PRAKTIJKOVEREENKOMST
Artikelen van de
PRAKTIJKOVEREENKOMST
van de BEROEPSBEGELEIDENDE LEERWEG (BBL), BEROEPSOPLEIDENDE LEERWEG (BOL)
en van de
LEERWEG OVERIGE ONDERWIJS - DERDE LEERWEG (OVO)
Versie 1, 2019
Inhoud
Artikel 1 | Randvoorwaarden | 3. |
Artikel 2 | Aard van de overeenkomst | 3. |
Artikel 3 | Tussentijdse wijzigingen | 3. |
Artikel 4 | Inhoud en inrichting | 4. |
Artikel 5 | (Inspannings-)verplichting van het leerbedrijf | 4. |
Artikel 6 | (Inspannings-)verplichting van de instelling | 5. |
Artikel 7 | (Inspannings-)verplichting van de student | 5. |
Artikel 8 | Nadere afspraken met de student | 5. |
Artikel 9 | Gedragsregels, veiligheid en aansprakelijkheid | 5. |
Artikel 10 | Problemen en conflicten tijdens de beroepspraktijkvorming | 6. |
Artikel 11 | Gegevensuitwisseling en privacy | 6. |
Artikel 12 | Duur en beëindiging van de overeenkomst | 6. |
Artikel 13 | Vervangende praktijkplaats | 7. |
Artikel 14 | Slotartikel | 7. |
Bijvoegsel 1 | Extra informatie m.b.t. tegemoetkoming in de kosten voor praktijkbedrijven | |
(geldt alleen voor bbl-opleidingen) | 8. | |
Bijvoegsel 2 | Toelichting op verzekeringen tijdens stage | 9. |
ARTIKELEN van de PRAKTIJKOVEREENKOMST van de BEROEPSBEGELEIDENDE LEERWEG, BEROEPSOPLEIDENDE LEERWEG en van de LEERWEG OVERIG ONDERWIJS – DERDE LEERWEG
Voor studenten die zich vanaf augustus 1997 inschrijven aan een onderwijsinstelling voor Middelbaar Beroepsonderwijs is de Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB) van kracht. In deze wet is onder andere bepaald dat voor iedere student aan de beroepspraktijkvorming een praktijkovereenkomst moet worden opgesteld. In deze overeenkomst wordt een aantal zaken m.b.t. de beroepspraktijkvorming geregeld. De overeenkomst moet worden getekend door de student (en bij minderjarigheid zijn wettelijke vertegenwoordiger, behalve als in de onderwijsovereenkomst anders is afgesproken), de praktijkbiedende organisatie en de onderwijsinstelling.
De praktijkovereenkomst als bedoeld in artikel 7.2.8 van de WEB beschrijft de rechten en plichten van de betrokken partijen en bestaat uit een ondertekend deel (= het BPV-voorblad), de artikelen van de praktijkovereenkomst (inclusief een aanhangsel bij de overeenkomst met de voor BPV relevante artikelen uit de onderwijsovereenkomst en twee bijlagen bij de overeenkomst). De voor de student en de praktijkbiedende organisatie specifieke zaken zijn vermeld op het ondertekende deel; de meer algemene zaken staan vermeld in de artikelen van de praktijkovereenkomst.
Artikel 1 Randvoorwaarden
1.1 De studentenraad van Aeres MBO heeft ingestemd met de modelpraktijkovereenkomst van Aeres MBO en de bijbehorende artikelen.
1.2 Deze overeenkomst wordt gesloten tussen de student, de instelling en de praktijkbiedende organisatie (het leerbedrijf), in deze overeenkomst ook wel aangeduid als ‘partijen’ en wordt beheerd door de instelling.
1.3 De student is ingeschreven bij de onderwijsinstelling op grond van een onderwijsovereenkomst.
1.4 Op de praktijkovereenkomst is uitsluitend Nederlands recht van toepassing.
1.5 Het bedrijf of de organisatie die de beroepspraktijkvorming (bpv) verzorgt, het leerbedrijf, beschikt op de datum van ondertekening van de praktijkovereenkomst over een gunstige beoordeling van de Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB) voor de kwalificatie waarvoor de student is ingeschreven, zoals bedoeld in artikel 7.2.10 van de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB).
Artikel 2 Aard van de overeenkomst
2.1 De artikelen vormen samen met het bpv-voorblad de praktijkovereenkomst als bedoeld in artikel
7.2.8 van de WEB.
2.2 In deze overeenkomst staan de algemene rechten en plichten van partijen. Afspraken die specifiek gaan over de door de student te volgen bpv, staan in het bpv-voorblad. Het bpv-voorblad is een onlosmakelijk onderdeel van deze overeenkomst. Overal waarin deze overeenkomst ‘bpv’ staat wordt de bpv bedoeld zoals vermeld op het bpv-voorblad.
Artikel 3 Tussentijdse wijzigingen
3.1 De praktijkovereenkomst en meer in het bijzonder, de bpv-gegevens zoals opgenomen op het bpv- voorblad, kunnen gedurende de bpv-periode met schriftelijke of mondelinge instemming van partijen worden gewijzigd of aangevuld.
3.2 Indien de wijzigingen van de bpv-gegevens voortkomt uit een wijziging van het opleidingstraject van de student, dient daaraan een verzoek van de student om wijziging in het opleidingstraject en een aanpassing van de onderwijsovereenkomst aan vooraf te gaan.
3.3 De bpv-gegevens betreffende de opleiding in het kader waarvan de bpv wordt gevolgd, kunnen alleen worden gewijzigd op verzoek van de student. Aan dit verzoek kan een overleg, dan wel een advies van de instelling of het leerbedrijf voorafgaan.
3.4 De bpv-gegevens betreffende de begin- en geplande einddatum, duur en omvang van de bpv, kunnen worden gewijzigd op verzoek van het leerbedrijf. Een dergelijk verzoek wordt door de instelling enkel gehonoreerd na overleg met en instemming van de student.
3.5 In geval van een tussentijdse wijziging van de bpv-gegevens, wordt het bpv-voorblad gedurende de looptijd van de bpv vervangen door een nieuw bpv-voorblad.
3.6 De instelling stuurt het nieuwe bpv-voorblad zo spoedig schriftelijk (op papier of digitaal) aan de student (en in het geval van minderjarigheid ook naar zijn/haar ouder(-s) of wettelijke vertegenwoordiger(-s), behalve als in de onderwijsovereenkomst is afgesproken dat de ouders/wettelijke vertegenwoordigers instemmen met het feit dat zij de praktijkovereenkomst niet medeondertekenen) en aan het leerbedrijf.
3.7 De student (en eventueel de ouder(-s) of wettelijke vertegenwoordiger(-s), zie 3.6) en het leerbedrijf worden in de gelegenheid gesteld om binnen 10 dagen na verzending van het nieuwe bpv-voorblad schriftelijk dan wel mondeling aan de instelling door te geven dat de inhoud van het nieuwe bpv- voorblad niet correct is.
3.8 Als de student (of eventueel de ouder(-s) of wettelijke vertegenwoordiger(-s), zie 3.6) of het leerbedrijf aangeeft dat de aangepaste bpv-gegevens niet correct (in overeenstemming met het verzoek, dan wel de instemming van de niet-verzoekende partij) zijn weergegeven, dan zal de instelling overgaan tot correctie van de betreffende bpv-gegevens.
3.9 Als de student (of eventueel de ouder(-s) of wettelijke vertegenwoordiger(-s), zie 3.6) of het leerbedrijf een bezwaar kenbaar maakt dat erop gericht is dat de bpv-gegevens zijn aangepast zonder dat daaraan een verzoek of instemming ten grondslag heeft gelegen, dan zal de instelling overgaan tot schrapping van het nieuwe bpv-voorblad. In dit geval blijft de student de bpv in het bedrijf volgen zoals vermeld op het oorspronkelijke bpv-voorblad, totdat alsnog instemming van beide partijen wordt verkregen.
3.10 Als de student (of eventueel de ouder(-s) of wettelijke vertegenwoordiger(-s), zie 3.6) en/of het leerbedrijf niet binnen de termijn van 10 werkdagen (zie artikel 3.7) reageren, dan vervangt het nieuwe bpv-voorblad het voorgaande bpv-voorblad en wordt daarmee onderdeel van de praktijkovereenkomst.
Artikel 4 Inhoud en inrichting
4.1 Beroepspraktijkvorming maakt onderdeel uit van elke beroepsopleiding zoals bedoeld in de WEB. De beroepspraktijkvorming vindt plaats bij een door SBB erkend leerbedrijf op basis van een praktijkovereenkomst. In de praktijkovereenkomst worden afspraken vastgelegd over de beroepspraktijkvorming zodat de student in staat wordt gesteld de voor de kwalificatie en/of keuzede(e)l(en) benodigde kennis en vaardigheden op te doen. De activiteiten die door de student in het kader van de praktijkovereenkomst worden uitgevoerd, hebben een leerfunctie.
4.2 Uitgangspunt van de beroepspraktijkvorming zijn de voor de opleiding geldende onderwijs- en vormingsdoelen zoals die staan beschreven in de Onderwijs- en Examenregeling (OER) van de opleiding. Aan de beroepspraktijkvorming ligt een inhoudelijk plan voor de beroepspraktijkvorming ten grondslag dat in de OER is opgenomen of waarin de OER naar verwezen wordt. Hier wordt voor de student en het leerbedrijf helder aan welk deel van de kwalificatie gedurende de bpv inhoud moet worden gegeven. De OER is beschikbaar op de locatie en via de website van Aeres MBO.
4.3 Van de opleidingen op basis van de herziene kwalificatiestructuur maken keuzedelen onderdeel uit. Het volgen van keuzedelen en het afsluiten met een examen is een verplicht onderdeel van de opleiding. De student kiest bij aanvang van of gedurende de opleiding keuzedelen. Dit wordt vastgelegd in de onderwijsovereenkomst. De student kan kiezen voor een keuzedeel dat (gedeeltelijk) in de beroepspraktijk wordt ingevuld. Als één of meerdere keuzedelen onderdeel zijn van de bpv wordt dit geregistreerd op het bpv-voorblad.
Artikel 5 (Inspannings-)verplichting van het leerbedrijf
5.1 Het leerbedrijf stelt de student in staat om de afgesproken leerdoelen te behalen en zo zijn bpv te behalen. Het leerbedrijf draagt zorg voor voldoende dagelijkse begeleiding en opleiding van de student op de werkvloer.
5.2 Het leerbedrijf wijst een praktijkopleider aan die is belast met de begeleiding van de student tijdens de beroepspraktijkvorming. De student weet bij aanvang van de bpv wie de praktijkopleider is.
5.3 Het leerbedrijf verklaart zich bereid om beoordeling van de bpv door een functionaris van de instelling in het leerbedrijf mogelijk te maken.
5.4 De student wordt door het leerbedrijf in staat gesteld om tijdens de bpv-periode deel te nemen aan het onderwijs dat door de instelling volgens het geldende rooster wordt aangeboden evenals aan toetsen en examens.
Artikel 6 (Inspannings-)verplichting van de instelling
6.1 De instelling draagt zorg voor voldoende begeleiding door de bpv-begeleider van de instelling. De student weet bij aanvang van de bpv wie zijn begeleider is.
6.2 De bpv-begeleider vanuit de instelling volgt het verloop van de bpv door het onderhouden van regelmatige contacten met de student en met de praktijkbegeleider van het leerbedrijf. En bewaakt de voortgang van en de aansluiting op de leerdoelen van de student op de leermogelijkheden in het bedrijf.
6.3 De instelling maakt het rooster tijdig bekend zodat de student en het leerbedrijf hier rekening mee kunnen houden.
6.4 De instelling heeft de eindverantwoordelijkheid bij de beoordeling of de student die onderdelen van de kwalificatie, die in de bpv zijn gevolgd, heeft behaald. De procedure van de beoordeling en de wijze van beoordeling van de bpv, staan beschreven in de handleiding bpv.
6.5 De instelling neemt het oordeel van het leerbedrijf over de student mee als onderdeel van de beoordeling van de student.
Artikel 7 (Inspannings-)verplichting van de student
7.1 De student spant zich zo goed mogelijk in om zijn/haar leerdoelen binnen de afgesproken termijn met succes af te ronden. Dat is voor of uiterlijk op de geplande einddatum die is opgenomen op het bpv-voorblad. In het bijzonder is de student verplicht daadwerkelijk de bpv te volgen, en op de met het leerbedrijf afgesproken dagen en tijden aanwezig te zijn, tenzij dit om zwaarwegende redenen niet van hem/haar kan worden verwacht.
7.2 Voor afwezigheid van de bpv gelden voor de student de regels zoals die door het leerbedrijf gehanteerd worden evenals de regels zoals die in de onderwijsovereenkomst tussen de student en de instelling zijn afgesproken.
Artikel 8 Nadere afspraken met de student
8.1 Indien gewenst kunnen de instelling, de student en het leerbedrijf nadere individuele afspraken maken. Bij voorbeeld over de leerdoelen, de begeleiding of de beoordeling van de student.
8.2 Deze afspraken zullen schriftelijk worden vastgelegd in een addendum en daarmee onderdeel uitmaken van de praktijkovereenkomst.
Artikel 9 Gedragsregels, veiligheid en aansprakelijkheid
9.1 De student is verplicht de binnen het bedrijf geldende regels, voorschriften en aanwijzingen in het belang van orde, veiligheid en gezondheid in acht te nemen. Het leerbedrijf licht de student voor aanvang van de bpv over deze regels in.
9.2 De student is verplicht alles geheim te houden wat hem/haar onder geheimhouding wordt toevertrouwd of wat er als geheim te zijner/harer kennis is gekomen of waarvan hij/zij het vertrouwelijke karakter redelijkerwijs moet begrijpen.
9.3 Het leerbedrijf treft overeenkomstig de Arbeidsomstandighedenwet, maatregelen die gericht zijn op de bescherming van de lichamelijke en geestelijke veiligheid van de student.
9.4 Het leerbedrijf is aansprakelijk voor schade die de student tijdens of in verband met de bpv mocht lijden, tenzij het leerbedrijf aantoont dat zij de in artikel 7:658 lid 1 van het burgerlijk Wetboek genoemde verplichtingen is nagekomen, of schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de student.
9.5 Het leerbedrijf is aansprakelijk voor de schade die de student in de uitoefening van zijn/haar werkzaamheden tijdens of in verband met de bpv toebrengt aan de (eigendommen van het) leerbedrijf of aan (de eigendommen van) derden, tenzij sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid van de student.
9.6 De instelling is gevrijwaard voor schade die is ontstaan aan de student, het leerbedrijf of derden in de uitoefening van de bpv.
9.7 De aansprakelijkheid van de instelling is in alle gevallen beperkt tot de voorwaarden en de daarop gebaseerde dekking in de afgesloten verzekering van de instelling. Dit betekent dat die aansprakelijkheid beperkt is tot het uit te keren bedrag door de verzekeringsmaatschappij van de instelling.
Artikel 10 Problemen en conflicten tijdens de beroepspraktijkvorming
10.1 Bij problemen of conflicten tijdens de bpv richt de student zich in eerste instantie tot de praktijkopleider van het leerbedrijf en/of de bpv-begeleider van de instelling. Deze proberen om samen met de student tot een oplossing te komen.
10.2 Wanneer de student vindt dat het probleem of conflict niet naar tevredenheid is opgelost en de oorzaak van het probleem of conflict is dat het leerbedrijf de afspraken in deze overeenkomst niet of onvoldoende nakomt, dan kan de student in overleg met de bpv-begeleider van de instelling de mogelijkheden bespreken.
10.3 De student kan een klacht indienen via de klachtenregeling van de onderwijsinstelling. De procedure voor het indienen van een klacht is te vinden op de website van Aeres MBO.
10.4 Het leerbedrijf treft maatregelen die gericht zijn op voorkoming of bestrijding van vormen van seksuele intimidatie, discriminatie, agressie of geweld. In het geval van seksuele intimidatie, discriminatie, agressie en/of geweld, heeft de student het recht om de werkzaamheden per direct neer te leggen zonder dat dit reden is voor een negatieve beoordeling. De student moet de werkonderbreking direct melden bij de praktijkopleider van het bedrijf en de bpv-begeleider van de instelling. Wanneer dit niet mogelijk is, dan meldt de student de werkonderbreking bij de vertrouwenspersoon van het leerbedrijf of van de instelling.
Artikel 11 Gegevensuitwisseling en privacy
11.1 De student heeft recht op inzage in het eigen studentendossier en meer in het bijzonder in de door de instelling verwerkte bpv-gegevens.
11.2 Bij het uitwisselen van gegevens over de student nemen de instelling en het leerbedrijf de Wet Bescherming persoonsgegevens in acht. Dit betekent onder meer dat zij zorgvuldig omgaan met de persoonsgegevens van de student en dat zij daarover transparant zijn richting de student. In het privacyreglement van de instelling is opgenomen welke gegevens onder welke voorwaarden worden verstrekt aan het leerbedrijf en wanneer de toestemming van de student daarvoor vereist is.
Artikel 12 Duur en beëindiging van de overeenkomst
12.1 De praktijkovereenkomst treedt na ondertekening van het eerste bpv-voorblad in werking en wordt in principe aangegaan voor de duur van de bpv-periode zoals vermeld op het bpv-voorblad.
12.2 De praktijkovereenkomst eindigt van rechtswege:
a. Op het moment dat de student de bpv met een positieve beoordeling heeft voltooid of in het geval van een keuzedeel indien de student de bpv heeft voltooid.
b. Door het verstrijken van de geplande einddatum zoals vermeld op het bpv-voorblad.
c. Door het eindigen van de onderwijsovereenkomst tussen de student en de instelling
d. Door ontbinding of door verlies van rechtspersoonlijkheid van het leerbedrijf of wanneer het leerbedrijf ophoudt het in de praktijkovereenkomst bedoelde beroep in het bedrijf uit te oefenen.
e. Wanneer de erkenning van het leerbedrijf zoals bedoeld in artikel 7.2.10 van de WEB is verlopen of ingetrokken.
Een beëindiging van rechtswege zal door de instelling schriftelijk worden bevestigd aan de student en het leerbedrijf.
12.3 De praktijkovereenkomst kan in onderling overleg tussen de instelling, de student en het leerbedrijf met wederzijds goedvinden worden beëindigd.
12.4 De praktijkovereenkomst kan (buitenrechtelijk) worden ontbonden:
a. Door het leerbedrijf als de student zich ondanks nadrukkelijke (herhaalde) waarschuwing, niet houdt aan de gedragsregels zoals genoemd in artikel 9.1 van deze artikelen.
b. Door één van de partijen als op grond van zwaarwegende omstandigheden in redelijkheid niet langer van deze partij kan worden verlangd de praktijkovereenkomst te laten voortduren.
c. Door één van de partijen als de instelling, de student of het leerbedrijf de hem bij wet of in de praktijkovereenkomst opgelegde verplichtingen niet nakomt.
d. Door de student of het leerbedrijf, als de arbeidsrelatie (indien aanwezig) tussen de student en het leerbedrijf wordt beëindigd. Onder arbeidsrelatie wordt onder andere verstaan: arbeidsovereenkomst, werken met behoud van uitkering, werken via het uitzendbureau, werken via JWG.
12.5 Een ontbinding door een van de partijen op grond van artikel 12.4 vindt schriftelijk plaats aan de andere partijen met vermelding van de reden van ontbinding.
12.6 Voorafgaand aan een ontbinding op grond van artikel 12.4 onder c dient de partij die zijn verplichtingen niet nakomt door de andere partijen in de gelegenheid te worden gesteld om binnen een termijn van twee weken alsnog zijn verplichtingen na te komen. Een schriftelijke ingebrekestelling is niet nodig indien nakoming blijvend onmogelijk is of als de partij reeds te kennen heeft gegeven zijn verplichtingen niet meer na te zullen komen en het stellen van een termijn overbodig is.
Artikel 13 Vervangende praktijkplaats
13.1 Indien de praktijkovereenkomst wordt beëindigd omdat het leerbedrijf niet aan haar verplichtingen voldoet (de praktijkplaats niet of niet volledig beschikbaar is, de begeleiding tekort schiet of ontbreekt, het leerbedrijf niet langer beschikt over een gunstige beoordeling als bedoeld in artikel
7.2.10 van de WEB of er sprake is van andere omstandigheden die maken dat de bpv niet langer naar behoren kan plaatsvinden), dab bevordert de instelling na overleg met SBB dat een toereikende vervangende voorziening zo snel mogelijk beschikbaar wordt gesteld voor de student.
Artikel 14 Slotartikelen
14.1 In de gevallen waarin de praktijkovereenkomst niet voorziet, beslissen de instelling en het leerbedrijf na overleg met de student.
14.2 Als het om zaken gaat die de verantwoordelijkheid van SBB raken, dan wordt SBB bij dit overleg betrokken.
Bijvoegsel 1 Extra informatie m.b.t.
tegemoetkoming in de kosten voor praktijkbedrijven
(geldt alleen voor BBL opleidingen)
Op 1 januari 2014 is de Subsidieregeling praktijkleren in werking getreden. De nieuwe regeling geldt als vervanging voor de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen (WVA) voor het onderwijsdeel.
De Subsidieregeling praktijkleren heeft tot doel het stimuleren van werkgevers tot het bieden van praktijkleerplaatsen en werkleerplaatsen. De subsidie is een tegemoetkoming voor een werkgever in de kosten die hij maakt voor de begeleiding van een student.
Bedrijven kunnen subsidie aanvragen. In de subsidieregeling wordt onder werkgever verstaan: het bedrijf dat of de organisatie die het praktijkdeel van de opleiding voor de student verzorgt.
Bedrijven, waaronder opleidingsbedrijven, die erkend leerbedrijf zijn en die vanaf 1 januari 2014 een praktijkleerplaats of een werkleerplaats aanbieden aan studenten en studenten in diverse onderwijssectoren kunnen subsidie aanvragen.
Het bedrijf ontvangt subsidie naar verhouding van de periode waarin hij begeleiding heeft verzorgd. Daarmee kan iemand elk moment van het studiejaar starten bij een werkgever.
Ook als een student stopt, krijgt de werkgever naar verhouding een tegemoetkoming in de kosten die hij heeft gemaakt voor de begeleiding. De werkgever hoeft dus geen volledig jaar begeleiding te geven om subsidie aan te kunnen vragen.
Om in aanmerking te komen voor subsidie moet het bedrijf en/of de opleiding aan de volgende voorwaarden voldoen:
- Het bedrijf is een erkend leerbedrijf (vmbo/mbo).
- Opleidingsbedrijven, die ook erkend leerbedrijf zijn, in de sector techniek kunnen in 2014 eenmalig ook een deelaanvraag over de eerste 13 weken van 2014 indienen.
- Het bedrijf werkt op basis van een geldige BBL-praktijkleerovereenkomst.
- De beroepsopleiding van de student valt onder de gedefinieerde sectoren die onder deze subsidieregeling zijn aangewezen.
- De beroepsopleiding is diplomagericht en is opgenomen in het crebo bij DUO.
- De beroepsopleiding voldoet aan de kwaliteitsnormen die de betreffende onderwijswetgeving voorschrijft.
Informatie over de subsidieregeling praktijkleren is terug te vinden via onder staande link: xxxx://xxx.xxx.xx/xxxxxxxxx-xxxxxxxxxx/xxxxxxxxxxxxxxxx-xxxxxxxxxxxxx
Bijvoegsel 2 Toelichting op verzekeringen
tijdens stage/BPV
De Aeres Groep heeft voor haar studenten een collectieve verzekering, een aansprakelijkheidsverzekering en een stageverzekering afgesloten. Deze verzekeringen tezamen vormen de dekking voor schade die studenten lijden en/of veroorzaken gedurende de tijd dat zij onder toezicht staan van de school en haar personeel. De hieronder opgenomen verzekeringen staan beschreven in het document “Informatie over stageverzekeringen, Aeres Groep”, waarvan de meest recente versie is te vinden onder de volgende link xxxxx://xxx.xxxxxxxx.xx/xxxx-xxxxx-xxx/xxxxxxxxxx-xx-xxxxxxxx . Kijk op deze pagina onder het kopje veiligheid/verzekeringen. Deze in deze bijlage genoemde bedragen kunnen in de loop van het cursusjaar veranderen.
Collectieve ongevallenverzekering
Het betreft een secundaire verzekering, die voor de volgende situaties geldt:
1 Ongevallen tijdens het komen en gaan naar school, inclusief het verblijf aldaar,
1 Excursies georganiseerd door de school onder toezicht van onderwijzend personeel,
2 Stage in Nederland en/of buitenland,
3 Reis naar en verblijf in het buitenland van de leerkracht die een student tijdens zijn stage in het buitenland bezoekt.
Ongevallenverzekeringen keren nooit de werkelijk geleden schade uit, maar een bedrag op basis van de in de polisvoorwaarden opgenomen Glidertax. In de Glidertax staat exact vermeld welk percentage van de verzekerde som bij welk letsel wordt uitgekeerd. De uitkering heeft geen enkele relatie met de werkelijke geleden schade.
Aansprakelijkheidsverzekering t.b.v. de Aeres Groep.
Door de school is voor studenten een aansprakelijkheidsverzekering (schade aan derden) afgesloten, die van kracht is tijdens schooluren en schoolactiviteiten (waaronder, voor vmbo- leerlingen en BOL- en voltijdstudenten, ook de stages vallen).
Toelichting:
De aansprakelijkheidsverzekering voor scholen voorziet in een schadeloosstelling voor aan derden toegebrachte schade binnen Europa.
De stageverzekering (aansprakelijkheidsdekking tijdens stage in Nederland)
De school is met de stageverzekering secundair verzekerd voor schade die een stagiair tijdens de stage veroorzaakt bij de stagebieder. Als een stagiair schade veroorzaakt op de stageplaats, dan dient de schade geclaimd te worden op de verzekeringen van de stagebieder. De wet stelt dat een stagiair als werknemer wordt gezien. De werkgever is dan verantwoordelijk voor zijn doen en laten. De stagebieder dient zicht te verzekeren tegen het financiële risico van wettelijke aansprakelijkheid voor schade door hem of zijn werknemers/stagiairs
Het kan voorkomen dat bepaalde zaken van de werkgever niet verzekerd zijn. Het is dan mogelijk om deze schade aan de werkgever die door de student/stagiair veroorzaakt is (secundair) te claimen op de aansprakelijkheidsverzekering van de AERES Groep. De school is met de stageverzekering secundair verzekerd voor schade die een stagiair tijdens de stage veroorzaakt bij de stagebieder.
Let op: schade aan of met motorvoertuigen (ook op het stageadres!) is van dekking uitgesloten. In die gevallen dient dus de verzekering die speciaal voor dat motorvoertuig is afgesloten (de WA- Autoverzekering) te worden ingeschakeld. Een uitzondering geldt voor stages in het kader van de
opleiding motorvoertuigentechniek en land- en tuinbouwstages. Hierbij is schade aan, door of met motorvoertuigen wel verzekerd, maar alleen en uitsluitend wanneer het gebruik van de auto onderdeel uitmaakt van de stageopdracht. Boodschappen doen met een auto van het bedrijf valt hier dus niet onder.
Om onder de stageverzekering te vallen dient er een door de school ondertekende stage-overeenkomst bij de school te liggen.
De verzekeringen gelden alleen tijdens de uren dat stage gelopen wordt of les gevolgd wordt en het reizen van en naar de school/ stage. Daarbuiten gelden deze verzekeringen niet. De school adviseert haar studenten daarom ten zeerste een eigen aansprakelijkheidsverzekering af te sluiten.
BBL-studenten en duaal onderwijs:
De werkzaamheden die door deze studenten worden verricht binnen het bedrijf vallen niet onder deze stageverzekering. De verzekering ziet deze werkzaamheden niet als stage, maar als werk. De aansprakelijkheidsverzekering dient dan ook door de werkgever of de student zelf afgesloten te worden.
Stages in het buitenland:
Stages in het buitenland binnen Europa zijn ook verzekerd door de stageverzekering, uitgezonderd U.S.A. en Canada. Voor alle buitenlandstages raadt de school aan een IPS (International Passport for Students) verzekering af te sluiten. xxxx://xxx.xxxxxxxxxxxxxxx.xxx/xxx/. Hiermee kunnen zaken verzekerd worden die met de bestaande verzekeringen niet of niet geheel verzekerd zijn. Een alternatief voor de IPS verzekering is de ICS verzekering van AON. De student dient eerst de eigen verzekeringen te toetsen en vervolgens de beste aanvullende verzekering te kiezen. Deze is nagenoeg altijd nodig!!! Let dan op: de voorwaarden, het dekkingsgebied, de hoogte van de dekking, de duur van de buitenland-dekking en de hoogte van de premies.
De Aeres Groep streeft ernaar dat alle informatie in dit document actueel en correct is. Onjuistheden en onvolledigheden in de getoonde gegevens kunnen echter voorkomen. De Aeres Groep wijst iedere vorm van aansprakelijkheid van de hand voor onvolkomenheden dan wel onjuistheden van de in dit document weergegeven informatie. De polis en bijbehorende voorwaarden zijn ten alle tijden leidend.
Melding van de schade
- De stagebieder meldt de schade bij diens eigen verzekeraar, die de melding in behandeling neemt.
- De stagiair vult het schadeformulier in.
- De verkregen schademeldingsformulieren worden door alle partijen (student, stagebieder, coördinator) ingevuld en ondertekend.
- De centrale dienst van de Aeres Groep meldt de schade bij de eigen verzekeraar.
- Bij afwezigheid van de stagecoördinator kan direct contact opgenomen worden met de centrale dienst van de Aeres Groep (zie voor betrokken mensen het document onder de link aan het begin van dit bijvoegsel).
- In geval van letsel is het belangrijk om zo spoedig mogelijk de schade te melden.