DRIEMAANDELIJKS CONTACTBLAD JAARGANG XLIII N°
1
DRIEMAANDELIJKS CONTACTBLAD JAARGANG XLIII N°
DE MAASEIKENAAR
Abonnementen verkrijgbaar door storting op nr. 000-0000000-00 t.n.v.
De Maaseikenaar, Maaseik, met vermelding: abonnement 2012 (of: geschenkabonnement 2011 voor ... naam + adres).
Abonnementsprijs voor het ganse jaar: België: € 12, overige landen € 16 en
€ 20 rest van de wereld.
Een steunabonnement kan vanaf € 25.
Inhoud
1 Woord vooraf (X. Xxxxxxx)
2 In memoriam Xxxxxxx Xxxxxxx (X. Xxxxxxx)
3 Xxxxxxxx xx Xxx was een onvervalste psychopaat (F. Hungenaert)
7 Maaseik vertegenwoordigd op de internationale tentoonstelling te Luik in 1905 (X. Xxxxxx)
9 Een Maaseikenaar publiceerde (X. Xxxxxx) 10 Diksjenaer van het Mezeikers (T. Xxx Xxxxx) 11 Lezers schrijven ons (de redactie)
12 Luitenant-kolonel Xxxxxxxxxx: naschrift (X. Xxxx) 13 Huldiging Xxxxx Xxxxxxx (X. Xxxxxxx)
14 Kruisheer Xxxxxxx Xxxxxx even terug in Maaseik (X. Xxxxxxx)
15 Aanvullingen bij de foto met E.H. kapelaan Beelen (X. Xxxxxxxxx) 17 De Maaseiker schutterijen (M. Boonen)
26 Xxxx Xxxxxxxxx, Maaseiker pianiste (S. Swartenbroekx)
27 Xxxxxxxxx Xxxxxx (1875 – 1926) kruisheer (X. Xxxxxxx o.s.c.) 30 Kapel gerestaureerd (X. Xxxx)
31 Lezers schrijven ons (De Redactie)
32 Maaseiker spreekwoorden, zegswijzen en gezegden (T. Xxx Xxxxx)
33 Inter-Limburgse Boekenbeurs in Xxxx Xxx Xxxx op 21 oktober 2011 (X. Xxxxxxxx)
34 Uitreiking van de Pater Sangersprijs aan de Amici Insulae van Stevensweert (X. Xxxxxxxx) 36 Maaseikenaren publiceren (X. Xxxxxxx)
37 Maaseik in oude drukwerken (M Boonen) 38 De Markt van Maaseik (Xxxxxx Xxxxxxx) 39 Lekker Maaseik (X. Xxxx)
42 Mooie geste (T. Xxx Xxxxx)
00 0000- 0000 Reünie van de Maaseiker 80-jarigen (X. Xxxxxxxxx) 44 Steunabonnementen (X. Xxxxxx)
45 Maaseiker piloot-ingenieur Xxxxxx xx Xxxxxx (X. Xxxxxxxxx) 48 In de voetsporen van Xxx Xxxx (X. De la haye)
51 De gebroeders Xxx Xxxx als inzet in een politiek conflict (X. Xxxxxxx)
Cover:
Design: Studio Segers Fotografie: Xxxxx Xxxx
Fortis: 000-0000000-00 Argenta: 000-0000000-00
IBAN: XX00 0000 0000 0000 IBAN: BE81 0000 0000 0000 BIC: XXXXXXXX XXX: XXXXXX00
Abonnees wordt verzocht hun eventuele adreswijziging mee te delen aan Xxxx Xxx Xxxxx, Xxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 00, X-0000 Xxxxxxx,
of email: xxxxxxxx@xxxxxxxxxxxxxx.xx
Iedere auteur blijft verantwoordelijk voor het door hem ingestuurde artikel. Geen uittreksel, afdruk of overname uit “De Maaseikenaar” mag geschieden zonder bronvermelding.
Teksten voor volgende editie vóór 1 maart 2012 aan Xxxx Xxx Xxxxx, Xxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 00, 0000 Xxxxxxx (xxxx.xxxxxxxx@xxxxxx.xx)
Medewerkers Redactie
Jod De la xxxx Xxxxx Xxxxxxxx
Xxx Xxxxxx Xxxx Xxxxxxx
Xxxxxxxxxx Xxxxxxxxx Xxx Xxxxxx
Xxx Xxxxxxxx Xxxxxx Xxxxxx
Xxxxxx Xxxxxxx Xxx Xxxxxxxxx
Xxxxxxx Xxxxxxxxxx Xxxxxx Xxxx
Xxxxx Xxxxxxx o.s.c. Xxxxxxx Xxxxxxxxx-Xxxxxxxxx
Xxxx Xxxx Xxxxxx Xxxxxxx
Xxx Xxxxxxx Xxx Xxxxxx
Xxxxx Xxxx (foto’s) Xxxx Xxxxx
Xxxxxx Xxxxxx (cartoon) Xxxx Xxx Xxxxx Xxxxxx Xxxxxxxxxxxx
Verantwoordelijke uitgever:
Bezoek onze vernieuwde website xxx.xxxxxxxxxxxxxx.xx en blijf op de hoogte van de laatste aanpassingen en aanvullingen.
Xxxx Xxx Xxxxx, Xxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 00, X-0000 XXXXXXX
Woord vooraf
Xxxxxx Xxxxxxx
“Een nieuw jaar… dan ook een nieuw bier!”, moet Xxx Xxxxxxxxx gedacht hebben. Omdat op dinsdag 20 maart de “Nacht van de Geschiedenis” in het teken staat van “Drank”, was dan ook het logische gevolg dat het Davidsfonds van Maaseik onmiddellijk toehapte. Elke deelnemer kan het dan proeven.
Het opteerde voor een nieuw bier (tripel), verrijkt met extracten van planten en kruiden die afgebeeld staan op “Het Lam Gods”.
Brouwingenieur Xxxxx Xxxxxxxxxxxxx is er volop mee bezig.
De naam die uiteindelijk het best paste bij dit nieuwe Maaseiker hoogstandje is ongetwijfeld “Xxx Xxx Xxxx”.
Xxxx Xxxxxxxxx heeft trouwens het etiket al klaar. Het Davidsfonds kreeg ook onmiddellijk het fiat van alle verenigingen die aan de “Nacht van de Geschiedenis” meewerken. Speciaal voor de mensen die dat zouden vergeten zijn, het zijn: de
Gidsenbond, Speelgroep Van Eyck, de Pater Sangerskring, Musea Maaseik en het Documentatiecentrum.
Wanneer in 2014 het standbeeld van de gebroeders Xxx Xxxx
150 jaar op de markt zal staan, kan je hier in elke Maaseiker kroeg een ”Xxx Xxx Xxxx” drinken.
In die optiek klinkt mijn nieuwjaarsbrief vandaag als volgt:
’t Voorbije jaar kon men haast nooit de bloempjes buiten zetten;
want financieel was het voor ons, dat weet je, gene vette.
Op bijna 6 percent stond plots hier in ons land de rente;
de koopkracht ging fel achteruit,
tja, bij gebrek aan centen. 1 Een nieuw jaar kondigt zich weer aan
met toeters en met xxxxxx;
toch trek je best de broeksriem aan, of anders… koop bretellen.
We wensen jullie uiteraard een jaar vol mooie dagen,
…en met een glaasje “Xxx Xxx Xxxx” hebben we niet te klagen.
Gezondheid!
En als je nu ook nog die 12 luttele euro’s abonnementsgeld hebt gestort
… kan je rustig verder lezen.
In Memoriam Xxxxxxx Xxxxxxx
(°23 augustus 1926 - †3 november 2011)
2 Xxxx Xxxxxxx
Menig oude(re) Maaseikenaar las het in de krant in zijn vaste rubriek “Familieberichten” en reageerde verwonderd met: ”Tiens, Xxxxxxx Xxxxxxx is gestorven!” De gewezen arrondissementscommissaris werkte en woonde een twintigtal jaren in Maaseik. Zijn levenskaars leek bijna eindeloos, doch tijdens zijn laatste levensjaren werd zijn gezondheidssituatie gekenmerkt door enkele ziekenhuisopnames en bedlegerigheid. In aanwezigheid van zijn naaste familie is hij in alle rust en vrede heengegaan te Hasselt, waar hij na zijn oppensioenstelling verbleef.
Xxxxxxx Xxxxxxx was een markante,
gewaardeerde ambtenaar, ernstig en plichtsbewust. Voor beslissingen ging hij nooit over één nacht ijs. Hij overschouwde en analyseerde de situatie en gaf dan na rijp beraad zijn gefundeerde mening, helder en klaar.
Zijn vliegwijdte beperkte zich niet louter tot zijn ambt. Hij stelde zijn capaciteiten en zijn invloed ook ten dienste van de gemeenschap: stichter van ons tijdschrift ”De Maaseikenaar”, dat in de beginjaren nog gestencild en geniet werd in zijn kantoren op de Diestersteenweg, voorzitter van de dekenale kerkfabriek Sint-Xxxxxxxxx Xxxxxxx, voorzitter van de huisvestingsmaatschappij “Ons Dak”, voorzitter en stichtend lid van “Rotary Maasland – Lanklaar”, drijvende kracht achter de bouw van de stedelijke sporthal en het cultureel centrum ”Achterolmen”. Zijn zoon noemde hem met terechte trots tijdens de uitvaartplechtigheid: “Verstandig, een permanente studax, een plichtsbewuste, rechtvaardige, harde werker, minzaam, eerlijk en trouw”. De enige zekerheid in dit leven is de onzekerheid van de dood. Als de trom is stilgevallen, wie slaat dan de maat? De melodie klinkt echter door zoals ze in ons hart geschreven staat. We plaatsen weer een tuil herinneringen op een ereplaats in ons geheugen.
“Xxxxxxxx xx Xxx was een onvervalste psychopaat”
Xxxxxxx Xxxxxxxxxx
Maaseikenaar Xxxx Xxxxxx zorgde voor nieuwe Reinaert-vertaling en beeldroman
Op de banken van het College van het Heilig Kruis in Maaseik hebben generaties en generaties leerlingen hun broek
versleten, zoals men dat wel eens zegt. Maar heel wat onder hen zeggen met nadruk dat ze er niet alleen hun broek versleten hebben maar met heel veel genoegen aan die collegejaren terug- denken. In ‘Kruis en Wereld’ brachten we al vaker oud-leerlingen voor het voetlicht, zeker als ze een of ander belangrijk werk gepubliceerd hadden. Dat was eerder het geval voor collega en gewaardeerd Kruis en Wereldmedewerker Xxxxx Xxxxxxx en onlangs hadden we het over Xxxx Xxxxx met zijn werk over de kleinburgerlijke deugden van Maaseik. Vandaag is het de beurt aan Xxxx Xxxxxx. Broens, germanist en leerkracht aan één van de 7 jezuïeten- colleges, heeft ‘Xxx xxx Xxx Xxxxxxxxx’ opnieuw vertaald. Maar dat is lang niet
alles: hij is begeesterd door die 3
mysterieuze figuur van Xxxxxxxx en verzorgt voordrachten over dat onder- werp. Voordrachten? Mmm, eerder pittige ‘performances’ zoals we onlangs in zijn vaderstad Maaseik mochten meemaken.
Xxxx is intussen 58 geworden en heeft dan ook van een uitstapregeling gebruikgemaakt om krijt en bordveger definitief op te bergen. Germanist van opleiding (KU Leuven), werkt hij nu aan een doctoraal proefschrift (promotor: Xxxx Xxxxxx, Universiteit Leiden). Een proefschrift over, hoe kan het anders, ‘Xxx xxx Xxx Xxxxxxxxx’, het beroemde werk uit de middeleeuwse Nederlandse literatuur, 3469 versregels in het Diets, geschreven door ‘Xxxxxx die Madocke maecte’. In de voorbije eeuwen groeide Xxxxxxxx uit tot een sympathieke, zij het sluwe schelm. Maar in zijn werk probeert Xxxx Xxxxxx die visie bij te sturen: als Reinaert al sympathiek mag genoemd worden, dan is dat om heel andere redenen.
“Ik ben altijd met literatuur bezig
geweest. Met toneel ook overigens: zoals zovele Maaseikenaren zette ik onder de regie van Xxxx Xxxxxx (Xxxxxxx) mijn eerste stappen op het podium. Schrijver worden is altijd een jeugddroom
geweest, niet alleen van mij overigens, ook mijn echtgenote Xxxxx xx Xxxx ambieerde het schrijversbestaan.
Intussen schrijft zij historische misdaadromans (en met succes, want in 2004 won ze met haar debuut ‘Duivels- offer’ de Xxxxxxx Xxxxxxxxxxx voor de beste Vlaamse misdaadroman. Met ‘Wrede schoonheid’ mocht ze in 2010 ‘De Diamanten Kogel’ in ontvangst nemen). Op mijn 50ste ging ik halftijds in het onderwijs werken, ‘afkicken’ noemde ik het zelf, en toen kwam die figuur van Xxxxxxxx in mij bovendrijven. Mijn eerste bedoeling was om er een voorstelling van te maken. Alleen vond ik geen goede tekst die ook nog eens trouw was aan het origineel. Er zat dan ook niets
4 anders op dan zelf een nieuwe vertaling te maken…” Aan de vertaaltafel zette Xxxx uiteindelijk de 3469 verzen om in modern Nederlands: “Intense arbeid die dan ook een hele tijd had geduurd. Ik had alles omgezet in paarsgewijze rijmen, toen ik ontdekte dat het mogelijk jambische viervoeters waren geweest. En inderdaad, hoewel we enkel afschriften hebben, kan het origineel in jambische viervoeters zijn gesteld. Dus ben ik weer helemaal door de 3469 verzen gegaan, onnodig te zeggen dat dit een immense karwei was. Om zo accuraat mogelijk te vertalen, had ik ook heel wat randliteratuur geraadpleegd zodat ik intussen min of meer een expert geworden was in ‘Van den Vos Reynaerde’. Tijdens mijn werkzaamheden was ik me er stilaan bewust van geworden dat de Bijbelse achtergrond in het verhaal veel groter was dan ik aanvankelijk had aangenomen. Zo is dan ook de idee gegroeid om daar een doctoraal proefschrift over te maken.” Xxxx is daarvoor naar de Universiteit van Leiden getrokken, waar hij dat als ‘buitenpromovendus’ ongestoord kan doen.
Xxxxxxxx als de antichrist
Wie ‘Reinaert de Xxx’ hoort, denkt meteen aan een leuk sprookje, waarin de
vos een schalkse, xxxxx xxxxxx is: “Hij is inderdaad heel lang positief geïnterpreteerd maar met de nieuwe inzichten is hij een negatieve figuur geworden. De Gentse literatuurhistoricus Xx Xxxxxxxx (what’s in a name) vindt dat ook, maar wijst er op dat we er bij onze interpretatie rekening mee moeten houden dat het genre bepaalt hoe zo een figuur wordt ingezet. In mijn visie is Xxxxxxxx fel, boosaardig en wreed. Na zijn biecht bijvoorbeeld toont hij geen berouw. Folteringen vindt hij prachtig. Een dergelijke houding roept bij mij vragen op. Ik zie hem dan ook als een echte tegenpool van Xxxxx Xxxxxxxx, een antichrist zeg maar. Alle werken van barmhartigheid keert hij om. Eén voorbeeld: ‘de naakten kleden’. Door die folteringen kleedt hij de mensen uit: de wolf en de wolvin laat hij zelfs villen!
Maar die amorele figuur past volledig in
het genre van de goddelijke bedrieger. Bij heel wat volkeren heb je een figuur die werkelijk over alle grenzen heen gaat. Daarvoor hoeft hij geen God te zijn en hoeft hij niet eens deugdzaam te zijn.
Maar wat het heiligste is in een samenleving, zet hij op zijn kop. Zo draait Xxxxxxxx het meest heilige in de 13de eeuw, de figuur van Xxxxx Xxxxxxxx, om en wordt zo een antichrist.”
Hoe geloofwaardig de theorie van Xxxx Xxxxxx ook klinkt, toch blijft de vraag hoe het kan dat zo’n literaire figuur naderhand als een sympathieke schelm gezien wordt: “Verhalen over iemand die door alle grenzen breekt, kunnen ook lollig zijn. Want wanneer zo iemand op het toneel verschijnt, loopt er natuurlijk heel wat fout en de gevolgen kunnen best grappig zijn. Men moet dat ook zien in de context van de Vlaamse graven en gravinnen, die het maar niets vonden dat ze macht moesten inboeten op de Franse koningen, terwijl Xxxxxx xxx xx Xxxxx ooit nog de voogd van de Franse koning was geweest. In dat geheel is Xxxxxxxx uiteindelijk niet meer dan een literair figuur want ‘Xxx xxx Xxx
Xxxxxxxxx’ is niet meer dan een verhaal. Dat neemt niet weg dat hij een sterke symboolfunctie heeft. De auteur heeft ook bewust een gelaagd verhaal geschreven. Alles kan op meer manieren worden opgevat: als een spannend verhaal bijvoorbeeld of als een vorm van literair protest, literaire onvrede. Een verhaal dat de machthebbers in hun hemd zet, kan grappig zijn maar toch als een politiek statement geschreven zijn. Daardoor is ‘Xxx xxx Xxx Xxxxxxxxx’ een verhaal met heel veel functies, dat voor heel
uiteenlopende groepen geschreven is: dat is ook het kenmerk van echte meesterwerken, die in elke tijd weer andere waarden oproepen en daardoor nooit verdwijnen.”
Xxxxxxxx, de psychopaat Maar de vos als het ware op de sofa leggen en aan een psychologisch onderzoek onderwerpen, is geen eenvoudige opgave: “Hij is een gladde prater en egocentrisch.
Daarnaast is hij een pathologische leugenaar die geen berouw kent en niet de minste gevoelens voor
empathie heeft. Er bestaat een lijst van 12 kenmerken die gehanteerd worden om een psychopaat te definiëren. Welnu, Xxxxxxxx beantwoordt aan alle 12 kenmerken. Hij is dan ook een zuivere psychopaat. Hoe komt het dan dat zo’n criminele figuur zo fascinerend is geworden? Opnieuw, Xxxxxxxx is geen historisch figuur, maar een literair figuur. Dat is een belangrijk gegeven, omdat men hem moet zien als een masker dat de auteur gebruikt om zijn samenleving te analyseren. De figuur van de
5
misdadiger laat de auteur toe om achter de coulissen te kijken en zo de hypocrisie te laten zien. Vanuit dat standpunt is ‘Xxx xxx Xxx Xxxxxxxxx’ een stuk sociale geschiedenis waaruit we leren dat de Vlaamse auteur – en de sociale groep voor wie hij een spreekbuis was – de hypocrisie van de Franse koning Xxxxxxxx XX en zijn entourage hekelde. Ik geef toe dat het enorm grappig kan zijn als Reinaert al het heilige met de voeten treedt. Maar nog eens, we moeten dat zien in de context van die tijd waarin bijvoorbeeld ook hoge geestelijken parodieën konden maken op wat hen heel dierbaar was: zo lazen ze dan ‘Dominus vobiscum’ (de Heer is met u) als ‘Bacchus vobiscum’: Bacchus, de god
6 van de alcohol, is met u! Dat kunnen wij ons nu eenvoudigweg niet meer voorstellen!“
Beeldroman
Op dit moment stapt Xxxx Xxxxxxxx in het verhaal. De 55-jarige Antwerpenaar geldt (terecht) als één van de belangrijkste stripauteurs in het Nederlands taalgebied (www. xxxxxxxxxxxx.xxx). Met de stripreeks ‘Biebel’, die hij in 1991 stopzette, brak hij door bij het grote publiek.
Tegenwoordig woont en leeft Legendre op El Hierro, één van de Canarische eilanden, en heeft hij zich op de graphic novel of beeldroman gestort. Ter verduidelijking, een graphic novel is opgevat als een stripverhaal, maar is oneindig veel meer dan dat. Eén van de bekendste graphic novels, ‘Maus’ van de Amerikaan Xxx Xxxxxxxxxx, won in 1992 zelfs de Pulitzerprijs, één van de hoogste literaire onderscheidingen in Amerika.
Ook Xxxxxxxx kwam dicht in de buurt van ‘echte literaire erkenning’ toen zijn graphic novel ‘Verder’ in 2008 genomineerd werd voor de Libris-prijs. “’Xxx xxx Xxx Xxxxxxxxx’ is simpelweg een literaire parel”, gaat Xxxxxx verder, “en dat wil ik in zoveel mogelijk vormen aan zoveel mogelijk mensen laten zien. Zo is de idee voor een beeldroman
gegroeid. Toen ik Legendre over een mogelijke samenwerking mailde, bleek dat hij een oud-leerling was van het college waar ik jarenlang les had gegeven. Wat voor mij (nog) interessanter was, was dat Xxxxxxxx als kind ooit had meegespeeld als kip in een toneelversie van Xxxxxxxx. Ook hij was geboeid door de Reinaertfiguur en droomde ervan om er ooit iets mee te doen. De basis was dus prima. Omdat Xxxxxxxx altijd op zijn eiland zit, is onze samenwerking helemaal via e-mail gegaan. Hij kon zich in elk geval helemaal vinden in die nieuwe visie waarin Xxxxxxxx een soort antichrist is.
Naast de tekst gaf ik hem ook heel wat tips. Vaak mailde hij me dan terug: ”Wat je mij toch allemaal vraagt!”. Maar het is prima uitgedraaid, want hij vond uiteindelijk dat ik het als beginnend scenarist niet beter had kunnen doen.
Pas daarna heb ik Legendre ook in levende lijve ontmoet.”
Xxxx Xxxxxx mag zich in ieder geval gelukkig prijzen met de samenwerking met Xxxxxxxx: het werk, uitgegeven bij Atlas, is intussen al aan zijn 2de druk toe wat niet meteen vanzelfsprekend is voor een middeleeuws verhaal in versvorm! Allicht zit de vertaalkunst van Xxxx Xxxxxx daar voor iets, om niet te zeggen veel, tussen. “Ik wil Xxxxxxxx nu in alle vormen uitdragen: op dit moment zijn dat dus die graphic novel en mijn lezingen, maar er zijn zeker nog andere artistieke vormen. ‘Xxx xxx Xxx Xxxxxxxxx’ is wereldliteratuur en dat moet Vlaanderen beseffen!”
Xxxxxxxx xx Xxx, getekend door Xxxx Xxxxxxxx in een vertaling van Xxxx Xxxxxx, werd uitgegeven door Atlas en kost 24,50 euro. ISBN 9789045059402.
Xxxx contacteren, kan altijd op rene. xxxxxx@xxxxxxx.xx!
Maaseik vertegenwoordigd op de internationale tentoonstelling te Luik in 1905
Xxx Xxxxxx
Naar aanleiding van de 75ste verjaardag van de onafhankelijkheid van België pakte de stad Luik uit met een internationale tentoonstelling (“exposition universelle et internationale”), gewijd aan de kunst in het Land van Luik. De
initiatiefnemers wilden een algemeen beeld geven van de kunstgeschiedenis in het gebied van het voormalige prinsbisdom. De expositie bestond dan ook uit twee uitgebreide secties, respectievelijk gewijd aan kerkelijke en aan burgerlijke kunst. De eerste sectie was gewijd aan religieuze kunst en omvatte twee afdelingen: liturgisch zilverwerk, reliekhouders, koperwerk en geëmailleerde voorwerpen; antependia en liturgische gewaden; diverse voorwerpen. De tweede sectie was onderverdeeld in zeven afdelingen: schilderkunst, beeldhouwkunst en ivoor;
oorkonden, handschriften, gedrukte werken, stads- en dorpsgezichten, plattegronden en etsen; numismatiek, zegels, medailles en kopergravuren; toegepaste metaalkunst in zilver-, koper-, tin- en ijzerwerk en vuurwapens; meubilair, tapijten en kleding; terracotta, aardewerk, steengoed, porselein en glaswerk; fotografische afbeeldingen. In totaal werden maar liefst 6 961 objecten getoond. Het was dus een omvangrijke tentoonstelling, waarvan de geëxposeerde voorwerpen volgens de smaak van die tijd haast op elkaar gepropt aan de bezoekers werden getoond. Voor dit artikel is vooral de eerste sectie, gewijd aan de kerkelijke kunst, van belang, omdat de stad
Maaseik daar behoorlijk 7
vertegenwoordigd was. Het uitvoerend comité van die sectie had de Maaseikenaar mgr. Xxxxx Xxxxxxxxxxxxxx (°Maaseik, 1842 – †Luik, 1914), voorzitter van de “Société des bibliophiles liégeois”, als president. Hij werd in zijn taak bijgestaan door ingenieur Xxxx Xxxxxx, secretaris- generaal, en door xxxxx Xxxxx xx Xxxxxxxx, penningmeester. De eerste afdeling van die sectie werd voorgezeten door Xxxxxxxx Xxxxxxx (°Diest, 1845 -
†Xxxxxxxxx, 1944), een diocesane priester en verdienstelijke geschiedschrijver en oudheidkundige, die zijn hele leven doorbracht in Limburg. Hij had xxxx. xx. Xxxxxx Xxxxxx, de Luikse historicus, als secretaris. Van de tentoonstelling verscheen een lijvige catalogus:
«Exposition de l’Art Ancien au Pays de Liège. Catalogue général » (1). Prof. dr. Xxxxxxxx Xxxxx schreef de historische inleiding (2) en prof. dr. J.-X. Xxxxxxxxx wijdde een bijdrage aan de oude kunst in het Land van Luik (3). Het feit dat mgr. Xxxxx Xxxxxxxxxxxxxx, die goed vertrouwd was met het kerkelijk kunstbezit van Maaseik, en priester Xxxxxxxx Xxxxxxx, die eveneens het Limburgse kunstpatrimonium goed kende, nauw bij de uitgebreide stand van de kerkelijke kunst betrokken waren,
verklaart ontegensprekelijk de opmerkelijke aanwezigheid van heel wat uitzonderlijke kunstwerken uit Maaseik. Beide geestelijken, die als kunstliefhebbers bekend stonden, stelden overigens ook zelf verscheidene kostbare voorwerpen uit hun verzameling tentoon.
Mgr. Schoolmeesters exposeerde er twee vergulde en gegraveerde koperen platen (12de eeuw), twee geelkoperen altaarkandelaars (15de eeuw) en een kazuifel van goudlaken met het wapenschild van de familie van Xxxxxxxxxx xx Xxxxx (1735) (4). Ook Xxxxxxxx Xxxxxxx was met voorwerpen uit zijn eigen collectie op de
8 tentoonstelling flink vertegenwoordigd: het boek “Den Spiegel des menschen leuen” (Luik, 1602) van de kartuizer Xxx Xxxxxxx, een portretgravure van Xxxx- Xxxxxxxxx xx Xxxxxx, xxxxx xxx Xxxxxxxxxx, vier zegelmatrijzen, juwelen en een koperen veldfles (1552) (5).
De kerkelijke voorwerpen uit Maaseik die men in de tentoonstelling aantrof, waren afkomstig uit de Sint-Catharinakerk, namelijk vier reliekhouders, een kelk en drie kandelaars. De organisatoren hadden klaarblijkelijk veel belangstelling voor laatmiddeleeuwse reliekhouders, die onder de geëxposeerde kerkelijke voorwerpen een opmerkelijke plaats innamen. In verband met de tentoongestelde stukken wordt ook verwezen naar de inventaris die in 1963 door architect Xxxxxx Xxxxxxxxx en kruisheer Xxxxxx Xxxxxxx werd gepubliceerd (6). Voor de bijdrage uit Maaseik viel de keuze op een kleine reliekhouder in de vorm van een obelisk (einde 8ste-begin 9de eeuw) (7), een verguld koperen reliekhouder op langwerpige zeshoekige voet (begin 15de eeuw) (8) en een verguld koperen reliekostensorium op zeslobbige voet (15de eeuw) (9). Bovendien exposeerde men een verguld zilveren reliekhouder in de vorm van een ciborie (15de eeuw) op een 17de-eeuwse achtlobbige voet (10).
Op de tentoonstelling was eveneens de vergulde 16de-eeuwse zilveren kelk met achtzijdige voet en zeskantige schacht te zien (11). De overige voorwerpen die het kerkbestuur van Maaseik voor de expositie uitleende, bestonden uit kandelaars: twee van de vier zilveren kandelaars (1667), die door Xxxxxxxxx Xxxxxxxxx (†1667), proost van het Maaseiker kapittel, aan de broederschap van de heilige Rozenkrans werden geschonken (12), en één van de vier gedreven en geciseleerde zilveren altaarkandelaars uit het begin van de 18de eeuw, waarmee Xxxxxxxxxx Xxxxxxxxx xx Xxxxx (†1729), proost van het Maaseiker kapittel (1700-1729), de Sint-Catharinakerk tijdens zijn
ambtsperiode verrijkte (13). Maaseik was
dus met een achttal kostbare voorwerpen uit zijn kunstpatrimonium behoorlijk vertegenwoordigd op de prestigieuze tentoonstelling die in 1905 in Luik plaatsvond.
(1) Exposition de l’Art Ancien au Pays de Liège. Catalogue général, Luik, Xxxxxxx Xxxxxxx, 1905. De bladzijden van de inleidende bijdragen zijn afzonderlijk genummerd met Romeinse cijfers. Het overige deel van de catalogus is niet gepagineerd.
(2) X. XXXXX, Introduction historique, in : Exposition de l’Art Ancien a.w., Luik, 1905, blz. I-XXVIII.
(3) J.-X. XXXXXXXXX, L’art ancien au Pays de Liège, in :
Exposition de l’Art Ancien a.w., blz. I-XL.
(4) Exposition de l’Art Ancien a.w., nr. 280, 348 en 452.
(5) Exposition de l’Art Ancien a.w., nr. 2178, 2262, 3135, 3169, 3199, 3207, 4299 en 4526.
(6) X. XXXXXXXXX en X. XXXXXXX, De kerkschat van de Sint-Catharinakerk te Maaseik. Beschrijvende inventaris (Limburgs kunstpatrimonium, nr. 1), [Hasselt], 1963, 75 blz., 34 afb.
(7) Exposition de l’Art Ancien a.w., nr. 28. Vgl. X. XXXXXXXXX en X. XXXXXXX, a.w., blz. 44-45.
(8) Exposition de l’Art Ancien a.w., nr. 43. Vgl. X. XXXXXXXXX en X. XXXXXXX, a.w., blz. 47.
(9) Exposition de l’Art Ancien a.w., nr. 44. Vgl. X. XXXXXXXXX en X. XXXXXXX, a.w., blz. 46-47.
(10) Exposition de l’Art Ancien a.w., nr. 47. Vgl. X. XXXXXXXXX en X. XXXXXXX, a.w., blz. 52-53.
(11) Exposition de l’Art Ancien a.w., nr. 106. Vgl. X. XXXXXXXXX en X. XXXXXXX, a.w., blz. 51.
(12) Exposition de l’Art Ancien a.w., nr. 199. Vgl. X. XXXXXXXXX en X. XXXXXXX, a.w., blz. 60-62.
(13) Exposition de l’Art Ancien a.w., nr. 206. Vgl. X. XXXXXXXXX en X. XXXXXXX, a.w., blz. 62-63.
Een Maaseikenaar publiceerde…
Xxx Xxxxxx
In de reeks “Limburgse Monografieën”, een periodieke uitgave van de “Koninklijke Vereniging van Limburgse Schrijvers” die sinds 1990 verschijnt, is kruisheer xx. Xxxxx Xxxxxxx al aan zijn vijfde publicatie toe. Alle brochures zijn gewijd aan confraters-kruisheren, die als auteurs bijzonder verdienstelijk werk leverden: Xxxxxx Xxxxxxx (1915-1987), Xxxxxx Xxxxxx (1914-1972), Xxxxxx Xxxxxxxx (1919-1992), Xxxxxxx Xxxxxx (1910-1974) en onlangs Xxxxxxx Xxxxx. Zijn biografie van Xxxxxxx Xxxxx is nummer 88 in de reeks. Zodoende werkt Xxxxx Xxxxxxx aan een literaire galerij van prominente kruisheren, want voor 2012 voorziet hij in dezelfde brochurereeks een publicatie over Xxxxx Xxxxx.
Kruisheer Xxxxxxx Xxxxx, die op 21
november 1871 in Harlingen (Friesland, Ned.) werd geboren en op 10 augustus 1945 in Maaseik overleed, was een tijdlang lesgever aan het Kruisherencollege van Maaseik. Hij maakte echter vooral naam als een ijverige en waarheidsgetrouwe historische documentalist. Niet veel heeft hij gepubliceerd, maar zijn geschiedkundige aantekeningen, die hij vanuit lectuur en archiefonderzoek op
steekkaarten kopieerde en verzamelde, vertegenwoordigen een uitzonderlijke en kostbare documentatie, waar al heel wat geschiedschrijvers dankbaar gebruik van maakten. Xxxxxxxxx Xxxxx toonde veel belangstelling voor de geschiedenis, maar vooral voor de genealogie. Biograaf Xxxxx Xxxxxxx overloopt de kloosteropleiding en de priesterstudies van zijn confrater, wijdt aandacht aan zijn verblijf in Uden en Maaseik, bespreekt drie van zijn publicaties en belicht hem als historicus en genealoog, die bij het kopiëren van zijn bronnen nauwkeurig en correct te werk ging, zodat zijn documentatie een hoge graad van betrouwbaarheid geniet. De auteur rondt zijn monografie af met een
uittreksel uit de oorlogskroniek 9
“Kruisheerenklooster te Maeseyck in den oorlog 1914-1919”. Zoals we van kruisheer Xxxxx Xxxxxxx al heel wat jaren gewend zijn, heeft hij ook ditmaal uitgebreid en met de gewenste nuancering het levensverhaal van zijn confrater uitgeschreven. Hij deed dat met de nodige wetenschappelijke onderbouwing. Het is de vijfde profieltekening die hij van een schrijvende kruisheer voor de “Limburgse Monografieën” maakte: “Xxxxxxxxx Xxxxx (1871-1945), kruisheer” (jg. 22, nr. 3, 42 blz., ill.) Ook Xxxxxxx Xxxxx verdiende een plaats in die biografische reeks, die stilaan uitgroeit tot een encyclopedie van de Limburgse schrijvers.
10
Diksjenaer van het Mezeikers
Xxxx Xxx Xxxxx
Cultuur is datgene waarvan we ons te laat bewust worden dat we het verloren zijn!
1. Aa, uitroep
Vb. Aa, bes-te eindelek dao? Aa, det is diech ouch geraoje.
2. Aafdoon, St. ww. (dieëg aaf, aafgedoeën) = afzetten
Vb. Hae dieëg zi-jn patsj aaf vuur de börgemeister.
3. Aafgieëve, St. ww. (goeëf aaf, aafgegieëve) =
a. afgeven (als in AN)
b. omgaan
Vb. Mèt waat vuur vouk guuêf dae zich aaf.
4. Aafgoeën, st. ww. (góng aaf, aafgegange) = a. defeceren
b. invallen van de dooi
Vb. a. Es-te neet kóns aafgoeën, mós- te dao get tieëge doon.
b. Het waer geit aaf, de mol haef gestoeëte.
5. Aafgevaeg, bn., bw. = geraffineerd. Vb. Det vroumes is ein aafgevaegde pri-j.
6. Aafhôffe, zw. ww. = afheffen, couperen (bij kaartspel)
Vb. Iech höf aaf en diech guuëfs.
7. Gaam, zn. vr. (-e, gaemke) =
toonbank in een winkel
8. Gaansj, zn. vr. (-zje, -ke) = groot, dom meisje
9. Gaer, bw. = graag, gaarne
Vgl. AN begeren
10. Xxxxxx, zn. o. (-e, -ske) = mannelijk geslachtsdeel
11. Gengich, bn., bw. = ingewerkt, loopt gesmeerd
12. Ges, zn. m. (geen mv, geen dim) = gist
13. Gesprieëkelek, bn. = iemand die graag meepraat
14. Gestieëdig, bn., bw. = altijd maar aan
15. Hawf, bn., bw. = half
16. Hawflappe, st. ww. = schoenen herstellen met een nieuwe zool
17. Honshout, zn. o. ( geen mv, geen dim) = vuilboom, sporkehout, Frangula alnus, struik met lange rechte twijgen, waarvan we vroeger pijlen maakten
18. Huulentuul, zn. vr. (geen mv, geen dim) = vlierhout
Vb. Van einen tak van den huulentuul kóns-te ei fluitje maken.
Vgl. Du. Hollunder
19. Ieëlenj, zn. vr. (geen mv, geen dim) = ellende
20. Xxxxxxxxx, bw. = tegelijkertijd, ondertussen, onderwijl
Vgl. Fr. En passant.
21. Kazjevék , zn. m. (-ke, -ske) = vrouwenjak met xxxxxx, jakje Fr. Casaquin
22. Pave, st. ww. = zwaar en veel roken.
23. Pin, = a. zn. vr. (-ne, -ke) = pin (als in AN)
b. zn. m. (-ne, -ke) = gierigaard
24. Prakkezeere, st. ww. = piekeren, nadenken
25. Preugel, zn. ( geen mv, geen dim) = slaag, aframmeling vgl. Du. Prügel
26. prikke, st. ww. = iets (vb. een bal) met de hand opvangen
27. xxxxx, x. bw. = juist, net zo
b. bn. = flink, mooi
Vb. a. Det is prónt tegooj
x. X xxxxx vroumes
28. prówm, zn. vr. (-e, prujmke) =
x. xxxxx (als in AN)
b. tabakspruim, prop tabak in de mond
29. pups, zn. vr. (-e, -ke) = gedroogd oogsecreet
Vb. De ouge zoeëte miech vol pupse
30. röpsele, st. ww. = oprispen
Vb. Röpsele is onbelaef.
31. rumpel, zn. vr. (-s, -ke) = rimpel (in gelaat of in stof)
Vb. Groeëtmoder häör gezich waas hieël verrumpeld.
32. trenseneere, st. ww. = treiteren, sarren
33. tróp, zn. m. (-pe, trupke) =
a. troep (als in AN)
b. militairen, leger
Vb. Oze Zjang is bi-j den tróp.
Lezers schrijven ons
De Redactie
Dat ons blad uiterst nauwkeurig gelezen wordt, blijkt overduidelijk uit de talrijke reacties die de redactie regelmatig ontvangt en die natuurlijk met dank aanvaard worden.
Zo ontvingen wij een brief van xxxxxxx Xxx Xxxxxxxxx-Xxxxxxxx in verband met het artikel over de Wijk Weertersteenweg van de xxxx Xxxx Xxxxxxxxxx in ons vorig nummer
pag. 170. Zij herinnert zich nog dat zij als kind uit diezelfde wijk bij de viering van de eremis van kruisheer Xxxxx Xxxxxxx een lang gedicht voordroeg. En verder wijst zij erop dat bij de leden van het toenmalige feestcomité van de wijk ook haar grootvader behoorde. Deze man die zich gedurende de oorlog 1940- 1944 als weerstander tegen de Duitse bezetter zou onderscheiden, heette echter niet Ignoul, maar Xxxxxx.
Over de foto van de hengelvereniging De Snoek, eveneens in ons vorig nummer op p. 175 deelde de xxxx Xxxxxxx Xxxxxx, geboren en getogen Maaseikenaar maar thans wonend in Lanklaar, ons het volgende mede. In de 2de persoon rechts beneden op de foto herkende hij in de man met strohoed en bril de xxxx Xxxxxx, woonachtig aan de Bleumerstraat en in de volksmond de Sprok genoemd. De man uiterst rechts beneden is, aldus
de briefschrijver, zijn grootvader langs moederszijde de xxxx Xxxx Xxxxxxx, woonachtig aan de Eikerstraat (1873- 1954).
Over dezelfde foto schreef ons de xxxx Xxxxxxx Xxxxxxxxx uit Genk het volgende.
Zoals U misschien weet is Xxxxxx Xxxxxx een “oude oom” van mij. Mijn moeder heeft me verteld dat Xxxxxx toen gevierd werd als winnaar van een hengelwedstrijd. Mijn moeder, de jongste van de elf kinderen van vader Xxxxxxx Xxxxxx en Xxxx Xxx, is in 1926 van Maaseik naar Genk gekomen om hier een handelszaak op te richten.
Xxxxxx vertelde mij ook dat bij haar thuis in Maaseik de vissers samenkwamen om te gaan vissen aan de Maas. De naam “De Snoek” heeft ze me echter nooit genoemd, evenmin dat het een club was die op de zondagen daar samenkwam. Wel heeft ze me verteld dat er zondags thuis geschonken werd en dat als de vissers terug kwamen daar in de grote voorste kamer al eens gedanst werd. Het was er geen café als dusdanig, maar in het weekend werd er wel geschonken.
Door dit artikel begrijp ik nu beter dat toen ik als klein ventje bij grootmoeder op vakantie kwam, een heel arsenaal visgerief op de zolder vond. Daarmee maakte ik een vislijn en mocht dan gaan vissen in “de Graaf”, omdat die waterloop vlakbij lag. Dat was ongeveer van 1935 tot 1940. Ik kon toen niet
11
vermoeden dat daar zoveel gerief lag omdat “de Snoek” er jarenlang gehuisvest was.
Tante Xxxxxx en mijn nichtjes Xxxxxx en Xxxxxxxxx (zo noemden wij haar toen) zijn al lang overleden. Xxxxxx had een zoon die nog in leven zou zijn en ergens in het Luikse zou wonen, maar ik heb nooit contact met hem gehad. Dat een oude foto nog zoveel herinneringen kan oproepen!
Over de foto en de lijst van de peters en meters van onze stadsbeiaard p. 181
vernamen wij van xxxxxxx Xxxxx Xxxxxxxxxxx dat de xxxx Xxxx Xxxxxx in de lijst vernoemd, de toenmalige “big boss” was van het Nederlandse grindbedrijf Dragetra aan de Maas in Maaseik, een van de bedrijven die één der klokken betaalde. Kort nadien zou de man echter overlijden en het personeel van het bedrijf besloot dan ook de klok de naam te geven: “Bram-Dekker-klok”.
Tot daar enkele reacties van lezers op ons vorige nummer. Met onze dank.
12
Luitenant-kolonel Xxxxxxxxxx: naschrift
Xxxxxx Xxxx
In het vorige nummer van “De Maaseikenaar” kon u lezen op welke manier luitenant-kolonel Xxxxxxxxxx gesneuveld is. Over het leven van Xxxxxxxxxx heb ik al verteld in een vroeger nummer van “De Maaseikenaar”, jaargang 2007, nr. 2, pp.
51-53.
Vermeldenswaardig is nog dat de Maaseikenaar Xxxxxxxxxx, op het ogenblik van zijn overlijden, commandant was van het derde regiment Jagers te Voet, een regiment dat in 1831 werd opgericht in… Xxxxxxx! Verscheidene Maaseikenaren namen in 1831 dienst in dat regiment, o.a. André
In 1920 werd de kazerne Groot Kwartier in Brugge omgedoopt tot kazerne lt.- kolonel Xxxxxxxxxx. Toen die kazerne verkocht werd, gaf men de naam Rademakers aan het depot Lissewege. Een trouwe bezoeker van onze “wauweleurkes”, X. Xx Xxxxx, zei me dat dit depot nu ook verdwenen is en dat men nu een straat in de omgeving Kolonel Rademakersstraat heeft genoemd. In Brugge getroost men zich blijkbaar veel moeite om de herinnering aan onze stadsgenoot te bewaren.
Zouden wij in Maaseik er niet voor kunnen zorgen dat zijn naam ten minste op het monument van de gesneuvelden vermeld wordt?
Xxxxxx (kapitein) en Xxxxxxxx Xxxxxx (luitenant).
Een foto van de nu verdwenen kazerne kolonel Xxxxxxxxxx in Brugge
Huldiging Xxxxx Xxxxxxx
Xxxxxx Xxxxxxx
Op vrijdag 9 december jl. hebben wel tweehonderd genodigden Xxxxx Xxxxxxx gehuldigd en in de bloemetjes gezet, omdat hij al 25 jaar met panache de voorzittershamer hanteert van de Maaseiker harmonie Concordia.
Sprekers van diverse pluimage staken de loftrompet over hem.
Iedereen was het er trouwens mee eens dat het geen sinecure is om zo een heterogeen muziekgezelschap in goede banen te leiden.
Want, zoals hij het zelf muzikaal onder woorden bracht, soms dienden er ook harde noten gekraakt te worden.
Iedereen beaamde dat.
Hij werd dan ook letterlijk en figuurlijk op een piëdestal gezet; immers, dankzij zijn doorzettingsvermogen en zakeninstinct werd de harmonie de trotse eigenaar van de prachtig gerestaureerde “Zaal
Van Eyck”, waar naar hartenlust gerepeteerd wordt en ook andere verenigingen regelmatig onderdak vinden.
Tekeningen, briefomslagen met inhoud, kistjes drank en knuffels allerhande nam hij lachend in ontvangst en onder het eten van heerlijke hapjes en het drinken van spirituele drankjes werd er nog de hele avond gezellig nagepraat.
Proficiat… en nog vele jaren!
13
14
Kruisheer Xxxxxxx Xxxxxx even terug in Maaseik
Xxxx Xxxxxxx Foto’s: Xxxxx Xxxx
Xxxxxxx zendt zijn zonen en dochters uit. Zij weken om verschillende redenen uit naar elders doch komen bij gelegenheid graag naar hun familie(s) en roots terug. Xxxxxxx Xxxxxx (°1951), geestelijke met een sterk sociaal engagement als levensdoel, was in zijn geboortestad onlangs even terug om
met de 60-jarigen te feesten en ook om voor de Pater Sangerskring en Xxxxxxxxxx Xxxxxxx-Maaseik in Zaal Xxx Xxxx te komen vertellen over zijn Maaseiker jeugd, zijn wereldreizen naar armoelanden als India en Bolivia en zijn werk in de parochie Onze-Lieve-Vrouw van Goede Bijstand in Brussel-Centrum en de Marollen. Enkele ervaringsdeskundigen hadden met de spreker de avond voorbereid in de pastorie van Heppeneert.
Hij vertelde open en eerlijk over zijn geëngageerd leven en zijn bekommernis om de ellende van de kleinen en de armen. Zijn leven wordt bevraagd door de thuislozen, de gevangenen van Leuven-Centraal en de prostituees. Deze Maaseikenaar is breed actief in allerlei buurtwerk en formuleerde ook enkele onderbouwde, kritische slotbedenkingen. Na zijn degelijke inleiding en een korte pauze trad hij in gedachtewisseling met het talrijke publiek, meer dan honderd geïnteresseerden. Ter afronding werd even de link gelegd door Xxx Xxxxxxxx, voorzitter van Xxxxxxxxxx Xxxxxxx, met armoedetoestanden in de fusies Maaseik en Kinrooi. Xxx Xxxxxxxx, voorzitter van de Pater Sangerskring, dankte iedereen en verraste de spreker met een lokaal geschenk. Xxxx Xxxxxxx praatte de avond aan elkaar en was niet weinig trots op zijn oud-leerlingen, de spreker-kruisheer Xxxxxxx Xxxxxx en de fotograaf Xxxxx Xxxx, die eens te meer de knappe illustratiefoto’s verzorgde. Er werd nog uitvoerig nagepraat over Maaseik, armoede hier en elders en de tijd van toen…
Aanvullingen bij de foto met
E.H. kapelaan Beelen
(De Maaseikenaar, jaargang XLII, 2011, nr. 4)
Xxx Xxxxxxxxx
Van de xxxx Xxxxx Xxxxxx ontvingen wij een aanvulling bij de foto met
E.H. kapelaan Beelen, waarvoor dank. In de laatste Maaseikenaar trok de bijdrage over E.H. kapelaan Beelen mijn extra aandacht, omdat ik in de tekst en
op de foto Xxxxxx Xxxxxx zag staan. Zij is namelijk de moeder van prof. emeritus Xxxxx Xxxxxx, gewezen dekaan van de Nijmeegse universiteit.
Frans komt wekelijks naar het RHIDOC in Thorn en is erg betrokken bij de plaatselijke geschiedenis. Van zijn acht overgrootouders kwamen er drie uit Thorn.
Deze drie, een Dehing, een Tonnaer en een Parren, kwamen allen rond 1870 in Antwerpen terecht, waar zij elkaar weer tegenkwamen, met de bekende gevolgen.
Momenteel is hij bezig met de Thornse leenboeken leesbaar te maken, leenboeken waarin burgers van Heppeneert en Maaseik veel voorkomen. Genealogisch is het erg belangrijk omdat het over een periode gaat van voor de aanvang van de parochieregisters.
Xxxxx kwam als kleine jongen nog regelmatig op vakantie in Maaseik bij zijn
grootvader, Xxxxx Xxxxxx, die er van 1930 tot 1940 postmeester was. Hij vertelde me ook dat zijn moeder er in de wandeling “Yvonneke van de Post” werd genoemd.
Hij schreef voor ons tijdschrift in Thorn de geschiedenis van de familie Xxxxxx (red. zie het artikel over Xxxxxx xx Xxxxxx in dit nummer), afkomstig uit Ittervoort, maar die via Maaseik de wereld in trok (Het artikel zal verschijnen in het meinummer van “De Kroetwès”).
Zoals je weet, bouwde een Caters het (vroegere) postkantoor in Maaseik, het huis waar Xxxxx dus ook in Maaseik logeerde. In de afgelopen twee jaar bracht hij met zijn zonen een uitgebreid, enkele dagen durend bezoek aan Maaseik, Thorn en omgeving.
Toen ik hem de foto liet zien, herkende hij ze, als ook voorkomend in de fotoalbum van zijn moeder. Gisteren bracht hij dat album mee.
Bij de foto staat genoteerd ’30 jaar later, ca. 1965’.
Nog leuker is dat zij ook de namen genoteerd heeft, en dus ook van de nog onbekenden.
Ze zijn bijna steeds hetzelfde, soms iets anders geschreven – zo is dat bij familienamen die je alleen op het gehoor kent - en een Xxxxx heet bij haar natuurlijk Xxxxx, Xxxxxxx is Xxxxx, Xxxx is Xxxxxx, enz.
Zij noteert:
1. Xxxx Xxxx, met een vraagteken, en verder
4. Xxxxxx Xxxx
11. Xxxxxxxx Xxxxxx
21. Xxxx Xxxxxxxxx
Van de xxxx Xxxx Xxxxxx kreeg “De Maaseikenaar” deze aanvulling met foto op het artikel over E.H. kapelaan Xxxxx Xxxxxx in “De Maaseikenaar” jaargang XLII, 2011, nr-3, blz.179.
E.H. Xxxxx Xxxxxx begon zijn loopbaan op Sint-Jansberg op 10 oktober 1926 onder toenmalig directeur X.X. Xxxxxxx
15
Xxxxxxxxx als leraar godsdienst (misschien ook nog andere vakken?) en verliet de school op 30 september 1940.
De namen bij de foto’s worden weergegeven zoals ze op de foto’s staan.
16
V.l.n.r.: de vader van de eerste directeur Xxxxxxx Xxxxxxxxx, X. Xxxxxxxx, Xxxx Brouns,
X. Xxxxxx, E.H. Xxxxxxx Xxxxxxxxx (directeur), E.H. Xxxxx Xxxxxx, X. Xxxxxxxx,
X. Xxxxxx en Xxxxx Xxxxxx (onderhoud).
V.l.n.r.: Meester Xxxxx Xxxxxx, Xxxx. Xxxx Xxxxxx, Meester X. Xxxxxxxx, E.H. W. Xxxxxxx (directeur), Ing. X. Xxxxxx en Meester Goormans.
Deze foto vinden we ook terug in het tijdschrift voor oud-leerlingen ‘De Toekomst’, 4de jaargang nr. 2 van februari 1961, blz. 17.
De Maaseiker Schutterijen
Xxxxxx Xxxxxx
Schutterijen zijn tegenwoordig in veel gemeenten nog steeds bloeiende verenigingen en behoren tot het folkloristische erfgoed, terwijl ze de leden een aangename vorm van ontspanning bieden. Maar ooit was het anders.
De primaire functie van het vroegere schuttersgilde was de beschutting, de verdediging van de stad of de gemeente tegen interne en externe vijanden van de gemeenschap. Daarom werd het gilde in de volksmond dan ook de schutte, plaatselijk “sjötte”, genoemd van het werkwoord beschutten, beschermen en geen afleiding van het werkwoord schieten. Elke gemeente, elk dorp en elke stad organiseerde op basis van vrijwilligheid, maar doorgaans toch met enige aandrang, door het oprichten van een “schutte”, haar eigen defensief systeem vanaf de late middeleeuwen.
Vermits de middeleeuwse gemeenschap overtuigend godsdienstig was, waren ook de schutterijen gekenmerkt door dit religieuze karakter en speelden ze ook een rol in het plaatselijke kerkelijke leven. Het gilde had een eigen patroon, wiens feestdag ieder jaar gevierd werd, en leefde mee met alle kerkelijke feesten van het jaar.
In het Land van Loon en in het latere Land van Luik, waartoe Maaseik behoorde, was het centrale gezag eerder zwak. Het beschikte niet over een behoorlijk militair apparaat, waardoor het paramilitaire karakter bij de plaatselijke schutterijen al vlug ging primeren. Dit blijkt onder andere uit de termen waarmee de leiding van het gilde werd aangeduid. Deze leiding berustte bij een kapitein, een luitenant, een vaandrig en een adjudant. Tot dit primair defensief karakter behoorde vanzelfsprekend als belangrijkste activiteit der schuttersleden het oefenen met het wapen, aanvankelijk pijl en boog, later het vuurwapen. Uit deze oefeningen ontstond de competitie, een jaarlijkse wedstrijd, het vogelschieten genoemd.
De “schyffbaen” waar deze wedstrijden
plaatsvonden, bevond zich in de 18de eeuw even buiten de Bospoort “in de straet naer de Boschpoort daer omtrent men die schijve schiet” (1).
Een typisch geval van verdediging van het eigen grondgebied vond plaats in 1666, toen Maaseik bezit had genomen van een nieuw gevormd eilandje in de Maas. Dit gebeurde, zoals gebruikelijk, symbolisch door het nieuw gevormde land te beplanten met “wissen”. Maar daar men vreesde dat Roosteren, dat tot het hertogdom Gelre behoorde, ook aanspraak zou maken op dit nieuwe “territorium” en daarom de aanplanting zou vernielen, werd de Maaseiker schutterij opgedragen de “plantagie” dag en nacht te bewaken. “Vuur en licht” bij deze actie zou door de stad betaald worden (2).
Zoals gezegd behoorde het eveneens tot de taak van de schutterij de gemeenschap tegen interne vijanden te beschermen, waardoor zij dus ook werd ingezet met politie-bevoegdheden. Zo werden de Maaseiker schutters regelmatig ingezet om gevangenen te bewaken of om klopjachten te organiseren op criminelen.
17
Vooral tussen februari 1629 en april 1633 werden de omstreken van Maaseik haast dagelijks onveilig gemaakt door gedeserteerde Hollandse soldeniers, die door baanstroperij in hun onderhoud trachtten te voorzien. Zij opereerden in kleine of grotere groepjes en ontzagen zich niet reizigers en Maasschippers leeg te schudden, te mishandelen en zelfs te doden.
Voortdurend werden de
Schutterij Breydelzonen-Kessenich
18
xxxxxxxx erop uitgestuurd en regelmatig slaagden zij erin de booswichten aan de Maaseiker justitie over te leveren. In 1633 namen ze zelfs een groep van 37 van zulke baanstropers gevangen en leverden ze over aan het Maaseiker gerecht.
Een andere politionele taak van de schutterij was haar aanwezigheid bij de openbare executies van misdadigers, waarbij haar opdracht erin bestond de orde te handhaven. De hele compagnie werd bij zulke gelegenheid onder de wapens geroepen om de overbrenging van de terdoodveroordeelde naar de gerechtsplaats te begeleiden, waarna zij de eerste ring vormde rond het schavot of rond de galg.
Voor al deze karweien werden de schutters niet bezoldigd. Voor elke maal dat ze “op rot” waren, werden de leden door de stad “vereerd” met een aam bier (3).
Gelukkig waren er ook soms prettiger activiteiten, waar de schutterij aan deelnam. Zo bestond er in Maaseik de gewoonte dat met nieuwjaarsnacht de schutterij haar officieren vereerde met een reeks salvoschoten. Leden die afwezig bleven, werden zelfs gestraft met een boete van 6 gulden, een niet onaanzienlijk bedrag voor die dagen (4). Maar niet alleen om de hoogte van de
boete waren er haast nooit afwezigen, want het waren gezellige avonden, zo gezellig zelfs dat het evenement wel eens uit de hand liep, waardoor in 1713 het gebeuren door de magistraat, de gemeenteraad, verboden werd “tot voorcoominghe der abuysen, soals voor desen meermaels geschiet is” (5).
En dan was er de jaarlijkse kermisprocessie, waarin de gewapende schutterij meeliep om “het venerabel met de waepens te vereren”. Maar ook bij deze gelegenheid zal aanvankelijk de bescherming van de processiegangers in tijden van onveiligheid de bedoeling zijn geweest.
De zogenaamde Bielemannen, doorgaans forsgebouwde kerels, liepen dan, gewapend met een bijl, voorop om eventuele hindernissen uit de weg te ruimen. Ook voor hun deelname aan de processie ontvingen de schutten het nodige “kermisbier” van de stad. Maar wegens de deplorabele toestand van de stadsfinanciën werd dit bier wel eens beperkt. In 1665 kregen de compagnieën van Aldeneik en Heppeneert elk één aam, ongeveer 140 liter, in plaats van de gebruikelijke twee aam, terwijl de Maaseiker Jonge Compagnie twee aam ontving in plaats van drie, vermits zij al een aam “proefbier” vooraf genoten had. Daarbij
werd aan elke schutterij beloofd dat zij het jaar daarop twee amen zouden ontvangen, als zij dan “wederom in de processie metten wapens omme trecken” (6).
Schuttersvogel door Malders (Kessenich)
Diezelfde kermisdag was er ook het schijfschieten, waarbij het stadsbestuur één of meer prijzen uitloofde, zoals twee zilveren lepels in 1721, gekocht voor 8 gulden en 5 stuivers (7) of in 1717 een zilveren en een tinnen prijs. Ook niet- Maaseiker burgers uit de onmiddellijke omgeving mochten blijkbaar aan dit schijfschieten meedingen (8).
Het belangrijkste evenement in het leven van de schutterij was echter het vogelschieten of zoals het toen genoemd werd het “gaeyschieten”. Het feest, want dat was het, vond jaarlijks plaats op pinksterdag en bij dit feest werd de schutterij door de stad vereerd met vier potten wijn, terwijl op pinkstermaandag daarbij nog drie tonnen Luiker bier geschonken werden (9). De wedstrijd bestond erin dat een houten vogel, de gaai, bevestigd op een hoge staak, de gaaiboom, moest afgeschoten worden. Wie erin slaagde de houten vogel af te schieten, werd voor één jaar koning van de schutterij en hem werd een zilveren vogel geschonken, waarmee hij zich een
jaar lang bij elk openbaar optreden van het gilde mocht xxxxxx. Aan de vogel hingen dan de zilveren platen die de vorige koningen aan het gilde geschonken hadden. Een bijkomend
voordeel voor de koning was wel dat hij een jaar lang vrijgesteld was van de waakplicht. Jammer genoeg zijn de vogels en de platen van de Maaseiker schutterijen verloren gegaan. Bij het vogelschieten werd er voor de nieuwbakken koning ook een huisje gebouwd en dat men hierbij niet altijd andermans goed ontzag, blijkt uit de klacht van de kruisheren in 1760 tegen Xxx Xxxxxxxxxx, Xxxxxxx Xxxxxx en enkele anderen, die in het bos van de
kruisheren in het Gremelslo “bircke
meyen” (berkentakken) hadden gekapt om daarmee het huisje van de schuttekoning te bouwen (10).
De geyboom of gayboom stond in de 17de eeuw achter de Bosmolen, dicht bij Verlorenkost. Het veld aldaar heet trouwens kadastraal nog steeds “Aan de Geyboom”. Het terrein werd ook wel eens voor andere activiteiten gebruikt.
Zo lezen we dat aldaar de “Xxxxx Xxxxxxxx op maaendagh lestleden de ganze hebben gereden” (11). Gansrijden was tot in de 18de eeuw een geliefd maar barbaars volksvermaak, waarbij een aan haar poten opgehangen gans door een deelnemer te paard de kop moest worden afgetrokken.
Begin 18de eeuw werd de Geiboom opgericht aan de Bleumerpoort (12), maar in 1724 waaide het gevaarte tijdens een onweer om en de Oude Compagnie vroeg aan de stadsraad een nieuwe boom “met vogel en stange naer alder gewoonte” (13). Het oprichten van de nieuwe boom werd toevertrouwd aan
19
20
Xxxxxxx Xxxxxxxxxx als minstbiedende voor de prijs van 3 rijksdaalder. Het contract tussen de stad en Tulleneers bevatte de volgende gegevens: nodig waren “2 balcken lanck 9 voeten, onder en boeven dick eenen voet int vierkant, 6 stijpen jeder lanc 20 voeten, dick eenen wegh acht en den anderen wegh 9 duymen; alles sonder spint, sonder ingaende aesen, goedt ende geeve eycken xxxx, xxxxxx gesaeght voor de onderste stellage. De aennemer sal hetzelve werck moeten maecken met goede suffisante wel gesloiten angen en fourneeren 2 goede suffisante scheyden, ooch dick 1 voet int vierkant op de lenghde daer toe noodigh. Hij sal oock den schrancke leveren en op sijne cost richten en vast stellen inwendigh drie weecken en het oudt werck op sijnen cost af breecken, het oudt holt blijvende ten behoeve van de stadt, sullende de laaden van de Rosmolen naer de Maese gevoert worden. Den aennemer sal den gaeyboom oock aen malkanderen lassen, soodaenigh dat hij gemackelijck op en aff neergelaeten kan worden, waertoe de spreeten van stadtweegen gelevert sullen worden (14).
Deze nieuwe gaaiboom zou een dertigtal
jaren gebruikt worden, maar in 1757 werd hij afgebroken en het ijzerwerk werd verkocht.
Van het archief van de Maaseiker schutterijen is er zo goed als niets bewaard gebleven, zodat we ons aan de hand van spaarzame informatie slechts een onvolledig beeld kunnen vormen, zowel van hun ontstaan als van hun werking. Toch vernemen we uit een inventaris in 1644 van de toenmalige stadssecretaris dat er in die tijd verscheidene registers bestonden, zoals de “Statuyten der Schutterij St.-Giertruyt, anno 1618”, “De Statuyten van Sinte- Cattrijn Company, anno 1575” en verder nog statuten van deze laatste compagnie uit de jaren 1586 en 1618.
Uit deze archivalische bronnen en andere schaarse gegevens kunnen we besluiten dat Maaseik twee schutterijen telde en
verder was er één in Aldeneik en één in Heppeneert.
De Sint-Xxxxxxxxx of D’Oude Company De Sint-Xxxxxxxxx Compagnie van de stad Maaseik was zonder twijfel de belangrijkste. Ze werd ook de Oude Compagnie genoemd, omdat de leden allemaal gehuwde mannen waren, in tegenstelling met de Jonge Compagnie waartoe jongemannen behoorden.
Uit haar statuten van 1575, opgesteld door notaris Xxxxxxxxx Xxx Xxxxxxxx in tegenwoordigheid van Xxxxxxx Xxx en Xxxxxxxxx Xxxxxxx, volgen hier de belangrijkste punten:
• Ieder nieuw lid moest, om te worden aangenomen, 6 stuivers betalen voor het onderhoud van de vogels.
• Afwezigheid op een vergadering, na uitnodiging door de gezworen knecht, werd beboet met eveneens 6 stuivers.
• Het lidmaatschap vormde een levenslange verplichting. Wie ontslag nam als lid, betaalde 6 gulden plus een vergoeding voor alle vroeger gemaakte onkosten.
• Straffen bij overtreding van het statuut werden bij meerderheid bepaald.
• Wie een opgelegde boete niet betaalde, kon een boete oplopen van 1 Hornse gulden en mocht niet deelnemen aan het prijsschieten.
• Als in geval van nood de stad beroep deed op de schutterij, diende ieder lid zich aan te melden op straffe van 6 stuivers.
• Wie een opgelegde boete niet tijdig betaalde, werd na drie dagen door de gezworen knecht van de schutterij gepand. Wie zich daartegen verzette, betaalde 15 stuivers.
• Bij een ruzie of een vechtpartij tussen leden van de schutterij werden twee meesters en twee leden aangesteld om het geschil te regelen. Wie hun beslissing niet aanvaardde, werd beboet met een rozenobel, waarvan een derde voor de Heer, een derde
voor de stad en een derde voor de schutterij.
Uiterst typisch was wel het volgende punt:
• Wie dronken op een vergadering verscheen, had evenveel recht om het woord te voeren als de anderen. “Wie van de gesellen op de caemere comt en droncken doet, die sal gelijck de andere gezagh hebben”.
• Ieder lid was verplicht op kermis- en ommegangsdag de koning in de processie te volgen. Wie om een ernstige reden verhinderd was, moest een eerzaam persoon als plaatsvervanger sturen.
• Moedwillige beschadiging aan bezittingen van de schutterij werden eveneens beboet. Interessant hierbij is de waarschijnlijk onvolledige opsomming van deze bezittingen: tafels, stoelen, wimpels, vaandels, toortsen, vuurpannen, kruiden, potten en schotels. Voor hun openbaar optreden beschikte de Oude Compagnie over twee vaandels, verscheidene trommels en pauken, een vogel die bijna 4 pond woog, en daarbij nog over “loopers, rock, cleeders en stock”.
Hetzelfde statuut vermeldt ook de dagen waarop de gezellen gehouden waren hun contributie te betalen en wel op de vooravond van Sint-Catharinadag, op Sint-Catharinadag zelf, op de laatste vastenavond, op de dag “voor men schieten gaet en op de dag dat er geschoten wordt”, drie dagen later, wanneer er afgerekend werd, en tenslotte op de dag dat een andere schutterij haar schuttefeest houdt om deze een geschenk aan te bieden “om derselve behoorelijck te beschencken”.
Raadselachtig is wel één der laatste punten van het statuut: “Op deese voornoemde daegen sal niemandt der gesellen gehalten sijn te wijn te gaen of daervoor contributie te betaelen, tensij alleen op St.-Catharinadag, op de dag
waerop geschoten wordt of op de laetste Vastenavonddag”.
De leiding van de Alde Compagnie bestond uit een kapitein, een luitenant, een adjudant, een vaandrig en twee schuttemeesters, allen aangesteld door het stadsbestuur. Verder had het gilde een gezworen knecht in dienst.
Onmiddellijk na hun aanstelling moesten de officieren onder eed verklaren dat zij de statuten van de stad trouw zouden nakomen.
Over inkomsten van eigendommen beschikte het gilde niet en geleverde stads- of herendiensten werden enkel vergoed met de nodige glazen “xxxxxxxxxx”. Verder ontving de Compagnie jaarlijks een bedrag van 200 gulden uit de inkomsten van het “weggeld”, de invoertaks die aan de Bospoort werd geïnd.
Wegens de vele oorlogen en de haast permanente bezettingen van Maaseik door vreemde troepen was einde 17de en begin 18de eeuw de schutterij geen standvastig leven beschoren.
Eerst in 1715, na de Vrede van Utrecht, werd de Oude Compagnie op verzoek van de eigen burgers terug opgericht. Toen er zich voldoende vrijwilligers aanboden, een honderdtal, stelde de stad een jaargeld van 200 gulden ter beschikking en na heel wat palavers werden volgende officieren aangesteld: kapitein werd Xxxxxx Xxxxxxx, luitenant werd burgemeester Xxxxx, Xxxxxxxx xx Xxxxx en Xxxxxxxxx Xxxxxxxxxxxxxxx werden respectievelijk vaandrig en adjudant. Verder werd overeengekomen dat de stad op haar kosten buiten de Bleumerpoort een nieuwe schietboom zou oprichten (15).
Maar de compagnie maakte van de gunstige stemming handig gebruik om enkele andere voordelen te vragen, zoals een bedrag van 120 gulden voor een nieuw vaandel en daarbij 24 gulden uit te betalen op de feestdag van Sint- Xxxxxxxxx, haar schutspatrones.
Natuurlijk werd ook de drank niet
21
22
vergeten en daarom werd er vrijdom van stadsaccijns gevraagd op de bieren die ten behoeve van de leden van de schutterij zouden gebrouwen worden, tenminste voor een hoeveelheid van 3000 pond mout. Ook drongen de officieren erop aan een eigen lokaal, een schuttekamer, ter beschikking te krijgen, maar hiervoor vroeg de stadsraad wegens de precaire toestand van haar financiën, een jaartje uitstel. Wel mocht de schutterij voor haar vergaderingen voorlopig gebruikmaken van enkele ambachtskamers in het Gewanthuis. Ten slotte eiste het nieuwbakken gilde dat de koning in het vervolg zou worden vrijgesteld van tocht, wacht en “andere cleyne borgerdiensten” en ook deze eis werd ingewilligd (16).
Hetzelfde jaar werd ook het reglement
drastisch aangepast. Geldelijke boeten verdwenen uit het tarief en maakten plaats voor boeten met een hoger gezelligheidsgehalte. Een onderlinge scheldpartij werd voortaan beboet met een “drinckpende” van 25 potten bier, oneerbiedige woorden tegen een officier zou de schuldige te staan komen op een halve aam bier, terwijl een ruzie waarbij mes, degen of “ander geweer” werd getrokken, met niet minder dan één aam gerstenat bestraft werd.
Maar ondanks alle goede bedoelingen schijnt ook deze formatie niet gefungeerd te hebben, vermits de Magistrale Rollen van 1750 vermelden dat er andermaal werd voorgesteld om de “Alde Companie” weer op te richten en ditmaal blijkbaar met beter gevolg. In 1756 was Xxxxxxxxx xxx Xxxxx xx xxxxxxxx, luitenant was X.X. Xxxxxx. Als vaandrig fungeerde Xxxxxxxxxxxx, terwijl Xxxxxxxxxx, Xxxxxxxx Xxxxxxxxxx en Xxxx Xxxxxx het trio van adjudanten vormden. Verder waren er 4 sergeanten: Xxxxxxx, Xxxxxxx, Xxxxxxxxx en Xxxxx, terwijl Xxxxx Xxxxxxxx de nieuwe rol van korporaal op zich nam.
Maar veel steun en medewerking van de stadsmagistraat kende de nieuw
opgerichte schutterij ook ditmaal niet met als gevolg dat op 25 november 1756 er een algemene krijgsraad belegd werd, omdat de stad besloten had de jaarlijkse bijdrage van 200 gulden met 50 gulden te verminderen. Besloten werd dat dit onaanvaardbaar was en dat de heren officieren geautoriseerd werden om met alle mogelijke rechtsmiddelen betaling van het gehele bedrag te eisen (17). Het resultaat van dit alles is onbekend, maar feit is dat in 1757 de Oude Compagnie weer eens niet meer bestond, vermits datzelfde jaar de stadsraad het besluit uitvaardigt “tot meerdere solemnisatie der kermisprocessie de caemers te laeten schieten, vermits er geen schutterij meer is” (18).
Maar blijkbaar was er nood aan een schutterij, want nauwelijks zes jaar later, in 1763, werd de Alde Company weer eens heropgericht en weer gebeurde dit op vraag van de burgerij, “op versoeck der borgers tot peys en vrede deser stadt”. De nieuwe kapitein werd Xxxxxx Xxxxxxxxx en luitenant werd Xxxxxxx Xxxxxxx. Xxxxxx Xxxxxxxxxxxx werd benoemd tot vaandrig en Xxxxxx Xxxxxxx werd de nieuwe adjudant.
Gezien de hopeloze toestand van de stadsfinanciën werd de jaarlijkse gage door de stad echter gereduceerd tot 4 amen bier met kermis en het jaargeld werd beperkt tot 100 gulden (19).
De Sint-Sebastianuscompagnie
Het Sint-Sebastiaengilde, of de Jonge Compagnie, werd zo genoemd omdat zij uitsluitend was samengesteld uit jonge, ongehuwde mannen. Daarom werd zij ook wel eens “de Jonckheyt” genoemd. Over haar oprichting bestaat er geen informatie, maar feit is dat de vereniging een labiel bestaan was beschoren. Op 22 november 1644 werd zij door een apostille van de prins-bisschop afgeschaft. De reden van deze maatregel is ons onbekend, want de Magistrale Rollen van Xxxxxxx vermelden alleen “het bekent maeken ’t gene Sijne
Ceurfurstelycke Doorluchtigheyt is geappostilleert over de teniet doeninghe der Companie“. Na ontvangst van dit bericht beval de stadsmagistraat onmiddellijk dat alle voorwerpen van de opgeheven schutterij, zoals vaandels, kaarten en vogel, dienden te worden ingeleverd op het raadhuis. Dat de leden van het gilde het met de beslissing niet eens waren, blijkt duidelijk uit het feit dat de stadsbode genoodzaakt was driemaal de eisen over te maken vooraleer er enig gevolg aan werd gegeven. Uiteindelijk verscheen Xxxxx Xxx Xxxxxxxx met het vaandel en Xxxxxxx Xxxxxxx met de vogel “waaraen hangende 24 schotels en eenighe bellen, soo vergult als onvergult” (20).
Blijkbaar werd de Jonge Compagnie later
weer opgericht, want in 1670 verordende de magistraat dat de xxxxxxxxx moest meetrekken in de processie, vooral omdat “bij desen tegenwoordigen apparentivelijcken creyghs tijdt” de jeugd met wapens moest leren omgaan.
Besloten werd daarom dat men met oefeningen diende te beginnen; ieder lid van de Jonge Compagnie ontving hiervoor een “tout” poeder van één pond. De officieren van de compagnie waren het met deze gang van zaken niet eens en kwamen met allerlei klachten voor de dag. Sinds vier jaar had de Jonge Xxxxxxxxxx moeten assisteren bij allerlei evenementen, zoals verscheidene Blijde Inkomsten en andere bezoeken van de prins-bisschop aan de stad, en steeds hadden de leden zelf de kosten moeten dragen. Geen enkele maal hadden zij genoten van de “drinkpenden”. De raad besloot dan ook na heel wat palavers het gilde een bedrag van één pond groot toe te kennen (21).
Dezelfde maand werd Sieur Xxxxxxxx
Xxxxxxxx als sergeant van het gilde aangesteld.
Gedurende de Franse bezetting door het leger van Xxxxxxxx XXX, die kort daarop volgde, kende ook de Jonge Companie natuurlijk een kwijnend bestaan. Wel
vermelden de Magistrale Rollen dat in 1691 Xxxxxxx Xxxxxxxx Xxx tot vaandrig werd benoemd, maar kort daarop ondervond Maaseik alle gevolgen van de Spaanse Successieoorlog (1702-1713), waardoor alle activiteiten van de schutterijen weer werden lamgelegd.
Eerst in 1712 werd de Jonge Companie weer eens opgericht met maar liefst 80 leden. Op 12 juni van datzelfde jaar werd voor het eerst na zoveel jaren weer de vogel geschoten. De prijswinnaar werd Xxxxxxx Xxxxxxx soen, als 17-jarige het jongste lid van de schutterij. Het jaar daarop was het Xxxxxxxxx Xxxx die de vogel schoot en in 1714 de niet- Maaseikenaar Vreyssens, secretaris van Neeroeteren.
In 1715 doken er weer moeilijkheden op in de Jonge Companie, toen bleek dat schoenmaker Xxxxxx, zonder medeweten van de kapitein en de luitenants, tot vaandrig was aangesteld. Zowel kapitein Xxxxxxxxx als zijn broer en Xxxxxx boden als reactie op deze gang van zaken hun ontslag aan (22).
Datzelfde jaar 1715 werd schepen Vreyssen schuttekoning. Zoals de meeste van zijn voorgangers schonk hij aan het gilde een zilveren plaat met zijn naam, om aan de vogel te hangen (23).
Maar al bij al sudderde de activiteit van de Jonge Companie op een laag pitje, want nog geen twee maanden later vroegen enkele leden de vereniging weer wat nieuw leven in te blazen, zodat men weer zou deelnemen aan het vogelschieten en aan de jaarlijkse ommegang van de processie. De Stadsraad reageerde hierop uiterst positief en besloot in het vervolg jaarlijks 7 amen bier te schenken, 2 amen bij het planten van de meiboom en 10 gulden voor het vieren van de nieuwe koning.
Verder werd er een nieuwe leiding aangesteld, met Xxxxxx Xxxxxxxxx Xxxxxxxx als kapitein, Xxxx Xxxxxxx als luitenant en Xxxxx Xxxxxxxx als vaandrig. Schuttemeesters werden Xxxxx Xxxxxxxxx en Xxxxxxxx Xxxxxxxx (24).
23
24
Maar ook deze opleving was weer van korte duur. Omstreeks 1720 was er zo goed als geen activiteit van de Jonge Compagnie meer te onderkennen, zodat in 1722 de twee toenmalige schuttemeesters, die nog een flink bedrag tegoed hadden dat zij de schutterij hadden voorgeschoten, aan de stadsraad volgend voorstel deden: vermits de Jonge Compagnie al twee jaar op non-actief stond, zouden zij al haar bezittingen aan de raad inleveren, mits zijzelf door de stad vergoed werden voor alle door hen gemaakte onkosten. De boedel van de schutterij bevatte een vogel, verscheidene platen, enkele trommels, 8 bandeliers, een paar kandelaars, 8 snellen (drinkkroezen) en de banden van 8 meibomen (25). Hoe deze zaak geregeld werd, wordt in de Magistrale Rollen niet vermeld. Zeker is wel dat kort nadien, in 1723, het Sebastiaengilde weer maar eens werd opgericht. Ditmaal echter besloot de stadsraad dat uitsluitend jongemannen mochten toetreden die voldoende bemiddeld waren om het
gewone verteer en de
compagnielasten zelf te betalen (26).
De nieuwe kapitein van de schutterij werd Xxxxxx Xxxxxxx, luitenant werd advocaat Xxxxxxxx, Xxxxxxxx Xxxxxx, de secretaris van Neeroeteren, werd aangesteld als vaandrig en Xxxxxxxxx Xxxxxx werd benoemd als adjudant.
Het einde van de 18de eeuw luidde niet alleen het einde in van het ancien régime, maar ook het einde van de twee Maaseiker schutterijen. Bij de inlijving van onze gewesten bij de Franse republiek, omstreeks 1795, werden de plaatselijke schutterijen verboden; toen kort daarna de toren van de parochiekerk
dringend aan reparatie toe was, omdat hij op het punt stond in de storten en de stadsfinancies de zware uitgaven van een restauratie niet toelieten, besloot de Maaseiker magistraat “daar in de archieven nogh sijn bevattende de vogels en plaeten van twee schutterijen die niet meer existeeren” te verkopen en de gelden van de opbrengst aan te wenden voor de herstelling van de toren.
Uitzondering werd er wel gemaakt voor de vogel en de platen van de Oude Compagnie (27). Maar ook deze voorwerpen zijn in de nevelen der tijden verdwenen. En daarmee is weer maar eens een kostbaar gedeelte van ons erfgoed in privé-handen verdwenen zonder enig spoor achter te laten.
De Sint-Pietercompagnie van Aldeneik Over de vroegere schutterij van Aldeneik zijn er zo goed als geen gegevens bewaard. Alhoewel in sommige publicaties als jaar van oprichting 1671 wordt vermeld (28), wordt er toch reeds vroeger melding van gemaakt. Zo lezen
wij in een gicht van de Maaseiker Schepenbank uit 1647 dat bij testament een Xxx Xxxxxxx aan de Aldeneiker schutterij twee amen bier nalaat op voorwaarde dat alle leden zijn lichaam bij zijn begrafenis zouden vergezellen (29).
Verder weten we dat in 1653 Xxxx Xxxxxxxx tot kapitein werd gekozen en dat in 1671 Xxxxxx Xxxxxxx xxx Xxxxxxx bij het koningschieten tot koning werd uitgeroepen. Bij zilversmid Xxxxxxxx Xxxxxxx liet de man een plaat smeden, waarop zijn eigen merkteken, een “eeghde” (een eg) werd aangebracht.
De plaat kostte de man 3 gulden.
In 1876 werd er in Aldeneik een nieuwe schutterij onder de naam Sint- Hubertusgilde opgericht door X. Xxxxxx en M. Raedschelders. Maar de defensieve rol van de schutterijen bestond niet meer, het waren gezelligheidsverenigingen geworden.
Het recenter verhaal van het Sint- Hubertusgilde moet echter nog geschreven worden, een boeiende uitdaging voor een inwoner van Aldeneik.
De Sint-Gertrudiscompagnie van Heppeneert
Met toestemming van burgemeesters, gezworenen en raadsleden van Maaseik werd in Heppeneert in 1618 de schutterij Sint-Xxxxxxxxx opgericht en de toen opgestelde statuten der vereniging zouden enkele jaren later gewijzigd worden (30). Of er voordien in het gehucht reeds een schutterij bestaan heeft, viel niet te achterhalen.
In 1653 werd Xxxxxxxx Xxxxxxxxx tot kapitein gekozen en op dezelfde vergadering werd de vorige kapitein Xxxxxx Xxxxxx beboet met 2 goudgulden, omdat hij zijn kapiteinschap had trachten te verkopen aan Xxxxxx Xxxxxxx (31).
In 1664 werd de hoofdvogel afgeschoten door Xxx xxx xx Xxxxxx. De plaat die hij
bestelde, kostte eveneens 3 gulden.
In 1665 werd Xxxxxx Xxxxxxxx koning. Hij liet bij de Maaseiker zilversmid Malders een plaat maken met als merkteken een snoek. De plaat woog 15/16 loets en kostte eveneens 3 gulden. Andere winnaars van het koningschieten waren Xxxxxxxx Xxxxxxxxx in 1667, Xxxxx Xxxxxxxxx in 1668 en Xxxxxxxx xxx xxx Xxxxx, halfpachter van Nuchelenhof, in 1669. Deze laatste bestelde een plaat van 4 gulden en vroeg als merk een eg. Xxx xx Xxxxx slaagde er blijkbaar in drie achtereenvolgende jaren de vogel af te schieten, want in 1671 werd hij uitgeroepen tot keizer der schutterij van Heppeneert.
De Sint-Gertrudiscompagnie bestond nog
in 1773, maar nadien wordt er geen melding meer van gemaakt.
BRONNEN
SR: stadsrekeningen, SAM; Ged: Gedingeregisters RAH; MR: Magistrale Rollen XXX.
(1) MR 1716-1759, zf. Foute nummering
(1) SR 1666-1667 zf.
(2) SR 1630-1631, f 59
(3) MR 25-11-1716
(4) MR 31-12-1713
(5) MR 27-6-1665
(6) SR 1720-1721, zf.
(7) MR 19-6-1717
(8) SR 1636, f 32
(9) MR 25-6-1728
(10) MR 16-6-1730
(11) MR 19-2-1729
(12) Kroniek Xxxxxxx, x. 205 (13) MR 2-5-1715
(14) Ged. Reg. 5-6-1724
(15) MR 19-6-1715
(16) MR 11-7-1715
(17) Not. Prinssen, nr. 334, f. 694. XX Xxxxxxx (18) MR 17-6-1757
(19) MR 3-8-1763
(20) MR 22-11-1644
(21) MR 3-5-1670
(22) Korsten, 26-7-1715
(23) MR 30-4-1715
(24) MR 21-6-1715
(25) MR 5-2-1722
(26) Ged. Reg. 12-5-1723
(27) SR 7-6-1780
(28) Xxxxxxxx, Xxxxxxxx, De schutterijen van Ophoven- Geistingen. O.L.L 1960.
(29) Gichten 14, f 190
(30) Triplique contre xx Xxxx, x. 35 (31) Ged. 11-6-1654
25
26
Xxxx Xxxxxxxxx, Maaseiker pianiste
Xxxxxx Xxxxxxxxxxxxx
Naar aanleiding van de vijfde verjaardag van het Vlaams- Brabants Symfonieorkest vond op 18 november ll. een jubileumconcert plaats in de Sint- Martinuskerk te Zaventem, op zich niet bepaald een
gebeurtenis om te vermelden in “De Maaseikenaar”.
Wat mij echter, als geboren Maaseikenaar (sinds meer dan 50 jaar woonachtig in Zaventem), bijzonder getroffen en aangenaam verrast heeft, is de kennismaking met de onovertroffen en jeugdige Maaseiker pianiste Xxxx Xxxxxxxxx. Als soliste bracht zij het derde concerto van S. Xxxxxxxxxxxx onder leiding van Xxx Xxxxxxxxx.
Zo stelde de programmabrochure deze talentvolle jonge vrouw voor:
Xxxx Xxxxxxxxx, pianiste, werd geboren te Maaseik op 2 december 1992.
In 2001 begon ze haar pianostudies aan de Stedelijke Academie voor Muziek en
Woord te Maaseik bij Xxxxxx Xxxxxxx. In mei 2009 studeerde ze er vervroegd af met een rapport van 100 %. Nele geeft recitals en concerten sinds haar twaalfde in België, Nederland en Duitsland.
Momenteel behoort ze tot de Academie van Xxxx Xxxxxxxx te Zeist (Nederland) en neemt ze er deel aan meerdaagse masterclasses. Op regelmatige tijdstippen krijgt ze ook privé-les van deze meesterpianist, waarbij hij haar inwijdt in zijn technische-, muzikale- en pianistieke geheimen en haar de moeilijkste partituren leert ontcijferen.
Nele werd in 2010 geselecteerd (op aanbeveling van Xxxx Xxxxxxxx) om deel te nemen aan het internationale Xxxxx Concours 2011 te Utrecht. Nele won verschillende prijzen (ook als duo met Xxxxxx Xxxxxx) bij deelname aan het Prinses Xxxxxxxxx Xxxxxxxx in Nederland en tijdens de Vlaamse finale van Music Live. Ze ontving een eerste prijs in de nationale wedstrijd Dexia Classics in 2009 en een tweede prijs in de Cavatine wedstrijd te Namen als jongste deelnemer in de hoogste categorie.
In augustus vorig jaar werd ze nog uitgenodigd door de Xxxxxxxxx Piano Academy in Polen om gedurende één week les te volgen bij twee toppedagogen van de Russische School, Prof. A. Xxxxxxxx en Xxxx. X. Xxxxxx. Samen met het Torun Symphonic Orchestra kon ze er het Beethoven Pianoconcerto nr. 3 uitvoeren. Met dit concerto werd ze halve finaliste tijdens de International Piano Concerto Competition te Manchester (Engeland).
Gedenkwaardig is verder de uitvoering van het Liszt Concerto nr. 2 samen met het Limburgs Orkest Jeugd & Muziek
o.l.v. Xxx Xxxxxxxxx in de Sint- Catharinakerk te Maaseik (november 2010).
Nele, met bewondering heb ik naar je geluisterd en gekeken. Ik dank je voor deze unieke avond in Zaventem en ik wens je van harte een schitterende toekomst toe.
Xxxxxxxxx Xxxxxx (1875-1926),
kruisheer
Xxxxx Xxxxxxx o.s.c.
Prior aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog
Op 27 april 1909 werd Xxxxxxxxx Xxxxxxxx Xxxxxxxxx Xxxxxxxx Xxxxxx tot prior van het Maaseikse
kruisherenklooster gekozen. Hij werd in Hoorn geboren op 30 juli 1875 als zoon van Xxxxxxxx Xxxxxx en Xxxxx Xxxxxxxxx Xxxx. Op 14 september 1898 trad hij in Sint-Agatha toe tot de Orde van het X. Xxxxx. Na enkele jaren opleiding in de filosofie en een theologische vorming in Diest en in Sint-Agatha werd hij op 19 december 1903 in ’s-Hertogenbosch tot priester gewijd. In 1904 verbleef hij een korte tijd in Maaseik, maar werd al vlug aangesteld als conventualis van Hannut, waar hij van 1905 tot 1908 subprior van het kruisherenklooster was. Zowel in Maaseik als in Hannut was hij als leerkracht werkzaam op het college. Van april 1908 tot in september 1908 verbleef hij in Diest. Daarna keerde hij als leraar terug naar Maaseik.
Xxxxxx volgde Xxxxxxxxx xxx ’x Xxxxxxxx op als prior. Deze had het klooster gedurende tien jaar bestuurd. Het waren geen gemakkelijke jaren geweest. De uitbreiding van het college vergde veel mankracht en energie. Tussen 1899 en 1909 telde het klooster jaarlijks ongeveer vijfentwintig confraters. De sfeer in huis en op het college was niet altijd harmonieus. Tot 1905 werd het college bestuurd door H.P. Van Hasselt1 en na diens plotse dood in 1905 door A. Huvenaars2. Xxxxx Xxx Xxxxxxx als Huvenaars kloegen over de gebrekkige medewerking van hun confraters en over het ontbreken van daadkracht bij de prior. Het gezag van prior Van ’t Klooster was inderdaad niet groot. Hij had het moeilijk om een convent te besturen dat alsmaar aangroeide, terwijl er gebrek was aan materiële middelen. Hij slaagde er nochtans in om op 10 augustus 1905 het vijftigjarig jubelfeest van de terugkeer van de kruisheren naar Maaseik luisterrijk te vieren. Bij die gelegenheid liet hij de buitengevel van de kloosterkerk in de Bosstraat cementeren en het interieur van de kerk volledig opknappen. De
oud-leerlingenbond schonk een nieuw
tabernakel en van de bisschop van Luik, Mgr. Xxxxxx, ontvingen de kruisheren
27
28
een zilveren kelk.3 Van ’t Klooster werd in 1909 niet herkozen.
Xxxxxx werd niet alleen prior, hij werd ook directeur van het college. Van 1910 tot 1927 bevolkten vijftig kruisheren het Maaseikse klooster, tweeëndertig heren en achttien broeders. Slechts drie van de heren werden geen leraar. De overigen combineerden het ambt van leraar met toezichten op het college, met een extra opdracht in het klooster of in de orde en met assistentie in de parochiële zielzorg.4 Een summier overzicht van deze extra taken tijdens het prioraat van Züfang ziet er als volgt uit:
- G. xxx Xxxxxx: assistent in Tongerlo (1915), Heppeneert (1916) en
Kessenich (1917).
- X. Xxxxxxxxxxx: procurator van het klooster en kapelaan in Wurfeld (vóór 1912).
- Th. Xxxxxx: sacrista en organist in de Bosstraatkerk, organisator van bedevaarten naar Kevelaer, deservitor in het hospitaal in Maaseik vanaf 1881 tot (?).
- X. Xxxxx: kloosterbibliothecaris, deservitor in O.-L.-Vrouw xxx Xxxxxxx en vanaf 1915 assistent in Kinrooi.
- X.X. Xxxxxxxx: organist in de kruisherenkerk van 1914 tot 1924.
- X. Xxxxxxxx: assistent in Elen van 1906 tot 1910.
- X. Xxxxxxx: kapelaan in Wurfeld van 1911 tot 1942.
- X. xxx xxx Xxxxxx: assistent in Kinrooi van 1905 tot 1915.
De Eerste Wereldoorlog
Donkere wolken trokken samen boven het kruisherenklooster toen de Duitsers op 4 augustus 1914 België binnenvielen. Inkwartiering, kolenschaarste, verkeersmoeilijkheden en allerlei strubbelingen zorgden ervoor dat in de volgende jaren op zeer onregelmatige wijze les werd gegeven. Kruisheer X. Xxxxx schreef over het begin van de oorlog in zijn kroniek: “Wij schreven Vrijdag 31 Juli 1914. In het College was
alles volgens gewoonte - de tijd der concoursen, alsmede der repetitie van het toneelstuk “Xxxxxx”. Reeds waren de programmen voor de prijsuitdeeling op Maandag 3 Augustus gedrukt, reeds was het toneel voor de algemeene groote repetitie in de studiezaal opgeslagen, toen echter de mobilisatie in den nacht van Vrijdag op Zaterdag alles verijdelde, de vrees voor oorlog vermeerderde en zelfs noodzakelijk maakte de studenten reeds zaterdag naar huis te zenden. Men hoorde en sprak over niets anders dan oorlog. Het vertrek der soldaten, de opvordering der paarden, het stilstaan der handelsbetrekkingen, verkeer der treinen en trammen vermeerderde de gespannen toestand. Dinsdag 4 Augustus volgt de oorlogsverklaring van Duitschland aan België. Hier de N.O. uithoek is vrij van elk moordadig tooneel van den oorlog. Eerst Vrijdag 21 Xxxxxxxx komt een Pruisische auto binnen Maeseyck, rijdt door tot Kessenich en keert langs denzelfden weg via Lanaeken terug. Dit gaf aanleiding tot een grooten vlucht naar Nederlandsch grondgebied. Hierop werd de burgerwacht in dienst gesteld.”5
In het begin van de oorlog verliep alles nog vrij rustig. Op 6 oktober 1914 werden de kruisheren aangespoord om zo weinig mogelijk buiten het klooster te komen, vermits het merendeel van de Duitsers niet katholiek was en vijandig stond ten aanzien van de religieuzen.
Prior Züfang wist de plundering van het klooster echter te voorkomen. Hij ontwierp grote plakkaten en slaagde erin ze te laten handtekenen door de Duitse vice-consul Haes in Maastricht. Deze plakkaten bevatten de volgende tekst: “Diese Schule und Kloster (Kirche) gehören dem Herrn Xxxxxxxx Xxxxxxxx, Niederländischen Staatsangehörigen zu Cuyck (Holland). Es wird erbeten diese zu schonen.”6
Het college ondervond meer hinder van de oorlog. Na een korte vierdaagse inkwartiering van 15 tot 19 september
1914 van een twintigtal Belgische vrijwilligers begon op 15 oktober 1914 de lange reeks Duitse inkwartieringen. Gedurende meer dan twaalf maanden van de vier oorlogsjaren werd het college geheel of gedeeltelijk bezet. Op 12 oktober 1914 heropende het college zijn deuren. De eerste dag kwamen slechts drieëndertig leerlingen opdagen. Het nieuwe schooljaar begon pas officieel op 11 januari 1915. Negentien internen telde het college toen.
Tijdens de oorlog trokken 120 leerlingen (of oud-leerlingen) van het College van het X. Xxxxx naar het front. Dat griefde de Duitsers. Diverse malen protesteerden zij bij de directeur van het college en dreigden met sluiting.
De moeilijke verkeersverbindingen tijdens de oorlog hinderden het normale schoolleven. De trams reden onregelmatig. Fietsen was uitermate beperkt. Vele leerlingen kwamen daarom te voet naar school. Nederlandse leerlingen geraakten met moeite in het bezit van een paspoort. Vanaf januari 1917 startte men met een soepbedeling. Voor de leerlingen van het college kostte ze 10 centiemen per dag. Sedert 1899 waren de kruisheren ook begonnen met een lagere school. De leerlingen van die lagere school kregen gratis soep. De inkwartieringen, de kolenschaarste en de gebrekkige vervoersmogelijkheden zorgden ervoor dat op een onregelmatige wijze werd les gegeven: soms enkel in de voormiddag tot 13.00 uur, soms bij gebrek aan klaslokalen op de kamers van de leraren. In oktober 1918 brak de Spaanse griep uit. Op een bepaald ogenblik was twee derde van de leerlingen erdoor aangetast, maar alle zieken overwonnen de gevaarlijke ziekte. Na 11 november 1918 kreeg het college van 21 tot 26 november nog een inkwartiering te verwerken van Fransen, Serviërs en Russen, meestal afkomstig uit Rijnlandse krijgsgevangenenkampen, die langs België naar hun vaderlanden werden gerepatrieerd.
Muziekleraar
In 1919 werd Xxxxxx opgevolgd als prior en directeur door Xxxxxx Xxxxxxxxxxxxx. Zelf wijdde Züfang zich volop aan de muziek, waarin hij een bekwaam leraar was. Hij was overigens een zeer begaafd muzikant. Van zijn hand stammen de Aanteekeningen bij de beginleer der klaviermuziek. Maaseik, 1926, 143 p. (getypt, bewaard in de bibliotheek van Sint-Agatha) en een Bibliographie (van musici), Maaseik, ca. 1922, 49 p. (getypt, bewaard in de kloosterbibliotheek van Sint-Agatha).
In de jaren waarin hij prior was, fungeerde Xxxxxx ook als definitor in het bestuur van de orde. Xxxxxxxx bezocht de magister-generaal, Xxxxxxxx Xxxxxxxx, het Maaseikse convent om met de prior te overleggen. Xxxxxx overleed in Maaseik op 13 december 1926.
1 Voor meer informatie zie X. Xxxxxxx, Xxxxxxxxx Xxxxxxxx Xxxxxx Xxxxxxxx xxx Xxxxxxx (1861-1905), in: De Maaseikenaar, jg. 32, 2001, afl. 2, pp. 79-84, ill.
2 Voor meer informatie zie X. Xxxxxxx, Kruisheer Xxxxxxx Xxxxxxxxx (187- 1959) mocht terugblikken op een onderwijsloopbaan van een halve eeuw. in: De Maaseikenaar, jg. 33, 2002, afl. 2, pp. 74-77, ill.
3 Naast vele pastoors en kapelaans, haast allen oud-leerlingen van het college, gaven ook twee bisschoppen
– mgr. Rutten en mgr. Drehmans – present. Tevens waren Xxxxx Xxxxxxxxxx, enkele senatoren en vertegenwoordigers van de lokale en provinciale burgerlijke overheden aanwezig. X. Xxxxxxx, Vijfhonderd Jaar Kruisheren te Maaseik. Een profieltekening. Maaseik, Cultuurdragers van het Maasland, nr. 4, 1982, pp. 70-71.
29
30
4 Voor meer informatie zie X. Xxxxxxx, Een nieuwe lente met nieuwe geluiden onder Xxxxxxxx Xxxxxx Xxxxxxxx xxx Xxxxxxx, 1893-1905. In: Nu moet je blij en vrolijk zijn. 150 jaar Heilig- Kruiscollege Maaseik. Xxxxxxx, 2005, pp. 62-68; IDEM, Xxxxxxx Xxxxxxxxx drukte gedurende veertig jaar zijn stempel op het onderwijs bij de kruisheren van Maaseik, 1905-1943. In: Nu moet je blij en vrolijk zijn. 150 jaar Heilig-Kruiscollege Maaseik. Xxxxxxx, 2005, pp. 73-75.
Kapel gerestaureerd
Xxxxxx Xxxx
De Maaseikenaar, jaargang XLIII, 2012, nr. 1
In Heppeneert, kort bij de boerderij Nuchelenhof, staat sinds 1926 een kapelletje gewijd aan Onze-Lieve-Vrouw van Xxxxxxx. Al jaren verkeerde het gebouwtje in slechte staat, maar deze zomer werd het grondig gerestaureerd.
5 Voor meer informatie over het eerste oorlogsjaar zie: X. Xxxxxxx, Xxxxxxxxx Xxxxx. in: Limburgse Monografieën, jg.22, 2011, nr. 3, 41 p.; voor meer informatie over Maaseik tijdens de Eerste Wereldoorlog zie : M. Xxxxxx, “Een bezette Stad…” Maaseik tijdens de Eerste Wereldoorlog 1914-1918. Stedelijke Werkgroep Documentatie Maaseik, 1992, 152 p.
6 X. Xxxxxx & Th. Bik, Het klooster en college der Kruisheren in de laatste honderd jaren. In: De Kruisheren te Maaseik 1476-1797, 1855-1955. Lichtland-Diest, 1955, p. 239.
Er werden ook twee rustbanken geplaatst, zodat de vermoeide wandelaar of fietser even kan uitblazen en mijmeren over de vijf blijde geheimen, die in het kapelletje afgebeeld staan.
Lezers schrijven ons
de redactie
Dit weekend bladerde ik, op bezoek bij een neef, met plezier door “De Maaseikenaar” (XLII nr. 4).
Op bladzijde 167 publiceren jullie een foto van het Maaseiker A Capellakoor. Helaas kregen al mijn familieleden - op
Jos en Xxxx Xxxxxxx na - een verkeerde initiaal:
(13) is Xxxxxxx Xxxxxx, mijn lieve vader. De J moet dus vervangen worden door een I.
(27) is Xxxxxx Xxxxxx, mijn tante. De J moet dus vervangen worden door een Y.
(35) is Xxxxxx Xxx Xxxxxxxxxx, mijn tante (de echtgenote van Xxxx Xxxxxxx). De
J moet dus vervangen worden door een
H. Bovendien is de familienaam met ae.
(42) is Xxxxxxxx Xxxxxxx, mijn lieve moeder. De J moet dus vervangen worden door een I.
Ik vraag me af waar al die J’s toch vandaan gekomen zijn!
De legende bij de viering van kapelaan Beelen was wél juist, tenminste voor zover ik kon nagaan.
Xxx Xxxxxx
Ook de xxxx Xxx Xxxxxxxxxx bezorgde ons een aanvulling.
Op de 2de rij bij nr. 54 staat Xxxxxxxxxx Xxxxxxxx en op de 3de rij nr. 41 staat Xxxx Xxxxxxxx. Xxxxxxxx steeds met een S vanachter.
31
32
Maaseiker spreekwoorden, zegswijzen en gezegden
Xxxx Xxx Xxxxx
Tón ze tieëge ‘pisse’ ‘plasse’ begónne te zègkge, is het ‘gezeik’ begos.
Pater Sangers
1. Dae dén nog laef haet ‘nen helle kop. (= Het gaat nog heel lang duren.)
2. Xxxx bèn vandaag gein sjiek tówbak wieërt. (= Ik voel me vandaag niet lekker.)
3. Iech kan neet hekse. (= Zo snel kan ik dat niet uitvoeren.)
4. Hoevaart mót pi-jn li-jje. (= Wie ijdel is, moet er iets voor doen.)
5. De’s dao in de zeuten inval. (= Daar is iedereen welkom.)
6. Dae wèt noeëjt of er pis of kak haet. (= Hij is besluiteloos.)
7. ’t Waas dao mer van kale-smale. (= Het is daar maar miserabele kost.)
8. Dao zit nog kevi-j in det menke. (= Hij zit nog vol levenslust.
Vgl. Fr. Qui vive.)
9. Dae kónste waal ei kieërske branne. (= Je moet hem dankbaar zijn.)
10. Haw het leid ónger di-jn eige kleid. (= Loop niet te koop met je leed.)
11. Het kump in de sjakkosj. (= Het komt in orde.)
12, Di-j haet ferm sti-jp ónger häöre pispot. (= Die vrouw heeft flinke benen.)
13. Get mankeere. (= ziek zijn.)
14. Zoe naat es mès. (= doornat.)
15. Xxx xxxxx es ’ne moeër (waterketel) ( = pikzwart.)
16. Niks is zoe gezond es ein moeër (wortel) (= Wortelen eten is gezond.)
17. De mós ‘nen awwen aap gein mówle lieëre make. (= Je moet me niets meer leren.)
18. Det haet geine naam. (= Dat is fantastisch!)
19. Get mèt de heite naolj genèjd. (= Dat is inderhaast gemaakt.)
20. Eine in de nak zitte. (= Iemand benadelen.)
21. Ein nösterke bieëje. (= Een rozenkrans bidden.)
22. Ongenuuëd is ouch dao. (= gezegd tegen iemand die zonder uitnodiging toch naar een feestje komt.)
23. Hae maak zich oeërówt. (= Hij maakt zich uit de voeten.)
24. Emes nao-uige. (= Iemand nakijken, met de ogen volgen.)
25. Het is gein onieëve maesje. (= Het is een mooi meisje.)
26. Emes get opbènje. (= Iemand iets wijs maken.)
27. Iech kan d’r neet opkómme. (= Ik kan het me niet meer herinneren.)
28. ‘Nen opluip doon. (= Opspelen bij buren of vreemden bij hun thuis.)
29. De gank opnumme. (= De gang schoonmaken met een dweil.)
30. Di-j kènjer zeen good opgetrókke. (= Die kinderen zijn goed opgevoed.)
31. Hae veel van de praekstool aaf. (= Hij kreeg de eerste roep (= eerste aankondiging van zijn aanstaand huwelijk.)
Inter-Limburgse Boekenbeurs
in Zaal van Eyck op zaterdag
22 oktober 2011
Xxx Xxxxxxxx.
Als waardevolle traditie vond de tweejaarlijkse Inter-Limburgse Boekenbeurs opnieuw plaats in de Zaal Xxx Xxxx op zaterdag 22 oktober 2011. Het gebeuren werd indertijd opgestart door de Maasketen Xxx xxx Xxxx, maar werd gaandeweg meer gedragen door de Pater Sangerskring. Lof verdient zeker de secretaris van deze vereniging, Xxx Xxxxxx, die op zijn gemoedelijke manier, maar zeer nauwgezet, al maandenlang de praktische organisatie gedragen heeft.
Rond de 300 heem- en geschiedkundigen, genealogen, kortom geïnteresseerden in het erfgoed der beide Limburgen en de Duitse Selfkant, vonden hun weg naar deze unieke beurs. Deze keer werden geïnteresseerden niet
gehinderd door wegenwerken net voor de Pater Sangersbrug in Roosteren, zoals enige jaren terug.
Ongeveer dertig standhouders, onder wie een keur aan verenigingen en antiquariaten, boden een schat van publicaties over onze Euregio aan.
Recente en oudere wetenschappelijke studies, maar ook periodieken, uniek cartografisch materiaal en literatuur waren er bij elkaar gebracht tot een schatkamer der letteren.
De zaal was bijna te klein om alle gasten, alle standhouders ook, ruimte te bieden.
Publiek en standhouders bleken meer dan tevreden, niet alleen omwille van de vlotte verkoop - dit wijst er toch op dat velen die publicaties vonden, waar ze al lang naar op zoek waren - , maar ook omdat dit gebeuren telkens weer een forum vormt waar velen elkaar ontmoeten en kunnen bijkletsen.
Natuurlijk werd de ambiance eens te meer gestimuleerd door de Xxxx xxx Xxxx, waar we opnieuw gast mochten zijn van Harmonie Concordia, haar gewaardeerde en bevlogen voorzitter Xxxxx Xxxxxxx en zijn nijvere en hartelijke bestuursleden. Een malse pint, een warme kop soep of ”zjat“ koffie en een stukje vlaai lieten toe dat iedereen energiek de dag doorkwam. De Harmonie draagt hiermee enorm bij tot de warme samenwerking tussen de verenigingen in Maaseik.
Een dankwoordje is ook op zijn plaats voor het Stadsbestuur van Maaseik, dat instemde met enkele parkeervrije plaatsen voor de zaal, waardoor de standhouders hun kostbaarheden vlot konden in- en uitladen.
33
34
Uitreiking van de Pater Sangersprijs 2011 aan de Amici Insulae - Vrienden van het Eiland van Stevensweert
Xxx Xxxxxxxx
Voorafgaand aan de Inter-Limburgse Boekenbeurs werd op vrijdag 21 oktober 2011 de prestigieuze tweejaarlijkse Pater Sangersprijs uitgereikt.
De prijs waardeert de meer dan opmerkelijke inzet van een erfgoedvereniging in onze grensoverschrijdende regio. Pater Sangers mag terecht de vaandeldrager van deze prijs genoemd worden, omdat grenzen voor hem niet bestonden om mensen samen te brengen in waardering voor elkaars persoonlijkheid,
inspanningen, gemeenschappelijk verleden en (geloofs)overtuiging.
De plechtigheid vond plaats in het Maaseiker Stadhuis op de Markt. Het College van burgemeester Xxx Xxxxxxxx en de schepenen hield eraan bijna voltallig aanwezig te zijn om een keur aan heemkundig gemotiveerden uit het Maasgebied van de beide Limburgen en de Selfkant welkom te heten. Speciaal daartoe werden de deuren geopend van de pas gerestaureerde oude gemeenteraadszaal, zonder overdrijving met de odeur van nu niet vervlogen grandeur.
Een ruim publiek van zeker vijftig gasten voelde zich vereerd, onder wie zeker de ruime delegatie van enkele tientallen bestuursleden en hun sympathisanten van de vereerde vereniging.
In een sprekende opening legde Xxxx Xxxxxx, de voorzitter van de “Maasketen Xxx xxx Xxxx”, de nadruk op de enorme behoefte aan inter-Limburgse samenwerking, zeker in het zog van het Limburgcharter dat enige jaren geleden tussen de zusterprovincies op gouverneursniveau werd afgesloten. De fut blijkt er momenteel wat uit te zijn; de behoefte aan samenwerking en zelfs een integrale werking is des te groter.
Burgemeester Xxx Xxxxxxxx van Maaseik heette iedereen op de hem zo eigen warme wijze welkom in Maaseik. Hij benadrukte hoe Maaseik toch wel een belangrijke rol speelt en wil blijven spelen in de grensoverschrijdende samenwerking, zeker met de buurgemeenten.
Even trok hij de
aandacht zelfs op het overleg dat op provinciaal niveau plaatsvindt.
Spectaculair zijn zeker ook de ideeën om tussen Roosteren en Maaseik een tweede Maasbrug aan te leggen. Het kan de uitwisseling alleen maar bevorderen.
Xxx Xxxxxxxx, voorzitter van de Pater Sangerskring, verwoordde in een bloemrijke laudatio de jarenlang volgehouden en vooral lokaaloverschrijdende verdiensten van de laureaat voor het behoud en de uitstraling van het heemkundig erfgoed in Stevensweert. Hij bezong de actieve verenigingswerking ten bate van meer dan 500 geïnteresseerde leden en hun gezin, de uitbouw van een opmerkelijk en rijk gestoffeerd streekmuseum, het met veel liefde begeleiden van het bestuur van de gemeente Maasgouw in het koesteren van de historische kernen van Stevensweert en Ohé en Laak, culminerend in de titanenprestatie waarbij een gedeelte van het oude vestingwerk van Stevensweert sinds enkele jaren in zijn oude glorie werd heropgebouwd.
Daarop werd overgegaan tot de plechtige overhandiging van de prijs. Een substantiële hoeveelheid financiële middelen werd in naam van de heer en mevrouw Xxxxx en Xxxxxx Xxxxxxxx-Xxxx aangeboden aan de voorzitter van de Amici Insulae, de xxxx Xxxx Xxxxxxx, om de toekomstige werking van de vereniging verder te stimuleren. Eenieder dankte de mecenassen met een warm applaus. Een oorkonde, voortreffelijk gekalligrafeerd door Maasketenbestuurslid Xxxx Xxxxxxx, vormt de blijvende herinnering aan deze onderscheiding.
De Xxxx Xxxx Xxxxxxx, voorzitter van de Amici Insulae, gaf in zijn weerwoord trots de waardering aan van de bestuursleden en gewone leden van de vereniging en het streekmuseum voor deze onderscheiding. Hij stelde dat de Prijs hiermee een beetje thuiskwam, want Xxxxx Xxxxxxx, trouwens één van de vrienden van het eerste uur, werd geboren op de Hompesche Molen in Ohé en Laak. Met enthousiaste voortvarendheid ambiëren Xxxx en zijn vrienden en vriendinnen op de ingeslagen wegen verder te werken en het Eiland verder te laten uitstralen. Hoe anders kon hij dat ter plekke doen dan door eenieder op dat gezegende moment uit te nodigen om het eiland te vereren met een bezoek.
Xxxx Xxxxxx ging op deze uitnodiging graag in. In zijn slotwoord dankte hij nogmaals iedereen die deze plechtigheid realiseerde en zeker ook de Maaseiker vroede dames en vaderen die het gezelschap vergastten op een gemoedelijke receptie, onder meer in de trouwzaal, waar Xxxxx Xxxxxxx middels zijn schitterend portret zag dat het goed was.
35
36
Maaseikenaren publiceren…
Xxxx Xxxxxxx
Boerderijen hebben eeuwen het landschap en onze leefcentra bepaald en gekleurd. Zij worden nu vervangen door de zogenaamde “agrarische industrie”. Het traditionele boerenbedrijf is zo goed als verdwenen. Over de Maaseiker boerderijen schreef onze medewerker Xxxxxx Xxxxxx zijn zoveelste boeiende studie met als titel “van Aben tot Zanderhof, van Aldeneik tot Wurfeld, Maaseiker Boerderijen, Toponymisch en
Historisch belicht”. Evenals bij zijn vroegere studies over straat- en huisnamen neemt de auteur ook hier eigennamen als uitgangspunt om iets te duiden en te vertellen over mens en omgeving. In een uitvoerige inleiding informeert hij over het ontstaan, de soorten eigendommen, de naamgeving en o.a. het einde van de erfnamen en de komst van huisnummers. Het volgende hoofdstuk behandelt in alfabetische orde alle boerderijnamen, indien mogelijk verklaard en historisch gekaderd. Die namen zijn een waardevol taalkundig erfgoed, dat niet mag verloren gaan.
Menige hoeve wordt niet meer uitgebaat, kreeg een andere functie of werd gesloopt maar de erfnaam leeft nog voort in de volksmond, in de naam van een weg of wijk. Hoofdstuk drie beschrijft de historiek van de belangrijkste boerderijen. Afgerond wordt met een reeks situatieplannen van Xxxxxx Xxxxxx. Xxxxxx Xxxxxxxx verzorgde zoals steeds prima de lay-out. Het boek is eens te meer het resultaat van knap teamwork van de Werkgroep Documentatie Maaseik, met zelfs de hulp van een groep ervaringsdeskundigen.
Bij de eerste volkstelling lagen er binnen de wallen van Maaseik 35 boerderijen. In 1950, 150 jaar later, nog altijd 30. Het aantal daalde snel; in 1992 hield de laatste boer van Maaseik, Xxxxxx Xxxxxxxxx, er ook mee op. Heel groot waren de bedrijfjes niet, er waren wel pareltjes bij zoals Sint-Joris. In de hoek van de Pelserstraat lagen er zelfs drie of vier boerderijen langs elkaar, kort bij de Bospoort om vlug met het vee buiten en in de stad te geraken. De koeien zijn uit het stadscentrum verdwenen; de auteur herinnert zich nog goed dat - toen hij naar school ging - in de Pelserstraat er nog koeienvlaaien lagen, want Graad van de Schulp was langsgekomen met zijn koeien.
Het boek in herdruk kost slechts 15 euro
en is te bestellen bij het Documentatiecentrum Maaseik, tel. 000 00 00 00.
Maaseik in oude drukwerken
Xxxxxx.Boonen
Ditmaal staan wij even stil bij het lemma Maaseik in de “Dictionnaire Géographique du Royaume des Pays Bas”, een boek verschenen in het jaar 1819. Voor verdere informatie over dit werk verwijzen wij naar de titelpagina, die hierbij is afgedrukt.
Waarschijnlijk herinneren wij het ons nog uit onze schooltijd dat vanaf 1815 tot 1830 het huidige België deel uitmaakte van het Koninkrijk der Nederlanden. Wij laten hier een vrije vertaling van het
Franse artikel over Maaseik (p. 304) volgen:
Maaseyck, Mosacum, stad op de linker Maasoever, gelegen op drie mijl van Roermond en op 6 mijl van Maastricht, op de grenzen van het hertogdom Gelre, van Gulik en van de Luikse Kempen.
De bewoners van het stadje, verleid door de preken van de hervormde predikant genaamd Xxxxxx, hebben zoals de burgers van Hasselt in groot aantal voor het nieuwe geloof gekozen, doch de Staten van Luik eisten echter dat alle protestantse prekers uit de stad moesten verjaagd worden en dat de burgers moesten terugkeren onder het wettelijke gezag van hun bisschop. Xxxxxxx sloeg deze waarschuwing in de wind en werd dan ook beschuldigd van rebellie.
Toen de stad echter vernam dat het opstandige Hasselt kort daarop door Luik onderworpen werd, onderwierp Maaseik zich ook aan het wettelijk gezag.
Maaseik is de geboortestad van de beroemde schilder Xxxxxx Xxx Xxxx, door hertog Xxxxxxx de Goede hoog gewaardeerd en beschermd en van zijn broer Xxx Xxx Xxxx, meer bekend als Xxx xxx Xxxxxx, de man die het schilderen met olieverf uitvond. Met dit procédé schilderde hij het Lam Gods voor Philips de Goede.
Gedurende het Franse bewind werd Maaseik deel van het departement Neder- Maas en daarom maakt het thans deel uit van de provincie Limburg met één vertegenwoordiger in de Limburgse Provinciale Staten.
De stad telt 3 300 inwoners.
Tot daar het artikel. Nieuwe historische gegevens bevat het niet. Xxx Xxxx wordt weer maar eens de legendarische uitvinder van het schilderen met olieverf genoemd. Over de beruchte protestantse predikant Xxxxxx Xxxxx, die in 1566 in Maaseik een ware rebellie tegen het Luikse gezag veroorzaakte, zijn we tegenwoordig iets beter geïnformeerd. Met dank aan de xxxx Xxxxxx Xxxxxx die ons de informatie bezorgde.
37
De Markt van Maaseik
Xxxxxx Xxxxxxx
Onze stadsgenoot Xxxxxx Xxxxxxx tekende met veel geduld de vier zijden van de Markt, zoals hij ze kende vóór 50 jaar. De moeite waard.
Noord
Oost
38
Zuid
West
Lekker Mezeik
Xxxx Xxxx
Det de Mezeikenaer ‘ne maagwaal is, waat Mezeikers is vuur slókmówl,
fi-jnpreuver of smölpaap, is voldoonje geweite. Lekker smikkele en móffele (1) behuuërt jummes tot z’n karakteristieke (ón)däögde. Mer is di-j kuns van lekker ieëte en drènke ouch ówtdrökkelek trök te vènge, weerspegeld, in ze’ne vokabulaer? In ze woeërdgebrujk en z’n taaleige?
Laot ós ins hunje (2).
1. Mèt de bek in het naat (ieërste deil) Aangesjoeëte, zaat, pówpzaat
Sjoeën bevuuërbeeld is oze vokabulaer uuëver minse di-j get te deep in het glaeske höbbe gekieëke. Vuural op de trapsgewi-js opklömming in graod van zatigheid mós-te daobi-j lètte.
Waat ederein al ins uuëverkump, is nateurlek des-te neet hieëlegans neuchter thówskumps. De höbs-ter den gewuuën versjeije ómgestoeëte. Het is tiech uuëverkómme. De höbs het neet ech gewild. Het li-jk mieë op ’n óngelök. We sprieëke jummes uuëver ‘ómstoeëte’. En det kan ederein gebuuëre. De haws jao neet in de smi-jze des-te al klein uigskes aan het kri-jge woeërs. En des-te
eigelek al vuur e good stök tuuët woeërs, aangesjoeëte. De loeëps wi-j ‘ne kni-jn dae, erg genóg vuur zoe e sjoeën bieësje, neet genóg loeëd in ze li-jf haet gekrieëge.
Waat onnog doeër de
buuëgel kan, is des-te aventów ins good smieëd bès (3). De bès den eigelek good in d’n oeëlie. En den löp alles toch get bieëter gesmieërd. Det dènks-te den toch. Ouch mèt het mundsje bès-te den e stök vlotter.
Mesji-jn höbs-te den zelfs ’n mówl wi-j ’n sjeurport.
Probleme doon zich pas vuur es-te regelmaotig e stök in d’ne kraag of in d’n veut höbs. Want es di-jn veut neet wille waats-tiech wils, den kóns-te nateurlek neet tegooj mieë loupe. Toch neet rechdoeër. De
begins den te li- jke op ’n snep. Des ‘ne voeëgel dae ouch zigzags maak, es-ter vlujg den toch.
De bès den
inderdaad xxx xxxx es ’n snep (4). Of nog erger, xxx xxxx es e verke. En es gieë al ins in e verkesstelke gewaes zeet, den wèt gieë det di-j bieëste neet ówtblinke in proepereteit en anger vorme van vuurbeeldig gedraag.
Nów, ‘ne zaate mins hoof hieëlegans neet mèt bieëste vergelieëke te wieëre. De kóns ouch xxx xxxx zeen es ’n sjöp, woes-te trouwes geine gróndbewirker of hoveneer vuur hoofs te zeen.
Vuur èlk waat wils, zou iech zègke. Bès-te bi-j het leger, den bès-te nao de ieërste de bèste zówpparti-j xxx xxxx es e knón. En bès-te bevuuërbeeld mölder, muuëlenaer zègke we nów (5), den bès- te nao pak ins tieën borrels xxx xxxx es ’n ketrol. Good mäögelek des-te den zelfs ’n döbbel ketrol zujs. Mer jéh, det is di-j minse gegund. Zónger hunne zweit hawwe ze vreuger jummes gei vaat
39
40
gieërstenaat hoove op te stieëke.
En minse di-j het neet gemunt höbbe op vraemdelinge, di-j zulle, es-te tenminste lang genóg mèt di-jne bek in het naat höbs gezieëte, van diech zègke des-te xxx xxxx bès es ‘ne Zwitser of ‘nen Turk. ’n Vergeli-jking di-j, waat de lèste kategori-j betref, neet kan kloppe. Want ‘ne moslim is mesji-jn neet vi-js van alkool, mer hae maag jaomer genóg neet draan kómme van Allah. En van d’n thee höb iech nog noeëts emes op z’ne kop zeen stoeën. Nog van gein li-jters. Mer good, es-te h’m óm höbs en xxx xxxx bès es hónderddówzend man, maak het toch al te lichelik niks mieë ówt woe ze di-jne staot van zatigheid den mèt vergeli-jke.
Ech serjeus wuuërt
het pas es-te van de zök geis of bès. D’n veut höbbe den namelek gei kóntak mieë mèt
de grónd. De bès den van de stekske gevalle, want de woeërs xxx xxxx es ‘ne pópperel. En, det wèt
ederein, es dae ówtgedrèjjd is, vilt ter. De vraog is woes-te den mèt d’n zate patatte of de zaat gaat ligks. Jao, num miech neet kwaolik, ‘ne zate
kalt d’n dèksten ti-jd toch get platter. Mesji-jn ligks-te ónger de taofel of örges langs de wieëg. In de graaf, waem wèt. Feit is des-te mèt d’ne zate kop neet mieë bès thóws geraak en des-te dus in aafwachting van bieëter ti-jje vuur pampus ligks. Pówpzaat.
Is de Mezeikenaer ’ne zaatlap?
Is de Mezeikenaer den mesji-jn ’ne zaatlap? Nae, gaarówt neet. Of laot ós det zieëker neet veralgemeine. Ówt oos taalgebrujk bli-jk namelek ouch hi-j weer det ter geweldige gradasies zeen.
De höbs minse, det zeen lichelik de
meiste, di-j gewuuën leefhöbber zeen van e glaeske nów en den. En det kan zoewaal ’n dröpkesglaeske es ‘ne stevige pot zeen.
Den höbs-te der di-j zich op regelmaotige basis e good glaas drènke. Èlken daag, mein iech eigelek. Mer di-j goeën mer zelje bówte de sjraom. Mer de höbs-ter ouch di-j tieënge de klippe van de hèl opzówpe. Det zeen de echte zówpechels (6).
Gieë zeet di-j hèl, di-j klippe en di-j zówplep al vuur uch. Toch ’n dantèsk tafereel, is
het neet? Wi-j ’n spóns zeen di-j. Es di-j mer op de bómmel of op hun lep kónne goeën. Di-j sloeën geine kaffee uuëver. Di-j goeën zich in alle kepelkes beechte. En ze zouwe het zunj vènge es ze der eine zouwe vergieëte. En det is neet ómdet ze op zoe’ne momènt van zaatlapperi-j in ’n aan de heillige Maagd tówgewi-jjde stömming zouwe zeen. Di-j goeën gewuuën gaer. Es zich di-j mer genóg in hunne gieëles (7) kónne sjödde. En daoróm loupe di-j dus ouch alle vi-jf voot nao de kaffee. Of zeen ze sóms ganse daag oppe brak. En mer uuëveral bli-jve plekke. Echte plekplaosters zeen det.
Xxx kómme we bi-j de vraog woeëróm d’n eine de maot hilt en d’n angere de bieës ówtluuët. Vuuraaf mót iech waal stèlle det e klein deil van het minsdóm daen hieële alkoolwinkel nog te vi-js en te slech vunk óm ‘nen ieëzel doeër z’n oeëre te sjödde. Mer de meiste vènge toch det zoe ei geisri-jk drenkske of zoe e fris beerke zjus is of wènt ’n èngelke op hun tóng pis, waat toch e good vuuërbeeld is van wi-j smake kónne versjille. Gróndig zelfs.
Mer nów het antwoeërd. Óm te beginne höbs-te minse di-j verrèkke van d’n doeërs. Pas op, det is neet min. Want es-
te zaat bès, det zeen ze. Mer es-te doeërs höbs, det zujt nemes. ‘n Aannummeleke stèlling, toch? Es-te zoe’ne verrèkten
doeërs höbs, den sturfs-te bekans van gósting. Det is of wènts-te in brand stuis. En waem zou nów gaer op zoe’n meneer aan z’n ènj kómme? Blösse dus, di-j gósting ! En gieë wèt, blösse kump van be + lesse. En lesse beteikent ‘doon ophawte’. ’n Valabel en logisse raej zou iech zègke vuur ’n ferm pint. Dao zeen ze trouwes vuur gemaak, oos beerkes.
Den höbs-te luj, d’n dèksten ti-jd manskieërels, di-j sugkele mèt hun gezóndheid. Ofwaal höbbe ze ’n kael
wi-j ‘ne sli-jpstein (8). Xxx xxxxxx is di-j. En den hulp mer ein zaak. En det is di-j kael regelmaotig smieëre. Woe ze nateurlek neet ech tieëngen opki-jke.
Of ze zitte mèt ‘nen druuëge lieëver.
Woe mer ein remedie tieëngen hulp. Inderdaad, e paar gooj potte pakke. ’n Remedie di-j trouwes
bedujdend minder erg is es de kwaol. En den höbs-te nog ’n dörde kategori-j leefhöbbers. De echte! Di-j sji-jte der neet op. Di-j hange zich op vuur e glaeske. En gieëf tów, waat is nów het ergste? Toch lever e zówplepke es e li-jk, zou iech zègke. En ouch, det zeen tenminste luj mèt ’n passie. Wi-j di-j zich kónne spitse op ’n drenkske. Es-te zoe heppetig (9) op get kóns zeen, den bès- te toch ‘ne gelökkige mins. Di-j heppetigheid is ouch nuuëdig, angers kumps-te noeëts in d’n dörden hemel. Dae van d’n drank, wèt ge waal. Of van de ówtwirking d’rvan.
Det zeen ouch de drankórgels, di-j ónger het motto ‘op ei bein kóns-te neet
stoeën’, ouch es ze weer ins e stök in hunne kamezaol (10) höbbe , van zichzelf vènge det ze good baezig zeen. Xxx huuërde iech lès ’n pówpzate merjan, - di-j bestoeën!-, di-j d’n hieëlen aovend sterken drank haw ligke tuitele, zègke: ‘Alles mèt maote, zag de zówplap, en hae drónk de zjenever mèt de li-jter’. ’n Tejori-j di-j ze kènnelek perfec in prakti-jk brach.
En het mót gezag, vuur ein lieëvesbesjouweleke ówtlaoting minder of mieë zit xxx’x zate pri-j neet verlieëge. Xxx huuërde iech häör der nog e paar ten bèste gieëve. ‘Laot ós ins drènke, het ieëte kos ouch gelsj’ waas ter zoe ein. En, mer tón loeëg ze al ónger de bank, ‘Woe de brówwer is, mót de bekker neet zeen’. En tón ze ore later e bitsje bi- jgekómme waas, kwoeëm der nog ein sjoeën:
‘Drènk iech, den bedèrf iech. Drènk iech neet, den sterf iech.
Bieëter gedrónke en bedórve
es neet gedrónke en toch gestórve.’ Waal ’n gooj, neet?
Drènk nog ins ówt!
Het óngerwerp ‘Lekker Mezeik’ is ‘nen dinee mèt väöl sjoeëtels. Van ‘Mèt de bek in het naat’ serveere wieë uch in april nog ’n twieëde aperitiefke. We stèlle ós daobi-j de vraog waat det zjus is, det ‘lekker Mezeik’. De hoofsjoeëtels volge den later. Nateurlek mèt de bedoeling oze vokabulaer uuëver ieëtes en drènkes in teksvorm bi-jjein te brènge.
1. Xxxxxxx is zich stillekes te good doon. Zjus wi-j ‘ne smulpaap det duit: mèt smaak en op ze gemaak. Ouch in het gewestelek Duits ‘muffeln’ en ‘müffeln’ ze trouwes, es ze het ieëte mèt de tan lansem tot bri-j vermale.
2. Hunje is róndki-jke wi-j de ‘hunj’ det doon : zónger det het opvilt en snuffelentaere de sitewasie of d’n tówstand verkènne en insjatte.
3. I-Jzer smieëje gebuuërde d’n dèksten ti-jd bi-j ein heit veur. Xxx’xx smieëd zwètde zich den ouch kepot, vuural
41
42
nateurlek doeër het zwaarze (bèjje, fówtse) mèt dae zwaore smieëdshamer. Good te begri-jpe det dae regelmaotig mós
bi-jtanke en zoe waal ins boeëve z’n theewater geraakde. Óm boeëve het lewèjt van z’n smis ówt te kómme, kalde dae ouch get heller en rówwer, zjus wi-j eine dae get aangesjoeëte is. Good smieëd bès-te dus es-te te väöl höbs getank.
4. De watersnep, in het A.N. ‘snip’ of ‘watersnip’, di-js-te hi-j nog mer hieël zelje zujs, is ‘ne loupvoeëgel. Èlke slókker wèt det zoe’n snep – jagers neume ze ouch waal ‘hemelgeit’ – kolossaal lekker is. Is lestig te sjeete ómdet ze raozentig snel en in zigzags vlujg. ‘ne Zaate löp dus wi-j ’n snep vlujg, in tamelek sjerpe heuk nao lènks en nao rechs t.o.v. ’n dènkbeeldige rechte li-jn nateurlek.
5. Es gieë mer neet muuëlder zègkt, want det is ‘ne mieërel, de zwarte muuëlder den toch.
6. ’n Echel is Mezeikers vuur bloodzujger, ‘ne rènkworm dae ouch bi-j minse blood zujg. ’n Zówpechel is eine dae gaer en väöl te väöl lebbert.
Mooie geste
Xxxx Xxx Xxxxx
Na de viering in 2010 van de zeventigjarigen, bouwjaar 1940, bleek dat ze nog € 200 overschot hadden. Het bestuur, bestaande uit Xxx Xxxxxxx, Xxxxx Xxxxxxxxxxxxx, Xxxxxxxxx Xxxxx, Xxx Xxxxxxx, Xxxxxxx Xxxxx, Xxxxxxxx Xxxxxxxx en Xxxxxxxxxx Xxxxxxxxx, besloten dit restbedrag te schenken aan de Vincentiusvereniging van Maaseik.
7. Gieëles kump van ‘gilet’ waat gewestelek Nederlands is vuur ‘vest’. Xxxxx, zjielee in het Mezeikers, kump van het Franse ‘gilet’ en het Italiaanse ‘gilé’. Waat opvilt, is det we get in oze gieëles sjödde en get in oze gieëles sloeën. En dus neet drachter … (Gieëles kan ouch ‘li-jf’ of ‘bówk’ beteikene.)
8. Es ‘ne boor bevuuërbeeld de gromet, het herfsgraas, mèjjde, den doeëg dae regelmaotig get spi-j aan z’ne sli- jpstein es-ter z’n zeisem aan het sli-jpe waas. Doeër het sli-jpe waerde dae sli- jpstein jummes te druuëg. Ouch ’n kael kan bevuuërbeeld doeër väöl te sprieëke zoe druuëg zeen es ‘ne sli- jpstein. En e good glaeske is daotieënge e bepreuf middel.
9. Heppetig stuit vuur gölzig en kump van het A.N.-woeërd ‘happig’. Vbn. - Bès tiech ’n heppetig menke.
Óm zoe te snatsje en te slènje es-te its.
- Väöl minse höbbe sjrik vuur de heppetige mówl van de doeëd.
10. Höbs-te e stök in d’ne kamezaol, den höbs-te het good zitte. De bès den straol bezoeëpe. Kamezaol, in good Nederlands ‘kamizool’, kump van het Franse camisole, det op z’n
buuërt van het Lati-jnse camisia kump. Sprik ‘nen Duitser Hoeëgduits en haet ter ‘eine mit Ärmeln versehene Weste’ aan, den druuëg ter ‘einen Kamisol’. Sprik ter Nederduits den haet ter in det geval ‘einen Kamesol’ aan. En det lèste kump het korste bi-j oze kamezaol.
1931 – 2011 Reünie van de Maaseiker 80-jarigen
Xxxxxxxxxx Xxxxxxxxx
De Maaseiker tachtigjarigen kwamen op 26 augustus 2011 in Maaseik samen en vierden hun verjaardag in de zaal ‘De Bokkenrijder’.
Alweer een bewijs hoe goed en gezond het hier is aan de Maas.
De jubilarissen zien er nog allemaal uit als het verlengde van hun puberjaren en ook hun levensvreugde is niet te evenaren.
Xxxxx die op het feest aanwezig waren, alleen of met partner, hebben uit volle borst de Maaseiker liedjes gezongen, zowel op de Markt als in de mooie rustieke zaal.
De feestvierders hopen alleszins binnen vijf jaar weer paraat te staan, sterk als eik!
43
1-Xxxxxx Xxxxxxx, 2-Xxxxxxxx Xxxxxxxxxx, 3-Xxxxxx Xxxxxxx- Xxxxxx Xxxxxx, 4-Xxxxxx Xxxxxxxx-Xxxxxxxxxx, 5-Xxx Xxxxxxxx, 6-Xxxxxx Xxxxx-Xxxxxxxxx, 7-Xxxxx Xxxxxx,
8-Xxxxxx Xxxxxx, 9-Xxxx Xxxxxxxx, 10-Xxxx Xxxxxx-Xxxxxxx, 11-Xxxx Xxxxxxx-Xxxxxx Xxxxxxx, 12-Xxxxxx Xxxxxxx-Xxxxxxxxxxx, 13-Xxxxxx Xxxxxxx-Xxxxxxx, 14-Xxxxxxxxxx Xxxxxxxx, 15-Xxxxxxx Xxxxxxx-Xxxxxxxx, 16-Xxxx Xxxxxx-Xxxxxxxxx, 17-Xxxxxxxx Xxxxxx, 18-Xxxxxx Xxxxxxx, 19-Xxxxxxx Xxxxxxx-Xxx Xxxxx
44
Steun- abonnementen 2012
Xxx Xxxxx
Deel 1 – afgesloten 7-1-2-2012 Onderstaande abonnees drukten hun waardering voor De Maaseikenaar uit door een royaal steunabonnement te nemen.
Hartelijk dank!
Fam. Berghs-Damen – MSK Brasserie De Beurs – MSK Verzekeringen Boes – MSK
Xxx. X. Xxxxxxxx – Dilsen-Stokkem Xxx. X. Xxxxxx – MSK
Xxx. Xxxxxx Xxxxx - MSK Xxx. X. Xxxxxx – MSK Notaris Xxxxxxxxx Xxxx - MSK Xxx. X. Xxxxxxxxxxx – Kessel-Lo Fam. X. Xxxxxxxxx – MSK
Mevr. X. Xxxxxxx-Xxxxxx – MSK Dhr. Fr. Croonenberghs – Ukkel
Dhr. Fr.-J. Croonenberghs – Alsemberg Mevr Xxxxxx Xxxx – Dilbeek
Xxx. X. Xxxxxxx – MSK Xxx. X. Xxxxxxx - MSK
Fam. De Bondt-Frenssen - Nieuwpoort Xxx. X. Xx Xxxxx - Veldegem
Z.E.H. D. Derkoningen – Stevoort Dhr. P.J. Disco - MSK
Xxx. X. Xxxxxxx – MSK
Mevr. X. Xxxxxxx – Neerharen Mevr. X. Xxxxxxx – Genk
Fam. Frenssen-Slangen – MSK Xxx. X. Xxxxxxxxxxx – MSK
Xxx. X. Xxxxxxx - MSK Mevr. X. Xxxxxxx – MSK Xxx. X. Xxxxxx – MSK Fam. M. Hinoul - Genk
Xx. X. Xxxxxxxxxxx – Haramsy (NO) Xxx. X. Xxxxxxx – MSK
Fam.. Xxxxxxxx-Xxxxxxxxxx – Goirle (NL) Mevr. X. Xxxxxxxxxxx – MSK
Xxx. Xxx Xxxxxxx – MSK Xxx. Xxxx Xxxxxxx – MSK Xxx. Xxx Xxxxxxx – Leuven Xx. X. Xxxxx – Xxxxxxx Xxx. X. Xxxx – MSK
Xxx Xxxxx Xxxxx – Vlijtingen Xxx. X. Xxxxxx – MSK
Dhr. Th. Opsteyn-Crijns – MSK Xxx. X. Xxxxxx-Xxxxxxx – MSK Xxx. X. Xxxxxxx – MSK
Dhr. Th. Pernot - MSK BVBA X. Xxxxxx - MSK
Xxx. Xxx Xxxxxxx – Herderen Mevr. X. Xxx – MSK
Xxx. X. Xxxxxxxxxxxxx – MSK Xxx X. Xxxxx – MSK
Xxx. X. Xxxxx – MSK
Mevr. Xxx Xxxxxxxx – Leuven Xxx Xxx Xxxxx – Alicante (ES) Xxx. X. Xxxxxxxxx – MSK
Xxx. X. Xxxxxxxxxxx – Wilsele Xxx. Xxxxxxxxx Xxxxxxxxx – MSK Xxx. X. Xxxxxxx – MSK
Mevr. Xxxxxx-Xxxxxxxx – Dilsen-Stokkem Mevr Simons-Peeters – MSK
Xxx.X. Xxxxxxxxxxxx – MSK Xx. X. Xxxxx – MSK
Xxx. X. Xxxxxx – MSK
Xxx. X. Xxxxxxxxxx – Hasselt Mevr. Xxxxxxxx Xxxxxxxx – Xxx. X. Xxxxxxx – MSK
Xxx. Xxxxxxx Xxx Xxxxxx – MSK Xxx Xxx Xxx Xxxxxxxx – MSK Xxx. X. Xxx Xxxxxxx – MSK Xxx. X. Xxxxxxxxx – MSK
Xxx. X. Xxxxxxxx – MSK
Mevr. X. Xxxxxxxxxx – MSK Fam. Vankan-Theelen – MSK
H. Vanminsel – MSK Xxx. X. Xxxxxxxxxx – MSK
Mevr. X. Xxxxxxxx – Leuven Xxx. X. Xxxxxx – MSK
Verzekeringen Vranckx BVBA – MSK Mevr. Wieers-Noben – Genk
Dhr. en Mevr. Wolfs - MSK
Maaseiker piloot- ingenieur Xxxxxx xx Xxxxxx
Xxx Xxxxxxxxx
Een tijd geleden maakte de xxxx Xxxx Xxxxxxxxxxxxx uit Leefdaal ons attent op een artikel waarin een zeker baron de Xxxxxx is vermeld, die van Maaseik afkomstig is 1. Hij zou één van de eerste Belgen zijn die een gemotoriseerde vlucht maakte in 1908, maar was in ieder geval diegene die het eerste officiële Belgische vliegbrevet behaalde op
2 december 1909, ongetwijfeld een interessant persoon om een en ander over op te zoeken.
Xxxxxx Xxxxx Xxxxx Xxxxxx Xxxxx de Xxxxxx xx Xxxxxxxxxx (°Berchem,
25 december 1875 - †Parijs, 21 maart 1944) stamt af van een familie die al rond 1500 in Maaseik en omgeving woonde. De rijke familie de Xxxxxx was
o.a. actief in het bankwezen. Eén van de afstammelingen week uit naar Anwerpen, waar Xxxxxx Xxxxxx xx Xxxxxx, lid van vele administratieve raden, de titel van baron ontving xxx Xxxxxxx X. Xxxxxx xx Xxxxxx was een Belgische luchtvaartpionier, autocoureur en bootracer.
Als kind al knutselde hij aan fietsen met de bedoeling ze sneller te laten rijden.
1904: Aan het stuur van een Mercedes Sunbeam (Verzameling: Xxxxxx Xxxxxxxx)
Zijn fascinatie voor techniek deed hem ervoor kiezen om ingenieur te worden. Op 22-jarige leeftijd reed hij met zijn eigen auto, een De Dion, die hij eigenhandig, onderdeel per onderdeel, demonteerde en weer monteerde.
Van het grote fortuin dat een tante hem naliet, kocht hij nog meer auto’s. Een voor die tijd buitengewoon exploot dat de kranten haalde, was zijn rit van Brussel naar Spa aan een gemiddelde snelheid van 34 km per uur. Van een Vlaamse champetter die, gehuld in een enorme stofwolk, zijn hand opstak, kreeg hij de allereerste Belgische bekeuring voor een snelheidsovertreding!
Hij nam aan grote races deel zoals Parijs- Wenen, Parijs-Madrid en aan de Xxxxxx Xxxxxxxxxxx en won ze vaak. Hij reed met zijn Daimler, ondanks verscheidene pannes, op 17 dagen van Nice naar Antwerpen. Eén van zijn grootste rivalen was Xxxxx Xxxxxxx. Hij koopt verscheidene wagens, die hij bewerkt om de prestaties ervan op te drijven. Op
15 mei 1904 behaalt hij zelfs een fantastisch wereldrecord. Tussen
45
46
Oostende en Nieuwpoort weet hij de nooit geziene pieksnelheid van 156 km/u te behalen! De sportieve Xxxxxx xx Xxxxxx heeft het voor alle soorten motortuigen, dus motorboten fascineren hem dan ook. In april 1906 behaalt hij drie wereldrecords tijdens de Week van Monaco en een jaar later triomfeert hij eveneens tijdens de Week van Oostende. De vliegsuccessen van Xxxxx Xxxxxx en Xxxxxx Xxxxxx in Frankrijk zetten Xxxxxx xx Xxxxxx ertoe aan om zich volledig op de luchtvaart te gaan toeleggen. In september 1908 bestelt hij twee toestellen bij de broers Xxxxxx: een tweedekker en een driedekker.
Met de driedekker maakt hij een eerste vlucht in Issy-les-Moulineaux, nabij Parijs. Het vliegtuig werd toen in kratten geladen en naar het domein van de baron in Brecht, bij Antwerpen, overgebracht. Daar legt hij een privé- vliegveld aan, compleet met loodsen, werkplaatsen en startbaan. Ondanks verschillende wijzigingen voldoet de driedekker echter niet en de volgende proeven worden daarom met de tweedekker uitgevoerd. De baron is vastberaden: hij moet en zal in zijn opzet slagen. Daarom rust hij zijn grote tweedekker met een krachtigere motor uit en zijn keuze valt op een 100 pk- motor van het Belgische merk Vivinius. Elke poging levert een pak ervaring op en op 30 november 1908 is het dan eindelijk zover: de Caters slaagt erin op te stijgen en met zijn machine op 4 à 5 meter hoogte kleine, gecontroleerde vluchten te maken. Er kan zelfs een vlucht over meer dan 200 meter worden opgetekend en de krant “L’étoile belge” brengt daar op 2 december ruim verslag over uit. De eerste Belgische vlucht, door een Belg en met een motor van lokaal fabrikaat, is een feit. Xxxxxx xx Xxxxxx gaat zijn toestellen én zijn vliegtechniek nu verder perfectioneren; hij is dan ook al snel voor de eerste vliegmeetings klaar. In 1909 verschijnt hij in Oostende, Frankfurt, Berlijn, Antwerpen en Warschau. In oktober is hij opnieuw in
Frankfurt, waar hij het tegen Xxxxx Xxxxxxx in hoogsteigen persoon opneemt en hij wint de som van 40 000 mark die de langste vlucht beloont! Op 3 december 1909 krijgt hij van de Internationale Vliegfederatie het allereerste Belgische vliegbrevet. In 1910 behaalt hij tijdens de Week van Berlijn nog eens drie prijzen. Xxxxxx xx Xxxxxx duikt ook op in Sint-Job-in-‘t-Goor, Warschau, Budapest, Düsseldorf, München en Stockholm.
Deze talloze deelnames beletten de Xxxxxx echter niet om zijn diensten bij het ontluikende militaire vliegwezen aan te bieden. Hij leidt de twee eerste officieren-vliegers op, luitenanten Xxxxxxx en Sarteel, en schenkt het Belgische leger in 1911 zijn eerste Aviator.
Baron de Caters is ook de eerste vliegenier in het Turkse luchtruim evenals de eerste om in Caïro op te stijgen. In december 1910 duikt hij met zijn twee Aviators in India op, waar hij door Xxxxx Xxxx met zijn Blériot-ééndekker wordt vergezeld. De twee pioniers brengen tot 30 000 toeschouwers in verrukking en de lokale pers is dolenthousiast. Xxxxxx xx Xxxxxx keert dan naar Europa terug, maar zal aan geen enkele wedstrijd meer deelnemen. Bij de mobilisatie woont de Caters in Parijs. Met zijn toestel meldt hij zich als vrijwilliger aan, net zoals verscheidene andere Belgische pioniers. Hij staat enkele maanden aan het hoofd van de vliegschool in Etampes en wordt tijdens de bliksemuitval in de Antwerpse Kempen ook bij het nieuwe Korps voor Autokanonnen opgemerkt. De baron
vestigt zich vervolgens definitief in Parijs. Op 20 maart 1937, bij de oprichting van Les Vieilles Tiges de Belgique, brengt veteraan Xxx Xxxxxxxxxxx hem een ware hulde, waarmee Xxxxxx xx Xxxxxx een verdiende plaats tussen de luchtvaartpioniers krijgt. De allereerste Belgische vliegenier overlijdt op
21 maart 1944 in Parijs, na een groot deel van zijn fortuin aan de ontwikkeling van de luchtvaart te hebben gespendeerd. Ter gelegenheid van de honderdste verjaardag van de eerste geslaagde vlucht in België door baron de Caters organiseerde het KLM een grote tijdelijke tentoonstelling over dit onderwerp.
Topstuk was een replica op ware grootte van de Voisin-tweedekker van Xxxxxx xx Xxxxxx.
In “Sport in ‘t stad: Antwerpen 1830- 1914” – ‘Sociaal-historische analyse van de sport in Antwerpen 1830-1914’, van Xxxxxxx Xxx Xxxxxxxxx (promotor X. Xxxxxx, KUL, Universitaire Pers Leuven) lezen we nog enkele exploten van Xxxxxx xx Xxxxxx:
25 mei 1904: Xxxxx Xxxxxx-Xxxxxx xx Xxxxxx, bankier, luchtvaartpionier en autorenner van het eerste uur, behaalt in Oostende met een Mercedes Sunbeam het wereldsnelheidsrecord op het land (97,25 mph of 156 km/u). Op 21 juli eropvolgend moet hij de palm al overdragen aan Xxxxx Xxxxxxx (in een Gobron-Brillié haalde deze, ook in Oostende, 103,58 mph of 167 km/u).
8 maart 1909: Oprichting van de Antwerpse luchtvaartvereniging “l’Aéro- Club d’Anvers”. President is kolonel van de Xxxxx Xxx xxx Xxxxxx, vice-president luchtvaartpionier baron Xxxxxx xx Xxxxxx (“de eerste vliegende Belg”). De eerste clubactiviteit, een ballonwedstrijd vanuit de velodroom van Zurenborg, wordt gevolgd door de allereerste uitgave van de ‘Vliegweek van Antwerpen’ (‘Semaine d’Aviation d’Anvers’), gehouden van 23 oktober tot 2 november 1909. [naar: GOOS, J.D : “75 jaar luchtvaart
Antwerpen”. De Vlijt : Antwerpen, 1984, pp. 7-10, 14 (ill.)].
23 oktober - 2 november 1909: In navolging van andere Belgische steden als Gent (1908) ...; Doornik, Spa (1909)... wordt ook in Antwerpen een vliegmeeting ingericht. Deze eerste luchtvaartweek, ‘Vliegweek van Antwerpen’, gaat door op het Wilrijkseplein. Inrichters zijn “l’Aéro-Club d’Anvers”, “Automobile-Club Anversois” en de bond “Antwerpen-Vooruit”. Het spektakel brengt honderdduizend belangstellenden op de been en luidt voor Antwerpen het vliegtuigtijdperk in. Zowat iedereen van de toenmalige Europese piloten met hun toestellen was aanwezig, omwille van het slechte weer waagden evenwel niet allen een vlucht. Baron Xxxxxx xx Xxxxxx, met een tweedekker Voisin, maakte op de openingsdag een vlucht van 500 meter, bij een volgende poging ging hij evenwel bij het loskomen over kop. Met een hersteld vliegtuig zal hij de vijfde dag een circuit van zowat één kilometer afleggen en landen zonder brokken, goed voor een massief gouden medaille! Bij deze manifestatie maakten pioniers als Wilford, Tips, Xxxxxx, Xxxxx, Xxxxx en Xxx Xxxxxxxxxxx hun werkelijk vliegdebuut. Zo deed Xxxxxxxxxxx de derde dag met zijn eendekker Blériot XI een schuchtere poging; de dag nadien trachtte hij om bij slechte weersomstandigheden toch op te stijgen, maar het toestel belandde bij een windstoot op een vleugel, die prompt afknakte. Pas op de achtste dag maakte hij vier circuits rond het vliegplein.
Een boeiende biografie van Xxxxxx xx Xxxxxx vindt men hier: xxxx://xxx. xxxxxxxxxxxxx.xx/xx/xxxxxxxxxxxx/ contents/29
Meer lectuur ook op xxxx://xx.xxxxxxxxx. org/wiki/Pierre_de_Caters
1 Dit artikel verscheen in ‘Vizier’, het driemaandelijks infoblad van het Koninklijk Museum van het Leger (KML), nummer 40, december 2008
47
48
In de voetsporen xxx Xxx Xxxx
Xxx De la haye
In 2010 kwamen enkele mensen van het “Cultureel Platform 2014” - opgericht
n.a.v. het Xxx Xxxxxxxx in 2014 en waarvan ook bestuursleden van de Pater Sangerskring deel uitmaken - op het idee om locaties te bezoeken waar Xxx Xxx Xxxx ooit is geweest en ter plaatse archieven te raadplegen. Daartoe nam het bestuur van het “Cultureel Platform 2014” intussen contact met een productiehuis om deze ‘voetsporen’ zo mogelijk in een documentaire te gieten. Ter voorbereiding is een zo volledig mogelijke ‘catalogus’ van werken van Xxx Xxxx, belangrijke locaties en internetadressen opgesteld.
De Pater Sangerskring neemt alvast het voortouw en tracht bezoeken te brengen aan buitenlandse steden, in wier musea werk van de gebroeders Xxx Xxxx aanwezig is. We gingen ervan uit dat de schilderijen die de Vlaamse steden Brugge, Gent of Antwerpen in hun bezit hebben, wel voldoende bekend zijn en focusten ons op andere Europese steden. Welke plaatsen komen hiervoor in aanmerking?
Berlijn (3); Londen (3), Dresden (2), Wenen (2), Parijs, Madrid, Turijn, Frankfurt en Boekarest zijn de trotse
bezitters van schilderijen van Van Eyck. We besloten in juli 2011 een citytrip te organiseren naar Dresden, ook al omdat deze stad zoveel cultuur te bieden heeft. Dresden is in de 17de eeuw onder koning August der Starke uitgegroeid tot één van de mooiste steden van Europa. August, tegelijkertijd koning van Saksen en Polen, was door de ontdekking van het porseleinfabricageproces in Europa één van de rijkste monarchen van Europa geworden en spiegelde zich aan zijn voorbeeld, zonnekoning Lodewijk XIV. Het beroemde “Meissner Porzellan” is nu
nog altijd het mooiste en duurste Europese porselein. Hij liet uit Italië (en voornamelijk Firenze), de beste architecten, bouwmeesters en handwerkers overkomen, en bouwde zijn Dresden uit tot het “Florence aan de Elbe”.
Een groepje van 11 enthousiaste reizigers vertrok met Air Berlin vanuit Düsseldorf voor een vierdaagse city-trip. Na een rondleiding in de barokke Altstadt door een plaatselijke gids werd een goed gevuld programma afgewerkt met bezoeken aan de beroemde Semperoper, de Frauenkirche, de kathedraal, de gläserne Manufaktur, het Albertinum, de Zwinger met de Gemäldegalerie Alte Meister en Porzellansammlung, het Residenzschloss met het neues en historisches Grünes Gewölbe, Türckenkammer en Fürstengalerie.
In de Gemäldegalerie bracht de gids ons bij het drieluikje van Jan Van Eyck, wellicht de fraaiste miniatuurschildering van de meester. De lijsten waren tot 1958 aan beide zijden met donkere verf overdekt. Na de verwijdering van de bekleding met ebbenhout en van de overschildering, werd de originele naamtekening blootgelegd : “JOHANNES DE EYCK ME FECIT ET COPLEVIT A.D. MCCCCXXXVII ALS IXH XAN”. Met open
mond en kippenvel op de armen werd langere tijd dit meesterwerk bekeken en bewonderd.
Maar het belangrijkste moest nog komen! Op de laatste reisdag hadden we een bezoek aan het Kupferstichkabinett gepland, waar een zilverstifttekening van kardinaal Albergati bewaard wordt. Het originele schilderij is in het bezit van het Kunsthistorisches Museum in Wenen.
Beide kunstwerken werden één keer samen tentoongesteld en wel in 1973 in de Oostenrijkse hoofdstad.
Op deze tekening van Dresden staan aantekeningen van Jan Van Eyck, opgesteld in onze middeleeuws- Maaslandse taal. Het zijn 20 regels tekst, geschreven met dezelfde stift en dezelfde
hand die de tekening uitvoerde. Hier volgt de nog niet volledige ontcijfering:
“Dat hair……boven Ockerachtich grau grijs…
Dat onderste vanden vorhoefde Tusschen den ouge sanguinachtich Boven ten hairwair bleicachtich Die wratte purperachtich
Den appel van den ouge Alre naest den swarten..
Bruyngeelachtich Jnd omtrent Alre naest den witten blauachtich
…..Dat geelachtich
Die nase bruynsanguinachtich Gelijc den kinbac of den
Wangen Die lippen zere witachtich Purper Die stoppelen vanden barde Wol grijsachtich
Die kinne roedachtich”
We popelden van ongeduld om dit te mogen aanschouwen. Maar wat bleek? Deze schets van Van Eyck hing niet bij de vast tentoongestelde collectie, maar was
49
50
veilig opgeborgen in het archief. De tekening is te “empfindlich” (broos) en mag slechts uitzonderlijk aan het daglicht blootgesteld worden. De ontgoocheling was natuurlijk groot; aandringen bij de medewerkers van het Kupferstichkabinett haalde aanvankelijk niet veel uit. Uiteindelijk werd Andreas Pischel, Sammlungsverwalter Kupferstich-Kabinett, erbij gehaald. Die benadrukte eerst dat we niet “angemeldet” waren en dat deze tekening van Jan Van Eyck één van de belangrijkste van de meer dan een half miljoen archiefstukken van het Kupferstichkabinett was. De man zag echter de teleurstelling op onze gezichten en zei uiteindelijk: “Kommen Sie mal heute Mittag zurück; ich sehe mal was sich machen lässt.”
Toen we ’s middags aanbelden, werden we in de grote studiezaal binnengeleid
en daar voltrok zich het wonder voor onze verbouwereerde ogen. Op een grote tafel stond op een steun, tegen het licht bedekt met een beschermkarton, de tekening van kardinaal Albergati.
Langzaam nam Andreas het karton weg en konden we de tekening bekijken.
Fluisterend en met de krop in de keel werd gefotografeerd, gefilmd en gediscussieerd met de medewerkers van het archief.
We schreven ons in in het logboek en zagen dat professor Alfons Dierick in december 1968 (in volle koude- oorlogstijd) toen naar de DDR was gereisd om deze schets van Jan Van Eyck te bestuderen. Na een uurtje namen we afscheid van het vriendelijke personeel van het Kupferstichkabinett en ’s avonds op het vliegtuig naar huis, mijmerden we reeds vooruit naar een volgende opdracht… in de voetsporen van Van Eyck.
Intussen ontving het ”Cultureel Platform 2014” van Andreas Pischel een hoogwaardige scan van de zilverstifttekening.
De gebroeders Van Eyck als inzet in een politiek conflict
Wim Lemmens
“Sire, nous allons procéder à un acte solennel, à l’inauguration d’un monument en l’honneur de nos deux illustres compatriotes, les frères Jean et Hubert Van Eyck”1. Zo begon de toespraak van Herman Schoolmeesters, de liberale burgemeester van Maaseik. Een inhuldiging van een standbeeld was in de tweede helft van de negentiende eeuw geen zeldzaam feit. Dit had alles te maken met de opgang van de natiestaat en de creatie van een nationaal bewustzijn. De vorming van een eigen ‘Belgische’ identiteit was voor de regeringen dan ook noodzakelijk. Er werd primordiaal belang gehecht aan volkeren en hun bestaansrecht.
Statuomanie
Zowel de evolutie in de muziek als in de schilder- en beeldhouwkunst verliep samen met een veranderende tendens in de geschiedschrijving. Brede pittoreske schilderingen vol nationale trots gaven de toon aan. Subjectiviteit, heldenmoed, emotionaliteit en nostalgie primeerden. De zoektocht naar een groepsidentiteit was een speurtocht naar houvast
enerzijds en legitimatie anderzijds. Eenmakingsprocessen, oorlogen en elkaar snel opvolgende regimes kenmerkten de negentiende eeuw. Dat na de Belgische onafhankelijkheid de roep naar een nationale identiteit die de eigenheid van de natie moest symboliseren, groot was, lijdt geen twijfel, zeker als met de opeenvolging van als vijandelijk beschouwde bezettingen en annexaties de culturele eenheid – als die al zou bestaan – naar de achtergrond verwezen werd2.
Naast het construeren van prenten, historische verhalen, liederen en gedichten, werden ook standbeelden gebruikt om de nationale identiteit vorm te geven. De door de Franse historicus Maurice Agulhon gebruikte term statuomanie wijst op de hausse aan oprichtingen van commemoratieve elementen in de negentiende-eeuwse maatschappij3. In urbane regio’s die werden vergroot en verfraaid met parken, boulevards en grote pleinen, leenden de grote, gecreëerde open ruimtes zich ideaal voor het opstellen van monumenten, standbeelden en fonteinen. Echter, dit is geen louter grootstedelijk verhaal. Provinciesteden en kleine gemeenten deden eveneens een beroep op geldschieters en kunstenaars van velerlei niveau om nationale helden of notabelen te eren. De ideologie die aan de basis lag van de statuomanie, was het liberaal humanisme4. Waar vroeger religieuzen, monarchen en prinsen van verschillende pluimage en aristocratische mannen een stenen alter ego verkregen, werd door de triomf van het liberaal nationalisme in de negentiende eeuw de nadruk gelegd op verdienste en laïciteit. In de context van de romantische nostalgie, vaak onderbouwd door een mythische verbeelding van glorieuze gebeurtenissen, werd in het natievormingsproces gekozen voor historische figuren die voor de lokale maatschappij of de cultuur destijds van grote waarde waren en die nu voor
51
52
identificatie en pedagogische doeleinden gebruikt werden5. Het lijdt dan ook geen twijfel dat – al was het enkel om de gevoeligheid van de recente evenementen te vermijden – er daarvoor werd teruggegrepen naar de Revolutie van 1830 en naar de middeleeuwen.
Ideologische twistpunten werden zo omzeild. Sterke antiklerikale persoonlijkheden tijdens de Franse en Hollandse periode, zelfs al hadden ze een belangrijke bijdrage geleverd aan de geleidelijke vorming van de ‘Belgische’ staat of aan de maatschappij, werden naar de achtergrond verwezen. Het psychologisch anachronisme – de staat ontstond in 1830 – zorgde voor de idee van continuïteit van het land én zijn inwoners6.
Door de levensbeschouwelijke dualiteit tussen liberalen en katholieken is het niet verwonderlijk dat de onenigheid ook zijn weerslag had op dit onderdeel van het natievormende project. Hechtten klerikale strekkingen bijzonder belang aan het geloof als unificerende factor, het liberale accent lag op vooruitgang, techniek en burgerlijke verdienste.
De nood aan legitimatie van de Belgische staat en de constructie van een nationale identiteit werd van belang geacht door de politieke uitvoerende macht. Het ministerie van Binnenlandse Zaken, dat ook de departementen Onderwijs, Wetenschap en Kunsten behelsde, ondersteunde via de Commissie voor Monumenten de oprichting van standbeelden. Ook de koning en de Société Générale lieten zich niet onbetuigd en gaven blijk van hun medewerking. Op deze manier werd de barokke schilder Pieter-Paul Rubens in Antwerpen vereeuwigd, Karel de Grote in Luik en Jacob van Artevelde in Gent. Brusselaars konden paraderen naast de beelden van de graven Egmont en Hoorn, Godfried van Bouillon en anatomist Andreas Vesalius.
Het nationale historische sentiment werd
duidelijk bespeeld, ook in Limburg. In de
kernen van de provinciesteden ontstond evenwel nauwelijks open ruimte. Door de oprichting van monumenten buiten die kleinsteedse kern, verloor het kunstwerk haar directe meerwaarde. In Maaseik en twee jaar later te Tongeren, werd dan gebruik gemaakt van bestaande ruimtes: het centraal gelegen marktplein.
Kiezen tussen eik en Van Eyck
In de lijn van de oprichtingen waarvan eerder al melding werd gemaakt, werd door de Maaseiker gemeenteraad in 1860 beslist om de zogenaamde uitvinders van de olieverf te huldigen met een standbeeld7. Het ingedommelde Maaseik zou weldra ontwaken in een gepolitiseerd conflict.
De dramatis personae van de politieke strubbelingen waren voormalig burgemeester Louis Nyssens en de huidige burgervader en notaris Schoolmeesters. Nyssens was nog niet vergeten dat de liberale notaris hem medio jaren 1850 bekampte in de kiesstrijd. Daarenboven had Schoolmeesters zich vroeger als katholiek politicus geprofileerd. Na de turbulente periode van de Kloosterwet-affaire en de installatie van de liberale regering onder leiding van Charles Rogier en Walthère Frère-Orban, verkoos hij om zich op het politieke vlak als liberaal te positioneren. Dat Schoolmeesters de burgemeesterssjerp van Nyssens had overgenomen, verzachtte de verhouding tussen de twee protagonisten allerminst. De stelling dat de gebroeders van Maaseik afkomstig zouden zijn, werd niet door iedereen aanvaard. Louis Nyssens, die twee jaar eerder de toenmalige katholieke burgemeester Schoolmeesters bekampte in de provinciale strijd, uitte er zijn twijfels over. Hij zou volhouden en steevast zijn goedkeuring en medewerking weigeren.
Het standbeeld werd ontworpen door de in Venlo geboren kunstenaar Léopold
53
Louis Nyssens Herman Schoolmeesters
Wiener8. De oprichting was een dure onderneming en een aderlating voor de stad, die zich in 1831 en 1839 beroofd zag van vele inkomsten. De stedelijke overheid zou 15 000 frank besteden, terwijl het nationale bestuur al 20 000 frank gereserveerd had9.
Nu het financiële euvel verholpen was, drong zich een ander probleem op: de locatie. In november 1862 werd beslist dat het beeld centraal op het marktplein zou worden geplaatst. Blijkbaar was niet iedereen tevreden met die beslissing, want aan de koning werd door “un certain nombre d’habitants notables”10 een petitie overhandigd. Deze vooraanstaande Maaseiker burgers konden niet aanvaarden dat de eik, symbool van de stad, zou verdwijnen.
Die boom was in 1797 aangeplant en was een belangrijk (symbolisch) element in het Franse revolutionaire ceremoniële kader11. Maar van pedagogisch en in strumenteel middel ten dienste van het republikeinse ideaal en intimiderend voorwerp tegen contrarevolutionairen en
reactionaire krachten, evolueerde de betekenis van de vrijheidsboom langzaam in een symbool voor de beëindiging van de revolutie en patriottisme. De eik werd nu door niet- liberale personaliteiten aangegrepen om de oprichting van een standbeeld een halt toe te roepen12. Wilde men de boom als traditionalistisch symbool van de stad beschermen? Het uitgesproken protest van klerikalen lag in het verlengde van hun verzet tegen het burgemeesterschap van Herman Schoolmeesters enerzijds, en tegen de liberale nationale regering anderzijds, die door middel van aanzienlijke geldelijke sommen een liberaal natieproject ondersteunde. Zij kanten zich ook tegen de liberale idee dat dankzij de liberale grondwet het land voorspoed en rust kende.
In een inderhaast bijeengeroepen gemeenteraad, waarop de voorstanders van de sculptuur wegbleven, werd de eerder genomen beslissing ongedaan gemaakt13. De eik, “objet de la
54
difficulté”14, werd nogmaals op de agenda geplaatst. Door de afwezigheid van één raadslid bevond de gemeenteraad zich in een patstelling. Minister Alphonse Vandenpeereboom en de Koninklijke Commissie voor Monumenten waren evenwel van mening dat het midden van de markt de enige aangewezen plek was voor een marmeren Van Eyck. Omdat de tegenstanders zich uit de vergaderzaal verwijderden, werd het voorstel zonder tegenkanting aanvaard. Het gekapte hout zou daarenboven dienen voor nieuwe raadszetels15.
Politieke conflicten en persoonlijke relaties
Maar de overmacht van de voorstanders, waartoe de als liberaal profilerende Herman Schoolmeesters en zijn aanhangers behoorden, kon waarschijnlijk enkel gerealiseerd worden door de stellingname van hotelhouder Guillaume Briërs16. Enkele maanden eerder was hij fervent gekant tegen het omhakken van de vrijheidsboom. In maart 1863 wijzigde hij zijn positie.
Werd hij gepaaid met liberale ondersteuning bij de komende gemeenteraadsverkiezing in oktober17? Of slaagde burgemeester Schoolmeesters erin om via zijn klerk, Louis Briërs18, of via de stadssecretaris Henri Vanderdonck19, druk uit te oefenen?
Het klimaat te Maaseik werd sindsdien – al dienen de oorzaken in een eerder verleden gezocht te worden – sterk politiek gekleurd. Het standbeeldconflict was enkel de katalysator voor het zich toe-eigenen van nationale politieke etiketten. Herman Schoolmeesters en zijn discipelen schaarden zich achter het liberale project; voormalig burgervader Louis Nyssens en zijn aanhang namen een behoudsgezind, katholiek label aan. Bij de eerstesteenlegging kon burgemeester Schoolmeesters zijn ergernis over een bedeeld klerikaal pamflet niet verdringen: “Ik noem deze daad een heiligschennis die de roem die
Maaseik toekomt, in twijfel durft te stellen. Ik zal niet meer woorden vuil maken aan dit pamflet. Liever wil ik door te zwijgen mijn minachting uitdrukken, ware het niet dat zich onder de
4 ondertekenaars ook oud-burgemeester Louis Nyssens bevindt. Deze man is door zijne politieke passie zozeer verblind dat hij zijn eigen geboortestad kleineert.
Maar Mijne Heren, vergeef de man dit moment van verdwazing, want indien hij hier op deze plechtigheid aanwezig was, dan zou hij als er tenminste nog enig Maaseiker bloed door zijn aderen stroomt, met ons allen uitgeroepen hebben: Leve onze beroemde Maaseikenaars. Leve de gebroeders Van Eyck.”20
Een jaar na deze toespraak werd op 5 september 1864 het standbeeld
onthuld in aanwezigheid van Leopold i en zijn zoon Filips, de gouverneurs van beide Limburgen en enkele burgemeesters. Herman Schoolmeesters hield daarbij een toespraak, verheerlijkte het (anachronistische) verleden van de stad en benadrukte in liberaal- vaderlandslievende bewoordingen de steun van de stad aan het bestuur van België: “Apparaissez à nos yeux, ô glorieux frères! au milieu d’un peuple libre qui aime son indépendance et son Roi, honore ses grands hommes, et, aujourd’hui comme jadis, marche l’égal des plus grands peuples dans la carrière des arts!”21. Vier dagen lang was de Eikerstede het toneel van festiviteiten en werd het sluitingsuur van herbergen afgeschaft. De koning, die voor zijn verblijf in Limburg kon rekenen op de gastvrijheid van Charles Vilain xiiii, was volgens gouverneur T’Serclaes aangenaam verrast. “Ryke en prachtige versieringen met edelhartigheid in overvloed op geheel den weg van ’s Koninglyken stoet verspreid, waren als bewys dier grootsche volksopenbaringen22”, aldus de gouverneur: “Te Maeseyck, (…) was alles schoon, edel en bewonderensweerdig. De ontvangst Zyner Majesteit en van
zynen Koninglyken zoon, de plegtigheid der inhuldiging van de zoo merkweerdige gedenkzuil even als de menigvuldige feesten hebben, met eenen onbetwistbaren luister, beantwoord aen de belangrykheid dier altoos gedenkwaerdige omstandigheden”23.
Het oprichten van het standbeeld in Maaseik werd gekleurd door het politieke klimaat in de kleinsteedse kringen. Het integreren van commemoratieve elementen in het lokale decor zorgde – al was het enkel om het financiële aspect
– voor ongenoegen. Hoewel niet tegen de plaatsing van standbeelden ten voordele van de patriottische gevoelens van de bevolking, was de groepering van politici die zich in de nabije toekomst duidelijker als klerikaal zouden profileren, eerder gekant tegen de aderlating voor de stedelijke financiën die, zeker in het post-1839-tijdperk, zware gevolgen zou hebben voor de op stapel staande beleidsuitvoeringen. De (latere) liberalen, onder wiens bewind de projecten werden gelanceerd of uitgevoerd, zagen de constructie ervan als een symbool van de liberale natiestaat. Naast de vruchtbare contacten met de nationale liberale overheid, ervoeren liberalen de oprichtingen en inhuldigingen als een uiting van burgerlijke vooruitgang, vrijheid, roem en vaderlandse eigenheid. Het behoeft dan geen betoog dat het gebruik van dergelijke artistieke realisaties – en de daarbij omkaderende feesten24 – als propagandamiddel werd uitgespeeld in een “guerre de signes”25. Dat bij de inhuldiging de kleinstedelijke gebieden voor enkele dagen beladen werden met aandacht, deed het prestige van de plaatselijke liberale protagonisten toenemen. Zij hadden zich, dankzij goede relaties met Brussel, ingezet voor de bewustwording van de nationale burgerlijke identiteit. Daarenboven zorgden de bals, kermissen, spelen, concerten, banketten en markten voor enige verlichting en nationale erkenning
vol liberale symboliek na de nefaste gevolgen van 1839 en de geleden financiële schade.
Gebruikte afkortingen: NG: Notulen van de Gemeenteraad; PAH: Provinciaal Archief Hasselt; SAM: Stadsarchief Maaseik.
1. Schoolmeesters (H.). Inauguration du monument de Jean et Hubert Van Eyck à Maeseyck, par sa Majesté Léopold Ier, Roi des Belges. Discours prononcé par M. Schoolmeesters, Bourgemestre, le 5 septembre 1864, Brussel: Devroye, 1864,
p. 3.
2. Hobsbawn (E.). “Introduction: inventing traditions”, in: Hobsbawn (E.) & Ranger (T.) (eds.). The invention of tradition, Cambridge: Cambridge University Press, 1992, p. 9.
3. Agulhon (M.). Histoire vagabonde, I: Ethnologie et politique dans la France contemporaine, Parijs: Gallimard, 1988, p. 138.
4. d., p. 190.
5. Id., p. 147.
6. Hobsbawn (E.). “Mass-producing traditions: Europe, 1870-1914”, in: Hobsbawn (E.) & Ranger (T.) (eds.). The invention of tradition, Cambridge: Cambridge University Press, 1992, pp. 264 en 271 – Witte (E.). “De constructie van België, 1827-1847”, in: Dujardin (V.), Dumoulin (M.) & alteri (eds.). Nieuwe geschiedenis van België, i: 1830-1905, Tielt: Lannoo, 2005, pp. 198-207.
7. SAM, NG, 28/06/1860.
8. Léopold Wiener (°1823, Venlo – †1891, Brussel) studeerde bij Guillaume Geefs aan de Brusselse Academie. Van David d’Angers kreeg hij aan de Parijse École des Beaux-Arts onderricht. Wiener werd in zijn creatieve ontwikkeling gesteund door zijn broers Jacob en Charles. Léopold was naast beeldhouwer ook etser. In 1864 werd hij aangesteld als hoofdgraveerder van de Koninklijke Munt.
9. SAM, NG, 28/03/1861 – PAH, Standbeeld der Gebroeders Van Eyck te Maaseik: ‘Brief van het ministerie van Binnenlandse Zaken aan T. de T’Serclaes, 29/05/1861’.
10. PAH, Standbeeld der Gebroeders Van Eyck te Maaseik: ‘Brief van het ministerie van Binnenlandse Zaken aan T. de T’Serclaes, 10/12/1862’ en ‘Brief van vijf (klerikale)
55
56
raadsleden aan de Bestendige Deputatie, 11/12/1862’.
11. Deneckere (G.). “Het revolutionaire alternatief. De symboliek van feesten en vrijheidsbomen”, in: De Smaele (H.) & Tollebeek (J.). Politieke representatie, Leuven: Universitaire Pers, 2002, p. 287.
12. We weerleggen hier de stelling van Dr. Roger Janssen als zou de plaatsing van het standbeeld door liberalen zijn tegengewerkt. Zie hiervoor: Janssen (R.). “Drie vrijheidsbomen in Maaseik in de Franse Tijd”, in: De Maaseikenaar, 2011, xlii, 4, pp. 146-149, in het bijzonder p.
148. Ook de legende dat de liberalen zouden vergaderen in Aux vieux chêne en de katholieken in Aux Frères Van Eyck, kan ontkracht worden daar de familie Vanderdonck, die destijds het etablissement uitbaatte, zowel op professioneel, cultureel als politiek vlak sterk gelieerd was aan de liberale familie Schoolmeesters.
13. SAM, NG, 02/12/1862: de vijf (liberale) voorstanders van het standbeeld woonden de vergadering niet bij. De zes overige (klerikale) raadsleden maakten de beslissing van 24/11/1862 ongedaan.
14. PAH, Standbeeld der Gebroeders Van Eyck te Maaseik: ‘Brief van het ministerie van Binnenlandse Zaken aan T. de T’Serclaes, 12/03/1863’.
15. SAM, NG, 07/02/1863 en 25/03/1863: de
klerikale raadsleden F. Heyligers, L. Vandeweert, J. Beckers, A. Lemmens en P. Schoolmeesters verlieten de raadszaal. De gemeenteraad bevond zich nog in het wettelijke minimum aantal leden.
Guillaume Briërs zorgde voor de noodzakelijke zesde stem.
16. Gérard-Jacques-Guillaume Briërs (°05/05/1792, Stokkem – †16/03/1872, Maaseik) baatte een hotel uit. Hij zetelde tot 1860 met zekerheid als katholiek in de gemeenteraad. De drie daaropvolgende jaren is zijn politieke strekking echter onbekend.
17. Op 27 oktober 1863 nam Guillaume Briërs deel aan de verkiezingen als liberaal kandidaat. In de eerste ronde verwierf hij een onvoldoende aantal stemmen. Bij de tweede ronde moest hij, hoewel een meerderheid van de stemmen behaald, graanhandelaar François Heyligers voor zich dulden.
18. Louis-Gérard-Antoine Briërs (°16/01/1833, Maaseik – †04/09/1886, Maaseik), zoon
van Guillaume Briërs, en klerk van notaris- burgemeester Herman Schoolmeesters. Louis Briërs drukte ook de liberale krant De Maeseyckenaar.
19. Henri-Joseph-Hubert Vanderdonck (°22/02/1823, Maastricht – †22/01/1908, Maaseik) was de zoon van Pierre-Joseph Vanderdonck die het Hollandse leger diende en ingekwartierd was te Maastricht. Henri’s grootvader, Henri- Jacques, was eveneens stadssecretaris van Maaseik. Henri Vanderdonck was gehuwd met Marie-Mélanie-Joséphine-Hubertine Briërs, dochter van Guillaume Briërs.
20. Artikel uit La Vedette du Limbourg vertaald en geciteerd in: Boonen (M.). “Het standbeeld van Van Eyck”, in: De Maaseikenaar, 1989, xx, 3, p. 97.
21. Schoolmeesters (H.). Inauguration du monument de Jean et Hubert Van Eyck à Maeseyck, par sa Majesté Léopold Ier, Roi des Belges. Discours prononcé par M. Schoolmeesters, Bourgemestre, le 5 septembre 1864, Brussel: Devroye, 1864, p. 12.
22. De Postryder der provincie Limburg, 17/09/1864, p. 1.
23. Id.
24. Janssens (J.). De Belgische natie viert. De Belgische nationale feesten, 1830-1914, Leuven: Universitaire Pers Leuven, 2001, p. 51.
Belangrijk bericht
Dit bericht is voor hen die hun abonnementsgeld voor 2012 nog NIET betaalden. Wij zijn er toch van overtuigd dat u ook in 2012 abonnee wilt blijven van “De Maaseikenaar”.
Daarom sturen we u nog dit nummer 1 van onze nieuwe jaargang en vindt u in dit boekje nog een overschrijvingsformulier.
Mits betaling van slechts € 12 (of € 16 voor buitenland) ontvangt u ook de volgende nummers van deze jaargang XLIII.
25. Fureix (É.). “Sensibilités et politique. L’exemple du culte des morts à l’âge romantique”, in: Demartini (A.) & Kalifa (D.) (eds.). Imaginaire et sensibilités au xixe siècle. Études pour Alain Corbin, Parijs: Créaphis, 2005, p. 138.