INHOUDSTAFEL
Contractueel Onderzoek
Oproep voor het indienen van nieuwe projectvoorstellen
RT, RF & RI
Dienstjaar 2022
Uiterste datum voor het indienen van de voorstellen:
30 april 2021, 12u ’s middags stipt
inzake voedselveiligheid en gezondheidsbeleid van dieren en planten
INHOUDSTAFEL
1.2 Thematische oproep (RT-projecten) 3
1.3 Vrije oproep (RF-projecten) 3
1.4 Transnationale oproep (RI-projecten): plantengezondheid - Euphresco 3
1.5 Gebruik van de gegevens van de voedselconsumptiepeiling 5
2. THEMATISCHE OPROEP (RT-PROJECTEN) 6
2.1 FASE 1: XX-XXXXXXXXXXXXXXXXXX 0
2.1.1 Opmaak van de RT-intentieverklaringen 6
2.1.2 Indiening van de RT-intentieverklaringen 6
2.1.3 Evaluatie van de RT-intentieverklaringen 6
2.2 FASE 2: GEDETAILLEERD RT-PROJECTVOORSTEL 8
2.2.1 Opmaak van de gedetailleerde RT-projectvoorstellen 8
2.2.2 Indiening van de gedetailleerde RT-projectvoorstellen 8
2.2.3 Evaluatie van de gedetailleerde RT-projectvoorstellen 8
3. VRIJE OPROEP (RF-PROJECTEN) 10
3.1 FASE 1: RF-INTENTIEVERKLARING 10
3.1.1 Opmaak van de RF-intentieverklaringen 10
3.1.2 Indiening van de RF-intentieverklaringen 10
3.1.3 Evaluatie van de RF-intentieverklaringen 10
3.2 FASE 2: GEDETAILLEERD RF-PROJECTVOORSTEL 16
3.2.1 Opmaak van de gedetailleerde RF-projectvoorstellen 16
3.2.2 Indiening van de gedetailleerde RF-projectvoorstellen 17
3.2.3 Evaluatie van de gedetailleerde RF-projectvoorstellen 17
4. TRANSNATIONALE OPROEP (RI-PROJECTEN): 19
plantengezondheid – Euphresco 19
4.1 FASE 1: RI “EXPRESSION OF INTEREST” 19
4.1.1 Opmaak van de RI “Expressions of Interest” 19
4.1.2 Indiening van de RI “Expressions of Interest” 20
4.1.3 Evaluatie van de RI “Expressions of Interest” 20
4.2 FASE 2: GEDETAILLEERD RI-PROJECTVOORSTEL 21
5. BESCHERMING VAN PERSOONSGEGEVENS 22
5.1 Rechtsgrond en doeleinden van de verwerkingen 22
5.5 Recht op inzage, rectificatie, bezwaar en wissen 23
6. DEFINITIES & AFKORTINGEN 24
Bijlage 1 - Onderzoeksthema’s 27
Onderzoeksthema’s RT-projecten 27
Onderzoeksthema’s RI-projecten: plantengezondheid – Euphresco 28
Bijlage 2 - Model RT-intentieverklaring (fase 1) 49
Bijlage 3 - Model gedetailleerd RT-projectvoorstel (fase 2) 53
Bijlage 4 - Model RF-intentieverklaring (fase 1) 61
Bijlage 5 - Model gedetailleerd RF-projectvoorstel (fase 2) 66
Bijlage 6 - Model RI “Expression of Interest” (fase 1) 74
Bijlage 7 - Belangrijke informatie i.v.m. het budget 76
Bijlage 8 - Model voor het budgettair overzicht 80
Bijlage 9 - Model voor de gedetailleerde budgettaire informatie 81
1. INLEIDING
De Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu (FOD Volksgezondheid) kent toelagen toe voor wetenschappelijk onderzoek ter ondersteuning van het beleid inzake voedselveiligheid en dieren- en plantengezondheid. Alle Belgische onderzoeksinstellingen kunnen op deze oproep inschrijven. Samenwerking tussen onderzoeksinstellingen is mogelijk via de vorming van een consortium geleid door een coördinator.
De organisatie van de oproep en het beheer van de selectieprocedure is in handen van de cel Contractueel Onderzoek.
Toelagen kunnen worden toegekend voor thematische (Targeted Research, RT), vrije (Free Research, RF) en transnationale projectvoorstellen (International Research, RI). Het aantal projecten dat kan betoelaagd worden, is afhankelijk van het budget dat de FOD Volksgezondheid ter beschikking kan stellen.
1.2 Thematische oproep (RT-projecten)
De thematische oproep betreft de oproep tot indienen van projectvoorstellen op basis van gerichte onderzoeksthema’s die vastgelegd zijn door de bevoegde Minister.
De beoordeling en selectie van de projectvoorstellen gebeurt in twee fasen. In een eerste fase wordt een RT-intentieverklaring ingediend. De pertinentie ten opzichte van het thema, de toepasbaarheid van de onderzoeksresultaten voor de Overheid en de wetenschappelijke kwaliteit van de intentieverklaringen worden beoordeeld.
Voor de weerhouden voorstellen wordt in de tweede fase gevraagd een volledig uitgewerkt en gedetailleerd projectvoorstel in te dienen. Dit wordt vervolgens opnieuw geëvalueerd voor wat betreft zijn relevantie en wetenschappelijke kwaliteit.
1.3 Vrije oproep (RF-projecten)
Binnen de vrije oproep kunnen beleidsondersteunende projectvoorstellen inzake voedselveiligheid en dieren- en plantengezondheid ingediend worden waarbij het onderwerp bepaald wordt door de promotoren zelf.
In een eerste fase worden deze projectvoorstellen ingediend onder de vorm van een RF- intentieverklaring. Op basis hiervan wordt een preselectie uitgevoerd, die steunt op de relevantie voor het beleid inzake voedselveiligheid en dieren- en plantengezondheid, evenals op de wetenschappelijke kwaliteit.
Voor de weerhouden voorstellen wordt in de tweede fase gevraagd een volledig uitgewerkt en gedetailleerd projectvoorstel in te dienen. Dit wordt vervolgens in detail geëvalueerd voor wat betreft de wetenschappelijke kwaliteit van het voorstel.
1.4 Transnationale oproep (RI-projecten): plantengezondheid - Euphresco
De transnationale oproep tot indiening van projectvoorstellen betreft gerichte internationale onderzoeksthema’s in het domein van de plantengezondheid. Deze thema’s werden geselecteerd uit een lijst opgesteld door het Euphresco netwerk.
Euphresco is een internationaal netwerk van organisaties actief in het domein van de plantengezondheid. Het netwerk bestaat vandaag uit ongeveer 70 organisaties afkomstig uit meer dan 50 landen. Het netwerksecretariaat is gehuisvest bij de Europese en Mediterrane Plantengezondheidsorganisatie (EPPO, Parijs). Het netwerk streeft ernaar de coördinatie en de samenwerking op het gebied van de financiering van fytosanitair onderzoek te bevorderen.
Meer informatie over het netwerk vindt u op de website xxx.xxxxxxxxx.xxx.
Elk jaar organiseert Xxxxxxxxx een oproep voor het financieren van transnationale onderzoeksprojecten. Deze transnationale financiering richt zich voornamelijk op toegepast onderzoek in relatief kleine projecten van korte tot middellange duur (1 tot 3 jaar). Op deze manier kan het snel en gericht antwoorden bieden aan de noden met betrekking tot quarantaine- organismen.
Het financieringsmechanisme en het projectbudget worden bepaald door de deelnemende betoelagende instellingen. Er zijn drie mechanismen die worden gehanteerd binnen het Euphresco netwerk: de “real pot”, de “virtual pot” en het “non-competitive” mechanisme.
De FOD Volksgezondheid kan binnen haar wettelijk kader enkel deelnemen aan het “virtual pot” mechanisme, dit wil zeggen dat enkel de eigen, nationale onderzoeksinstellingen kunnen worden betoelaagd, en dit enkel via projecten die worden geselecteerd in een competitieve procedure.
Omdat vele Euphresco partners kunnen werken via het “non-competitive” mechanisme en hieraan ook de voorkeur geven, wordt er vaak een gemengd “virtual pot / non-competitive” mechanisme opgezet. Dit is ook voor deze oproep het geval: de cel Contractueel Onderzoek van de FOD Volksgezondheid lanceert een “Virtual Pot” oproep voor de Belgische onderzoeksinstellingen. Het geselecteerde Belgische consortium treedt vervolgens toe tot het onderzoeksconsortium van de “non-competitive” partners.
De FOD Volksgezondheid heeft 3 thema’s geselecteerd uit de lijst van 21 onderzoeksprioriteiten die werden geïdentificeerd door het Euphresco netwerk.
De selectie van de projectvoorstellen zal in twee fasen gebeuren.
In de eerste fase wordt een oproep gedaan voor het indienen van een “Expression of Interest”.
In de tweede fase en na ontvankelijkheid van het voorstel zullen de promotoren worden uitgenodigd voor het indienen van een “full proposal”. Dit volledig uitgewerkt en gedetailleerd projectvoorstel moet een beschrijving geven van de specifieke taken van het Belgisch consortium als deel van het transnationaal onderzoeksproject. Deze tweede fase wordt beheerd door het Euphresco-secretariaat. Het projectvoorstel zal door een internationaal panel van experten worden geëvalueerd voor wat betreft de relevantie en wetenschappelijke kwaliteit.
Opgelet: deze oproep wordt vroegtijdig gelanceerd om de tijdslijn van de nationale oproep zo goed mogelijk af te stemmen op de overkoepelende Euphresco-kalender. Dit heeft de volgende consequenties:
• Een aantal van de geselecteerde thema’s kunnen in een latere fase nog geschrapt worden, bijvoorbeeld omdat er onvoldoende interesse is van de andere transnationale partners. Ten laatste op maandag 22 maart 2021 zal Contractueel Onderzoek een eerste update van de thema’s op haar website publiceren. Een definitieve lijst zal pas beschikbaar zijn half november 2021. Zelfs na de opstart van de tweede fase kunnen er dus nog thema’s wegvallen.
• De themaomschrijvingen, die de transnationale onderzoeksideeën beschrijven, zijn in sommige gevallen slechts beperkt uitgewerkt. De uitgebreide themaomschrijvingen zullen midden juli 2021 beschikbaar zijn, en zullen worden doorgegeven aan de coördinatoren van de voorstellen weerhouden voor de tweede fase.
1.5 Gebruik van de gegevens van de voedselconsumptiepeiling
Voor projectvoorstellen die het gebruik van de gegevens van de Belgische nationale voedselconsumptiepeiling 2014 (VCP 2014) vereisen, bestaan volgende opties.
1. Ofwel tegen betaling toegang krijgen tot de databank van ruwe individuele consumptiegegevens voor gebruik voor één specifiek project. Daartoe dient een aanvraag voor een nieuwe beraadslaging door de Kamer Sociale Zekerheid en Gezondheid van het Informatieveiligheidscomité ingediend te worden. De pseudo- geanonimiseerd dataset wordt na opmaak van een overeenkomst voor overdracht van gegevens ter beschikking gesteld door Sciensano.
Alternatief kan er voor risk exposure assessments ook een geanonimiseerde dataset ter beschikking gesteld worden zonder procedure via het Informatieveiligheidscomité. Deze dataset bevat naast consumptiegegevens van voeding en supplementen (i.e. 24- uurs voedingsnavraag (“24u recall”) gekoppeld aan voedselcompositietabellen en voedselfrequentievragenlijsten) enkel de volgende persoonlijke gegevens: leeftijd, geslacht, provincie, onderwijsniveau, zwangerschap/borstvoeding, lengte, gewicht en buikomtrek. In dit geval moeten de onderzoekers zelf software, expertise en personeel voorzien om de berekeningen uit te voeren.
De procedure en documenten voor toegang tot de gegevens van de Belgische nationale Voedselconsumptiepeiling zijn beschikbaar op de website van de VCP. Voor vragen hierover kan u terecht bij Xx. Xxxxxxx Xxxxxx (Xxxxxxx.Xxxxxx@xxxxxxxxx.xx).
2. Ofwel innameschattingen laten uitvoeren door Sciensano. Indien dit gewenst is moet u vóór het indienen van het gedetailleerd projectvoorstel contact opnemen met Xx. Xxxxxxx Xxxxxxxxxxx van de dienst Chemische en fysische gezondheidsrisico’s van Sciensano (Xxxxxxx.Xxxxxxxxxxx@xxxxxxxxx.xx).
Om een beeld te krijgen van de beschikbare gegevens, stelt de FOD Volksgezondheid de frequentietabellen opgesteld door Sciensano gratis ter beschikking op de website van Contractueel Onderzoek. Deze frequentietabellen geven de consumptiefrequentie van voedingsmiddelen weer, gegroepeerd volgens het voedselcategorisatiesysteem FOODEX op verschillende niveaus. Men kan zien hoeveel personen een bepaald levensmiddel of groep van levensmiddelen geconsumeerd hebben tijdens de uitvoering van de peiling.
Men kan deze frequentietabellen onder andere gebruiken
• voor het bepalen van prioriteiten
• voor de opmaak van een monsternameplan
• voor het inschatten van de haalbaarheid van innameberekeningen.
2. THEMATISCHE OPROEP (RT-PROJECTEN)
De RT-projectvoorstellen worden in twee fasen beoordeeld:
• fase 1: RT-intentieverklaring
• fase 2: gedetailleerd RT-projectvoorstel
De maximale duur en de betoelaging zijn thema-afhankelijk en staan vermeld in de themaomschrijving (Bijlage 1 – Onderzoeksthema’s RT-projecten). De gevraagde toelage en de verdeling ervan dient in overeenstemming te zijn met de reële kosten in relatie tot de duur, de aard, de benodigde uitrusting en expertise van het onderzoek noodzakelijk om de nagestreefde doelstellingen te bereiken.
2.1 FASE 1: RT-INTENTIEVERKLARING
2.1.1 Opmaak van de RT-intentieverklaringen
Volgende documenten en formulieren zijn relevant voor de thematische projectvoorstellen. De elektronische versies zijn terug te vinden op de website van de cel Contractueel Onderzoek (xxxxx://xxx.xxxxxx.xxxxxxx.xx/xx/xxxxxxxxxxxx-xxxxxxxxx), onder “openstaande oproepen”.
• In bijlage 1 worden de onderzoeksthema’s van de thematische oproep weergegeven.
• Bijlage 2 is het te gebruiken model voor de opmaak van de RT-intentieverklaringen.
• Bijlage 7 bevat belangrijke informatie voor de inschatting van het budget.
Ter informatie: bijlagen 8 en 9 moeten enkel in de 2de fase worden ingediend.
De RT-intentieverklaring moet opgesteld zijn ofwel in één of een combinatie van de landstalen, ofwel volledig in het Engels.
2.1.2 Indiening van de RT-intentieverklaringen
De intentieverklaring wordt uitsluitend elektronisch ingediend, in Word en doorzoekbaar pdf-formaat, via e-mail naar xxxxxxxxxxxx.xxxxxxxxx@xxxxxx.xxxx.xx.
De uiterste datum voor het indienen van de RT-intentieverklaring (fase 1) is VRIJDAG 30 april 2021 om 12u ’s middags stipt.
2.1.3 Evaluatie van de RT-intentieverklaringen
2.1.3.1 Ontvankelijkheid van de RT-intentieverklaringen
De ontvankelijkheid van de RT-intentieverklaringen wordt beoordeeld door de cel Contractueel Onderzoek, in consultatie met het directoraat-generaal Xxxx, Plant en Voeding en het Federaal Agentschap voor de veiligheid van de voedselketen (FAVV). De criteria zijn:
1. tijdige indiening: ten laatste op vrijdag 30 april 2021 om 12u ’s middags stipt. De datum en het uur van de e-mail gelden als bewijs.
2. de vorm
• het voorstel moet ingediend worden volgens de richtlijnen beschreven in bijlage 2;
• de aangegeven limieten dienen strikt gerespecteerd te worden en het lettertype van de tekst (Times New Roman, lettergrootte 12) mag niet worden gewijzigd;
• de aanvraag mag maximaal 6 bladzijden tellen, exclusief de titelpagina en de identificatie van de promotoren;
• de aanvraag moet opgesteld zijn ofwel in één of een combinatie van de landstalen, ofwel volledig in het Engels.
3. hun overeenkomst met een thema
Enkel RT-intentieverklaringen die beantwoorden aan één van de in bijlage 1 opgelijste thema’s, en die rekening houden met de vermelde onderzoeksvragen en vereisten, zijn ontvankelijk.
4. afwezigheid van overlap met bestaand of lopend onderzoek.
5. de samenstelling van het consortium
Enkel Belgische onderzoeksinstellingen kunnen deel uitmaken van het consortium. Buitenlandse expertise kan enkel worden ingebracht via onderaanneming, onder de voorwaarden vermeld in bijlage 7 – Belangrijke informatie i.v.m. het budget.
Opgelet: indien deze voorwaarden niet gerespecteerd worden, zal de intentieverklaring onontvankelijk verklaard worden.
2.1.3.2 Inhoudelijke evaluatie van de RT-intentieverklaringen
De ontvankelijk verklaarde RT-intentieverklaringen worden door het Beoordelingscomité beoordeeld volgens de onderstaande modaliteiten:
1. De relevantiescore (op 30 punten) als weergave van de mate waarin de intentieverklaring beantwoordt aan een thema en de mogelijke impact van het voorgestelde onderzoek.
Concreet worden de volgende elementen beoordeeld:
• de mate waarin het voorstel beantwoordt aan de vereisten geformuleerd in het thema
• de waarde en bruikbaarheid van de verwachte resultaten
• de oplossingsgerichtheid van het onderzoek
• de meerwaarde ten opzichte van lopend of bestaand onderzoek
• de potentiële bijdrage aan beleidsbeslissingen
Enkel de RT-intentieverklaringen met een relevantiescore van tenminste 21/30 worden meegenomen in de wetenschappelijke evaluatie.
2. Het wetenschappelijk niveau (op 20 punten) als weergave van
• de wetenschappelijke kwaliteit
• de methodologie
• de originaliteit
• de haalbaarheid
van het voorgestelde onderzoek.
De RT-intentieverklaringen die een wetenschappelijke score behalen van tenminste 13/20, worden op basis van de totale score (50 punten) en per thema gerangschikt. Op basis van deze rangschikking en het advies van het Beoordelingscomité wordt een prioritaire lijst van RT- intentieverklaringen opgesteld.
De coördinatoren worden begin juli 2021 door de cel Contractueel Onderzoek ingelicht over het resultaat.
2.2 FASE 2: GEDETAILLEERD RT-PROJECTVOORSTEL
In de tweede fase wordt aan de coördinatoren van de prioritaire RT-intentieverklaringen gevraagd om een volledig uitgewerkt en gedetailleerd projectvoorstel in te dienen.
2.2.1 Opmaak van de gedetailleerde RT-projectvoorstellen
Het gedetailleerd projectvoorstel mag in principe niet afwijken van de intentieverklaring voor wat betreft de onderzoeksvragen en de gebruikte methodologie, tenzij dit expliciet gevraagd werd door de cel Contractueel Onderzoek. Indien u op eigen initiatief alsnog wijzigingen wenst aan te brengen, moet u vóór de indiening van uw gedetailleerd projectvoorstel contact opnemen met de wetenschappelijke adviseurs van de cel Contractueel Onderzoek (Xx. Xxx Xxxxxx of Xx. Xxxxxxx Xxx Xxxxxx, zie ook punt 7. Bijkomende informatie). Wijzigingen ten opzichte van de intentieverklaring moeten in de daartoe voorziene rubriek “historiek van wijzigingen” vermeld en verantwoord worden.
Opgelet! De gevraagde toelage vermeld in het gedetailleerd projectvoorstel kan niet hoger zijn dan het bedrag dat werd opgegeven in de intentieverklaring.
Volgende documenten en formulieren zijn relevant voor de thematische projectvoorstellen. De elektronische versies zijn terug te vinden op de website van Contractueel Onderzoek (xxxxx://xxx.xxxxxx.xxxxxxx.xx/xx/xxxxxxxxxxxx-xxxxxxxxx), onder “openstaande oproepen”.
• Bijlage 3 is het model voor de opmaak van het gedetailleerde RT-projectvoorstel.
• Bijlage 7 bevat belangrijke informatie voor de opmaak van het budget.
• Bijlagen 8 en 9 moeten gebruikt worden voor de opmaak van het budget.
Het gedetailleerd RT-projectvoorstel moet opgesteld zijn ofwel in één of een combinatie van de landstalen, ofwel volledig in het Engels.
2.2.2 Indiening van de gedetailleerde RT-projectvoorstellen
Het gedetailleerde RT-projectvoorstel en de bijhorende budgettaire informatie worden
uitsluitend elektronisch ingediend via e-mail naar xxxxxxxxxxxx.xxxxxxxxx@xxxxxx.xxxx.xx
- gedetailleerd RT-projectvoorstel (bijlage 3) in een Word en doorzoekbare pdf
- budgettaire tabellen (bijlagen 8 en 9) in Excel
De uiterste datum voor het indienen van het gedetailleerde RT-projectvoorstel (fase 2) is VRIJDAG 24 SEPTEMBER 2021 om 12u ’s middags stipt.
2.2.3 Evaluatie van de gedetailleerde RT-projectvoorstellen
2.2.3.1 Ontvankelijkheid van de gedetailleerde RT-projectvoorstellen
De ontvankelijkheid van de gedetailleerde RT-projectvoorstellen wordt beoordeeld door de cel Contractueel Onderzoek op basis van:
1. tijdige indiening: ten laatste op vrijdag 24 september 2021, 12u ’s middags stipt. De datum en het uur van de e-mail gelden als bewijs.
2. de vorm
• het voorstel moet ingediend worden volgens de richtlijnen beschreven in bijlage 3;
• de aangegeven limieten dienen strikt gerespecteerd te worden en het lettertype van de tekst (Times New Roman, lettergrootte 12) mag niet worden gewijzigd;
• de aanvraag mag maximaal 30 bladzijden tellen, exclusief de titelpagina en de identificatie van de promotoren, maar inclusief de budgettabellen;
• de aanvraag moet opgesteld zijn ofwel in één of een combinatie van de landstalen, ofwel volledig in het Engels.
Opgelet: indien deze voorwaarden niet gerespecteerd worden, zal het gedetailleerde projectvoorstel onontvankelijk verklaard worden.
2.2.3.2 Inhoudelijke evaluatie van de RT-projectvoorstellen
De projectvoorstellen worden door een College van deskundigen beoordeeld op basis van de volgende vijf criteria:
a. de wetenschappelijke kwaliteit t.o.v. internationale standaarden, en het expertiseniveau van de onderzoeksinstelling(en)
b. de kwaliteit van het werkplan
c. de originaliteit van de benadering
d. de haalbaarheid in relatie tot de vooropgestelde doelstellingen, de planning, de organisatie en de aangevraagde budgettaire middelen
e. de relevantie van het project ten aanzien van de te bereiken doelstellingen beschreven in de oproep.
De promotoren worden uitgenodigd om hun project toe te lichten op de consensusvergadering van het College van deskundigen. Niettemin is het uiterst belangrijk om het projectvoorstel duidelijk, volledig en met de grootste zorg op te stellen.
Het advies van het College van deskundigen wordt voorgelegd aan het Beoordelingscomité. Hierna – en ten laatste in februari 2022 – informeert de cel Contractueel Onderzoek de promotoren over het resultaat. De bevoegde Minister bekrachtigt het finale advies in een ministerieel besluit.
3. VRIJE OPROEP (RF-PROJECTEN)
De RF-projectvoorstellen worden in twee fasen beoordeeld:
• fase 1: RF-intentieverklaring
• fase 2: gedetailleerd RF-projectvoorstel.
De minimale duur van een RF-project is 12 maanden, de maximale duur is 48 maanden. De gevraagde toelage en de verdeling ervan dient in overeenstemming te zijn met de reële kosten in relatie tot de duur, de aard, de benodigde uitrusting en expertise van het onderzoek noodzakelijk om de nagestreefde doelstellingen te bereiken.
3.1 FASE 1: RF-INTENTIEVERKLARING
3.1.1 Opmaak van de RF-intentieverklaringen
Volgende documenten zijn relevant voor de vrije projectvoorstellen. De elektronische versies van de documenten en modellen zijn terug te vinden op de website van de cel Contractueel Onderzoek (xxxxx://xxx.xxxxxx.xxxxxxx.xx/xx/xxxxxxxxxxxx-xxxxxxxxx), onder “openstaande oproepen”.
• Bijlage 4 is het model voor de RF-intentieverklaring.
• Bijlage 7 bevat belangrijke informatie voor de inschatting van het budget.
Ter informatie: bijlagen 8 en 9 moeten enkel in de 2de fase worden ingediend.
De RF-intentieverklaring moet opgesteld zijn ofwel in één of een combinatie van de landstalen, ofwel volledig in het Engels.
3.1.2 Indiening van de RF-intentieverklaringen
De intentieverklaring wordt uitsluitend elektronisch ingediend in Word en doorzoekbaar pdf- formaat via e-mail naar xxxxxxxxxxxx.xxxxxxxxx@xxxxxx.xxxx.xx.
De uiterste datum voor het indienen van de RF-intentieverklaring (fase 1) is VRIJDAG 30 APRIL 2021 om 12u ’s middags stipt.
3.1.3 Evaluatie van de RF-intentieverklaringen
3.1.3.1 Ontvankelijkheid van de RF-intentieverklaringen
De ontvankelijkheid van de RF-intentieverklaringen wordt beoordeeld door de cel Contractueel Onderzoek, in samenspraak met het directoraat-generaal Xxxx, Plant en Voeding en het Federaal Agentschap voor de veiligheid van de voedselketen (FAVV). Dit gebeurt op basis van volgende administratieve en inhoudelijke criteria:
1. tijdige indiening: ten laatste op vrijdag 30 april 2021 om 12u ’s middags stipt. De datum en het uur van de e-mail gelden als bewijs.
2. de vorm
• het voorstel moet ingediend worden volgens de richtlijnen beschreven in bijlage 4;
• de aangegeven limieten dienen strikt gerespecteerd te worden en het lettertype van de tekst (Times New Roman, lettergrootte 12) mag niet worden gewijzigd;
• de aanvraag mag maximaal 6 bladzijden tellen, exclusief de titelpagina en de identificatie van de promotoren;
• de aanvraag moet opgesteld zijn ofwel in één of een combinatie van de landstalen, ofwel volledig in het Engels.
3. samenstelling van het consortium: enkel Belgische onderzoeksinstellingen kunnen deel uitmaken van het consortium.
Buitenlandse expertise kan enkel worden ingebracht via onderaanneming, onder de voorwaarden vermeld in bijlage 7 – Belangrijke informatie i.v.m. het budget.
4. afwezigheid van overlap met de thema’s in de thematische oproep (RT) of met een bestaand of lopend onderzoek.
5. betrokken onderzoeksdomeinen: het onderzoeksonderwerp moet passen binnen de activiteitsdomeinen van Contractueel Onderzoek.
Opgelet: indien deze voorwaarden niet gerespecteerd worden, zal de intentieverklaring onontvankelijk verklaard worden.
In het algemeen moeten de onderzoeksonderwerpen kaderen in de domeinen voedselveiligheid, dierengezondheid en/of plantengezondheid. Het onderzoek moet het beleid in deze domeinen ondersteunen of helpen voorbereiden. Concreet betekent dit dat het onderzoek kennis moet aanleveren die de Overheid, met name de FOD Volksgezondheid en het FAVV, ondersteunt in één of meerdere van haar opdrachten, waaronder:
▪ het opstellen of het aanpassen van wetgeving, aanbevelingen of adviezen
▪ het opstellen of het aanpassen van controleprogramma’s of (auto)controlegidsen
▪ het uitwerken van strategieën voor risico-evaluatie of risicobeheersing
▪ het implementeren van (analyse)methoden voor de controle op de naleving van de regelgeving
▪ het nemen van maatregelen in crisissituaties
▪ het stellen van prioriteiten of het inspelen op nieuwe evoluties.
Het onderzoeksonderwerp mag niet binnen de bevoegdheden van de regionale overheden vallen tenzij er cofinanciering is voor de aspecten die onder regionale bevoegdheid vallen. Ook indien het projectvoorstel werkpakketten of delen hiervan bevat die buiten de specifieke bevoegdheid van Contractueel Onderzoek vallen, moeten deze gefinancierd worden door een externe financieringsbron.
De valorisatie van de nieuwe kennis door de Overheid kan zich situeren op nationaal, Europees en/of internationaal vlak.
De Overheid heeft een algemeen en kosteloos gebruiksrecht op de resultaten voor de ondersteuning van haar beleid. Het projectvoorstel moet dus zo opgevat worden dat alle resultaten in detail kunnen worden overgemaakt aan de Overheid (FOD Volksgezondheid en het FAVV).
In onderstaande tabel wordt een (niet exhaustief) overzicht gegeven van onderwerpen die wel en niet passen binnen de bevoegdheid van Contractueel Onderzoek. Omdat een scherpe aflijning niet steeds mogelijk is, evalueren experten van de FOD Volksgezondheid en het FAVV de inhoudelijke ontvankelijkheid van elke intentieverklaring. Een aantal van de opgenomen voorbeelden vloeien voort uit het ontvankelijkheidsonderzoek van recente oproepen.
We raden u aan ook het overzicht van lopende en afgesloten projecten, gepubliceerd op de website van de cel Contractuele Onderzoek, te consulteren.
Indien u niet zeker bent van de ontvankelijkheid van uw onderzoeksidee, kan u vóór de indiening van uw intentieverklaring contact opnemen met de wetenschappelijke adviseurs van de cel Contractueel Onderzoek (Xx. Xxx Xxxxxx of Xx. Xxxxxxx Xxx Xxxxxx, zie ook punt
7. Bijkomende informatie).
Algemeen | Ontvankelijk | Niet ontvankelijk |
Voedselveiligheid | ||
Onderzoek naar de veiligheid van levensmiddelen | • doorheen de keten (primaire productie, verwerking, bewaring) tot het moment van consumptie: chemische en microbiële contaminanten, toxines, additieven, voedselcontactmaterialen, voedingssupplementen, nieuwe voedingsmiddelen (“novel food”), GGO’s, allergenen, … • opkomende risico’s • antimicrobiële resistentie • uitwerken van nieuwe aspecten of methoden voor risicobeoordeling • ontwikkeling van nieuwe methoden voor monsterneming en/of analyse • risico-evaluaties • innamestudies • onderzoek naar contaminatie • onderzoek naar bronnen, routes, reductie en preventie van contaminatie • verkenning van de impact van mogelijke beheersmaatregelen • in vitro toxicologisch onderzoek of dierproeven voor contaminanten • onderzoek naar de transfer van chemische en microbiële contaminanten van diervoeders via dieren naar dierlijke producten | • onderzoek ter voorbereiding van toelatings- of herbeoordelingsdossiers voor additieven, nieuwe voedingsmiddelen (“novel food”), aroma’s, voedingsenzymen, gewasbeschermingsmiddelen, decontaminatiemiddelen, …. • onderzoek naar het bewijs van gezondheidsbeweringen • onderzoek naar de voedselveiligheid van teelten door particulieren • geneesmiddelenonderzoek • humaan klinisch onderzoek • milieuonderzoek • biodiversiteitsonderzoek • duurzaamheidsonderzoek, tenzij er een duidelijke link is met voedselveiligheid • onderzoek in functie van het nutritioneel beleid (inname van suiker, zout, vet, …) tenzij er een duidelijke link is met voedselveiligheid • onderzoek naar nutriëntverrijking, tenzij dit invloed heeft op het voedselveiligheidsbeleid (vb. risico op overdosis) onderzoek naar de impact van blootstelling aan chemische agentia (bv. gewasbeschermingsmiddelen) via inhalatie of huidcontact op de gezondheid van werknemers of privépersonen • routinecontroles op de naleving van bestaande normen |
Algemeen | Ontvankelijk | Niet ontvankelijk |
Dierengezondheid | ||
Onderzoek naar ziekten, pathogenen en/of zoönotische agentia bij nutsdieren en bijen, en bij wilde dieren indien ze als reservoir kunnen optreden voor ziekten bij nutsdieren Onderzoek naar contaminanten | • ontwikkeling van nieuwe diagnostische methoden voor dierenziekten • epidemiologisch onderzoek • risicofactorenonderzoek • antimicrobiële resistentie en andere speciësoverschrijdende risico’s • uitwerken van nieuwe aspecten of methoden voor risicobeoordeling • ontwikkeling van nieuwe of verbeterde methoden voor monsterneming en/of analyse • basisonderzoek voor de identificatie van vaccinantigenen / proof-of-concept onderzoek voor het testen van vaccinantigenen en vaccintoepassingen onder specifiek Belgische dierhouderij- omstandigheden • studie van de impact van mogelijke ziektebeheersmaatregelen • onderzoek naar zoönotische ziekten • onderzoek naar chemische en microbiële contaminanten, toxines, … die de diergezondheid negatief kunnen beïnvloeden, al dan niet via diervoeders • (her)opduikende risico’s • ziektewaarschuwings- en bewakingssystemen | • louter klinisch onderzoek bij gezelschapsdieren • louter zoötechnisch onderzoek • genetische selectie behalve wanneer het te maken heeft met ziekteresistentie • nutritioneel onderzoek • louter dierenwelzijnsonderzoek (bv. kreupelheid) • routinecontroles op de naleving van bestaande normen |
Algemeen | Ontvankelijk | Niet ontvankelijk |
Plantengezondheid | ||
Onderzoek naar organismen die schadelijk zijn voor gecultiveerde en/of wilde planten, waaronder quarantaine- organismen, organismen die nieuw, ongekend of weinig verspreid zijn en waarvoor meer informatie nodig is in het kader van toekomstige regulering of beleid | • bepaling van het voorkomen, de verspreiding (pest status) en het vestigingspotentieel • studie van de biologie • epidemiologisch onderzoek • verkenning van de impact van mogelijke beheersmaatregelen • uitwerken van nieuwe aspecten of methoden voor risicobeoordeling • ontwikkeling van nieuwe methoden voor monsterneming en/of diagnose, identificatie of kwantificatie • risico-evaluaties • aanleveren van wetenschappelijke elementen voor Pest Risk Assessments (PRA) | • onderzoek naar kwaliteitsorganismen • onderzoek naar invasieve soorten in het kader van Verordening (EU) 1143/2014 • plantenveredelingsonderzoek behalve wanneer het een veredeling naar grotere (fytosanitaire) ziekteresistentie betreft • onderzoek naar duurzame landbouw behalve wanneer dit kadert in het fytosanitair beleid • onderzoek in het kader van xxxxxxxxxx behalve wanneer dit kadert in het fytosanitair beleid • biodiversiteitsonderzoek behalve wanneer dit kadert in het fytosanitair beleid • routinecontroles op de naleving van bestaande normen |
3.1.3.2 Inhoudelijke evaluatie van de RF-intentieverklaringen
De ontvankelijk verklaarde RF-intentieverklaringen worden door het Beoordelingscomité beoordeeld, en dit volgens de onderstaande modaliteiten:
1. De relevantiescore (op 30 punten) wordt toegekend als weergave van de opportuniteit en de geschiktheid als beleidsondersteunend onderzoek en de mogelijke impact ervan. Concreet worden de volgende elementen beoordeeld:
a. de situering ten aanzien van de prioriteiten van de federale overheid
b. de waarde en bruikbaarheid van de verwachte resultaten
c. de oplossingsgerichtheid van het onderzoek
d. de meerwaarde ten aanzien van lopend of bestaand onderzoek
e. de potentiële bijdrage aan beleidsbeslissingen
f. de timing ten opzichte van de agenda van het beleid
g. het kwantitatief belang
x. xx xxxxx van de problematiek
i. de budgettaire impact
j. de impact op maatschappelijk en ethisch vlak
k. de relevantie ten aanzien van de noden van de sector.
De RF-intentieverklaringen met een relevantiescore hebben van tenminste 21/30 worden aan de wetenschappelijke evaluatie onderworpen.
2. De wetenschappelijke score (op 20 punten) wordt toegekend als weergave van
a. het wetenschappelijk niveau
b. de methodologie
c. de originaliteit
d. de haalbaarheid van het voorgestelde onderzoek.
De intentieverklaringen die een wetenschappelijke score behalen van tenminste 13/20, worden op basis van de totale score (50 punten) en per activiteitsdomein gerangschikt. Op basis van deze rangschikking, het advies van het Beoordelingscomité en het beschikbare onderzoeksbudget van de FOD Volksgezondheid wordt een prioritaire en een reservelijst van RF-intentieverklaringen opgesteld.
De coördinatoren worden begin juli 2021 door de cel Contractueel Onderzoek ingelicht over het resultaat.
3.2 FASE 2: GEDETAILLEERD RF-PROJECTVOORSTEL
In de tweede fase wordt aan de coördinatoren van de prioritaire en reserve RF-intentieverklaringen gevraagd een volledig uitgewerkt en gedetailleerd projectvoorstel in te dienen. De reserve RF-projectvoorstellen doorlopen dezelfde evaluatieprocedure als de prioritaire projectvoorstellen.
3.2.1 Opmaak van de gedetailleerde RF-projectvoorstellen
Het gedetailleerd projectvoorstel mag in principe niet afwijken van de intentieverklaring voor wat betreft de onderzoeksvragen en de gebruikte methodologie, tenzij dit expliciet gevraagd werd door de cel Contractueel Onderzoek.
Indien u op eigen initiatief alsnog wijzigingen wenst aan te brengen, moet u vóór de indiening
van uw gedetailleerd projectvoorstel contact opnemen met de wetenschappelijke adviseurs van de cel Contractueel Onderzoek (Xx. Xxx Xxxxxx of Xx. Xxxxxxx Xxx Xxxxxx, zie ook punt 7. Bijkomende informatie). Wijzigingen ten opzichte van de intentieverklaring moeten in de daartoe voorziene rubriek “historiek van wijzigingen” vermeld en verantwoord worden.
Opgelet! De gevraagde toelage vermeld in het gedetailleerde projectvoorstel kan niet hoger zijn dan het bedrag dat werd opgegeven in de intentieverklaring.
Volgende documenten en formulieren zijn relevant voor de vrije projectvoorstellen. De elektronische versies zijn terug te vinden op de website van Contractueel Onderzoek (xxxxx://xxx.xxxxxx.xxxxxxx.xx/xx/xxxxxxxxxxxx-xxxxxxxxx), onder “openstaande oproepen”.
• Bijlage 5 is het model voor de opmaak van het gedetailleerde RF-projectvoorstel
• Bijlage 7 bevat belangrijke informatie voor de inschatting van het budget
• Bijlagen 8 en 9 moeten gebruikt worden voor de opmaak van het budget.
Het gedetailleerd RF-projectvoorstel moet opgesteld zijn ofwel in één of een combinatie van de landstalen, ofwel volledig in het Engels.
3.2.2 Indiening van de gedetailleerde RF-projectvoorstellen
Het gedetailleerde vrije projectvoorstel en de bijhorende budgettaire informatie worden
uitsluitend elektronisch ingediend via e-mail naar xxxxxxxxxxxx.xxxxxxxxx@xxxxxx.xxxx.xx
- RF-projectvoorstel (bijlage 5) in een Word en doorzoekbare pdf
- budgettaire tabellen (bijlagen 8 en 9) in Excel
De uiterste datum voor het indienen van het gedetailleerde RF-projectvoorstel (fase 2) is VRIJDAG 24 SEPTEMBER 2021 om 12u ’s middags stipt.
3.2.3 Evaluatie van de gedetailleerde RF-projectvoorstellen
3.2.3.1 Ontvankelijkheid van de gedetailleerde RF-projectvoorstellen
De ontvankelijkheid van de gedetailleerde RF-projectvoorstellen wordt beoordeeld door de cel Contractueel Onderzoek op basis van volgende administratieve criteria:
1. tijdige indiening: ten laatste op vrijdag 24 september 2021 om 12u ’s middags stipt. De datum en het uur van de e-mail gelden als bewijs.
2. de vorm
• het voorstel moet ingediend worden volgens de richtlijnen beschreven in bijlage 5;
• de aangegeven limieten dienen strikt gerespecteerd te worden en het lettertype van de tekst (Times New Roman, lettergrootte 12) mag niet worden gewijzigd;
• de aanvraag mag maximaal 30 bladzijden tellen; enkel een eventueel literatuuroverzicht wordt als bijlage (exclusief aan de 30 bladzijden) aanvaard;
• de aanvraag moet opgesteld zijn ofwel in één of een combinatie van de landstalen, ofwel volledig in het Engels.
Opgelet: indien deze voorwaarden niet gerespecteerd worden, zal het gedetailleerd projectvoorstel onontvankelijk verklaard worden.
3.2.3.2 Inhoudelijke evaluatie van de gedetailleerde RF-projectvoorstellen
De gedetailleerde RF-projectvoorstellen zullen door een College van deskundigen beoordeeld worden op basis van de volgende vier criteria:
a. de wetenschappelijke kwaliteit t.o.v. internationale standaarden, en het expertiseniveau van de onderzoekersinstelling(en)
b. de kwaliteit van het werkplan
c. de originaliteit van de benadering
d. de haalbaarheid in relatie tot de vooropgestelde doelstellingen, de planning, de organisatie en de aangevraagde budgettaire middelen
De promotoren worden uitgenodigd om hun project toe te lichten op de consensusvergadering van het College van deskundigen. Niettemin is het uiterst belangrijk om het projectvoorstel duidelijk, volledig en met de grootste zorg op te stellen.
Het advies van het College van deskundigen wordt voorgelegd aan het Beoordelingscomité. Hierna – en ten laatste in februari 2022 - informeert de cel Contractueel Onderzoek de promotoren over het resultaat. De reserveprojecten kunnen uitsluitend betoelaagd worden indien er budget vrijkomt vanuit het RT-kanaal of de prioritaire RF-groep. De bevoegde Minister bekrachtigt het finale advies in een ministerieel besluit.
4.
TRANSNATIONALE OPROEP (RI-PROJECTEN):
plantengezondheid – Euphresco
De RI-projectvoorstellen worden in twee fasen beoordeeld:
• fase 1: RI “Expression of Interest”
• fase 2: gedetailleerd RI-projectvoorstel
De FOD Volksgezondheid voorziet een budget van € 200.000 voor de transnationale oproep. Per thema kan maximaal € 100.000 euro worden gevraagd. Aangezien er 3 thema’s worden opgenomen betekent dit dat er voor 1 van de 3 thema’s mogelijks onvoldoende budget zal zijn.
Deze werkwijze wordt gehanteerd omdat een aantal van de geselecteerde thema’s in een latere fase nog geschrapt kunnen worden, bijvoorbeeld omdat er onvoldoende interesse is van de andere transnationale partners. Ten laatste op maandag 22 maart 2021 zal Contractueel Onderzoek een eerste update van de thema’s op haar website publiceren. Een definitieve lijst zal pas beschikbaar zijn half november 2021. Zelfs na de opstart van de tweede fase kunnen er dus nog thema’s wegvallen.
De gevraagde toelage dient in overeenstemming te zijn met de reële kosten in relatie tot de duur, de aard, de benodigde uitrusting en expertise van het onderzoek noodzakelijk om de nagestreefde onderzoeksdoelstellingen te bereiken.
4.1 FASE 1: RI “EXPRESSION OF INTEREST”
4.1.1 Opmaak van de RI “Expressions of Interest”
Volgende documenten zijn relevant voor de transnationale projectvoorstellen. De elektronische versies van de documenten en modellen zijn terug te vinden op de website van de cel Contractueel Onderzoek (xxxxx://xxx.xxxxxx.xxxxxxx.xx/xx/xxxxxxxxxxxx-xxxxxxxxx), onder “openstaande oproepen”.
• In bijlage 1 worden de onderzoeksthema’s (topics) van de RI-oproep weergegeven.
• Bijlage 6 is het model voor de opmaak van de RI “Expression of Interest”.
• Bijlage 7 bevat belangrijke informatie voor de inschatting van het budget.
Ter informatie: bijlagen 8 en 9 moeten niet ingediend worden.
De RI “Expression of Interest” moet volledig opgesteld zijn in het Engels.
4.1.2 Indiening van de RI “Expressions of Interest”
De “Expressions of Interest” wordt uitsluitend elektronisch ingediend, in Word en doorzoekbaar pdf-formaat, via e-mail naar xxxxxxxxxxxx.xxxxxxxxx@xxxxxx.xxxx.xx
De uiterste datum voor het indienen van de RI “Expression of Interest” (fase 1) is VRIJDAG 30 APRIL 2021 om 12u ’s middags stipt.
4.1.3 Evaluatie van de RI “Expressions of Interest”
De ontvankelijkheid van de “Expressions of Interest” wordt beoordeeld door de cel Contractueel Onderzoek, in overleg met het directoraat-generaal Xxxx, Plant en Voeding en het Federaal Agentschap voor de veiligheid van de voedselketen (FAVV). Dit gebeurt op basis van volgende criteria:
1. tijdige indiening: ten laatste op vrijdag 30 april 2021 om 12u ’s middags stipt. De datum en het uur van de e-mail gelden als bewijs.
2. de vorm
• het voorstel moet ingediend worden volgens de richtlijnen beschreven in bijlage 6;
• de aangegeven limieten dienen strikt gerespecteerd te worden en het lettertype van de tekst (Times New Roman, lettergrootte 12) mag niet worden gewijzigd;
• de aanvraag mag maximaal 4 bladzijden tellen, exclusief de titelpagina en de identificatie van de promotoren;
• de aanvraag moet volledig opgesteld zijn in het Engels.
3. overeenkomst met een thema
Enkel RI “Expressions of Interest” die beantwoorden aan één van de in bijlage 1 (plantengezondheid – Euphresco) opgelijste thema’s zijn ontvankelijk.
4. afwezigheid van overlap met bestaand of lopend onderzoek
5. de samenstelling van het consortium: enkel Belgische onderzoeksinstellingen kunnen deel uitmaken van het consortium.
Buitenlandse expertise kan enkel worden ingebracht via onderaanneming, onder de voorwaarden vermeld in bijlage 7 – Belangrijke informatie i.v.m. het budget.
Opgelet: indien deze voorwaarden niet gerespecteerd worden, zal de “Expression of Interest” onontvankelijk verklaard worden.
Indien u niet zeker bent van de ontvankelijkheid van uw onderzoeksidee, kan u vóór de indiening van uw voorstel contact opnemen met de bevoegde wetenschappelijk adviseur van de cel Contractueel Onderzoek (Xx. Xxx Xxxxxx, zie punt 7. Bijkomende informatie).
De coördinatoren worden ten laatste begin juni 2021 door de Cel Contractueel Onderzoek op de hoogte gebracht van het resultaat.
4.2 FASE 2: GEDETAILLEERD RI-PROJECTVOORSTEL
In de tweede fase wordt aan de promotoren van de ontvankelijke RI “Expressions of Interest” gevraagd een volledig uitgewerkt en gedetailleerd projectvoorstel in te dienen.
Deze fase wordt beheerd worden door het Euphresco-secretariaat (dhr. Xxxxxxxxxx Xxxxxxx, Euphresco coördinator). De indieners zullen midden juli 2021 de nodige richtlijnen en formulieren ontvangen.
De uiterste datum voor het indienen van het gedetailleerde RI-projectvoorstel bij Euphresco is VRIJDAG 24 SEPTEMBER 2021 om 12u ’s middags stipt.
De evaluatie van de projectvoorstellen gebeurt door een internationaal panel van experten en zal ten laatste afgehandeld zijn midden november 2021.
De evaluatie van het panel van experten wordt voor advies voorgelegd aan het Beoordelingscomité. De bevoegde Minister bekrachtigt het finale advies in een ministerieel besluit.
5. BESCHERMING VAN PERSOONSGEGEVENS
Deze informatie handelt over de bescherming van uw persoonsgegevens. Dit zijn de gegevens waarmee u rechtstreeks of onrechtstreeks geïdentificeerd kunt worden.
Wanneer u een projectvoorstel indient, verzamelt de cel Contractueel Onderzoek persoonsgegevens conform de vigerende wetgeving en de werkwijze van de FOD Volksgezondheid (xxxxx://xxx.xxxxxx.xxxxxxx.xx/xx/xxxxxxxxxxx-xxx-xxxxxxxxxxxxxxxx).
5.1 Rechtsgrond en doeleinden van de verwerkingen
In het kader van de wettelijke opdracht met betrekking tot de toekenning van toelagen voor wetenschappelijk onderzoeki, verzamelt en verwerkt de cel Contractueel Onderzoek persoonsgegevens om:
• u in te lichten (verzending van de oproep voor het indienen van nieuwe projectvoorstellen)
• uw vragen te beantwoorden
• de projecten die u aanbelangen te behandelen
De tabel hieronder vermeldt de situaties waarin persoonsgegevens automatisch worden verzameld en verwerkt.
Situaties | Verzamelde en verwerkte gegevens |
U dient een projectvoorstel in, of u neemt via een elektronisch formulier, via e-mail of telefonisch contact met ons op. | Naam, voornaam, e-mailadres en telefoonnummer dat u ingeeft Uitwisseling van e-mails Technische gegevens die al dan niet verbonden zijn aan uw e-mail Uw postadres voor de verzending van documenten en/of publicaties. |
U surft naar de internetpagina’s van Contractueel Onderzoek. | IP-adres, cookies |
De andere persoonsgegevens die kunnen worden verwerkt, zijn opgenomen in het register van gegevensverwerking.
Gegevens gekoppeld aan projectvoorstellen worden tot 10 jaar na het einde van het project bewaard door de cel Contractueel Onderzoek. De bewaartermijn voor de IP-adressen is 12 maanden (cf. xxxxx://xxx.xxxxxx.xxxxxxx.xx/xx/xxxxxxxxxxx-xxx-xxxxxxxxxxxxxxxx).
i Koninklijk Besluit van 18 november 2015 tot vaststelling van de voorwaarden van toekenning van toelagen voor wetenschappelijk onderzoek inzake voedselveiligheid en sanitair beleid van dieren en planten.
Het cookiebeleid is beschreven op de website van de FOD Volksgezondheid (xxxxx://xxx.xxxxxx.xxxxxxx.xx/xx/xxxxxxxxxxxx).
De FOD Volksgezondheid waarborgt de veiligheid (integriteit en vertrouwelijkheid) van uw persoonsgegevens. Ze worden onder meer beschermd tegen ongeoorloofde toegang, onrechtmatig gebruik, verlies en ongeoorloofde wijzigingen.
Daarvoor worden adequate beveiligingstechnieken en -procedures gebruikt. Op fysiek, technisch en organisatorisch vlak worden gepaste maatregelen genomen om een veiligheidsniveau te garanderen dat aangepast is aan de risico’s.
5.5 Recht op inzage, rectificatie, bezwaar en wissen
U heeft bepaalde rechten voor de persoonsgegevens die we gebruiken: het recht van inzage, het recht op rechtzetting, het recht om bezwaar aan te tekenen en het recht om gegevens te laten wissen.
Om uw rechten uit te oefenen stuurt u een e-mail of een brief naar onze Functionaris voor gegevensbescherming, samen met een scan of een kopie van uw identiteitsbewijs, met daarop uw handtekening, om uw rechten uit te oefenen:
Federale overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu
Xxxxxxxxxxx 0/0 0000 Xxxxxxx xxx@xxxxxx.xxxx.xx
Als u vindt dat de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu uw persoonsgegevens niet heeft verwerkt in overeenstemming met de geldende regelgeving, dan heeft u het recht een klacht in te dienen bij de Gegevensbeschermingsautoriteit:
Gegevensbeschermingsautoriteit
Xxxxxxxxxxxxxx 00
0000 Xxxxxxx
6. DEFINITIES & AFKORTINGEN
Activiteitsdomeinen
De activiteitsdomeinen van Contractueel Onderzoek zijn voedselveiligheid en gezondheidsbeleid (sanitair beleid) van dieren en planten.
Beoordelingscomité
De adviesraad, samengesteld uit vertegenwoordigers van de FOD Volksgezondheid, van het FAVV en uit deskundigen die deel uitmaken van de universitaire instellingen van de gemeenschappen. Het Beoordelingscomité geeft de Minister advies over de modaliteiten van de oproep, het toekennen van de toelagen en de procedures betreffende de selectie, de opvolging en de evaluatie van de projecten.
College van deskundigen
Groep van experten die een wetenschappelijke evaluatie uitvoert van de projectvoorstellen.
Consortium
Geheel van instellingen of departementen die het onderzoeksproject uitvoeren, vertegenwoordigd door de coördinator en de promotoren.
Contractueel Onderzoek
De administratieve eenheid van de FOD Volksgezondheid die belast is met
- de organisatie en het beheer van de selectieprocedure van projecten binnen de activiteitsdomeinen;
- de administratieve, financiële en wetenschappelijke opvolging van de projecten die geselecteerd worden voor financiering.
Coördinator
Promotor die het project leidt en optreedt als contactpersoon voor het consortium.
FAVV
Federaal Agentschap voor de veiligheid van de voedselketen
FOD Volksgezondheid
Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu
Promotor
De vertegenwoordiger van een instelling actief binnen (het consortium van) het onderzoeksproject.
RF Free Research
Vrije onderzoeksprojecten, waarbij de promotoren het onderzoeksonderwerp bepalen.
RI International Research
Transnationale onderzoeksprojecten, waarvan de onderzoeksthema’s binnen de activiteits- domeinen vallen.
RT Targeted Research
Thematische onderzoeksprojecten, waarbij de onderzoeksthema’s voorafgaandelijk zijn vastgelegd door de bevoegde Minister.
7. BIJKOMENDE INFORMATIE
Voor bijkomende informatie kan u terecht bij de wetenschappelijk adviseurs van de cel Contractueel Onderzoek:
Xx. Xxx XXXXXX
Tel. 00 000 00 00 – xxx.xxxxxx@xxxxxx.xxxx.xx
Xx. Xxxxxxx XXX XXXXXX
Xxx. 00 000 00 00 – xxxxxxx.xxxxxxxxx@xxxxxx.xxxx.xx
BIJLAGEN
Bijlage 1 Onderzoeksthema’s
Onderzoeksthema’s RT-projecten
THEMA'S | Maximum duur (m) | Maximale toelage | |
Dierengezondheid | |||
1 | Genenanalyse naar sociaal gedrag bij de honingbij in de strijd tegen varroase (GENOVARR) | 36 | € 300.000 |
2 | Brucelline huidtest bij varkens als bevestigingstest bij positieve serologie voor Brucella suis (BRU-PIG) | 12 | € 100.000 |
3 | Effect van het veranderd antibioticagebruik bij voedselproducerende dieren op de resistentie tegen antimicrobiële middelen bij pathogenen van dier en mens (AB-changeR) | 24 | € 200.000 |
Plantengezondheid | |||
4 | Risicoanalyse van schadelijke schors- en ambrosiakevers in een Belgische context (SCOLIBE) | 36 | € 250.000 |
5 | Ontwerp van een statistisch verantwoord en risicogebaseerd onderzoeksplan voor de detectie van Xylella fastidiosa in België (RIBSURX) | 12 | € 75.000 |
Voedselveiligheid | |||
6 | Aanwezigheid van en blootstelling aan gehalogeneerde dioxinen, furanen en bifenylen in voedingsmiddelen (TEQFOOD) | 24 | € 250.000 |
7 | Mycotoxines in vegetarische proteïnerijke voeding en in vezelrijke voeding (MYCOPROF) | 18 | € 150.000 |
8 | Innamemonitoring van levensmiddelenaroma’s (INFLAVOUR) | 36 | € 300.000 |
Onderzoeksthema’s RI-projecten: plantengezondheid – Euphresco
THEMA’S | Maximum duur (m) | Maximale toelagei | |
Plantengezondheid | |||
2021-C-368 | Heat- (incl. hot water) treatments | 24-36 | € 100.000 |
2021-A-373 | Fast detection methods for quarantine Tephritidae (TEPHRIFADE) | 24-36 | € 100.000 |
2021-A-378 | Inventory and validation of quality control procedures for the extraction of nucleic acids used for diagnosis | ||
12-24 | € 100.000 |
i De FOD Volksgezondheid voorziet een budget van € 200.000 voor de transnationale oproep. Per thema kan maximaal € 100.000 euro worden gevraagd. Aangezien er 3 thema’s worden opgenomen betekent dit dat er voor 1 van de 3 thema’s mogelijks onvoldoende budget zal zijn (zie ook p. 19).
1. Genenanalyse naar sociaal gedrag bij de honingbij in de strijd tegen varroase (GENOVARR)
Context
Honingbijen zijn essentiële bestuivers en zijn van groot belang voor zowel de voedselketen als de gezondheid van ecosystemen. Sinds enkele jaren worden grote verliezen genoteerd in honingbijvolkeni als gevolg van een combinatie van verschillende stressoren waaronder het gebruik van pesticiden (neonicotinoiden), monocultuur in de landbouw, klimaatverandering, bacteriële en virale pathogenen en (uitheemse) parasieten. De Varroa destructor mijt is in de jaren 80 in Europa opgedoken en sindsdien endemisch geworden. Imkers proberen op verschillende manieren deze mijt te bestrijden, hetzij door biotechnische methoden hetzij door gebruik van diergeneesmiddelen. Jammer genoeg bestaat er tot nu toe geen afdoende behandeling en wordt resistentie beschreven tegen verschillende diergeneesmiddelen. De laatste jaren wordt onderzoek verricht naar het genetisch potentieel van bijen om een natuurlijke resistentie tegen varroa op te bouwen. Recente wetenschappelijke publicaties geven aan dat honingbijen het genetisch potentieel hebben voor varroaresistentie tegen pathogenen en mogelijk ook tegen andere stressoren.
Het eerder door de FOD gefinancierde VARRESIST-projectii focuste op de verminderde mijtreproductie, in het bijzonder de reproductie van de mijt in het darrenbroed (dronebrood resistance). Hoewel de varroamijt zich zowel in darrenbloed als in werksterbroed kan voortplanten, is vastgesteld dat darrenbroed sterker met varroa geïnfesteerd wordt. Er werd echter niet verder onderzocht welke eigenschappen hiervoor verantwoordelijk zijn, om aldus ook de infectiedruk van de V. destructor mijt in het werksterbroed en op de aanwezige bijen in de kast te reduceren.
De hypothese om door het sociaal gedrag van werksterbijen de mijten te reduceren werd in het VARRESIST-project. Xxxxxxx et al. (2019)iii vermelden evenwel dat sociale en individuele eigenschappen van de honingbij een invloed hebben op het afweermechanisme tegen de V. destructor mijt. Deze sociale eigenschappen uiten zich in de detectie, het openen en het verwijderen en het opkuisen van de aangetaste raten. Dit wordt omschreven als “Varroa sensitive hygiene” (VSH)-gedrag. Deze sociale eigenschappen zijn onafhankelijk van elkaar overerfbaar en komen tot uiting bij de werkster.
Het lopende MAS-BEE-VAR projectiv sluit aan op het VARRESIST-project en onderzoekt of er genetische merkers voor het fenotype ‘gereduceerde mijtreproductie’ in de Belgische bijenstapel aanwezig zijn. Dit onderzoek naar één enkel fenotype kan aangevuld worden door een studie naar multipele sociale karakteristieken (zoals b.v. opsporen van geïnfecteerde cellen, openen van de geïnfecteerde cellen, actief verwijderen van de geïnfecteerde poppen, etc.), die simultaan aanwezig moeten zijn om resistentie tegen deze varroamijt tot uiting te laten komen.
Belangrijke voorwaarden voor de inzetbaarheid van dit genetisch potentieel zijn
(1) de identificatie van relevante genen,
(2) de identificatie van onderliggende genomische varianten en
(3) de ontwikkeling van minimaal invasieve testmethoden.
i HealthyBee bewakingsprogramma voor de bijengezondheid van het FAVV xxxx://xxx.xxxxx.xx/xxxxxxxxxx/xxxxxxxxxxxxxxxx/#XxxxxxxXxx
ii XX 00/0 XXXXXXXXX - Onderzoek naar Varroa tolerantie bij honingbijen in België.
iii Broeckx, B.J.G., Xx Xxxx, X., Xxxxxxxxxx, X. et al. Honey bee predisposition of resistance to ubiquitous mite infestations. Sci Rep 9, 7794 (2019). xxxxx://xxx.xxx/00.0000/x00000-000-00000-0
iv RF 19/6336 MAS-BEE-VAR - ‘Marker-assisted’ selectie in honingbijen, Apis mellifera, naar verhoogde Varroa-resistentie
De uiteindelijke doelstelling is het ontwikkelen van op genetisch en genomisch onderzoek gebaseerde, snelle en eenvoudig inzetbare testen voor zowel monitoring als gerichte selectie. De beschikbaarheid van dergelijke test(en) zal ook een positieve bijdrage leveren tot een duurzame oplossing voor de varroaproblematiek en de daaraan toegeschreven bijensterfte.
Objectieven
• Het identificeren van genomische varianten geassocieerd met genen waarbij de focus ligt op het sociale gedrag van de werkster in honingbijen dat relevant is voor resistentie tegen de Varroa destructor-mijt.
• Het ontwikkelen van een op de genomische varianten gebaseerde minimaal invasieve testmethode voor het sociaal gedrag bij honingbijen. Dergelijke testmethode zal door de imkers in het veld worden ingezet in selectieprogramma’s voor de verbetering van de weerbaarheid van de honingbijen tegen varroase.
Maximum budget: € 300.000
Maximale duur: 36 maanden
2. Xxxxxxxxxx huidtest bij varkens als bevestigingstest bij positieve serologie voor Brucella suis (BRU-PIG)
Context
België is sinds vele jaren vrij van Brucella suis bij gedomesticeerde varkens. Bij de wilde everzwijnen is Xxxxxxxx echter endemisch aanwezig. In sommige lidstaten van de EU worden sporadisch gevallen van brucellose bij varkens gemeld.
De bestaande serologische testen voor brucellose bij varkens detecteren antistoffen gericht tegen de lipopolysacchariden van de externe membraan. Sommigen andere bacteriën, zoals Salmonella enterica serotype Urbana, E. coli O:157, E. coli O:116, Pseudomonas maltophilia en vooral Yersinia enterocolitica O:9, delen dezelfde epitopen op de O-polysacchariden, wat aanleiding geeft tot kruisreacties.
Fokberen ingezet in centra voor kunstmatige inseminatie dienen voor introductie onder andere getest te worden voor brucellose. Regelmatig worden er seropositieve reacties vastgesteld. Enkel door bijkomende en soms tijdrovende testen kan bewezen worden dat het gaat om vals positieve reacties. In vele gevallen worden beren afgeslacht voor bacteriologisch onderzoek. In afwachting van de resultaten van de bijkomende onderzoeken is de afvoer van sperma en fokvarkens verboden. Dit alles geeft aanleiding tot belangrijke economische verliezen. Bepaalde voerstrategieën beïnvloeden de darmmicrobiota, maar zijn wellicht niet instaat om besmetting met onder andere Y. enterocolitica te beletten. Isolatie van bacteriën zoals Y. enterocolitica sluit een infectie met Brucella suis ook niet uit.
Bij runderen wordt in België de brucelline huidtest als bevestigingstest voor brucellose aangewend.
Objectieven
• Dit project heeft tot doel een brucelline huidtest bij varkens op punt te stellen en te valideren. De resultaten van de beschikbare serologische testen dienen vergeleken te worden met de resultaten van de nieuw ontwikkelde huidtest.
• Voor het uitvoeren van de huidtest en de interpretatie van de resultaten dient een workshop voor experten voorzien te worden.
Maximum budget: € 100.000
Maximale duur: 12 maanden
Referenties
Xxxxxx-Xxxxx L, Xxxxxx J M, de XxxxxxxX.Xxxxxxx MJ, Xxxxxx PM. (2015). Diagnostic performance of serological tests for swine brucellosis in the presence of false positive serological reactions. Journal of Microbiological Methods, 111, 57-63. xxxxx://xxx.xxx/00.0000/x.xxxxx.0000.00.000
OIE. (2016). Brucellosis (Brucella abortus, B. melitensis, B. suis) (infection with B. abortus, B. melitensis, B. suis). In: Terrestrial Manuel.
3. Effect van het veranderd antibiotica gebruik bij voedselproducerende dieren op de resistentie tegen antimicrobiële middelen bij pathogenen van dier en mens (AB-changeR)
Context
Sedert enkele jaren worden inspanningen geleverd, zowel van de overheid als van sectororganisaties, om het gebruik van antibiotica bij voedselproducerende dieren te verminderen tot het noodzakelijk gebruik en dit in de strijd tegen antimicrobiële resistentie (AMR). Deze strijd wordt aangegaan ter bescherming van de volksgezondheid en de dierengezondheid. In 2016 werd een convenanti afgesloten tussen de overheid (Minister van Landbouw en Minister van Volksgezondheid) en de betrokken partnerorganisaties om in een kader van co-regulatie in te zetten tot het bereiken van drie doelstellingen tegen eind 2020 met name een reductie ten opzichte van 2011 (1) van het gebruik van antibiotica van 50% tegen 2020, (2) van het gebruik van met antibiotica gemedicineerde voeders van 50% tegen 2017 en
(3) van het gebruik van kritisch belangrijke antibiotica van 75% tegen 2020. De twee laatste doelstellingen werden met succes behaald, enkel de reductie in het gebruik van antibiotica met 50% moet nog behaald worden.
De betrokken partnerorganisaties zijn bereid om ook de volgende jaren te blijven strijden tegen XXX en dit voornamelijk door minder en verantwoordelijker antibioticagebruik. Dit wordt vastgelegd in een tweede convenant dat zal lopen van 2021 tot 2024. Het convenant zelf kadert integraal binnen onder de strategische doelstelling “One-Health Governance” van het nog politiek te valideren One-Health Nationaal Actieplan tegen AMR (OH NAP AMR).
Het themavoorstel kadert binnen de strategische doelstelling ‘Innovatief en doelgericht onderzoek: doelgerichte en innoverende onderzoeksprojecten voor meer doeltreffende controlemaatregelen en een beter begrip van de overdrachtsbronnen van resistente micro- organismen tussen mens, milieu, voedselketen en dierpopulaties’ en de operationele doelstelling ‘70. Onderzoeksprojecten financieren of stimuleren om hiaten in de kennis met betrekking tot AMR op te vullen en te zorgen voor een doeltreffende uitvoering van het beleid ter bestrijding van AMR, in overeenstemming met de One Health-aanpak’.
Op dit ogenblik is er geen duidelijk zicht op het effect van het verminderen van het antibiotica- gebruik bij voedselproducerende dieren op de volksgezondheid en de dierengezondheid, vertaald in de impact op de resistentie bij dierpathogenen en humane pathogenen waarvan de resistentie een link heeft met dieren. Het doel van deze studie is om het resultaat van de beleidskeuze, namelijk vooral in te zetten op een verminderd en meer verantwoord gebruik van antibiotica, te evalueren en er lessen uit te trekken voor de periode na 2024. De resultaten van het lopende onderzoeksproject RU-BLA-ESBL-CPEii kunnen gebruikt worden om de trend in aanwezigheid van resistentiegenen en -profielen bij mens en dieren te evalueren.
i Convenant tussen de Federale Overheid en alle betrokken sectorpartners betreffende de vermindering van het gebruik van antibiotica in de dierlijke sector. xxxxx://xxx.xxxxx.xx/xxxxxxx/xxxxx/XX_XX%00xxxxxxxxx%00XX%0000000000_0.xxx
ii RF 17/6317 RU-BLA-ESBL-CPE – Opduiken of afname van klassieke beta-lactamases (BLAC), van cefalosporinases (BLAAmpC), van uitgebreid spectrum beta-lactamases (BLAESBL), en van carbapenemases (BLACPE) bij coliforme enterobacteriaceae van runderen: identificatie van de coderende genen en neutralisatie via antilichamen.
Onderzoeksvragen
• Wat zijn de trends in de resistentieprofielen en -genen bij belangrijke dierpathogenen bij voedselproducerende dieren in de laatste 5 jaar? Wat is het effect van het gewijzigd antibioticumgebruik bij voedselproducerende dieren op deze trends?
De voedselproducerende dieren die beoogd worden in deze onderzoeksvraag zijn de varkens, vleeskalveren, braad- en legkippen.
• Wat zijn de trends in de resistentieprofielen en -genen met een link naar dieren bij humane pathogenen in de laatste 5 jaar? Wat is het effect van het gewijzigd antibioticumgebruik bij dieren op deze trends?
Het onderzoek mag zich niet beperkten tot zoönotische humane pathogenen, maar moet zich richten op (genotypische) resistentieprofielen van humane pathogenen met een (moleculaire) link naar de dierlijke sector.
• Welke aanbevelingen kunnen geformuleerd worden voor het toekomstig beleid in het kader van het verantwoord gebruik van antibiotica bij voedselproducerende dieren, het gebruik van kritisch belangrijke antibiotica, de ontwikkeling van kruisresistentie, etc.?
Maximum budget: € 200.000
Maximale duur: 24 maanden
4. Risicoanalyse van schadelijke schors- en ambrosiakevers in een Belgische context (SCOLIBE)
Context
Schors- en ambrosia kevers kwamen de afgelopen decennia meermaals wereldwijd onder de aandacht door talrijke introducties in nieuwe gebieden, waarbij in een aantal gevallen aanzienlijke schade kon worden waargenomen.
Voor het aanduiden van deze grote groep insecten zijn meerdere benamingen in gebruik omwille van een recente wijziging in taxonomische indeling. Op basis van morfologische kenmerken werden deze insecten eerder beschouwd als een aparte familie, de Scolytidae. Recent fylogenetisch onderzoek klasseert deze kevers echter als een subfamilie, de Scolytinae, onder de Curculionidae (EFSA, 2020i). In een recente studie van de European and Mediterranean Plant Protection Organization (EPPO, 2020)ii wordt de Platypodinae subfamilie van de Curculionidae ingesloten voor ambrosiakevers.
Bij de implementatie van de plantengezondheidswetgeving werden de schors- en ambrosiakevers die als quarantaine beschouwd worden voor de EU nog opgelijst in annex II van de Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2072iii als “Scolytidae spp. (non-European) [1SCOLF]”. Daarnaast zijn er ook een aantal op species niveau opgenomen in de lijst (Pseudopityophthorus minutissimus, Pseudopityophthorus pruinosus, Pityophthorus juglandis,
…), en zijn sommigen al voorgesteld voor opname bij de eerste herziening van deze lijst (Euwallacea fornicatus sensu lato,…). Uit horizon scanning (EPPO alert list, EFSA Plant health Newsletters, …) zijn nog andere soorten belangrijk bevonden voor verdere analyse (Dendroctonus valens, Xylosandrus crassiusculus, Xylosandrus compactus, …).
Met het oog op herziening van de normering en de oplijsting van niet-Europese Scolytidae op Coniferae in Richtlijn 2000/29/EU Bijlage IIAI werkte de EFSA reeds aan een categorisatie op species niveau voor non-EU Scolytinae op naaldbomen (EFSA pest categorisatiei).
Voor de volledige herziening van de huidige oplijsting overweegt de EFSA in de nabije toekomst een analoge studie uit te voeren op andere waardplanten dan de Coniferae.
EPPO lijstte recent ook een aantal representatieve schors- en ambrosiakevers op die beschouwd worden als voorbeelden voor insleep of verspreiding via de invoer van ander hout dan naaldhoutii.
Er is nood aan bijkomende data en een risicoanalyse specifiek voor België van deze omvangrijke groep insecten, voor het onderbouwen van toekomstige regelgeving en een gerichtere monitoring en controle van de geïdentificeerde quarantainesoorten.
i EFSA Panel on Plant Health. 2020. Pest categorisation of non‐EU Scolytinae of coniferous hosts. EFSA Journal 18(1):5934. xxxxx://xxx.xxx/00.0000/x.xxxx.0000.0000
ii EPPO Technical Document No. 1081, EPPO Study on the risk of bark and ambrosia beetles associated with imported non-coniferous wood. EPPO Paris xxxxx://xxx.xxxx.xxx/xxxxx/xxxxxxxx_xxxxxx/XXXXXXXXX/xxxx_xxxxxxxxxxxx/XX- 1081_EPPO_Study_bark_ambrosia.pdf
iii Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2072 van de Commissie van 28 november 2019 tot vaststelling van eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van Verordening (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad, wat betreft beschermende maatregelen tegen plaagorganismen bij planten, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 690/2008 van de Commissie en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2019 van de Commissie.
Onderzoeksvragen
• Welke soorten schors- en ambrosiakevers zijn het meest risicovol voor België? Hierbij dient onder meer het vestigingspotentieel, de mogelijke impact, de beschikbare waardplanten en bestaande insleeproutes te worden onderzocht op basis van een analyse van de lijsten opgesteld door de EFSA (non-EU Scolytinae op naaldbomen) en EPPO (casestudies van schors- en ambrosiakevers op ander hout dan naaldhout), met inbegrip van andere non-EU Scolytinae en Platypodinae op loofbomen die in de toekomst door de EFSA voorgesteld kunnen worden.
• Wat is de pest status van geselecteerde Scolytinae en Platypodinae in België?
De voorkeur gaat hierbij naar Scolytinae en Platypodinae die reeds beperkt gemeld zijn (in de EU) of waar er op basis van de risicoanalyse de grootste kans is op wijdere verspreiding met het oog op het onderbouwen van een EU versus non-EU lijst. De bepaling van de status dient te gebeuren volgens de IPPC-normen, op basis van een representatieve en gerichte survey, op locaties geïdentificeerd als risicogebied. Organismen die recent werden ingesloten in een fytosanitaire statusbepaling in België dienen niet opnieuw te worden opgenomen in de survey.
• Welke elementen kunnen geïdentificeerd worden voor de organisatie van de permanente monitoring van Scolytinae en Platypodinae soorten (vallen, locaties, ...), met het oog op de preventie van insleep of de vroegtijdige detectie van eventuele haarden?
Het doel is in de toekomst, waar mogelijk, te komen tot meer generieke monitoringplannen op risicolocaties.
• Zijn (snelle) detectie en identificatie methoden beschikbaar op soortniveau, afhankelijk van geïntercepteerde stadia?
Indien relevant, kan bijkomend werk hiervoor opgenomen worden in het voorstel.
• Welke bestrijdingsmaatregelen voor de relevante Scolytinae en Platypodinae soorten voor België kunnen voorgesteld worden? Een inventarisatie van maatregelen die elders worden of werden toegepast kan hiervoor als basis dienen.
Maximum budget: € 250.000
Maximale duur: 36 maanden
5. Ontwerp van een statistisch verantwoord en risicogebaseerd onderzoeksplan voor de detectie van Xylella fastidiosa in België (RIBSURX)
Context
Artikel 2 van de Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1201 betreffende maatregelen om het binnenbrengen en de verspreiding in de Unie van Xylella fastidiosa (Wells et al.) te voorkomen, verplicht de lidstaten om jaarlijkse onderzoeken te verrichten op hun grondgebied om de mogelijke aanwezigheid van dit organisme op te sporen. Dit onderzoek moet op basis van het risiconiveau worden uitgevoerd. De onderzoeken vinden plaats in openlucht, zowel op percelen, in boomgaarden, in wijngaarden, alsook in kwekerijen, tuincentra en/of handelscentra, in natuurgebieden en op andere relevante locaties. Er moeten monsters genomen worden van planten en voor opplant bestemde planten, die worden onderzocht op aanwezigheid van Xylella fastidiosa. Daarbij moet rekening gehouden worden met de richtsnoereni van de EFSA voor statistisch verantwoorde en risicogebaseerde onderzoeken naar Xylella fastidiosa.
Vanaf 2023 is het verplicht om met het gebruikte bemonsteringsschema een besmettingsniveau van 1% van de planten te kunnen vaststellen met een betrouwbaarheid van ten minste 80%. Daarbij moet gebruik worden gemaakt van de RiBESS+ tool ontwikkeld door de EFSA.
Het doel van de studie is om dergelijk onderzoeksplan uit te werken voor België. De resultaten van reeds afgesloten (RT 15/7 XYLERISii) en lopende (RF 18/6323 XYFABELiii, RF 19/6331 Xfastiv) onderzoeksprojecten kunnen hierbij waardevolle input aanleveren.
Met dit onderzoek zal ook nuttige ervaring opgedaan worden voor het uitwerken van toekomstige statistisch verantwoorde risicogebaseerde onderzoeken voor andere quarantaineorganismen. Dit komt tegemoet aan de doelstelling van de Europese Commissie.
Onderzoeksvragen
• Wat zijn de voor België relevante waardplantensoorten van Xylella fastidiosa en wat is hun aandeel in de waardplantpopulatie?
• Wat is de gevoeligheid van de toegepaste bemonstering- en analysemethoden?
• Welke zijn de relevante epidemiologische eenheden en inspectie-eenheden om het onderzoeksplan te ontwerpen?
• Wat zijn de voor België relevante risicofactoren, wat zijn hun risiconiveaus en wat is het relatief risico van elk niveau?
i European Food Safety Agency (EFSA). 2020. Technical Report: Guidelines for statistically sound and risk‐ based surveys of Xylella fastidiosa. xxxxx://xxx.xxx/00.0000/xx.xxxx.0000.XX-0000
ii RT 15/07 XYLERIS - Onderzoek naar Xylella fastidiosa waardplanten en vectoren in België en de invloed van specifieke condities van plantengroei op ziekte-ontwikkeling
iii RF 18/6323 XYFABEL - De uitwerking van Xylella fastidiosa in courant voorkomende houtachtige plantensoorten in België met de analyse van gemeenschappen van endofytische xyleembacteriën als mogelijke merkers voor de aanwezigheid en de levenswijze van de bacterie
iv RF 19/6331 Xfast - Biologische eigenschappen van potentiële vectoren van Xylella fastidiosa ter ondersteuning van bemonstering- en insluitingsprocedures
• Hoe moeten de met de RiBESS+ tool berekende steekproeven toegewezen worden in het onderzoeksgebied, rekening houdend met de beschikbare informatie over de doelpopulatie en risicofactoren om een in termen van kosten en personeelsinzet efficiënt onderzoeksplan te ontwikkelen en tegelijk de gevraagde betrouwbaarheid te garanderen?
Maximum budget: € 75.000
Maximale duur: 12 maanden
6. Aanwezigheid van en blootstelling aan gehalogeneerde dioxinen, furanen en bifenylen in voedingsmiddelen (TEQFOOD)
Context
Persistente organische verontreinigende stoffen (POP’s) komen op grote schaal in het milieu voor. Er is al veel onderzoek gedaan naar gechloreerde dioxinen en furanen (PCDD/F's) maar de aanwezigheid van gebromeerde dioxinen en furanen (PBDD/F's) en andere gehalogeneerde verbindingen is nog weinig bestudeerd.
Dioxinen en furanen zijn gehalogeneerde organische verbindingen die voornamelijk ontstaan bij onvolledige verbranding.
De aanwezigheid van gebromeerde dioxinen zou voornamelijk te verklaren zijn door de aanwezigheid van gebromeerde organische verbindingen in afval en meer bepaald van gebromeerde vlamvertragers. De laatste 30 jaar is zijn gebromeerde vlamvertragers op grote schaal gebruikt in consumptieproducten (plastic, textiel, elektrische en elektronische apparatuur, matrassen, ...) die aan het einde van hun levenscyclus ofwel gerecycleerd ofwel verbrand worden.
PBDD/F's vindt men voornamelijk terug in de uitstoot van afvalverbrandingsinstallaties, bij accidentele branden en bij het recycleren van plastic. Men beschrijft drie belangrijke manieren waarop ze gevormd worden: de vorming op basis van precursoren, de vorming via de novo synthese en de aanwezigheid in gebromeerde vlamvertragers onder de vorm van onzuiverheden. Naast de antropogene bronnen van gebromeerde dioxinen wordt in de literatuur ook een biologische vorming beschreven. Zo zouden laag-gebromeerde PBDD's (Tri-PBDD's en Tetra-PBDD's) gevormd worden via precursoren van polluenten die aanwezig zijn in het aquatisch milieu en die in bepaalde aquatische soorten zoals vissen en schaaldieren gebioaccumuleerd zijn.
Bij een gecombineerde verbranding van materialen die broom en chloor bevatten (bv. bij een accidentele verbranding van producten die vlamvertragers en pvc bevatten) ontstaan er PXDD/F's, d.w.z. dioxinen en furanen die tegelijkertijd door chloor en broom gesubstitueerd zijn.
Aan de hand van studies in verschillende landen heeft men de aanwezigheid van PBDD/F's in alle milieumatrices (buitenlucht, bodem, water, sediment, voedselketen, stof en binnenlucht) kunnen bevestigen. Aangezien PBDD/F's in terrestrische en aquatische milieus (mariene en zoetwatersedimenten) kunnen voorkomen, kunnen ze zowel de terrestrische als aquatische voedselketens vervuilen.
INERIS maakte in 2020 een niet-exhaustieve compilatie van PBDD/F concentraties die in verschillende voedingsmiddelen vastgesteld werden. Die gegevens wijzen op hoge concentraties in groene groenten en vers fruit (maximum van 4,46 pg toxicologisch equivalent (TEQ)/g vers materiaal) ondanks een laag vetgehalte (<1%). Slachtafval en vlees (met een maximum van 2,04 en 3,5 pg TEQ/g vet), vis (met een maximum van 1,87 pg TEQ/g vet) en zeevruchten (met een maximum van 0,23 pg TEQ/g vers materiaal) behoren tot de producten die ook de hoogste concentraties PBDD/F bevatten.
Er werden ook PBDD/F's gemeten in humane biologische matrices. Dankzij een studie van de Belgische Nationale Cel Leefmilieu-Gezondheid in het kader van een campagne van de Wereldgezondheidsorganisatie (WGO) over POP’s in Belgische moedermelk die de tussen 2006 en 2009 verrichtte, konden de PBDD/F's gekwantificeerd worden op een concentratie van
0,67 pg/g vet. De concentraties PXDD/F's waren voor elke congeneer lager dan de analytische bepaalbaarheidsgrens van 0,03 pg/g.
Ook PXB's, dit wil zeggen bifenylen die zowel door chloor als door broom gesubstitueerd zijn, worden aangetroffen in voedingsmiddelen zoals eieren, melk, vlees, slachtafval, vis en schaaldieren.
De biomonitoringgegevens tonen aan dat de Belgische bevolking ook blootgesteld wordt aan gebromeerde dioxinen. Een studie van de concentraties in de voedingsmiddelen op de Belgische markt blijkt dus noodzakelijk.
Bij de mens zijn gevallen van chlooracne gerapporteerd bij blootstelling aan TBDD. Voor gebromeerde dioxinen en furanen bestaat er momenteel geen toxicologische referentiewaarde. Het werkingsmechanisme en het soort toxiciteit van gebromeerde verbindingen worden beschouwd als gelijkaardig aan die van gechloreerde verbindingen. Net zoals voor gechloreerde verbindingen is aangetoond dat de meeste biologische en toxische effecten gemedieerd worden door de Ah-receptor (AhR).
De mens wordt vooral aan dioxines blootgesteld via de voeding. In 2018 herzag de EFSA (European Food Safety Authority) de toelaatbare wekelijkse inname (TWI, Tolerable Weekly Intake) voor dioxines en dioxineachtige pcb's (dl-pcb's) naar beneden. De blootstelling van de bevolking overschrijdt de nieuwe TWI van 2 pg TEQ / kg lichaamsgewicht / week. Om de onzekerheden over de blootstelling weg te nemen, beveelt de EFSA aan om de toxiciteitsequivalentiefactoren (TEF) te herzien. Er moeten dus specifieke analyses per congeneer worden uitgevoerd opdat de vastgestelde TEQ-waarden in de toekomst zouden kunnen worden omgezet op basis van de eventueel herziene TEF-waarden.
Bij gebrek aan specifieke gegevens voor elke gebromeerde congeneer rapporteren Xxx xxx Xxxx et al. (2013) dat de WGO en het VN-Milieuprogramma (UNEP, United Nations Environment Programme) aanbevelen om voor gebromeerde derivaten voorlopig de waarden toe te passen die vastgelegd zijn voor gechloreerde verbindingen, in afwachting van specifieke waarden voor gebromeerde derivaten.
Gebromeerde dioxinen geven een positieve respons in biologische testen voor dioxineachtige stoffen aangezien ze een agonist van de Ah-receptor zijn (EFSA, 2018). Op dit ogenblik zijn gebromeerde dioxinen en PXDD/F's en DL-PXB's bijvoorbeeld niet opgenomen in het TEQ- principe van de dioxineachtige stoffen. Dit zou kunnen leiden tot een onderschatting van de blootstelling aan persistente agonisten van de Ah-receptor (EFSA, 2018). Het EFSA-advies van 2018 over dioxinen en dioxineachtige PCB’s omvat onder meer volgende aanbevelingen:
• Er zou een beoordeling moeten worden gemaakt van de bijdrage met betrekking tot de blootstelling van andere persistente chemische producten, die als agonist op de Ah- receptor werken, rekening houdend met hun toxisch vermogen.
• Om de blootstelling van de mens aan dioxinen en DL-PCB’s beter te kunnen inschatten, zijn meer gegevens nodig over de aanwezigheid in voedingsmiddelen van plantaardige oorsprong, vooral wanneer de individuele resultaten van bepaalde voedingsmiddelen op een sterkere potentiële verontreiniging wijzen.
In een vorig Belgisch onderzoeksproject over de inname van dioxinen en dioxineachtige PCB’s door de Belgische bevolking was er sprake van een bijdrage van voedingsmiddelen van plantaardige oorsprong, die niet helemaal verduidelijkt werd, bv. de bijdrage van chocopasta (Windal et al., 2010). Aangezien de concentraties veel veranderen met de tijd zou de bijdrage van de voedingsmiddelen van dierlijke en plantaardige oorsprong herzien kunnen worden.
Een recente studie (Test Aankoop, 2021) wees eveneens op de rol van sommige plantaardige levensmiddelen bij de totale blootstelling in België.
Rekening houdend met het gebruik van gebromeerde vlamvertragers en de potentiële vorming van PBDD/F's, en van gemengde gebromeerde-gechloreerde dioxinen en furanen (PXDD/F's) en met het feit dat die verbindingen werken op de Ah-receptor en dat er bepaalde lacunes zijn in de gegevens over de aanwezigheid van dioxines en DL-PCB's, lijkt het noodzakelijk om de aanwezigheid van dioxinen en DL-PCB's, gebromeerde dioxinen en gemengde gebromeerde- gechloreerde dioxinen in de voedselketen te onderzoeken teneinde de blootstellingsniveaus bij de Belgische bevolking te bepalen. In dat onderzoek moeten ook de gemengde gebromeerde- gechloreerde bifenylen (PXB's) aan bod komen.
De gegevens zullen kunnen dienen voor de herziening van de blootstellingsbeoordelingDe wanneer de nieuwe TEF-factoren beschikbaar zijn. Ze zijn noodzakelijk voor het nemen van risicobeheersingsmaatregelen om de blootstelling te beperken.
De EFSA rapporteert dat het risico op blootstelling van de Europese bevolking aan gepolybromeerde bifenylen (PBB's) via de voeding niet verontrustend is. Aangezien er geen PBB's meer geproduceerd worden in Europa en de concentraties in het milieu aan het afnemen zijn, besluit de EFSA dat de PBB's niet echt prioritair zijn voor de onderzoeks- en monitoringsprogramma's.
Objectieven
1) Ontwikkeling en validatie van een specifieke analysemethode per congeneer voor PBDD/F's, PXDD/F's en PCB's in voedingsmiddelen. Deze methode moet de analyse van gechloreerde en gebromeerde congeneren en van mengsels mogelijk maken om zo de impact van de TEF-factor te analyseren en een TEQ-concentratie te berekenen.
2) Onderzoek naar PCDD/F-, PBDD/F- en PXDD/F-concentraties en naar PCB- en PXB- concentraties in (dierlijke en plantaardige) voedingsmiddelen op de Belgische markt.
3) Schatting van de inname van PCDD/F's, PBDD/F's, PXDD/F's, PCB's en PXB's door de Belgische bevolking (kinderen, adolescenten en volwassenen), en schatting van de bijdrage van PBDD/F's tot de totale inname.
De gegevens over de aangetroffen hoeveelheden die verzameld worden in het kader van het onderzoeksproject moeten aan de EFSA worden bezorgd.
Maximum budget: € 250.000
Maximale duur: 24 maanden
Referenties
Xxxxxx, X., Xxxxxx, G., Xxxxx, X., Xxxxx, X., Xxxxxx, M. C., Xxxx, X., Xxxxxxx R, Xxxx X., Xxxxx K, Xxxx P., Xxxxx C, Xxxxxxxxx, G. 2008. Fourth WHO-coordinated survey of human milk for persistent organic pollutants (POPs): Belgian results. Chemosphere, 73(6), 907-914. xxxxx://xxx.xxx/00.0000/x.xxxxxxxxxxx.0000.00.000
Xxxxxxx X., Ceci. X. Xx Xxxxxxxxxx X., Xxxx M., Xxxxxxxxxx G., Xxxxxx L., Xxxxxxx L., Xxxxxxxxx A.R. 2020. Polybrominated dibenzo-p-dioxins and furans (PBDD/Fs) in Italian food : Occurrence and dietary exposure. Science of the Total Environment 741.
EFSA CONTAM Panel (EFSA Panel on Contaminants in the Food Chain), Xxxxxxx HK,Xxxxxxxxx X, Xxxxxxxxx L, Xxxxxxx M, Brüschweiler B, Ceccatelli S, Xxxxxxxx B, Xxxxxx M, Xxxxx L, Grasl-Kraupp B, Xxxxxxxxx C, Xxxxxx
CS, Xxxxxx XX, Xxxxxxxx A, Xxxx M, Xxxxxx A-C, Xxxxxxxxxx T, Xxxxxxxxx C, Xxxxxxx G, Xxxxxxx H, F€urst P, H_akansson H, Xxxxxxxxxxx T, Xxxxxxxx A-K, Xxxxxxxxxxx R, Xxxxxxxx L, Xxxxx A, xxx Xxxxxxx H, Xxxxxxxx- Xxxxxxxxx X, Xxxxxxxxx M, Xxxxxxxx M, Xxxxx Xxxx J_A, Xxxxxxx Z, Xxxxxxxxx E, Xxxxxxxxxx L, Xxxxx Xxxxxxxxxx L, Xxxxxxxxxxxx H and Xxxxxxxxxx LR, 2018. Scientific Opinion on the risk for animal and human health related to the presence of dioxins and dioxin-like PCBs in feed and food. EFSA Journal 2018;16(11):5333, 331 pp. xxxxx://xxx.xxx/00.0000/x.xxxx.0000.0000
Xxxxxxxxx X. X., Xxxxxxxx D., Xxxx R.J., Xxxx D.R., Xxxx M., Xxxx M., Xxxxxx S., Xxxxx X. 2014. Mixed halogenated dioxins/furans (PXDD/Fs) and biphenyls (PXBs) in food: Occurrence and toxic equivalent exposure using specific relative potencies Environment International,73, 104–110.
Institut national de l’environnement industriel et des risques (INERIS) 2020. Expositions aux dioxines et furanes bromés - Synthèse des données disponibles : sources, émissions, exposition et toxicité pour l’homme. xxxxx://xxx.xxxxxx.xx/xxxxx/xxxxxx.xx/xxxxx/xxxxxxxxxxxx/Xxxxxxxxx/Xxxxxxx-Xxxxxx-00-000000- 00120B_Dioxines%20et%20furanes%20brom%C3%A9s-v1.0.pdf
Xxx X, Xx X, Xxxx X, Xxx X, Xx X, Xxx X, Xxxxx X, Xxx Y, Xxx Y, Xx X, Xxx X, Xxx Q, Xxx X, Xx X. 2021. Exposure and health risk assessment of secondary contaminants closely related to brominated flame retardants (BFRs): Polybrominated dibenzo-p-dioxins and dibenzofurans (PBDD/Fs) in human milk in shanghai. Environ Pollut. 268:115121.
Xxxx X.& Xxxxxxxxx X. 2010. Are BFRs responsible for brominated dioxins and furans (PBDD/Fs) in food? The Food and Environment Xxxxxxxx Xxxxxx, Xxxx Xxxxxx, XXXX XX00 0XX. XX.
Xxx Xxx Xxxx M., Xxxxxxx X. X., Xxxxxxxx X. X., XxXxxx X. X., Xxxxxxx X., Xxxxxxxxx J., … Xxxxxxxx R. E. 2013. Polybrominated dibenzo-p-dioxins, dibenzofurans, and biphenyls: Inclusion in the toxicity equivalency factor concept for dioxin-like compounds. Toxicological Sciences, 133(2),197-208. xxxxx://xxx.xxx/00.0000/xxxxxx/xxx000.
Xxxx R.J., Xxxxxxxxx X., Xxxx M., Xxxx D. R., Xxxxxx I. R. 2015. Characterisation of chlorinated, brominated and mixed halogenated dioxins, furans and biphenyls as potent and as partial agonist of the aryl hydrocarbon receptor. Environment International 76, 49-56.
Xxxxxx X. Xxxxxxxxxxxx S., Xxxxxx M., Xxxxxxxx S., Xxxxx C., Xxxxxx J.F., Xxxx G., Xxxxx V., Xxx Xxxx X. 2010. Dietary intake of PCDD/Fs and dioxin-like PCBs of the Belgian population, Chemosphere 79, 334-340.
De Cock N., Fluyt S. 2021 Dioxines – overdosis op kinderbord, Test Aankoop 659, 38-41
7. Mycotoxines in vegetarische proteïnerijke voeding en in vezelrijke voeding (MYCOPROF)
Context
Door de proteïnetransitie die gaande is, worden er steeds meer plantaardige proteïnen in voedingsmiddelen verwerkt. Een verhoogde consumptie van dergelijke producten noopt onderzoek naar contaminanten die hierin verwacht kunnen worden. Vegetarische eiwitrijke ingrediënten worden niet alleen gebruikt in vleesvervangers, maar ook in sportvoeding en in maaltijdvervangers voor gewichtsbeheersing. Deze producten zijn weinig onderzocht voor mycotoxines.
De proteïnetransitie gaat ook samen met de valorisatie van nevenstromen en vermindering van afval. De proteïnefracties die vroeger vaker een bestemming in dierenvoeders kregen, komen nu vaker in menselijke voeding terecht. Gekende voorbeelden hiervan zijn wei en perskoeken van oliehoudende zaden. Bij de valorisatie van nevenstromen is er soms onvoldoende aandacht voor de potentiële aanwezigheid van contaminanten.
De nieuwste voedingsrichtlijnen sturen ook naar consumptie van vezelrijke in plaats van meer geraffineerde graanproducten. Er is ook een trend naar een grotere verscheidenheid in vezelrijke voeding zoals een grotere verscheidenheid in geconsumeerde granen (spelt, ...). Tegelijkertijd is er meer valorisatie van vezelrijke nevenfracties (hennepperskoek, pulp van fruit na het persen van fruitsap, ...) in het kader van een circulaire economie.
Bij fractionatie van levensmiddelen kunnen contaminanten ongelijkmatig verdeeld worden over de verschillende fracties. Zo is zetmeel gekend als een zuivere fractie terwijl de contaminanten zich concentreren in zemelen en gluten. Het is in deze context nodig om een inzicht te verwerven in de actuele risico’s van mycotoxinecontaminatie verbonden aan deze veranderende consumptiepatronen.
Dit onderzoek leunt aan bij de transitie die beoogd wordt door de Europese ‘Green Deal’ en ‘Van boer tot bord’ strategie (Farm to Fork Strategy). Daarbij is het belangrijk dat de transitie niet ten koste van de voedselveiligheid gaat.
Enkele concrete voorbeelden van indicaties van contaminaties:
• Starch Europe wees er in 2020 op dat moederkoornalkaloïden in belangrijke mate aanwezig kunnen zijn in tarwegluten. In deze fractie is de problematiek van ochratoxine A-concentratie al eerder gekend en in rekening gebracht in de contaminantenverordening.
• Het EFSA-advies van 2020 over ochratoxine Ai wees op de nood aan verder onderzoek betreffende ochratoxine A-contaminatie in kazen. Hierbij zijn er indicaties dat het gevaar vooral in de eetbare kaaskorst ligt en in de aanwezigheid hiervan in smeerkaas, geraspte en gemalen kazen. Dit dient verder onderzocht te worden om een gepaste beleidskeuze te kunnen maken.
• Het project RF 16/6308 CITRIRISKii, gefinancierd door de FOD Volksgezondheid, onthulde dat vegetarische alternatieven voor vlees een bron van citrinine-inname zijn. Verder onderzoek is aanbevolen.
i EFSA Journal 2020;18(5):6113, xxxxx://xxx.xxx/00.0000/x.xxxx.0000.0000
ii RF 16/6308 CITRIRISK - Het voorkomen van citrinine in de Belgische voedsel- en voederketen en het risico voor mens en dier
• Als charcuterie als broodbeleg vervangen wordt door pindakaas, stijgt de inname van aflatoxines. Het EFSA-advies van 2020 over aflatoxines wees pindakaas aan als een relevante voedselgroep.
In het geval van deoxynivalenol, dient het onderzoek alle componenten te omvatten die inbegrepen zijn in de groep-TDI (tolerable daily intake) van de EFSA: DON, 3-acetyl-DON, 15-acetyl-DON en DON-3-glucoside. Er zijn ook meer gegevens nodig van deze reeks mycotoxines in volkorentarweproducten, om na te gaan of het nodig is om de consument die de keuze maakt voor volkorenproducten beter te beschermen door de norm voor DON uit te breiden naar totaal DON. Hiervoor zijn actuele gegevens nodig, want schimmelpopulaties evolueren onder invloed van de klimaatverandering. Een vergelijking met bestaande gegevens kan een licht werpen op de evolutie in de tijd.
Bij het onderzoek is het nuttig om oog te hebben voor goede praktijken voor preventie en reductie van mycotoxinecontaminatie voor de onderzochte levensmiddelen, zoals het uitsorteren van beschimmelde producten.
Het onderzoek moet beleidsvoorbereidend zijn en is niet bedoeld als controle op de naleving van de vigerende wetgeving en normen (zoals ochratoxine A in tarwegluten). Het mag evenmin de voorbereiding van een “novel food” dossier tot doel hebben. De resultaten kunnen door de Overheid gevaloriseerd worden in het kader van de ontwikkeling van nieuwe normen voor combinaties van mycotoxines en voedselgroepen (bij voorbeeld moederkoornalkaloïden in tarwegluten). Het onderzoek moet in dat kader nieuwe kennis ontwikkelen.
Objectieven
• Op basis van een gerichte staalname en analyse: onderzoek naar mycotoxinecontaminatie van vegetarische eiwitrijke levensmiddelen en vegetarische eiwitrijke ingrediënten, met inbegrip van ochratoxine A in smeerkaas, geraspte en gemalen kaas.
• Op basis van een gerichte staalname en analyse: onderzoek naar mycotoxinecontaminatie van als-levensmiddel-gevaloriseerde vezelrijke nevenstromen en graanproducten van weinig geconsumeerde granen.
• Op basis van een gerichte staalname en analyse: onderzoek naar totaal deoxynivalenol- gehaltes in graanproducten (pasta, volkoren tarwebrood, ...): DON, 3-acetyl-DON, 15- acetyl-DON en DON-3-glucoside.
• Op basis van de resultaten van het onderzoek: identificatie van op te volgen risicovolle combinaties van mycotoxines/levensmiddellen en mogelijke kritische factoren van goede praktijken.
Maximum budget: € 150.000
Maximale duur: 18 maanden
8. Innamemonitoring van levensmiddelenaroma’s (INFLAVOUR)
Context
De Europese Commissie ontwikkelt momenteel een “Guidance for Monitoring of the Consumption and Use of Food Additives and Food Flavourings”. Dit document is voor levensmiddelenaroma’s een eerste stap in de opmaak van richtsnoeren voor de monitoring, een verplichting die voortvloeit uit artikel 20 van de aromaverordening (EG) nr. 1334/2008. Het is de bedoeling dat de lidstaten systemen invoeren voor het op risico’s gebaseerde toezicht op de consumptie en het gebruik van de in de communautaire lijst opgenomen aroma’s (bijlage I van de aromaverordening) en op de consumptie van de in bijlage III vermelde stoffen. Lidstaten dienen informatie te verzamelen over de consumptie en het gebruik van aroma’s met als doel via innameschattingen te beoordelen of de inname veilig is.
Het project RT 18/08 MULTIMADDi heeft aangetoond dat analysemethoden kunnen ontwikkeld worden die een hele reeks additieven tegelijk meten. Ook in het lopende project XX 00/00 XXXXXXXXX 0xx wordt een multimethode ontwikkeld voor de analyse van (mogelijks) genotoxische aromastoffen in levensmiddelen. Multi-methoden bleken eveneens succesvol voor de analyse van plantentoxines, mycotoxinen en pesticiden.
Voor deze eerste monitoring (‘pilootmonitoring’) wordt beoogd om via een multimethode relevante aroma’s te analysen, een preliminaire inname te berekenen en een risico-evaluatie uit te voeren. Bij de selectie van de aroma’s dient rekening gehouden te worden met de prioriteiten opgesomd in het leidraaddocument van de Commissie, met de analytische mogelijkheden en andere relevante informatie. De geselecteerde aroma’s dienen voor deze pilootmonitoring afkomstig te zijn uit bijlage III van de aromaverordening 1334/2008 en uit de unielijst van goedgekeurde aromastoffen (bijlage I). Xxxxxxxxx’x zijn uitgesloten uit de studie.
Objectieven
1. Selectie van prioritaire aroma’s voor de monitoring van de inname met de hulp van (het werkdocument van) het Europees leidraaddocument en andere relevante informatie (aromagroepen, bezorgdheid voor een inname groter dan de ‘threshold of concern’, analysemogelijkheden, innamemodel in het EFSA-advies, …).
2. Uitwerken van een bemonsteringsplan, zodat een preliminaire schatting van de inname kan berekend worden (analyse van verschillende levensmiddelen in verschillende levensmiddelencategorieën). Hierbij kan eveneens worden nagegaan of de piste van analyse van intermediaire aromabereidingen kan gebruikt worden in plaats van de analyse van eindproducten.
3. Ontwikkeling en validatie van een (meerdere) multimethode(s) voor de analyse van de geselecteerde aroma’s in de verschillende levensmiddelen.
4. Preliminaire innameberekeningen uitvoeren op basis van de analysegegevens.
5. Een risico-evaluatie uitvoeren (de berekende inname vergelijken met de inname waarmee rekening gehouden werd in de EFSA-evaluatie voor dat aroma).
i RT 18/08 MULTIMADD – Ontwikkeling van een multimethode voor de analyse van additieven in levensmiddelen.
ii RT 19/07 FLAVOURAN 1– Analyse van genotoxische aromatische substanties in levensmiddelen.
6. De bevindingen van het onderzoek in gestandaardiseerde templates invoeren om de overdracht van de gegevens aan de Europese Commissie te vergemakkelijken.
7. Evaluatie van de toegepaste methodiek voor de innamemonitoring met het oog op toekomstige monitoringprogramma’s.
Maximum budget: € 300.000
Maximale duur: 36 maanden
2021-C-368 Heat- (incl. hot water) treatments
Short description
Hot water treatments can be used on Vitis against Viteus vitifoliae (EPPO Standard PM 10/16), against Grapevine flavescence dorée phytoplasma (EPPO Standard PM 10/18) and considered efficient against X. fastidiosa (EFSA, 2015). The question was raised whether other time- temperature combinations should be used to reduce plant mortality.
It would be useful to compare how these treatments are done in practice in different countries. Heat- treatments can also be used on strawberry plants to control Aphelenchoides besseyi and Aphelenchoides fragariae (EPPO Standard PM 10/19). Hot air treatments have been shown to eliminate Verticillium dahliae from Olive plants (Xxxxxxx et al., 2016). The use of these treatments should be investigated for other pest/host combinations (e.g. on Olive plants against
X. fastidiosa). These treatments could be used for the exportation or circulation of plant reproductive material from infected areas, or in the context of certification schemesi.
Description of the end product
Validation of heat-treatments as phytosanitary measures.
Provisional other funders (to be completed in a later stage)
• European and Mediterranean Plant Protection Organization, France (Contact: Ms Xxxxxxxxx Xxxxxx, xx@xxxx.xxx)
• Council for Agricultural Research and Economics, Italy (contact: Xx Xxxx Xxxxxxxx, xxxx.xxxxxxxx@xxxx.xxx.xx)
Provisional project duration
24-36 months
i De indieners dienen zich voor het onderzoek waarvoor een toelage van de FOD Volksgezondheid gevraagd wordt te beperken tot quarantaineorganismen en maatregelen die onder de bevoegdheden van de FOD Volksgezondheid vallen.
2021-A-373 Fast detection methods for quarantine Tephritidae (TEPHRIFADE)
Short description
Non-European Tephritidae are categorised as quarantine pests (EU 2019/2072, annex II A). Furthermore, Anastrepha ludens, Bactrocera dorsalis, Bactrocera zonata and Rhagoletis pomonella have been included in the list of priority pests (EU 2019/1702). Identification of intercepted and detected Tephritidae to genus or species level is important for adequate follow- up, risk assessment and evaluation of measures.
The list of non-European Tephritidae was analysed in more detail by EFSA (2020). The EFSA pest categorization is taken on board in the ongoing discussions on the revision and possible amendment of the EU quarantine pest list, preferring a classification at species (or genus) level. If a modification to genus/species listing enters into force, it is even more important to have diagnostics adapted to that level for all life stages and in particular for the most intercepted ones (larvae). Morphological identification methods exist for adult and later larval stages, whereas identification of the most intercepted earlier stages currently requires upfront rearing or sequencing. Alternative methods that are faster and potentially applicable on-site are under development on a national level and in European projects (e.g. FF-IPM). Moreover, fast detection methods are preferred as the majority of interceptions relate to perishable goods.
Potential objectives
- Compilation of an international inventory of fast diagnostics (for example but not exclusively LAMP tests) for Tephritidae genera and species that are currently available or being developed.
- Transnational exchange of protocols and best practices, and organisation of interlaboratory tests among the partners for specific fast detection methods.
- Compilation of an overview of available sequences necessary for (more classical) diagnostics for Tephritidae genera and species and identification of gaps.
- Collecting type species and performing sequencing experiments in order to fill the identified gaps
Description of the end product
Inventory, enhanced knowledge and knowhow of fast methods for the detection of Tephritidae at genus and species level.
Expanded panel of available sequences for Tephritidae species.
Provisional other funders (to be completed in a later stage)
/
Provisional project duration
24-36 months
2021-A-378 Inventory and validation of quality control procedures for the extraction of nucleic acids used for diagnosis.
Short description
Diagnostic activities for phytopathogenic organisms concern organisms with DNA genomes such as fungi, bacteria or certain families of plant viruses, but also other organisms whose genome is composed of RNA, such as the majority of plant viruses or viroids. The titer of these organisms in infected tissues can sometimes be high, but in many cases involving bacteria, phytoplasmas or viruses infecting seed lots, dormant tubers and lignified tissues, the titer can also be very low, close to the detection limit of diagnostic tests. Given this diversity of situations, quality control of the extraction is an important element required to deliver a negative diagnosis on a sound and standardised basis.
To date, the different control procedures for the extraction step are not always applicable or relevant and when they are, they are rarely validated and formalised in the form of recommended procedures and threshold values. The aim of this project is to take stock of the extraction procedures used in the participating laboratories and in the literature. These procedures will be tested and compared on a wide range of plant matrixes infected with pathogens of interest in order to formulate recommendations for diagnostic laboratories.
Description of the end product
Results of the comparative tests carried out in the different laboratories. The participants will formulate recommendations in the form of a written communication to the diagnostic laboratories.
Provisional other funders (to be completed in a later stage)
• Federal Office for Agriculture, Switzerland (Contact: Mr Xxxxxxx xxx Xxxxxx, xxxxxxx.xxxxxxxxx@xxx.xxxxx.xx)
• Council for Agricultural Research and Economics, Italy (contact: Xx Xxxx Xxxxxxxx, xxxx.xxxxxxxx@xxxx.xxx.xx)
Provisional project duration
12-24 months
Bijlage 2 Model RT-intentieverklaring (fase 1)
Dit formulier onder elektronische vorm (Word en doorzoekbare pdf) verzenden naar: |
VERTROUWELIJK |
RT-INTENTIEVERKLARING (RT-PROJECT fase 1) MAX. 6 BLZ (EXCL. TITELPAGINA EN IDENTIFICATIE PROMOTOREN) |
1. SITUERING VAN HET PROJECTVOORSTEL
[TITEL VAN HET THEMA] [ACRONIEM VAN HET THEMA]
[Titel van het projectvoorstel]
2. IDENTIFICATIE VAN DE COÖRDINATOR
Naam | : |
Voornaam | : |
Titel | : |
Instelling en afdeling | : |
Correspondentieadres | : |
Telefoon/GSM | : |
: |
Zal dit onderzoek uitgevoerd worden in een consortium van Belgische onderzoeksinstellingen (waarbij de partners opgenomen zijn in het budget)? Zo ja, gelieve hier de andere promotoren te vermelden (naam, instelling en e-mailadres)
3. CONTEXT
3.1 Beschrijving van de context van dit projectvoorstel, rekening houdend met de omschrijving van het thema (ongeveer 20 lijnen)
3.2 In welke mate bent u bij de algemene problematiek waarop dit projectvoorstel zich baseert, betrokken? (ongeveer 20 lijnen)
Welke is uw expertise in deze materie? Hebt u reeds onderzoek binnen deze materie lopende of uitgevoerd? Indien ja, geef de projecttitel(s), de start- en einddata van uitvoering, en identificeer de betoelagende instelling.
Werkt u samen met andere instellingen in België en/of het buitenland? Indien ja, maakt u deel uit van een netwerk?
3.3 Welke andere projecten werden bij uw weten recent uitgevoerd of zijn op dit moment lopende of gepland rond dit onderwerp, met uitsluiting van de onder 4.2 vermelde projecten? (ongeveer 10 lijnen)
Geef de projecttitel(s), de start- en einddata van uitvoering, en identificeer de betoelagende instelling
4. ONDERZOEKSVRAGEN (ongeveer 20 lijnen)
Op welke onderzoeksvraag/onderzoeksvragen zou het hier voorgestelde onderzoek een antwoord moeten bieden om bij te dragen tot een oplossing voor het in het thema vermelde probleem?
5. IMPACT VAN HET ONDERZOEKSONDERWERP (ongeveer 10 lijnen)
Kan het voorgestelde onderzoek een oplossing bieden voor het beschreven probleem? Wat zal de toepasbaarheid zijn van de beoogde resultaten voor de federale overheid, rechtstreeks of onrechtstreeks, en op korte, middellange of lange termijn?
6. BESCHRIJVING VAN HET PROJECTVOORSTEL
Indien nodig, kunnen referenties kort worden opgenomen in de tekst (vb. Xxxxxxx et al., 2012).
6.1 Methodologie (ongeveer 40 lijnen)
Beschrijf de methodologie die gebruikt zal worden voor dit onderzoek. Werd deze methodologie reeds eerder toegepast, door de indieners, door andere Belgische onderzoekers of door onderzoekers in het buitenland?
6.2 Xxxxx beschikbare wetenschappelijke bewijzen met betrekking tot het voorgestelde onderzoek (ongeveer 20 lijnen)
Heeft ander onderzoek uitgevoerd rond het voorgestelde onderwerp reeds overtuigende elementen (“bewijzen”) opgeleverd die als vertrekpunt kunnen dienen voor dit project? Xxxxxxx dit onderzoek in volgorde van belangrijkheid. In welk opzicht is het huidige projectvoorstel vernieuwend?
6.3 Nodige gegevens (ongeveer 10 lijnen)
Bestaan de gegevens en/of bestaat de voorkennis die noodzakelijk is voor deze studie? Indien ja, zijn deze opgenomen in toegankelijke gegevensbanken? Als er nog geen gegevens beschikbaar zijn, beschrijf hoe het mogelijk is deze te bekomen.
6.4 Risico’s (ongeveer 10 lijnen)
Welke zijn de obstakels en/of de risico’s inherent aan het voorgestelde project die de slaagkans in het gedrang zouden kunnen brengen? Welke oplossingen stelt u hier tegenover?
7. GEBRUIK VAN DE ONDERZOEKSRESULTATEN (ongeveer 10 lijnen)
Welk gebruik van de resultaten beoogt u?
- als tussenstadium voor complementaire onderzoeksactiviteiten
- uitwerking, realisatie, ter beschikking stellen van een procedure of een dienst
- verspreiding van de nieuwe kennis via wetenschappelijke publicaties
8. BUDGETTAIRE INFORMATIE
Zie ook de belangrijke informatie in bijlage 7.
De gevraagde toelage kan niet hoger zijn dan de maximale toelage vermeld in het thema. De gevraagde toelage moet afgerond worden naar een bedrag in k€. Het percentage cofinanciering wordt op 2 cijfers na de komma afgerond.
Ter informatie: bijlagen 8 en 9 moeten pas in de 2de fase worden ingediend.
8.1 Totale duur van het voorgestelde project …… maanden
8.2 Totale begroting voor dit projectvoorstel € …….
8.3 Gevraagde toelage € …….
De gevraagde toelage – 1 cijfer – kan gelijk zijn aan de totale begroting of aan een percentage van die begroting. In dit laatste geval, gelieve de oorsprong te vermelden van uw externe financiële inbreng.
8.4 Desgevallend: percentage cofinanciering …… %
8.5 Desgevallend: oorsprong cofinanciering ……
8.6 Personen voorzien op de begroting, hun kwalificatie (bv. dr., drs., ir., lic., apr., laborant, technicus, e.a.), instelling en tijdsbesteding in mensmaanden (MM)
Kwalificatie | Naam (indien gekend) | Instelling | MM |
NB : hebt u de onderstaande voorwaarden gerespecteerd? Indien niet, zal uw projectvoorstel onontvankelijk verklaard worden: - tijdige indiening: ten laatste op vrijdag 30 april 2021 om 12u ’s middags stipt - de aanvraag mag maximaal 6 bladzijden tellen, exclusief de titelpagina en de identificatie van de promotoren - het lettertype van de tekst (Times New Roman, lettergrootte 12) mag niet worden gewijzigd - de aanvraag moet opgesteld zijn ofwel in één of een combinatie van de landstalen, ofwel volledig in het Engels - enkel Belgische onderzoeksinstellingen kunnen deel uitmaken van het consortium. | Datum, naam en handtekening van de coördinator, in naam van het consortium |
Bijlage 3 Model gedetailleerd RT-projectvoorstel (fase 2)
Dit formulier onder elektronische vorm (Word en doorzoekbare pdf, en Excel voor bijlagen 8 en 9) verzenden naar: |
VERTROUWELIJK |
GEDETAILLEERD THEMATISCH PROJECTVOORSTEL (RT-PROJECT fase 2) MAX. 30 BLZ (exclusief titelpagina en identificatie van het consortium, maar inclusief de budgettaire tabellen) |
[TITEL VAN HET THEMA] [ACRONIEM VAN HET THEMA]
[Titel van het projectvoorstel]
Totaal budget nodig voor de uitvoering: € ……
Gevraagde toelage en % van het totale budget: € ……
…… %
Desgevallend: oorsprong cofinanciering: ……
Gewenste startdatum: …/…/………
Gewenste looptijd project: ……. maanden
1. IDENTIFICATIE VAN HET CONSORTIUM
1.1 IDENTIFICATIE VAN DE COÖRDINATOR
NB : maximum één coördinator
Naam :
Voornaam :
Titel :
Instelling en afdeling : Correspondentieadres : Telefoon/GSM :
e-mail :
1.2 IDENTIFICATIE VAN PROMOTOR 2 (optioneel) NB : maximum één promotor per onderzoeksgroep Naam :
Voornaam :
Titel :
Instelling en afdeling : Correspondentieadres : Telefoon/GSM :
e-mail :
1.3 IDENTIFICATIE VAN PROMOTOR 3 (optioneel) NB : maximum één promotor per onderzoeksgroep Naam :
Voornaam :
Titel :
Instelling en afdeling : Correspondentieadres : Telefoon/GSM :
e-mail :
1.4 IDENTIFICATIE VAN PROMOTOR 4 (optioneel) NB : maximum één promotor per onderzoeksgroep Naam :
Voornaam :
Titel :
Instelling en afdeling : Correspondentieadres : Telefoon/GSM :
e-mail :
2. HISTORIEK VAN WIJZIGINGEN
Zijn er significante wijzigingen aangebracht in het gedetailleerd projectvoorstel ten opzichte van de intentieverklaring?
Vermeld
- in welke rubriek(en), zoals consortium, budget, projectduur, doelstellingen, methodologie,
- welke wijziging(en),
- verantwoording / motivering voor de wijziging
3. ALGEMENE INFORMATIE
3.1 Titel van het projectvoorstel in het Nederlands, Frans en Engels + acroniem [NL]
[FR]
[EN]
[Acroniem]
3.2 Onderzoeksvragen die beantwoord worden in dit onderzoeksproject; in het Nederlands en in het Engels (ongeveer 20 lijnen elk)
[NL]
[EN]
3.3 Samenvatting van het project (ongeveer 20 lijnen)
3.4 Verantwoording van de indiening onder dit thema (ongeveer 15 lijnen)
3.5 Context: wetenschappelijke specificiteit en situering t.o.v. bestaand onderzoek (ongeveer 2,5 blz.)
• In welk opzicht is het huidige projectvoorstel wetenschappelijk en technisch vernieuwend? Heeft ander onderzoek rond het voorgestelde onderwerp reeds overtuigende elementen opgeleverd die als vertrekpunt kunnen dienen voor dit project? Welke gegevens en voorkennis zijn noodzakelijk voor deze studie, en zijn deze beschikbaar of toegankelijk? Een literatuuroverzicht mag als bijlage toegevoegd worden.
• Welke zijn de verworvenheden van de aanvragers en/of onderzoekers binnen het domein?
Hebt u reeds onderzoek binnen deze materie lopende of uitgevoerd? Indien ja, geef de projecttitels, de start- en einddata van uitvoering, en identificeer de betoelagende instelling.
• De voorgestelde concrete aanpak van het probleem dient verantwoord te worden.
3.6 Gebruik van de verwachte onderzoeksresultaten (ongeveer 5 lijnen)
Welk gebruik van de onderzoeksresultaten beoogt u:
- als tussenstadium voor complementaire onderzoeksactiviteiten
- uitwerking, realisatie, ter beschikking stellen van een procedure of een dienst
- verspreiding van nieuwe kennis via wetenschappelijke publicaties
3.7 Risico’s (ongeveer 15 lijnen)
Welke zijn de obstakels en/of de risico’s inherent aan het voorgestelde project die de slaagkans op het bereiken van de doelstellingen binnen de door u voorziene termijn in het gedrang zouden kunnen brengen? Welke oplossingen stelt u hier tegenover?
4. SPECIFIEKE INFORMATIE
4.1 Wetenschappelijke en operationele methodologie van het onderzoeksvoorstel (ongeveer 15 blz.)
• Dit deel vormt de kern van het projectvoorstel. Het dient een duidelijke beschrijving te bevatten van de onderzoeksactiviteiten zoals ze door u voor de totale duur van het aangevraagde project zijn gepland.
• Belangrijke elementen bij de beschrijving van de verschillende deeltaken van het onderzoeksprogramma zijn de volgende:
- een overzicht van het voorgestelde onderzoek, onderverdeeld in werkpakketten en (sub)taken, met weergave van het bij benadering nodige budget per werkpakket;
- de voorgestelde methoden en technologieën met hun respectievelijke vóór- en nadelen, beperkingen, risico’s en alternatieven, …
- de te bereiken mijlpalen eventueel gekoppeld aan mogelijke heroriëntaties in het project;
- de situering en evolutie in de tijd aan de hand van het volgende chronogram, met weergave van de mijlpalen en de “deliverables”:
Jaar 1 | Jaar 2 | Jaar 3 | Jaar 4 | Totaal budget per WP* | |||||||||||||
Code | t1 | t2 | t3 | t4 | t1 | t2 | t3 | t4 | t1 | t2 | t3 | t4 | t1 | t2 | t3 | t4 | |
WP 1 | |||||||||||||||||
T1.1. | |||||||||||||||||
T1.2. | |||||||||||||||||
… | |||||||||||||||||
WP 2 | |||||||||||||||||
T2.1. | |||||||||||||||||
T2.2. | |||||||||||||||||
T2.3. | |||||||||||||||||
WP 3 | |||||||||||||||||
… |
t: trimester
*Totaal budget per werkpakket: som van personeels-, werkings- en algemene kosten
4.2 Structuur en organisatie van het onderzoek (ongeveer 2 blz.)
Geef aan welke de verdeling is van de verschillende taken tussen de partners van het consortium of medewerkers van de uitvoerende instelling(en), aan de hand van volgende tabel:
Code | Taakomschrijving | Uitvoerende instelling(en) | Voorzien personeel (kwalificaties) | MM |
WP 1 | ||||
T1.1. | ||||
T1.2. | ||||
…. | ||||
WP 2 | ||||
T2.1. | ||||
T2.2. | ||||
T2.3 | ||||
… |
WP: werkpakket T: taak
MM: mensmaanden
4.3 Samenwerking, complementariteit en/of parallel ingediende aanvragen
• Gelieve een eventuele samenwerking met buitenlandse partners en deelname aan netwerken te vermelden voor zover nuttig voor dit projectvoorstel.
• Geef ook aan of samenwerking gepland is, of complementariteit bestaat met onderzoekseenheden die voor dit project geen financiële bijdrage van de FOD Volksgezondheid vragen maar wel betoelaagd worden door andere instanties voor de uitvoering van hun eigen onderzoek.
• Geef aan of uw project (of deelproject) ook werd ingediend bij / betoelaagd wordt door een andere instantie dan de FOD Volksgezondheid.
Vermeld hierbij de looptijd van het project, de projecttitel, de financierende instantie en de onderzoekspartner(s). Lijst de onderzoeksvragen en beoogde mijlpalen op.
4.4 Eigen publicaties in ‘peer-reviewed’ internationale tijdschriften binnen dit onderzoeksdomein voor de afgelopen 5 jaar
5. BUDGETTAIRE INFORMATIE
• Xxxx aandachtig bijlage 7 – Belangrijke informatie i.v.m. het budget.
• Het bedrag van de gevraagde toelage mag niet hoger zijn dan het bedrag vermeld in de intentieverklaring (fase 1).
• De gevraagde toelage moet afgerond worden naar een bedrag in k€.
5.1 Overzichtstabel budget
Gelieve de tabel die terug te vinden is in bijlage 8 op de website xxxxx://xxx.xxxxxx.xxxxxxx.xx/xx/xxxxxxxxxxxx-xxxxxxxxx onder “openstaande oproepen” hier in te voegen en als Excel-document in te dienen.
5.2 Gedetailleerd budget
Gelieve het gedetailleerde budget op te stellen met behulp van het Excel-document beschreven in bijlage 9 dat terug te vinden is op de website xxxxx://xxx.xxxxxx.xxxxxxx.xx/xx/xxxxxxxxxxxx-xxxxxxxxx onder “openstaande oproepen”. Gelieve het budgetvoorstel hier in te voegen en als Excel-document in te dienen.
6. ADMINISTRATIEVE INFORMATIE
6.1 Voorstel van begeleidingscomité (minimum 8 personen, met vermelding van de instelling en een geldig e-mailadres)
Titel – Naam – Voornaam | Instelling | e-mailadres |
6.2 Naam en identificatie van de personen die mits selectie voor betoelaging het contract dienen te ondertekenen
Instelling coördinator | Gevestigd te | Naam vertegenwoordiger instelling coördinator | Functie |
……. | ……. | ……. | …….. |
Naam coördinator | Functie | ||
…….. | …….. | ||
Instelling promotor 2 | Naam vertegenwoordiger instelling promotor 2 | Functie | |
…….. | …….. | …….. | …….. |
Instelling promotor 3 | Naam vertegenwoordiger instelling promotor 3 | Functie | |
…….. | …….. | …….. | …….. |
Instelling promotor 4 | Naam vertegenwoordiger instelling promotor 4 | Functie | |
…….. | …….. | …….. | …….. |
Instelling promotor 5 | Naam vertegenwoordiger instelling promotor 5 | Functie | |
…….. | …….. | …….. | …….. |
6.3. Identificatie en bankgegevens van de coördinerende instelling zoals op te nemen in het contract mits selectie voor betoelaging
Ondernemingsnummer : |
Vestigingseenheidsnummer : |
IBAN : |
BIC : |
Naam en adres van de rekeninghouder : |
7. REFERENTIELIJST
NB: hebt u de onderstaande voorwaarden gerespecteerd? Indien niet, zal uw projectvoorstel onontvankelijk verklaard worden: - tijdige indiening: ten laatste op vrijdag 24 september 2021 om 12u ’s middags stipt - de aanvraag mag maximaal 30 bladzijden tellen, exclusief de titelpagina en de identificatie van de promotoren, maar inclusief de budgettabellen - het lettertype van de tekst (Times New Roman, lettergrootte 12) mag niet worden gewijzigd - de aanvraag moet opgesteld zijn ofwel in één of een combinatie van de landstalen, ofwel volledig in het Engels - enkel Belgische onderzoeksinstellingen kunnen deel uitmaken van het consortium. | Datum, naam en handtekening van de coördinator, in naam van het consortium |
Bijlage 4 Model RF-intentieverklaring (fase 1)
Dit formulier onder elektronische vorm (Word en doorzoekbare pdf) verzenden naar: |
VERTROUWELIJK |
RF-INTENTIEVERKLARING (RF-PROJECT fase 1) MAX. 6 BLZ (EXCL. TITELPAGINA EN IDENTIFICATIE PROMOTOREN) |
1. IDENTIFICATIE VAN HET PROJECTVOORSTEL Projecttitel + voorstel acroniem
Belangrijkste activiteitsdomein waarop dit projectvoorstel betrekking heeft (slechts één domein aanvinken a.u.b.) | Eventueel bijkomend(e) activiteitsdomein(en) waarop dit projectvoorstel betrekking heeft | |
□ Voedselveiligheid □ Dierengezondheid □ Plantengezondheid | □ Voedselveiligheid □ Dierengezondheid □ Plantengezondheid |
2. IDENTIFICATIE VAN DE COÖRDINATOR
Naam :
Voornaam :
Titel :
Instelling en afdeling :
Correspondentieadres :
Telefoon/GSM :
e-mail :
Zal dit onderzoek uitgevoerd worden in een consortium van Belgische onderzoeksinstellingen (waarbij de partners opgenomen zijn in het budget)? Zo ja, gelieve hier de andere promotoren te vermelden (naam, instelling en e-mailadres)
3. CONTEXT
3.1 Beschrijving van de context van dit projectvoorstel (ongeveer 20 lijnen)
Xxxx situeert zich het probleem? Welke zijn de oorzaken?
3.2 In welke mate bent u bij de algemene problematiek waarop dit projectvoorstel zich baseert, betrokken? (ongeveer 20 lijnen)
Welke is uw expertise in deze materie? Hebt u reeds onderzoek binnen deze materie lopende of uitgevoerd? Indien ja, geef de projecttitel(s), de start- en einddata van uitvoering, en identificeer de betoelagende instelling.
Werkt u samen met andere instellingen in België en/of het buitenland? Indien ja, maakt u deel uit van een netwerk?
4. ONDERZOEKSVRAGEN (ongeveer 20 lijnen)
Op welke onderzoeksvraag/onderzoeksvragen zou het hier voorgestelde onderzoek een antwoord moeten bieden om bij te dragen tot een oplossing voor het onder 4.1 vermelde probleem?
5. IMPACT VAN HET ONDERZOEKSONDERWERP
5.1 Incidentie (ongeveer 5 lijnen)
Heeft dit onderzoeksvoorstel betrekking op een kwantitatief belangrijk probleem, dat zich vaak voordoet, of dat een groot aantal individuen treft?
5.2 Xxxxx van de problematiek (ongeveer 5 lijnen)
Betreft het onderzoeksonderwerp een ernstig risico of zou het een ernstig risico kunnen betreffen op het niveau van de voedselveiligheid of het gezondheidsbeleid van dieren of planten, betreffende
- gezondheid, levenskwaliteit?
- de werkzaamheid of de kwaliteit van acties (remedies, aanbevelingen, geneesmiddelen of maatregelen)?
- maatschappelijke of ethische vraagstukken?
5.3 Financiële weerslag (ongeveer 5 lijnen)
Heeft het onderwerp een potentiële invloed op
- de huidige impact van het probleem (inclusief wat betreft duurzame ontwikkeling)?
- de middelen die voor het probleem worden ingezet en hun efficiëntie?
5.4 Beantwoordt het onderzoeksonderwerp aan een bezorgdheid van de samenleving of de bevolking? (ongeveer 5 lijnen)
5.5 Is de implementatie van de resultaten voortvloeiend uit dit onderzoek aanvaardbaar voor de betrokken sector? M.a.w. beantwoordt het onderzoek aan de verwachtingen van de sector? (ongeveer 5 lijnen)
5.6 Mogelijkheden tot verbetering van de situatie (ongeveer 5 lijnen)
Kan het voorgestelde onderzoek een oplossing bieden voor het beschreven probleem? Indien ja, voor welke van de onder 6.2.-6.3. vermelde niveaus zou dit het geval zijn, en gaat het daarbij over een oplossing op korte, middellange of lange termijn?
6. RELEVANTIE VOOR DE BESLISSINGEN VAN DE OVERHEID (ongeveer 10 lijnen)
Wat is het potentieel van dit onderzoek in termen van ondersteuning van beslissingen te nemen door de Overheid? Wat zou het risico zijn indien de situatie blijft zoals ze is?
Wie zijn de betrokkenen bij de uitvoering van de studie en wie zijn de belanghebbenden bij de implementatie van de onderzoeksresultaten?
7. BESCHRIJVING VAN HET PROJECTVOORSTEL
Indien nodig, kunnen referenties kort worden opgenomen in de tekst (vb. Xxxxxxx et al., 2012)
7.1 Methodologie (ongeveer 40 lijnen)
Beschrijf de methodologie die gebruikt zal worden voor dit onderzoek. Werd deze methodologie reeds eerder toegepast, door de indieners, door andere Belgische onderzoekers of door onderzoekers in het buitenland?
7.2 Xxxxx beschikbare wetenschappelijke bewijzen met betrekking tot het voorgestelde onderzoek (ongeveer 20 lijnen)
Heeft ander onderzoek uitgevoerd rond het voorgestelde onderwerp reeds overtuigende elementen (“bewijzen”) opgeleverd die als vertrekpunt kunnen dienen voor dit project? Xxxxxxx dit onderzoek in volgorde van belangrijkheid. In welk opzicht is het huidige projectvoorstel vernieuwend?
7.3 Nodige gegevens (ongeveer 10 lijnen)
Bestaan de gegevens en/of bestaat de voorkennis die noodzakelijk is voor deze studie? Indien ja, zijn deze opgenomen in toegankelijke gegevensbanken? Als er nog geen gegevens beschikbaar zijn, beschrijf hoe het mogelijk is deze te bekomen.
7.4 Risico’s (ongeveer 10 lijnen)
Welke zijn de obstakels en/of de risico’s inherent aan het voorgestelde project die de slaagkans in het gedrang zouden kunnen brengen? Welke oplossingen stelt u hier tegenover?
8. GEBRUIK VAN DE ONDERZOEKSRESULTATEN (ongeveer 10 lijnen)
Welk gebruik van de resultaten beoogt u?
- als tussenstadium voor complementaire onderzoeksactiviteiten
- uitwerking, realisatie, ter beschikking stellen van een procedure of een dienst
- verspreiding van de nieuwe kennis via wetenschappelijke publicaties
9. BUDGETTAIRE INFORMATIE
Zie ook de belangrijke informatie in bijlage 7
De gevraagde toelage moet afgerond worden naar een bedrag in k€. Het percentage cofinanciering wordt op 2 cijfers na de komma afgerond.
Ter informatie: bijlagen 8 en 9 moeten pas in de 2de fase van de selectieprocedure worden ingediend.
9.1 Totale duur van het voorgestelde project
(min. 12 maanden - max. 48 maanden) …… maanden
9.2 Totale begroting voor dit projectvoorstel € ……
9.3 Gevraagde toelage € …….
De gevraagde toelage – 1 cijfer – kan gelijk zijn aan de totale begroting of aan een percentage van die begroting. In dit laatste geval, gelieve de oorsprong te vermelden van uw externe financiële inbreng.
9.4 Desgevallend: percentage cofinanciering …… %
9.5 Desgevallend: oorsprong cofinanciering ……
9.6 Personen voorzien op de begroting, hun kwalificatie (bv. dr., drs., ir., lic., apr., laborant, technicus, e.a.), instelling en tijdsbesteding in mensmaanden (MM)
Kwalificatie | Naam (indien gekend) | Instelling | MM |
NB: hebt u de onderstaande voorwaarden gerespecteerd? Indien niet, zal uw projectvoorstel onontvankelijk verklaard worden: - tijdige indiening: ten laatste op vrijdag 30 april 2021 om 12u ’s middags stipt - de aanvraag mag maximaal 6 bladzijden tellen, exclusief de titelpagina en de identificatie van de promotoren - het lettertype van de tekst (Times New Roman, lettergrootte 12) mag niet worden gewijzigd - de aanvraag moet opgesteld zijn ofwel in één of een combinatie van de landstalen, ofwel volledig in het Engels - enkel Belgische onderzoeksinstellingen kunnen deel uitmaken van het consortium. | Datum, naam en handtekening van de coördinator, in naam van het consortium |
Bijlage 5 Model gedetailleerd RF-projectvoorstel (fase 2)
Dit formulier onder elektronische vorm (Word en doorzoekbare pdf, en Excel voor bijlagen 8 en 9) verzenden naar: |
VERTROUWELIJK |
GEDETAILLEERD VRIJ PROJECTVOORSTEL (RF-PROJECT fase 2) MAX. 30 BLZ (exclusief titelpagina en identificatie van het consortium, maar inclusief de budgettaire tabellen) |
[ACRONIEM]
[Titel van het projectvoorstel]
Totaal budget nodig voor de uitvoering: € ……
Gevraagde toelage en % van het totale budget: € ……
…… %
Desgevallend : oorsprong cofinanciering: ……
Gewenste startdatum: …/…/………
Gewenste looptijd project: …… maanden
1. IDENTIFICATIE VAN HET CONSORTIUM
1.1 IDENTIFICATIE VAN DE COÖRDINATOR
NB: maximum één coördinator
Naam :
Voornaam :
Titel :
Instelling en afdeling :
Correspondentieadres :
Telefoon/GSM :
e-mail :
1.2 IDENTIFICATIE VAN PROMOTOR 2 (optioneel) NB: maximum één promotor per onderzoeksgroep Naam :
Voornaam :
Titel :
Instelling en afdeling :
Correspondentieadres :
Telefoon/GSM :
e-mail :
1.3 IDENTIFICATIE VAN PROMOTOR 3 (optioneel) NB: maximum één promotor per onderzoeksgroep Naam :
Voornaam :
Titel of functie :
Instelling :
Correspondentieadres :
Telefoon/GSM :
e-mail :
1.4 IDENTIFICATIE VAN PROMOTOR 4 (optioneel) NB: maximum één promotor per onderzoeksgroep Naam :
Voornaam :
Titel :
Instelling en afdeling :
Correspondentieadres :
Telefoon/GSM :
e-mail :
2. HISTORIEK VAN WIJZIGINGEN
Zijn er significante wijzigingen aangebracht in het gedetailleerd projectvoorstel ten opzichte van de intentieverklaring?
Vermeld
- in welke rubriek(en), zoals consortium, budget, projectduur, doelstellingen, methodologie,
- welke wijziging(en),
- verantwoording / motivering voor de wijziging
3. ALGEMENE INFORMATIE
3.1 Titel van het projectvoorstel in het Nederlands, Frans en Engels + acroniem [NL]
[FR]
[EN]
[Acroniem]
3.2 Onderzoeksvragen die beantwoord worden in dit onderzoeksproject; in het Nederlands en in het Engels (ongeveer 20 lijnen elk)
[NL]
[EN]
3.3 Samenvatting van het project (ongeveer 20 lijnen)
3.4 Context: wetenschappelijke specificiteit en situering t.o.v. bestaand onderzoek (ongeveer 2,5 blz.)
• In welk opzicht is het huidige projectvoorstel wetenschappelijk en technisch vernieuwend? Heeft ander onderzoek rond het voorgestelde onderwerp reeds overtuigende elementen (“bewijzen”) opgeleverd die als vertrekpunt kunnen dienen voor dit project? Welke gegevens en voorkennis zijn noodzakelijk voor deze studie, en zijn deze beschikbaar of toegankelijk? Een literatuuroverzicht mag als bijlage toegevoegd worden.
• Welke zijn de verworvenheden van de aanvragers en/of onderzoekers binnen het domein? Hebt u reeds onderzoek binnen deze materie lopende of uitgevoerd? Indien ja, geef de projecttitels, de start- en einddata van uitvoering, en identificeer de betoelagende instelling.
• De voorgestelde concrete aanpak van het probleem dient verantwoord te worden.
3.5 Gebruik van de verwachte onderzoeksresultaten (ongeveer 5 lijnen)
Welk gebruik van de onderzoeksresultaten beoogt u:
- als tussenstadium voor complementaire onderzoeksactiviteiten
- uitwerking, realisatie, ter beschikking stellen van een procedure of een dienst
- verspreiding van nieuwe kennis via wetenschappelijke publicaties
3.6 Risico’s (ongeveer 15 lijnen)
Welke zijn de obstakels en/of de risico’s inherent aan het voorgestelde project die de slaagkans op het bereiken van de doelstellingen binnen de door u voorziene termijn in het gedrang zouden kunnen brengen? Welke oplossingen stelt u hier tegenover?
4. SPECIFIEKE INFORMATIE
4.1 Wetenschappelijke en operationele methodologie van het onderzoeksvoorstel (ongeveer 15 blz.)
• Dit deel vormt de kern van het projectvoorstel. Het omvat een duidelijke beschrijving van de onderzoeksactiviteiten zoals ze door u voor de totale duur van het aangevraagde project zijn gepland.
• Belangrijke elementen bij de beschrijving van de verschillende deeltaken van het onderzoeksprogramma zijn de volgende:
- een overzicht van het voorgestelde onderzoek, onderverdeeld in werkpakketten en (sub)taken, met weergave van het bij benadering nodige budget per werkpakket;
- de voorgestelde methoden en technologieën met hun respectievelijke vóór- en nadelen, beperkingen, risico’s en alternatieven, …
- de te bereiken mijlpalen eventueel gekoppeld aan mogelijke heroriëntaties in het project;
- de situering en evolutie in de tijd aan de hand van het volgende chronogram, met weergave van de mijlpalen en de “deliverables”:
Jaar 1 | Jaar 2 | Jaar 3 | Jaar 4 | Totaal budget per WP* | |||||||||||||
Code | t1 | t2 | t3 | t4 | t1 | t2 | t3 | t4 | t1 | t2 | t3 | t4 | t1 | t2 | t3 | t4 | |
WP 1 | |||||||||||||||||
T1.1. | |||||||||||||||||
T1.2. | |||||||||||||||||
… | |||||||||||||||||
WP 2 | |||||||||||||||||
T2.1. | |||||||||||||||||
T2.2. | |||||||||||||||||
T2.3. | |||||||||||||||||
WP 3 | |||||||||||||||||
… |
t: trimester
*Totaal budget per werkpakket: som van personeels-, werkings- en algemene kosten
4.2 Structuur en organisatie van het onderzoek (ongeveer 2 blz)
Geef aan welke de verdeling is van de verschillende taken tussen de partners van het consortium of medewerkers van de uitvoerende instelling(en), aan de hand van volgende tabel:
Code | Taakomschrijving | Uitvoerende instelling(en) | Voorzien personeel (kwalificatie) | MM |
WP 1 | ||||
T1.1. | ||||
T1.2. | ||||
…. | ||||
WP 2 | ||||
T2.1. | ||||
T2.2. | ||||
T2.3 | ||||
… |
WP : werkpakket T : taak
MM : mensmaanden
4.3 Samenwerking, complementariteit en/of parallel ingediende aanvragen
• Gelieve een eventuele samenwerking met buitenlandse partners en deelname aan netwerken te vermelden voor zover nuttig voor dit projectvoorstel.
• Geef ook aan of samenwerking gepland is, of complementariteit bestaat met onderzoekseenheden die voor dit project geen financiële bijdrage van de FOD Volksgezondheid vragen maar wel betoelaagd worden door andere instanties voor de uitvoering van hun eigen onderzoek.
• Geef aan of uw project (of deelproject) ook werd ingediend bij / betoelaagd wordt door een andere instantie dan de FOD Volksgezondheid.
Vermeld hierbij de looptijd van het project, de projecttitel, de financierende instantie en de onderzoekspartners. Lijst de onderzoeksvragen en beoogde mijlpalen op.
4.4 Eigen publicaties in ‘peer-reviewed’ internationale tijdschriften binnen dit onderzoeksdomein voor de afgelopen 5 jaar
5. BUDGETTAIRE INFORMATIE
• Xxxx aandachtig bijlage 7 – Belangrijke informatie i.v.m. het budget.
• Het bedrag van de gevraagde toelage mag niet hoger zijn dan het bedrag vermeld in de intentieverklaring (fase 1).
• De gevraagde toelage moet afgerond worden naar een bedrag in k€.
5.1 Overzichtstabel budget
Gelieve de tabel die terug te vinden is in bijlage 8 op de website xxxxx://xxx.xxxxxx.xxxxxxx.xx/xx/xxxxxxxxxxxx-xxxxxxxxx onder “openstaande oproepen” hier in te voegen en als Excel-sheet in te dienen.
5.2. Gedetailleerd budget
Gelieve het gedetailleerde budget op te stellen met behulp van het Excel-document beschreven in bijlage 9, dat terug te vinden is op de website xxxxx://xxx.xxxxxx.xxxxxxx.xx/xx/xxxxxxxxxxxx-xxxxxxxxx onder “openstaande oproepen”. Gelieve het budgetvoorstel hier in te voegen en als Excel-sheet in te dienen.
6. ADMINISTRATIEVE INFORMATIE
6.1 Voorstel van begeleidingscomité (minimum 8 personen, met vermelding van de instelling en een geldig e-mailadres)
Titel – Naam - Voornaam | Instelling | e-mailadres |
6.2 Naam en identificatie van de personen die mits selectie voor betoelaging het contract dienen te ondertekenen
Instelling coördinator | Gevestigd te | Naam vertegenwoordiger instelling coördinator | Functie |
……. | ……. | ……. | …….. |
Naam coördinator | Functie | ||
…….. | …….. | ||
Instelling promotor 2 | Naam vertegenwoordiger instelling promotor 2 | Functie | |
…….. | …….. | …….. | …….. |
Instelling promotor 3 | Naam vertegenwoordiger instelling promotor 3 | Functie | |
…….. | …….. | …….. | …….. |
Instelling promotor 4 | Naam vertegenwoordiger instelling promotor 4 | Functie | |
…….. | …….. | …….. | …….. |
Instelling promotor 5 | Naam vertegenwoordiger instelling promotor 5 | Functie | |
…….. | …….. | …….. | …….. |
6.3. Identificatie en bankgegevens van de coördinerende instelling zoals op te nemen in het contract mits selectie voor betoelaging
Ondernemingsnummer : |
Vestigingseenheidsnummer : |
IBAN : |
BIC : |
Naam en adres van de rekeninghouder : |
7. REFERENTIELIJST
NB: hebt u de onderstaande voorwaarden gerespecteerd? Indien niet, zal uw projectvoorstel onontvankelijk verklaard worden: - tijdige indiening: ten laatste op vrijdag 24 september 2021 om 12u ’s middags stipt - de aanvraag mag maximaal 30 bladzijden tellen, exclusief de titelpagina en de identificatie van de promotoren, maar inclusief de budgettabellen - het lettertype van de tekst (Times New Roman, lettergrootte 12) mag niet worden gewijzigd - de aanvraag moet opgesteld zijn ofwel in één of een combinatie van de landstalen, ofwel volledig in het Xxxxxx. | Datum, naam en handtekening van de coördinator, in naam van het consortium |
Bijlage 6 Model RI “Expression of Interest” (fase 1)
Submit this form electronically (Word and searchable pdf) to: |
CONFIDENTIAL |
Contractual Research Euphresco call EXPRESSION OF INTEREST (RI-PROJECT step 1) XXX. 4 PAGES (excluding the title page and identification of the consortium) |
1. TITLE OF THE PROJECT PROPOSAL
[CODE AND TITLE OF THE TRANSNATIONAL TOPIC]
[Title of the Belgian consortium’s project proposal] [proposed acronym]
2. IDENTIFICATION OF THE COORDINATOR Surname :
First name :
Title :
Institution and department :
Address for correspondence :
(Mobile) Phone :
E-mail :
Will this research be conducted in a consortium of Belgian research institutions (with the partners included in the budget)? If yes, please list the other promoters here (name, institution and e-mail address)
3. EXPRESSION OF INTEREST – PROPOSAL DETAILS
3.1 Description of the context of this project proposal, taking into account the topic description (about 20 lines)
3.2 Proposed transnational project outline (about 15 lines)
Please outline the transnational project approach you would propose to the future transnational research consortium in order to reach the objectives of the topic. The specific Belgian tasks are to be described under 3.3.
3.3 Research capacity (about 30 lines)
Please describe your own research capacity within the project. Which part of the proposed transnational project programme could you address? Which research questions / objectives could you address? Consequently, which work packages / tasks do you propose to address? Which infrastructure and staff (qualification, proposed number of person-months) can you deploy?
3.4 Expertise and experience (about 30 lines)
Please describe the relevant expertise and experience that you have in the topic area. Please list up to 5 key relevant publications per partner.
4. BUDGETARY INFORMATION
Please refer to the important information in Annex 7.
The requested research grant must be rounded up to an amount in k€. The percentage of co-funding should be dropped to 2 decimals.
4.1 Total duration of the proposed project … months
4.2 Total budget for this project proposal € …….
4.3 Requested research grant € …….
4.4 In which case: percentage of co-funding …… %
In which case: origin of the co-funding
NB: have the conditions listed below been respected? If not, your Expression of Interest will be considered ineligible: - timely submission: by Friday April 30th, 2021, 12 noon sharp - the application shall consist of no more than 4 pages, excluding the title page and the identification of the promoters - the font of the text (Times New Roman, font size 12) may not be modified - the application is drawn up entirely in English - only Belgian research institution may participate in the consortium proposed by this Expression of Interest. | Date, name and signature of the coordinator, on behalf of the consortium |
Bijlage 7 Belangrijke informatie i.v.m. het budget
1. Algemeen
• We raden u ten stelligste aan uw boekhoudkundige dienst te betrekken bij de opmaak van uw budgetvoorstel.
• Behalve de hier vermelde informatie kan ook de informatie vermeld in hoofdstuk 5 van het vademecum nuttig zijn (zie website xxx.xxxxxx.xxxxxxx.xx/xxxxxxxxxxxx- onderzoek, onder “projectopvolging”).
• De uitgaven die door deze toelage worden gedekt, dienen te gebeuren conform de wettelijke en reglementaire bepalingen betreffende de overheidsopdrachten (zie xxxxx://xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxx.xx/xx of xxxx://xxx.xxxxxxx.xx/xx/xxxxxxxx/xxxxxxxxxxxxxxxxxxx). Dit geldt in het bijzonder bij aankopen en onderaannemingen.
2. Betoelaagd bedrag
• De gevraagde toelage en de verdeling ervan dient in overeenstemming te zijn met de reële kosten in relatie tot de duur, de aard, de benodigde uitrusting en expertise van het onderzoek noodzakelijk om de nagestreefde doelstellingen te bereiken.
• Voor RT-projectvoorstellen mag de aangevraagde toelage de maximale toelage vermeld in de themaomschrijving (bijlage 1) niet overschrijden.
• Het bedrag van de gevraagde toelage mag in het gedetailleerde projectvoorstel (fase 2) niet hoger zijn dan het bedrag vermeld in de intentieverklaring (fase 1).
• De gevraagde toelage moet afgerond worden naar een bedrag in k€, indien niet zal het bedrag automatisch afgerond worden door onze diensten (bv. een gevraagde toelage van de € 215.321 zal afgerond worden naar € 215.000).
• Bij de opmaak van het budget dient u er zich van bewust te zijn dat alle niet-forfaitaire uitgaven, zowel deze ten laste van de FOD als deze van eigen bijdragen, zullen gecontroleerd worden aan de hand van te leveren verantwoordingsstukken.
• Maximaal aandeel van de toegekende toelagen: 100% (KB 18/11/2015).
• Elke financiële inbreng is in principe aanvaardbaar als eigen inbreng voor zover deze geen aanleiding geeft tot belangenvermenging en niet afkomstig is uit middelen van de federale overheid. Daarnaast dient er ook rekening gehouden te worden met de beperkingen beschreven in de onderstaande paragrafen 3, 4 en 5.
3. Personeelskosten
• Enkel personeelskosten van medewerkers van Belgische onderzoeksinstellingen kunnen ingebracht worden. Buitenlandse expertise kan enkel worden ingebracht via onderaanneming.
• Personeelskosten voor de coördinator en de promotoren kunnen niet worden ingebracht in het projectbudget, noch ten laste van de FOD, noch als eigen inbreng.
• Alle personeelskosten gerelateerd aan de uitvoering van het project, uitgezonderd deze voor de coördinator en de promotoren, moeten worden weergegeven onder deze rubriek. Uitzonderingen hierop zijn de loonkosten inbegrepen in het budget voor
onderaannemingen.
Indien uw project geselecteerd wordt voor betoelaging, zullen personeelskosten die ingecalculeerd zijn binnen werkingskosten (bv. bij analysekosten) bij de financiële rapportering geweigerd worden.
• Om doctoraatsbeurzen als eigen inbreng te kunnen beschouwen, moeten deze gefinancierd worden met eigen middelen van de betrokken onderzoeksinstelling, of afkomstig zijn van een financieringsbron buiten de federale overheid.
• De personeelskosten worden berekend aan de hand van de barema’s van de instellingen waar het personeel wordt tewerkgesteld.
• In het gedetailleerde budget wordt het barema, de anciënniteit en de tijdsbesteding aan het project (in mensmaanden) per kalenderjaar opgegeven. Indien de personen nominaal bekend zijn, moet hun naam meegedeeld worden.
• De personeelskosten worden opgesplitst in brutowedden enerzijds, en andere loonkosten anderzijds. Voor bursalen, die per definitie geen werknemer zijn, worden alle kosten samen weergegeven in hetzelfde artikel.
3.1 Betoelaagde personeelskosten
De volgende personeelskosten kunnen betoelaagd worden:
- geïndexeerde bruto maandwedde of beursbedrag (inclusief en indien van toepassing werknemersbijdrage RSZ, bedrijfsvoorheffing en desgevallend de werknemersbijdrage van maaltijdcheques);
- werkgeversbijdrage RSZ, vakantiegeld en eindejaarspremie;
- andere loonkosten, indien van toepassing, zijnde:
o wettelijke verzekeringen (bijvoorbeeld voor arbeidsongevallen);
o wettelijk verplichte vergoedingen of uitkeringen als toeslag op het salaris (bijvoorbeeld haard- en standplaatstoelagen indien van toepassing, tweetaligheidspremie, via CAO geregelde voordelen van allerlei aard, …);
o wettelijk bepaalde tussenkomsten in het woon-werkverkeer op basis van de prijs van een abonnement voor openbaar vervoer (voor wat betreft de trein: abonnement 2de klasse);
o fietsvergoedingen zoals vermeld op de loonfiche of de individuele jaarrekening overeenkomstig het wettelijk tarief van de Federale Overheid;
o Indien van toepassing, de forfaitaire bijdrage uit hoofde van de prestaties van de preventieadviseurs van de Externe Diensten voor Preventie en Bescherming op het Werk (KB 27 maart 1998, KB 28 mei 2003 gezondheidstoezicht).
3.2 Niet-betoelaagde personeelskosten
De volgende kosten (niet-limitatieve lijst) kunnen niet betoelaagd worden tenzij deze wettelijk zijn vastgesteldi:
- extralegale verzekeringskosten (hospitalisatie, groepsverzekering,…);
- administratiekosten sociaal secretariaat;
- extralegale voordelen (overuren, werkgeversbijdrage maaltijdcheques, bedrijfswagen, voordelen in natura, aanvullende gezinsvergoedingen, vergoedingen voor kinderopvang,
- representatiekosten, werkkledij, extralegaal pensioen, extralegale premies);
- zitpenningen.
i Bijvoorbeeld wetgeving voor personeel van overheidsdiensten vastgelegd in een KB of decreet gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad, CAO die via een publicatie in het Belgisch Staatsblad algemeen verbindend verklaard is
4. Werkingskosten
Werkingskosten zijn projectgebonden kosten die worden gemaakt met het oog op de aankoop en/of het operationele gebruik van goederen of diensten, en kosten die rechtstreeks verband houden met de projectactiviteiten.
De werkingskosten worden opgesplitst in courante werkingskosten en specifieke werkingskosten.
4.1 Courante werkingskosten
De courante werkingskosten zijn forfaitair, en omvatten gangbare uitgaven verbonden aan de uitvoering van het project, zoals:
- gewone benodigdheden en producten voor het laboratorium (vb. glaswerk, pipetten, schoonmaakmiddelen), de werkplaats (vb. recipiënten, karren, gangbaar gereedschap) en het kantoor (vb. perforators, inktpatronen);
- documentatie (vb. aankoop boeken, vergoeding voor de bestelling van wetenschappelijke artikels);
- verplaatsingen en verblijven in België en in het buitenland;
- gebruik van computers;
- gangbare software;
- …
Onder de courante werkingskosten kunnen geen eigen bijdragen worden begroot.
Het bedrag van deze werkingsuitgaven wordt op forfaitaire wijze vastgelegd op basis van een percentage van de door de FOD Volksgezondheid betoelaagde personeelskosten. Dit percentage mag voor de coördinator de 15% en voor de andere promotoren de 10% van de eigen betoelaagde personeelskosten niet overschrijden.
4.2 Specifieke werkingskosten
Specifieke werkingskosten omvatten alle bijzondere werkingskosten direct verbonden aan de uitvoering van het project. Specifieke werkingskosten zijn onder meer:
- gebruikskosten voor apparatuur (met inbegrip van specifieke informatica-uitrusting nodig voor het gebruik van deze apparatuur);
- onderhoudskosten van apparatuur;
- analysekosten;
- onderaannemingen.
a) De gebruikskosten voor apparatuur verworven via aankoop of via huurkoop worden berekend volgens de formule:
𝑎𝑎𝑛𝑘𝑜𝑜𝑝𝑝𝑟𝑖𝑗𝑠
𝑎𝑓𝑠𝑐ℎ𝑟𝑖𝑗𝑣𝑖𝑛𝑔𝑠𝑝𝑒𝑟𝑖𝑜𝑑𝑒 𝑖𝑛 𝑚𝑎𝑎𝑛𝑑𝑒𝑛
× 𝑎𝑎𝑛𝑡𝑎𝑙 𝑚𝑎𝑎𝑛𝑑𝑒𝑛 𝑔𝑒𝑏𝑟𝑢𝑖𝑘 𝑏𝑖𝑛𝑛𝑒𝑛 ℎ𝑒𝑡 𝑝𝑟𝑜𝑗𝑒𝑡 × % 𝑔𝑒𝑏𝑟𝑢𝑖𝑘 𝑣𝑜𝑜𝑟 ℎ𝑒𝑡 𝑝𝑟𝑜𝑗𝑒𝑐𝑡
waarbij de afschrijvingsperiode (economische levensduur) deze is zoals weergegeven in uw boekhouding. Voor wetenschappelijke apparatuur is dit in regel tussen 5 en 10 jaar.
Een voorbeeld
- u beschikt over een toestel dat bij aankoop € 30.000 kost
- het toestel wordt afgeschreven op 60 maanden
- hoewel de looptijd van het project 36 maanden is, zal het toestel slechts gedurende 10 maanden hiervoor gebruikt worden
- gedurende deze 10 maanden zal het toestel ook nog voor andere projecten ingezet worden, het gemiddelde gebruikspercentage voor het betreffende project in deze periode bedraagt 20%
De gebruikskosten worden als volgt berekend:
𝑔𝑒𝑏𝑟𝑢𝑖𝑘𝑠𝑘𝑜𝑠𝑡𝑒𝑛 =
€ 30.000
60 𝑚𝑎𝑎𝑛𝑑𝑒𝑛
× 10 𝑚𝑎𝑎𝑛𝑑𝑒𝑛 × 0,2 = € 1.000
b) Bij huur van apparatuur worden de gebruikskosten als volgt berekend:
𝑚𝑎𝑎𝑛𝑑𝑒𝑙𝑖𝑗𝑘𝑠𝑒 ℎ𝑢𝑢𝑟𝑘𝑜𝑠𝑡 × 𝑎𝑎𝑛𝑡𝑎𝑙 𝑚𝑎𝑎𝑛𝑑𝑒𝑛 𝑔𝑒𝑏𝑟𝑢𝑖𝑘 𝑏𝑖𝑛𝑛𝑒𝑛 ℎ𝑒𝑡 𝑝𝑟𝑜𝑗𝑒𝑐𝑡
× % 𝑔𝑒𝑏𝑟𝑢𝑖𝑘 𝑣𝑜𝑜𝑟 ℎ𝑒𝑡 𝑝𝑟𝑜𝑗𝑒𝑐𝑡
Indien het toestel in bovenstaande voorbeeld gehuurd wordt voor € 600 per maand, wordt de gebruikskost als volgt berekend:
𝑔𝑒𝑏𝑟𝑢𝑖𝑘𝑠𝑘𝑜𝑠𝑡𝑒𝑛 = € 600 × 10 𝑚𝑎𝑎𝑛𝑑𝑒𝑛 × 0,2 = € 1.200
c) De kosten voor onderaanneming omvatten de kosten die een promotor betaalt aan een derde partij, voor de uitvoering van taken of het leveren van diensten waarvoor bijzondere wetenschappelijke of technische bekwaamheden vereist zijn en die buiten de gewone activiteiten van het consortium liggen.
Onderaanneming wordt slechts aanvaard indien
- deze een aantoonbare meerwaarde biedt aan het project;
- de onderaannemer de kernactiviteit niet overneemt en aldus slechts een deeltaak van het project op zich neemt;
- het bedrag voor de onderaanneming niet hoger is dan 25% van de totale toelage van de betrokken promotor;
- de budgettaire informatie hieromtrent gedetailleerd beschreven wordt;
- het budget voor de onderaanneming niet als forfaitair (in % van de totale begroting) wordt beschreven.
Indien er voor één of meerdere partners geen of onvoldoende courante werkingskosten kunnen worden ingebracht omwille van een te beperkt of ontbrekend betoelaagd personeelsbudget, kunnen kosten zoals voor binnenlandse of buitenlandse dienstreizen ingebracht worden als specifieke werkingskosten, op voorwaarde dat dit goed verantwoord kan worden.
5. Algemene kosten
De algemene kosten dekken de kosten inzake administratie, telefoon, post, onderhoud van de lokalen, verwarming, verlichting, elektriciteit, huur of verzekering.
Onder algemene kosten kunnen geen eigen bijdragen begroot worden.
Deze algemene kosten dienen forfaitair berekend te worden op basis van maximaal 10% van de door de FOD Volksgezondheid betoelaagde personeelskosten.
Bijlage 8
Model voor het budgettair overzicht
(Excel formulier toe te voegen aan het gedetailleerde RT-projectvoorstel en aan het gedetailleerde RF-projectvoorstel in fase 2)
Type kosten | [Identificatie Coördinator] | [Identificatie Promotor 2] | [Identificatie Promotor 3] | [Identificatie Promotor 4] | Totaal per post |
Personeel | |||||
Werking | |||||
Algemeen | |||||
Totaal per partner | |||||
Eigen inbreng | |||||
% eigen inbreng | |||||
Toelage FOD | |||||
% toelage FOD |
Bijlage 9
Model voor de gedetailleerde budgettaire informatie
(Excel formulier toe te voegen aan het gedetailleerde RT-projectvoorstel en aan het gedetailleerde RF-projectvoorstel in fase 2)
Alle promotoren van het consortium moeten worden vermeld voor elke uitgavencategorie, ook als er voor deze promotor binnen deze uitgavencategorie geen uitgaven voorzien zijn (=PM).
Eigen inbreng aanduiden met *
4.1. | Personeelskosten | 0 | |||
jaar | ancienn. in jaren | aantal mensmaanden | budget in euro | ||
4.1.1. | Dienst van X (Affiliatie) | 0 | |||
4.1.1.1. | N. | 0 | |||
Bursaal | 2022 | [0] | [3] | … | |
2023 | [1] | [12] | … | ||
…. | |||||
4.1.1.2. | N. | 0 | |||
Barema | 2022 | [4] | [1] | … | |
2023 | [5] | [9] | … | ||
… | …. | … | |||
4.1.1.3. | - dubbel verlofgeld | … | |||
- patronale bijdragen (RSZ, verzekeringen) | |||||
- eindejaarstoelage | |||||
- andere | |||||
4.1.2. | Dienst van Y (Affiliatie) | 0 | |||
4.1.2.1. | N. | 0 | |||
Barema | 2022 | [4] | [3] | … | |
2023 | [5] | [12] | … | ||
… | …. | … | … |
4.1.2.2. | - dubbel verlofgeld | … | |||
- patronale bijdragen (RSZ, verzekeringen) | |||||
- eindejaarstoelage | |||||
- andere | |||||
4.1.2.3. | N. | 0 | |||
Barema | 2022 | [4] | [1] | … | |
2023 | [5] | [9] | … | ||
… | … | … | … | ||
4.1.2.4. | - dubbel verlofgeld | … | … | ||
- patronale bijdragen (RSZ, verzekeringen) | |||||
- eindejaarstoelage | |||||
- andere | |||||
4.2. | Werkingskosten | 0 | |||
4.2.1. | Dienst van X (Affiliatie) | 0 | |||
4.2.1.1. | Courante werkingskosten (forfaitair) | … | |||
4.2.1.2. | Specifieke werkingskosten | 0 | |||
4.2.1.2.1. | vb.: Reagentia voor PCR | … | |||
4.2.1.2.2. | … | … | |||
… | |||||
4.2.2. | Dienst van Y (Affiliatie) | 0 | |||
4.2.2.1. | Courante werkingskosten (forfaitair) | … | |||
4.2.2.2. | Specifieke werkingskosten | 0 | |||
4.2.2.2.1. | vb.: Aankoop planten | … | |||
4.2.2.2.2. | vb.: Celculturen | … | |||
… | |||||
4.3. | Algemene kosten | 0 | |||
4.3.1. | Dienst van X (Affiliatie) | 0 | |||
4.3.1.1. | Overheadkosten | … | |||
4.3.2. | Dienst van Y (Affiliatie) | 0 | |||
4.3.2.1. | Overheadkosten | … | |||
TOTAAL | 0 |
Copyright:
Xxxxxx Xxxxxxxxxx - 000xx.xxx Lightfieldstudiosv - 000xx.xxx Xxxx Xxxxxxxx -000xx.xxx
Contact
Xxx Xxxxxx
DG Dier, Plant en Voeding – Cel Contractueel Onderzoek Tel : 00 000 00 00
Mail : xxxxxxxxxxxx.xxxxxxxxx@xxxxxx.xxxx.xx xxxxx://xxx.xxxxxx.xxxxxxx.xx/xx/xxxxxxxxxxxx-xxxxxxxxx
V.U. : Xxx Xxxxxx, Xxxxxxxxxxx 0/0, 0000 Xxxxxxx