SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG
SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG
Kenmerk: 08/17
Xxxxxx in de zaak van:
A.,
wonende te Z., eiser,
gemachtigde: mr. C.H.J.M. Xxxxx; tegen:
1. STICHTING B.,
gevestigd te Y.,
2. VERENIGING C., gevestigd te Y., verweerders,
gemachtigde: mr. P.A. Ruig.
Partijen worden hierna aangeduid als eiser, en de Stichting en de Vereniging, die samen ook verweerders worden genoemd.
1. Het procesverloop
1.1 Eiser heeft op 23 juli 2008 de onderhavige procedure aanhangig gemaakt. Bij memorie van eis in het hoofdgeding, met 25 producties, van 7 oktober 2008 heeft hij tevens een verzoek tot het treffen van voorlopige voorzieningen gedaan. Bij brief van 14 oktober 2008 heeft eiser de door hem eerder overlegde productie 7 nogmaals overlegd omdat een aantal pagina’s van het bij de memorie van eis overlegde exemplaar ontbrak. Bij brief van 24 oktober 2008 heeft hij productie 26 in het geding gebracht. Bij akte wijziging en aanvulling eis van 17 november 2008 heeft xxxxx zijn vorderingen gewijzigd als in die akte vermeld.
1.2 Verweerders hebben op 6 november 2008 een memorie van antwoord, met 39 producties, ingediend waarin zij de vorderingen van eiser bestrijden.
1.3 De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden te Utrecht op 17 november 2008. Eiser is verschenen met zijn gemachtigde. Tevens waren aanwezig xx. xxx X. Xxxxxxxxxxxxx, kantoorgenoot van de gemachtigde van eiser, de heer X., consultant, en mevrouw X., de echtgenote van xxxxx. Verweerders waren vertegenwoordigd door de heer drs. F.,
voorzitter van de Raad van bestuur van de Stichting, en door de heer dr. G., de voorzitter van de Vereniging, bijgestaan door hun gemachtigde. Voorts waren aanwezig mevrouw dr. X., voorzitter van de maatschap Vrijgevestigde Medische Specialisten B., en mevrouw mr. drs. X., ambtelijk secretaris van de medische staf. De gemachtigden hebben de wederzijdse standpunten toegelicht aan de hand van pleitnotities.
1.4 Bij vonnis van 21 november 2008 heeft de voorzitter het verzoek van xxxxx tot het treffen van voorlopige voorzieningen afgewezen.
2. Samenvatting van het geschil
2.1 Eiser is sedert 1 september 2002 als neuroloog op basis van een toelatingsovereenkomst werkzaam in het ziekenhuis van de Stichting. Hij is als zodanig lid van de Vereniging. Hij heeft zich tevens verbonden in de maatschap Vrijgevestigde Medische Specialisten Ziekenhuis B. Onderdeel van de toelatingsovereenkomst is het Document Medische Staf
B. (DMS). Op grond van het DMS geldt de Procedure bij functioneringsvragen stafleden (Procedure).
2.2 De vakgroep neurologie bestond in 2002 na het toetreden van xxxxx uit drie leden, van wie een in 2006 is vertrokken. In 2003 en in 2007 zijn twee andere leden tot de vakgroep toegetreden. Tussen eiser en twee van zijn collega’s zijn in toenemende mate verschillen van inzicht ontstaan over de wijze van samenwerking en communicatie binnen de vakgroep. Eind 2006 is een consultant, D., aangezocht voor het tot stand brengen van een kwaliteitsprogramma.
2.3 In 2007 zijn de verhoudingen binnen de vakgroep verslechterd. Op het functioneren van eiser werd door de twee vorenbedoelde collega’s kritiek geleverd. Op 10 december 2007 hebben deze twee collega’s aan het Stafbestuur op de voet van de Procedure een functioneringsvraag voorgelegd met betrekking tot eiser. Daarover is op 18 december 2007 gesproken. Toen is opgemerkt dat deze bespreking mede diende als uitvoering van het beginsel van hoor en wederhoor en tevens als een poging tot verzoening als bedoeld in art. 2 van de Procedure. De beide collega’s van eiser hebben uitgesproken dat zij geen vertrouwen hebben in bemiddeling door D. Op 10 januari 2008 heeft het Stafbestuur besloten dat het voormelde verzoek van de collega’s van eiser ontvankelijk was. Het heeft voorts bekend gemaakt dat het voornemen bestond zowel een interne als een externe commissie in te stellen. Daartegen heeft eiser zich verzet. Op 30 januari 2008 heeft hij meegedeeld geen weekenddiensten meer te willen verrichten in verband met de ontstane vertrouwenscrisis.
2.4 De externe commissie kreeg de opdracht de vakinhoudelijke kennis en de werkwijze van xxxxx op het gebied van neurologie te onderzoeken. Tot leden van deze commissie zijn benoemd prof. dr. J. en prof. dr. K.. De interne commissie, bestaande uit drie leden van de Vereniging, moest de communicatie met patiënten, verwijzers en collega-neurologen en stafleden onderzoeken. Xxxxx heeft te kennen gegeven dat hij aan deze commissie geen medewerking wilde verlenen. Nadat daarover gedurende enige tijd (schriftelijk of per
email) standpunten waren uitgewisseld, heeft xxxxx in mei 2008 met de interne commissie gesproken.
2.5 Bij brief van 19 juni 2008 heeft de externe commissie het verslag van haar bevindingen aangeboden. De conclusie van de onderzoekers luidt dat een niet herstelbare vertrouwensbreuk bestaat tussen eiser enerzijds en twee leden van de vakgroep anderzijds, en dat eiser wat zijn medisch handelen betreft niet functioneert zoals van een medisch specialist in een modern ziekenhuis mag worden verwacht. De commissie adviseerde de toelatingsovereenkomst met eiser te verbreken onder zodanige condities dat voor hem een aanvaardbare oplossing wordt gevonden.
2.6 De interne commissie heeft op 4 juli 2008 haar definitieve rapportage uitgebracht nadat xxxxx in de gelegenheid was gesteld te reageren op een tussenrapportage, van welke mogelijkheid hij evenwel geen gebruik heeft gemaakt. De bevindingen van de commissie kunnen als volgt worden samengevat:
(positief) xxxxx wordt door vrijwel iedereen als vriendelijk ervaren, hij erkent dat hij problemen met communicatie heeft, en hij is bereid tot discussie daarover. Hij heeft zelf een coach in de arm genomen;
(negatief):
- een botte omgang met patiënten;
- moeite met bepalen van medisch beleid en met diagnostiek;
- bij ingewikkelde problematiek niet in staat tot adequate besluitvorming;
- oppervlakkigheid bij onderzoek en te snelle conclusies;
- regelmatig onjuiste of onvolledige informatie bij collegiaal overleg;
- gebrek aan leiding en sturing;
- niet volgen van protocollen;
- een eigenwijze en arrogante houding;
- verstrooidheid/vergeetachtigheid;
- twijfels over zijn functioneren als volwaardig medisch specialist.
Met betrekking tot het onderdeel communicatie oordeelde de commissie dat deze ondermaats en onbetrouwbaar is.
Voorts is sprake van een ernstige vertrouwensbreuk tussen eiser en twee van zijn collega- neurologen. Deze vertrouwensbreuk manifesteert zich ook op andere niveaus van het ziekenhuis. Ook buiten het ziekenhuis is de vertrouwensbreuk voelbaar bij huisartsen en collega-neurologen van andere ziekenhuizen.
De commissie stelde ten slotte vast dat het functioneren van eiser als all round neuroloog in het ziekenhuis “aan zeer sterke twijfels” onderhevig is. De commissie heeft gebruik gemaakt van de CanMEDS, die een toetsing geeft op zeven competenties (medisch handelen, communicatie, samenwerking, kennis en wetenschap, maatschappelijk handelen, organisatie en professionaliteit). Haar conclusie was dat eiser in alle gevallen negatief scoorde.
2.7 Tijdens een op 9 juli 2008 gehouden vergadering van de Vereniging heeft een overgrote meerderheid van 85 van de in totaal 89 leden ingestemd met de aanbeveling aan de Raad van bestuur tot beëindiging van de toelating van eiser.
2.8 De Raad van bestuur heeft op 10 juli 2008 de toelatingsovereenkomst met eiser wegens dringende redenen onmiddellijk beëindigd. Aan dit besluit heeft de Raad ten grondslag gelegd dat eiser niet meer voldoende bekwaam en geschikt was zijn praktijk uit te oefenen en voort te zetten en dat hij de samenwerking binnen het ziekenhuis zodanig bemoeilijkt dat zijn voortgezette werkzaamheden in het ziekenhuis redelijkerwijs niet meer konden worden gevergd. Ten slotte deed de Raad van bestuur een beroep op onvoorziene omstandigheden van dien aard dat de overeenkomst met eiser niet ongewijzigd in stand kon worden gehouden.
2.9 De vorderingen van xxxxx, zoals neergelegd in de akte van 17 november 2008, strekken, samengevat, ertoe:
A. bij voorlopige voorziening te bepalen dat eiser tot het verrichten van zijn werkzaamheden als neuroloog wordt toegelaten (welke vordering inmiddels is afgewezen);
B. te bepalen dat de opzegging van de toelatingsovereenkomst nietig is, althans dat de toelatingsovereenkomst niet rechtsgeldig is beëindigd;
C. te vernietigen het besluit van de Vereniging van 9 juli 2008 (de aanbeveling van de Vereniging aan de Raad van bestuur tot beëdiging van de toelating van xxxxx);
D. te vernietigen het besluit van de Vereniging van 14 juli 2008 (de opzegging van het lidmaatschap van eiser door de Vereniging);
E. de Vereniging te veroordelen tot nakoming van de uit het lidmaatschap van eiser voortvloeiende rechten en verplichtingen;
F. te bepalen dat verweerders hoofdelijk dan wel de Stichting gehouden zijn/is ingevolge art. 11 van het Procedurereglement de door hem gemaakte kosten te vergoeden;
G. de Stichting te veroordelen mededeling te doen dat de opzegging van de toelatingsovereenkomst door het Scheidsgerecht is vernietigd;
H. te bepalen dat verweerders de kosten van deze procedure zullen dragen.
3. Bevoegdheid van het Scheidsgerecht
3.1 De bevoegdheid van het Scheidsgerecht met betrekking tot het geschil tussen eiser en de Stichting volgt uit art. 27 van de tussen partijen gesloten toelatingsovereenkomst. Wat de Vereniging betreft heeft te gelden dat partijen de bevoegdheid van het Scheidsgerecht schriftelijk in de processtukken hebben aanvaard.
4. Beoordeling van het geschil
4.1 De opzegging van de toelatingsovereenkomst met eiser berust op enkele van de in art. 24 lid 1 daarvan vermelde gronden. Bij de opzegging behoort een termijn van zes maanden in acht genomen te worden, tenzij een dringende de medisch specialist onverwijld mede te delen reden de onmiddellijke beëindiging van de overeenkomst rechtvaardigt.
4.2 Het Scheidsgerecht is van oordeel dat een dringende reden als vorenbedoeld ontbreekt. Geen van de aan de opzegging van de toelatingsovereenkomst ten grondslag gelegde redenen rechtvaardigde een onmiddellijke beëindiging van de toelating van eiser. Van een
dringende reden kan slechts sprake zijn bij een zodanig ernstig tekortschieten van eiser in zijn functioneren als medisch specialist dat in verband met de mogelijke daaraan verbonden gevolgen of risico’s voor de patiëntenzorg dan wel op grond van andere zeer zwaarwegende omstandigheden geen andere mogelijkheid dan onmiddellijke beëindiging overblijft. Niet gebleken is dat de Stichting heeft onderzocht of met een voor eiser minder ingrijpende en bezwarende maatregel dan opzegging met onmiddellijke ingang had kunnen worden volstaan.
4.3 Voorts moet worden vastgesteld dat de Stichting heeft verzuimd eiser te horen voordat het besluit tot opzegging is genomen. Dit verzuim weegt wat de onmiddellijke beëindiging betreft zwaar, omdat eiser niet de gelegenheid heeft gekregen zich tegen een dergelijke voor hem zeer bezwarende en diffamerende maatregel te verweren.
4.4 De opzegging van de toelating met onmiddellijke ingang kan daarom niet in stand blijven. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende overwogen. De opzegging berust op de conclusies van de interne en de externe commissie. Deze commissies hebben niet geadviseerd de toelating van eiser met onmiddellijke ingang te beëindigen. Voor de rechtvaardiging van een dergelijke ingrijpende maatregel kunnen in de rapporten van de commissies ook geen aanknopingspunten, met name dat de patiëntenzorg (acuut) gevaar loopt, worden gevonden. Xxxxx heeft tot de datum van de opzegging in het ziekenhuis gewerkt zonder dat is gebleken dat dit toen een onaanvaardbaar risico voor de patiëntenzorg opleverde. Het bestaan van dit risico kan ook niet uit de conclusies van de beide commissies worden afgeleid. De omstandigheid dat het overgrote deel van de collega’s van eiser het eens was met de opzegging van de toelating van eiser is geen grond voor onmiddellijke beëindiging van de toelating. De Raad van bestuur heeft ook geen andere redenen daarvoor aangevoerd.
4.5 Met betrekking tot het rapport van de externe commissie merkt het Scheidsgerecht het navolgende op. Ten aanzien van de aangemelde casuïstiek is de commissie van mening dat “hoewel zij geen bronnenonderzoek heeft verricht, de conclusie gerechtvaardigd is dat bij [eiser] regelmatig een “sense of urgency” in de praktijkvoering ontbreekt, dat hij de zogenaamde “red flags” in anamnese en onderzoek onvoldoende herkent en dat de
toepassing en uitvoering van protocollen niet consequent wordt toegepast.”(p. 5) Nu de commissie echter geen eigen onderzoek heeft gedaan, is onduidelijk waarop zij haar oordeel heeft kunnen baseren. In haar rapport heeft de commissie ook onvoldoende vermeld over welke informatie zij wel heeft beschikt, welke gevallen zij heeft kunnen beoordelen en welke fouten zij heeft kunnen vaststellen. De commissie heeft niet verklaard waarom zij de door eiser aangevoerde verweren niet deugdelijk vond. Het rapport bevat geen motivering waaruit zou kunnen volgen dat eiser wat zijn medisch handelen betreft niet functioneerde zoals van een medisch specialist in een modern ziekenhuis zou mogen worden verwacht.
4.6 Het rapport van de interne commissie kan evenmin ten volle voor juist worden gehouden. In de eerste plaats heeft eiser terecht aangevoerd dat het gebruik van de CanMEDS voor een onderzoek als het onderhavige niet bedoeld is. In de tweede plaats heeft de interne commissie onvoldoende in het oog gehouden dat de kwaliteit van de neurologische zorgverlening in het ziekenhuis niet kan worden beoordeeld zonder dat het functioneren
van alle neurologen daarin betrokken wordt. Het onderzoek is in feite gebruikt om eiser naar aanleiding van de klachten van twee collega’s over diens functioneren aan een onderzoek te onderwerpen. In de derde plaats kan enige twijfel bestaan over de objectiviteit van het onderzoek, nu het hier allereerst gaat om verstoorde verhouding tussen eiser en twee collega’s waarbij de onderzoekers min of meer partij moeten kiezen in een conflictsituatie waarbij zij mogelijkerwijs ook zelf enigermate betrokken zijn geweest. Ook al bestaat geen twijfel aan de integriteit van de onderzoekers dan nog doet het vorenstaande wel afbreuk aan de uitkomst van het onderzoek. De uitkomst van het onderzoek valt ook moeilijk te rijmen met het feit dat eiser al zeer geruime tijd als neuroloog werkzaam is geweest zonder dat is gebleken dat zijn functioneren op kritiek stuitte en zonder dat van gegronde klachten daarover sprake is geweest. Een gedeelte van de in het rapport tot uiting gebrachte kritiek is terug te voeren op verschillen in zienswijzen over de wijze waarop de praktijk wordt uitgeoefend of vloeit voort uit nogal sterk persoonlijk gekleurde opvattingen over het functioneren van eiser.
4.7 Dit alles neemt overigens niet weg dat het rapport een aantal voor eiser negatieve conclusies bevat waarvan de juistheid door hem niet of in onvoldoende mate is bestreden. Tussen eiser en twee van zijn collega’s bestaan inmiddels zulke grote verschillen van inzicht over medisch handelen en de wijze van praktijkvoeren dat een verdere samenwerking tussen hen uitgesloten moet worden geacht. De verhouding tussen hen is bovendien duurzaam verstoord en anders dan eiser meent, bestaat geen grond om aan te nemen dat het vertrouwen hersteld kan worden. Beide rapporten bevatten op dit punt een duidelijke conclusie: er bestaat een ernstige vertrouwensbreuk die niet herstelbaar is. Daarmee ontbreekt de basis voor verdere samenwerking. Nu ook de Vereniging met een overgrote meerderheid heeft aanbevolen de toelating van eiser tot het ziekenhuis te beëindigen, kan van een terugkeer van xxxxx geen sprake zijn omdat daardoor de mogelijkheid van nieuwe conflicten en problemen in de samenwerking bestaat waardoor de goede patiëntenzorg in gevaar zou komen. In zoverre moet worden vastgesteld dat de Raad van bestuur geen andere keus had dan de toelatingsovereenkomst met eiser op te zeggen.
4.8 Zoals vermeld, bestaan voor de opzegging ook andere gronden dan alleen een verstoorde verhouding met twee collega’s. Uit het interne rapport blijkt voldoende dat over het functioneren van eiser klachten bestaan, waarvan de juistheid ook deels door hem is erkend. Het betreft hier vooral een gebrekkige wijze van communiceren met andere artsen en verpleegkundigen en het niet adequaat reageren wanneer op hem als medisch specialist een beroep wordt gedaan. Daarnaast heeft de commissie vastgesteld dat bij een aantal van de door haar gehoorde personen twijfel bestaat over de doeltreffendheid van zijn diagnostiek en de adequaatheid van zijn professionele houding bij ingewikkelde medische problematiek. Xxxxx houdt zich niet steeds aan protocollen zonder dat duidelijk is waarom hij dat niet doet. Dit leidt tot veel discussie. Hij neemt niet langer deel aan het klinisch gedeelte van het werk en hij doet geen weekenddiensten meer. Ten slotte blijkt uit de overgelegde stukken ook dat eiser vaak eigengereid en onhandig reageerde op hem voorgelegde vragen en kennelijk zijn positie in het ziekenhuis verkeerd heeft ingeschat. De conclusie moet dan ook zijn dat, zelfs indien niet alle conclusies van de interne commissie geheel juist zijn, voor de opzegging ook los van de vertrouwensbreuk met zijn collega’s gronden bestaan die aan eiser moeten worden toegerekend. Daaruit volgt dat de
Stichting de toelatingsovereenkomst met inachtneming van de termijn van zes maanden mocht opzeggen.
4.9 Op grond van het vorenoverwogene oordeelt het Scheidsgerecht dat zowel de opzegging van de toelatingsovereenkomst als het opzeggen van het lidmaatschap van de Vereniging vernietigd dient te worden voor zover dit met onmiddellijke ingang is gebeurd, doch dat deze besluiten in stand blijven met inachtneming van de opzegtermijn van zes maanden, dat wil zeggen per 1 februari 2009. Eiser kan daaraan evenwel geen aanspraak ontlenen om gedurende de resterende periode zijn werkzaamheden voort te zetten. Hij heeft wel recht op betaling van het hem toekomende gedeelte van de winst uit de praktijkvoering. De vordering tot nakoming op straffe van een dwangsom is echter niet toewijsbaar omdat betaling van een geldsom niet met een dwangsom kan worden bevolen. Ook de vordering tot het doen van een mededeling als bedoeld in de akte wijziging en aanvulling eis van 17 november 2008 onder G leent zich niet voor toewijzing. Xxxxx kan zijn werkzaamheden immers niet hervatten.
4.10 Eiser heeft (onder F) gevorderd dat verweerders hoofdelijk gehouden zijn ingevolge art. 11 van de Procedure hem kosten te vergoeden. Hij heeft geen overzicht van deze kosten in het geding gebracht en ook niet duidelijk gemaakt welke kosten hier zijn bedoeld, zodat deze vordering wegens het ontbreken van een deugdelijke grondslag eveneens moet worden afgewezen.
4.11 Er bestaat grond de Stichting gedeeltelijk te veroordelen in de kosten van rechtsbijstand van eiser voor het na te melden bedrag en de kosten van de procedure worden voor het overige tussen partijen aldus verdeeld dat ieder de eigen kosten draagt. De kosten van het Scheidsgerecht worden voor rekening gebracht van de Stichting.
5. Beslissing
Het Scheidsgerecht wijst het navolgende vonnis:
5.1 Vernietigt de opzegging van de toelatingsovereenkomst en de opzegging van het lidmaatschap van de Vereniging doch uitsluitend voor zover dit een en ander is gebeurd met onmiddellijke ingang.
5.2 Bepaalt dat beide opzeggingen ingaan per 1 februari 2009.
5.3 Wijst de vorderingen van eiser voor het overige af.
5.4 Veroordeelt de Stichting met een bedrag van € 5.000,-- bij te dragen in de kosten van rechtsbijstand van eiser en compenseert de proceskosten tussen partijen voor het overige zodanig dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.
5.5 Bepaalt dat de kosten van het Scheidsgerecht, vastgesteld op een bedrag van € 5.319,-- voor rekening komen van de Stichting. Deze kosten worden verhaald op het door eiser gestorte voorschot, zodat de Stichting dit bedrag aan eiser dient te voldoen.
Dit vonnis is gewezen te Utrecht op 1 december 2008 door xx. X. Xxxxxxxxxxx, voorzitter, mevrouw drs. X.X. Xxxxxxxxx-Kalter, en drs. X.X. xx Xxxxx, arbiters, met bijstand van mr. drs.
J.C.W. de Sauvage Nolting, griffier.