagbedrag van de werkloosheidsuitkering x 26
Indien het een vrijwillig deeltijdse, volledige werkloze betreft, het dagbedrag van de werkloosheidsuitkering x Q / S x 6 x 4,33
Indien het een halftijdse loopbaanonderbreking, tijdskrediet of prestatievermindering betreft, het maandbedrag van de onderbrekingsvergoeding
De dagbedragen worden aan de RSZ overgemaakt door de RVA en aan de debiteurs door de uitbetalingsinstellingen.
Voor het vaststellen van de aanvullende vergoedingen wordt het theoretisch bruto maandbedrag als
volgt verkregen:
Wanneer de aanvullende vergoeding SWT of SWAV maandelijks of met een korter interval wordt betaald vanaf de eerste uitbetaling van de aanvullende vergoeding tot de maand dat de begunstigde de wettelijke pensioenleeftijd bereikt, is het bruto maandbedrag gelijk aan het bruto bedrag van de vergoedingen uitgekeerd voor de maand.
Wanneer de aanvullende vergoeding SWT of SWAV met een andere periodiciteit wordt betaald door het totale bedrag aan aanvullende ve rgoedingen verschuldigd voor de volledige periode in oogschouw te nemen en te delen door het aantal maanden vanaf de eerste maand van uitbetaling van de aanvullende vergoeding tot en met de maand waarop de werknemer de leeftijd van 65 jaar bereikt.
Wanneer de aanvullende vergoedingen tijdens de periode van loopbaanonderbreking, tijdskrediet of prestatievermindering maandelijks of met een korter interval worden betaald, is het bruto maandbedrag gelijk aan het bruto bedrag van de vergoedingen uitgekeerd voor de maand;
Wanneer de aanvullende vergoedingen tijdens de periode van loopbaanonderbreking, tijdskrediet of prestatievermindering met een andere periodiciteit wordt betaald, door het totale bedrag aan aanvullende vergoedingen verschuldigd voor de volledige periode in oogschouw te nemen en te delen door het aantal begonnen kalendermaanden begrepen in de maximale periode voor dewelke een onderbrekingsaanvraag bij de RVA werd ingediend.
De aldus berekende inhouding op het SWT of het SWAV mag niet als gevolg hebben dat het resterende totaalbedrag aan socialezekerheidsuitkeringen en aanvullingen, lager zou zijn dan 938,50 EUR/maand voor gerechtigden zonder gezinslast of 1130,44 EUR/maand voor gerechtigden met gezinslast (grensbedrag per kalendermaand). De berekende inhouding moet dus telkens met dit grensbedrag worden vergeleken en moet desnoods worden beperkt of geannuleerd. Ook wanneer er geen inhoudingen mogelijk zijn, moet er een aangifte gebeuren. Voor de halftijdse brugpensioenen zijn deze grensbedragen gehalveerd.
Voor de SWAV's die niet maandelijks tot aan de pensioenleeftijd worden uitbetaald, moet enkel rekening gehouden worden met de theoretische maandbedragen die betrekking hebben op de leeftijd vanaf 50 jaar.
Grensbedragen na indexering en met toepassing van de herwaarderingscoëfficiënt:
(in EUR) | voltijds, met gezinslast | voltijds, zonder gezinslast | halftijds, met gezinslast | halftijds, zonder gezinslast |
basisbedrag | 1.130,44 | 938,50 | 565,22 | 469,25 |
vanaf 01-02-2012 | 1.601,08 | 1.329,23 | 800,54 | 664,61 |
vanaf 01-12-2012 | 1.633,14 | 1.355,84 | 816,57 | 677,93 |
vanaf 01-01-2013 | 1.637,06 | 1.359,10 | 818,53 | 679,55 |
vanaf 01-01-2016 | 1.639,68 | 1.361,27 | 819,84 | 680,64 |
vanaf 01-06-2016 | 1.672,48 | 1.388,51 | 836,24 | 694,25 |
In geval van teveel ontvangen inhoudingen stort de RSZ deze terug en is de debiteur van de aanvullende vergoeding ertoe gehouden deze terug te geven aan de begunstigde van de aanvullende vergoedingen.
In het geval dat de begunstigde van de aanvullende vergoedingen nalaat de debiteur op de hoogte te brengen van zijn gewijzigde gezinssituatie of tewerkstellingsstatus, mag de debiteur van de aanvullende vergoedingen de verschuldigde inhoudingen toch nog vorderen.
Als er een indexering is in de loop van een kwartaal is het verplicht om de zone 00829 "notie aanpassing van de bedragen" in te vullen met de waarde "1" indexering in het tweede blok aanvullende vergoeding bijdragen waarin de geïndexeerde bedragen zijn opgenomen. Dit laat toe om een correcte controle uit te voeren op basis van de nieuwe geïndexeerde drempelbedragen.
De Nationale Arbeidsraad heeft voor het jaar 2017 geen toe te passen herwaarderingscoëfficiënt voor de aanpassing van de bedragen van de toegekende aanvullende vergoedingen vastgelegd. Dit is ook van toepassing voor de herwaardering van de toepasbare drempels voor de berekening van de inhouding.
De berekeningsformule voor de inhouding varieert naar gelang de som van de maandelijkse aanvullende vergoeding en de sociale uitkering lager of hoger is dan bepaalde bedragen afhankelijk van het toegepaste type van drempel.
Aldus hebben we voor:
X = de som van de aanvullende vergoeding en de sociale uitkering voor één maand
A = de toepasbare drempel in functie van de gezinstoestand en het arbeidsregime van voor het SWT of SWAV
B = het bedrag X vanaf wanneer de inhouding volledig is
Als X ≤ A => geen inhouding
Als A < X > B => Inhouding = X - A
Als X ≥ B => Volledige inhouding = X x 6,5% (of 4,5%)
De waarden A en B variëren als volgt in functie van de indexering, de herwaarderingscoëfficiënt en de bijdragevoet
Met gezinslast (drempel 1)
Vanaf | Geen inhouding onder | Volledige inhouding van 6,5% vanaf |
01/06/2016 | 1672,48 | 1788,75 |
Zonder gezinslast (drempel 2)
Vanaf | Geen inhouding onder | Volledige inhouding van 6,5% vanaf |
01/06/2016 | 1388,51 | 1485,04 |
Met gezinslast (drempel 3)
Vanaf | Geen inhouding onder | Volledige inhouding van 6,5% vanaf |
01/06/2016 | 836,24 | 894,37 |
Zonder gezinslast (drempel 4)
Vanaf | Geen inhouding onder | Volledige inhouding van 6,5% vanaf |
01/06/2016 | 694,25 | 742,51 |
De RSZ is belast met de inning van een procentuele maandelijkse bijzondere bijdrage op elk SWT, toegekend overeenkomstig de wetgeving betreffende het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag. Het percentage varieert in functie van de leeftijd van de werknemer en de sector waarin de onderneming actief is.
In principe geldt deze maatregel voor alle werkgevers die werknemers tewerkstellen die beantwoorden aan de voorwaarden om van het SWT te kunnen genieten. Het betreft de werkgevers van wie de werknemers onder het toepassingsgebied vallen van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. Samengevat zijn dit:
de werkgevers uit de private sector de openbare kredietinstellingen
de NV Nationale Loterij
de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek
de maatschappijen voor sociale huisvesting erkend overeenkomstig de huisvestingscodes van de Gewesten
de naamloze vennootschappen van publiek recht “Brussels South Charleroi Airport-Security” en “Liège-Airport-Security”.
Voor de openbare sector komen voorts ook de instellingen in aanmerking waarvoor een collectief akkoord bestaat dat goedgekeurd werd door de Ministerraad of door een Gemeenschaps- of Gewestregering.
In principe geldt deze maatregel voor alle debiteurs die in het kader van een SWT aanvullende vergoedingen moeten betalen. Dit geldt zowel voor de debiteurs van wettelijke verplichte aanvullende vergoedingen, als voor de debiteurs van door een CAO of individuele overeenkomst vastgestelde bijkomende aanvullende vergoedingen.
De bepalingen van deze bijzondere bijdrage zijn van toepassing op alle werknemers in SWT. Zijn uitgesloten:
buitenlandse werknemers die in België tewerkgesteld geweest zijn, hun recht op de aanvullende vergoeding doen gelden, op voorwaarde dat zij werkloosheidsuitkeringen genieten krachtens de wetgeving van hun binnen de Europese Economische Ruimte gelegen woonland (CAO nr. 17 vicies septies afgesloten in de Nationale Arbeidsraad op 17/12/2003).
enkel voor wat betreft de bijzondere werkgeversbijdragen, de werknemers die met hun werkgever overeenkomen een halftijds brugpensioen te nemen (uitdovend vanaf eind 2011), dit wil zeggen na 55 jaar hun arbeidsprestaties te verminderen tot halftijdse prestaties; er zijn nog wel inhoudingen verschuldigd.
De bijzondere werkgeversbijdrage is een percentage van de brutomaandbedragen van de aanvullende
vergoedingen. Voor de SWT's in de non-profit ingegaan na 31 december 2016 én met het ontslag betekend na 31 oktober 2016, zijn de percentages als volgt:
sector | leeftijd bereikt in de loop van de maand | percentage | forfait in EUR |
non-profit | < 55 ≥ 55 en < 58 ≥ 58 en < 60 ≥ 60 en < 62 ≥ 62 | 48,11% 43,04% 27,86% 12,38% 10,00% | 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 |
Er is geen minimumforfait verschuldigd. Opmerking:
Voor de non-profit is een percentueel degressief systeem van toepassing, waarbij het percentage afhankelijk is van de leeftijd van de werknemer bereikt in de loop van de betreffende maand.
Het koninklijk besluit van 22 maart 2006 voerde in het kader van het generatiepact een bijzondere werkgeversbijdrage in op sommige aanvullende vergoedingen, analoog aan de aanvullende vergoedingen bij het SWT, met als doel deze te vermijden of te ontmoedigen. Door het toekennen van een aanvullende vergoeding bij de werkloosheid blijven de strikte regels met betrekking tot het SWT immers dode letter en zijn de werknemers die deze aanvullende vergoedingen bij hun uitkering ontvangen, minder geneigd het werk te hervatten.
De bepalingen in het generatiepact en in dit koninklijk besluit worden grotendeels overgenomen en voortgezet in de overkoepelende bepalingen van de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen (I), titel XI, hoofdstuk VI: socialezekerheidsbijdragen en inhoudingen verschuldigd op brugpensioenen, op aanvullende vergoedingen bij sommige socialezekerheidsuitkeringen en op uitkeringen voor invaliditeit.
De RSZ is belast met de inning van een procentuele bijzondere bijdrage op de aanvullingen uitgekeerd in het kader van een SWAV.
De bijzondere werkgeversbijdrage SWAV is verschuldigd door elke werkgever die aanvullingen rechtstreeks of onrechtstreeks uitbetaalt aan een (vroegere) werknemer, als aanvulling bij een uitkering in geval van vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking, tijdskrediet en loopbaanvermindering zoals voorzien in de herstelwet van 22 januari 1985, of bij een uitkering volledige werkloosheid. Het betreft de werkgevers van wie de werknemers onder het toepassingsgebied vallen van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. Samengevat zijn dit:
de werkgevers uit de private sector de openbare kredietinstellingen
de NV Nationale Loterij
de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek
de maatschappijen voor sociale huisvesting erkend overeenkomstig de huisvestingscodes van de Gewesten
de naamloze vennootschappen van publiek recht “Brussels South Charleroi Airport-Security” en “Liège-Airport-Security”.
De volgende werkgevers zijn echter uitgesloten uit het toepassingsveld:
de werkgevers die afhangen van het paritair comité voor het stads- en streekvervoer of van één van de subcomités hiervan (PC 328, 328.01, 328.02, 328.03);
de werkgevers die afhangen van het paritair comité voor de gesubsidieerde inrichtingen van het vrij onderwijs of van het paritair comité voor de bedienden van het gesubsidieerd vrij onderwijs (PC 152 of 225).
De bijzondere bijdrage SWAV is verschuldigd voor de werknemers die een aanvullende vergoeding krijgen,
vanaf de maand dat de werknemer 50 jaar wordt tot de gewone pensioenleeftijd.
De bijzondere bijdrage is niet verschuldigd als de werknemer zich in de volgende situatie bevindt: de werknemer was nog geen 45 jaar bij de eerste toekenning
Zijn eveneens uitgesloten:
buitenlandse werknemers die in België tewerkgesteld geweest zijn en hun recht op de aanvullende vergoeding doen gelden, op voorwaarde dat zij werkloosheidsuitkeringen genieten krachtens de wetgeving van hun woonland gelegen binnen de Europese Economische Ruimte.
Het betreft in algemene zin de aanvullende vergoedingen bij:
de uitkeringen bij volledige werkloosheid
de uitkeringen in het geval van volledige loopbaanonderbreking
de uitkeringen in het geval van vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking, tijdskrediet en loopbaanvermindering.
De bijzondere bijdrage is ook verschuldigd wanneer deze aanvullingen doorbetaald worden tijdens periodes van ziekte-uitkering of moederschapverzekering.
Vallen niet onder het toepassingsgebied, de aanvullende vergoedingen toegekend in het kader van: het stelsel werkloosheid met bedrijfstoeslag (SWT)
ouderschapsverlof, palliatief verlof of verlof voor bijstand of verzorging van een zwaar ziek
gezins- of familielid
bij akkoord vastgestelde eindeloopbaanmaatregelen (erkend door de federale Minister van Werk op vraag van de bevoegde Regering of van de sociale partners die het akkoord ondertekend hebben) bij werkgevers die vallen onder het toepassingsveld van de sociale maribel
een CAO gesloten in de schoot van de Nationale Arbeidsraad (NAR), van een paritair comité
(PC) of subcomité (PSC) voor onbepaalde duur en die reeds van kracht was op 30 september 2005
een CAO gesloten in de schoot van de NAR, van PC of PSC voor bepaalde duur (die al dan niet een bepaling van stilzwijgende verlenging bevat) en
die reeds van kracht was op 30 september 2005 en ononderbroken werd verlengd
en waarvan vanaf de eerste verlenging van de overeenkomst na 30 september 2005 de werknemersdoelgroep niet meer werd uitgebreid en de bedragen van de aanvullingen niet meer werden verhoogd, behalve door indexaanpassingen of door het toepassen van een door de NAR vastgestelde herwaarderingscoëfficiënt
artikel 9 van de CAO nr. 46 (aanvullingen uitgekeerd in het kader van ontslag wegens het niet kunnen aanbieden of beschikbaar zijn van een gepaste tewerkstelling in een andere arbeidsregeling dan ploegenarbeid met nachtprestaties)
artikel 5 en artikel 6 § 1 van het koninklijke besluit van 12 december 2001 tot uitvoering van hoofdstuk IV van de wet van 10 augustus 2001 betreffende de verzoening van werkgelegenheid en kwaliteit van het leven wanneer de voltijdse werknemer die gewoonlijk minstens tewerkgesteld wordt in een 5-dagenregeling, zijn loopbaan per week vermindert met één dag of 2 halve dagen over dezelfde duur (CAO nr. 77 betreffende 1/5de loopbaanvermindering).
De bijzondere werkgeversbijdrage is een percentage van de brutomaandbedragen van de aanvullende vergoedingen. Een onderscheid wordt gemaakt tussen aanvullingen bij volledige loopbaanonderbreking, vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking, tijdskrediet en loopbaanvermindering enerzijds en aanvullingen bij volledige werkloosheid anderzijds.
Aanvullingen bij loopbaanonderbreking, tijdskrediet en vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking: op de aanvullende vergoedingen voor de eerste keer toegekend vanaf 1 januari 2016, is een bijzondere maandelijkse werkgeversbijdrage van 48,53% verschuldigd.
Aanvullingen bij de werkloosheid na het verbreken van de arbeidsovereenkomst: voor de SWAV's in de non-profit ingegaan na 31 december 2016 én met het ontslag betekend na 31 oktober 2016, zijn de percentages als volgt:
sector | leeftijd bereikt in de loop van de maand | percentage | forfait in EUR |
non-profit | < 52 ≥ 52 en < 55 ≥ 55 en < 58 ≥ 58 en < 60 ≥ 60 en < 62 ≥ 62 | 50,63% 48,11% 43,04% 27,86% 12,38% 10,00% | 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 |
Er is geen minimumforfait.
Opmerkingen:
Voor de non-profit is een percentueel degressief systeem van toepassing.
Naast de bijzondere bijdrage SWT, SWAV en de compenserende bijdrage SWT, moet er ook een persoonlijke inhouding gebeuren op het totaal van de aanvullingen en op de uitkering aan de werknemer. Vanaf 1 april 2010 moeten ook deze bedragen aan de RSZ worden overgemaakt en niet langer aan de RVA en FPD
In principe geldt deze maatregel voor alle werkgevers die werknemers tewerkstelden die werknemers tewerkstelden die kunnen genieten van een SWT, halftijds brugpensioen of SWAV. Het toepassingsgebied loopt parallel met dat van de bijzondere bijdragen.
De inhoudingen zijn verschuldigd voor alle werknemers in het SWT, halftijds brugpensioen of in een SWAV. Het toepassingsgebied loopt parallel met dat van de bijzondere bijdragen.
Op de aanvullingen wordt een sociale inhouding ingesteld die overeenkomt met een vastgesteld percentage op de som van de sociale uitkering en de aanvullende vergoedingen:
6,5 % voor de werknemers in een SWT en een SWAV
4,5 % voor de halftijds bruggepensioneerde (uitdovend vanaf eind 2011)
Berekening:
De inhouding gebeurt op de aanvullingen en wordt berekend voor een theoretische maand. Het is een percentage op de som van het theoretische maandbedrag van de sociale uitkering en het theoretisch bruto maandbedrag aan aanvullingen. Vervolgens gaat men na of de inhouding niet moet worden afgetopt om te verhinderen dat de werknemer te weinig ontvangt. Vervolgens vermenigvuldigt men de aldus berekende inhouding met het aantal maanden dat de aangifte dekt. Bij een maandelijkse uitbetaling tot aan het wettelijk pensioen of het einde van de periode van loopbaanonderbreking of tijdskrediet, zijn de maandelijkse uitkeringen en aanvullingen de theoretische maandbedragen en is het aantal maanden voor een volledig kwartaal gelijk aan 3.
Wanneer de betalingen niet maandelijks gebeuren tot aan het wettelijk pensioen, moeten dus een aantal regels in acht genomen worden. Volgende principes gelden:
De bijzondere bijdragen en inhouding voor de volledige periode worden gespreid over de perioden van effectieve uitbetaling van de aanvullingen via de vermelding op de aangifte hoeveel maand de betreffende aangifte dekt. Bij een zuivere kapitalisering van alle aanvullingen is dit dus het aantal maanden tot aan de wettelijke pensioenleeftijd.
Voor de nieuwe werklozen SWT en SWAV worden de aanvullingen per maand herrekend over de periode van eerste uitkering tot het moment van pensionering en worden de inhoudingen over de gehele periode in aanmerking genomen.
Voor het vaststellen van de sociale uitkering wordt het theoretisch maandbedrag van de sociale uitkering
gebruikt:
Indien het een voltijdse, volledig werkloze betreft of een halftijds bruggepensioneerde, het dagbedrag van de werkloosheidsuitkering x 26
Indien het een vrijwillig deeltijdse, volledige werkloze betreft, het dagbedrag van de werkloosheidsuitkering x Q / S x 6 x 4,33
Indien het een halftijdse loopbaanonderbreking, tijdskrediet of prestatievermindering betreft, het maandbedrag van de onderbrekingsvergoeding
De dagbedragen worden aan de RSZ overgemaakt door de RVA en aan de debiteurs door de uitbetalingsinstellingen.
Voor het vaststellen van de aanvullende vergoedingen wordt het theoretisch bruto maandbedrag als volgt verkregen:
Wanneer de aanvullende vergoeding SWT of SWAV maandelijks of met een korter interval wordt betaald vanaf de eerste uitbetaling van de aanvullende vergoeding tot de maand dat de begunstigde de wettelijke pensioenleeftijd bereikt, is het bruto maandbedrag gelijk aan het bruto bedrag van de vergoedingen uitgekeerd voor de maand.
Wanneer de aanvullende vergoeding SWT of SWAV met een andere periodiciteit wordt betaald door het totale bedrag aan aanvullende vergoedingen verschuldigd voor de volledige periode in oogschouw te nemen en te delen door het aantal maanden vanaf de eerste maand van uitbetaling van de aanvullende vergoeding tot en met de maand waarop de werknemer de leeftijd van 65 jaar bereikt.
Wanneer de aanvullende vergoedingen tijdens de periode van loopbaanonderbreking, tijdskrediet of prestatievermindering maandelijks of met een korter interval worden betaald, is het bruto maandbedrag gelijk aan het bruto bedrag van de vergoedingen uitgekeerd voor de maand;
Wanneer de aanvullende vergoedingen tijdens de periode van loopbaanonderbreking, tijdskrediet of prestatievermindering met een andere periodiciteit wordt betaald, door het totale bedrag aan aanvullende vergoedingen verschuldigd voor de volledige periode in oogschouw te nemen en te delen door het aantal begonnen kalendermaanden begrepen in de maximale periode voor dewelke een onderbrekingsaanvraag bij de RVA werd ingediend.
De aldus berekende inhouding op het SWT of het SWAV mag niet als gevolg hebben dat het resterende totaalbedrag aan socialezekerheidsuitkeringen en aanvullingen, lager zou zijn dan 938,50 EUR/maand voor gerechtigden zonder gezinslast of 1130,44 EUR/maand voor gerechtigden met gezinslast (grensbedrag per kalendermaand). De berekende inhouding moet dus telkens worden vergeleken met dit grensbedrag en moet desnoods worden beperkt of geannuleerd. Ook wanneer er geen inhoudingen mogelijk zijn, moet er een aangifte gebeuren. Voor de halftijdse brugpensioenen zijn deze grensbedragen gehalveerd.
Voor de SWAV's die niet maandelijks tot aan de pensioenleeftijd worden uitbetaald, moet enkel rekening gehouden worden met de theoretische maandbedragen die betrekking hebben op de leeftijd vanaf 50 jaar.
Grensbedragen na indexering en met toepassing van de herwaarderingscoëfficiënt:
(in EUR) | voltijds, met gezinslast | voltijds, zonder gezinslast | halftijds, met gezinslast | halftijds, zonder gezinslast |
basisbedrag | 1.130,44 | 938,50 | 565,22 | 469,25 |
vanaf 01-02-2012 | 1.601,08 | 1.329,23 | 800,54 | 664,61 |
vanaf 01-12-2012 | 1.633,14 | 1.355,84 | 816,57 | 677,93 |
vanaf 01-01-2013 | 1.637,06 | 1.359,10 | 818,53 | 679,55 |
vanaf 01-01-2016 | 1.639,68 | 1.361,27 | 819,84 | 680,64 |
vanaf 01-06-2016 | 1.672,48 | 1.388,51 | 836,24 | 694,25 |
In geval van teveel ontvangen inhoudingen stort de RSZ deze terug en is de debiteur van de aanvullende vergoeding ertoe gehouden deze terug te geven aan de begunstigde van de aanvullende vergoedingen.
In het geval dat de begunstigde van de aanvullende vergoedingen nalaat de debiteur op de hoogte te brengen van zijn gewijzigde gezinssituatie of tewerkstellingsstatus, mag de debiteur van de aanvullende vergoedingen de verschuldigde inhoudingen toch nog vorderen.
Als er een indexering is in de loop van een kwartaal is het verplicht om de zone 00829 "notie aanpassing van de bedragen" in te vullen met de waarde "1" indexering in het tweede blok aanvullende vergoeding bijdragen waarin de geïndexeerde bedragen zijn opgenomen. Dit laat toe om een correcte controle uit te voeren op basis van de nieuwe geïndexeerde drempelbedragen.
De Nationale Arbeidsraad heeft voor het jaar 2017 geen toe te passen herwaarderingscoëfficiënt voor de aanpassing van de bedragen van de toegekende aanvullende vergoedingen vastgelegd. Dit is ook van toepassing voor de herwaardering van de toepasbare drempels voor de berekening van de inhouding.
De berekeningsformule voor de inhouding varieert naar gelang de som van de maandelijkse aanvullende vergoeding en de sociale uitkering lager of hoger is dan bepaalde bedragen afhankelijk van het toegepaste type van drempel.
Aldus hebben we voor:
X = de som van de aanvullende vergoeding en de sociale uitkering voor één maand
A = de toepasbare drempel in functie van de gezinstoestand en het arbeidsregime van voor het SWT of SWAV
B = het bedrag X vanaf wanneer de inhouding volledig is
Als X ≤ A => geen inhouding
Als A < X > B => Inhouding = X - A
Als X ≥ B => Volledige inhouding = X x 6,5% (of 4,5%)
De waarden A en B variëren als volgt in functie van de indexering, de herwaarderingscoëfficiënt en de bijdragevoet.
Met gezinslast (drempel 1)
Vanaf | Geen inhouding onder | Volledige inhouding van 6,5% vanaf |
01/06/2016 | 1672,48 | 1788,75 |
Zonder gezinslast (drempel 2)
Vanaf | Geen inhouding onder | Volledige inhouding van 6,5% vanaf |
01/06/2016 | 1388,51 | 1485,04 |
Met gezinslast (drempel 3)
Vanaf | Geen inhouding onder | Volledige inhouding van 6,5% vanaf |
01/06/2016 | 836,24 | 894,37 |
Zonder gezinslast (drempel 4)
Vanaf | Geen inhouding onder | Volledige inhouding van 6,5% vanaf |
01/06/2016 | 694,25 | 742,51 |
De RSZ is belast met de inning van een procentuele maandelijkse bijzondere bijdrage op elk SWT, toegekend overeenkomstig de wetgeving betreffende het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag. Het percentage varieert in functie van de leeftijd van de werknemer en de sector waarin de onderneming actief is.
In principe geldt deze maatregel voor alle werkgevers die werknemers tewerkstellen die beantwoorden aan de voorwaarden om van het SWT te kunnen genieten. Het betreft de werkgevers van wie de werknemers onder het toepassingsgebied vallen van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. Samengevat zijn dit:
de werkgevers uit de private sector de openbare kredietinstellingen
de NV Nationale Loterij
de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek
de maatschappijen voor sociale huisvesting erkend overeenkomstig de huisvestingscodes van de Gewesten
de naamloze vennootschappen van publiek recht “Brussels South Charleroi Airport-Security” en “Liège-Airport-Security”.
Voor de openbare sector komen voorts ook de instellingen in aanmerking waarvoor een collectief akkoord bestaat dat goedgekeurd werd door de Ministerraad of door een Gemeenschaps- of Gewestregering.
In principe geldt deze maatregel voor alle debiteurs die in het kader van een SWT aanvullende vergoedingen moeten betalen. Dit geldt zowel voor de debiteurs van wettelijke verplichte aanvullende vergoedingen, als voor de debiteurs van door een CAO of individuele overeenkomst vastgestelde bijkomende aanvullende vergoedingen.
De bepalingen van deze bijzondere bijdrage zijn van toepassing op alle werknemers in SWT. Zijn uitgesloten:
buitenlandse werknemers die in België tewerkgesteld geweest zijn, hun recht op de aanvullende vergoeding doen gelden, op voorwaarde dat zij werkloosheidsuitkeringen genieten krachtens de wetgeving van hun binnen de Europese Economische Ruimte gelegen woonland (CAO nr. 17 vicies septies afgesloten in de Nationale Arbeidsraad op 17/12/2003).
enkel voor wat betreft de bijzondere werkgeversbijdragen, de werknemers die met hun werkgever overeenkomen een halftijds brugpensioen te nemen (uitdovend vanaf eind 2011), dit wil zeggen na 55 jaar hun arbeidsprestaties te verminderen tot halftijdse prestaties; er zijn nog wel inhoudingen verschuldigd.
De bijzondere werkgeversbijdrage is een percentage van de brutomaandbedragen van de aanvullende vergoedingen. Voor de SWT's in de profit ingegaan na 31 december 2015 én met het ontslag betekend na 10 oktober 2015 zijn de percentages als volgt:
sector | leeftijd op het moment van ingaan SWT | percentage | forfait in EUR |
andere | < 52 ≥ 52 en < 55 ≥ 55 en < 58 ≥ 58 en < 60 ≥ 60 | 125,00% 118,75% 62,50% 62,50% 31,25% | 50,00 50,00 50,00 50,00 37,60 |
andere tijdens periode erkend als in herstructurering | < 52 ≥ 52 en < 55 ≥ 55 en < 58 ≥ 58 en < 60 ≥ 60 | 93,75% 75,00% 50,00% 50,00% 25,00% | 50,00 50,00 50,00 50,00 37,60 |
andere tijdens periode erkend als in moeilijkheden (*) | < 52 ≥ 52 en < 55 ≥ 55 en < 58 ≥ 58 en < 60 ≥ 60 | 21,88% 16,88% 12,50% 8,13% 4,38% | 8,00 8,00 8,00 8,00 6,00 |
(*) Deze percentages gelden eveneens voor sommige bedrijven erkend als in herstructurering als (cumulatief):
het een collectief ontslag van minstens 20 % van de werknemers betreft,
het alle werknemers van eenzelfde technische bedrijfseenheid of ondernemingsafdeling betref en
de technische bedrijfseenheid of ondernemingsafdeling minstens 2 jaar bestaat bij de aankondiging van het collectief ontslag.
Indien de aldus verkregen bedragen kleiner zijn dan een bepaald forfait, is het forfait het bedrag dat verschuldigd is.
Opmerking:
Het percentage van de bijdrage en het minimumforfait voor de profit worden vastgelegd volgens de leeftijd die de werknemer bereikt heeft op het ogenblik van de aanvang van het SWT.
Voor de SWT's die ingaan tijdens een periode van erkenning als onderneming in moeilijkheden of in herstructurering, gelden tijdens de erkenning verlaagde bijdragen tot en met de maand van beëindiging van de erkenning. Het percentage dat daana wordt gebruikt, is het percentage overeenkomstig de leeftijd van de werknemer op het moment van beëindiging van de erkening Hetzelfde geldt wanneer de debiteur een derde is.
Een overnemende onderneming wordt op dezelfde manier behandeld als een derde. In dat geval moet de werknemer echter zijn ontslag gekregen hebben vóór de overname en moet het SWT ingaan (= op het einde van de periode gedekt door de verbrekingsvergoeding of nadat de werknemer zijn opzegtermijn uitgedaan heeft) tijdens de voorziene periode van 'in moeilijkheden' of 'in herstructurering' van de oorspronkelijke werkgever.
Het koninklijk besluit van 22 maart 2006 voerde in het kader van het generatiepact een bijzondere werkgeversbijdrage in op sommige aanvullende vergoedingen, analoog aan de aanvullende vergoedingen bij het SWT, met als doel deze te vermijden of te ontmoedigen. Door het toekennen van een aanvullende vergoeding bij de werkloosheid blijven de strikte regels met betrekking tot het SWT immers dode letter en zijn de werknemers die deze aanvullende vergoedingen bij hun uitkering ontvangen, minder geneigd het werk te hervatten.
De bepalingen in het generatiepact en in dit koninklijk besluit worden grotendeels overgenomen en voortgezet in de overkoepelende bepalingen van de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen (I), titel XI, hoofdstuk VI: socialezekerheidsbijdragen en inhoudingen verschuldigd op brugpensioenen, op aanvullende vergoedingen bij sommige socialezekerheidsuitkeringen en op uitkeringen voor invaliditeit.
De RSZ is belast met de inning van een procentuele bijzondere bijdrage op de aanvullingen uitgekeerd in het kader van een SWAV.
De bijzondere werkgeversbijdrage SWAV is verschuldigd door elke werkgever die rechtstreeks of onrechtstreeks vergoedingen uitbetaalt aan een (vroegere) werknemer, als aanvulling bij een uitkering in geval van vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking, tijdskrediet en loopbaanvermindering zoals voorzien in de herstelwet van 22 januari 1985, of bij een uitkering volledige werkloosheid. Het betreft de werkgevers van wie de werknemers onder het toepassingsgebied vallen van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. Samengevat zijn dit:
de werkgevers uit de private sector de openbare kredietinstellingen
de NV Nationale Loterij
de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek
de maatschappijen voor sociale huisvesting erkend overeenkomstig de huisvestingscodes van de Gewesten
de naamloze vennootschappen van publiek recht “Brussels South Charleroi Airport-Security” en “Liège-Airport-Security”.
De volgende werkgevers zijn echter uitgesloten uit het toepassingsveld:
de werkgevers die afhangen van het paritair comité voor het stads- en streekvervoer of van één van de subcomités hiervan (PC 328, 328.01, 328.02, 328.03);
de werkgevers die afhangen van het paritair comité voor de gesubsidieerde inrichtingen van het vrij onderwijs of van het paritair comité voor de bedienden van het gesubsidieerd vrij onderwijs (PC 152 of 225).
De bijzondere bijdrage SWAV is verschuldigd voor de werknemers die een aanvullende vergoeding krijgen, vanaf de maand dat de werknemer 50 jaar wordt tot de gewone pensioenleeftijd.
De bijzondere bijdrage is niet verschuldigd als de werknemer zich in de volgende situatie bevindt:
de werknemer was nog geen 45 jaar bij de eerste toekenning.
Zijn eveneens uitgesloten:
buitenlandse werknemers die in België tewerkgesteld geweest zijn en hun recht op de aanvullende vergoeding doen gelden, op voorwaarde dat zij werkloosheidsuitkeringen genieten krachtens de wetgeving van hun woonland gelegen binnen de Europese Economische Ruimte.
Het betreft in algemene zin de aanvullende vergoedingen bij:
de uitkeringen bij volledige werkloosheid
de uitkeringen in het geval van volledige loopbaanonderbreking
de uitkeringen in het geval van vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking, tijdskrediet en loopbaanvermindering.
De bijzondere bijdrage is ook verschuldigd wanneer deze aanvullingen doorbetaald worden tijdens periodes van ziekte-uitkering of moederschapverzekering.
Vallen niet onder het toepassingsgebied, de aanvullende vergoedingen toegekend in het kader van: het stelsel werkloosheid met bedrijfstoeslag (SWT)
ouderschapsverlof, palliatief verlof of verlof voor bijstand of verzorging v an een zwaar ziek
gezins- of familielid
bij akkoord vastgestelde eindeloopbaanmaatregelen (erkend door de federale Minister van Werk op vraag van de bevoegde Regering of van de sociale partners die het akkoord ondertekend hebben) bij werkgevers die vallen onder het toepassingsveld van de sociale maribel
een CAO gesloten in de schoot van de Nationale Arbeidsraad (NAR), van een paritair comité (PC) of subcomité (PSC) voor onbepaalde duur en die reeds van kracht was op 30 september 2005
een CAO gesloten in de schoot van de NAR, van PC of PSC voor bepaalde duur (die al dan niet een bepaling van stilzwijgende verlenging bevat) en
die reeds van kracht was op 30 september 2005 en ononderbroken werd verlengd
en waarvan vanaf de eerste verlenging van de overeenkomst na 30 september 2005 de werknemersdoelgroep niet meer werd uitgebreid en de bedragen van de aanvullingen niet meer werden verhoogd, behalve door indexaanpassingen of door het toepassen van een door de NAR vastgestelde herwaarderingscoëfficiënt
artikel 9 van de CAO nr. 46 (aanvullingen uitgekeerd in het kader van ontslag wegens het niet kunnen aanbieden of beschikbaar zijn van een gepaste tewerkstelling in een andere arbeidsregeling dan ploegenarbeid met nachtprestaties)
artikel 5 en artikel 6 § 1 van het koninklijke besluit van 12 december 2001 tot uitvoering van hoofdstuk IV van de wet van 10 augustus 2001 betreffende de verzoening van werkgelegenheid en kwaliteit van het leven wanneer de voltijdse werknemer die gewoonlijk minstens tewerkgesteld wordt in een 5-dagenregeling, zijn loopbaan per week vermindert met één dag of 2 halve dagen over dezelfde duur (CAO nr. 77 betreffende 1/5de loopbaanvermindering).
De bijzondere werkgeversbijdrage is een percentage van de brutomaandbedragen van de aanvullende
vergoedingen. Een onderscheid wordt gemaakt tussen aanvullingen bij volledige loopbaanonderbreking, vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking, tijdskrediet en loopbaanvermindering enerzijds en aanvullingen bij volledige werkloosheid anderzijds.
Aanvullingen bij loopbaanonderbreking, tijdskrediet en vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking: op de aanvullende vergoedingen voor de eerste keer toegekend vanaf 1 januari 2016, is een bijzondere maandelijkse werkgeversbijdrage van 48,53% verschuldigd.
Aanvullingen bij de werkloosheid na het verbreken van de arbeidsovereenkomst: voor de SWAV's in de profit ingegaan na 31 december 2015 én met het ontslag betekend na 10 oktober 2015 zijn de percentages als volgt:
sector | leeftijd op het moment waarop de werknemer voor de eerste keer een effectieve werkloosheidsuitkering krijgt | percentage | forfait in EUR |
andere | < 52 ≥ 52 en < 55 ≥ 55 en < 58 ≥ 58 en < 60 ≥ 60 | 125,00% 118,75% 62,50% 62,50% 48,53% | 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 |
Er is geen minimumforfait.
Opmerkingen:
Voor de profit wordt een percentage vastgelegd volgens de leeftijd waarop de werknemer voor de eerste keer een effectieve werkloosheidsuitkering krijgt (dus niet noodzakelijk het moment waarop hij voor de eerste keer een aanvullende vergoeding krijgt).
voorbeeld:
Een werknemer is 55 als hij kan genieten van een SWAV. Een Fonds van bestaanszekerheid geeft een aanvulling vanaf 58 jaar. Het te gebruiken percentage voor de bijzondere bijdrage is 62,50 % (% op het moment dat hij zijn eerste werkloosheidsuitkering krijgt),
Er zijn geen afwijkende percentages voor bedrijven in moeilijkheden of voor bedrijven in herstructurering.
Naast de bijzondere bijdrage SWT, SWAV en de compenserende bijdrage SWT, moet er ook een persoonlijke inhouding gebeuren op het totaal van de aanvullingen en op de uitkering aan de werknemer. Vanaf 1 april 2010 moeten ook deze bedragen aan de RSZ worden overgemaakt en niet langer aan de RVA en FPD .
In principe geldt deze maatregel voor alle werkgevers die werknemers tewerkstelden die kunnen genieten van een SWT, halftijds brugpensioen of SWAV. Het toepassingsgebied loopt parallel met dat van de bijzondere bijdragen.
De inhoudingen zijn verschuldigd voor alle werknemers in het SWT, halftijds brugpensioen of in een SWAV. Het toepassingsgebied loopt parallel met dat van de bijzondere bijdragen.
Op de aanvullingen wordt een sociale inhouding ingesteld die overeenkomt met een vastgesteld percentage op de som van de sociale uitkering en de aanvullende vergoedingen:
6,5 % voor de werknemers in een SWT en een SWAV
4,5 % voor de halftijds bruggepensioneerde (uitdovend vanaf eind 2011)
Berekening:
De inhouding gebeurt op de aanvullingen en wordt berekend voor een theoretische maand. Het is een percentage op de som van het theoretische maandbedrag van de sociale uitkering en het theoretisch bruto maandbedrag aan aanvullingen. Vervolgens gaat men na of de inhouding niet moet worden afgetopt om te verhinderen dat de werknemer te weinig ontvangt. Vervolgens vermenigvuldigt men de aldus berekende inhouding met het aantal maanden dat de aangifte dekt. Bij een maandelijkse uitbetaling tot aan het wettelijk pensioen of het einde van de periode van loopbaanonderbreking of tijdskrediet, zijn de maandelijkse uitkeringen en aanvullingen de theoretische maandbedragen en is het aantal maanden voor een volledig kwartaal gelijk aan 3.
Wanneer de betalingen niet maandelijks gebeuren tot aan het wettelijk pensioen, moeten dus een aantal regels in acht genomen worden. Volgende principes gelden:
De bijzondere bijdragen en inhouding voor de volledige periode worden gespreid over de perioden van effectieve uitbetaling van de aanvullingen via de vermelding op de aangifte hoeveel maand de betreffende aangifte dekt. Bij een zuivere kapitalisering van alle aanvullingen is dit dus het aantal maanden tot aan de wettelijke pensioenleeftijd.
Voor de nieuwe werklozen SWT en SWAV worden de aanvullingen per maand herrekend over de periode van eerste uitkering tot het moment van pensionering en worden de inhoudingen over de gehele periode in aanmerking genomen.
Voor het vaststellen van de sociale uitkering wordt het theoretisch maandbedrag van de sociale uitkering
gebruikt:
Indien het een voltijdse, volledig werkloze betreft of een halftijds bruggepensioneerde, het dagbedrag van de werkloosheidsuitkering x 26
Indien het een vrijwillig deeltijdse, volledige werkloze betreft, het dagbedrag van de werkloosheidsuitkering x Q / S x 6 x 4,33
Indien het een halftijdse loopbaanonderbreking, tijdskrediet of prestatievermindering betreft, het maandbedrag van de onderbrekingsvergoeding
De dagbedragen worden aan de RSZ overgemaakt door de RVA en aan de debiteurs door de uitbetalingsinstellingen.
Voor het vaststellen van de aanvullende vergoedingen wordt het theoretisch bruto maandbedrag als
volgt verkregen:
Wanneer de aanvullende vergoeding SWT of SWAV maandelijks of met een korter interval wordt betaald vanaf de eerste uitbetaling van de aanvullende vergoeding tot de maand dat de begunstigde de wettelijke pensioenleeftijd bereikt, is het bruto maandbedrag gelijk aan het bruto bedrag van de vergoedingen uitgekeerd voor de maand.
Wanneer de aanvullende vergoeding SWT of SWAV met een andere periodiciteit wordt betaald door het totale bedrag aan aanvullende ve rgoedingen verschuldigd voor de volledige periode in oogschouw te nemen en te delen door het aantal maanden vanaf de eerste maand van uitbetaling van de aanvullende vergoeding tot en met de maand waarop de werknemer de leeftijd van 65 jaar bereikt.
Wanneer de aanvullende vergoedingen tijdens de periode van loopbaanonderbreking, tijdskrediet of prestatievermindering maandelijks of met een korter interval worden betaald, is het bruto maandbedrag gelijk aan het bruto bedrag van de vergoedingen uitgekeerd voor de maand;
Wanneer de aanvullende vergoedingen tijdens de periode van loopbaanonderbreking, tijdskrediet of prestatievermindering met een andere periodiciteit wordt betaald, door het totale bedrag aan aanvullende vergoedingen verschuldigd voor de volledige periode in oogschouw te nemen en te delen door het aantal begonnen kalendermaanden begrepen in de maximale periode voor dewelke een onderbrekingsaanvraag bij de RVA werd ingediend.
De aldus berekende inhouding op het SWT of het SWAV mag niet als gevolg hebben dat het resterende totaalbedrag aan socialezekerheidsuitkeringen en aanvullingen, lager zou zijn dan 938,50 EUR/maand voor gerechtigden zonder gezinslast of 1130,44 EUR/maand voor gerechtigden met gezinslast (grensbedrag per kalendermaand). De berekende inhouding moet dus telkens met dit grensbedrag worden vergeleken en moet desnoods worden beperkt of geannuleerd. Ook wanneer er geen inhoudingen mogelijk zijn, moet er een aangifte gebeuren. Voor de halftijdse brugpensioenen zijn deze grensbedragen gehalveerd.
Voor de SWAV's die niet maandelijks tot aan de pensioenleeftijd worden uitbetaald, moet enkel rekening gehouden worden met de theoretische maandbedragen die betrekking hebben op de leeftijd vanaf 50 jaar.
Grensbedragen na indexering en met toepassing van de herwaarderingscoëfficiënt:
(in EUR) | voltijds, met gezinslast | voltijds, zonder gezinslast | halftijds, met gezinslast | halftijds, zonder gezinslast |
basisbedrag | 1.130,44 | 938,50 | 565,22 | 469,25 |
vanaf 01-02-2012 | 1.601,08 | 1.329,23 | 800,54 | 664,61 |
vanaf 01-12-2012 | 1.633,14 | 1.355,84 | 816,57 | 677,93 |
vanaf 01-01-2013 | 1.637,06 | 1.359,10 | 818,53 | 679,55 |
vanaf 01-01-2016 | 1.639,68 | 1.361,27 | 819,84 | 680,64 |
vanaf 01-06-2016 | 1.672,48 | 1.388,51 | 836,24 | 694,25 |
In geval van teveel ontvangen inhoudingen stort de RSZ deze terug en is de debiteur van de aanvullende vergoeding ertoe gehouden deze terug te geven aan de begunstigde van de aanvullende vergoedingen.
In het geval dat de begunstigde van de aanvullende vergoedingen nalaat de debiteur op de hoogte te brengen van zijn gewijzigde gezinssituatie of tewerkstellingsstatus, mag de debiteur van de aanvullende vergoedingen de verschuldigde inhoudingen toch nog vorderen.
Als er een indexering is in de loop van een kwartaal is het verplicht om de zone 00829 "notie aanpassing van de bedragen" in te vullen met de waarde "1" indexering in het tweede blok aanvullende vergoeding bijdragen waarin de geïndexeerde bedragen zijn opgenomen. Dit laat toe om een correcte controle uit te voeren op basis van de nieuwe geïndexeerde drempelbedragen.
De Nationale Arbeidsraad heeft voor het jaar 2017 geen toe te passen herwaarderingscoëfficiënt voor de aanpassing van de bedragen van de toegekende aanvullende vergoedingen vastgelegd op 1,0016. Dit is ook van toepassing voor de herwaardering van de toepasbare drempels voor de berekening van de inhouding.
De berekeningsformule voor de inhouding varieert naar gelang de som van de maandelijkse aanvullende vergoeding en de sociale uitkering lager of hoger is dan bepaalde bedragen afhankelijk van het toegepaste type van drempel.
Aldus hebben we voor:
X = de som van de aanvullende vergoeding en de sociale uitkering voor één maand
A = de toepasbare drempel in functie van de gezinstoestand en het arbeidsregime van voor het SWT of SWAV
B = het bedrag X vanaf wanneer de inhouding volledig is
Als X ≤ A => geen inhouding
Als A < X > B => Inhouding = X - A
Als X ≥ B => Volledige inhouding = X x 6,5% (of 4,5%)
De waarden A en B variëren als volgt in functie van de indexering, de herwaarderingscoëfficiënt en de bijdragevoet.
Met gezinslast (drempel 1)
Vanaf | Geen inhouding onder | Volledige inhouding van 6,5% vanaf |
01/01/2016 | 1639,68 | 1753,67 |
01/06/2016 | 1672,48 | 1788,75 |
Zonder gezinslast (drempel 2)
Vanaf | Geen inhouding onder | Volledige inhouding van 6,5% vanaf |
01/01/2016 | 1361,27 | 1455,90 |
01/06/2016 | 1388,51 | 1485,04 |
Met gezinslast (drempel 3)
Vanaf | Geen inhouding onder | Volledige inhouding van 6,5% vanaf |
01/01/2016 | 819,84 | 876,83 |
01/06/2016 | 836,24 | 894,37 |
Zonder gezinslast (drempel 4)
Vanaf | Geen inhouding onder | Volledige inhouding van 6,5% vanaf |
01/01/2016 | 680,64 | 727,96 |
01/06/2016 | 694,25 | 742,51 |
De RSZ is belast met de inning van een procentuele maandelijkse bijzondere bijdrage op elk SWT, toegekend overeenkomstig de wetgeving betreffende het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag. Het percentage varieert in functie van de leeftijd van de werknemer en de sector waarin de onderneming actief is.
In principe geldt deze maatregel voor alle werkgevers die werknemers tewerkstellen die beantwoorden aan de voorwaarden om van het SWT te kunnen genieten. Het betreft de werkgevers van wie de werknemers onder het toepassingsgebied vallen van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. Samengevat zijn dit:
de werkgevers uit de private sector de openbare kredietinstellingen
de NV Nationale Loterij
de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek
de maatschappijen voor sociale huisvesting erkend overeenkomstig de huisvestingscodes van de Gewesten
de naamloze vennootschappen van publiek recht “Brussels South Charleroi Airport-Security” en “Liège-Airport-Security”.
Voor de openbare sector komen voorts ook de instellingen in aanmerking waarvoor een collectief akkoord bestaat dat goedgekeurd werd door de Ministerraad of door een Gemeenschaps- of Gewestregering.
In principe geldt deze maatregel voor alle debiteurs die in het kader van een SWT aanvullende vergoedingen moeten betalen. Dit geldt zowel voor de debiteurs van wettelijke verplichte aanvullende vergoedingen, als voor de debiteurs van door een CAO of individuele overeenkomst vastgestelde bijkomende aanvullende vergoedingen.
De bepalingen van deze bijzondere bijdrage zijn van toepassing op alle werknemers in SWT. Zijn uitgesloten:
buitenlandse werknemers die in België tewerkgesteld geweest zijn, hun recht op de aanvullende vergoeding doen gelden, op voorwaarde dat zij werkloosheidsuitkeringen genieten krachtens de wetgeving van hun binnen de Europese Economische Ruimte gelegen woonland (CAO nr. 17 vicies septies afgesloten in de Nationale Arbeidsraad op 17/12/2003).
enkel voor wat betreft de bijzondere werkgeversbijdragen, de werknemers die met hun werkgever overeenkomen een halftijds brugpensioen te nemen (uitdovend vanaf eind 2011), dit wil zeggen na 55 jaar hun arbeidsprestaties te verminderen tot halftijdse prestaties; er zijn nog
wel inhoudingen verschuldigd.
De bijzondere werkgeversbijdrage is een percentage van de brutomaandbedragen van de aanvullende vergoedingen. Voor de SWT's in de non-profit ingegaan na 31 december 2015 én met het ontslag betekend na 10 oktober 2015, zijn de percentages als volgt:
sector | leeftijd bereikt in de loop van de maand | percentage | forfait in EUR |
non-profit | < 52 ≥ 52 en < 55 ≥ 55 en < 58 ≥ 58 en < 60 ≥ 60 | 22,50% 21,38% 19,13% 12,38% 0,00% | 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 |
Er is geen minimumforfait verschuldigd. Opmerking:
Voor de non-profit is een percentueel degressief systeem van toepassing, waarbij het percentage afhankelijk is van de leeftijd van de werknemer bereikt in de loop van de betreffende maand.
Het koninklijk besluit van 22 maart 2006 voerde in het kader van het generatiepact een bijzondere werkgeversbijdrage in op sommige aanvullende vergoedingen, analoog aan de aanvullende vergoedingen bij het SWT, met als doel deze te vermijden of te ontmoedigen. Door het toekennen van een aanvullende vergoeding bij de werkloosheid blijven de strikte regels met betrekking tot het SWT immers dode letter en zijn de werknemers die deze aanvullende vergoedingen bij hun uitkering ontvangen, minder geneigd het werk te hervatten.
De bepalingen in het generatiepact en in dit koninklijk besluit worden grotendeels overgenomen en voortgezet in de overkoepelende bepalingen van de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen (I), titel XI, hoofdstuk VI: socialezekerheidsbijdragen en inhoudingen verschuldigd op brugpensioenen, op aanvullende vergoedingen bij sommige socialezekerheidsuitkeringen en op uitkeringen voor invaliditeit.
De RSZ is belast met de inning van een procentuele bijzondere bijdrage op de aanvullingen uitgekeerd in het kader van een SWAV.
De bijzondere werkgeversbijdrage SWAV is verschuldigd door elke werkgever die aanvullingen rechtstreeks of onrechtstreeks uitbetaalt aan een (vroegere) werknemer, als aanvulling bij een uitkering in geval van vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking, tijdskrediet en loopbaanvermindering zoals voorzien in de herstelwet van 22 januari 1985, of bij een uitkering volledige werkloosheid. Het betreft de werkgevers van wie de werknemers onder het toepassingsgebied vallen van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. Samengevat zijn dit:
de werkgevers uit de private sector de openbare kredietinstellingen
de NV Nationale Loterij
de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek
de maatschappijen voor sociale huisvesting erkend overeenkomstig de huisvestingscodes van de Gewesten
de naamloze vennootschappen van publiek recht “Brussels South Charleroi Airport-Security” en “Liège-Airport-Security”.
De volgende werkgevers zijn echter uitgesloten uit het toepassingsveld:
de werkgevers die afhangen van het paritair comité voor het stads- en streekvervoer of van één van de subcomités hiervan (PC 328, 328.01, 328.02, 328.03);
de werkgevers die afhangen van het paritair comité voor de gesubsidieerde inrichtingen van het vrij onderwijs of van het paritair comité voor de bedienden van het gesubsidieerd vrij onderwijs (PC 152 of 225).
De bijzondere bijdrage SWAV is verschuldigd voor de werknemers die een aanvullende vergoeding krijgen,
vanaf de maand dat de werknemer 50 jaar wordt tot de gewone pensioenleeftijd.
De bijzondere bijdrage is niet verschuldigd als de werknemer zich in de volgende situatie bevindt: de werknemer was nog geen 45 jaar bij de eerste toekenning
Zijn eveneens uitgesloten:
buitenlandse werknemers die in België tewerkgesteld geweest zijn en hun recht op de aanvullende vergoeding doen gelden, op voorwaarde dat zij werkloosheidsuitkeringen genieten krachtens de wetgeving van hun woonland gelegen binnen de Europese Economische Ruimte.
Het betreft in algemene zin de aanvullende vergoedingen bij:
de uitkeringen bij volledige werkloosheid
de uitkeringen in het geval van volledige loopbaanonderbreking
de uitkeringen in het geval van vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking, tijdskrediet en loopbaanvermindering.
De bijzondere bijdrage is ook verschuldigd wanneer deze aanvullingen doorbetaald worden tijdens periodes van ziekte-uitkering of moederschapverzekering.
Vallen niet onder het toepassingsgebied, de aanvullende vergoedingen toegekend in het kader van: het stelsel werkloosheid met bedrijfstoeslag (SWT)
ouderschapsverlof, palliatief verlof of verlof voor bijstand of verzorging van een zwaar ziek
gezins- of familielid
bij akkoord vastgestelde eindeloopbaanmaatregelen (erkend door de federale Minister van Werk op vraag van de bevoegde Regering of van de sociale partners die het akkoord ondertekend hebben) bij werkgevers die vallen onder het toepassingsveld van de sociale maribel
een CAO gesloten in de schoot van de Nationale Arbeidsraad (NAR), van een paritair comité (PC) of subcomité (PSC) voor onbepaalde duur en die reeds van kracht was op 30 september 2005
een CAO gesloten in de schoot van de NAR, van PC of PSC voor bepaalde duur (die al dan niet een bepaling van stilzwijgende verlenging bevat) en
die reeds van kracht was op 30 september 2005 en ononderbroken werd verlengd
en waarvan vanaf de eerste verlenging van de overeenkomst na 30 september 2005 de werknemersdoelgroep niet meer werd uitgebreid en de bedragen van de aanvullingen niet meer werden verhoogd, behalve door indexaanpassingen of door het toepassen van een door de NAR vastgestelde herwaarderingscoëfficiënt
artikel 9 van de CAO nr. 46 (aanvullingen uitgekeerd in het kader van ontslag wegens het niet kunnen aanbieden of beschikbaar zijn van een gepaste tewerkstelling in een andere arbeidsregeling dan ploegenarbeid met nachtprestaties)
artikel 5 en artikel 6 § 1 van het koninklijke besluit van 12 december 2001 tot uitvoering van hoofdstuk IV van de wet van 10 augustus 2001 betreffende de verzoening van werkgelegenheid en kwaliteit van het leven wanneer de voltijdse werknemer die gewoonlijk minstens tewerkgesteld wordt in een 5-dagenregeling, zijn loopbaan per week vermindert met één dag of 2 halve dagen over dezelfde duur (CAO nr. 77 betreffende 1/5de loopbaanvermindering).
De bijzondere werkgeversbijdrage is een percentage van de brutomaandbedragen van de aanvullende vergoedingen. Een onderscheid wordt gemaakt tussen aanvullingen bij volledige loopbaanonderbreking, vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking, tijdskrediet en loopbaanvermindering enerzijds en aanvullingen bij volledige werkloosheid anderzijds.
Aanvullingen bij loopbaanonderbreking, tijdskrediet en vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking: op de aanvullende vergoedingen voor de eerste keer toegekend vanaf 1 januari 2016, is een bijzondere maandelijkse werkgeversbijdrage van 48,53% verschuldigd.
Aanvullingen bij de werkloosheid na het verbreken van de arbeidsovereenkomst: voor de SWAV's in de non-profit ingegaan na 31 december 2015 én met het ontslag betekend na 10 oktober 2015, zijn de percentages als volgt:
sector | leeftijd bereikt in de loop van de maand | percentage | forfait in EUR |
non-profit | < 52 ≥ 52 en < 55 ≥ 55 en < 58 ≥ 58 en < 60 ≥ 60 | 22,50% 21,38% 19,13% 12,38% 0,00% | 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 |
Er is geen minimumforfait.
Opmerkingen:
Voor de non-profit is een percentueel degressief systeem van toepassing.
Naast de bijzondere bijdrage SWT, SWAV en de compenserende bijdrage SWT, moet er ook een persoonlijke inhouding gebeuren op het totaal van de aanvullingen en op de uitkering aan de werknemer. Vanaf 1 april 2010 moeten ook deze bedragen aan de RSZ worden overgemaakt en niet langer aan de RVA en FPD
In principe geldt deze maatregel voor alle werkgevers die werknemers tewerkstelden die werknemers tewerkstelden die kunnen genieten van een SWT, halftijds brugpensioen of SWAV. Het toepassingsgebied loopt parallel met dat van de bijzondere bijdragen.
De inhoudingen zijn verschuldigd voor alle werknemers in het SWT, halftijds brugpensioen of in een SWAV. Het toepassingsgebied loopt parallel met dat van de bijzondere bijdragen.
Op de aanvullingen wordt een sociale inhouding ingesteld die overeenkomt met een vastgesteld percentage op de som van de sociale uitkering en de aanvullende vergoedingen:
6,5 % voor de werknemers in een SWT en een SWAV
4,5 % voor de halftijds bruggepensioneerde (uitdovend vanaf eind 2011)
Berekening:
De inhouding gebeurt op de aanvullingen en wordt berekend voor een theoretische maand. Het is een percentage op de som van het theoretische maandbedrag van de sociale uitkering en het theoretisch bruto maandbedrag aan aanvullingen. Vervolgens gaat men na of de inhouding niet moet worden afgetopt om te verhinderen dat de werknemer te weinig ontvangt. Vervolgens vermenigvuldigt men de aldus berekende inhouding met het aantal maanden dat de aangifte dekt. Bij een maandelijkse uitbetaling tot aan het wettelijk pensioen of het einde van de periode van loopbaanonderbreking of tijdskrediet, zijn de maandelijkse uitkeringen en aanvullingen de theoretische maandbedragen en is het aantal maanden voor een volledig kwartaal gelijk aan 3.
Wanneer de betalingen niet maandelijks gebeuren tot aan het wettelijk pensioen, moeten dus een aantal regels in acht genomen worden. Volgende principes gelden:
De bijzondere bijdragen en inhouding voor de volledige periode worden gespreid over de
perioden van effectieve uitbetaling van de aanvullingen via de vermelding op de aangifte hoeveel maand de betreffende aangifte dekt. Bij een zuivere kapitalisering van alle aanvullingen is dit dus het aantal maanden tot aan de wettelijke pensioenleeftijd.
Voor de nieuwe werklozen SWT en SWAV worden de aanvullingen per maand herrekend over de periode van eerste uitkering tot het moment van pensionering en worden de inhoudingen over de gehele periode in aanmerking genomen.
Voor het vaststellen van de sociale uitkering wordt het theoretisch maandbedrag van de sociale uitkering
gebruikt:
Indien het een voltijdse, volledig werkloze betreft of een halftijds bruggepensioneerde, het dagbedrag van de werkloosheidsuitkering x 26
Indien het een vrijwillig deeltijdse, volledige werkloze betreft, het dagbedrag van de werkloosheidsuitkering x Q / S x 6 x 4,33
Indien het een halftijdse loopbaanonderbreking, tijdskrediet of prestatievermindering betreft, het maandbedrag van de onderbrekingsvergoeding
De dagbedragen worden aan de RSZ overgemaakt door de RVA en aan de debiteurs door de uitbetalingsinstellingen.
Voor het vaststellen van de aanvullende vergoedingen wordt het theoretisch bruto maandbedrag als volgt verkregen:
Wanneer de aanvullende vergoeding SWT of SWAV maandelijks of met een korter interval wordt betaald vanaf de eerste uitbetaling van de aanvullende vergoeding tot de maand dat de begunstigde de wettelijke pensioenleeftijd bereikt, is het bruto maandbedrag gelijk aan het bruto bedrag van de vergoedingen uitgekeerd voor de maand.
Wanneer de aanvullende vergoeding SWT of SWAV met een andere periodiciteit wordt betaald door het totale bedrag aan aanvullende vergoedingen verschuldigd voor de volledige periode in oogschouw te nemen en te delen door het aantal maanden vanaf de eerste maand van uitbetaling van de aanvullende vergoeding tot en met de maand waarop de werknemer de leeftijd van 65 jaar bereikt.
Wanneer de aanvullende vergoedingen tijdens de periode van loopbaanonderbreking, tijdskrediet of prestatievermindering maandelijks of met een korter interval worden betaald, is het bruto maandbedrag gelijk aan het bruto bedrag van de vergoedingen uitgekeerd voor de maand;
Wanneer de aanvullende vergoedingen tijdens de periode van loopbaanonderbreking, tijdskrediet of prestatievermindering met een andere periodiciteit wordt betaald, door het totale bedrag aan aanvullende vergoedingen verschuldigd voor de volledige periode in oogschouw te nemen en te delen door het aantal begonnen kalendermaanden begrepen in de maximale periode voor dewelke een onderbrekingsaanvraag bij de RVA werd ingediend.
De aldus berekende inhouding op het SWT of het SWAV mag niet als gevolg hebben dat het resterende totaalbedrag aan socialezekerheidsuitkeringen en aanvullingen, lager zou zijn dan 938,50 EUR/maand voor gerechtigden zonder gezinslast of 1130,44 EUR/maand voor gerechtigden met gezinslast (grensbedrag per kalendermaand). De berekende inhouding moet dus telkens worden vergeleken met dit grensbedrag en moet desnoods worden beperkt of geannuleerd. Ook wanneer er geen inhoudingen mogelijk zijn, moet er een aangifte gebeuren. Voor de halftijdse brugpensioenen zijn deze grensbedragen gehalveerd.
Voor de SWAV's die niet maandelijks tot aan de pensioenleeftijd worden uitbetaald, moet enkel rekening gehouden worden met de theoretische maandbedragen die betrekking hebben op de leeftijd vanaf 50 jaar.
Grensbedragen na indexering en met toepassing van de herwaarderingscoëfficiënt:
(in EUR) | voltijds, met gezinslast | voltijds, zonder gezinslast | halftijds, met gezinslast | halftijds, zonder gezinslast |
basisbedrag | 1.130,44 | 938,50 | 565,22 | 469,25 |
vanaf 01-02-2012 | 1.601,08 | 1.329,23 | 800,54 | 664,61 |
vanaf 01-12-2012 | 1.633,14 | 1.355,84 | 816,57 | 677,93 |
vanaf 01-01-2013 | 1.637,06 | 1.359,10 | 818,53 | 679,55 |
vanaf 01-01-2016 | 1.639,68 | 1.361,27 | 819,84 | 680,64 |
vanaf 01-06-2016 | 1.672,48 | 1.388,51 | 836,24 | 694,25 |
In geval van teveel ontvangen inhoudingen stort de RSZ deze terug en is de debiteur van de aanvullende vergoeding ertoe gehouden deze terug te geven aan de begunstigde van de aanvullende vergoedingen.
In het geval dat de begunstigde van de aanvullende vergoedingen nalaat de debiteur op de hoogte te brengen van zijn gewijzigde gezinssituatie of tewerkstellingsstatus, mag de debiteur van de aanvullende vergoedingen de verschuldigde inhoudingen toch nog vorderen.
Als er een indexering is in de loop van een kwartaal is het verplicht om de zone 00829 "notie aanpassing van de bedragen" in te vullen met de waarde "1" indexering in het tweede blok aanvullende vergoeding bijdragen waarin de geïndexeerde bedragen zijn opgenomen. Dit laat toe om een correcte controle uit te voeren op basis van de nieuwe geïndexeerde drempelbedragen.
De Nationale Arbeidsraad heeft voor het jaar 2017 geen toe te passen herwaarderingscoëfficiënt voor de aanpassing van de bedragen van de toegekende aanvullende vergoedingen vastgelegd op 1,0016. Dit is ook van toepassing voor de herwaardering van de toepasbare drempels voor de berekening van de inhouding.
De berekeningsformule voor de inhouding varieert naar gelang de som van de maandelijkse aanvullende
vergoeding en de sociale uitkering lager of hoger is dan bepaalde bedragen afhankelijk van het toegepaste type van drempel.
Aldus hebben we voor:
X = de som van de aanvullende vergoeding en de sociale uitkering voor één maand
A = de toepasbare drempel in functie van de gezinstoestand en het arbeidsregime van voor het SWT of SWAV
B = het bedrag X vanaf wanneer de inhouding volledig is
Als X ≤ A => geen inhouding
Als A < X > B => Inhouding = X - A
Als X ≥ B => Volledige inhouding = X x 6,5% (of 4,5%)
De waarden A en B variëren als volgt in functie van de indexering, de herwaarderingscoëfficiënt en de bijdragevoet.
Met gezinslast (drempel 1)
Vanaf | Geen inhouding onder | Volledige inhouding van 6,5% vanaf |
01/01/2016 | 1639,68 | 1753,67 |
01/06/2016 | 1672,48 | 1788,75 |
Zonder gezinslast (drempel 2)
Vanaf | Geen inhouding onder | Volledige inhouding van 6,5% vanaf |
01/01/2016 | 1361,27 | 1455,90 |
01/06/2016 | 1388,51 | 1485,04 |
Met gezinslast (drempel 3)
Vanaf | Geen inhouding onder | Volledige inhouding van 6,5% vanaf |
01/01/2016 | 819,84 | 876,83 |
01/06/2016 | 836,24 | 894,37 |
Zonder gezinslast (drempel 4)
Vanaf | Geen inhouding onder | Volledige inhouding van 6,5% vanaf |
01/01/2016 | 680,64 | 727,96 |
01/06/2016 | 694,25 | 742,51 |
De RSZ is belast met de inning van een procentuele maandelijkse bijzondere bijdrage op elk SWT, toegekend overeenkomstig de wetgeving betreffende het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag. Het percentage varieert in functie van de leeftijd van de werknemer en de sector waarin de onderneming actief is.
In principe geldt deze maatregel voor alle werkgevers die werknemers tewerkstellen die beantwoorden aan de voorwaarden om van het SWT te kunnen genieten. Het betreft de werkgevers van wie de werknemers onder het toepassingsgebied vallen van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. Samengevat zijn dit:
de werkgevers uit de private sector de openbare kredietinstellingen
de NV Nationale Loterij
de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek
de maatschappijen voor sociale huisvesting erkend overeenkomstig de huisvestingscodes van de Gewesten
de naamloze vennootschappen van publiek recht “Brussels South Charleroi Airport-Security” en “Liège-Airport-Security”.
Voor de openbare sector komen voorts ook de instellingen in aanmerking waarvoor een collectief akkoord bestaat dat goedgekeurd werd door de Ministerraad of door een Gemeenschaps- of Gewestregering.
In principe geldt deze maatregel voor alle debiteurs die in het kader van een SWT aanvullende vergoedingen moeten betalen. Dit geldt zowel voor de debiteurs van wettelijke verplichte aanvullende vergoedingen, als voor de debiteurs van door een CAO of individuele overeenkomst vastgestelde bijkomende aanvullende vergoedingen.
De bepalingen van deze bijzondere bijdrage zijn van toepassing op alle werknemers in SWT. Zijn uitgesloten:
buitenlandse werknemers die in België tewerkgesteld geweest zijn, hun recht op de aanvullende vergoeding doen gelden, op voorwaarde dat zij werkloosheidsuitkeringen genieten krachtens de wetgeving van hun binnen de Europese Economische Ruimte gelegen woonland (CAO nr. 17 vicies septies afgesloten in de Nationale Arbeidsraad op 17/12/2003).
enkel voor wat betreft de bijzondere werkgeversbijdragen, de werknemers die met hun werkgever overeenkomen een halftijds brugpensioen te nemen (uitdovend vanaf eind 2011), dit wil zeggen na 55 jaar hun arbeidsprestaties te verminderen tot halftijdse prestaties; er zijn nog wel inhoudingen verschuldigd.
De bijzondere werkgeversbijdrage is een percentage van de brutomaandbedragen van de aanvullende vergoedingen. Voor de SWT's in de profit ingegaan na 31 maart 2012 én met het ontslag betekend na 28 november 2011, maar vóór 1 januari 2016, zijn de percentages als volgt:
sector | leeftijd op het moment van ingaan SWT | percentage | forfait in EUR |
andere | < 52 ≥ 52 en < 55 ≥ 55 en < 58 ≥ 58 en < 60 ≥ 60 | 100,00% 95,00% 50,00% 50,00% 25,00% | 50,00 50,00 50,00 50,00 37,60 |
andere tijdens periode erkend als in herstructurering | < 52 ≥ 52 en < 55 ≥ 55 en < 58 ≥ 58 en < 60 ≥ 60 | 75,00% 60,00% 40,00% 40,00% 20,00% | 50,00 50,00 50,00 50,00 37,60 |
andere tijdens periode erkend als in moeilijkheden (*) | < 52 ≥ 52 en < 55 ≥ 55 en < 58 ≥ 58 en < 60 ≥ 60 | 17,50% 13,50% 10,00% 6,50% 3,50% | 8,00 8,00 8,00 8,00 6,00 |
(*) Deze percentages gelden eveneens voor sommige bedrijven erkend als in herstructurering als (cumulatief):
het een collectief ontslag van minstens 20 % van de werkgevers betreft,
het alle werknemers van eenzelfde technische bedrijfseenheid of ondernemingsafdeling betref en
de technische bedrijfseenheid of ondernemingsafdeling minstens 2 jaar bestaat bij de aankondiging van het collectief ontslag.
Indien de aldus verkregen bedragen kleiner zijn dan een bepaald forfait, is het forfait het bedrag dat verschuldigd is.
Opmerking:
Het percentage van de bijdrage en het minimumforfait voor de profit worden vastgelegd volgens de leeftijd die de werknemer bereikt heeft op het ogenblik van de aanvang van het SWT.
Voor de SWT's die ingaan tijdens een periode van erkenning als onderneming in moeilijkheden of in herstructurering, gelden tijdens de erkenning verlaagde bijdragen tot en met de maand van beëindiging van de erkenning. Het percentage dat daana wordt gebruikt, is het percentage overeenkomstig de leeftijd van de werknemer op het moment van beëindiging van de erkenning.
Hetzelfde geldt wanneer de debiteur een derde is.
Een overnemende onderneming wordt op dezelfde manier behandeld als een derde. In dat geval moet de werknemer echter zijn ontslag gekregen hebben vóór de overname en moet het SWT ingaan (= op het einde van de periode gedekt door de verbrekingsvergoeding of nadat de werknemer zijn opzegtermijn uitgedaan heeft) tijdens de voorziene periode van 'in moeilijkheden' of 'in herstructurering' van de oorspronkelijke werkgever.
Het koninklijk besluit van 22 maart 2006 voerde in het kader van het generatiepact een bijzondere werkgeversbijdrage in op sommige aanvullende vergoedingen, analoog aan de aanvullende vergoedingen bij het SWT, met als doel deze te vermijden of te ontmoedigen. Door het toekennen van een aanvullende vergoeding bij de werkloosheid blijven de strikte regels met betrekking tot het SWT immers dode letter en zijn de werknemers die deze aanvullende vergoedingen bij hun uitkering ontvangen, minder geneigd het werk te hervatten.
De bepalingen in het generatiepact en in dit koninklijk besluit worden grotendeels overgenomen en voortgezet in de overkoepelende bepalingen van de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen (I), titel XI, hoofdstuk VI: socialezekerheidsbijdragen en inhoudingen verschuldigd op brugpensioenen, op aanvullende vergoedingen bij sommige socialezekerheidsuitkeringen en op uitkeringen voor invaliditeit.
De RSZ is belast met de inning van een procentuele bijzondere bijdrage op de aanvullingen uitgekeerd in het kader van een SWAV.
De bijzondere werkgeversbijdrage SWAV is verschuldigd door elke werkgever die rechtstreeks of onrechtstreeks vergoedingen uitbetaalt aan een (vroegere) werknemer, als aanvulling bij een uitkering in geval van vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking, tijdskrediet en loopbaanvermindering zoals voorzien in de herstelwet van 22 januari 1985, of bij een uitkering volledige werkloosheid. Het betreft de werkgevers van wie de werknemers onder het toepassingsgebied vallen van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. Samengevat zijn dit:
de werkgevers uit de private sector de openbare kredietinstellingen
de NV Nationale Loterij
de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek
de maatschappijen voor sociale huisvesting erkend overeenkomstig de huisvestingscodes van de Gewesten
de naamloze vennootschappen van publiek recht “Brussels South Charleroi Airport-Security” en “Liège-Airport-Security”.
De volgende werkgevers zijn echter uitgesloten uit het toepassingsveld:
de werkgevers die afhangen van het paritair comité voor het stads- en streekvervoer of van één van de subcomités hiervan (PC 328, 328.01, 328.02, 328.03);
de werkgevers die afhangen van het paritair comité voor de gesubsidieerde inrichtingen van het vrij onderwijs of van het paritair comité voor de bedienden van het gesubsidieerd vrij onderwijs (PC 152 of 225).
De bijzondere bijdrage SWAV is verschuldigd voor de werknemers die een aanvullende vergoeding krijgen, vanaf de maand dat de werknemer 50 jaar wordt tot de gewone pensioenleeftijd.
De bijzondere bijdrage is niet verschuldigd als de werknemer zich in de volgende situatie bevindt: de werknemer was nog geen 45 jaar bij de eerste toekenning.
Zijn eveneens uitgesloten:
buitenlandse werknemers die in België tewerkgesteld geweest zijn en hun recht op de aanvullende vergoeding doen gelden, op voorwaarde dat zij werkloosheidsuitkeringen genieten krachtens de wetgeving van hun woonland gelegen binnen de Europese Economische Ruimte.
Het betreft in algemene zin de aanvullende vergoedingen bij:
de uitkeringen bij volledige werkloosheid
de uitkeringen in het geval van volledige loopbaanonderbreking
de uitkeringen in het geval van vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking, tijdskrediet en loopbaanvermindering.
De bijzondere bijdrage is ook verschuldigd wanneer deze aanvullingen doorbetaald worden tijdens periodes van ziekte-uitkering of moederschapverzekering.
Vallen niet onder het toepassingsgebied, de aanvullende vergoedingen toegekend in het kader van: het stelsel werkloosheid met bedrijfstoeslag (SWT)
ouderschapsverlof, palliatief verlof of verlof voor bijstand of verzorging v an een zwaar ziek
gezins- of familielid
bij akkoord vastgestelde eindeloopbaanmaatregelen (erkend door de federale Minister van Werk op vraag van de bevoegde Regering of van de sociale partners die het akkoord ondertekend hebben) bij werkgevers die vallen onder het toepassingsveld van de sociale maribel
een CAO gesloten in de schoot van de Nationale Arbeidsraad (NAR), van een paritair comité (PC) of subcomité (PSC) voor onbepaalde duur en die reeds van kracht was op 30 september 2005
een CAO gesloten in de schoot van de NAR, van PC of PSC voor bepaalde duur (die al dan niet een bepaling van stilzwijgende verlenging bevat) en
die reeds van kracht was op 30 september 2005 en ononderbroken werd verlengd
en waarvan vanaf de eerste verlenging van de overeenkomst na 30 september 2005 de werknemersdoelgroep niet meer werd uitgebreid en de bedragen van de aanvullingen niet meer werden verhoogd, behalve door indexaanpassingen of door het toepassen van een door de NAR vastgestelde herwaarderingscoëfficiënt
artikel 9 van de CAO nr. 46 (aanvullingen uitgekeerd in het kader van ontslag wegens het niet kunnen aanbieden of beschikbaar zijn van een gepaste tewerkstelling in een andere arbeidsregeling dan ploegenarbeid met nachtprestaties)
artikel 5 en artikel 6 § 1 van het koninklijke besluit van 12 december 2001 tot uitvoering van hoofdstuk IV van de wet van 10 augustus 2001 betreffende de verzoening van werkgelegenheid en kwaliteit van het leven wanneer de voltijdse werknemer die gewoonlijk minstens tewerkgesteld wordt in een 5-dagenregeling, zijn loopbaan per week vermindert met één dag of 2 halve dagen over dezelfde duur (CAO nr. 77 betreffende 1/5de loopbaanvermindering).
De bijzondere werkgeversbijdrage is een percentage van de brutomaandbedragen van de aanvullende vergoedingen. Een onderscheid wordt gemaakt tussen aanvullingen bij volledige loopbaanonderbreking, vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking, tijdskrediet en loopbaanvermindering enerzijds en aanvullingen bij volledige werkloosheid anderzijds.
Aanvullingen bij loopbaanonderbreking, tijdskrediet en vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking: op de aanvullende vergoedingen voor de eerste keer toegekend vóór 1 januari 2016, blijft een bijzondere maandelijkse werkgeversbijdrage van 38,82 % verschuldigd.
Aanvullingen bij de werkloosheid na het verbreken van de arbeidsovereenkomst: voor de SWAV's in de profit ingegaan na 31 maart 2012 én met het ontslag betekend na 28 november 2011, maar vóór 1 januari 2016, zijn de percentages als volgt:
sector | leeftijd op het moment waarop de werknemer voor de eerste keer een effectieve werkloosheidsuitkering krijgt | percentage | forfait in EUR |
andere | < 52 ≥ 52 en < 55 ≥ 55 en < 58 ≥ 58 en < 60 ≥ 60 | 100,00% 95,00% 50,00% 50,00% 38,82% | 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 |
Er is geen minimumforfait.
Opmerkingen:
Voor de profit wordt een percentage vastgelegd volgens de leeftijd waarop de werknemer voor de eerste keer een effectieve werkloosheidsuitkering krijgt (dus niet noodzakelijk het moment waarop hij voor de eerste keer een aanvullende vergoeding krijgt).
voorbeeld:
Een werknemer is 55 als hij kan genieten van een SWAV. Een Fonds van bestaanszekerheid geeft een aanvulling vanaf 58 jaar. Het te gebruiken percentage voor de bijzondere bijdrage is 50 % (% op het moment dat hij zijn eerste werkloosheidsuitkering krijgt),
Er zijn geen afwijkende percentages voor bedrijven in moeilijkheden of voor bedrijven in herstructurering.
Naast de bijzondere bijdrage SWT, SWAV en de compenserende bijdrage SWT, moet er ook een persoonlijke inhouding gebeuren op het totaal van de aanvullingen en op de uitkering aan de werknemer. Vanaf 1 april 2010 moeten ook deze bedragen aan de RSZ worden overgemaakt en niet langer aan de RVA en FPD
In principe geldt deze maatregel voor alle werkgevers die werknemers tewerkstelden die kunnen genieten van een SWT, halftijds brugpensioen of SWAV. Het toepassingsgebied loopt parallel met dat van de bijzondere bijdragen.
De inhoudingen zijn verschuldigd voor alle werknemers in het SWT, halftijds brugpensioen of in een SWAV. Het toepassingsgebied loopt parallel met dat van de bijzondere bijdragen.
Op de aanvullingen wordt een sociale inhouding ingesteld die overeenkomt met een vastgesteld percentage op de som van de sociale uitkering en de aanvullende vergoedingen:
6,5 % voor de werknemers in een SWT en een SWAV
4,5 % voor de halftijds bruggepensioneerde (uitdovend vanaf eind 2011)
Berekening:
De inhouding gebeurt op de aanvullingen en wordt berekend voor een theoretische maand. Het is een percentage op de som van het theoretische maandbedrag van de sociale uitkering en het theoretisch bruto maandbedrag aan aanvullingen. Vervolgens gaat men na of de inhouding niet moet worden afgetopt om te verhinderen dat de werknemer te weinig ontvangt. Vervolgens vermenigvuldigt men de aldus berekende inhouding met het aantal maanden dat de aangifte dekt. Bij een maandelijkse uitbetaling tot aan het wettelijk pensioen of het einde van de periode van loopbaanonderbreking of tijdskrediet, zijn de maandelijkse uitkeringen en aanvullingen de theoretische maandbedragen en is het aantal maanden voor een volledig kwartaal gelijk aan 3.
Wanneer de betalingen niet maandelijks gebeuren tot aan het wettelijk pensioen, moeten dus een aantal regels in acht genomen worden. Volgende principes gelden:
De bijzondere bijdragen en inhouding voor de volledige periode worden gespreid over de perioden van effectieve uitbetaling van de aanvullingen via de vermelding op de aangifte hoeveel maand de betreffende aangifte dekt. Bij een zuivere kapitalisering van alle aanvullingen is dit dus het aantal maanden tot aan de wettelijke pensioenleeftijd.
Voor de nieuwe werklozen SWT en SWAV worden de aanvullingen per maand herrekend over de periode van eerste uitkering tot het moment van pensionering en worden de inhoudingen over de gehele periode in aanmerking genomen.
Voor het vaststellen van de sociale uitkering wordt het theoretisch maandbedrag van de sociale uitkering
gebruikt:
Indien het een voltijdse, volledig werkloze betreft of een halftijds bruggepensioneerde, het dagbedrag van de werkloosheidsuitkering x 26
Indien het een vrijwillig deeltijdse, volledige werkloze betreft, het dagbedrag van de werkloosheidsuitkering x Q / S x 6 x 4,33
Indien het een halftijdse loopbaanonderbreking, tijdskrediet of prestatievermindering betreft, het maandbedrag van de onderbrekingsvergoeding
De dagbedragen worden aan de RSZ overgemaakt door de RVA en aan de debiteurs door de uitbetalingsinstellingen.
Voor het vaststellen van de aanvullende vergoedingen wordt het theoretisch bruto maandbedrag als
volgt verkregen:
Wanneer de aanvullende vergoeding SWT of SWAV maandelijks of met een korter interval wordt betaald vanaf de eerste uitbetaling van de aanvullende vergoeding tot de maand dat de begunstigde de wettelijke pensioenleeftijd bereikt, is het bruto maandbedrag gelijk aan het bruto bedrag van de vergoedingen uitgekeerd voor de maand.
Wanneer de aanvullende vergoeding SWT of SWAV met een andere periodiciteit wordt betaald door het totale bedrag aan aanvullende ve rgoedingen verschuldigd voor de volledige periode in oogschouw te nemen en te delen door het aantal maanden vanaf de eerste maand van uitbetaling van de aanvullende vergoeding tot en met de maand waarop de werknemer de leeftijd van 65 jaar bereikt.
Wanneer de aanvullende vergoedingen tijdens de periode van loopbaanonderbreking, tijdskrediet of prestatievermindering maandelijks of met een korter interval worden betaald, is het bruto maandbedrag gelijk aan het bruto bedrag van de vergoedingen uitgekeerd voor de maand;
Wanneer de aanvullende vergoedingen tijdens de periode van loopbaanonderbreking, tijdskrediet of prestatievermindering met een andere periodiciteit wordt betaald, door het totale bedrag aan aanvullende vergoedingen verschuldigd voor de volledige periode in oogschouw te nemen en te delen door het aantal begonnen kalendermaanden begrepen in de maximale periode voor dewelke een onderbrekingsaanvraag bij de RVA werd ingediend.
De aldus berekende inhouding op het SWT of het SWAV mag niet als gevolg hebben dat het resterende totaalbedrag aan socialezekerheidsuitkeringen en aanvullingen, lager zou zijn dan 938,50 EUR/maand voor gerechtigden zonder gezinslast of 1130,44 EUR/maand voor gerechtigden met gezinslast (grensbedrag per kalendermaand). De berekende inhouding moet dus telkens met dit grensbedrag worden vergeleken en moet desnoods worden beperkt of geannuleerd. Ook wanneer er geen inhoudingen mogelijk zijn, moet er een aangifte gebeuren. Voor de halftijdse brugpensioenen zijn deze grensbedragen gehalveerd.
Voor de SWAV's die niet maandelijks tot aan de pensioenleeftijd worden uitbetaald, moet enkel rekening gehouden worden met de theoretische maandbedragen die betrekking hebben op de leeftijd vanaf 50 jaar.
Grensbedragen na indexering en met toepassing van de herwaarderingscoëfficiënt:
(in EUR) | voltijds, met gezinslast | voltijds, zonder gezinslast | halftijds, met gezinslast | halftijds, zonder gezinslast |
basisbedrag | 1.130,44 | 938,50 | 565,22 | 469,25 |
vanaf 01-02-2012 | 1.601,08 | 1.329,23 | 800,54 | 664,61 |
vanaf 01-12-2012 | 1.633,14 | 1.355,84 | 816,57 | 677,93 |
vanaf 01-01-2013 | 1.637,06 | 1.359,10 | 818,53 | 679,55 |
vanaf 01-01-2016 | 1.639,68 | 1.361,27 | 819,84 | 680,64 |
vanaf 01-06-2016 | 1.672,48 | 1.388,51 | 836,24 | 694,25 |
In geval van teveel ontvangen inhoudingen stort de RSZ deze terug en is de debiteur van de aanvullende vergoeding ertoe gehouden deze terug te geven aan de begunstigde van de aanvullende vergoedingen.
In het geval dat de begunstigde van de aanvullende vergoedingen nalaat de debiteur op de hoogte te brengen van zijn gewijzigde gezinssituatie of tewerkstellingsstatus, mag de debiteur van de aanvullende vergoedingen de verschuldigde inhoudingen toch nog vorderen.
Als er een indexering is in de loop van een kwartaal is het verplicht om de zone 00829 "notie aanpassing van de bedragen" in te vullen met de waarde "1" indexering in het tweede blok aanvullende vergoeding bijdragen waarin de geïndexeerde bedragen zijn opgenomen. Dit laat toe om een correcte controle uit te voeren op basis van de nieuwe geïndexeerde drempelbedragen.
De Nationale Arbeidsraad heeft voor het jaar 2017 geen toe te passen herwaarderingscoëfficiënt voor de aanpassing van de bedragen van de toegekende aanvullende vergoedingen vastgelegd op 1,0016. Dit is ook van toepassing voor de herwaardering van de toepasbare drempels voor de berekening van de inhouding.
De berekeningsformule voor de inhouding varieert naar gelang de som van de maandelijkse aanvullende vergoeding en de sociale uitkering lager of hoger is dan bepaalde bedragen afhankelijk van het toegepaste type van drempel.
Aldus hebben we voor:
X = de som van de aanvullende vergoeding en de sociale uitkering voor één maand
A = de toepasbare drempel in functie van de gezinstoestand en het arbeidsregime van voor het SWT of SWAV
B = het bedrag X vanaf wanneer de inhouding volledig is
Als X ≤ A => geen inhouding
Als A < X > B => Inhouding = X - A
Als X ≥ B => Volledige inhouding = X x 6,5% (of 4,5%)
De waarden A en B variëren als volgt in functie van de indexering, de herwaarderingscoëfficiënt en de bijdragevoet.
Met gezinslast (drempel 1)
Vanaf | Geen inhouding onder | Volledige inhouding van 6,5% vanaf |
01/01/2010 | 1505,13 | 1609,78 |
01/09/2010 | 1535,27 | 1642,00 |
01/01/2011 | 1538,95 | 1645,94 |
01/05/2011 | 1569,64 | 1678,76 |
01/02/2012 | 1601,08 | 1712,39 |
01/12/2012 | 1633,14 | 1746,67 |
01/01/2013 | 1637,06 | 1750,87 |
01/01/2016 | 1639,68 | 1753,67 |
01/06/2016 | 1672,48 | 1788,75 |
Zonder gezinslast (drempel 2)
Vanaf | Geen inhouding onder | Volledige inhouding van 6,5% vanaf |
01/01/2010 | 1249,57 | 1336,44 |
01/09/2010 | 1274,59 | 1363,20 |
01/01/2011 | 1277,65 | 1366,47 |
01/05/2011 | 1303,14 | 1393,73 |
01/02/2012 | 1329,23 | 1421,64 |
01/12/2012 | 1355,84 | 1450,10 |
01/01/2013 | 1359,10 | 1453,58 |
01/01/2016 | 1361,27 | 1455,90 |
01/06/2016 | 1388,51 | 1485,04 |
Met gezinslast (drempel 3)
Vanaf | Geen inhouding onder | Volledige inhouding van 6,5% vanaf |
01/01/2010 | 752,57 | 788,03 |
01/09/2010 | 767,63 | 803,80 |
01/01/2011 | 769,47 | 805,73 |
01/05/2011 | 784,82 | 821,80 |
01/02/2012 | 800,54 | 838,26 |
01/12/2012 | 816,57 | 855,05 |
01/01/2013 | 818,53 | 857,10 |
01/01/2016 | 819,84 | 858,47 |
01/06/2016 | 836,24 | 875,64 |
Zonder gezinslast (drempel 4)
Vanaf | Geen inhouding onder | Volledige inhouding van 6,5% vanaf |
01/01/2010 | 624,79 | 654,23 |
01/09/2010 | 637,30 | 667,33 |
01/01/2011 | 638,83 | 668,93 |
01/05/2011 | 651,56 | 682,26 |
01/02/2012 | 664,61 | 695,93 |
01/12/2012 | 677,93 | 709,87 |
01/01/2013 | 679,55 | 711,57 |
01/01/2016 | 680,64 | 712,71 |
01/06/2016 | 694,25 | 726,96 |
Met gezinslast (drempel 3)
Vanaf | Geen inhouding onder | Volledige inhouding van 6,5% vanaf |
01/01/2010 | 752,57 | 804,89 |
01/09/2010 | 767,63 | 820,99 |
01/01/2011 | 769,47 | 822,96 |
01/05/2011 | 784,82 | 839,38 |
01/02/2012 | 800,54 | 856,19 |
01/12/2012 | 816,57 | 873,34 |
01/01/2013 | 818,53 | 875,43 |
01/01/2016 | 819,84 | 876,83 |
01/06/2016 | 836,24 | 894,37 |
Zonder gezinslast (drempel 4)
Vanaf | Geen inhouding onder | Volledige inhouding van 6,5% vanaf |
01/01/2010 | 624,79 | 668,22 |
01/09/2010 | 637,30 | 681,60 |
01/01/2011 | 638,83 | 683,24 |
01/05/2011 | 651,56 | 696,86 |
01/02/2012 | 664,61 | 710,81 |
01/12/2012 | 677,93 | 725,06 |
01/01/2013 | 679,55 | 726,79 |
01/01/2016 | 680,64 | 727,96 |
01/06/2016 | 694,25 | 742,51 |
De RSZ is belast met de inning van een procentuele maandelijkse bijzondere bijdrage op elk SWT, toegekend overeenkomstig de wetgeving betreffende het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag. Het percentage varieert in functie van de leeftijd van de werknemer en de sector waarin de onderneming actief is.
In principe geldt deze maatregel voor alle werkgevers die werknemers tewerkstellen die beantwoorden aan de voorwaarden om van het SWT te kunnen genieten. Het betreft de werkgevers van wie de werknemers onder het toepassingsgebied vallen van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. Samengevat zijn dit:
de werkgevers uit de private sector de openbare kredietinstellingen
de NV Nationale Loterij
de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek
de maatschappijen voor sociale huisvesting erkend overeenkomstig de huisvestingscodes van de Gewesten
de naamloze vennootschappen van publiek recht “Brussels South Charleroi Airport-Security” en “Liège-Airport-Security”.
Voor de openbare sector komen voorts ook de instellingen in aanmerking waarvoor een collectief akkoord bestaat dat goedgekeurd werd door de Ministerraad of door een Gemeenschaps- of Gewestregering.
In principe geldt deze maatregel voor alle debiteurs die in het kader van een SWT aanvullende vergoedingen moeten betalen. Dit geldt zowel voor de debiteurs van wettelijke verplichte aanvullende vergoedingen, als voor de debiteurs van door een CAO of individuele overeenkomst vastgestelde bijkomende aanvullende vergoedingen.
De bepalingen van deze bijzondere bijdrage zijn van toepassing op alle werknemers in SWT. Zijn uitgesloten:
buitenlandse werknemers die in België tewerkgesteld geweest zijn, hun recht op de aanvullende vergoeding doen gelden, op voorwaarde dat zij werkloosheidsuitkeringen genieten krachtens de wetgeving van hun binnen de Europese Economische Ruimte gelegen woonland (CAO nr. 17 vicies septies afgesloten in de Nationale Arbeidsraad op 17/12/2003).
enkel voor wat betreft de bijzondere werkgeversbijdragen, de werknemers die met hun werkgever overeenkomen een halftijds brugpensioen te nemen (uitdovend vanaf eind 2011), dit wil zeggen na 55 jaar hun arbeidsprestaties te verminderen tot halftijdse prestaties; er zijn nog wel inhoudingen verschuldigd.
De bijzondere werkgeversbijdrage is een percentage van de brutomaandbedragen van de aanvullende vergoedingen. Voor de SWT's in de non-profit ingegaan na 31 maart 2012 én met het ontslag betekend na 28 november 2011, maar vóór 1 januari 2016, zijn de percentages als volgt:
sector | leeftijd bereikt in de loop van de maand | percentage | forfait in EUR |
non-profit | < 52 ≥ 52 en < 55 ≥ 55 en < 58 ≥ 58 en < 60 ≥ 60 | 10,00% 9,50% 8,50% 5,50% 0,00% | 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 |
Er is geen minimumforfait verschuldigd.
Opmerking:
Voor de non-profit is een percentueel degressief systeem van toepassing, waarbij het percentage afhankelijk is van de leeftijd van de werknemer bereikt in de loop van de betreffende maand.
Het koninklijk besluit van 22 maart 2006 voerde in het kader van het generatiepact een bijzondere werkgeversbijdrage in op sommige aanvullende vergoedingen, analoog aan de aanvullende vergoedingen bij het SWT, met als doel deze te vermijden of te ontmoedigen. Door het toekennen van een aanvullende vergoeding bij de werkloosheid blijven de strikte regels met betrekking tot het SWT immers dode letter en zijn de werknemers die deze aanvullende vergoedingen bij hun uitkering ontvangen, minder geneigd het werk te hervatten.
De bepalingen in het generatiepact en in dit koninklijk besluit worden grotendeels overgenomen en voortgezet in de overkoepelende bepalingen van de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen (I), titel XI, hoofdstuk VI: socialezekerheidsbijdragen en inhoudingen verschuldigd op brugpensioenen, op aanvullende vergoedingen bij sommige socialezekerheidsuitkeringen en op uitkeringen voor invaliditeit.
De RSZ is belast met de inning van een procentuele bijzondere bijdrage op de aanvullingen uitgekeerd in het kader van een SWAV.
De bijzondere werkgeversbijdrage SWAV is verschuldigd door elke werkgever die aanvullingen rechtstreeks of onrechtstreeks uitbetaalt aan een (vroegere) werknemer, als aanvulling bij een uitkering in geval van vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking, tijdskrediet en loopbaanvermindering zoals voorzien in de herstelwet van 22 januari 1985, of bij een uitkering volledige werkloosheid. Het betreft de werkgevers van wie de werknemers onder het toepassingsgebied vallen van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. Samengevat zijn dit:
de werkgevers uit de private sector de openbare kredietinstellingen
de NV Nationale Loterij
de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek
de maatschappijen voor sociale huisvesting erkend overeenkomstig de huisvestingscodes van de Gewesten
de naamloze vennootschappen van publiek recht “Brussels South Charleroi Airport-Security” en “Liège-Airport-Security”.
De volgende werkgevers zijn echter uitgesloten uit het toepassingsveld:
de werkgevers die afhangen van het paritair comité voor het stads- en streekvervoer of van één van de subcomités hiervan (PC 328, 328.01, 328.02, 328.03);
de werkgevers die afhangen van het paritair comité voor de gesubsidieerde inrichtingen van het vrij onderwijs of van het paritair comité voor de bedienden van het gesubsidieerd vrij onderwijs (PC 152 of 225).
De bijzondere bijdrage SWAV is verschuldigd voor de werknemers die een aanvullende vergoeding krijgen,
vanaf de maand dat de werknemer 50 jaar wordt tot de gewone pensioenleeftijd.
De bijzondere bijdrage is niet verschuldigd als de werknemer zich in de volgende situatie bevindt: de werknemer was nog geen 45 jaar bij de eerste toekenning
Zijn eveneens uitgesloten:
buitenlandse werknemers die in België tewerkgesteld geweest zijn en hun recht op de aanvullende vergoeding doen gelden, op voorwaarde dat zij werkloosheidsuitkeringen genieten krachtens de wetgeving van hun woonland gelegen binnen de Europese Economische Ruimte.
Het betreft in algemene zin de aanvullende vergoedingen bij:
de uitkeringen bij volledige werkloosheid
de uitkeringen in het geval van volledige loopbaanonderbreking
de uitkeringen in het geval van vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking, tijdskrediet en loopbaanvermindering.
De bijzondere bijdrage is ook verschuldigd wanneer deze aanvullingen doorbetaald worden tijdens periodes van ziekte-uitkering of moederschapverzekering.
Vallen niet onder het toepassingsgebied, de aanvullende vergoedingen toegekend in het kader van: het stelsel werkloosheid met bedrijfstoeslag (SWT)
ouderschapsverlof, palliatief verlof of verlof voor bijstand of verzorging van een zwaar ziek
gezins- of familielid
bij akkoord vastgestelde eindeloopbaanmaatregelen (erkend door de federale Minister van Werk op vraag van de bevoegde Regering of van de sociale partners die het akkoord ondertekend hebben) bij werkgevers die vallen onder het toepassingsveld van de sociale maribel
een CAO gesloten in de schoot van de Nationale Arbeidsraad (NAR), van een paritair comité (PC) of subcomité (PSC) voor onbepaalde duur en die reeds van kracht was op 30 september 2005
een CAO gesloten in de schoot van de NAR, van PC of PSC voor bepaalde duur (die al dan niet een bepaling van stilzwijgende verlenging bevat) en
die reeds van kracht was op 30 september 2005 en ononderbroken werd verlengd
en waarvan vanaf de eerste verlenging van de overeenkomst na 30 september 2005 de werknemersdoelgroep niet meer werd uitgebreid en de bedragen van de aanvullingen niet meer werden verhoogd, behalve door indexaanpassingen of door het toepassen van een door de NAR vastgestelde herwaarderingscoëfficiënt
artikel 9 van de CAO nr. 46 (aanvullingen uitgekeerd in het kader van ontslag wegens het niet kunnen aanbieden of beschikbaar zijn van een gepaste tewerkstelling in een andere arbeidsregeling dan ploegenarbeid met nachtprestaties)
artikel 5 en artikel 6 § 1 van het koninklijke besluit van 12 december 2001 tot uitvoering van hoofdstuk IV van de wet van 10 augustus 2001 betreffende de verzoening van werkgelegenheid en kwaliteit van het leven wanneer de voltijdse werknemer die gewoonlijk minstens tewerkgesteld wordt in een 5-dagenregeling, zijn loopbaan per week vermindert met één dag of 2 halve dagen over dezelfde duur (CAO nr. 77 betreffende 1/5de
loopbaanvermindering).
De bijzondere werkgeversbijdrage is een percentage van de brutomaandbedragen van de aanvullende vergoedingen. Een onderscheid wordt gemaakt tussen aanvullingen bij volledige loopbaanonderbreking, vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking, tijdskrediet en loopbaanvermindering enerzijds en aanvullingen bij volledige werkloosheid anderzijds.
Aanvullingen bij loopbaanonderbreking, tijdskrediet en vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking: op de aanvullende vergoedingen blijft een bijzondere maandelijkse werkgeversbijdrage van 38,82 % verschuldigd.
Aanvullingen bij de werkloosheid na het verbreken van de arbeidsovereenkomst: voor de SWAV's in de non-profit ingegaan na 31 maart 2012 én met het ontslag betekend na 28 november 2011, maar vóór 1 januar 2016, zijn de percentages als volgt:
sector | leeftijd bereikt in de loop van de maand | percentage | forfait in EUR |
non-profit | < 52 ≥ 52 en < 55 ≥ 55 en < 58 ≥ 58 en < 60 ≥ 60 | 10,00% 9,50% 8,50% 5,50% 0,00% | 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 |
Er is geen minimumforfait.
Opmerkingen:
Voor de non-profit is een percentueel degressief systeem van toepassing.
Naast de bijzondere bijdrage SWT, SWAV en de compenserende bijdrage SWT, moet er ook een persoonlijke inhouding gebeuren op het totaal van de aanvullingen en op de uitkering aan de werknemer. Vanaf 1 april 2010 moeten ook deze bedragen aan de RSZ worden overgemaakt en niet langer aan de RVA en FPD
In principe geldt deze maatregel voor alle werkgevers die werknemers tewerkstelden die werknemers tewerkstelden die kunnen genieten van een SWT, halftijds brugpensioen of SWAV. Het toepassingsgebied loopt parallel met dat van de bijzondere bijdragen.
De inhoudingen zijn verschuldigd voor alle werknemers in het SWT, halftijds brugpensioen of in een SWAV. Het toepassingsgebied loopt parallel met dat van de bijzondere bijdragen.
Op de aanvullingen wordt een sociale inhouding ingesteld die overeenkomt met een vastgesteld percentage op de som van de sociale uitkering en de aanvullende vergoedingen:
6,5 % voor de werknemers in een SWT en een SWAV
4,5 % voor de halftijds bruggepensioneerde (uitdovend vanaf eind 2011)
Berekening:
De inhouding gebeurt op de aanvullingen en wordt berekend voor een theoretische maand. Het is een percentage op de som van het theoretische maandbedrag van de sociale uitkering en het theoretisch bruto maandbedrag aan aanvullingen. Vervolgens gaat men na of de inhouding niet moet worden afgetopt om te verhinderen dat de werknemer te weinig ontvangt. Vervolgens vermenigvuldigt men de aldus berekende inhouding met het aantal maanden dat de aangifte dekt. Bij een maandelijkse uitbetaling tot aan het wettelijk pensioen of het einde van de periode van loopbaanonderbreking of tijdskrediet, zijn de maandelijkse uitkeringen en aanvullingen de theoretische maandbedragen en is het aantal maanden voor een volledig kwartaal gelijk aan 3.
Wanneer de betalingen niet maandelijks gebeuren tot aan het wettelijk pensioen, moeten dus een aantal regels in acht genomen worden. Volgende principes gelden:
De bijzondere bijdragen en inhouding voor de volledige periode worden gespreid over de perioden van effectieve uitbetaling van de aanvullingen via de vermelding op de aangifte hoeveel maand de betreffende aangifte dekt. Bij een zuivere kapitalisering van alle aanvullingen is dit dus het aantal maanden tot aan de wettelijke pensioenleeftijd.
Voor de nieuwe werklozen SWT en SWAV worden de aanvullingen per maand herrekend over de periode van eerste uitkering tot het moment van pensionering en worden de inhoudingen over de gehele periode in aanmerking genomen.
Voor het vaststellen van de sociale uitkering wordt het theoretisch maandbedrag van de sociale uitkering
gebruikt:
Indien het een voltijdse, volledig werkloze betreft of een halftijds bruggepensioneerde, het dagbedrag van de werkloosheidsuitkering x 26
Indien het een vrijwillig deeltijdse, volledige werkloze betreft, het dagbedrag van de werkloosheidsuitkering x Q / S x 6 x 4,33
Indien het een halftijdse loopbaanonderbreking, tijdskrediet of prestatievermindering betreft, het maandbedrag van de onderbrekingsvergoeding
De dagbedragen worden aan de RSZ overgemaakt door de RVA en aan de debiteurs door de uitbetalingsinstellingen.
Voor het vaststellen van de aanvullende vergoedingen wordt het theoretisch bruto maandbedrag als volgt verkregen:
Wanneer de aanvullende vergoeding SWT of SWAV maandelijks of met een korter interval wordt betaald vanaf de eerste uitbetaling van de aanvullende vergoeding tot de maand dat de begunstigde de wettelijke pensioenleeftijd bereikt, is het bruto maandbedrag gelijk aan het
bruto bedrag van de vergoedingen uitgekeerd voor de maand.
Wanneer de aanvullende vergoeding SWT of SWAV met een andere periodiciteit wordt betaald door het totale bedrag aan aanvullende vergoedingen verschuldigd voor de volledige periode in oogschouw te nemen en te delen door het aantal maanden vanaf de eerste maand van uitbetaling van de aanvullende vergoeding tot en met de maand waarop de werknemer de leeftijd van 65 jaar bereikt.
Wanneer de aanvullende vergoedingen tijdens de periode van loopbaanonderbreking, tijdskrediet of prestatievermindering maandelijks of met een korter interval worden betaald, is het bruto maandbedrag gelijk aan het bruto bedrag van de vergoedingen uitgekeerd voor de maand;
Wanneer de aanvullende vergoedingen tijdens de periode van loopbaanonderbreking, tijdskrediet of prestatievermindering met een andere periodiciteit wordt betaald, door het totale bedrag aan aanvullende vergoedingen verschuldigd voor de volledige periode in oogschouw te nemen en te delen door het aantal begonnen kalendermaanden begrepen in de maximale periode voor dewelke een onderbrekingsaanvraag bij de RVA werd ingediend.
De aldus berekende inhouding op het SWT of het SWAV mag niet als gevolg hebben dat het resterende totaalbedrag aan socialezekerheidsuitkeringen en aanvullingen, lager zou zijn dan 938,50 EUR/maand voor gerechtigden zonder gezinslast of 1130,44 EUR/maand voor gerechtigden met gezinslast (grensbedrag per kalendermaand). De berekende inhouding moet dus telkens worden vergeleken met dit grensbedrag en moet desnoods worden beperkt of geannuleerd. Ook wanneer er geen inhoudingen mogelijk zijn, moet er een aangifte gebeuren. Voor de halftijdse brugpensioenen zijn deze grensbedragen gehalveerd.
Voor de SWAV's die niet maandelijks tot aan de pensioenleeftijd worden uitbetaald, moet enkel rekening gehouden worden met de theoretische maandbedragen die betrekking hebben op de leeftijd vanaf 50 jaar.
Grensbedragen na indexering en met toepassing van de herwaarderingscoëfficiënt:
(in EUR) | voltijds, met gezinslast | voltijds, zonder gezinslast | halftijds, met gezinslast | halftijds, zonder gezinslast |
basisbedrag | 1.130,44 | 938,50 | 565,22 | 469,25 |
vanaf 01-02-2012 | 1.601,08 | 1.329,23 | 800,54 | 664,61 |
vanaf 01-12-2012 | 1.633,14 | 1.355,84 | 816,57 | 677,93 |
vanaf 01-01-2013 | 1.637,06 | 1.359,10 | 818,53 | 679,55 |
vanaf 01-01-2016 | 1.639,68 | 1.361,27 | 819,84 | 680,64 |
vanaf 01-06-2016 | 1.672,48 | 1.388,51 | 836,24 | 694,25 |
In geval van teveel ontvangen inhoudingen stort de RSZ deze terug en is de debiteur van de aanvullende vergoeding ertoe gehouden deze terug te geven aan de begunstigde van de aanvullende vergoedingen.
In het geval dat de begunstigde van de aanvullende vergoedingen nalaat de debiteur op de hoogte te brengen van zijn gewijzigde gezinssituatie of tewerkstellingsstatus, mag de debiteur van de aanvullende vergoedingen de verschuldigde inhoudingen toch nog vorderen.
Als er een indexering is in de loop van een kwartaal is het verplicht om de zone 00829 "notie aanpassing van de bedragen" in te vullen met de waarde "1" indexering in het tweede blok aanvullende vergoeding bijdragen waarin de geïndexeerde bedragen zijn opgenomen. Dit laat toe om een correcte controle uit te voeren op basis van de nieuwe geïndexeerde drempelbedragen.
De Nationale Arbeidsraad heeft voor het jaar 2017 geen toe te passen herwaarderingscoëfficiënt voor de aanpassing van de bedragen van de toegekende aanvullende vergoedingen vastgelegd op 1,0016. Dit is ook van toepassing voor de herwaardering van de toepasbare drempels voor de berekening van de inhouding.
De berekeningsformule voor de inhouding varieert naar gelang de som van de maandelijkse aanvullende vergoeding en de sociale uitkering lager of hoger is dan bepaalde bedragen afhankelijk van het toegepaste type van drempel.
Aldus hebben we voor:
X = de som van de aanvullende vergoeding en de sociale uitkering voor één maand
A = de toepasbare drempel in functie van de gezinstoestand en het arbeidsregime van voor het SWT of SWAV
B = het bedrag X vanaf wanneer de inhouding volledig is
Als X ≤ A => geen inhouding
Als A < X > B => Inhouding = X - A
Als X ≥ B => Volledige inhouding = X x 6,5% (of 4,5%)
De waarden A en B variëren als volgt in functie van de indexering, de herwaarderingscoëfficiënt en de bijdragevoet.
Met gezinslast (drempel 1)
Vanaf | Geen inhouding onder | Volledige inhouding van 6,5% vanaf |
01/01/2010 | 1505,13 | 1609,78 |
01/09/2010 | 1535,27 | 1642,00 |
01/01/2011 | 1538,95 | 1645,94 |
01/05/2011 | 1569,64 | 1678,76 |
01/02/2012 | 1601,08 | 1712,39 |
01/12/2012 | 1633,14 | 1746,67 |
01/01/2013 | 1637,06 | 1750,87 |
01/01/2016 | 1639,68 | 1753,67 |
01/06/2016 | 1672,48 | 1788,75 |
Zonder gezinslast (drempel 2)
Vanaf | Geen inhouding onder | Volledige inhouding van 6,5% vanaf |
01/01/2010 | 1249,57 | 1336,44 |
01/09/2010 | 1274,59 | 1363,20 |
01/01/2011 | 1277,65 | 1366,47 |
01/05/2011 | 1303,14 | 1393,73 |
01/02/2012 | 1329,23 | 1421,64 |
01/12/2012 | 1355,84 | 1450,10 |
01/01/2013 | 1359,10 | 1453,58 |
01/01/2016 | 1361,27 | 1455,90 |
01/06/2016 | 1388,51 | 1485,04 |
Met gezinslast (drempel 3)
Vanaf | Geen inhouding onder | Volledige inhouding van 6,5% vanaf |
01/01/2010 | 752,57 | 788,03 |
01/09/2010 | 767,63 | 803,80 |
01/01/2011 | 769,47 | 805,73 |
01/05/2011 | 784,82 | 821,80 |
01/02/2012 | 800,54 | 838,26 |
01/12/2012 | 816,57 | 855,05 |
01/01/2013 | 818,53 | 857,10 |
01/01/2016 | 819,84 | 858,47 |
01/06/2016 | 836,24 | 875,64 |
Zonder gezinslast (drempel 4)
Vanaf | Geen inhouding onder | Volledige inhouding van 6,5% vanaf |
01/01/2010 | 624,79 | 654,23 |
01/09/2010 | 637,30 | 667,33 |
01/01/2011 | 638,83 | 668,93 |
01/05/2011 | 651,56 | 682,26 |
01/02/2012 | 664,61 | 695,93 |
01/12/2012 | 677,93 | 709,87 |
01/01/2013 | 679,55 | 711,57 |
01/01/2016 | 680,64 | 712,71 |
01/06/2016 | 694,25 | 726,96 |
Met gezinslast (drempel 3)
Vanaf | Geen inhouding onder | Volledige inhouding van 6,5% vanaf |
01/01/2010 | 752,57 | 804,89 |
01/09/2010 | 767,63 | 820,99 |
01/01/2011 | 769,47 | 822,96 |
01/05/2011 | 784,82 | 839,38 |
01/02/2012 | 800,54 | 856,19 |
01/12/2012 | 816,57 | 873,34 |
01/01/2013 | 818,53 | 875,43 |
01/01/2016 | 819,84 | 876,83 |
01/06/2016 | 836,24 | 894,37 |
Zonder gezinslast (drempel 4)
Vanaf | Geen inhouding onder | Volledige inhouding van 6,5% vanaf |
01/01/2010 | 624,79 | 668,22 |
01/09/2010 | 637,30 | 681,60 |
01/01/2011 | 638,83 | 683,24 |
01/05/2011 | 651,56 | 696,86 |
01/02/2012 | 664,61 | 710,81 |
01/12/2012 | 677,93 | 725,06 |
01/01/2013 | 679,55 | 726,79 |
01/01/2016 | 680,64 | 727,96 |
01/06/2016 | 694,25 | 742,51 |
De RSZ is belast met de inning van een procentuele maandelijkse bijzondere bijdrage op elk SWT, toegekend overeenkomstig de wetgeving betreffende het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag. Het percentage varieert in functie van de leeftijd van de werknemer en de sector waarin de onderneming actief is.
In principe geldt deze maatregel voor alle werkgevers die werknemers tewerkstellen die beantwoorden aan de voorwaarden om van het SWT te kunnen genieten. Het betreft de werkgevers van wie de werknemers onder het toepassingsgebied vallen van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. Samengevat zijn dit:
de werkgevers uit de private sector de openbare kredietinstellingen
de NV Nationale Loterij
de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek
de maatschappijen voor sociale huisvesting erkend overeenkomstig de huisvestingscodes van de Gewesten
de naamloze vennootschappen van publiek recht “Brussels South Charleroi Airport-Security” en “Liège-Airport-Security”.
Voor de openbare sector komen voorts ook de instellingen in aanmerking waarvoor een collectief akkoord bestaat dat goedgekeurd werd door de Ministerraad of door een Gemeenschaps- of Gewestregering.
In principe geldt deze maatregel voor alle debiteurs die in het kader van een SWT aanvullende vergoedingen moeten betalen. Dit geldt zowel voor de debiteurs van wettelijke verplichte aanvullende vergoedingen, als voor de debiteurs van door een CAO of individuele overeenkomst vastgestelde bijkomende aanvullende vergoedingen.
De bepalingen van deze bijzondere bijdrage zijn van toepassing op alle werknemers in SWT. Zijn uitgesloten:
buitenlandse werknemers die in België tewerkgesteld geweest zijn, hun recht op de aanvullende vergoeding doen gelden, op voorwaarde dat zij werkloosheidsuitkeringen genieten krachtens de wetgeving van hun binnen de Europese Economische Ruimte gelegen woonland (CAO nr. 17 vicies septies afgesloten in de Nationale Arbeidsraad op 17/12/2003).
enkel voor wat betreft de bijzondere werkgeversbijdragen, de werknemers die met hun werkgever overeenkomen een halftijds brugpensioen te nemen (uitdovend vanaf eind 2011), dit wil zeggen na 55 jaar hun arbeidsprestaties te verminderen tot halftijdse prestaties; er zijn nog wel inhoudingen verschuldigd.
De bijzondere werkgeversbijdrage is een percentage van de brutomaandbedragen van de aanvullende vergoedingen. Voor de SWT's in de profit ingegaan na 31 maart 2010 én met het ontslag betekend na 15 oktober 2009 maar vóór 1 april 2012, zijn de percentages vanaf 1 april 2012 als volgt:
sector | leeftijd op het moment van ingaan SWT | percentage | forfait in EUR |
andere | < 52 ≥ 52 en < 55 ≥ 55 en < 58 ≥ 58 en < 60 ≥ 60 | 53,00% 42,40% 31,80% 21,20% 10,60% | 26,50 26,50 26,50 26,50 19,93 |
andere tijdens periode erkend als in herstructurering | < 52 ≥ 52 en < 55 ≥ 55 en < 58 ≥ 58 en < 60 ≥ 60 | 50,00% 30,00% 20,00% 20,00% 10,00% | 26,50 26,50 26,50 26,50 19,93 |
andere tijdens periode erkend als in moeilijkheden | < 52 ≥ 52 en < 55 ≥ 55 en < 58 ≥ 58 en < 60 ≥ 60 | 17,50% 13,50% 10,00% 6,50% 3,50% | 8,00 8,00 8,00 8,00 6,00 |
Indien de aldus verkregen bedragen kleiner zijn dan een bepaald forfait, is het forfait het bedrag dat verschuldigd is.
Opmerking:
Het percentage van de bijdrage en het minimumforfait voor de profit worden vastgelegd volgens de leeftijd die de werknemer bereikt heeft op het ogenblik van de aanvang van het SWT.
Voor de SWT's die ingaan tijdens een periode van erkenning als onderneming in moeilijkheden of in herstructurering, gelden tijdens de erkenning verlaagde bijdragen tot en met de maand van beëindiging van de erkenning. Het percentage dat daana wordt gebruikt, is het percentage overeenkomstig de leeftijd van de werknemer op het moment van beëindiging van de erkenning.
In principe is de bijzondere compenserende bijdrage niet meer verschuldigd voor de SWT's ingegaan na 31 maart 2010 als gevolg van een ontslag betekend na 15 oktober 2009. Deze bijdrage is begrepen in de verhoogde bijdragepercentages voor de nieuwe SWT's.
Het koninklijk besluit van 22 maart 2006 voerde in het kader van het generatiepact een bijzondere
werkgeversbijdrage in op sommige aanvullende vergoedingen, analoog aan de aanvullende vergoedingen bij het SWT, met als doel deze te vermijden of te ontmoedigen. Door het toekennen van een aanvullende vergoeding bij de werkloosheid blijven de strikte regels met betrekking tot het SWT immers dode letter en zijn de werknemers die deze aanvullende vergoedingen bij hun uitkering ontvangen, minder geneigd het werk te hervatten.
De bepalingen in het generatiepact en in dit koninklijk besluit worden grotendeels overgenomen en voortgezet in de overkoepelende bepalingen van de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen (I), titel XI, hoofdstuk VI: socialezekerheidsbijdragen en inhoudingen verschuldigd op brugpensioenen, op aanvullende vergoedingen bij sommige socialezekerheidsuitkeringen en op uitkeringen voor invaliditeit.
De RSZ is belast met de inning van een procentuele bijzondere bijdrage op de aanvullingen uitgekeerd in het kader van een SWAV.
De bijzondere werkgeversbijdrage SWAV is verschuldigd door elke werkgever die rechtstreeks of onrechtstreeks vergoedingen uitbetaalt aan een (vroegere) werknemer, als aanvulling bij een uitkering in geval van vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking, tijdskrediet en loopbaanvermindering zoals voorzien in de herstelwet van 22 januari 1985, of bij een uitkering volledige werkloosheid. Het betreft de werkgevers van wie de werknemers onder het toepassingsgebied vallen van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. Samengevat zijn dit:
de werkgevers uit de private sector de openbare kredietinstellingen
de NV Nationale Loterij
de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek
de maatschappijen voor sociale huisvesting erkend overeenkomstig de huisvestingscodes van de Gewesten
de naamloze vennootschappen van publiek recht “Brussels South Charleroi Airport-Security” en “Liège-Airport-Security”.
De volgende werkgevers zijn echter uitgesloten uit het toepassingsveld:
de werkgevers die afhangen van het paritair comité voor het stads- en streekvervoer of van één van de subcomités hiervan (PC 328, 328.01, 328.02, 328.03);
de werkgevers die afhangen van het paritair comité voor de gesubsidieerde inrichtingen van het vrij onderwijs of van het paritair comité voor de bedienden van het gesubsidieerd vrij onderwijs (PC 152 of 225).
De bijzondere bijdrage SWAV is verschuldigd voor de werknemers die een aanvullende vergoeding krijgen, vanaf de maand dat de werknemer 50 jaar wordt tot de gewone pensioenleeftijd.
De bijzondere bijdrage is niet verschuldigd als de werknemer zich in de volgende situatie bevindt: de werknemer was nog geen 45 jaar bij de eerste toekenning.
Zijn eveneens uitgesloten:
buitenlandse werknemers die in België tewerkgesteld geweest zijn en hun recht op de
aanvullende vergoeding doen gelden, op voorwaarde dat zij werkloosheidsuitkeringen genieten krachtens de wetgeving van hun woonland gelegen binnen de Europese Economische Ruimte.
Het betreft in algemene zin de aanvullende vergoedingen bij:
de uitkeringen bij volledige werkloosheid
de uitkeringen in het geval van volledige loopbaanonderbreking
de uitkeringen in het geval van vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking, tijdskrediet en loopbaanvermindering.
De bijzondere bijdrage is ook verschuldigd wanneer deze aanvullingen doorbetaald worden tijdens periodes van ziekte-uitkering of moederschapverzekering.
Vallen niet onder het toepassingsgebied, de aanvullende vergoedingen toegekend in het kader van: het stelsel werkloosheid met bedrijfstoeslag (SWT)
ouderschapsverlof, palliatief verlof of verlof voor bijstand of verzorging v an een zwaar ziek
gezins- of familielid
bij akkoord vastgestelde eindeloopbaanmaatregelen (erkend door de federale Minister van Werk op vraag van de bevoegde Regering of van de sociale partners die het akkoord ondertekend hebben) bij werkgevers die vallen onder het toepassingsveld van de sociale maribel
een CAO gesloten in de schoot van de Nationale Arbeidsraad (NAR), van een paritair comité (PC) of subcomité (PSC) voor onbepaalde duur en die reeds van kracht was op 30 september 2005
een CAO gesloten in de schoot van de NAR, van PC of PSC voor bepaalde duur (die al dan niet een bepaling van stilzwijgende verlenging bevat) en
die reeds van kracht was op 30 september 2005 en ononderbroken werd verlengd
en waarvan vanaf de eerste verlenging van de overeenkomst na 30 september 2005 de werknemersdoelgroep niet meer werd uitgebreid en de bedragen van de aanvullingen niet meer werden verhoogd, behalve door indexaanpassingen of door het toepassen van een door de NAR vastgestelde herwaarderingscoëfficiënt
artikel 9 van de CAO nr. 46 (aanvullingen uitgekeerd in het kader van ontslag wegens het niet kunnen aanbieden of beschikbaar zijn van een gepaste tewerkstelling in een andere arbeidsregeling dan ploegenarbeid met nachtprestaties)
artikel 5 en artikel 6 § 1 van het koninklijke besluit van 12 december 2001 tot uitvoering van hoofdstuk IV van de wet van 10 augustus 2001 betreffende de verzoening van werkgelegenheid en kwaliteit van het leven wanneer de voltijdse werknemer die gewoonlijk minstens tewerkgesteld wordt in een 5-dagenregeling, zijn loopbaan per week vermindert met één dag of 2 halve dagen over dezelfde duur (CAO nr. 77 betreffende 1/5de loopbaanvermindering).
De bijzondere werkgeversbijdrage is een percentage van de brutomaandbedragen van de aanvullende vergoedingen. Een onderscheid wordt gemaakt tussen aanvullingen bij volledige loopbaanonderbreking, vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking, tijdskrediet en loopbaanvermindering enerzijds en aanvullingen bij volledige werkloosheid anderzijds.
Aanvullingen bij loopbaanonderbreking, tijdskrediet en vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking: op de aanvullende vergoedingen blijft een bijzondere maandelijkse werkgeversbijdrage verschuldigd die vanaf 1 april 2012 38,82 % bedraagt.
Aanvullingen bij de werkloosheid na het verbreken van de arbeidsovereenkomst: voor de SWAV's in de profit ingegaan na 31 maart 2010 én met het ontslag betekend na 15 oktober 2009 maar vóór 1 april 2012, zijn de percentages vanaf 1 april 2012 als volgt:
sector | leeftijd op het moment van het verkrijgen van het recht op een aanvullende vergoeding | percentage | forfait in EUR |
andere | < 52 ≥ 52 en < 55 ≥ 55 en < 58 ≥ 58 en < 60 ≥ 60 | 53,00% 42,40% 38,82% 38,82% 38,82% | 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 |
Er is geen minimumforfait.
Opmerkingen:
Voor de profit wordt een percentage vastgelegd volgens de leeftijd die de werknemer bereikt heeft op het ogenblik van het verkrijgen van het recht op de aanvullende uitkering (dus niet noodzakelijk het moment waarop hij voor de eerste keer een aanvullende vergoeding krijgt).
voorbeeld:
Een werknemer is 55 als hij kan genieten van een SWAV. Een Fonds van bestaanszekerheid geeft een aanvulling vanaf 58 jaar. Het te gebruiken percentage voor de bijzondere bijdrage is 38,82 % (% op het moment van het openen van het recht),
Er zijn geen afwijkende percentages voor bedrijven in moeilijkheden of voor bedrijven in herstructurering.
Naast de bijzondere bijdrage SWT, SWAV en de compenserende bijdrage SWT, moet er ook een persoonlijke inhouding gebeuren op het totaal van de aanvullingen en op de uitkering aan de werknemer. Vanaf 1 april 2010 moeten ook deze bedragen aan de RSZ worden overgemaakt en niet langer aan de RVA en FPD
In principe geldt deze maatregel voor alle werkgevers die werknemers tewerkstelden die kunnen genieten van een SWT, halftijds brugpensioen of SWAV. Het toepassingsgebied loopt parallel met dat van de bijzondere bijdragen.
De inhoudingen zijn verschuldigd voor alle werknemers in het SWT, halftijds brugpensioen of in een SWAV. Het toepassingsgebied loopt parallel met dat van de bijzondere bijdragen.
Op de aanvullingen wordt een sociale inhouding ingesteld die overeenkomt met een vastgesteld percentage op de som van de sociale uitkering en de aanvullende vergoedingen:
6,5 % voor de werknemers in een SWT en een SWAV
4,5 % voor de halftijds bruggepensioneerde (uitdovend vanaf eind 2011)
Berekening:
De inhouding gebeurt op de aanvullingen en wordt berekend voor een theoretische maand. Het is een percentage op de som van het theoretische maandbedrag van de sociale uitkering en het theoretisch bruto maandbedrag aan aanvullingen. Vervolgens gaat men na of de inhouding niet moet worden afgetopt om te verhinderen dat de werknemer te weinig ontvangt. Vervolgens vermenigvuldigt men de aldus berekende inhouding met het aantal maanden dat de aangifte dekt. Bij een maandelijkse uitbetaling tot aan het wettelijk pensioen of het einde van de periode van loopbaanonderbreking of tijdskrediet, zijn de maandelijkse uitkeringen en aanvullingen de theoretische maandbedragen en is het aantal maanden voor een volledig kwartaal gelijk aan 3.
Wanneer de betalingen niet maandelijks gebeuren tot aan het wettelijk pensioen, moeten dus een aantal regels in acht genomen worden. Volgende principes gelden:
De bijzondere bijdragen en inhouding voor de volledige periode worden gespreid over de perioden van effectieve uitbetaling van de aanvullingen via de vermelding op de aangifte hoeveel maand de betreffende aangifte dekt. Bij een zuivere kapitalisering van alle aanvullingen is dit dus het aantal maanden tot aan de wettelijke pensioenleeftijd.
Voor de nieuwe werklozen SWT en SWAV worden de aanvullingen per maand herrekend over de periode van eerste uitkering tot het moment van pensionering en worden de inhoudingen over de gehele periode in aanmerking genomen.
Voor het vaststellen van de sociale uitkering wordt het theoretisch maandbedrag van de sociale uitkering
gebruikt:
Indien het een voltijdse, volledig werkloze betreft of een halftijds bruggepensioneerde, het dagbedrag van de werkloosheidsuitkering x 26
Indien het een vrijwillig deeltijdse, volledige werkloze betreft, het dagbedrag van de werkloosheidsuitkering x Q / S x 6 x 4,33
Indien het een halftijdse loopbaanonderbreking, tijdskrediet of prestatievermindering betreft, het maandbedrag van de onderbrekingsvergoeding
De dagbedragen worden aan de RSZ overgemaakt door de RVA en aan de debiteurs door de uitbetalingsinstellingen.
Voor het vaststellen van de aanvullende vergoedingen wordt het theoretisch bruto maandbedrag als volgt verkregen:
Wanneer de aanvullende vergoeding SWT of SWAV maandelijks of met een korter interval wordt betaald vanaf de eerste uitbetaling van de aanvullende vergoeding tot de maand dat de begunstigde de wettelijke pensioenleeftijd bereikt, is het bruto maandbedrag gelijk aan het
bruto bedrag van de vergoedingen uitgekeerd voor de maand.
Wanneer de aanvullende vergoeding SWT of SWAV met een andere periodiciteit wordt betaald door het totale bedrag aan aanvullende ve rgoedingen verschuldigd voor de volledige periode in oogschouw te nemen en te delen door het aantal maanden vanaf de eerste maand van uitbetaling van de aanvullende vergoeding tot en met de maand waarop de werknemer de leeftijd van 65 jaar bereikt.
Wanneer de aanvullende vergoedingen tijdens de periode van loopbaanonderbreking, tijdskrediet of prestatievermindering maandelijks of met een korter interval worden betaald, is het bruto maandbedrag gelijk aan het bruto bedrag van de vergoedingen uitgekeerd voor de maand;
Wanneer de aanvullende vergoedingen tijdens de periode van loopbaanonderbreking, tijdskrediet of prestatievermindering met een andere periodiciteit wordt betaald, door het totale bedrag aan aanvullende vergoedingen verschuldigd voor de volledige periode in oogschouw te nemen en te delen door het aantal begonnen kalendermaanden begrepen in de maximale periode voor dewelke een onderbrekingsaanvraag bij de RVA werd ingediend.
De aldus berekende inhouding op het SWT of het SWAV mag niet als gevolg hebben dat het resterende totaalbedrag aan socialezekerheidsuitkeringen en aanvullingen, lager zou zijn dan 938,50 EUR/maand voor gerechtigden zonder gezinslast of 1130,44 EUR/maand voor gerechtigden met gezinslast (grensbedrag per kalendermaand). De berekende inhouding moet dus telkens met dit grensbedrag worden vergeleken en moet desnoods worden beperkt of geannuleerd. Ook wanneer er geen inhoudingen mogelijk zijn, moet er een aangifte gebeuren. Voor de halftijdse brugpensioenen zijn deze grensbedragen gehalveerd.
Voor de SWAV's die niet maandelijks tot aan de pensioenleeftijd worden uitbetaald, moet enkel rekening gehouden worden met de theoretische maandbedragen die betrekking hebben op de leeftijd vanaf 50 jaar.
Grensbedragen na indexering en met toepassing van de herwaarderingscoëfficiënt:
(in EUR) | voltijds, met gezinslast | voltijds, zonder gezinslast | halftijds, met gezinslast | halftijds, zonder gezinslast |
basisbedrag | 1.130,44 | 938,50 | 565,22 | 469,25 |
vanaf 01-02-2012 | 1.601,08 | 1.329,23 | 800,54 | 664,61 |
vanaf 01-12-2012 | 1.633,14 | 1.355,84 | 816,57 | 677,93 |
vanaf 01-01-2013 | 1.637,06 | 1.359,10 | 818,53 | 679,55 |
vanaf 01-01-2016 | 1.639,68 | 1.361,27 | 819,84 | 680,64 |
vanaf 01-06-2016 | 1.672,48 | 1.388,51 | 836,24 | 694,25 |
In geval van teveel ontvangen inhoudingen stort de RSZ deze terug en is de debiteur van de aanvullende vergoeding ertoe gehouden deze terug te geven aan de begunstigde van de aanvullende vergoedingen.
In het geval dat de begunstigde van de aanvullende vergoedingen nalaat de debiteur op de hoogte te brengen van zijn gewijzigde gezinssituatie of tewerkstellingsstatus, mag de debiteur van de aanvullende vergoedingen de verschuldigde inhoudingen toch nog vorderen.
Als er een indexering is in de loop van een kwartaal is het verplicht om de zone 00829 "notie aanpassing van de bedragen" in te vullen met de waarde "1" indexering in het tweede blok aanvullende vergoeding bijdragen waarin de geïndexeerde bedragen zijn opgenomen. Dit laat toe om een correcte controle uit te voeren op basis van de nieuwe geïndexeerde drempelbedragen.
De Nationale Arbeidsraad heeft voor het jaar 2017 geen toe te passen herwaarderingscoëfficiënt voor de aanpassing van de bedragen van de toegekende aanvullende vergoedingen vastgelegd op 1,0016. Dit is ook van toepassing voor de herwaardering van de toepasbare drempels voor de berekening van de inhouding.
De berekeningsformule voor de inhouding varieert naar gelang de som van de maandelijkse aanvullende vergoeding en de sociale uitkering lager of hoger is dan bepaalde bedragen afhankelijk van het toegepaste type van drempel.
Aldus hebben we voor:
X = de som van de aanvullende vergoeding en de sociale uitkering voor één maand
A = de toepasbare drempel in functie van de gezinstoestand en het arbeidsregime van voor het SWT of SWAV
B = het bedrag X vanaf wanneer de inhouding volledig is
Als X ≤ A => geen inhouding
Als A < X > B => Inhouding = X - A
Als X ≥ B => Volledige inhouding = X x 6,5% (of 4,5%)
De waarden A en B variëren als volgt in functie van de indexering, de herwaarderingscoëfficiënt en de bijdragevoet.
Met gezinslast (drempel 1)
Vanaf | Geen inhouding onder | Volledige inhouding van 6,5% vanaf |
01/01/2010 | 1505,13 | 1609,78 |
01/09/2010 | 1535,27 | 1642,00 |
01/01/2011 | 1538,95 | 1645,94 |
01/05/2011 | 1569,64 | 1678,76 |
01/02/2012 | 1601,08 | 1712,39 |
01/12/2012 | 1633,14 | 1746,67 |
01/01/2013 | 1637,06 | 1750,87 |
01/01/2016 | 1639,68 | 1753,67 |
01/06/2016 | 1672,48 | 1788,75 |
Zonder gezinslast (drempel 2)
Vanaf | Geen inhouding onder | Volledige inhouding van 6,5% vanaf |
01/01/2010 | 1249,57 | 1336,44 |
01/09/2010 | 1274,59 | 1363,20 |
01/01/2011 | 1277,65 | 1366,47 |
01/05/2011 | 1303,14 | 1393,73 |
01/02/2012 | 1329,23 | 1421,64 |
01/12/2012 | 1355,84 | 1450,10 |
01/01/2013 | 1359,10 | 1453,58 |
01/01/2016 | 1361,27 | 1455,90 |
01/06/2016 | 1388,51 | 1485,04 |
Met gezinslast (drempel 3)
Vanaf | Geen inhouding onder | Volledige inhouding van 6,5% vanaf |
01/01/2010 | 752,57 | 788,03 |
01/09/2010 | 767,63 | 803,80 |
01/01/2011 | 769,47 | 805,73 |
01/05/2011 | 784,82 | 821,80 |
01/02/2012 | 800,54 | 838,26 |
01/12/2012 | 816,57 | 855,05 |
01/01/2013 | 818,53 | 857,10 |
01/01/2016 | 819,84 | 858,47 |
01/06/2016 | 836,24 | 875,64 |
Zonder gezinslast (drempel 4)
Vanaf | Geen inhouding onder | Volledige inhouding van 6,5% vanaf |
01/01/2010 | 624,79 | 654,23 |
01/09/2010 | 637,30 | 667,33 |
01/01/2011 | 638,83 | 668,93 |
01/05/2011 | 651,56 | 682,26 |
01/02/2012 | 664,61 | 695,93 |
01/12/2012 | 677,93 | 709,87 |
01/01/2013 | 679,55 | 711,57 |
01/01/2016 | 680,64 | 712,71 |
01/06/2016 | 694,25 | 726,96 |
Met gezinslast (drempel 3)
Vanaf | Geen inhouding onder | Volledige inhouding van 6,5% vanaf |
01/01/2010 | 752,57 | 804,89 |
01/09/2010 | 767,63 | 820,99 |
01/01/2011 | 769,47 | 822,96 |
01/05/2011 | 784,82 | 839,38 |
01/02/2012 | 800,54 | 856,19 |
01/12/2012 | 816,57 | 873,34 |
01/01/2013 | 818,53 | 875,43 |
01/01/2016 | 819,84 | 876,83 |
01/06/2016 | 836,24 | 894,37 |
Zonder gezinslast (drempel 4)
Vanaf | Geen inhouding onder | Volledige inhouding van 6,5% vanaf |
01/01/2010 | 624,79 | 668,22 |
01/09/2010 | 637,30 | 681,60 |
01/01/2011 | 638,83 | 683,24 |
01/05/2011 | 651,56 | 696,86 |
01/02/2012 | 664,61 | 710,81 |
01/12/2012 | 677,93 | 725,06 |
01/01/2013 | 679,55 | 726,79 |
01/01/2016 | 680,64 | 727,96 |
01/06/2016 | 694,25 | 742,51 |
De RSZ is belast met de inning van een procentuele maandelijkse bijzondere bijdrage op elk SWT, toegekend overeenkomstig de wetgeving betreffende het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag. Het percentage varieert in functie van de leeftijd van de werknemer en de sector waarin de onderneming actief is.
In principe geldt deze maatregel voor alle werkgevers die werknemers tewerkstellen die beantwoorden aan de voorwaarden om van het SWT te kunnen genieten. Het betreft de werkgevers van wie de werknemers onder het toepassingsgebied vallen van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. Samengevat zijn dit:
de werkgevers uit de private sector de openbare kredietinstellingen
de NV Nationale Loterij
de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek
de maatschappijen voor sociale huisvesting erkend overeenkomstig de huisvestingscodes van de Gewesten
de naamloze vennootschappen van publiek recht “Brussels South Charleroi Airport-Security” en “Liège-Airport-Security”.
Voor de openbare sector komen voorts ook de instellingen in aanmerking waarvoor een collectief akkoord bestaat dat goedgekeurd werd door de Ministerraad of door een Gemeenschaps- of Gewestregering.
In principe geldt deze maatregel voor alle debiteurs die in het kader van een SWT aanvullende vergoedingen moeten betalen. Dit geldt zowel voor de debiteurs van wettelijke verplichte aanvullende vergoedingen, als voor de debiteurs van door een CAO of individuele overeenkomst vastgestelde bijkomende aanvullende vergoedingen.
De bepalingen van deze bijzondere bijdrage zijn van toepassing op alle werknemers in SWT. Zijn uitgesloten:
buitenlandse werknemers die in België tewerkgesteld geweest zijn, hun recht op de aanvullende vergoeding doen gelden, op voorwaarde dat zij werkloosh e idsuitkeringen genieten krachtens de wetgeving van hun binnen de Europese Economische Ruimte gelegen woonland (CAO nr. 17 vicies septies afgesloten in de Nationale Arbeidsraad op 17/12/2003). enkel voor wat betreft de bijzondere werkgeversbijdragen, de werknemers die met hun werkgever overeenkomen een halftijds brugpensioen te nemen (uitdovend vanaf eind 2011), dit wil zeggen na 55 jaar hun arbeidsprestaties te verminderen tot halftijdse prestaties; er zijn nog wel inhoudingen verschuldigd.
De bijzondere werkgeversbijdrage is een percentage van de brutomaandbedragen van de aanvullende vergoedingen. Voor de SWT's in de non-profit ingegaan na 31 maart 2010 én met het ontslag betekend na 15 oktober 2009 maar vóór 1 april 2012, zijn de percentages vanaf 1 april 2012 als volgt:
sector | leeftijd bereikt in de loop van de maand | percentage | forfait in EUR |
non-profit | < 52 ≥ 52 en < 55 ≥ 55 en < 58 ≥ 58 en < 60 ≥ 60 | 5,30% 4,24% 3,18% 2,12% 0,00% | 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 |
Er is geen minimumforfait verschuldigd.
Opmerking:
Voor de non-profit is een percentueel degressief systeem van toepassing, waarbij het percentage afhankelijk is van de leeftijd van de werknemer bereikt in de loop van de betreffende maand.
In principe is de bijzondere compenserende bijdrage niet meer verschuldigd voor de SWT's ingegaan na 31 maart 2010 als gevolg van een ontslag betekend na 15 oktober 2009.
Het koninklijk besluit van 22 maart 2006 voerde in het kader van het generatiepact een bijzondere werkgeversbijdrage in op sommige aanvullende vergoedingen, analoog aan de aanvullende vergoedingen bij het SWT, met als doel deze te vermijden of te ontmoedigen. Door het toekennen van een aanvullende vergoeding bij de werkloosheid blijven de strikte regels met betrekking tot het SWT immers dode letter en zijn de werknemers die deze aanvullende vergoedingen bij hun uitkering ontvangen, minder geneigd het werk te hervatten.
De bepalingen in het generatiepact en in dit koninklijk besluit worden grotendeels overgenomen en voortgezet in de overkoepelende bepalingen van de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen (I), titel XI, hoofdstuk VI: socialezekerheidsbijdragen en inhoudingen verschuldigd op brugpensioenen, op aanvullende vergoedingen bij sommige socialezekerheidsuitkeringen en op uitkeringen voor invaliditeit.
De RSZ is belast met de inning van een procentuele bijzondere bijdrage op de aanvullingen uitgekeerd in het kader van een SWAV.
De bijzondere werkgeversbijdrage SWAV is verschuldigd door elke werkgever die aanvullingen rechtstreeks of onrechtstreeks uitbetaalt aan een (vroegere) werknemer, als aanvulling bij een uitkering in geval van vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking, tijdskrediet en loopbaanvermindering zoals voorzien in de herstelwet van 22 januari 1985, of bij een uitkering volledige werkloosheid. Het betreft de werkgevers van wie de werknemers onder het toepassingsgebied vallen van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. Samengevat zijn dit:
de werkgevers uit de private sector de openbare kredietinstellingen
de NV Nationale Loterij
de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek
de maatschappijen voor sociale huisvesting erkend overeenkomstig de huisvestingscodes van de Gewesten
de naamloze vennootschappen van publiek recht “Brussels South Charleroi Airport-Security”
en “Liège-Airport-Security”.
De volgende werkgevers zijn echter uitgesloten uit het toepassingsveld:
de werkgevers die afhangen van het paritair comité voor het stads- en streekvervoer of van één van de subcomités hiervan (PC 328, 328.01, 328.02, 328.03);
de werkgevers die afhangen van het paritair comité voor de gesubsidieerde inrichtingen van het vrij onderwijs of van het paritair comité voor de bedienden van het gesubsidieerd vrij onderwijs (PC 152 of 225).
De bijzondere bijdrage SWAV is verschuldigd voor de werknemers die een aanvullende vergoeding krijgen,
vanaf de maand dat de werknemer 50 jaar wordt tot de gewone pensioenleeftijd.
De bijzondere bijdrage is niet verschuldigd als de werknemer zich in de volgende situatie bevindt: de werknemer was nog geen 45 jaar bij de eerste toekenning
Zijn eveneens uitgesloten:
buitenlandse werknemers die in België tewerkgesteld geweest zijn en hun recht op de aanvullende vergoeding doen gelden, op voorwaarde dat zij werkloosheidsuitkeringen genieten krachtens de wetgeving van hun woonland gelegen binnen de Europese Economische Ruimte.
Het betreft in algemene zin de aanvullende vergoedingen bij:
de uitkeringen bij volledige werkloosheid
de uitkeringen in het geval van volledige loopbaanonderbreking
de uitkeringen in het geval van vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking, tijdskrediet en loopbaanvermindering.
De bijzondere bijdrage is ook verschuldigd wanneer deze aanvullingen doorbetaald worden tijdens periodes van ziekte-uitkering of moederschapverzekering.
Vallen niet onder het toepassingsgebied, de aanvullende vergoedingen toegekend in het kader van: het stelsel werkloosheid met bedrijfstoeslag (SWT)
ouderschapsverlof, palliatief verlof of verlof voor bijstand of verzorging van een zwaar ziek
gezins- of familielid
bij akkoord vastgestelde eindeloopbaanmaatregelen (erkend door de federale Minister van Werk op vraag van de bevoegde Regering of van de sociale partners die het akkoord ondertekend hebben) bij werkgevers die vallen onder het toepassingsveld van de sociale maribel
een CAO gesloten in de schoot van de Nationale Arbeidsraad (NAR), van een paritair comité (PC) of subcomité (PSC) voor onbepaalde duur en die reeds van kracht was op 30 september 2005
een CAO gesloten in de schoot van de NAR, van PC of PSC voor bepaalde duur (die al dan niet een bepaling van stilzwijgende verlenging bevat) en
die reeds van kracht was op 30 september 2005 en ononderbroken werd verlengd
en waarvan vanaf de eerste verlenging van de overeenkomst na 30 september 2005 de werknemersdoelgroep niet meer werd uitgebreid en de bedragen van de aanvullingen niet
meer werden verhoogd, behalve door indexaanpassingen of door het toepassen van een door de NAR vastgestelde herwaarderingscoëfficiënt
artikel 9 van de CAO nr. 46 (aanvullingen uitgekeerd in het kader van ontslag wegens het niet kunnen aanbieden of beschikbaar zijn van een gepaste tewerkstelling in een andere arbeidsregeling dan ploegenarbeid met nachtprestaties)
artikel 5 en artikel 6 § 1 van het koninklijke besluit van 12 december 2001 tot uitvoering van hoofdstuk IV van de wet van 10 augustus 2001 betreffende de verzoening van werkgelegenheid en kwaliteit van het leven wanneer de voltijdse werknemer die gewoonlijk minstens tewerkgesteld wordt in een 5-dagenregeling, zijn loopbaan per week vermindert met één dag of 2 halve dagen over dezelfde duur (CAO nr. 77 betreffende 1/5de loopbaanvermindering).
De bijzondere werkgeversbijdrage is een percentage van de brutomaandbedragen van de aanvullende vergoedingen. Een onderscheid wordt gemaakt tussen aanvullingen bij volledige loopbaanonderbreking, vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking, tijdskrediet en loopbaanvermindering enerzijds en aanvullingen bij volledige werkloosheid anderzijds.
Aanvullingen bij loopbaanonderbreking, tijdskrediet en vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking: op de aanvullende vergoedingen blijft een bijzondere maandelijkse werkgeversbijdrage verschuldigd die vanaf 1 april 2012 38,82 % bedraagt.
Aanvullingen bij de werkloosheid na het verbreken van de arbeidsovereenkomst: voor de SWAV's in de non-profit ingegaan na 31 maart 2010 én met het ontslag betekend na 15 oktober 2009 maar vóór 1 april 2012, zijn de percentages vanaf 1 april 2012 als volgt:
sector | leeftijd bereikt in de loop van de maand | percentage | forfait in EUR |
non-profit | < 52 ≥ 52 en < 55 ≥ 55 en < 58 ≥ 58 en < 60 ≥ 60 | 5,30% 4,24% 3,18% 2,12% 0,00% | 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 |
Er is geen minimumforfait.
Opmerkingen:
Voor de non-profit is een percentueel degressief systeem van toepassing.
Naast de bijzondere bijdrage SWT, SWAV en de compenserende bijdrage SWT, moet er ook een persoonlijke inhouding gebeuren op het totaal van de aanvullingen en op de uitkering aan de werknemer.
Vanaf 1 april 2010 moeten ook deze bedragen aan de RSZ worden overgemaakt en niet langer aan de RVA en FPD.
In principe geldt deze maatregel voor alle werkgevers die werknemers tewerkstelden die werknemers tewerkstelden die kunnen genieten van een SWT, halftijds brugpensioen of SWAV. Het toepassingsgebied loopt parallel met dat van de bijzondere bijdragen.
De inhoudingen zijn verschuldigd voor alle werknemers in het SWT, halftijds brugpensioen of in een SWAV. Het toepassingsgebied loopt parallel met dat van de bijzondere bijdragen.
Op de aanvullingen wordt een sociale inhouding ingesteld die overeenkomt met een vastgesteld percentage op de som van de sociale uitkering en de aanvullende vergoedingen:
6,5 % voor de werknemers in een SWT en een SWAV
4,5 % voor de halftijds bruggepensioneerde (uitdovend vanaf eind 2011)
Berekening:
De inhouding gebeurt op de aanvullingen en wordt berekend voor een theoretische maand. Het is een percentage op de som van het theoretische maandbedrag van de sociale uitkering en het theoretisch bruto maandbedrag aan aanvullingen. Vervolgens gaat men na of de inhouding niet moet worden afgetopt om te verhinderen dat de werknemer te weinig ontvangt. Vervolgens vermenigvuldigt men de aldus berekende inhouding met het aantal maanden dat de aangifte dekt. Bij een maandelijkse uitbetaling tot aan het wettelijk pensioen of het einde van de periode van loopbaanonderbreking of tijdskrediet, zijn de maandelijkse uitkeringen en aanvullingen de theoretische maandbedragen en is het aantal maanden voor een volledig kwartaal gelijk aan 3.
Wanneer de betalingen niet maandelijks gebeuren tot aan het wettelijk pensioen, moeten dus een aantal regels in acht genomen worden. Volgende principes gelden:
De bijzondere bijdragen en inhouding voor de volledige periode worden gespreid over de perioden van effectieve uitbetaling van de aanvullingen via de vermelding op de aangifte hoeveel maand de betreffende aangifte dekt. Bij een zuivere kapitalisering van alle aanvullingen is dit dus het aantal maanden tot aan de wettelijke pensioenleeftijd.
Voor de nieuwe werklozen SWT en SWAV worden de aanvullingen per maand herrekend over de periode van eerste uitkering tot het moment van pensionering en worden de inhoudingen over de gehele periode in aanmerking genomen.
Voor het vaststellen van de sociale uitkering wordt het theoretisch maandbedrag van de sociale uitkering
gebruikt:
Indien het een voltijdse, volledig werkloze betreft of een halftijds bruggepensioneerde, het dagbedrag van de werkloosheidsuitkering x 26
Indien het een vrijwillig deeltijdse, volledige werkloze betreft, het dagbedrag van de werkloosheidsuitkering x Q / S x 6 x 4,33
Indien het een halftijdse loopbaanonderbreking, tijdskrediet of prestatievermindering betreft, het maandbedrag van de onderbrekingsvergoeding
De dagbedragen worden aan de RSZ overgemaakt door de RVA en aan de debiteurs door de uitbetalingsinstellingen.
Voor het vaststellen van de aanvullende vergoedingen wordt het theoretisch bruto maandbedrag als volgt verkregen:
Wanneer de aanvullende vergoeding SWT of SWAV maandelijks of met een korter interval wordt betaald vanaf de eerste uitbetaling van de aanvullende vergoeding tot de maand dat de begunstigde de wettelijke pensioenleeftijd bereikt, is het bruto maandbedrag gelijk aan het bruto bedrag van de vergoedingen uitgekeerd voor de maand.
Wanneer de aanvullende vergoeding SWT of SWAV met een andere periodiciteit wordt betaald door het totale bedrag aan aanvullende vergoedingen verschuldigd voor de volledige periode in oogschouw te nemen en te delen door het aantal maanden vanaf de eerste maand van uitbetaling van de aanvullende vergoeding tot en met de maand waarop de werknemer de leeftijd van 65 jaar bereikt.
Wanneer de aanvullende vergoedingen tijdens de periode van loopbaanonderbreking, tijdskrediet of prestatievermindering maandelijks of met een korter interval worden betaald, is het bruto maandbedrag gelijk aan het bruto bedrag van de vergoedingen uitgekeerd voor de maand;
Wanneer de aanvullende vergoedingen tijdens de periode van loopbaanonderbreking, tijdskrediet of prestatievermindering met een andere periodiciteit wordt betaald, door het totale bedrag aan aanvullende vergoedingen verschuldigd voor de volledige periode in oogschouw te nemen en te delen door het aantal begonnen kalendermaanden begrepen in de maximale periode voor dewelke een onderbrekingsaanvraag bij de RVA werd ingediend.
De aldus berekende inhouding op het SWT of het SWAV mag niet als gevolg hebben dat het resterende totaalbedrag aan socialezekerheidsuitkeringen en aanvullingen, lager zou zijn dan 938,50 EUR/maand voor gerechtigden zonder gezinslast of 1130,44 EUR/maand voor gerechtigden met gezinslast (grensbedrag per kalendermaand). De berekende inhouding moet dus telkens worden vergeleken met dit grensbedrag en moet desnoods worden beperkt of geannuleerd. Ook wanneer er geen inhoudingen mogelijk zijn, moet er een aangifte gebeuren. Voor de halftijdse brugpensioenen zijn deze grensbedragen gehalveerd.
Voor de SWAV's die niet maandelijks tot aan de pensioenleeftijd worden uitbetaald, moet enkel rekening gehouden worden met de theoretische maandbedragen die betrekking hebben op de leeftijd vanaf 50 jaar.
Grensbedragen na indexering en met toepassing van de herwaarderingscoëfficiënt:
(in EUR) | voltijds, met gezinslast | voltijds, zonder gezinslast | halftijds, met gezinslast | halftijds, zonder gezinslast |
basisbedrag | 1.130,44 | 938,50 | 565,22 | 469,25 |
vanaf 01-02-2012 | 1.601,08 | 1.329,23 | 800,54 | 664,61 |
vanaf 01-12-2012 | 1.633,14 | 1.355,84 | 816,57 | 677,93 |
vanaf 01-01-2013 | 1.637,06 | 1.359,10 | 818,53 | 679,55 |
vanaf 01-01-2016 | 1.639,68 | 1.361,27 | 819,84 | 680,64 |
vanaf 01-06-2016 | 1.672,48 | 1.388,51 | 836,24 | 694,25 |
In geval van teveel ontvangen inhoudingen stort de RSZ deze terug en is de debiteur van de aanvullende vergoeding ertoe gehouden deze terug te geven aan de begunstigde van de aanvullende vergoedingen.
In het geval dat de begunstigde van de aanvullende vergoedingen nalaat de debiteur op de hoogte te brengen van zijn gewijzigde gezinssituatie of tewerkstellingsstatus, mag de debiteur van de aanvullende vergoedingen de verschuldigde inhoudingen toch nog vorderen.
Als er een indexering is in de loop van een kwartaal is het verplicht om de zone 00829 "notie aanpassing van de bedragen" in te vullen met de waarde "1" indexering in het tweede blok aanvullende vergoeding bijdragen waarin de geïndexeerde bedragen zijn opgenomen. Dit laat toe om een correcte controle uit te voeren op basis van de nieuwe geïndexeerde drempelbedragen.
De Nationale Arbeidsraad heeft voor het jaar 2017 geen toe te passen herwaarderingscoëfficiënt voor de aanpassing van de bedragen van de toegekende aanvullende vergoedingen vastgelegd op 1,0016. Dit is ook van toepassing voor de herwaardering van de toepasbare drempels voor de berekening van de inhouding.
De berekeningsformule voor de inhouding varieert naar gelang de som van de maandelijkse aanvullende
vergoeding en de sociale uitkering lager of hoger is dan bepaalde bedragen afhankelijk van het toegepaste type van drempel.
Aldus hebben we voor:
X = de som van de aanvullende vergoeding en de sociale uitkering voor één maand
A = de toepasbare drempel in functie van de gezinstoestand en het arbeidsregime van voor het SWT of SWAV
B = het bedrag X vanaf wanneer de inhouding volledig is
Als X ≤ A => geen inhouding
Als A < X > B => Inhouding = X - A
Als X ≥ B => Volledige inhouding = X x 6,5% (of 4,5%)
De waarden A en B variëren als volgt in functie van de indexering, de herwaarderingscoëfficiënt en de bijdragevoet.
Met gezinslast (drempel 1)
Vanaf | Geen inhouding onder | Volledige inhouding van 6,5% vanaf |
01/01/2010 | 1505,13 | 1609,78 |
01/09/2010 | 1535,27 | 1642,00 |
01/01/2011 | 1538,95 | 1645,94 |
01/05/2011 | 1569,64 | 1678,76 |
01/02/2012 | 1601,08 | 1712,39 |
01/12/2012 | 1633,14 | 1746,67 |
01/01/2013 | 1637,06 | 1750,87 |
01/01/2016 | 1639,68 | 1753,67 |
01/06/2016 | 1672,48 | 1788,75 |
Zonder gezinslast (drempel 2)
Vanaf | Geen inhouding onder | Volledige inhouding van 6,5% vanaf |
01/01/2010 | 1249,57 | 1336,44 |
01/09/2010 | 1274,59 | 1363,20 |
01/01/2011 | 1277,65 | 1366,47 |
01/05/2011 | 1303,14 | 1393,73 |
01/02/2012 | 1329,23 | 1421,64 |
01/12/2012 | 1355,84 | 1450,10 |
01/01/2013 | 1359,10 | 1453,58 |
01/01/2016 | 1361,27 | 1455,90 |
01/06/2016 | 1388,51 | 1485,04 |