Netto pensioenreglement
Netto pensioenreglement
Stichting Pensioenfonds Vliegend Personeel KLM
Versie 23.0 van 10 september 2021
1
INHOUDSOPGAVE
1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1 Definities 4
Artikel 2 Deelnemerschap 8
2 PENSIOENAANSPRAKEN
Artikel 3 Pensioenaanspraken 10
Artikel 4 Netto pensioenkapitaal en aanwending 10
Artikel 5 Netto nabestaandenpensioen bij overlijden tijdens het
deelnemerschap 11
Artikel 6 Netto wezenpensioen bij overlijden tijdens het
deelnemerschap 12
Artikel 7 Herverzekering 13
3 PREMIE NETTO PENSIOEN EN BELEGGINGEN
Artikel 8 Premie-inleg en premie overlijdensrisicodekking 14
Artikel 9 Beleggingen 16
Artikel 10 Beleggingskeuzes in de opbouwfase en zorgplicht 16
4 VERMINDERDE PRODUCTIE, OUDERSCHAPSVERLOF OF AANVULLEND GEBOORTEVERLOF EN NON-ACTIVITEIT
Artikel 11 Verminderde productie 17
Artikel 12 Ouderschapsverlof of aanvullend geboorteverlof 18
Artikel 13 Non-activiteit 18
5 EINDE DEELNEMERSCHAP 2
Artikel 14 Pensioenaanspraken bij voortijdige beëindiging deelnemerschap 19
Artikel 15 Xxxxxxxxxxxxxxxx 00
0 XXXXXX
Artikel 16 Afkoop netto pensioen bij emigratie 20
Artikel 17 Afkoop kleine ingegane netto pensioenen 21
7 BEËINDIGING PARTNERRELATIE
Artikel 18 Gevolgen scheiding voor netto pensioenkapitaal 21
Artikel 19 Gevolgen beëindiging partnerschap voor overlijdensrisicodekking 22
Artikel 20 Gevolgen beëindiging partnerrelatie na pensionering 22
8 KOSTEN
Artikel 21 Kosten ten laste van de (gewezen) deelnemer en de ex-partner 23
9 VARIABELE UITKERING BIJ PENSIONERING
Artikel 22 Omzetting van kapitaal in variabele uitkering 23
Artikel 23 Uitkering van variabel netto ouderdomspensioen 24
Artikel 24 Uitkering van variabel netto nabestaandenpensioen 24
Artikel 25 Jaarlijkse aanpassing variabele uitkering 25
Artikel 26 Uitkering van netto wezenpensioen na overlijden
van de gepensioneerde 25
10 TOESLAGVERLENING
Artikel 27 Toeslag op ingegaan netto nabestaandenpensioen en wezenpensioen 26
11 PENSIOENBETALINGEN
Artikel 28 Uitbetaling van netto pensioen 27
12 WIJZIGING PENSIOENREGELING EN KORTING RECHTEN
Artikel 29 | Wijziging pensioenregeling | 27 |
Artikel 30 | Korting van rechten | 27 |
13 FISCALE MAXIMERING
Artikel 31 Fiscale maximering van netto pensioen 28
14 SLOTBEPALINGEN
Artikel 32 Afkoop, beslag, overdracht, afkoop, inpandgeving 28
Artikel 33 Verplichting van de deelnemers 28
Artikel 34 Verstrekken van informatie door het Fonds 29
Artikel 35 Wijziging of correctie van pensioengegevens 29
Artikel 36 Fiscale heffingen etc. in het buitenland 29
Artikel 37 Geschillen en klachten 29
Artikel 38 Hardheidsclausule 29
Artikel 39 Inwerkingtreding 29
Bijlage 1 | Overgangsregeling inzake pensioenrichtdatum | 30 |
Bijlage 2 | Premietabel overlijdensrisicodekking | 31 |
Bijlage 3 | Inkoopfactoren variabele uitkering netto pensioen | 33 |
Bijlage 4 | Overgangsregeling voor de beleggingen van (gewezen) deelnemers | |
die op 1 januari 2017 binnen een periode van 10 jaar | ||
met pensioen gaan. | 34 | |
Bijlage 5 | Overzicht van uitvoeringskosten en beleggingskosten | 35 |
Bijlage 6 | Overgangsregeling risicodekking netto nabestaanden- en wezenpensioen | 36 |
Bijlage 7 | Uitvoeringsbesluit derde tijdelijke vrijstelling van premie-inleg | |
in verband met Coronacrisis | 37 |
BIJLAGEN:
3
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1 – Definities
In dit reglement wordt verstaan onder:
Aftoppingsgrens
Het maximale pensioengevende loon waarover in de basispensioenregeling pensioen kan worden opgebouwd. De aftoppingsgrens bedraagt per 1 januari 2015 € 100.000 (op basis van niet verminderde productie). Dit bedrag volgt met ingang van 1 januari 2016 het bedrag zoals dat jaarlijks per 1 januari bij ministeriële regeling wordt vastgesteld (2021: € 112.189).
Arbeidsongeschikte deelnemer
De werknemer die recht heeft op een invaliditeitspensioen op grond van de basispensioenregeling en die overeenkomstig de bepalingen van dit pensioenreglement in de netto pensioenregeling van het Fonds is opgenomen.
Basispensioenregeling
De pensioenregeling van het Fonds waarin de pensioenopbouw over het pensioengevend loon tot de aftoppingsgrens is geregeld.
Beëindiging partnerschap
1. echtscheiding of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed;
2. beëindiging van een geregistreerd partnerschap - anders dan door het aangaan van een huwelijk met dezelfde partner - met wederzijds goedvinden of door ontbinding op verzoek van één van de partijen;
4
3. beëindiging van het door KLM erkende samenlevingsverband als bedoeld in de basispensioenregeling, anders dan door overlijden of het aangaan van een huwelijk of een geregistreerd partnerschap met dezelfde partner. Het door KLM erkende samenlevingsverband is in ieder geval geëindigd op de datum waarop de erkenning volgens opgave van KLM is ingetrokken. In geval van een arbeidsongeschikte deelnemer is dit de datum die is vermeld in de schriftelijke overeenkomst die partijen met het oog op de beëindiging van de samenleving hebben gesloten, dan wel de datum die door één gewezen partner schriftelijk aan het Fonds is meegedeeld.
Bestuur
Het bestuur van het Fonds.
CAO
De Collectieve Arbeidsovereenkomsten die KLM met de werknemersorganisaties is overeengekomen voor KLM-vliegers.
Collectieve toedelingskring
De groep van gepensioneerden die het financiële resultaat met betrekking tot het beleggingsrendement, het effect van de wijziging van de marktrente op de verplichtingen van het Fonds, het sterfteresultaat en de ontwikkeling van de levensverwachting collectief deelt door middel van een collectief toedelingsmechanisme.
Deelnemer
De werknemer die overeenkomstig de bepalingen van dit pensioenreglement in de netto pensioenregeling van het Fonds is opgenomen.
Deelnemerstijd
De deelnemerstijd is de periode van deelname vanaf aanvang van het deelnemerschap aan dit pensioenreglement tot beëindiging van het deelnemerschap, rekening houdend met het bepaalde in artikel 10 van dit reglement inzake verminderde productie. De deelnemerstijd wordt in jaren, maanden en dagen nauwkeurig berekend. Bij onderbreking van de deelnemerstijd in verband met de indiening van een afstandsverklaring (artikel 2 van dit reglement), worden de afzonderlijke deelnemerstijden bij elkaar opgeteld.
Fonds
Stichting Pensioenfonds Vliegend Personeel KLM.
Gepensioneerde
Degene die recht heeft op een variabel netto ouderdomspensioen van het Fonds.
Gewezen deelnemer
De werknemer of gewezen werknemer door wie op grond van de netto pensioenovereenkomst geen pensioen meer wordt verworven en die bij beëindiging van de deelneming een aanspraak op het netto pensioenkapitaal jegens het Fonds heeft behouden.
Gewezen partner
De voormalige partner van de (gewezen) deelnemer van wie het partnerschap met de (gewezen) deelnemer is beëindigd.
Kind
Onder kind wordt in dit reglement verstaan:
1. het wettige of gewettigde kind van de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde; 5
2. het door de KLM erkende kind van de partner, mits:
> het kind jonger dan 18 jaar is op het moment van erkenning;
> de partner als ouder in een familierechtelijke betrekking tot het kind staat;
> het kind tot de gezamenlijke huishouding behoort van deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde en partner;
> de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde het kind als eigen kind verzorgt en opvoedt,
met dien verstande dat de erkenning van het kind onverminderd van kracht blijft zonder dat daartoe enige nadere handeling van het bestuur vereist is, indien de samenwonende partners hun partnerschap wettelijk laten registreren.
3. andere kinderen die naar het oordeel van het Bestuur door de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde als eigen kinderen worden opgevoed en verzorgd (zoals adoptiekinderen en pleegkinderen).
Netto factor
De factor als genoemd in artikel 5.16 van de Wet inkomstenbelasting 2001. Vanaf 1 januari 2020 bedraagt deze factor 0,5050.
Netto pensioen
Netto levenslang ouderdomspensioen, netto levenslang nabestaandenpensioen (partnerpensioen) en wezenpensioen.
Netto pensioenovereenkomst
Hetgeen tussen de werkgever en de werknemer is overeengekomen omtrent netto pensioen.
Partner
De partner als genoemd in de basispensioenregeling van het Fonds met wie de deelnemer is gehuwd of een geregistreerd partnerschap dan wel een door KLM erkend samenlevingsverband heeft.
Pensioendatum
De pensioenrichtdatum dan wel de andere (vervroegde of uitgestelde) datum waarop het pensioen van de basisregeling in zijn geheel ingaat. De uiterste pensioendatum is overeenkomstig de basispensioenregeling de dag waarop de deelnemende vlieger de leeftijd van 62 jaar bereikt dan wel de dag waarop de deelnemende purser AOW-gerechtigd wordt.
Pensioengerechtigde
Degene aan wie krachtens de netto pensioenovereenkomst zoals gesloten met de werkgever, een pensioen wordt uitgekeerd en die geen netto pensioen meer verwerft.
Pensioengevend loon
Het pensioengevend loon bedraagt 12 x het vaste maandsalaris vermeerderd met:
- 8% vakantietoeslag;
- 8,33% eindejaarsuitkering; 6
- 11% pensioenpremietoelage;
- levensloopbijdrage;
- premievrijvaltoelage in verband met de verlaging van het opbouwpercentage in de basispensioenregeling (staffel 1);
- premievrijvaltoelage in verband met de aftopping van de pensioenopbouw in de basispensioenregeling (staffel 2).
In afwijking hiervan bedraagt het pensioengevend loon van de ex-Martinair vlieger 12 x het vaste maandsalaris van de ex-Martinair vlieger (met inbegrip van een jaarbedrag van € 792 in verband met de vroegere overhevelingstoeslag) en vermeerderd met:
- 8% vakantietoeslag;
- 1,8% structurele eindejaarsuitkering;
- levensloopbijdrage;
- premievrijvaltoelage in verband met de verlaging van het opbouwpercentage in de basispensioenregeling (staffel 1 ex-Xxxxxxxxx xxxxxxxx);
- premievrijvaltoelage in verband met de aftopping van de pensioenopbouw in de basispensioenregeling (staffel 2).
Pensioengevend loon gedurende ziekte
Indien door ziekte een lager pensioengevend loon van toepassing is, wordt het pensioengevend loon gedurende de periode dat deze verlaging van toepassing is, gehandhaafd op het niveau dat van toepassing was onmiddellijk voorafgaand aan het intreden van de ziekte.
Pensioengevend loon tijdens arbeidsongeschiktheid
Tijdens arbeidsongeschiktheid wordt voor de uitvoering van dit reglement uitgegaan van het pensioengevend loon zoals dat laatstelijk voor het intreden van de arbeidsongeschiktheid is vastgesteld.
Voor de arbeidsongeschikte deelnemer van wie het invaliditeitspensioen tussen 1 januari 2006 en 1 januari 2015 is ingegaan, bedraagt het pensioengevend loon 12 x het vaste maandsalaris (zoals laatstelijk voor het intreden van de arbeidsongeschiktheid van toepassing) vermeerderd met:
- 8% vakantietoeslag;
- 8% eindejaarsuitkering;
- toelage op het invaliditeitspensioen in verband met de verlaging van het opbouwpercentage in de basispensioenregeling (staffel 1);
- toelage op het invaliditeitspensioen in verband met de aftopping van de pensioenopbouw in de basispensioenregeling (staffel 2).
Eventuele wijzigingen van de (premievrijval)toelagen (staffel 1 en 2) na het intreden van de ziekte/ arbeidsongeschiktheid, worden voor de vaststelling van het pensioengevend loon meegenomen.
Pensioengrondslag
Het pensioengevend loon boven de aftoppingsgrens.
Pensioenrichtdatum
De dag waarop de deelnemer de leeftijd van 58 jaar bereikt dan wel een eerdere dag zoals vastgelegd in de overgangsregeling van bijlage 1 bij dit reglement.
Pensioenuitvoerder 7
De pensioenuitvoerder in de zin van dit reglement is:
1. Het Fonds in het geval het netto pensioenkapitaal bij pensionering op of na 1 januari 2017 wordt omgezet in een variabele uitkering.
2. De door het bestuur aangewezen pensioenuitvoerder in de zin van de Pensioenwet in het geval dat het opgebouwde netto pensioenkapitaal op de pensioendatum wordt omgezet in een vaste uitkering van netto pensioen. In afwijking hiervan wordt het netto pensioenkapitaal op verzoek van de (gewezen) deelnemer en met toepassing van artikel 80 van de Pensioenwet voor de inkoop van een vaste uitkering van netto pensioen overgedragen aan een door de (gewezen) deelnemer gekozen pensioenuitvoerder in de zin van de Pensioenwet, mits deze keuze vóór de pensioendatum aan het Fonds kenbaar is gemaakt.
3. De door de (gewezen) deelnemer gekozen pensioenuitvoerder in de zin van de Pensioenwet waaraan bij voortijdige beëindiging van het deelnemerschap het in artikel 14 lid 3 van dit reglement bedoelde deel van het netto pensioenkapitaal wordt overgedragen.
Risicoprofiel
De inventarisatie van de persoonlijke en financiële gegevens van de (gewezen) deelnemer op grond waarvan wordt vastgesteld in welke mate de (gewezen) deelnemer beleggingsrisico kan en wil nemen.
Scheiding
1. echtscheiding of scheiding van tafel en bed;
2. beëindiging van een geregistreerd partnerschap met wederzijds goedvinden of door ontbinding op verzoek van één van de partijen.
Statuten
De statuten van het Fonds.
Tewerkstellingspercentage
De mate waarin de deelnemer werkzaam is. De tewerkstelling bedraagt 100% (fulltime dienstverband) dan wel een op grond van de CAO overeengekomen factor verminderde productie (90%, 80%, 66 2/3% of 50%).
Variabel netto nabestaandenpensioen
Het nabestaandenpensioen dat na overlijden van de gepensioneerde aan de partner van de gepensioneerde wordt uitgekeerd en waarvan de hoogte door het Fonds jaarlijks opnieuw wordt vastgesteld in verband met het in de collectieve toedelingskring behaalde beleggingsrendement, het effect van de wijziging van de marktrente op de verplichtingen van het Fonds, het sterfteresultaat en de levensverwachting.
Variabel netto ouderdomspensioen
Het netto ouderdomspensioen dat ingaat op de pensioendatum en waarvan de hoogte door het Fonds jaarlijks opnieuw wordt vastgesteld in verband met het in de collectieve toedelingskring behaalde beleggingsrendement, het effect van de wijziging van de marktrente op de verplichtingen van het Fonds, het sterfteresultaat en de levensverwachting.
8
Variabele uitkering
De uitkering van variabel netto ouderdomspensioen en variabel netto nabestaandenpensioen op grond van artikel 10a lid 2 van de Pensioenwet.
Vaste uitkering
Een vastgestelde uitkering als vermeld in artikel 10a lid 1 van de Pensioenwet.
Werkgever
Koninklijke Luchtvaart Maatschappij NV.
Werknemer
De persoon met een onder de CAO vallende arbeidsovereenkomst, mits deze als werknemer in de zin van de Pensioenwet kan worden aangemerkt.
Artikel 2 – Deelnemerschap
1. Deelnemer aan de netto pensioenregeling is de deelnemer aan de basispensioenregeling van het Fonds met een pensioengevend loon (op fulltime basis) boven de aftoppingsgrens, tenzij de deelnemer aan de basispensioenregeling en de partner - op een door het Fonds ter beschikking gesteld formulier - te kennen hebben gegeven dat afstand wordt gedaan van deelname aan de netto pensioenregeling.
2. Door deelname aan de netto pensioenregeling zijn de aanspraken verzekerd als vermeld in artikel 3 lid 1. Gedeeltelijke deelname is niet mogelijk.
3. Aanvang deelnemerschap
Deelname aan de netto pensioenregeling vangt aan:
- op 1 januari 2015 indien het pensioengevend loon (op fulltime basis) op deze datum hoger is dan de aftoppingsgrens, dan wel indien dit later is:
- per de eerste dag van de maand gelegen na de maand waarin het pensioengevend loon (op fulltime basis) hoger is geworden dan de aftoppingsgrens.
4. Einde deelnemerschap
Het deelnemerschap eindigt:
a. bij het overlijden van de deelnemer;
b. door voortijdige beëindiging van het dienstverband met de werkgever, anders dan door arbeidsongeschiktheid;
c. op de pensioendatum van de basispensioenregeling;
d. per de eerste dag van de tweede maand volgend op de maand waarin de deelnemer en de partner - op een door het Fonds ter beschikking gesteld formulier - te kennen hebben gegeven dat afstand wordt gedaan van verdere deelname aan de netto pensioenregeling.
e. per de eerste dag van de maand waarin het pensioengevend loon (op fulltime basis) is gedaald naar een bedrag beneden de aftoppingsgrens.
f. per de datum van vertrek van de deelnemer naar het buitenland indien de deelnemer gebruik maakt van de afkoopmogelijkheid bij emigratie als vermeld in artikel 16.
5. Intrekking afstandsverklaring
De deelnemer aan de basispensioenregeling die gezamenlijk met de partner heeft afgezien
van deelname aan de netto pensioenregeling, kan deze afstandsverklaring intrekken. Het verzoek tot intrekking wordt door de aanvrager gedaan op een door het Fonds beschikbaar
gesteld formulier. Naar aanleiding van het intrekkingsverzoek kan het Fonds een 9
onafhankelijke medisch specialist aanwijzen voor een verklaring omtrent de gezondheidstoestand van aanvrager. Het bepaalde in artikel 33 van dit reglement is hierbij op aanvrager van toepassing.
Het Fonds beslist op basis van de ingediende bescheiden of en per welke datum aanvrager als deelnemer kan worden toegelaten.
6. Tussen de datum van de afstandsverklaring en de datum van aanvang van het deelnemerschap ligt tenminste een periode van drie jaar, tenzij het bestuur van het Fonds anders beslist.
7. Intrekking afstandsverklaring en overlijdensrisicodekking
Indien de deelnemer binnen één jaar overlijdt nadat het deelnemerschap na intrekking van de afstandsverklaring is aangevangen, vindt geen uitkering van netto nabestaandenpensioen en netto wezenpensioen plaats. In afwijking hiervan kan het bestuur besluiten om toch tot uitkering van deze netto pensioenen over te gaan, indien het naar het oordeel van het bestuur voldoende aannemelijk is gemaakt dat het overlijden niet het redelijkerwijs te verwachten gevolg is geweest van een ziekte of gebrek waaraan de overledene reeds lijdende was bij bedoelde aanvang van het deelnemerschap.
HOOFDSTUK 2 PENSIOENAANSPRAKEN
Artikel 3 – Pensioenaanspraken
1. Omschrijving van de pensioenaanspraken
De deelnemer heeft met inachtneming van de overige bepalingen van dit pensioenreglement aanspraak op:
- netto pensioenkapitaal voor de inkoop van een variabele uitkering dan wel een vaste uitkering bij de pensioenuitvoerder als omschreven in artikel 1;
- levenslang netto nabestaandenpensioen ten behoeve van de partner in geval van overlijden tijdens het deelnemerschap en
- netto wezenpensioen ten behoeve van de kinderen in geval van overlijden tijdens het deelnemerschap dan wel in geval van overlijden nadat de variabele uitkering is ingegaan.
2. Karakter netto pensioenovereenkomst
De netto pensioenregeling is een vrijwillige regeling in de zin de Pensioenwet. De netto pensioenovereenkomst heeft het karakter van een premieovereenkomst (beschikbare premieregeling) in de zin van de Pensioenwet.
De aanspraken van de deelnemer op netto nabestaandenpensioen en netto wezenpensioen op risicobasis betreffen een uitkeringsovereenkomst in de zin van de Pensioenwet.
Artikel 4 – Netto pensioenkapitaal en aanwending
1. Hoogte kapitaal
De hoogte van netto pensioenkapitaal is afhankelijk van de premie-inleg op basis van het 10
bepaalde in artikel 8 lid 3, de behaalde rendementen op basis van de beleggingen genoemd in artikel 9 en 10 en de inhouding van kosten op grond van artikel 21.
2. Doorgeven keuze aanwending kapitaal 10 jaar vóór de pensioendatum
a. De deelnemer maakt 10 jaar vóór de pensioendatum op een door het Fonds ter beschikking gesteld formulier de keuze of het netto pensioenkapitaal op de pensioendatum naar verwachting voor een variabele uitkering dan wel voor een vaste uitkering wordt aangewend. De deelnemer ontvangt hiertoe een half jaar voor de betreffende datum een verzoek van het Fonds. Hierbij informeert het Fonds de deelnemer:
- over de gevolgen en risico’s van een variabele uitkering en een vaste uitkering;
- over het verwachte verloop van een variabele uitkering en een vaste uitkering op basis van een verwacht, een pessimistisch en een optimistisch scenario;
- dat het Fonds uit hoofde van de aanwending van het kapitaal op de pensioendatum zelf geen vaste uitkering van netto ouderdomspensioen en netto nabestaandenpensioen uitvoert.
Indien de deelnemer niet reageert op het verzoek van het Fonds om de keuze voor een variabele uitkering of een vaste uitkering kenbaar te maken, gaat het Fonds uit
van een keuze voor een vaste uitkering.
b. De deelnemer kan in de periode van 10 jaar voor de pensioendatum een aanpassing van de voorlopige keuze als genoemd onder a op een door het Fonds ter beschikking gesteld formulier aan het Fonds doorgeven.
3. Doorgeven keuze aanwending kapitaal bij pensionering
Uiterlijk twee maanden voor de pensioendatum maakt de deelnemer op een door het Fonds
ter beschikking gesteld formulier een definitieve keuze voor aanwending van het netto pensioenkapitaal in een variabele uitkering dan wel een vaste uitkering. De deelnemer ontvangt hiertoe een half jaar voor de pensioendatum een schriftelijk verzoek van het Fonds. Hierbij verstrekt het Fonds aan de deelnemer de informatie als vermeld in onderdeel a van lid 2.
Indien de deelnemer de keuze voor een variabele uitkering of vaste uitkering niet
uiterlijk twee maanden voor de pensioendatum aan het Fonds heeft doorgegeven, wordt de keuze op grond van lid 2 door het Fonds als de definitieve keuze aangemerkt.
4. Xxxxxxxx keuze aanwending kapitaal bij pensionering
Bij een keuze voor de variabele uitkering wordt het netto pensioenkapitaal op de pensioendatum binnen het Fonds aangewend voor een variabele uitkering als vermeld in hoofdstuk 9 van dit reglement en treedt de deelnemer toe tot de collectieve toedelingskring. Bij een keuze voor de vaste uitkering wordt het netto pensioenkapitaal overgedragen aan een andere pensioenuitvoerder als vermeld in artikel 1 voor de inkoop van een vaste uitkering van netto pensioen. In het laatste geval vindt inkoop plaats op basis van de bij de pensioenuitvoerder toepasselijke tarieven en uitkeringsvoorwaarden.
In afwijking van het hiervoor bepaalde, is op het deel van het netto pensioenkapitaal boven hetgeen nodig is om de fiscaal maximaal mogelijke netto pensioenen in te kopen het bepaalde in artikel 31 van toepassing.
5. Aanwending kapitaal na overlijden deelnemer
a. Bij overlijden van de deelnemer voor de pensioendatum ontvangen de partner en de
kinderen van het Fonds een netto nabestaandenpensioen en wezenpensioen als geregeld in de artikelen 5 en 6.
b. Het netto pensioenkapitaal wordt zoveel mogelijk en binnen de fiscale grenzen als bedoeld 11
in artikel 31 aangewend voor de verhoging van het netto nabestaandenpensioen en/of het netto wezenpensioen op grond van de artikelen 5 en 6. Voor de toepassing hiervan wordt onder netto pensioenkapitaal verstaan het kapitaal na verkoop van de beleggingen als vermeld in artikel 9 lid 3 (laatste volzin).
c. Het eventueel resterende kapitaal vervalt aan het Fonds.
Artikel 5 – Netto nabestaandenpensioen bij overlijden tijdens het deelnemerschap
1. Hoogte
Bij overlijden van de deelnemer bedraagt het levenslange netto nabestaandenpensioen (met inachtneming van het bepaalde in lid 2) de som van 0,907% van de tijdens de deelnemerstijd in elk afzonderlijk deelnemersjaar geldende pensioengrondslag vermenigvuldigd met de netto factor. In deze pensioengrondslag is de (premievrijval)toelage in verband met de aftopping van het pensioengevend loon in de basispensioenregeling (staffel 2) niet begrepen.
Bij de bepaling van de deelnemerstijd wordt van de veronderstelling uitgegaan dat het deelnemerschap ongewijzigd (op basis van de laatstelijk voor het overlijden vastgestelde pensioengrondslag) zou hebben voortgeduurd tot de dag waarop de deelnemer de pensioendatum zou hebben bereikt.
De risicodekking van het netto nabestaandenpensioen over de verstreken deelnemerstijd op 31 december van enig jaar, wordt op 1 januari van het daarop volgende jaar - voor het eerst op 1 januari 2020 - verhoogd met de maatstaf (wijziging in het loonindexcijfer) als omschreven in artikel 27 lid 1. Met betrekking tot de verhoging op 1 januari 2020 is een overgangsregeling van toepassing die is vastgelegd in Bijlage 6 van dit reglement.
Het netto nabestaandenpensioen kent tijdens het deelnemerschap een zuiver risicokarakter; het heeft geen opbouwwaarde.
2. Ingang en einde uitkering
Het netto nabestaandenpensioen gaat in op de dag na het overlijden van de deelnemer. Na het overlijden van een arbeidsongeschikte deelnemer gaat het netto nabestaandenpensioen in op de eerste dag van de maand volgende op de maand van overlijden.
De uitkering loopt door tot en met het einde van de maand waarin de partner overlijdt.
3. Geen recht op netto nabestaandenpensioen
Geen recht op netto nabestaandenpensioen bestaat indien de ingang van bedoeld pensioen het gevolg is van enig misdrijf, gepleegd door de begunstigde of waaraan de begunstigde medeplichtig is geweest, een en ander voor zover het pensioen die begunstigde ten goede zou komen.
Artikel 6 – Netto wezenpensioen bij overlijden tijdens het deelnemerschap
1. Hoogte wezenpensioen
Bij overlijden van de deelnemer bedraagt de hoogte van het netto wezenpensioen
a. de som van 0,263% van de in elk afzonderlijk deelnemersjaar geldende pensioengrondslag, vermenigvuldigd met de netto factor, dan wel (indien de uitkomst van b lager is);
b. de som van 0,308% van de in elk afzonderlijk deelnemersjaar geldende pensioengrondslag exclusief de (premievrijval)toelage in verband met de aftopping van het pensioengevend
loon in de basispensioenregeling, vermenigvuldigd met de netto factor. 12
Bij de bepaling van de deelnemerstijd wordt van de veronderstelling uitgegaan dat het deelnemerschap (op basis van de laatstelijk voor het overlijden vastgestelde pensioengrondslag) ongewijzigd zou hebben voortgeduurd tot de dag waarop de deelnemer de pensioendatum zou hebben bereikt.
De risicodekking van het netto wezenpensioen over de verstreken deelnemerstijd op
31 december van enig jaar, wordt op 1 januari van het daarop volgende jaar - voor het eerst op 1 januari 2020 - verhoogd met de maatstaf (wijziging in het loonindexcijfer) als omschreven in artikel 27 lid 1. Met betrekking tot de verhoging op 1 januari 2020 is een overgangsregeling van toepassing die is vastgelegd in Bijlage 6 van dit reglement.
Het netto wezenpensioen kent tijdens het deelnemerschap een zuiver risicokarakter; het heeft geen opbouwwaarde.
2. Ingang en einde uitkering
Het netto wezenpensioen gaat voor ieder pensioengerechtigd kind in op de dag na het overlijden van de deelnemer. Na het overlijden van een arbeidsongeschikte deelnemer gaat het netto wezenpensioen in op de eerste dag van de maand volgende op de maand van overlijden.
De uitkering van het wezenpensioen loopt door tot en met het einde van de maand waarin de 18de verjaardag van het kind valt. Als het kind een voltijdse opleiding als bedoeld in de basispensioenregeling volgt, loopt de uitkering van het wezenpensioen door tot en met het einde van de maand waarin de 27ste verjaardag van het kind valt. Als het kind eerder overlijdt of ophoudt met het volgen van de opleiding of studie, loopt de uitkering door tot en met het einde van de betreffende maand.
3. Beperking uitkering netto wezenpensioen
Per deelnemer bedraagt de jaarlijkse maximale uitkering aan wezenpensioen 6 maal het bedrag van het wezenpensioen per kind. Bij meer dan 6 rechthebbende kinderen wordt het maximum bedrag naar rato onder de rechthebbende kinderen verdeeld.
4. Geen recht op netto wezenpensioen
Geen recht op netto wezenpensioen bestaat indien de ingang van bedoeld pensioen het gevolg is van enig misdrijf, gepleegd door de begunstigde of waaraan de begunstigde medeplichtig is geweest, een en ander voor zover het pensioen die begunstigde ten goede zou komen.
Artikel 7 – Herverzekering
1. Overlijdensrisicodekkingen
Het Fonds is bevoegd om haar verplichtingen met betrekking tot de overlijdensrisicodekkingen (artikelen 5 en 6) geheel of gedeeltelijk te herverzekeren door het sluiten van (her)verzekeringsovereenkomsten met één of meer verzekeraars zoals bedoeld in de Pensioenwet.
2. Variabele uitkering
Het Fonds kan door de toezichthouder worden verplicht om de variabele uitkering te herverzekeren.
3. Toepasselijke verzekeringsvoorwaarden
In geval van herverzekering zijn de verzekeringsvoorwaarden van de verzekeraar op de 13
deelnemers en de pensioengerechtigden van toepassing.
4. Inzage verzekeringsvoorwaarden
De verzekeringsvoorwaarden liggen voor alle belanghebbenden ter inzage bij het Fonds. Een kopie van de verzekeringsvoorwaarden wordt op verzoek aan de belanghebbende verstrekt.
HOOFDSTUK 3 PREMIE NETTO PENSIOEN EN BELEGGINGEN
Artikel 8 – Premie-inleg en premie overlijdensrisicodekking
1. Maandelijkse premie-inleg
Maandelijks wordt door de werkgever een premie op het netto loon van de deelnemer ingehouden en aan het Fonds afgedragen. Voor de arbeidsongeschikte deelnemer wordt de premie door het Fonds op het netto invaliditeitspensioen ingehouden.
2. Vaststelling hoogte van de maximale premie-inleg
De maximale hoogte van de premie is afhankelijk van de leeftijd en de pensioengrondslag van de deelnemer.
De premie wordt voor het eerst vastgesteld per de datum van aanvang van het deelnemerschap. Vervolgens wordt de premie maandelijks vastgesteld, met dien verstande dat geen premievaststelling plaatsvindt over de maand waarin de deelnemer de pensioendatum als vermeld in artikel 1 bereikt.
Als leeftijd van de deelnemer in enige maand wordt in aanmerking genomen de leeftijd die de deelnemer in diezelfde maand heeft bereikt.
De pensioengrondslag zoals vermeld in artikel 1 wordt gedeeld door 12 (maanden).
De maximale premie wordt met ingang van 1 januari 2020 vastgesteld op basis van de volgende tabel:
14
Leeftijdsklassen tot 67 jaar | Percentage van de door 12 gedeelde pensioengrondslag | |
20 tot en met 24 | 4,6% | |
25 tot en met 29 | 5,4% | |
30 tot en met 34 | 6,1% | |
35 tot en met 39 | 7,0% | |
40 tot en met 44 | 8,1% | |
45 tot en met 49 | 9,3% | |
50 tot en met 54 | 10,8% | |
55 tot en met 59 | 12,4% | |
60 tot en met 64 | 14,2% |
De in de tabel vermelde percentages worden verhoogd met een door het bestuur te bepalen opslag voor uitvoeringskosten.
Aanpassingen van de in de tabel genoemde percentages hebben geen terugwerkende kracht.
Aan het gebruik van de voorgenoemde (3%) staffel zijn de voorwaarden verbonden zoals opgenomen in artikel 31 inzake fiscale maximering.
3. Hoogte feitelijke premie-inleg vanaf 1 januari 2016
a. Ingaande 1 januari 2016 tot uiterlijk 1 januari 2020 bedraagt de maandelijkse premie-inleg:
- het met de netto factor vermenigvuldigde totaalbedrag van de premievrijvaltoelagen (staffel 1 en 2) als vermeld in het begrip pensioengevend loon van artikel 1, verhoogd met
- de door het bestuur te bepalen opslag voor uitvoeringskosten zoals vermeld in lid 2.
De maandelijkse premie-inleg kan evenwel nooit meer bedragen dan het maximale premiebedrag op grond van lid 2.
b. In het geval de premie-inleg op grond van het bepaalde onder a minder bedraagt dan de maximale premie-inleg op grond van lid 2, heeft de deelnemer de eenmalige keuzemogelijkheid om de maximale premie op grond van lid 2 in te leggen. De keuze voor de maximale premie-inleg moet uiterlijk vóór een door het bestuur te bepalen datum aan het Fonds worden doorgegeven en geldt tot 1 januari 2020 of tot de eerdere datum van beëindiging van het deelnemerschap. De keuzemogelijkheid voor de maximale premie-inleg is eveneens van toepassing indien het deelnemerschap aanvangt tussen 1 januari 2016 en 1 januari 2020.
c. In alle gevallen is vanaf 1 januari 2020 de maximale premie-inleg op grond van lid 2 op de deelnemer van toepassing.
4. Premievaststelling over een gedeelte van een maand
In geval van voortijdige beëindiging van het deelnemerschap dan wel overlijden van de deelnemer in de loop van een maand, wordt de betreffende maandpremie over de periode tot de beëindiging van het deelnemerschap naar rato vastgesteld.
5. Aanwending premie
De premie wordt - na onttrekking van de premies voor de overlijdensrisicodekking als vermeld in lid 6 van dit artikel en de uitvoeringskosten op grond van artikel 21 lid 1 - op een beleggingsrekening ten name van de deelnemer geboekt.
6. Premie overlijdensrisicodekking
Voor de dekking van het overlijdensrisico (netto nabestaandenpensioen en wezenpensioen) is de deelnemer met een partner een risicopremie verschuldigd die op de premie-inleg (inclusief
de opslag voor uitvoeringskosten) als vermeld in lid 3 van dit artikel in mindering wordt 15
gebracht. De hoogte van deze risicopremie is vermeld in de bijlage 2 bij dit reglement. Bij aanvang van het huwelijk, geregistreerd partnerschap of een door KLM erkend samenlevingsverband in de loop van een maand, wordt de premie voor de overlijdensrisicodekking over deze maand naar rato vastgesteld. Bij beëindiging van het
partnerschap in de loop van een maand wordt de premie overeenkomstig het bepaalde in artikel 19 lid 2 vastgesteld.
7. Procedure is geval van een niet of niet volledig incasseerbare premie
In geval de op grond van lid 3 vastgestelde maandpremie niet of niet geheel op het netto loon dan wel het netto invaliditeitspensioen van de deelnemer kan worden ingehouden, past het Fonds (behoudens in geval van ouderschapsverlof en non-activiteit als vermeld in artikel 12 en 13) de volgende regels toe:
a. Aan een gedeeltelijk geïncasseerde premie worden - overeenkomstig het bepaalde in lid 5 - de premie voor de overlijdensrisicodekking en de uitvoeringskosten onttrokken, waarna het resterende bedrag op de beleggingsrekening ten name van de deelnemer geboekt.
b. Indien een gedeeltelijk geïncasseerde premie niet voldoende is om de premie voor de overlijdensdekking en de uitvoeringskosten hieraan te kunnen onttrekken of de
premie in zijn geheel niet geïncasseerd kan worden, kan er ten laste van de deelnemer een verkoop van beleggingen als vermeld in artikel 9 plaatsvinden en wel zodanig dat uit de opbrengst van deze verkoop de premie voor de overlijdensrisicodekking en de uitvoeringskosten kunnen worden voldaan.
c. Niet geïncasseerde premie wordt bij een volgende uitbetaling van netto loon of netto invaliditeitspensioen met dit loon of invaliditeitspensioen verrekend en op de
beleggingsrekening ten name van de deelnemer geboekt.
Artikel 9 – Beleggingen
1. Algemeen uitgangspunt
Het Fonds belegt voor rekening en risico van de deelnemer overeenkomstig de door het bestuur vastgestelde procedures voor de beleggingen.
2. Standaard beleggingsmix
De premies die op de beleggingsrekening van de deelnemer worden geboekt, worden - behoudens een keuze voor een afwijkende beleggingsmix op grond van artikel 10 - belegd op grond van een standaard beleggingsmix. Het bestuur besluit over de beleggingsmix die binnen het beleggingsfonds wordt aangehouden. In de periode gelegen 10 jaar voor de pensioendatum wordt bij de beleggingen rekening gehouden met de keuze van de deelnemer als vermeld in artikel 4 lid 2 van dit reglement voor de aanwending van het pensioenkapitaal in een variabele of vaste uitkering.
3. Aankoop- en verkooptransacties
Aankooptransacties en verkooptransacties van de beleggingen vinden eenmaal per maand en zoveel als mogelijk gelijktijdig plaats. Voor de deelnemer die de pensioendatum bereikt en die op grond van artikel 4 lid 3 heeft gekozen voor een vaste uitkering, worden de beleggingen op de eerste werkdag van de maand van pensionering verkocht. Voor de deelnemer die de pensioendatum bereikt en op grond van artikel 4 lid 3 heeft gekozen voor een variabele uitkering, worden de beleggingen op de eerste werkdag van de maand waarin de pensioendatum is gelegen omgezet in een variabele uitkering die overeenkomstig artikel 23
op de pensioendatum ingaat. 16
Bij overlijden van de (gewezen) deelnemer vóór de pensioendatum worden de beleggingen op de eerste werkdag van de maand volgende op de maand van overlijden verkocht.
4. Koers aankoop- en verkooptransacties
Aankoop- en verkooptransacties vinden plaats op basis van de koers geldend op de een na laatste werkdag voorafgaand aan de transactiedatum.
5. Verrekening van kosten
Op het belegde (verevende) kapitaal worden kosten in mindering gebracht volgens het bepaalde in artikel 21 lid 2.
Artikel 10 – Beleggingskeuzes in de opbouwfase en zorgplicht
1. Afwijken van standaard beleggingsmix
Op verzoek van de deelnemer wordt in de opbouwfase van het netto pensioenkapitaal in afwijking van de standaard beleggingsmix belegd in een door het bestuur vastgestelde:
a. defensieve beleggingsmix, waarbij het risico en het rendement naar verwachting lager zijn dan bij de standaard beleggingsmix dan wel
b. offensieve beleggingsmix, waarbij het risico en het rendement naar verwachting hoger zijn dan bij de standaard beleggingsmix.
Het verzoek van de deelnemer kan in iedere maand in de opbouwfase worden ingediend op een door het Fonds ter beschikking gesteld formulier.
2. Risicoprofiel
Bij gebruikmaking van de keuzemogelijkheid zoals genoemd in het eerste lid stelt het Fonds conform artikel 52 van de Pensioenwet een risicoprofiel op dat wordt vastgelegd in het
deelnemersdossier. Het risicoprofiel wordt opgesteld aan de hand van een door de deelnemer in te vullen vragenlijst en te verstrekken aanvullende informatie.
3. Advisering op basis van risicoprofiel
Overeenkomstig het bepaalde in artikel 52 lid 3 van de Pensioenwet adviseert het Fonds de deelnemer op basis van het risicoprofiel over de spreiding van de beleggingen in relatie tot de duur van de periode tot de pensioendatum, waarbij het beleggingsrisico kleiner wordt naarmate de pensioendatum nadert. Het Fonds toetst het risicoprofiel tenminste iedere 5 jaar, bij een belangrijke gebeurtenis (voor zover bekend bij het Fonds) of op verzoek van de deelnemer.
4. Reikwijdte beleggingskeuze
De keuze van de deelnemer voor een bepaalde beleggingsmix geldt voor het totale saldo van de beleggingsrekening en kan door de deelnemer maandelijks worden gewijzigd door middel van een door het Fonds ter beschikking gesteld formulier.
5. Verwerking beleggingskeuze
Verwerking van de beleggingskeuze van de deelnemer geschiedt volgens de door het bestuur van het Fonds vastgestelde administratieve procedures voor de beleggingen.
6. Jaarlijks onderzoek
Het Fonds onderzoekt jaarlijks of de beleggingen van de deelnemer zich binnen de op basis van het risicoprofiel voorgestelde grenzen als vermeld in lid 3 bevinden en informeert de deelnemer hierover.
7. Extra kosten 17
Bij een keuze van de deelnemer voor een afwijkende beleggingsmix zijn de bepalingen in artikel 9 zoveel mogelijk van toepassing. De extra kosten die verband houden met de beleggingskeuzes op grond van dit artikel en de aanpassing van deze keuzes worden - op basis van het bepaalde in artikel 21 lid 2 - met het kapitaal van de deelnemer verrekend.
HOOFDSTUK 4 VERMINDERDE PRODUCTIE, OUDERSCHAPSVERLOF OF AANVULLEND GEBOORTEVERLOF EN NON-ACTIVITEIT
Artikel 11 – Verminderde productie
1. Deeltijd
Voor de deelnemer met een verminderde productie op grond van de CAO, wordt voor de vaststelling van de hoogte van de aanspraken en premies gehandeld als aangegeven in dit artikel.
2. Vaststelling pensioengevend loon
Het pensioengevend loon wordt vastgesteld door het loon bij verminderde productie te herleiden tot een fictief loon bij niet verminderde productie.
3. Factor verminderde productie
De factor verminderde productie bedraagt conform de basispensioenregeling 90%, 80%, 66 2/3% dan wel 50%.
Bij overgang van verminderde productie naar volledige productie - of omgekeerd - en bij
wijziging van de factor verminderde productie, zal de factor verminderde productie opnieuw worden vastgesteld.
4. Vaststelling premies
Voor de deelnemer met een verminderde productie wordt uitgegaan van het in lid 2 bedoelde pensioengevend loon en de aftoppingsgrens. De pensioengrondslag wordt vervolgens vermenigvuldigd met de volgens lid 3 vastgestelde factor verminderde productie, waarna de premie-inleg volgens het bepaalde in artikel 8 lid 3 en de risicopremie als vermeld in artikel 8 lid 6 worden bepaald. Voor de deelnemer met een verminderde productie die arbeidsongeschikt wordt, vindt de premievaststelling tijdens de periode van arbeidsongeschiktheid op overeenkomstige wijze plaats op basis van de laatstelijk voor het intreden van de arbeidsongeschiktheid geldende factor verminderde productie.
5. Deelnemerstijd
Bij de vaststelling van de deelnemerstijd voor de berekening van het netto nabestaandenpensioen en wezenpensioen, worden de factoren verminderde productie die in de afzonderlijke perioden hebben gegolden, evenals de duur van de perioden waarin deze van kracht zijn geweest, in aanmerking genomen.
Voor de bepaling van de toekomstige deelnemerstijd wordt uitgegaan van de factor verminderde productie op het moment van overlijden van de deelnemer. Voor de arbeidsongeschikte deelnemer wordt de toekomstige diensttijd mede bepaald op basis van de laatstelijk voor het intreden van de arbeidsongeschiktheid geldende factor verminderde productie.
Artikel 12 – Ouderschapsverlof of aanvullend geboorteverlof
18
1. Voortzetting deelnemerschap
Tijdens een tijdvak van ouderschapsverlof of aanvullend geboorteverlof, als omschreven in de CAO, heeft de deelnemer (in afwijking van de laatste volzin van lid 2 van artikel 2) de mogelijkheid om het deelnemerschap in de netto pensioenregeling voort te zetten op basis van het oorspronkelijke tewerkstellingspercentage en de pensioengrondslag zoals die golden voor aanvang van het ouderschapsverlof.
2. Overlijdensrisicodekking
Gedurende een tijdvak van ouderschapsverlof of aanvullend geboorteverlof wordt in ieder geval de dekking van het netto nabestaandenpensioen en wezenpensioen op risicobasis voortgezet.
3. Premie-inning
Het bestuur stelt nadere regels vast voor de inning van de premies die tijdens een tijdvak van verlof voor het netto pensioen verschuldigd zijn.
Artikel 13 – Non-activiteit
1. Voortzetting deelnemerschap bij non-activiteit tot en met drie maanden
Tijdens een tijdvak van non-activiteit als omschreven in de CAO tot en met drie maanden, wordt de premie-inleg in het netto pensioen ongewijzigd voortgezet op basis van het tewerkstellingspercentage en het pensioengevend loon, zoals die direct voorafgaande aan de periode van non-activiteit van toepassing waren.
2. Voortzetting deelnemerschap bij non-activiteit langer dan drie maanden
Tijdens een tijdvak van non-activiteit als omschreven in de CAO dat langer dan drie maanden duurt, wordt de premie-inleg over de eerste drie maanden van de non-activiteit voortgezet overeenkomstig het bepaalde in lid 1. De deelnemer heeft (in afwijking van de laatste volzin van lid 2 van artikel 2) de mogelijkheid om vanaf de vierde maand van de non-activiteit de premie- inleg in het netto pensioen op basis van het tewerkstellingspercentage en het pensioengevend loon, zoals die direct voorafgaande aan de periode van non-activiteit van toepassing waren, voor maximaal negen maanden voort te zetten.
3. Overlijdensrisicodekking
De dekking van het netto nabestaandenpensioen en wezenpensioen op risicobasis wordt in ieder geval gedurende het volledige tijdvak van non-activiteit als omschreven in de CAO voortgezet.
4. Premie-inning
Het bestuur stelt nadere regels vast voor de inning van de premies die tijdens een tijdvak van non-activiteit voor het netto pensioen verschuldigd zijn.
HOOFDSTUK 5 EINDE DEELNEMERSCHAP
Artikel 14 – Pensioenaanspraken bij voortijdige beëindiging deelnemerschap
1. Pensioenkapitaal
Het op het moment van beëindiging van het deelnemerschap verworven netto 19
pensioenkapitaal blijft - voor zover niet aangewend op grond van het derde lid of afgekocht op
grond van het bepaalde in artikel 16 - premievrij behouden en wordt tot de pensioendatum belegd volgens het bepaalde in de artikelen 9 en 10. Op het belegde kapitaal worden kosten in mindering gebracht volgens het bepaalde in artikel 21 lid 2.
2. Overlijdensrisicodekking
De aanspraken op netto nabestaandenpensioen en netto wezenpensioen die op risicobasis zijn verzekerd, komen te vervallen.
3. Gedeeltelijke aanwending bij pensioenuitvoerder
De (gewezen) deelnemer kan bij voortijdige beëindiging van het deelnemerschap het Fonds verzoeken om een deel van het netto pensioenkapitaal over te dragen aan de pensioenuitvoerder als vermeld in artikel 1 voor de inkoop van een netto nabestaandenpensioen en wezenpensioen. Inkoop geschiedt op basis van de door de pensioenuitvoerder gehanteerde tarieven en voorwaarden. Het deel van het netto pensioenkapitaal dat door het Fonds wordt overgedragen, bedraagt niet meer dan benodigd is voor het fiscaal maximaal toegestane in te kopen netto nabestaandenpensioen en wezenpensioen.
4. Overige keuzemogelijkheden aanwending kapitaal
Op de gewezen deelnemer zijn de keuzemogelijkheden als vermeld in de leden 2 en 3 van artikel 4 van overeenkomstige toepassing.
5. Risicodekkingen bij uitkering op grond van de WW
In afwijking van het bepaalde in het tweede lid wordt de dekking van het netto
nabestaandenpensioen op risicobasis voortgezet indien en zolang de gewezen deelnemer bij beëindiging van het deelnemerschap recht heeft op een uitkering op grond van de Werkloosheidswet. Het Fonds kan hiervoor een premie bij de gewezen deelnemer in rekening brengen.
Bij overlijden van de gewezen deelnemer wordt het netto nabestaandenpensioen overeenkomstig het bepaalde in artikel 5 uitgekeerd, met dien verstande dat de hoogte van het netto nabestaandenpensioen uitsluitend betrekking heeft op de feitelijk doorgebrachte deelnemerstijd. Het door de pensioenuitvoerder uitgekeerde netto nabestaandenpensioen op grond van het derde lid van dit artikel wordt hierop in mindering gebracht.
6. Aanwending pensioenkapitaal na overlijden
a. Bij overlijden van de gewezen deelnemer voor de pensioendatum wordt, op basis van door het bestuur vastgestelde rekenregels, het netto pensioenkapitaal van de gewezen deelnemer zoveel mogelijk en binnen de fiscale grenzen als bedoeld in artikel 31 aangewend voor een netto nabestaandenpensioen ten behoeve van de nagelaten partner. Voor de toepassing van deze bepaling en het hierna bepaalde in onderdeel c wordt onder netto pensioenkapitaal verstaan het kapitaal na verkoop van de beleggingen als vermeld in artikel 9 lid 3 (laatste volzin).
b. Het netto nabestaandenpensioen wordt overeenkomstig het bepaalde in artikel 5 uitgekeerd, met dien verstande dat de hoogte van de uitkering uitsluitend betrekking heeft op de feitelijk doorgebrachte deelnemerstijd. Bij de berekening van het uit te keren netto nabestaandenpensioen wordt tevens rekening gehouden met de bedragen op grond van de in de leden 3 en 5 van dit artikel vermelde overlijdensdekkingen.
20
c. Indien de aanwending van het netto pensioenkapitaal zou leiden tot een netto nabestaandenpensioen dat op jaarbasis minder bedraagt dan het grensbedrag als genoemd in artikel 66 Pensioenwet (niveau 2021: € 503,24), dan komt - in afwijking van het bepaalde in onderdeel b - het netto nabestaandenpensioen niet tot uitkering en wordt in plaats hiervan het netto pensioenkapitaal in de vorm van een uitkering ineens zonder inhouding van loonheffing aan de nagelaten partner ter hand gesteld.
d. Het eventueel resterende kapitaal dat op grond van de fiscale grenzen niet voor netto nabestaandenpensioen kan worden aangewend vervalt aan het Fonds.
Artikel 15 – Waardeoverdracht
Op het netto pensioen zijn de bepalingen van de Pensioenwet inzake individuele waardeoverdracht van toepassing. Het Fonds verleent uitsluitend zijn medewerking aan een waardeoverdracht indien de pensioenuitvoerder van de nieuwe werkgever een netto pensioenregeling uitvoert.
HOOFDSTUK 6 AFKOOP
Artikel 16 – Afkoop netto pensioen bij emigratie
1. Tijdstip afkoop
Op verzoek van de (gewezen) deelnemer gaat het Fonds op het tijdstip waarop betrokkene in verband met vertrek naar het buitenland ophoudt binnenlandse belastingplichtige te zijn (artikel 5.17e, vijfde lid, onderdeel a, van de Wet inkomstenbelasting 2001) over tot afkoop
van de aanspraak op netto pensioen.
2. Afkoopverzoek
Het afkoopverzoek moet op grond van wettelijke bepalingen vóór het tijdstip waarop de (gewezen) deelnemer in verband met vertrek naar het buitenland ophoudt binnenlandse belastingplichtige te zijn bij het Fonds zijn ingediend. Een door de (gewezen) deelnemer na genoemd tijdstip ingediend afkoopverzoek wordt door het Fonds niet in behandeling genomen.
3. Uitbetaling afkoopsom
De uitbetaling van de afkoopsom vindt plaats overeenkomstig het bepaalde in artikel 28, met uitzondering van de zinsnede in het tweede lid van artikel 28 inzake de uitbetaling in maandelijkse termijnen bij achterafbetaling aan het einde van de betreffende maand.
4. Verrekening extra kosten
Eventuele extra kosten die verband houden met de afkoop van netto pensioen bij emigratie, kunnen door het Fonds met de afkoopsom worden verrekend.
Artikel 17 – Afkoop kleine ingegane netto pensioenen
1. Afkoop netto pensioen
Ingegane netto pensioenen kunnen overeenkomstig het bepaalde in de Pensioenwet door het Fonds worden afgekocht indien deze het grensbedrag als genoemd in artikel 66 Pensioenwet niet te boven gaan (niveau 2021: € 503,24).
2. Afkoopfactoren
De afkoopwaarde wordt bepaald op basis van door het bestuur vast te stellen collectief 21
actuarieel gelijkwaardige en -sekseneutrale afkoopfactoren.
3. Uitkering afkoopwaarde
De uitkering ineens wordt de rechthebbende(n) zonder inhouding van loonheffing ter hand gesteld. Als gevolg van deze uitkering komen de aanspraken jegens het Fonds te vervallen.
HOOFDSTUK 7 BEËINDIGING PARTNERRELATIE
Artikel 18 – Gevolgen scheiding voor netto pensioenkapitaal
1. Verevening
In geval van scheiding heeft de gewezen partner van de (gewezen) deelnemer overeenkomstig de bepalingen van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding recht op verevening van de helft van het netto pensioenkapitaal dat tijdens het huwelijk of het geregistreerd partnerschap is opgebouwd.
2. Voorwaarden
De gewezen partner heeft recht op verevening van het netto pensioenkapitaal door het Fonds indien één van de partners, binnen twee jaar na het tijdstip waarop de scheiding is ingeschreven in de registers van de Burgerlijke Stand, de scheiding bij het Fonds heeft gemeld door middel van het daartoe bestemde formulier. Dit formulier is te downloaden via de website xxx.xxxxxxxxxxxxx.xx.
Na de periode van twee jaar na het tijdstip van scheiding kunnen beide (voormalige) echtgenoten of geregistreerde partners alsnog gezamenlijk bij het fonds een verzoek indienen
tot het onverkort van toepassing laten zijn van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding. Het bestuur kan voorwaarden stellen aan de onverkorte toepassing van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding.
3. Afwijkende afspraken
Van de standaardverdeling op grond van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding zoals bedoeld in lid 1, kan worden afgeweken indien de (gewezen) partners bij huwelijkse voorwaarden, voorwaarden in verband met de partnerrelatie of in een schriftelijke overeenkomst met het oog op de scheiding anders zijn overeengekomen.
4. Kosten van verevening
Het bestuur is bevoegd de kosten van verevening ieder voor de helft in rekening te brengen bij de (gewezen) partners.
5. Aanwending verevend deel netto pensioenkapitaal
Het verevende deel van het netto pensioenkapitaal wordt overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 9 en 10 belegd. Op de pensioendatum van de (gewezen) deelnemer wordt het verevende netto pensioenkapitaal - gelijktijdig met het niet verevende deel van het netto pensioenkapitaal aangewend voor de inkoop van een variabele uitkering dan wel overgedragen naar de in artikel 1 bedoelde pensioenuitvoerder voor de inkoop van een vaste uitkering van netto ouderdomspensioen ten behoeve van de gewezen partner. In het laatste geval vindt inkoop plaats op basis van de door de pensioenuitvoerder gehanteerde
tarieven en uitkeringsvoorwaarden.
Artikel 19 – Gevolgen beëindiging partnerschap voor overlijdensrisicodekking
22
1. Risicodekking netto nabestaandenpensioen
Door beëindiging van het partnerschap van de deelnemer eindigt de dekking van het netto nabestaandenpensioen op risicobasis.
2. Premiebetaling
Door beëindiging van het partnerschap eindigt de inhouding van de premie voor het overlijdensrisico op het netto loon dan wel het netto invaliditeitspensioen. Bij beëindiging van het partnerschap in de loop van een maand, wordt de premie voor de overlijdensrisicodekking over de betreffende maand tot de beëindiging van het partnerschap naar rato vastgesteld.
3. Risicodekking netto wezenpensioen
De dekking van het netto wezenpensioen op risicobasis wordt na beëindiging van het partnerschap van de deelnemer ongewijzigd voortgezet.
Artikel 20 – Gevolgen beëindiging partnerrelatie na pensionering
1. Verevening ouderdomspensioen
In geval van scheiding na de pensioendatum heeft de gewezen partner van de gepensioneerde met inachtneming van de bepalingen van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding recht op de uitbetaling van een deel het variabele netto ouderdomspensioen als vermeld in de artikelen 22 en 23. Het bepaalde in de leden 2 tot en met 4 van artikel 18 is hierbij van overeenkomstige toepassing.
2. Bijzonder nabestaandenpensioen
In geval van beëindiging van het partnerschap na de pensioendatum heeft de ex-partner van
de gepensioneerde die op de pensioendatum heeft gekozen voor variabel netto ouderdomspensioen en variabel netto nabestaandenpensioen in de verhouding 100:70, overeenkomstig het bepaalde in artikel 57 van de Pensioenwet recht op een bijzonder variabel netto nabestaandenpensioen. Op dit bijzonder variabel netto nabestaandenpensioen zijn de bepalingen van de artikelen 24 en 25 van toepassing.
HOOFDSTUK 8 KOSTEN
Artikel 21 – Kosten ten laste van de (gewezen) deelnemer en de ex-partner
1. Verrekening uitvoeringskosten
Het Fonds brengt op de premie-inleg van de deelnemer een nominaal bedrag voor uitvoeringskosten in mindering. Dit bedrag is gelijk aan de opslag op de premie als vermeld in artikel 8 lid 2 en lid 3.
2. Inhouding kosten op kapitaal
Het Fonds brengt op het netto pensioenkapitaal dat voor de (gewezen) deelnemer wordt belegd in mindering:
a. de periodieke beheerkosten voor het beleggen van het netto pensioenkapitaal, uitgedrukt in een percentage van het belegde kapitaal;
b. de aan- en verkoopkosten (uitgedrukt in een percentage van de beleggingen) bij inleg van de premie, einde deelnemerschap en tussentijdse aanpassingen in de beleggingsmix;
c. een nominaal bedrag per jaar voor de uitvoeringskosten over de periode vanaf de
voortijdige beëindiging van het deelnemerschap tot de pensioendatum. 23
3. Beleggingskosten voor ex-partner
Het Fonds brengt op het verevende deel van het netto pensioenkapitaal dat voor de ex- partner wordt belegd, de hierop betrekking hebbende periodieke beheerkosten en de aan- en verkoopkosten als vermeld in onderdeel a en b van lid 2 in mindering.
4. Informatie op website
In Bijlage 5 van dit reglement is een actueel overzicht opgenomen van de bedragen en percentages als vermeld in het eerste en tweede lid alsmede de frequentie waarmee de kosten in rekening worden gebracht. Tevens wordt op de website van het Fonds een actueel overzicht van deze gegevens gepubliceerd.
HOOFDSTUK 9 VARIABELE UITKERING BIJ PENSIONERING
Artikel 22 – Omzetting van kapitaal in variabele uitkering
1. Keuzemogelijkheden variabele uitkering
De (gewezen) deelnemer die heeft gekozen voor de variabele uitkering, kiest op de pensioendatum voor omzetting van het netto pensioenkapitaal in:
a. uitsluitend variabel netto ouderdomspensioen dan wel
b. variabel netto ouderdomspensioen en variabel netto nabestaandenpensioen in de verhouding 100:70.
Indien de (gewezen) deelnemer een partner heeft en de hiervoor genoemde keuze niet of niet tijdig overeenkomstig het bepaalde in het vierde lid aan het Fonds doorgeeft, zet het Fonds het netto pensioenkapitaal om in een variabel netto ouderdomspensioen en een variabel netto
nabestaandenpensioen in de verhouding 100:70.
2. Dalende uitkering
Het variabele netto ouderdomspensioen en het variabele netto nabestaandenpensioen hebben het karakter van een uitkering met een periodieke vaste daling (artikel 63a Pensioenwet). Het percentage van de daling wordt door het bestuur op basis van de wettelijke bepalingen vastgesteld en is vermeld in Bijlage 3 van dit reglement.
Het bestuur toetst periodiek of het dalende karakter van de variabele uitkering doelmatig is voor en past bij de collectieve toedelingskring.
3. Verzekerd netto wezenpensioen
Na omzetting van het netto pensioenkapitaal in een variabele uitkering, is voor de kinderen van de gepensioneerde een netto wezenpensioen verzekerd ter grootte van 14% van de laatst geldende uitkering van het variabel netto ouderdomspensioen op jaarbasis, met dien verstande dat het netto wezenpensioen nooit hoger kan zijn dan het fiscaal toegestane netto wezenpensioen als bedoeld in artikel 31 van dit reglement.
Het netto wezenpensioen wordt na het overlijden van de gepensioneerde door het Fonds op wettelijke gronden uitsluitend verstrekt in de vorm van een vaste uitkering, zodat de in lid 2 genoemde daling niet van toepassing is. De overige uitkeringsvoorwaarden zijn vastgelegd in artikel 26 van dit reglement.
4. Formaliteiten
De (gewezen) deelnemer geeft de in het eerste lid vermelde keuze uiterlijk twee maanden vóór de pensioendatum schriftelijk aan het Fonds door op een door het Fonds ter beschikking gesteld formulier.
5. Omzettingsfactoren 24
De omzetting als vermeld in het eerste lid vindt plaats op basis van de bij het Fonds op de
pensioendatum geldende leeftijdsafhankelijke collectieve actuariële omzettingsfactoren als opgenomen in Bijlage 3 van dit reglement.
6. Beperking omzettingsmogelijkheid
De omzetting van het netto pensioenkapitaal in een variabel netto ouderdomspensioen en een variabel netto nabestaandenpensioen in de verhouding 100:70 als vermeld in lid 1 wordt niet uitgevoerd indien het variabel netto ouderdomspensioen (op jaarbasis) hierdoor lager wordt dan het op grond van artikel 66 Pensioenwet bepaalde afkoopbedrag.
Artikel 23 – Uitkering van variabel netto ouderdomspensioen
Het variabel netto ouderdomspensioen gaat in op de pensioendatum en eindigt op de eerste dag van de maand volgend op de maand van overlijden.
Artikel 24 – Uitkering van variabel netto nabestaandenpensioen
1. Ingang en einde uitkering
Het variabel netto nabestaandenpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de gepensioneerde overlijdt. De uitkering loopt door tot en met het einde van de maand waarin de partner overlijdt.
2. Geen recht op variabel netto nabestaandenpensioen
Geen recht op variabel netto nabestaandenpensioen bestaat indien de ingang van bedoeld pensioen het gevolg is van enig misdrijf, gepleegd door de begunstigde of waaraan de begunstigde medeplichtig is geweest, een en ander voor zover het pensioen die begunstigde ten goede zou komen.
Artikel 25 – Jaarlijkse aanpassing variabele uitkering
1. Vaststelling resultaat
Het Fonds stelt jaarlijks de som vast van het in het afgelopen jaar in de collectiviteitskring behaalde resultaat met betrekking tot:
- het beleggingsrendement;
- het effect van de wijziging van de marktrente op de verplichtingen van het Fonds;
- het sterfteresultaat en
- de ontwikkeling van de levensverwachting (langlevenrisico).
2. Toepassing periodieke daling
De daling van de variabele uitkering als genoemd in artikel 22 lid 2 wordt jaarlijks met ingang van 1 juli (voor het eerst per 1 juli 2018) in de variabele uitkering verwerkt.
3. Toepassing resultaat
De som van het over het afgelopen jaar behaalde resultaat als vermeld in lid 1 wordt ingaande 1 juli van het daaropvolgende jaar toegepast op de variabele uitkering, waarbij een evenredige verdeling plaatsvindt van het bedoelde resultaat gedurende de 3 daarop volgende jaren. Het bestuur is binnen de wettelijke kaders bevoegd deze spreidingstermijn te verkorten tot 1 jaar of te verlengen naar een periode van maximaal 10 jaar.
4. Het Fonds informeert de gepensioneerden en de nagelaten partners jaarlijks over de ontwikkeling van de variabele uitkering.
Artikel 26 – Uitkering van netto wezenpensioen na overlijden van de gepensioneerde
25
1. Ingang uitkering
Het wezenpensioen gaat voor ieder pensioengerechtigd kind in op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de gepensioneerde overlijdt.
2. Einde uitkering
De uitkering van het wezenpensioen loopt door tot en met het einde van de maand waarin de 18de verjaardag van het kind valt. Als het kind een voltijdse opleiding als bedoeld in de basispensioenregeling volgt, loopt de uitkering van het wezenpensioen door tot en met het einde van de maand waarin de 27ste verjaardag van het kind valt. Als het kind eerder overlijdt of ophoudt met het volgen van de opleiding of studie, loopt de uitkering door tot en met het einde van de betreffende maand.
3. Beperkingen
Op de uitkering van het netto wezenpensioen is het bepaalde in de leden 3 en 4 van artikel 6 van overeenkomstige toepassing.
HOOFDSTUK 10 TOESLAGVERLENING
Artikel 27 – Toeslag op ingegaan netto nabestaandenpensioen en wezenpensioen
1. Systematiek
Jaarlijks wordt overeenkomstig de basisregeling van het Fonds een toeslag verleend van maximaal de procentuele wijziging in het loonindexcijfer op:
- het door het Fonds op grond van de artikelen 5 en 6 uitgekeerde netto nabestaandenpensioen en wezenpensioen;
- de uitkering van het wezenpensioen na het overlijden van de gepensioneerde (artikel 26). Het Bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre de netto pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast.
Bij deze aanpassing wordt als maatstaf aangehouden de wijziging in het loonindexcijfer over de periode van 1 augustus van het voorafgaande boekjaar tot en met 31 juli van het lopende boekjaar, zoals laatstelijk door het Centraal Bureau voor de Statistiek gepubliceerd vóór
1 november van de betreffende jaren.
De jaarlijkse aanpassing wordt toegepast op de op 31 december van het lopende boekjaar al ingegane netto pensioenen en vindt plaatst op 1 januari daarop volgend.
Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt gefinancierd uit behaalde overrendementen.
2. Toeslagbeleid
Het bestuur stelt nadere regels vast met betrekking tot de wijze waarop wordt beoordeeld of, en in hoeverre, voldoende middelen aanwezig zijn voor een toeslagverlening.
Onderdeel van het toeslagbeleid is dat in ieder geval in de navolgende situaties een 26
neerwaartse correctie op de toeslagverlening wordt toegepast.
- Indien de verplichtingen van het Fonds ten aanzien van het netto pensioen toenemen als gevolg van een verschil in de stijging van de levensverwachting tussen de deelnemers aan het netto pensioen en de deelnemers aan de basispensioenregeling, vermindert het Fonds de voorwaardelijke toeslagverlening bij het netto pensioen totdat deze toename van de verplichtingen bij het netto pensioen is gecompenseerd;
- Indien het Fonds een incidentele bijstorting ontvangt van de werkgever vermindert het
Fonds de voorwaardelijke toeslagverlening bij het netto pensioen, voor zover deze storting ten goede is gekomen aan het netto pensioen.
3. Inhalen van toeslagverlening
Indien de in eerdere jaren toegepaste aanpassingen van de in lid 1 genoemde netto pensioenen zijn achtergebleven bij de in het eerste lid van dit artikel omschreven maatstaf, zal het bestuur, indien wettelijke bepalingen en de financiële positie van de netto pensioenregeling dit toelaten, die aanpassingen geheel of gedeeltelijk aanvullen tot de maatstaf over voorgaande jaren.
4. Wijziging toeslagbeleid
Toekomstige wijzigingen van het toeslagbeleid zijn bindend voor alle deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en overige aanspraakgerechtigden van het Fonds.
HOOFDSTUK 11 PENSIOENBETALINGEN
Artikel 28 – Uitbetaling van netto pensioen
1. Betaling aan rechthebbende
Het Fonds keert het netto pensioen als genoemd in de artikelen 5, 6, 23, 24 en 26 aan de rechthebbende uit.
2. Wijze van betaling
Het netto pensioen wordt - zonder inhouding van loonheffing - in maandelijkse termijnen bij achterafbetaling aan het einde van de betreffende maand uitgekeerd op een door de rechthebbende aan te wijzen bankrekening binnen de Europese Unie. Als de rechthebbende een bankrekening buiten de Europese Unie aanwijst, is het Fonds bevoegd de kosten van de uitkeringen bij de rechthebbende in rekening te brengen.
3. Terugvordering
Ten onrechte ontvangen uitkeringen van netto pensioen dienen te worden terugbetaald.
HOOFDSTUK 12 WIJZIGING PENSIOENREGELING EN KORTING RECHTEN
Artikel 29 – Wijziging pensioenregeling
Indien na de inwerkingtreding van dit pensioenreglement nieuwe wettelijke of op de Pensioenwet berustende regels inzake pensioen worden ingevoerd, bestaande wettelijke regelingen worden
uitgebreid dan wel de netto pensioenovereenkomst door arbeidsvoorwaardelijke partijen wordt 27
gewijzigd, zal dit pensioenreglement - met inachtneming van de statuten en de
uitvoeringsovereenkomst - door het bestuur dienovereenkomstig worden aangepast. Indien er sprake is van een aanpassing van het pensioenreglement, zal het bestuur de belanghebbenden daarvan onverwijld in kennis stellen.
Artikel 30 – Korting van rechten
1. Korting netto pensioenen
Het Fonds kan aanspraken op netto pensioen of ingegane netto pensioenen uitsluitend verminderen indien:
a) het Fonds gezien de beleidsdekkingsgraad niet voldoet aan de bij of krachtens artikel 131 van de Pensioenwet gestelde eisen ten aanzien van het minimaal vereist eigen vermogen of de bij of krachtens artikel 132 van de Pensioenwet gestelde eisen ten aanzien van het vereist eigen vermogen;
b) het Fonds niet in staat is binnen een redelijke termijn te voldoen aan artikel 131 of artikel 132 van de Pensioenwet zonder dat de belangen van, pensioengerechtigden, andere aanspraakgerechtigden of de werkgever onevenredig worden geschaad; en
c) alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid, zijn ingezet in het herstelplan, bedoeld in artikel 138 of artikel 139 van de Pensioenwet.
Onder de in de eerste volzin bedoelde vermindering wordt niet verstaan de daling van de variabele uitkering als gevolg van het dalende karakter hiervan dan wel de negatieve ontwikkeling van de variabele uitkering in verband met de in de collectieve toedelingskring behaalde resultaten op de beleggingen etc.
2. Informatieverstrekking
Het Fonds informeert de pensioengerechtigden en de werkgever schriftelijk over het besluit tot vermindering van de netto pensioenen.
3. Ingangsdatum vermindering
De vermindering, bedoeld in het eerste lid, kan op zijn vroegst één maand nadat de aanspraak- en pensioengerechtigden, de werkgever en De Nederlandsche Bank hierover geïnformeerd zijn, worden gerealiseerd.
HOOFDSTUK 13 FISCALE MAXIMERING
Artikel 31 – Fiscale maximering van netto pensioen
1. Toetsing
Het Fonds toetst (in ieder geval op de datum van beëindiging van het deelnemerschap, bij overlijden en bij pensionering) of de netto pensioenen op grond van dit reglement binnen de fiscale grenzen blijven die in hoofdstuk IIB van de Wet op de Loonbelasting 1964, in afdeling 5.3B van de Wet inkomstenbelasting 2001 en in Bijlage IV van het Staffelbesluit van de Staatssecretaris van Financiën van 17 december 2014, nr. BLKB2014/2132M zijn vastgelegd.
2. Gevolgen
De (gewezen) deelnemer of pensioengerechtigde kan geen aanspraak maken op het deel van het netto pensioenkapitaal of de netto pensioenuitkering dat respectievelijk die uitgaat boven het fiscaal maximaal mogelijke netto pensioen als vermeld in het eerste lid. Het deel van het
netto pensioenkapitaal boven hetgeen nodig is om de fiscaal maximaal mogelijke netto 28
pensioenen in te kopen, wordt noch aangewend voor de inkoop van een variabele uitkering noch overgedragen aan een andere pensioenuitvoerder als vermeld in artikel 1. Dit deel van het netto pensioenkapitaal vervalt aan het Fonds, waarbij het Fonds er naar streeft om - binnen wettelijke grenzen - het vervallen kapitaal ten gunste te laten komen aan de collectiviteit van de netto pensioenregeling.
HOOFDSTUK 14 SLOTBEPALINGEN
Artikel 32 – Afkoop, beslag, overdracht, afkoop, inpandgeving
Het netto pensioen uit hoofde van dit pensioenreglement kan niet worden afgekocht, vervreemd of worden prijsgegeven, dan wel formeel of feitelijk voorwerp van zekerheid worden, anders dan in de gevallen voorzien bij of krachtens de Pensioenwet.
Netto pensioen is niet vatbaar voor overdracht, in pandgeving of elke andere handeling, waardoor de (gewezen) deelnemer of enig andere belanghebbende enig recht aan een derde toekent anders dan het verlenen van zekerheid voor het verkrijgen van uitstel van betaling (artikel 25, vijfde lid, van de Invorderingswet 1990).
Artikel 33 – Verplichtingen van de deelnemers
De deelnemer is - op verzoek van het Fonds en binnen de door de wet daarvoor gestelde grenzen - verplicht zich aan een geneeskundig onderzoek te onderwerpen indien hij/zij wenst terug te komen op een eerdere afstandsverklaring.
Artikel 34 – Verstrekken van informatie door het Fonds
Op het netto pensioen zijn de informatieverplichtingen van de Pensioenwet van toepassing.
Artikel 35 – Wijziging of correctie van pensioengegevens
Mutaties op de ingelegde netto pensioenpremie ten gevolge van wijzigingen of correcties van pensioengegevens (bijvoorbeeld met betrekking tot het pensioengevend loon) worden zonodig door het Fonds vanuit de beleggingsrekening van de deelnemer via de werkgever met de deelnemer verrekend. Eventuele koersverschillen zijn voor rekening van de deelnemer.
Artikel 36 – Fiscale heffingen etc. in het buitenland
Indien een in het buitenland wonende aanspraak- of pensioengerechtigde over (de uitkering van) het netto pensioen in het woonland belasting en/of eventuele overige administratie- en uitvoeringskosten zijn verschuldigd op grond van de aldaar geldende (fiscale) regels, dan zijn deze heffingen voor rekening van de aanspraak- of pensioengerechtigde. Deze kunnen niet op het Fonds worden verhaald.
Artikel 37 – Geschillen en klachten
Geschillen en klachten over de uitvoering van dit pensioenreglement worden afgehandeld overeenkomstig de geschillen- en klachtenregeling van het Fonds.
Artikel 38 – Hardheidsclausule
29
Het bestuur kan in bepaalde gevallen tegemoet komen aan onbedoelde en/of onbillijke effecten die
uit de toepassing van dit reglement voortvloeien.
Artikel 39 – Inwerkingtreding
Dit reglement is vastgesteld op 9 februari 2015 en is op 1 mei 2015 met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2015 in werking getreden.
Het reglement is laatstelijk op 10 september 2021 met terugwerkende kracht tot en met 29 juli 2021 aangepast. De aanpassing betreft het vervallen van de bepaling inzake de vermindering van het netto nabestaandenpensioen wegens groot leeftijdsverschil in de artikelen 5 en 24.
Bijlage 1: Overgangsregeling inzake pensioenrichtdatum
In afwijking van de in artikel 1 van dit reglement opgenomen pensioenrichtdatum (de dag waarop de leeftijd van 58 jaar wordt bereikt), is de pensioenrichtdatum:
x. xxx xx xxxxxxxxx (vlieger) die geboren is vóór 1 juli 1960: de dag waarop de leeftijd van 56 jaar wordt bereikt;
x. xxx xx xxxxxxxxx (vlieger) die geboren is op of na 1 juli 1960 en vóór 1 januari 1961: de dag waarop de leeftijd van 56,5 jaar wordt bereikt;
x. xxx xx xxxxxxxxx (vlieger) die geboren is op of na 1 januari 1961 en vóór 1 juli 1961: de dag waarop de leeftijd van 57 jaar wordt bereikt;
x. xxx xx xxxxxxxxx (vlieger) die geboren is op of na 1 juli 1961 en vóór 1 januari 1962: de dag waarop de leeftijd van 57,5 jaar wordt bereikt;
e. van de arbeidsongeschikte deelnemer van wie het invaliditeitspensioen vóór 1 januari 2016 is ingegaan: de dag waarop de leeftijd van 56 jaar wordt bereikt;
f. van de gewezen deelnemer van wie het deelnemerschap vóór 1 januari 2016 is geëindigd in verband met de beëindiging van het KLM-dienstverband: de dag waarop de leeftijd van 56 jaar wordt bereikt;
30
Bijlage 2: Premietabel overlijdensrisicodekking
Voor de dekking van het overlijdensrisico netto nabestaandenpensioen is een risicopremie verschuldigd die wordt bepaald volgens onderstaande tabel.
De premies zijn inclusief opslagen voor wezenpensioen, excassokosten en vereist eigen vermogen. Deze premies gelden per 1 januari 2021 en worden jaarlijks aangepast.
Leeftijd | maandpremie per 1000 euro verzekerd netto NP |
21 | € 0,237 |
22 | € 0,238 |
23 | € 0,262 |
24 | € 0,271 |
25 | € 0,292 |
26 | € 0,309 |
27 | € 0,326 |
28 | € 0,385 |
29 | € 0,438 |
30 | € 0,471 |
31 | € 0,554 |
32 | € 0,640 |
33 | € 0,691 |
34 | € 0,773 |
35 | € 0,877 |
36 | € 0,955 |
37 | € 1,051 |
38 | € 1,141 |
39 | € 1,266 |
40 | € 1,412 |
41 | € 1,562 |
42 | € 1,725 |
Leeftijd | maandpremie per 1000 euro verzekerd netto NP |
43 | € 1,899 |
44 | € 2,138 |
45 | € 2,282 |
46 | € 2,492 |
47 | € 2,725 |
48 | € 3,024 |
49 | € 3,248 |
50 | € 3,521 |
51 | € 3,853 |
52 | € 4,173 |
53 | € 4,618 |
54 | € 4,958 |
55 | € 5,424 |
56 | € 5,876 |
57 | € 6,553 |
58 | € 7,173 |
59 | € 7,836 |
60 | € 8,679 |
61 | € 9,459 |
62 | € 10,401 |
63 | € 11,409 |
64 | € 12,408 |
31
Rekenvoorbeeld premie overlijdensrisicodekking | ||
datum | 1-1-2021 | |
leeftijd | 46 | |
pensioendatum | 1-1-2033 | |
opbouw-% NP (bruto) | 0,907% | |
opbouw-% NP (netto) | 0,458% | |
parttime-% | 100% | |
maandsalaris | 19.461 | |
jaarsalaris | 233.536 | |
vakantiegeld | 18.683 | 8,00% |
eindejaarsuitkering | 19.461 | 8,33% |
premietoelage | 25.689 | 11% |
levensloop | 16.161 | 6,92% |
staffel 1 | 42.247 | 18,09% |
aftoppingsgrens | 112.189 | |
fictief opgebouwd NP (netto) | 1.200 | |
toekomst NP (netto) | 13.389 | |
bereikbaar NP (netto) | 14.589 | |
netto maandpremie | € 2,492 x 14.589 / 1000 = € 36,36 |
32
Bijlage 3: Inkoopfactoren variabele uitkering netto pensioen
Grondslagen:
• Rentegrondslag: DNB rentetermijnstructuur per 31 december 2020
• Overlevingstafel AG 2020 met ervaringssterfte Vliegend WTW 2020
• Leeftijdsverschil M/V: 3 jaar
• Percentage mannelijke deelnemers: 100%
• Percentage vrouwelijke deelnemers: 0%
• Dalingspercentage van de variabele uitkering: 1%
• Opslag voor excassokosten variabel pensioen: 2%
• Opslag voor minimaal vereist eigen vermogen: 1%
• Meeverzekerd WzP: 14% van in te kopen OP, voor ingang varieert en daalt dit mee met het OP, na ingang van het WzP betreft dit een vaste uitkering.
o Percentage deelnemers met kinderen < 27 jaar op de pensioendatum: 10%. Aantal kinderen < 27 jaar op de pensioendatum: 2
o Leeftijd kinderen < 27 jaar op de pensioendatum: 18 en 20 jaar bij plft 58
o Opslag VEV op WzP: 23,4% (incl. MVEV)
Factorentabel:
De inkoopfactor op de pensioendatum wordt verkregen door de inkoopfactor uit de onderstaande tabel te vermenigvuldigen met de verhoudingsfactor tussen de koerswaarde van het
DC doorbeleggingsfonds op de 1e van de maand van pensionering en de koerswaarde van het DC doorbeleggingsfonds op 1 januari van het jaar van pensionering.
Onderstaande factoren zijn geldig vanaf 1 januari 2021 en worden jaarlijks aangepast.
33
Leeftijd bij pensioeningang | Inkoop variabel dalend OP | Inkoop variabel dalend OP+70%NP |
50 | 31,9367 | 35,0197 |
51 | 31,3061 | 34,4601 |
52 | 30,6616 | 33,8857 |
53 | 30,0031 | 33,2964 |
54 | 29,3316 | 32,6923 |
55 | 28,6464 | 32,0730 |
56 | 27,9485 | 31,4387 |
57 | 27,2378 | 30,7892 |
58 | 26,5162 | 30,1250 |
59 | 25,7836 | 29,4461 |
60 | 25,0406 | 28,7525 |
61 | 24,2888 | 28,0450 |
62 | 23,5282 | 27,3234 |
63 | 22,7604 | 26,5883 |
64 | 21,9866 | 25,8403 |
65 | 21,2070 | 25,0796 |
66 | 20,4240 | 24,3072 |
67 | 19,6385 | 23,5237 |
Bijlage 4 Overgangsregeling voor de beleggingen van (gewezen) deelnemers die op 1 januari 2017 binnen een periode van 10 jaar met pensioen gaan
De beleggingen van de (gewezen) deelnemers zijn in de periode van 10 jaar vóór de pensioendatum (dus in principe vanaf leeftijd 48 jaar) standaard gericht op de inkoop van een vaste uitkering op de pensioendatum bij een andere pensioenuitvoerder dan het Fonds. In verband met de mogelijkheid van inkoop van een variabele uitkering binnen het Fonds met ingang van 1 januari 2017, heeft het bestuur met betrekking tot de beleggingen van deze (gewezen) deelnemers de volgende overgangsregeling vastgesteld:
1. De beleggingen van de (gewezen) deelnemer worden in 2017 in één keer omgezet naar een beleggingsmix die gericht is op de inkoop van een variabele uitkering op de pensioendatum, mits de deelnemer tijdig aan het Fonds op een door het Fonds ter beschikking gesteld formulier te kennen geeft met deze omzetting in te stemmen.
2. De exacte datum waarop de omzetting plaatsvindt alsmede de uiterste datum waarop de (gewezen) deelnemer aan het Fonds moet hebben doorgegeven met de omzetting in te stemmen, worden bij bestuursbesluit nader vastgesteld.
3. Indien de (gewezen) deelnemer niet of niet tijdig aangeeft akkoord te zijn met de in lid 1 genoemde omzetting, blijven de beleggingen gericht op de inkoop van een vaste uitkering op de pensioendatum bij een andere pensioenuitvoerder dan het Fonds.
Dit laat evenwel onverlet dat de beleggingen van de (gewezen) deelnemer op een later tijdstip worden omgezet indien de (gewezen) deelnemer op basis van het bepaalde in artikel 4 lid 2 onderdeel b dan wel artikel 4 lid 3 van dit reglement alsnog de keuze maakt voor een
variabele uitkering. 34
2020 | 2021 | |
Inhouding op premie- inleg deelnemer (artikel 21 lid 1) | € 5,50 per maand / € 66 per jaar | € 5,50 per maand / € 66 per jaar |
Inhouding op netto kapitaal gewezen deelnemer (artikel 21 lid 2 onderdeel c) | € 5,50 per maand / € 66 per jaar | € 5,50 per maand / € 66 per jaar |
Bijlage 5 Overzicht van uitvoeringskosten en beleggingskosten Cijferbijlage uitvoeringskosten en beleggingskosten Uitvoeringskosten
Beleggingskosten (kosten vermogensbeheer)
2020 | 2021 | |||
Beleggingsfonds | Beleggings- kosten uitvoerder | Lopende kosten bovenop kosten uitvoerder | Beleggings- kosten uitvoerder | Lopende kosten bovenop kosten uitvoerder |
Mixfonds defensief | 0,18% | 0,19% | 0,18% | 0,18% |
Mixfonds standaard | 0,18% | 0,25% | 0,18% | 0,21% |
Mixfonds offensief | 0,18% | 0,24% | 0,18% | 0,19% |
Doorbeleggingsfonds | 0,18% | 0,20% | 0,18% | 0,16% |
Obligatiefonds | 0,18% | 0,02% | 0,18% | 0,02% |
Periodieke beheerkosten uitgedrukt in een percentage van het belegde kapitaal (artikel 22 lid 2 onderdeel a):
35
2020 | 2021 | |
Beleggingsfonds | ||
Mixfonds defensief | 0,17% | 0,32% |
Mixfonds standaard | 0,23% | 0,37% |
Mixfonds offensief | 0,24% | 0,40% |
Doorbeleggingsfonds | 0,18% | 0,35% |
Obligatiefonds | 0,03% | 0,17% |
Aan- en verkoopkosten per transactie uitgedrukt in een percentage van de beleggingen (artikel 22 lid 2 onderdeel b):
De in deze bijlage opgenomen bedragen en percentages kunnen periodiek door het bestuur bij bestuursbesluit worden aangepast.
Bijlage 6 Overgangsregeling risicodekking netto nabestaanden- en wezenpensioen
Het bestuur heeft op 6 december 2019 met betrekking tot de risicodekking van het netto nabestaanden- en wezenpensioen over de verstreken deelnemerstijd (artikel 5 lid 1 en artikel 6 lid 1 van dit reglement) de navolgende overgangsregeling vastgesteld.
Overgangsregeling:
1. De risicodekking van het netto nabestaanden- en wezenpensioen over de verstreken deelnemerstijd wordt op 1 januari 2020 - naast de reguliere verhoging op basis van de maatstaf (wijziging in het loonindexcijfer) als omschreven in artikel 27 lid 1 - eenmalig extra verhoogd.
2. Deze eenmalige extra verhoging is gelijk aan het totaal van de verhogingen van de risicodekking over de verstreken deelnemerstijd die vóór 1 januari 2020 zouden zijn toegepast indien het netto pensioenreglement vanaf de inwerkingtreding (op 1 mei 2015) had voorzien in een jaarlijkse verhoging op 1 januari op basis van de in lid 1 genoemde maatstaf.
36
Bijlage 7 Uitvoeringsbesluit derde tijdelijke vrijstelling van premie-inleg in verband met Coronacrisis
Het bestuur, overwegende dat
- in verband met de Corona-crisis op 17 april 2020 en 2 oktober 2020 uitvoeringsbesluiten zijn vastgesteld met betrekking tot de mogelijkheid van tijdelijke vrijstelling van premie-inleg over een periode van maximaal 6 maanden (vrijstellingstijdvakken 1 mei 2020 tot 1 november
2020 respectievelijk 1 november 2020 tot 1 mei 2021);
- het streven is om te voorkomen dat vliegers als gevolg van de onzekerheid rondom de Corona-crisis hun deelname aan de netto-regeling beëindigen;
- onderzoek wordt gedaan naar de mogelijkheden om meer flexibiliteit in de netto pensioenregeling aan te brengen. Dit met als doel om met behoud van de uitgangspunten van de regeling (een niet-complexe, eenvoudig uitvoerbare regeling tegen lage kosten voor de deelnemer) een zo groot mogelijke deelname aan de regeling te realiseren,
past - na overleg met KLM en VNV en in lijn met de uitvoeringsbesluiten van 17 april 2020 en 2 oktober 2020 - de navolgende uitvoeringsregels toe voor de maandelijkse incasso van netto pensioenpremie:
1. Tijdelijke vrijstelling van premie-inleg
Het Fonds kan - in afwijking van het bepaalde artikel 2, lid 2, tweede volzin van het netto pensioenreglement (‘Gedeeltelijke deelname is niet mogelijk.’) en onder de hierna te noemen voorwaarden - deelnemers tijdelijk vrijstellen van de inleg van netto pensioenpremie
voor de opbouw van het netto pensioenkapitaal als vermeld in artikel 8 lid 2 van het netto pensioenreglement. 37
Onder deze vrijstelling vallen niet:
- de door de deelnemer maandelijks verschuldigde premie voor de overlijdensrisicodekking (artikel 8 lid 6 van netto pensioenreglement) en
- de door de deelnemer maandelijks aan het Fonds verschuldigde uitvoeringskosten (artikel 21 lid 1 van het netto pensioenreglement).
Bij vrijstelling van premie-inleg verloopt de incasso van de premie voor de overlijdensrisicodekking en de uitvoeringskosten volgens het bepaalde in artikel 5 van dit uitvoeringsbesluit.
2. Tijdvak van vrijstelling
Vrijstelling van premie-inleg wordt verleend over het tijdvak dat loopt van 1 mei 2021, dan wel later op verzoek van de vlieger, tot en met 31 oktober 2021.
Ingaande 1 november 2021 is op de deelnemer automatisch de reguliere premie-inleg als vermeld in het netto pensioenreglement van toepassing.
3. Doelgroep tijdelijke vrijstelling
De vrijstelling van premie-inleg kan worden verleend aan:
- vliegers die op 1 mei 2021 - al dan niet tegen premie-inleg voor de
opbouw van een netto pensioenkapitaal - deelnemen aan de netto pensioenregeling;
- de vliegers die na 1 mei 2021 en uiterlijk op 1 oktober 2021 aan de netto pensioenregeling gaan deelnemen in verband met een pensioengevend loon dat hoger is geworden dan de aftoppingsgrens (2020: € 110.111 / 2021: € 112.189).
Vliegers die een verzoek indienen tot intrekking van de afstandsverklaring (artikel 2 lid 5 van het netto pensioenreglement) behoren niet tot de doelgroep van de tijdelijke vrijstelling.
Deelname aan de netto pensioenregeling is - indien op hun verzoek positief kan worden beslist - alleen mogelijk op basis van de reguliere premie-inleg als vermeld in het netto pensioenreglement.
4. Procedure verlening van vrijstelling
a. Vrijstelling van premie-inleg vindt op verzoek van de deelnemer plaats op een door het Fonds aan te geven wijze.
b. Verzoeken om vrijstelling kunnen bij het Fonds worden ingediend in de periode van 15 april 2021 tot en met 30 september 2021.
c. Vrijstelling van premie-inleg vindt plaats per de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin het verzoek van de deelnemer is ontvangen.
d. De keuze voor tijdelijke vrijstelling van premie-inleg is eenmalig en kan door de deelnemer gedurende het vrijstellingstijdvak niet worden herzien.
e. Zolang de deelnemer geen vrijstellingsverzoek bij het Fonds heeft ingediend, vindt incasso van de reguliere premie-inleg volgens het netto pensioenreglement plaats.
5. Verrekeningen tijdens het tijdvak van vrijstelling
Tijdens het tijdvak van vrijstelling worden:
• de door de deelnemer verschuldigde premie voor de overlijdensrisicodekking;
• de door de deelnemer verschuldigde uitvoeringskosten;
• eventuele correcties op de netto pensioenpremies die het Fonds vóór de aanvang van het tijdvak van vrijstelling bij de deelnemer heeft geïncasseerd.
op aangeven van het Fonds door KLM met het netto loon van de deelnemer verrekend.
38
6. Overige bepalingen
a. Gedurende het tijdvak van vrijstelling van premie-inleg zijn (voor zover in dit uitvoeringsbesluit niet uitgesloten) de bepalingen van het netto pensioenreglement van toepassing.
b. Het bestuur kan besluiten om vliegers die in maart 2021 afstand hebben gedaan van deelname aan de netto pensioenregeling (artikel 2 lid 4 sub d van het netto pensioenreglement), de mogelijkheid te bieden om het deelnemerschap vanaf de beoogde einddatum alsnog voort te zetten op basis van de in dit besluit vermelde voorwaarden.
c. Het bestuur neemt in een later stadium een besluit over het benutten van de mogelijkheid om na 1 november 2021 over het tijdvak van vrijstelling met terugwerkende kracht netto pensioenpremies voor de opbouw van het netto pensioenkapitaal in te leggen. In de besluitvorming worden onder andere de fiscale regels voor het inhalen van niet benutte premieruimte en de gevolgen voor de complexiteit van (de uitvoering van) de regeling betrokken.
d. In situaties waarin dit uitvoeringsbesluit niet voorziet beslist het bestuur, rekening houdend met het doel en de strekking van de netto pensioenregeling en dit uitvoeringsbesluit.
Dit uitvoeringsbesluit is door het bestuur vastgesteld op 6 april 2021 en treedt met terugwerkende kracht tot en met 1 april 2021 in werking.