Overeenkomst inzake de Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid
Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid
Overeenkomst inzake de Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid
Versie geldig vanaf 01 februari 2003
De minister van Binnenlandse Zaken,
de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,
de Vereniging van Samenwerkende Nederlandse Universiteiten (VSNU), de Werkgeversvereniging Onderzoekinstellingen (WVOI),
de HBO-raad, de BVE-raad
de Vereniging Academische Ziekenhuizen (VAZ), de minister van Defensie,
de minister van Justitie,
de Vereniging van Nederlandse Gemeenten,
het Samenwerkingsverband Interprovinciaal Overleg, de Unie van Waterschappen,
de Algemene Centrale van Overheidspersoneel (ACOP),
de Christelijke Centrale van Overheids- en Onderwijspersoneel (CCOOP), het Ambtenarencentrum (AC) en
de Centrale van Middelbare en Hogere Functionarissen bij Overheid, Onderwijs, Bedrijven en Instellingen (CMHF),
zijnde de partijen die deelnemen aan het overleg in de dertien overheidssectoren (met uitzondering van de sector Rechterlijke Macht, waarbij in de huidige situatie van werknemerszijde wordt onderhandeld door of namens de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak).
overwegende dat partijen de volgende uitgangspunten onderschrijven:
- in de dertien overheidssectoren wordt onderhandeld over:
a. de algemene salarisontwikkeling;
b. de mutaties in de algemene arbeidsduur;
c. de mutaties in algemeen aanvullende aanspraken met betrekking tot ziekte en werkloosheid voor zover die uitgaan boven de wettelijke aanspraken van de werknemersverzekeringen1; en
d. de overige arbeidsvoorwaarden, waarover partijen afspraken hebben gemaakt of willen maken;
- de onderhandelingen over de bovengenoemde onderwerpen vinden plaats in:
a. het sectoroverleg Rijk;
b. het sectoroverleg Defensie;
c. het sectoroverleg Onderwijspersoneel;
1 Voor het overleg over de arbeidsongeschiktheidsregeling wordt verwezen naar de bijlage.
d. het sectoroverleg Wetenschappelijk Onderwijs;
e. het sectoroverleg Onderzoek en Wetenschapsbeleid;
f. het sectoroverleg Hoger Beroepsonderwijs;
g. het sectoroverleg Beroepsonderwijs en Volwasseneneducatie;
h. het sectoroverleg Academische Ziekenhuizen;
i. het sectoroverleg Politie;
j. het sectoroverleg Rechterlijke Macht;
k. het sectoroverleg Gemeenten;
l. het sectoroverleg Provincies; en
m. het sectoroverleg Waterschappen;
- bij de onderhandelingen in het sectorale overleg over regelingen waaraan individuele ambtenaren rechten of verplichtingen met betrekking tot bovengenoemde eerste drie onderwerpen kunnen ontlenen is het overeenstemmingvereiste van toepassing, tenzij partijen in het sectorale overleg het overeenstemmingvereiste zelf hebben neergelegd in een schriftelijke, van kracht zijnde afspraak dan wel indien het overeenstemmingvereiste voor dat sectorale overleg in een wettelijke regeling is neergelegd;
- partijen in het sectorale overleg kunnen overeenkomen de onderhandelingen over de bovengenoemde onderwerpen te decentraliseren naar een decentraal niveau binnen de sector. Deze doordecentralisatie dient te worden gemeld aan de Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid. Op deze decentrale onderhandelingen is het overeenstemmingvereiste van toepassing.
- bij partijen is naast het sectorale overleg behoefte aan een centraal platform van werkgevers en centrales voor het kenbaar maken van standpunten, het doen van aanbevelingen, het voeren van overleg en het onderhandelen over centrale arbeidsvoorwaarden;
komen overeen dat de Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid het bedoelde overlegplatform is en dat zij in deze Raad handelen overeenkomstig hieronder is omschreven.
Artikel 1: Begripsbepaling
Partijen verstaan in deze overeenkomst onder:
a. sectorwerkgever:
- van het personeel dat werkzaam is in de sector Rijk: de minister van Binnenlandse Zaken;
- van het personeel dat werkzaam is in de sector Defensie: de minister van Defensie;
- van het personeel dat werkzaam is in de sector Onderwijspersoneel: de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen;
- van het personeel dat werkzaam is in de sector Wetenschappelijk Onderwijs: de Vereniging van Samenwerkende Nederlandse Universiteiten (VSNU);
- van het personeel dat werkzaam is in de sector Onderzoek en Wetenschapsbeleid: de Werkgeversvereniging Onderzoekinstellingen (WVOI);
- van het personeel dat werkzaam is in de sector Hoger Beroepsonderwijs: de HBO-raad;
- van het personeel dat werkzaam is in de sector Beroepsonderwijs en Volwasseneneducatie: de BVE-raad;
- van het personeel dat werkzaam is in de sector Academische Ziekenhuizen: de Vereniging Academische Ziekenhuizen (VAZ);
- van het personeel dat werkzaam is in de sector Politie:
de minister van Binnenlandse Zaken;
- van het personeel dat werkzaam is in de sector Rechterlijke Macht: de minister van Justitie;
- van het personeel dat werkzaam is in de sector Gemeenten:
het College voor Arbeidszaken van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten;
- van het personeel dat werkzaam is in de sector Provincies:
het Interprovinciaal Werkgeversverband van het samenwerkingsverband Interprovinciaal Overleg; en
- van het personeel dat werkzaam is in de sector Waterschappen: de Unie van Waterschappen.
b. centrale:
een van de centrales van verenigingen van overheids- en onderwijspersoneel.
Artikel 2: De leden van de Raad
1. De Raad bestaat uit 21 leden.
2. Elke centrale die deze overeenkomst ondertekent, wijst twee leden en twee plaatsvervangende leden aan.
3. Iedere sectorwerkgever die deze overeenkomst ondertekent wijst een lid en een plaatsvervangend lid aan.
Artikel 3: De voorzitter van de Raad
De Raad benoemt een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter voor de periode van een jaar, die beurtelings worden voorgedragen door de sectorwerkgevers respectievelijk de centrales van overheids- en onderwijspersoneel.
Artikel 4: Het secretariaat
1. De Raad wordt ondersteund door een secretariaat.
2. Het secretariaat wordt gevoerd door het Centrum voor Arbeidsverhoudingen Overheidspersoneel (CAOP).
Artikel 5: Taken van de Raad2
De Raad heeft de volgende taken:
a. het desgevraagd of uit eigen beweging kenbaar maken van standpunten aan de regering over aangelegenheden mede het overheidspersoneel betreffende;
b. het doen van centrale aanbevelingen aan de sectoren;
c. het bezien van een sectorale afspraak tot decentralisatie van onderhandelingen;
d. het onderhandelen over het wijzigen of vervangen van de pensioenovereenkomst, zoals bedoeld in artikel 4, derde lid, van de Wet Privatisering ABP;
e. het onderhandelen over het wijzigen of vervangen van de VUT-overeenkomst zoals bedoeld in artikel 2 van de Wet kaderregeling VUT overheidspersoneel;
f. het voeren van overleg met de minister van Binnenlandse Zaken over regelingen die specifiek betrekking hebben op het overheidspersoneel;
g. het voeren van periodiek overleg met de regering;
x. het voeren van overleg met de minister van Binnenlandse Zaken over de uitoefening door de minister van bevoegdheden die hij heeft op basis van de WOR.
Artikel 6: Reglement van orde
Bij besluit van de Raad wordt een reglement van orde voor de Raad vastgesteld, waarin in ieder geval regels worden gegeven omtrent:
a. de wijze van bijeenroepen en de frequentie van de vergaderingen;
b. de wijze van voorbereiding van in de Raad te behandelen onderwerpen;
c. de orde van de vergaderingen;
d. de vaststelling van de meerderheid ten aanzien van de taken van de Raad;
e. de mogelijkheid van regeringswaarnemers.
Artikel 7: Duur overeenkomst
De duur van de overeenkomst bedraagt een jaar, ingaande 01 februari 2003. De overeenkomst wordt telkens onder gelijkblijvende voorwaarden stilzwijgend verlengd met eenzelfde periode, tenzij één der partijen uiterlijk 3 maanden voor het verstrijken van de lopende periode, te kennen geeft de overeenkomst te willen beëindigen, dan wel een wijziging in de overeenkomst te willen.
Artikel 8: Bekendmaking
Deze overeenkomst zal door de zorg van de minister van Binnenlandse Zaken worden gepubliceerd in de Staatscourant.
2 De taken die genoemd staan in lid d. en e. van dit artikel zijn voorbehouden aan de leden van de Raad die partij zijn bij de in lid d. en e. genoemde overeenkomsten.
Artikel 9:
Met ingang van 01 februari 2003 zal deze overeenkomst in de plaats treden van de overeenkomst van 01 januari 2001.
's-Gravenhage, 01februari 2003
Namens de Algemene Centrale van Overheidspersoneel (ACOP),
Namens de Christelijke Centrale van Overheids- en Onderwijs- personeel (CCOOP),
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
(sector Rijk)
(sector Politie)
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,
Namens het Ambtenarencentrum (AC),
Namens de Centrale van Middelbare en Hogere Functionarissen bij Overheid, Onderwijs, Bedrijven en Instellingen (CMHF),
Namens de Vereniging van Samenwerkende Nederlandse Universiteiten (VSNU),
Namens de Werkgeversvereniging Onderzoekinstellingen (WVOI),
Namens de HBO-raad,
Namens de BVE-raad,
Namens de Vereniging Academische Ziekenhuizen (VAZ),
De minister van Defensie,
De minister van Justitie,
Namens de Vereniging van Nederlandse Gemeenten,
Namens het Samenwerkingsverband Interprovinciaal Overleg,
Namens de Unie van Waterschappen,
Overlegprocedure Suppletieregeling
1. De Suppletieregeling zoals opgenomen in Bijlage D. van het Pensioenreglement is vastgelegd in een overeenkomst waarbij de bij het VSO aangesloten sectorwerkgevers en de centrales partij zijn. De Suppletieregeling is in formele zin in de afzonderlijke (sectorale) rechtspositieregelingen vastgelegd.
2. Indien een sector voornemens is een regeling te treffen die afwijkt van de Suppletieregeling meldt de sector dit voornemen aan de ROP, voorzien van een voorgestelde uitwerking.
3. Het voorstel van de desbetreffende sector wordt aan het ABP voorgelegd voor advies. Het ABP beziet de regeling op:
- volume-effecten;
- financiële effecten; en
- andere ongewenste consequenties.
Het advies van het ABP wordt besproken in de sector. De conclusies van de sector en het advies van het ABP worden voorgelegd aan de ROP.
4. De ROP toetst de voorgestelde regeling op:
- volume-effecten;
- financiële effecten; en
- andere ongewenste consequenties.
Op grond hiervan stelt de ROP vast of er bezwaar is dat een sector van de centraal overeengekomen regeling een afwijkende Suppletieregeling overeen komt. Indien de ROP geen bezwaar heeft, komt de sectorale overeenkomst tot stand. Bezwaar van de ROP verhindert de mogelijkheid voor een sector tot een afwijkende Suppletieregeling.
5. Het voorgaande laat onverlet het bepaalde in artikel 15, lid 3 van het Pensioenreglement.