Ontbinding en ontruiming op basis van onderhuur tijdens WSNP
43
Ontbinding en ontruiming op basis van onderhuur tijdens WSNP
Rechtbank Rotterdam
4 september 2020, 8435029, ECLI:NL:RBROT:2020:7865
(xx. X. Xxxxxx)
Noot xx. Xxxxxx Xxxxx
WSNP. Verlengde huurovereenkomst. Onderhuur.
[Fw art. 284, 305 lid 2; BW art. 6:265, 7:213,
Noot7mr.MartenJeths :230]
De verhuurder spreekt huurder (althans de be- windvoerders WSNP en Financieel beschermings- bewind) in deze bodemprocedure aan op onder- verhuur van de woning. Op basis van een eerder gewezen vonnis was de huurovereenkomst ont- bonden in verband met een huurachterstand en werd ontruiming en betaling van een forse huurachterstand toegewezen. Na het wijzen van dit eerdere vonnis op basis van huurachterstand wordt huurder toegelaten tot de WSNP. De huur- overeenkomst wordt voor de duur van de schuld- sanering verlengd op grond van art. 305 lid 2 Fw. Onderhuur was reeds bij het eerder gewezen vonnis op basis van huurachterstand bekend, maar niet mede ten grondslag gelegd aan de eer- dere ontbindingsvordering. De kantonrechter wijst in dit vonnis de ontbindingsvordering van de verlengde huurovereenkomst hangende het WSNP-traject alsnog toe op basis van nieuwe la- tere onderverhuur.
de besloten vennootschap met beperkte aanspra- kelijkheid
De Frisse Wind B.V., gevestigde: Rotterdam, eiseres,
gemachtigde: mr. X.X.X.X xxx xx Xxxxxxxxx, tegen
de stichting
Stichting LC Bewindvoering, in haar hoedanigheid van beschermingsbewindvoerder van [naam] , gevestigd: Rotterdam,
gedaagde sub 1,
gemachtigde: xx. X. Xxxxxxxxx, en
[gedaagde] , in zijn hoedanigheid van bewind- voerder in de WSNP van [naam] ,
woonplaats: [woonplaats gedaagde] , gedaagde sub 2,
niet verschenen.
Partijen worden hierna verder aangeduid als “de Frisse Wind”, “LC Bewindvoering” en “ [gedaag- de] ”.
1. Het verloop van de procedure
1.1. Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken:
- het exploot van dagvaarding van 30 maart 2020, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- de conclusie van repliek, met producties;
- de conclusie van dupliek, met producties.
1.2. Tegen [gedaagde] wordt verstek verleend. Ten aanzien van alle partijen zal een vonnis op tegen- spraak worden gewezen. De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.
2. De feiten
2.1. Vanaf 2010 huurt [naam] van de Frisse Wind een woning gelegen aan het adres [adres] , hierna te noemen de woning, tegen een huurprijs inclu- sief servicekosten van € 1.354,02 per maand.
2.2. In de op de huurovereenkomst van toepassing zijnde algemene voorwaarden is in artikel 1.1 en
1.4 bepaald:
1.1 Het gehuurde is uitsluitend bestemd om te wor- den gebruikt als woonruimte voor huurder en zijn gezin.(…)
en
1.4 Behoudens voorafgaande schriftelijke toestem- ming van verhuurder, is huurder c.q. feitelijke ge- bruiker niet gerechtigd de huur geheel of gedeeltelijk aan derden over te dragen, of het gehuurde geheel of gedeeltelijk ter bewoning of gebruik aan derden af te staan of onder te verhuren.
2.3. [naam] is bij vonnis van 21 oktober 2016 en 14 april 2017 van deze rechtbank veroordeeld tot betaling van achterstallige huurtermijnen. Aan deze vonnissen heeft [naam] voldaan.
2.4. Op 30 augustus 2017 verstuurt de beheerder van de Frisse Wind een aangetekende brief naar [naam] , met als inhoud:
Geachte heer [naam] ,
Bij een bezoek aan het gebouw waarvan het door u gehuurde appartement deel uitmaakt, bleek dat u een gedeelte van uw woning onderverhuurt aan meerdere onderhuurders.
U handelt hiermee in strijd met de huurovereen- komst getekend op 4 augustus 2010 en 16 augustus 2010 (zie artikel 1,1 en 1,4 van de Algemene Voor- waarden).
Wij verzoeken u de onderverhuur met onmiddellij- ke ingang te beëindigen.
Mocht u hieraan geen gevolg geven dan zien wij ons genoodzaakt de met u aangegane huurovereen- komst per 1 oktober 2017 te beëindigen.
Wij verzoeken u van het bovenstaande goede nota te nemen.
Met vriendelijke groet,
VP&A Vastgoedmanagement B.V.
2.5. Op 25 juli 2018 vordert de Xxxxxx Xxxx bij dagvaarding van [naam] betaling van een huurachterstand tot en met juli 2018 van in totaal
€ 10,876,71, alsmede ontbinding van de huur- overeenkomst en ontruiming van de woning. Het handelen in strijd met het onderverhuurverbod wordt door de Xxxxxx Xxxx niet (mede) ten grond- slag gelegd aan de vordering tot ontbinding en ontruiming.
2.6. Op 23 november 2018 ontvangt de Frisse Wind van de Kredietbank Rotterdam een minne- lijk schuldsaneringsvoorstel ten behoeve van [naam] . In de bijgevoegde berekening staat, voor zover van belang, vermeld:
Inkomsten Schuldenaar
Loon uit dienstbetrekking 3.451,97 (…)
Commerciële onderverhuur 850,00 (…)
2.7. Bij vonnis van 25 januari 2019 met zaaknum- mer 7110937 CV EXPL 18-31759, ontbindt de kantonrechter de huurovereenkomst en veroor- deelt [naam] de woning binnen 14 dagen te ont- ruimen. De gevorderde huurachterstand wordt grotendeels toegewezen. Het vonnis is in kracht van gewijsde gegaan. Het vonnis wordt op 19 fe- bruari 2019 aan [naam] betekend met gelijktijdige aanzegging van de ontruiming van het gehuurde tegen 7 maart 2019. Hierna zal voornoemd von- nis worden aangeduid als vonnis van 2019.
2.8. Bij verzoekschrift van 20 februari 2019 vraagt [naam] als voorlopige voorziening in de zin van artikel 287, vierde lid Faillissementswet, hierna Fw, de Frisse Wind te verbieden het vonnis van
2019 ten uitvoer te leggen totdat op het door [naam] ingediende verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling is beslist. Bij beschikking van diezelfde datum wordt het verzoek door deze rechtbank toegewezen.
2.9. Op 1 mei 2019 is door deze rechtbank bewind ingesteld over alle goederen van [naam] als gevolg van verkwisting of het hebben van problemati- sche schulden. LC Bewindvoering is als bewind- voerder aangesteld. Op 15 mei 2019 is [naam] toegelaten tot de schuldsanering in de zin van ar- tikel 284 Fw. De vordering tot betaling zoals die bij vonnis van 2019 is vastgesteld, is geplaatst op de lijst van voorlopig erkende crediteuren.
2.10. In november 2019 nam de Xxxxxx Xxxx er kennis van dat [naam] de woning op Airbnb aan- bod. Op de Airbnb-profielpagina van [naam] stonden 33 geverifieerde reviews van gebruikers van de woning, waarvan de laatste in november 2018 was geplaatst.
2.11. In de Basisregistratie Personen, hierna BRP, stonden op 22 februari 2019 op het adres van de woning, naast [naam] , een vrouw afhomstig uit India en een vrouw afhomstig uit Brazilië inge- schreven.
2.12. De Frisse Wind heeft [gedaagde] van de on- derverhuur in kennis gesteld. Na zelfstandige constatering van de onderverhuur heeft [gedaag- de] bij deze rechtbank het verzoek ingediend tot beëindiging van de schuldsanering van [naam] . Dit verzoek is bij beschikking van 17 februari 2020 afgewezen.
3. Het geschil
3.1. De Frisse Wind heeft bij dagvaarding gevor- derd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
Primair
- de huurovereenkomst tussen partijen te ontbin- den,
Subsidiair
- een verklaring voor recht dat de huurovereen- komst reeds is ontbonden als gevolg van de uit- spraak van de kantonrechter d.d. 25 januari 2019, en
Primair en subsidiair
- LC Bewindvoering te veroordelen om binnen drie dagen na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis de woning aan de [adres] geheel te ontruimen en met al de zijnen en het zijne te ver-
laten en de sleutels ter beschikking van eiseres te stellen met machtiging van eiseres om, wanneer LC Bewindvoering daarmee binnen de gestelde termijn in gebreke mocht blijven, die ontruiming zelf te doen uitvoeren door een gerechtsdeur- waarder, zo nodig met behulp van politie en / of justitie, en
- [gedaagde] te veroordelen om de ten laste van LC Bewindvoering uit te spreken ontruiming te gehengen en gedogen en voorts om uit het ge- huurde alle zaken, voor zover die in de boedel van LC Bewindvoering vallen, te verwijderen;
- LC Bewindvoering te veroordelen in de kosten van dit geding, waaronder begrepen het salaris van de gemachtigde van eiseres.
3.2. De Xxxxxx Xxxx legt aan haar vordering - za- kelijk weergegeven en voor zover thans van be- lang - ten grondslag dat [naam] in strijd met de tussen partijen geldende contractuele afspraken de woning veelvuldig heeft onderverhuurd. Van de Frisse Wind kan niet meer verlangd worden dat zij de woning aan [naam] verhuurt. De belan- gen van de Frisse Wind prevaleren volgens haar boven de belangen van [naam] bij behoud van de woning.
3.3. [naam] erkent dat hij door de onderverhuur tekortgeschoten is. De geringe ernst van de tekort- koming rechtvaardigt volgens hem de ontbinding van de huurovereenkomst niet. Daarnaast stelt [naam] dat door de lopende schuldsanering hij veel belang bij behoud van de woning heeft. De vorderingen dienen te worden afgewezen met ver- oordeling van De Frisse Wind in de proceskosten.
4. De beoordeling Opmerking vooraf
4.1. De onderhavige procedure is inmiddels de vierde die tussen partijen wordt gevoerd. Daar- naast heeft [naam] via een verzoek tot moratori- um de eerder aangezegde ontruiming voorkomen. De Frisse Wind heeft vervolgens getracht de schuldsanering tussentijds te laten eindigen. Dit zodat het vonnis van 2019 ten uitvoer kon worden gelegd. In de processtukken wordt veelvuldig ver- wezen naar de oude huurschulden, de problema- tische schuldensituatie en betalingsmoraliteit van [naam] alsmede naar de eerdere procedures. De huur wordt thans tijdig door [naam] voldaan. De huurschuld uit het verleden valt onder de toepas- sing van de schuldsanering. De beoordeling over de in deze procedure verzochte ontbinding en
ontruiming beperkt zich dan ook tot de onderver- huur door [naam] .
Gevolgen schuldsanering voor ontbinding van de overeenkomst
4.2. De Frisse Wind vordert primair ontbinding van de huurovereenkomst. Voordat aan de vorde- ring en het verweer wordt toegekomen, zal eerst worden ingegaan op de status van de huurover- komst, nu deze reeds in het verleden op grond van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis is ont- bonden.
4.3. De situatie als bedoeld in artikel 305 lid 2 Fw doet zich voor. In dat artikel is bepaald dat de tenuitvoerlegging van een vonnis tot ontruiming van een woonruimte dat gewezen is vóór datum toelating schuldsanering, opgeschort wordt voor de duur van de schuldsanering. Dit voor zover het vonnis ziet op in het verleden ontstane betalings- achterstanden en de lopende huurtermijnen wor- den voldaan. De laatste volzin van het artikel be- paalt dat de huurovereenkomst voor de duur van de schuldsanering wordt verlengd. Deze verlen- gingsbepaling sluit aan bij artikel 7:230 Burgerlijk Wetboek, hierna BW, waarin de voortzetting van het gebruik van het gehuurde na beëindiging van de huurovereenkomst is geregeld. De Frisse Wind moet het gebruik van de woning door [naam] “gedogen”, waarbij de tijdige betaling van de huur- termijnen tegenover het gedogen staat.
4.4. Bij ongewijzigde voortzetting van de schuld- sanering van [naam] zal deze in beginsel tot ten minste mei 2022 lopen. De huurovereenkomst zal voor minimaal diezelfde periode herleven.
4.5. Een juiste toepassing van artikel 305 lid 2 Fw brengt met zich mee dat als [naam] de lopende huurtermijnen niet voldoet of de schuldsanering tussentijds wordt beëindigd, de bevoegdheid tot ontruiming op basis van het vonnis van 2019 herleeft. Aan de andere kant kan zich de situatie voordoen dat aan [naam] na het doorlopen van de schuldsanering een “schone lei” in de zin van artikel 358 Fw wordt verleend. Door de verle- ning van de “schone lei” komt de grond van het ontruimingsvonnis en de beëindiging van de huurovereenkomst te vervallen. Het gevolg daarvan is dat na het einde van de schuldsane- ring de huurovereenkomst voor onbepaalde tijd blijft doorlopen (zie ook gerechtshof Amsterdam 1 november 2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:4304 en gerechtshof ’s-Hertogenbosch, 22 mei 2012, ECLI:NL:GHSHE:2012:BW6291).
4.6. Gelet op het bovenstaande bestaat er op dit moment tussen partijen een huurovereenkomst. Deze is dan ook vatbaar voor ontbinding. Dat mogelijk in de toekomst op grond van een ander vonnis de woning kan worden ontruimd, staat de huidig gevorderde gerechtelijke ontbinding en ontruiming niet in de weg. Onzeker is immers of de werking van de eerder uitgesprokene gerechte- lijke ontbinding van de huurovereenkomst zal herleven.
4.7. Dat een deel van de door de Xxxxxx Xxxx ge- stelde onderverhuur toeziet op de periode van voor [naam] toegelaten is tot de schuldsanering, is niet relevant. Artikel 305 lid 2 Fw ziet alleen op de non-betaling door de huurder vóór schuldsa- xxxxxx en ziet niet op andere tekortkomingen.
Ontbinding overeenkomst
4.8. Dat [naam] tekortgeschoten is in zijn ver- plichtingen, staat door zijn erkenning daarvan vast. De vraag die vervolgens dient te worden be- antwoord is of de tekortkomingen de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt.
4.9. Op grond van artikel 6:265 BW geeft iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen de wederpartij de bevoegdheid de overeenkomst geheel of gedeelte- lijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. [naam] heeft een beroep gedaan op deze ten- zij-bepaling. Volgens de Hoge Raad (HR 28 sep- tember 2018, ECLI:NL:2018:1810) moet er bij de beoordeling of succesvol een beroep kan worden gedaan op de tenzij-bepaling niet slechts gekeken worden naar de “bijzondere aard of geringe bete- kenis”, maar ook naar alle overige omstandighe- den van het geval die van belang zijn. Bij de be- oordeling moet de kantonrechter derhalve alle omstandigheden van het geval betrekken.
4.10. [naam] is op 30 augustus 2017 schriftelijk door de beheerder van de Xxxxxx Xxxx erop gewe- zen dat onderverhuur in strijd is met de huur- overeenkomst en dat bij voorzetting van de on- derverhuur de huurovereenkomst zal worden beëindigd. [naam] was gewaarschuwd voor de mogelijke gevolgen, maar bleef doorgaan met het ter beschikking stellen van zijn woning.
4.11. Zelf erkent [naam] dat hij in de zomer van 2017 en 2018 33 keer de woning voor gemiddeld 2 nachten heeft verhuurd. Dit is ook het aantal reviews dat op het Airbnb-profiel van [naam] is
geplaatst. De kantonrechter gaat er met de Frisse Wind vanuit dat niet iedere huurder een recensie schrijft over zijn verblijf. Hoewel Airbnb de nodi- ge druk uitoefent om huurders te bewegen een review af te geven, zal niet iedereen aan die druk toegeven. De kantonrechter gaat dan ook uit van minimaal 33 verhuringen in de periode 2017 – 2018. Dit levert evenveel tekortkomingen op.
4.12. Daarnaast staat vast dat in februari 2019 twee buitenlandse vrouwen zich op het adres van [naam] in de BRP hebben ingeschreven. Er moet vanuit worden gegaan dat zij ook daadwerkelijk over een langere periode in de woning hebben verbleven. Een toerist schrijft zich immers niet in op een vakantieadres. [naam] heeft op de inschrij- ving geen nadere toelichting gegeven. [naam] er- kent voorts dat in november en december 2019 twee onderhuurders voor een geruime tijd in de woning verbleven. Of [naam] heeft getracht om in 2020 zijn woning onder te verhuren, kan onbe- sproken blijven. Vast staat immers dat [naam] re- gelmatig en over een langere periode de woning heeft onderverhuurd.
4.13. Dat [naam] een vergoeding voor de onder- verhuur ontving, staat niet tussen partijen ter discussie. De precieze hoogte van de vergoeding kan onbesproken blijven omdat de Frisse Wind geen vordering tot afdracht van de inkomsten uit onderverhuur heeft ingesteld. Gelet op de periode en de frequentie van de onderverhuur, alsmede gelet op de opgave van de Kredietbank Rotterdam van de inkomsten uit onderverhuur, gaat de kan- tonrechter er vanuit dat zonder enige twijfel spra- ke is van commerciële onderverhuur die voor [naam] profijtelijk was. Het bovenstaande maakt dat naar het oordeel van de kantonrechter de te- kortkoming van voldoende ernstig is om de ont- binding te rechtvaardigen.
4.14. Dat de onderverhuur was ingegeven door problematische schulden en financiële tegensla- gen neemt de kantonrechter van [naam] aan. Dit levert echter geen rechtvaardiging voor het te- kortschieten op. De kantonrechter rekent het [naam] aan dat hij tijdens de schuldsanering de woning heeft onderverhuurd. Hij werd op dat moment door twee bewindvoerders ondersteund tot wie hij zich zo nodig kon wenden. De oor- spronkelijk aanleiding voor de onderverhuur was door de schuldsanering niet meer aanwezig. Dat hij de beschermingsbewindvoerder met de on- derverhuur ter wille wilde zijn door zijn eigen
budget te verhogen, is een onnavolgbare redena- tie. De bedoeling van [naam] was niet om de in- komsten uit onderverhuur te gebruiken om een hoger bedrag uit te kunnen keren aan zijn schuld- eisers, maar om zijn “vrij te laten bedrag “ op te hogen. De extra inkomsten zouden alleen aan [naam] ten goede komen. Deze handelswijze mis- kent volledig het doel van schuldsanering, te we- ten het zoveel mogelijk abetalen van schulden.
4.15. Dat door de onderverhuur geen overlast is veroorzaakt en toezeggingen door [naam] zijn gedaan dat hij de woning niet meer zal onderver- huren, maakt niet dat er geen sprake is van een voldoende ernstige tekortkoming. Het tekort- schieten kan ook niet meer ongedaan worden ge- maakt.
4.16. Tegenover het belang van de Frisse Wind om de woning aan een derde te verhuren die zich aan haar verplichtingen houdt, heeft [naam] gesteld
- veroordeelt LC Bewindvoering om binnen 30 dagen na betekening van het vonnis de woning aan de [adres] geheel te ontruimen en met al de zijnen en het zijne te verlaten en de sleutels ter beschikking van de Frisse Wind te stellen;
- veroordeelt [gedaagde] om de ten laste van uit te spreken ontruiming te gehengen en gedogen en voorts om uit het gehuurde alle zaken, voor zover die in de boedel van LC Bewindvoering vallen, te verwijderen;
- veroordeelt LC Bewindvoering in de proceskos- ten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van De Frisse Wind vastgesteld op € 242,31 aan verschot- ten en € 360,00 (2 punten x € 180,00) aan salaris voor de gemachtigde;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde.
NOOT
dat hij door de ontruiming het risico loopt dat de schuldsanering wordt beëindigd. Andere mee te
wegen belangen heeft [naam] niet aangevoerd. De Frisse Wind heeft gesteld dat niet het behoud van de woning op zichzelf voor de schuldsanering van belang is, maar de registratie in de BRP. Dit lijkt juist. [naam] heeft zelf erkend dat er in de prijs- klasse van zijn huidige woning voldoende andere woningen beschikbaar zijn. Aangenomen wordt dat binnen een betrekkelijk korte periode [naam] een nieuwe woning kan betrekken met dienover- eenkomstige inschrijving in de BRP. Dat als ge- volg van de ontruiming een noodsituatie voor [naam] zal ontstaan, is gesteld noch gebleken.
4.17. De ontruiming wordt toegewezen op een termijn van 30 dagen, zodat [naam] in de tussen- tijd kan zorgen voor een nieuw woonadres waar hij zich tevens kan inschrijven in de BRP.
4.18. De verzochte machtiging om met behulp van een deurwaarder de ontruiming uit te voeren, wordt afgewezen. De wet zelf biedt afdoende grondslag om zo nodig via een deurwaarder dit vonnis ten uitvoer te leggen. Een aparte rechterlij- ke machtiging is niet vereist.
4.19. Als de in het ongelijk gestelde partij, zal LC Bewindvoering in de proceskosten worden ver- oordeeld.
5. De beslissing
De kantonrechter:
- ontbindt de tussen partijen aanwezige huurover- eenkomst;
Deze zaak is interessant omdat de huurovereen- komst tussen partijen op basis van een eerder gewezen vonnis wegens een huurachterstand was ontbonden. Na die ontbinding werd de huur- overeenkomst verlengd op grond van art. 305
lid 2 Fw en gedurende het WSNP-traject volgt als- nog ontbinding van de verlengde huurovereen- komst op basis van onderhuur.
Een huurder kan bij een ontbindings- en ontrui- mingsvonnis gebaseerd op huurachterstand een verzoek tot toelating tot de WSNP doen ex art. 284 Fw. Als het verzoek wordt toegewezen, dan wordt de tenuitvoerlegging van het vonnis opge- schort voor de duur van de schuldsanering en blijft de huurder zitten waar hij zit, vaak tot frus- tratie van de verhuurder. De opschorting van het vonnis geldt zolang de huurder de lopende huur blijft voldoen, zie art. 305 lid 2 Fw. De ontbonden huurovereenkomst ‘herleeft’ en wordt feitelijk verlengd. De verlenging van een ontbonden huurovereenkomst op basis van art. 305 lid 2 Fw, sluit aan op art. 7:230 BW: ‘Indien na afloop van een huurovereenkomst de huurder met goedvin- den van de verhuurder het gebruik van het ge- huurde behoudt, wordt daardoor, tenzij van een andere bedoeling blijkt, de overeenkomst, onge- acht de tijd waarvoor zij was aangegaan, voor onbepaalde tijd verlengd.’ Er ontstaat dus geen nieuwe huurovereenkomst maar de oude huur wordt voortgezet met alle voorwaarden en condi- ties zoals eerder overeengekomen met de kans
dat de huurovereenkomst alsnog eindigt indien de lopende huur niet wordt voldaan. Het voort- duren van de verlenging van de huurovereen- komst ex art. 305 Fw is namelijk afhankelijk van de vraag of de huur tijdig wordt voldaan en of de schuldsanering op andere gronden tussentijds wordt beëindigd. Bij het niet betalen van de lo- pende huur kan alsnog ontruimd worden op ba- sis van het eerdere ontruimingsvonnis. Wordt echter aan de verplichtingen van de schuldsane- ring voldaan dan kan een schone lei worden ver- leend en wordt de eerder ontbonden huurover- eenkomst voor onbepaalde tijd voortgezet alsof er niets is gebeurd (zie art. 358 Fw en ook ECLI:NL:GHAMS:2016:4304). De kantonrechter concludeert terecht dat de verlengde huurover- eenkomst ex art. 305 Fw hangende het WSNP traject ‘gewoon’ ontbonden kan worden op grond van art. 6:265 BW. Daarbij dient bij een be- roep op de tenzij-clausule niet alleen te worden gekeken naar de bijzondere aard of geringe bete- kenis van de tekortkoming, maar naar alle om- standigheden van het geval die van belang kun- nen zijn, zoals bepaald door de Hoge Raad in het Tenzij-arrest, JHV 2018/29. De kantonrechter ont- bindt de verlengde huurovereenkomst ex art. 305 Fw in het WSNP-traject ‘rechttoe rechtaan’ van- wege onderhuur.
Zie: X. Xxxxxxx en X. xxx xxx Xxxxxx, Huurrecht
Woonruimte, Huurreeks Sdu Uitgevers, Den Haag, ISBN 9789012401364, editie 2018 (8e her- ziene druk), par. 8.6.2.
xx. Xxxxxx Xxxxx
Advocaat bij Tomlow Advocaten
44
Wie is verhuurder?
Rechtbank Rotterdam
3 september 2020, 8359818 CV EXPL 20-862,
ECLI:NL:RBROT:2020:8035
(mr. G.A.F.M. Xxxxxxx) Noot xx. Xxxxxxxx Xxxxxx
Hoedanigheid verhuurder. Vertegenwoordi- ging. Uitleg. Vertrouwen. Omstandigheden.
oNot[mr.XxxxxxxxXxxxxx BW art. 3:35, 3:60, 3:61, 7:414]
Eigenaar van een woning waarin huurder een ka- mer huurt vordert ontbinding van de huurover- eenkomst en ontruiming wegens een huurachter- stand. Huurder stelt dat de eigenaar niet de verhuurder is, maar dat dit de beheerder is. Met de beheerder zou zijn afgesproken dat er geen huur betaald hoefde te worden totdat gebreken zouden zijn hersteld. Aan de hand van de maat- staf van het Kribbebijter-arrest oordeelt de kan- tonrechter dat de eigenaar ook de verhuurder is en door hem geen toezegging is gedaan waarop de huurder mocht vertrouwen. Volgt grotendeels toewijzing van de huurachterstand en de voor- waardelijke ontbinding van de huurovereenkomst en een veroordeling van de eigenaar/verhuurder tot herstel van een aantal gebreken.
[eiseres] ,
wonende te [woonplaats eiseres] , gemeente [ge- meente]
eiseres in conventie, verweerster in reconventie, die procedeert in persoon, tegen
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats gedaagde] , gedaagde in conventie,
eiser in reconventie, gemachtigde: mr. X.X. Xxxx.
Partijen worden hierna aangeduid als “ [eiseres in conventie/verweerster in reconventie] ” en “ [ge- daagde in conventie/eiser in reconventie] ”.