N31-expressweg te Brugge
Agentschap Wegen en Verkeer Wegen en Verkeer West-Vlaanderen
OPENBARE AANBESTEDING VOOR AANNEMING VAN WERKEN
Bestek nr. 1M3D8J/08/02
126,00 EURO
N31-expressweg te Brugge
Bouwen van een fiets –en een voetgangersbrug
t.h.v. het kruispunt N31 – Tillegemstraat Project TV3V nr. 3010
Opening van de offertes:
Donderdag, 27 maart 2008 om 11 uur.
Xxxxx 0 – 0000 Xxxxxx
ALGEMENE INFORMATIE
OPDRACHT
Deze opdracht wordt uitgeschreven door het Vlaams Gewest, vertegenwoordigd door de Vlaamse Regering, in de bevoegdheidssector Openbare Werken.
De administratieve entiteit die met de opvolging van deze opdracht belast is, is: Agentschap Wegen en Verkeer
Wegen en Verkeer West-Vlaanderen
Xxxxx 0
0000 Xxxxxx
Tel.: 050/44.11.32
Fax: 050/34.23.81
Ieder deurwaardersexploot bestemd voor de aanbestedende overheid moet worden betekend aan de Kanselarij van de Voorzitter van de Vlaamse Regering, Koolstraat 35 in 0000 Xxxxxxx. Het is daarbij onverschillig of het gaat om de betekening van een dagvaarding, gerechtelijke uitspraak, overdracht van schuldvordering of een ander exploot. Hetzelfde adres geldt ook voor de aangetekende brief waarbij een schuldvordering wordt overgedragen of inpandgegeven.
Inzage documenten op bovenstaand adres: alle werkdagen van 9 tot 12 uur. Verkoop (en inzage) documenten (alle werkdagen van 10 tot 16 uur):
Kantoor voor Inzage en Verkoop der Bestekken Copernicusgebouw, Xxxxxxxxx 00 xxx 0, 0000 Xxxxxxx
Tel. 00-000 00 00 (61-65); Fax: 00-000 00 00; Email: xxx@xxxx.xxxx.xx
Rekeningnummer: 000-0000000-00
Prijs: voor bestek, opmeting: 91,00 EUR voor de plannen: 35,00 EUR
totaal: 126,00 EUR
Gestanddoeningstermijn voor de inschrijvers: 180 kalenderdagen. Uitvoeringstermijn: 110 werkdagen
Erkenning: - categorie: C of F2
- klasse: 51
Indien de inschrijver in de categorie C erkend is, is hij verplicht de constructie van het metalen gedeelte te laten uitvoeren door een onderaannemer die erkend is in categorie F2, klasse 5.
Registratie: de aannemer moet als aannemer geregistreerd zijn overeenkomstig de wet van 4.8.1978 tot economische heroriëntering
1 enkel ten indicatieven titel. De feitelijke erkenningklasse wordt immers bepaald door het bedrag van de offerte (exclusief BTW)
Bijkomende inlichtingen omtrent het ontwerp zijn te bekomen bij de ontwerper van de werken:
ARCADIS Gedas nv Xxxxx Xxxxxxxxxxxxxxx 00
0000 XXXXXX
tel.: 00 000 00 00
fax.: 00 000 00 00
xxx. Xxx Xx Xxxxx
E-mail: X00_Xxxxxxxx@xxxxxxxxxxxx.xx
DOEL VAN DE AANNEMING
Doel van de werken is het realiseren van een conflictveilige verbinding voor voetgangers en fietsers, van de Tillegemstraat t.h.v. de N31.
Dit wordt gerealiseerd door het bouwen van een voetgangersbrug over de N31. Voor de fietsers wordt een fietsgeul voorzien in de brug.
BESCHRIJVING DER WERKEN
De aanneming omvat hoofdzakelijk:
- De algemene coördinatie van de werken
- De organisatiemaatregelen (in de breedste zin van het woord) voor de verkeersregeling tijdens de werken.
- De detailstudie van het kunstwerk en zijn funderingen.
- Het opmaken van alle noodzakelijke detail- en werktekeningen. (wapeningsplannen, buigstaten, staaldetaillering, enz.)
- De opbraak van bestaande wegeninfrastructuur.
- Het rooien van bomen, struiken.
- Uitvoeren van de funderingen.
- De bouw van een stalen kokerbrug in de Tillegemstraat, over de N31.
- Plaatsen van een epoxy-afwerkingslaag.
- Schilderen van alle onderdelen.
- Plaatsen van leuningen.
- De verkeerssignalisatie en de wegsignalisatie (borden, schilderingen,…).
- Het onderhoud van de werken gedurende de waarborgperiode.
I. ADMINISTRATIEF GEDEELTE
HOOFDSTUK I
ALGEMENE ADMINISTRATIEVE VOORSCHRIFTEN2
2
ADMINISTRATIEVE VOORSCHRIFTEN IN TOEPASSING VAN HET
KONINKLIJK BESLUIT VAN 08.01.1996 BETREFFENDE DE OVERHEIDSOPDRACHTEN VOOR AANNEMING VAN WERKEN, LEVERINGEN EN DIENSTEN EN DE CONCESSIES VOOR OPENBARE WERKEN
ART. 17, 18 EN 19 KWALITATIEVE SELECTIE
Aan de eerste alinea van deze artikelen wordt volgende bepaling toegevoegd:
“De categorie en/of ondercategorie waarin de aannemer moet erkend zijn is vermeld in de algemene informatie op pagina 2.”
ART. 88. INLICHTINGEN
Indien de aanbestedende overheid erom verzoekt, is de aannemer verplicht om vóór de gunning van de opdracht alle inlichtingen te verstrekken noodzakelijk voor het onderzoek van de prijzen. De aanbestedende overheid zal kunnen overgaan of laten overgaan tot de verificatie van de boekhoudkundige documenten en tot onderzoeken ter plaatse om de juistheid na te gaan van de gegevens verstrekt door de inschrijvers. Hetzelfde geldt wanneer tijdens de uitvoering prijzen moeten worden overeengekomen.
ART. 90. § 2. BIJ DE OFFERTE TE VOEGEN BESCHEIDEN
Naast de bescheiden en nota’s, vereist door de wettelijke en reglementaire bepalingen en door de documenten waarnaar dit bijzonder bestek verwijst, dient de inschrijver nog de volgende documenten bij zijn offerte te voegen:
- het document en de afzonderlijke prijsberekening bedoeld in artikel 30, tweede lid, 1° en 2°, van het KB van 25-1-2001 betreffende de tijdelijke of mobiele werkplaatsen, met name:
1. een document dat verwijst naar het veiligheids- en gezondheidsplan en waarin de inschrijver beschrijft op welke wijze hij het bouwwerk zal uitvoeren om rekening te houden met dit veiligheids- en gezondheidsplan;
2. een afzonderlijke prijsberekening in verband met de door het veiligheids- en gezondheidsplan bepaalde preventiemaatregelen en -middelen, inbegrepen de buitengewone individuele beschermingsmaatregelen en -middelen.
2 De nummers van de artikels waarnaar wordt verwezen stemmen overeen met de nummers van de artikels van het KB van 08.01.1996 betreffende de overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten en de concessies voor openbare werken, en van het KB van 26.09.1996 tot bepaling van de algemene uitvoeringsregels van de overheidsopdrachten en van de concessies voor openbare werken en van de algemene aannemingsvoorwaarden in bijlage bij laatst genoemd besluit.
3. De inschrijvers voegen bij hun offerte een verklaring vermeldend, dat ze, voor de uitvoering van de werken, zullen beschikken over minstens 1 op 4 schilders die erkend zijn als gekwalificeerd voor de uitvoering van anticorrosiewerken, geïntegreerd in het bedrijf.
De enigen die erkend zijn als gekwalificeerd op het vlak van anticorrosie schilderwerken zijn de schilders die voldoen aan de volgende voorwaarden:
- houder zijn van het Basiscertificaat industriële schilder “Xxxxxxx ontroesten en schilderen”;
- gebonden zijn door een arbeidsovereenkomst met een bedrijf dat beschikt over een Geldigheidsverklaring Industriële Schilder Anticorrosie of als zelfstandige beschikken over de genoemde geldigheidsverklaring.
Als bewijsstuk wordt een kopie van het persoonscertificaat voor elke in te zetten persoon en de geldigheidsverklaring van het bedrijf of van de betrokken onderaannemer(s) toegevoegd, afgeleverd door een door Belac geaccrediteerde certificatie-instelling volgens de ISO-norm 17024.
Een certificering bekomen in een andere lidstaat van de Europese Unie, is gelijkwaardig als ze afgeleverd wordt door een volgens de ISO 17024 norm geaccrediteerde certificatie-instelling.
De aanbestedende overheid is als enige bevoegd om de gelijkwaardigheid van het certificaat te beoordelen.
De inschrijver vult de beschrijving van zijn uitvoeringswijze en de afzonderlijke prijsberekening in op het formulier dat toegevoegd is aan het Bijzonder Veiligheid- en Gezondheidsplan (BVGP) en voegt dit formulier bij zijn offerte.
ART. 90. § 3. RSZ-ATTEST
In toepassing van het KB van 20 juli 2005 dient de Belgische inschrijver het RSZ-attest niet bij zijn inschrijving te voegen. De aanbestedende overheid zal deze informatie zelf opvragen.
ART. 96. § 1. SAMENVATTENDE OPMETINGSSTAAT
De posten die een som vermelden welke voorbehouden is voor de terugbetaling van afgiftekosten gaan vergezeld van de vermelding “VH”, vermoedelijk te besteden som. De inschrijver mag deze som niet wijzigen en neemt ze mee op in het totale bedrag van zijn offerte.
Voor een aantal posten aan totale prijs (TP), wordt eventueel een hoeveelheid in de postbeschrijving vermeld. Deze hoeveelheden zijn enkel informatief en hebben verder geen waarde.
De posten met als prijsbepaling VH (vermoedelijke hoeveelheid) dienen door de aannemer te worden gecontroleerd. Hij is verplicht eventuele leemten te melden bij het indienen van de offerte.
ART. 100. § 2. PRIJSOPGAVE
Tenzij anders bepaald is in de samenvattende opmetingsstaat, dienen afrondingen naar boven of naar beneden enkel te geschieden op het totale bedrag van de offerte en niet op de eenheidsprijzen of het globale bedrag van iedere post. Er wordt afgerond op de tweede decimaal naar boven of naar beneden, naargelang de derde decimaal hoger of gelijk is aan vijf, enerzijds, of lager dan vijf, anderzijds.
ART. 104. INDIENEN VAN DE OFFERTES
Het adres van de aanbestedende overheid is vermeld in de algemene informatie op pagina 3.
ART. 113 VARIANTEN
Vrije varianten zijn niet toegelaten.
ART. 116. GESTANDDOENINGSTERMIJN VOOR DE INSCHRIJVERS
De termijn gedurende dewelke de inschrijvers gebonden blijven door hun offerte is vermeld in de algemene informatie op pagina 3.
3 KONINKLIJK BESLUIT VAN 26.09.1996 TOT BEPALING VAN DE ALGEMENE UITVOERINGSREGELS VAN DE OVERHEIDSOPDRACHTEN EN VAN DE CONCESSIES VOOR OPENBARE WERKEN EN DE BIJLAGE BIJ DIT BESLUIT (ALGEMENE AANNEMINGSVOORWAARDEN VOOR DE OVERHEIDSOPDRACHTEN VOOR AANNEMINGEN VAN WERKEN, LEVERINGEN EN DIENSTEN EN VOOR DE CONCESSIES VOOR OPENBARE WERKEN)
3.1 ALGEMENE ADMINISTRATIEVE VOORSCHRIFTEN IN TOEPASSING VAN HET KONINKLIJK BESLUIT VAN 26.09.1996 TOT BEPALING VAN DE ALGEMENE UITVOERINGSREGELS VAN DE OVERHEIDSOPDRACHTEN EN VAN DE CONCESSIES VOOR OPENBARE WERKEN
ART. 2. CONTRACTUELE DOCUMENTEN
Naast de wettelijke en reglementaire voorschriften zijn de volgende documenten van toepassing op deze aanneming:
1) Het Standaardbestek 250 voor de wegenbouw – versie 2.1. †# en de technische bepalingen van het standaardbestek 230 voor de waterbouw.
2) De omzendbrieven en dienstorders en afleveringen:
512-94 “Erkenning van onderaannemers voor werken.”
520-A/1 “Opdracht van werken. Voorafgaande technische keuring van de op de werf aangevoerde producten.”
514-A/11 “Beproevingslaboratoria” ‡
512-107 “Praktische leidraad ter voorkoming van schade aan ondergrondse installaties tijdens in hun nabijheid uitgevoerde werken” ‡
MOW/MIN/2006/02 “Technische voorschriften – Beton voor constructies” †#
LI 94/86 “Technische voorschriften – Betonstaal en voorspanstaal” ‡#
MOW/2006/01 Berekenen van de uurkost van aannemersmaterieel volgens de kostenschaal CMK-2003 (publicatie in Belgisch Staatsblad op 6 oktober 2006)
576-D/1 en 576-D/3 ”Oplegtoestellen van met stalen platen gelamelleerd polychloropreen.” 576-58 ”Voorschriften betreffende de belastingsproeven van bruggen.”
576-D/5 “Metaalconstructies. Speciale opleggingen: bijlage 1” LI 93/50 ”Richtlijnen voor het beheer van de kunstwerken.”
LI 95/36 en 37 “Kwalificatie van lasprocedures” LI 96/41 Nutsleidingen op kunstwerken.
LI 96/47 Formuleverven
LI 96/70 “Algemene aannemingsvoorwaarden. Technische voorschriften voor betonconstructies”
Aflevering Proefmethodes van 9 maart 1982
Dit document van het Bestuur der Wegen van het Ministerie van Openbare Werken werd uitgegeven door het Wegenfonds
XXX 2003/16 Metaalconstructies
LIN 2000/24 Toepassing van rubber
† deze documenten kunnen worden geraadpleegd bij de aanbestedende overheid
# deze documenten kunnen gedownload worden van internet via xxxx://xxxxx.xxxxxxxxxx.xx/xxxxxxxxxx/
‡ deze documenten zijn te koop in het Kantoor voor Xxxxxx en Verkoop der Bestekken
OW/2002/02 “Verplichting van het gebruik van zichtveldverbeterende systemen (zgn. anti-dode-hoek) voor bedrijfsauto’s op tijdelijke of mobiele bouwplaatsen.”
MOW/MIN/2006/02 van 24 juli 2006
Algemene aannemingsvoorwaarden. Technische voorschriften. Beton voor constructies (gratis te verkrijgen
bij xxxxxxxxxxxxxxx@xxxxxxxxxx.xx).
DVO/BZ/P&O/2007/6 van 21 maart 2007
Omzendbrief inzake reis- en dagvergoeding voor binnenlandse reizen.
DVO/BZ/P&O/2007/7 van 21 maart 2007
Omzendbrief inzake reis- en dagvergoeding voor buitenlandse reizen.
DVO/BZ/P&O/2007/16 van 2 juli 2007
Bijlage bij de omzendbrief DVO/BZ/P&O/2007/7 van 21 maart 2007 (aanpassing bedragen reis- en dagvergoeding voor buitenlandse reizen, geldig vanaf 1 juli 2007).
ISO 12944 - deel 1 t.e.m. deel 8: Verven en vernissen - Bescherming van staalconstructies tegen corrosie door middel van verfsystemen.
3) Bestek nr. 800 van 1967 “Voorlopige voorschriften voor het werk bij vriesweer.”
4) Het onderhavig dossier 04/4494, bevattende bestek, de bijgevoegde samenvattende opmetingsstaat en de plannen.
Bij tegenspraak geldt de rangorde: 1. plannen; 2. bestek; 3. meetstaat.
5) Het “Bijzonder Veiligheids- en Gezondheidsplan” † dat, conform het KB van 25-1-2001 betreffende de tijdelijke of mobiele bouwplaatsen, tijdens de studiefase door de coördinator-ontwerp werd opgesteld en dat refereert naar het “Standaard Veiligheids- en Gezondheidsplan voor de wegenbouw” van november 2006 †#.
6) De wet van 25 maart 1996 (BS 21-05-1996) tot uitvoering van de richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 december 1988 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuurlijke bepalingen der lidstaten inzake voor de bouw bestemde producten.
7) Het KB van 19 augustus 1998 betreffende de voor de bouw bestemde producten.
8) De normen gepubliceerd door het Belgisch Instituut voor Normalisatie (BIN), geldig op het ogenblik van de inschrijving.
9) Goedkeuringsleidraden BUtgb, sector burgelijke bouwkunde
Deze goedkeuringsleidraden zijn gratis te bekomen bij het Vlaams gewestelijk secretariaat van de Belgische Unie voor de technische goedkeuring in de bouw (BUtgb), sector burgerlijke bouwkunde.
Het secretariaat wordt verzorgd door de afdeling Betonstructuren, Xxxxxxxxxxxxx 0, 0000 Xxxx - tel. 00 000 00 00 - fax 00 000 00 00 - e-mail: xxxxxxxxxxxxxxx@xxxxxxxxxx.xx.
10) Het AOSO-document "De berekening van het draagvermogen van axiaal belaste palen" 27 maart 2001.
Dit document is gratis te verkrijgen bij de afdeling Metaalstructuren, Graaf de Ferrarisgebouw, verdieping 9, Xxxxxx Xxxxxx XX-xxxx 00 xxx 0, 0000 Xxxxxx
l - tel. 00 000 00 00 - fax 00 000 00 00 - e-mail: xxxxxxxxxxxxxxxx@xxxxxxxxxx.xx
ART. 4. § 2. BETALINGSMODALITEITEN
De laatste zin vervalt en wordt vervangen door:
“Elk berekend bedrag wordt afgerond op de tweede decimaal naar boven of naar beneden, naargelang de derde decimaal hoger of gelijk is aan vijf, enerzijds, of lager dan vijf, anderzijds.”
3.2 ALGEMENE ADMINISTRATIEVE VOORSCHRIFTEN IN TOEPASSING VAN DE BIJLAGE: ALGEMENE AANNEMINGSVOORWAARDENDE VOOR DE OVERHEIDSOPDRACHTEN VOOR DE AANNEMING VAN WERKEN, LEVERINGEN EN DIENSTEN EN VOOR DE CONCESSIES VOOR OPENBARE WERKEN
TECHNISCHE SPECIFICATIES
PLANNEN, DOCUMENTEN EN VOORWERPEN
ART. 3. § 1. OPSOMMING VAN DE PLANNEN
De werken worden uitgevoerd overeenkomstig de aanwijzingen van de hierna aangegeven goedgekeurde plannen:
Nr. plan | Titel | Prijs (EUR) |
16DE O 102251 02 | Liggingsplan | 5,00 |
16DE O 102252 02 | Grondplan bestaande toestand + nutsleidingen | 5,00 |
16DE O 102253 02 | Grondplan + lengteprofiel ontwerp | 5,00 |
16DE O 102254 02 | Typeprofielen | 5,00 |
16DE O 102255 02 | Detailtekening voetgangersbrug | 5,00 |
16DE O 102256 02 | Typedetails | 5,00 |
16DE O 102257 02 | Faseringsplan | 5,00 |
Totale prijs: | 35,00 |
ART. 4. § 1. INZAGE VAN ANDERE DOCUMENTEN
Grondmechanisch onderzoek
Een grondmechanisch onderzoek werd uitgevoerd, langs het tracé, door het Rijksinstituut voor Grondmechanica. De sondeerdiagrammen maken deel uit van dit bestek (zie bijlage 1).
De aandacht van de aannemer wordt gevestigd op het feit dat:
a) het voornoemde grondmechanisch onderzoek tot doel had om de globale grondmechanische eigenschappen en het geologisch profiel van de ondergrond te bepalen, en dat bijgevolg de aanbestedende overheid geen enkele waarborg geeft over interpretaties voor andere grondmechanische problemen;
b) de aannemer zijn prijzen uitsluitend bepaalt volgens eigen bevindingen en boringen.
ART. 4. § 2. DETAIL- EN WERKTEKENINGEN OPGEMAAKT DOOR DE AANNEMER
Volgende detail- en werktekeningen worden voor goedkeuring voorgelegd aan de aanbestedende overheid:
- De aannemer legt de detail- en werktekeningen betreffende de te bouwen constructie voor aan de goedkeuring van de aanbestedende overheid. Deze plans zijn door de aannemer gedateerd, ondertekend; ze zijn op een behoorlijk leesbare schaal opgemaakt en ze zijn zorgvuldig van maatcijfers voorzien; ze vermelden alle afmetingen die voor de uitvoering van de verschillende onderdelen van de constructie nodig zijn,
- De detail- en werktekeningen worden onderverdeeld in verscheidene groepen; ze worden gesteld in de taal van het bestek. Een programma voor de indeling en het indienen van de verscheidene groepen wordt door de aannemer opgesteld, rekening houdend met de uitvoeringstermijnen, de in het bestek opgelegde verplichtingen, het eigen uitvoeringsprogramma van de aannemer, de eventuele richtlijnen van de aanbestedende overheid en de onderstaande bepalingen :
- minstens éénentwintig kalenderdagen vóór de aanvangsdatum van de uitvoering van de betrokken werken dient de aannemer de eerste groep in;
- binnen de éénentwintig kalenderdagen na het versturen aan de aannemer van de kennisgeving van de goedkeuring van de laatst ingediende groep, dient de aannemer de volgende groep in;
- de aannemer is gehouden deze spreiding in acht te nemen, het is hem niet toegelaten in éénmaal meer dan één groep in te dienen.
Het programma voor de indeling en het indienen van de verscheidene groepen wordt door de aannemer vooraf aan de aanbestedende overheid voorgelegd. Een algemeen tijdschema wordt in gemeen overleg vastgesteld.
- De detail- en werktekeningen worden per groep geleverd in vier exemplaren. De termijnen, voorzien in de bijlage van het koninklijk besluit van 26.09.1996, voor de goedkeuring van deze documenten blijven onveranderd van toepassing.
- Geval waarbij de studie niet is opgemaakt door de aanbestedende overheid
De detailstudie van de voetgangersbrug over de N31 gebeurt uitsluitend en volledig ten laste van de aannemer:
Het is de aannemer vrij af te wijken van het voorgestelde ontwerp. In dat geval zal de aannemer de bijhorende rekennota’s indienen conform de bijgevoegde artikels ter zake.
In voorkomend geval geldt het volgende:
- Bij besprekingen omtrent het ontwerp van het kunstwerk wordt de aannemer vertegenwoordigd door een burgerlijk ingenieur, specialisatie bouwkunde of architectuur.
- Samen met de detail- en werktekeningen worden twee exemplaren van de berekeningsnota ingediend.
- Voor het opmaken van de detail- en werktekeningen van de metaalconstructies houdt de aannemer rekening met de richtlijnen vermeld in artikel 4 § 2 van lid 8 van dienstorder LIN 2003/16 van 1 september 2003 over metaalconstructies.
- De aannemer mag de uitvoering van de werken pas aanvatten nadat hij de aanvaarding door de aanbestedende overheid van de desbetreffende plannen heeft ontvangen.
- Een beschrijving, berekeningsnota en schets der werkmethoden, beschoeiingen en grondwaterverlagingswerken die hij zal toepassen voor de uitvoering van de werken.
- Het verkeerssignalisatieplan (voor te leggen aan en goed te keuren door AWV)
- Ten behoeve van het doorgaand verkeer dient de aannemer per uitvoeringsfase een verkeersignalisatieplan op te maken met aanduiding van de tijdelijke verkeerssignalisatie, wegmarkeringen e.d. en ter goedkeuring voor te leggen aan de bouwheer. Tevens dient een nota bijgevoegd waarin duidelijk wordt weergegeven hoe de werken worden georganiseerd, langs welke wegen de aan- en afvoer van de materialen van en naar de werf zal gebeuren. Het verkeerssignalisatieplan moet 20 kalenderdagen voor de aanvang van een werkfase ter goedkeuring worden voorgelegd aan de bouwheer. Het verkeerssignalisatieplan moet de goedkeuring hebben van de lokale politie.
- Een werfinrichtingsplan (voor te leggen aan en goed te keuren door AWV).
- Een uitgebreid werkprogramma met grafisch tijdschema, uitgedrukt in werkdagen, voor het verwezenlijken van de voorziene werken (voor te leggen aan en goed te keuren door AWV).
- Overzichtstabel dagelijkse werfactiviteiten + personeel, materiaal en hoeveelheden voor opname in het dagboek + verrekeningen.
- Asbuiltdossier
Na de voltooiing van de werken levert de aannemer de volledige en gedetailleerde tekeningen (grondplannen, lengteprofielen, detailtekeningen, wapeningsplannen enz.) op calque alsook op elektronische drager (AutoCAD 2000 of hoger onder besturingsprogramma MS Windows NT 4.0 of hoger), die zorgvuldig van maten voorzien zijn, van de werken zoals ze werkelijk werden uitgevoerd (tunnels, rioleringswerken, wegeniswerken). Deze calques en de elektronische dragers samen met zes reeksen afdrukken worden binnen de 90 kalenderdagen, te rekenen van de datum van de voltooiing van de aanneming, aan de aanbestedende overheid overgemaakt: te weten de calques, de elektronische dragers en drie reeksen afdrukken aan de buitenafdeling, een reeks afdrukken aan de afdeling Algemene Technische Ondersteuning en twee reeksen afdrukken aan de afdeling Betonstructuren (Brussel en Gent), respectievelijk aan de afdeling Metaalstructuren (Brussel en Hasselt), naargelang het een betonconstructie, respectievelijk metaalconstructie betreft.
Alle kosten voor het opmeten van de AS-BUILT-toestand en het afleveren van de fiches zijn begrepen in de hiervoor voorziene post in de meetstaat.
De door de aannemer ingediende tekeningen zijn voorzien van een titelblad volgens model door de aanbestedende overheid aan de aannemer te overhandigen. Deze tekeningen hebben volgende afmetingen :
- breedte (mm) : 297, 420, 594, 891 of 1188 (max.)
- lengte (mm) : 3000 (max.)
De kalken hebben een kwaliteit van min. 100 gr/m² en dienen afgeboord met afboordlint (breedte 13 mm).
BORGTOCHT
ART. 5. § 1. XXXXXX XXX XX XXXXXXXXX
De vermeerderingen met respectievelijk 10 en 20 procent, zoals bepaald in het standaardbestek 250, betreffen de volgende posten van de opmetingsstaat:
a. posten waarvoor een a posteriori uitgevoerde keuring is voorgeschreven: nrs. 21 t.e.m. 28 en 30 t.e.m. 31.
ART. 5. § 3. BORGTOCHTSTELLING EN BEWIJS VAN BORGTOCHTSTELLING
Het bewijs van borgtochtstelling moet worden gestuurd aan de aanbestedende overheid.
KEURINGEN
ART. 12. § 1. SOORTEN KEURINGEN
De producten waarvoor een merk van overeenkomstigheid BENOR of ATG bestaat, of die het voorwerp uitmaken van een kwaliteitscontrole tijdens de fabricage door een door de aanbestedende overheid erkende onpartijdige instelling worden vrijgesteld van de proeven voor voorafgaande technische goedkeuring.
De aanbestedende overheid behoudt zich nochtans het recht voor om, in geval van twijfel, tot een geheel of een gedeelte van de proeven over te gaan; de resultaten van deze proeven kunnen medegedeeld worden aan het organisme belast met het toekennen van het merk BENOR of ATG of met de kwaliteitscontrole van het desbetreffend product.
Wanneer door de aannemer zogenoemd gelijkwaardige maar niet gekeurde producten voorgesteld worden, dan mogen deze producten niet verwerkt worden vooraleer de aanbestedende overheid door middel van een volledige partijkeuring deze gelijkwaardigheid gecontroleerd heeft. De resultaten van alle proeven moeten gekend en gunstig zijn vooraleer toelating mag gegeven worden tot verwerken.
Voor verdere specifieke eisen voor het keuren van het staal wordt ook verwezen naar het bijgevoegd artikel nr 409 dat deel uitmaakt van dit bestek.
ART. 12. § 4. KEURINGSKOSTEN
Alle handelingen die vereist zijn voor de voorgeschreven onderzoeken en keuringen, alsook de eventuele herstellingen die na de controle noodzakelijk blijken, zijn ten laste van de aannemer.
Ook de kosten voor de attesten dienen in de éénheidsprijzen inbegrepen te zijn.
PRIJSHERZIENING.
ART. 13. § 1. OPDRACHTEN VOOR AANNEMING VAN WERKEN
Er wordt geen prijsherziening berekend voor posten die een vermoedelijk te besteden som (VH) bevatten voor de terugbetaling van afgiftekosten (transfertgelden) en de post met betrekking tot onvoorziene werken, nl. posten 66en 97.
1) Metalen delen
p = P(0,48 s + 0,32 m1 + 0,20)
S M 1
Waarin:
m1 – M1: gemiddelde van OW 210 – OW 211 – OW 212 – OW 262 Van toepassing op de volgende posten: 71 t.e.m. 79
2) Overige posten
p = P(0,60 s + 0,20 i
+ 0,20)
S I
BETALINGEN
ART. 15. VOORAFGAANDE OPMERKING
Onderhavig bijzonder bestek wijkt uitdrukkelijk af van de bepalingen van artikel 1254 van het Burgerlijk Wetboek inzake de toerekening van de betalingen. Elke betaling zal dan ook bij voorrang toegerekend worden op de hoofdsommen en pas daarna op de interesten.
ART. 15. § 1. BETALING VAN DE WERKEN
Punt 1° wordt als volgt aangevuld:
“Voor posten tegen vermoedelijke hoeveelheid (V.H.) of tegen vaste (forfaitaire) hoeveelheid (F.H.) komen alleen die hoeveelheden voor betaling in aanmerking die volledig zijn uitgevoerd.
Enkel de prestaties die zijn uitgevoerd overeenkomstig bovenvermelde bepalingen en die niet zijn geweigerd komen in aanmerking voor opname in de staat van de werken. Anderzijds houdt de opname in deze staat niet in dat de desbetreffende werken zouden aanvaard zijn. Immers, de proefuitslagen die op het ogenblik van het opstellen van de vorderingsstaat nog niet gekend zijn of waarover nog geen beslissing is getroffen kunnen later eventueel, ofwel een weigering, ofwel straffen en rafacties tot gevolg hebben.
Voor de betaling van meerwerken in toepassing van art. 42 van de algemene aannemingsvoorwaarden dient de gedagtekende en ondertekende schuldvordering uitdrukkelijk te verwijzen naar het geschreven bevel van de aanbestedende overheid tot uitvoering der (meer)werken.”
Punt 3° wordt als volgt aangevuld:
De datum van binnenkomen van de betalingsaanvraag en factuur is maar geldig voor het verdere verloop van het dossier, als de adressering van zowel betalingsaanvraag als factuur dezelfde is als deze hierna opgegeven in dit bestek.
Bij foute adressering zal de aanbestedende overheid de datum van werkelijke ontvangst van het desbetreffende document als bindend in rekening brengen voor het bepalen van de termijn waarbinnen de betaling moet gebeuren.
Adressering van de betalingsbescheiden
De betalingsbescheiden (vorderingsstaten, betalingsaanvragen en facturen) dienen opgesteld op naam van het Vlaams Gewest en geadresseerd aan de aanbestedende overheid:
Agentschap Wegen en Verkeer Wegen en Verkeer West-Vlaanderen Xxxxx 0, 0000 Xxxxxx
Terugbetaling van afgiftekosten
In de opmetingsstaat zijn posten opgenomen met een som die voorbehouden is voor de terugbetaling van de afgiftekosten (stortkosten, reinigingskosten, milieuheffingen, weegkosten) die de aannemer betaalt op de eindbestemming bij afvoer van teerhoudend asfaltpuin en bij afvoer van uitgegraven bodem waarvan de verontreiniging de bodemsaneringnorm overschrijdt.
In de vorderingsstaat wordt het nettobedrag opgenomen van de werkelijk betaalde afgiftekosten die aan de aannemer gefactureerd werden. De op deze afgiftekosten betaalde BTW wordt verrekend in het globale BTW –bedrag van de vorderingsstaat. Op het gedeelte dat de in het bestek voorziene som
overschrijdt, mag een verhoging met 7% voor de algemene kosten worden toegepast. De berekening gebeurt op basis van het bedrag dat de oorspronkelijk voorziene som voor transfertgelden overtreft. Een kopie van de overeenkomstige afgiftefacturen dient bij de vorderingsstaat gevoegd te worden.
De terugbetaling van de afgiftekosten geschiedt steeds en uitsluitend op basis van voor te leggen bewijsstukken zoals weegbons en facturen.
De factuur dient volgende gegevens te vermelden:
- het nummer van de toelatingsbon
- het nummer van de weegbon
- de aard van het afval
- de afgiftekosten per ton
- de eventuele weegkosten
- de eenheidsprijs van de wettelijke milieuheffingen met verwijzing naar het betreffende artikel 47 § 2 van het decreet van 2 juli 1981 en zijn latere wijzigingen en eventuele gemeentelijke opcentiemen
De weegbon dient volgende gegevens te vermelden:
- datum, plaats en eventueel uur van weging
- gewicht van het afval
- de aard van het afval
- nummerplaat van de vrachtwagen.
ART. 15. § 7. BETALINGSFORMALITEITEN
Eventuele betalingen aan de aanbestedende overheid worden uitgevoerd op rekeningnummer 000-0000000-00 (Afdeling Wegen en Verkeer West-Vlaanderen, Xxxxx 0, 0000 Xxxxxx).
ART. 19 § 1. OPLEVERINGEN EN WAARBORGTERMIJNEN
Er wordt geen belastingsproef uitgevoerd, maar er wordt enkel een nauwkeurige beschrijving van de nulfase van het kunstwerk verricht.
Daarom wordt een diepgaand onderzoek van het kunstwerk uitgevoerd, zoals vermeld in punt 5 van omzendbrief 576-58 met voorschriften betreffende de belastingsproeven van bruggen. Dit zal bestaan uit een A -inspectie en het opstellen van een A -inspectiedossier, volgens de richtlijnen van dienstorder LI 93/50 met richtlijnen voor het beheer van de kunstwerken.
De A -inspectie gebeurt door de beherende afdeling of dienst, onder toezicht van de aanbestedende overheid en in aanwezigheid van de aannemer.
Zoals punt 6 van omzendbrief 576-58 met voorschriften betreffende de belastingsproeven van bruggen het voorschrijft voor belastingsproeven, stelt de aannemer hier eveneens al het nodige materieel en werklieden ter beschikking, opdat de A -inspectie van het kunstwerk veilig kan worden uitgevoerd. Het ter beschikking te stellen materieel omvat, afhankelijk van de grootte en het type van het kunstwerk, o.a. steigers, loopbruggen, ladders, elektriciteitsaansluitingen, looplampen, enz.
Het aanwezig zijn en het verlenen van ondersteuning tijdens het uitvoeren van de A -inspectie wordt betaald volgens de betreffende post van de opmetingsstaat.
Na het diepgaand onderzoek van het kunstwerk wordt een basiswaterpassing uitgevoerd door de afdeling Algemene Technische Ondersteuning, volgens dienstorder LI 93/50 met richtlijnen voor het beheer van de kunstwerken.
MIDDELEN VAN OPTREDEN VAN DE AANBESTEDENDE OVERHEID
ART. 20. § 4. STRAFFEN
Toevoegen aan de eerste alinea van de Algemene Aannemingsvoorwaarden:
“De straffen van rechtswege (m.n. de enige straf of de boete per kalenderdag) of de voorziene speciale straffen worden opgelegd onafgezien van de toepassing van de maatregelen bepaald in § 5 tot en met § 9 van dit artikel.”
Andere speciale straffen zijn voorzien voor:
- inbreuken op de bepalingen van art. 35: de speciale straf bedraagt 250,- EUR per halve dag afwezigheid van de vertegenwoordiger van de aannemer;
- inbreuken op de bepalingen van art. 30 § 1. betreffende het gebruik van een zichtveldverbeterend systeem: de speciale straf bedraagt 250,- EUR per overtreding per voertuig;
- het niet in orde en/of in overeenstemming zijn van de wegsignalisatie (met inbegrip van de markering) met de goedgekeurde signalisatieplannen : 250,- EUR per kalenderdag.
- het uitvoeren van werken zonder voorafgaandelijke goedkeuring van de signalisatie-plannen : 250,- EUR per kalenderdag.
- voor het ontbreken van de planning : 50,- EUR per kalenderdag.
- voor het ontbreken van de directiekeet : 125,- EUR per kalenderdag.
- voor het ontbreken van de inrichting van de directiekeet : 50,- EUR per kalenderdag
- voor het ontbreken van fax/telefoon: 100,- EUR per kalenderdag.
- voor het ontbreken van het dagboek der werken : 25,- EUR per kalenderdag.
- boete i.v.m. de bouwplaatssignalisatie : per vastgestelde overtreding en per bord of toestel: enkele boete van 125,- EURO + boete van 25,- EURO per kalenderdag.
- boete i.v.m. laattijdig indienen van documenten : elke vertraging bij indienen van detailtekeningen, documenten of aanpassen ervan : 75,- EURO per kalenderdag.
- boete i.v.m. het niet treffen van maatregelen tot bijsturen van tekortkomingen : het uitblijven ervan geeft aanleiding tot een boete van 75,- EURO per kalenderdag gerekend vanaf het doorgeven van de opdracht.
- boete i.v.m. het niet schriftelijk reageren binnen de gestelde termijn (het gesproken woord volstaat niet) op een proces-verbaal van non-activiteit : 125,- EURO per kalenderdag. Dezelfde boete wordt gehanteerd voor elke werkdag waarvoor de verweermiddelen door het bestuur niet aanvaard worden.
- ingeval de werfsignalisatie na het beëindigen van de werken niet tijdig wordt verwijderd, zal dit geschieden door personeel van het bestuur, doch op kosten van de aannemer. De kostprijs hiervan wordt forfaitair vastgesteld op: 500,- EUR per bord en 25,- EUR per baken.
Het geheel van de opgelegde straffen wordt beperkt tot 5 % van de oorspronkelijke aannemingssom. Deze straffen zijn onafhankelijk van de boeten wegens vertraging in de uitvoering van de opdracht: cfr. art. 20
§ 5.
PRIJSBEPALING
ART. 24. WIJZE VAN PRIJSBEPALING
De opdracht is gemengd.
ART. 25. § 1. ELEMENTEN DIE IN DE PRIJZEN ZIJN INBEGREPEN
Punt 1° moet worden gelezen samen met volgende bepaling:
Indien in de opmeting geen afzonderlijke post is voorzien voor de bronbemaling, zijn de kosten van deze bronbemaling inbegrepen in de overeenkomstige posten van grondwerk en/of leidingen en/of kleine kunstwerken.
Volgende prestaties zijn in ieder geval ook een aannemingslast:
- het werken met de nodige en wettelijke voorzorgsmaatregelen en voorzichtigheid in de omgeving van nutsleidingen en hun bijhorende installaties, alsook de eventuele peilingen om deze voorzorgsmaatregelen wat te kunnen verminderen;
- de eventueel vereiste bescherming van de bestaande en te behouden nutsleidingen en hun bijhorende installatie.
De aandacht van de aannemer wordt gevestigd op de aanwezigheid van onder andere enkele belangrijke nutsleidingen, met name een belangrijke transportleiding van TMVW, een persleiding van Aquafin en de afwatering van de N31 (sifon).
Punt 6°: de tekst in het standaardbestek 250 vervalt.
KEURING
ART. 27. § 2. KEURINGSMODALITEITEN
Punt 2° wordt aangevuld met de volgende bepalingen:
M.b.t. de werken waarvan de hoeveelheid in de opmeting in gewichtseenheid is aangegeven, verwittigt de aannemer tijdig de afgevaardigde van de aanbestedende overheid van de aankomst van die materialen op de bouwplaats. Voor deze materialen geldt volgende procedure:
- de vrachtwagens worden vol en ledig gewogen op een door de leidende ingenieur aanvaarde, erkende weeginstallatie, en in principe in tegenwoordigheid van een afgevaardigde van de aanbestedende overheid en de aannemer;
- al de onkosten betreffende het wegen vallen uitsluitend ten laste van de aannemer;
- de weegbulletins worden aan de afgevaardigde van de aanbestedende overheid overhandigd, van zodra de lading op de bouwplaats toekomt en vooraleer wordt begonnen met het lossen ervan;
- het verwerken van de materialen die niet werden gewogen, is verboden;
- al de uitgevoerde werken met materialen die niet zijn gewogen, worden geweigerd. Punt 3°:
De voetgangersbrug en de leuningen moeten in de werkhuizen van de fabrikant gekeurd worden. De keuring gebeurt overeenkomstig de bepalingen van het LIN 2003/16 Metaalconstructies. Alle hieraan verbonden activiteiten zijn een last van de aanneming
UITVOERINGSTERMIJNEN
ART. 28. § 1. BEVEL TOT UITVOERING EN LEIDING VAN DE WERKEN
De aannemer is ertoe gehouden de werken te voltooien binnen een termijn van 110 werkdagen te rekenen vanaf de dag aangeduid in het dienstbevel tot aanvang der werken.
ART. 28. § 2. GELIJKTIJDIG UIT TE VOEREN OPDRACHTEN
De tekst van het standaardbestek 250 wordt aangevuld met de volgende bepalingen:
De aannemer is ertoe gehouden de aanbestedende overheid onmiddellijk in te lichten wanneer er zich problemen met nutsleidingen voordoen.
Op verzoek van de aannemer kan de aanbestedende overheid, in de aanvangsfase(n) de werken onderbreken, teneinde de vergunninghoudende maatschappijen toe te laten hun leidingen en/of installaties aan te passen en/of te verplaatsen. In die periode van onderbreking mag de aannemer enkel werkzaamheden uitvoeren die noodzakelijk zijn om de verplaatsingswerken van leidingen en/of installaties door de vergunninghoudende maatschappijen mogelijk te maken. De periode van onderbreking zal door aanbestedende overheid per aangetekende brief aan de aannemer worden kenbaar gemaakt. De aannemer heeft geen recht op enige schadevergoeding van welke aard ook, uit hoofde van deze onderbreking.
ALGEMENE ORGANISATIE VAN DE BOUWPLAATS
ART. 30. § 1.
Aan de 1e alinea wordt volgende bepaling toegevoegd:
Gebruik van een zichtveldverbeterend systeem voor bedrijfsauto’s op tijdelijke en mobiele bouwplaatsen, in toepassing van art. 25, 4° van het KB van 25.01.2001
Alle bedrijfsauto’s die werken of leveringen verrichten op tijdelijke en mobiele bouwplaatsen moeten uitgerust zijn met een zichtveldverbeterend systeem. Met bedrijfsauto’s worden bedoeld de voertuigen en vrachtwagens met een maximaal toegestane massa van meer dan 3500 kg die werken of leveringen uitvoeren, met inbegrip van de voertuigen die dienen voor de uitvoering van werken maar ook op de openbare weg rijden. De specificaties waaraan het zichtveldverbeterend systeem moet voldoen, zijn beschreven in bijlage 6.2 van het Standaard Veiligheids- en Gezondheidsplan.
Aan de 2e alinea wordt volgende bepaling toegevoegd: Veiligheid en hygiëne
Voor zover als nodig wordt de aandacht van de aannemer gevestigd op ondermeer art. 2 van de collectieve arbeidsovereenkomst d.d. 14/02/80 van het Paritair Comité van het Bouwbedrijf, algemeen bindend verklaard door het KB d.d. 24/04/80 (BS d.d. 05/08/80) en de bepalingen van de C.A.O. d.d. 29/03/84, algemeen bindend verklaard door het KB d.d. 29/05/84 (BS d.d. 14/07/84), waardoor de aannemer instaat voor de melding van de werken van deze aanneming aan het Nationaal Actiecomité voor Veiligheid en Hygiëne in het Bouwbedrijf, met huidig adres: Xx. Xxxxxxxxxx 0 xx 0000 Xxxxxxx. De melding gebeurt minstens 15 dagen vóór aanvang der werken, met een meldingsformulier dat, verkrijgbaar is op bovenvermeld adres.
De voorafgaande kennisgeving wordt ten minste 15 dagen voor aanvang der werken toegestuurd aan de met toezicht inzake arbeidsveiligheid belaste ambtenaar van de F.O.D. “Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg” van West-Vlaanderen, Xxxxxxxxxxxxx 0 xx 0000 Xxxxxx.
Dragen van kledij met signaalfunctie (signaalkledij)
Het dragen van signaalkledij is verplicht voor iedereen die zich op de werf begeeft en voor iedereen die werkzaamheden verricht op en langs de openbare weg. Deze kledij dient te voldoen aan de eisen van het bijgevoegd artikel terzake.
De laatste zin van de bepalingen die in het standaardbestek zijn toegevoegd aan de 4de alinea wordt vervangen door:
“In het andere geval is de signalisatie van de door de aannemer gevraagde omlegging een aannemingslast”
Aan de 4e alinea worden volgende bepalingen toegevoegd in verband met verkeers- en minder-hinder- maatregelen:
Verkeersomlegging
- Het voetgangers- en fietserverkeer dient ten allen tijde in behoorlijke en veilige omstandigheden te gebeuren. De aannemer wordt er in dit verband op gewezen dat alle bouwputten en bouwsleuven dienen afgesloten te worden met een verticale afsluiting van 2 meter hoogte, zodanig dat de veiligheid van voetgangers, fietsers en andere weggebruikers is verzekerd.
Voor deze afsluitingen zijn geen aparte posten voorzien en zijn dus een last van de aanneming.
- Indien omwille van de werkzaamheden geen veilige doorgang voor voetgangers en fietsers kan gegarandeerd worden, zal de aannemer een duidelijke signalisatie voorzien en een omlegging via de fietstunnel in de Witte Molenstraat.
Dit is een last van de aanneming.
- De aannemer dient er steeds voor te zorgen dat de rijwegen en fietspaden zuiver zijn en vrij van grondresten en dergelijke.
- De aannemer zal tijdig (ten laatste 14 dagen vóór de aanvang van de verkeershinder) contact opnemen met de betreffende maatschappijen en besturen van het openbaar vervoer en schoolbusvervoer.
Fasering der werken
De aandacht van de aannemer wordt erop gevestigd dat de N31 een essentiële verbinding vormt tussen de E40 en de haven van Zeebrugge. Als dusdanig wordt deze gewestweg zeer intens gebruikt door vrachtvervoer van en naar Zeebrugge. Daarnaast vormt hij een belangrijke schakel in de ontsluiting van de kust, er is met andere woorden ook een belangrijk percentage toerisme gerelateerd verkeer dat gebruik maakt van de N31.
Algemene bindend randvoorwaarden voor de fasering van de werken
Het is een absolute voorwaarde dat gedurende de ganse duur van de werken er steeds 2 X 2 rijstroken beschikbaar zijn voor het doorgaand verkeer op de N31. De aannemer dient hiermee ten alle tijden rekening te houden bij de bepaling van zijn uitvoeringsmethode en de planning van de werken.
Enkel voor het plaatsen van de brug over de N31 is het de aannemer toegelaten het verkeer op de N31 te op 2 x 1 brengen op 1 baanvak en dit tijdens het weekend (vrijdagavond 21.00 tot zondagochtend 8.00h).
Deze fase zal voorafgaandelijk gepland worden in nauw overleg met de opdrachtgever, stad Brugge en de politiediensten. De communicatie hierover dient minstens 14 kalenderdagen voorafgaandelijk te gebeuren onder de vorm van aankondigingborden (4 stuks) en op aanwijzen van de leidend ambtenaar.
Beschrijving werkfasering en de begeleidende verkeersmaatregelen:
Voor het uitvoeren van de middenpijler is het de aannemer toegestaan het verkeer op de N31 terug te brengen op twee versmalde rijstroken (3 meter) in elke richting.
Zie hiervoor ook het faseringsplan. Deze fase dient in duurtijd tot een minimum beperkt te worden. Het project is globaal in 5 fasen op te splitsen:
Fase 1
Ten oosten van de N31, op de plaats waar het nieuwe voetpad en fietspad zal worden gerealiseerd, komt in deze fase een voorlopige doorgang in steenslag. Zo wordt de doorgang voor de fietsers en voetgangers gegarandeerd. Later – in de 5e fase – wordt deze steenslaglaag genivelleerd voor de afwerking.
Ten westen van de N31, worden de fietsers en voetgangers tijdelijk omgeleid via de Graaf Xxxxxx xx Xxxxxxxxx naar de Witte Molenstraat.
Fase 2
Nu worden de funderingen voor de brug gerealiseerd. In deze fase blijven 2 x 2 rijstroken beschikbaar voor het doorgaand verkeer van de N31. Voor de bouw van de middelste fundering worden de rijstroken lokaal wat verlegd en afgeschermd mbv tijdelijke verkeersgeleiders van het type New Jersey en duidelijke signalisatie.
Fase 3
Plaatsen van de pijlers van de brug.
Fase 4
Montage van de brug. Op te splitsen in twee fasen a & b om de twee helften te kunnen bouwen.
Fase 5
Nu worden de rijweg, de voetpaden en de fietspaden afgewerkt. Tijdens deze fase worden de fietsers en voetgangers ten westen van de N31 omgeleid via de Domeindreef. De fietsers en voetgangers ten oosten van de N31 worden omgeleid via de Koning Xxxxxx X -laan.
De aanbestedende overheid kan eventueel ingaan op een voorstel van de aannemer tot aanpassing van deze fazen en/of tot omlegging van het verkeer indien blijkt dat dit voorstel gunstiger is voor het verkeer en de omwonenden. Enkel de aanbestedende overheid beslist hierover.
De eventuele vereiste wegmarkeringen die noodzakelijk worden geacht voor de tijdelijke verkeersfazen, worden uitgevoerd door de aannemer. Dit vormt een aannemingslast.
Signalisatie
De signalisatie binnen de werfzone, in de ruime zin van het woord, de bebakening, afsluitingen rond de bouwputten, de signalisatie e.d, inbegrepen, het leveren, huren, onderhouden, instandhouden, afdekken en verwijderen ervan, zijn een last van de aanneming.
Het leveren, plaatsen, onderhouden en wegnemen van de tijdelijke verkeersgeleiders, tijdelijke verhardingen en tijdelijke inrichtingen, is eveneens een last van de aanneming.
Extra aandacht wordt gevestigd op het feit dat alle werken en kosten verbonden met het eventueel realiseren van een doorsteek door de middenberm dienen inbegrepen te zijn in de posten (signalisatie, belijningen, verhardingen, …).
Per uitvoeringsfase dient de aannemer zowel voor het doorgaand verkeer langs de werf als voor de omleidingswegen een verkeerssignalisatieplan met de bijhorende wegmarkeringen e.d., voorafgaandelijk ter goedkeuring voor te leggen aan de bouwheer. Tevens is een nota bij te voegen waarin duidelijk wordt weergegeven hoe de werken worden georganiseerd. Het opmaken van de verkeerssignalisatieplannen en de bijbehorende nota’s zijn een last van de aanneming.
De werken mogen slechts aanvatten na goedkeuring van de verkeersregeling en de verkeerssignalisatie. De wegsignalisatie moet in overeenstemming zijn met de geldende ministeriële besluiten, omzendbrieven en latere aanvullingen ervan.
Verkeershinder
Uiterlijk 21 kalenderdagen voor de aanvang van een volgende werkfase bezorgt de aannemer de nodige gegevens in verband met de te verwachten verkeershinder bij uitvoering van de werken.
Deze gegevens zijn de volgende :
- een voorstel van begin- en einddatum der werken met verkeershinder (gekoppeld aan de aanvangsdatum);
- fasering (indien afwijkend van deze zoals in dit bestek vooropgezet) met opgave van de voorlopige en geschatte begin- en einddatum;
- de naam en de coördinaten van een aanspreekpunt voor de aanbestedende overheid (zie ook art. 35) beschikbaar vanaf 14 dagen vóór aanvang van de voorgestelde verkeershinder tot het einde ervan.
De opmaak van deze gegevens gebeurt na voorafgaand overleg met de aanbestedende overheid en de lokale politie.
Al de documenten worden in drie exemplaren ingediend. Opmerkingen worden door de aanbestedende overheid binnen de week schriftelijk aan de aannemer overgemaakt.
Uiterlijk 10 dagen vooraf worden de werkelijke begin- en einddatum van de werken met verkeershinder meegedeeld.
Onvoorziene afwijkingen aan faseringen en/of einddatum worden onmiddellijk telefonisch meegedeeld, met bevestiging per fax of e-mail.
Verwijderen van signalisatie van de bouwplaatsen, na beëindiging van de werken
Binnen de 24 uren na beëindiging van de werken (of een fase), zal de aannemer de signalisatie van de bouwplaats met inbegrip van de borden tot aanduiding van de bouwplaats (bord van de bouwheer) verwijderen van het openbaar domein. Indien hieraan niet wordt voldaan, zullen deze worden verwijderd door toedoen van de aanbestedende overheid. De kostprijs hiervan wordt forfaitair vastgesteld op 500,- EUR per bord en 25,- EUR per baken, en zal worden afgehouden bij de afrekening van de werken.
Aan de 6e alinea van paragraaf 1. worden volgende bepalingen toegevoegd om schade te voorkomen aan
de installaties van concessiehouders en/of nutsmaatschappijen:
De aanneming wordt gekruist door verschillende leidingen, kabels en andere installaties van openbaar nut. Bij de aanbestedingsbescheiden zijn plans gevoegd met aanduiding van de vermoedelijke ligging van de nutsleidingen. Deze informatie is afgeleid van de gegevens verstrekt door de concessiehoudende diensten en is louter informatief en zonder waarborg.
Van zodra de aannemer het bericht ontvangen heeft dat het werk hem is toegewezen, vraagt hij aan de concessiehoudende diensten welke boven- of ondergrondse leidingen, kabels of andere installaties zij bezitten langs het tracé der werken en vraagt hij de meest recente plans van hun installaties aan. Naast de maatschappijen vermeld op de plans zal de aannemer eveneens een schrijven richten aan het gemeente- of stadsbestuur waarin hij de vraag stelt naar de mogelijke ligging van nutsleidingen door andere nutsmaatschappijen over het tracé van de werken. Teneinde deze plans te controleren en eventueel aan te passen zal de aannemer op alle nodige plaatsen overgaan tot het uitvoeren van sonderingen om de juiste ligging van de leidingen te bepalen. Hij zal hiertoe de leidend ambtenaar tijdig verwittigen en zijn resultaten op plan brengen. De uitvoering van deze sonderingen is een last van aanneming.
Van zodra deze sonderingswerken beëindigd zijn, en in elk geval vóór de aanvang der werken, belegt de bouwheer een coördinatievergadering waarop de leidend ambtenaar, een afgevaardigde van de gemeente of stad, de exploitanten van de nutsleidingen, de veiligheidscoördinator verwezenlijking en de aannemer uitgenodigd worden. Op deze vergadering wordt door de aannemer een planning voorgelegd die toelaat de voorziene vooruitgang van de werken te kennen.
Tevens zal de aannemer de bouwheer per aangetekend schrijven op de hoogte brengen van alle te verplaatsen nutsinstallaties, welke contractueel niet ten zijne laste vallen, ten einde de nodige schikkingen te kunnen treffen met de concessiehoudende diensten.
Het is echter een beslissing van de bouwheer of en welke nutsleidingen zullen verplaatst worden.
De coördinatie van de te verplaatsen nutsinstallaties is een last van de aanneming, daartoe zal de aannemer tijdens de uitvoering van het werk de concessiehoudende diensten op de hoogte houden van het verloop van zijn uitvoering en hij zal met de exploitanten de nodige schikkingen treffen om de aanwezige installaties in goede staat te houden of te laten verplaatsen. De uitvoeringsmoeilijkheden, veroorzaakt door de aanwezige kabels, leidingen of andere installaties, kunnen in geen geval door de aannemer ingeroepen worden om een prijsherziening of termijnverlenging te bedingen.
In elk geval is de aannemer alleen verantwoordelijk voor alle aan de nutsleidingen veroorzaakte schade, welke ook de oorzaak van de schade is (bv. breuk t.g.v. lasten werfverkeer, verdichten of afrukken van kabels of leidingen) en ongeacht de plaats waar de leidingen zich bevinden (in of op geringe afstand onder de wegkoffer, in onmiddellijke nabijheid van sleuven en bouwputten e.d.). Alle voorzorgsmaatregelen hiertoe nodig, zijn voor rekening van de aannemer.
De aannemer wordt er uitdrukkelijk op gewezen dat geen enkele ondergrondse leiding, kabel, e.d. in de kunstwerken, funderingen, grondstabilisatie, groutwanden en andere constructies mag ingewerkt of ingestort worden, zonder uitdrukkelijke toelating van de betreffende nutsmaatschappij en van de bouwheer.
De aannemer dient alle merktekens, sleutelmonden, deksels van de ondergrondse netten van nutsvoorzieningen e.d. als last van zijn aanneming op hoogte te brengen. Hij zal hiertoe contact opnemen met de betrokken maatschappijen.
Voor de voorlopige oplevering dient de aannemer een attest voor te leggen van de maatschappijen welke de nutsleidingen beheren, waarin wordt bevestigd dat alle merktekens op hoogte gebracht zijn.
Aan paragraaf 1 worden volgende bepalingen toegevoegd in verband met te nemen
milieuzorgmaatregelen.
Algemene bepalingen
Gedurende de werken houdt de aannemer zich aan de voorschriften zoals deze bepaald zijn in VLAREM I en II.
Het is de aannemer ten strengste verboden afvalstoffen te laten rondslingeren, te sluikstorten, te verbranden, te begraven e.d. op de werf en in de nabijheid van de werf, zelfs wanneer de eigenaar van het perceel hiervoor gebeurlijk de goedkeuring zou geven.
De aannemer zal op de werf alle voorzorgsmaatregelen nemen ter voorkoming van grondverontreiniging door oliën of brandstoffen.
In het veld opgestelde machines (o.a. bemalingspompen, groepen e.d.) en voorraadtanks zijn met passende lekbeveiligingsconstructies uit te rusten (conform de VLAREM-voorschriften).
Geluids- en trillingshinder moeten op de werf worden beperkt. Hiervoor wordt verwezen naar de richtlijnen “Bouwmateriaal en Bouwmachines” van de Europese Gemeenschap en overgenomen door het Besluit Vlaamse Executieven van 30-07-1992.
Inbreuken hierop kunnen aanleiding geven tot het onmiddellijk stilleggen van de werf en onmiddellijke verwijdering van de werf van de verontreinigende toestellen en machines.
Afvalstoffen
Selectieve en gescheiden inzameling van afvalstoffen en bouwafval op de werf
De aannemer is verplicht op een selectieve wijze bouw- en wegenisonderdelen te slopen en op een gescheiden wijze te verzamelen en af te voeren, inclusief het op selectieve wijze inzamelen van afvalstoffen. De selectieve inzameling is minstens op elke werf te voorzien voor de volgende fracties: gevaarlijk afval
schoon puin (niet verontreinigd) metaal
restfractie
De selectieve inzameling geschiedt in hiervoor geschikte containers en/of andere zakverpakkingen. Elke container of zakverpakking dient voorzien te worden van een duidelijk en blijvend opschrift. Gevaarlijk afval moet op wettelijke wijze worden opgeslagen en afgevoerd.
Selectieve sloop
De aannemer dient de deelfracties van het puin en afval met volgende rangorde van prioriteiten te behandelen en/of te verwerken:
1. rechtstreeks hergebruik op de werf
2. recyclagebedrijf
3. sorteerbedrijf
4. storten of verbranden
Door de aannemer is voor elk van de afvalstoffen en puin vóór de aanvang van de werken een planvoorstel inzake afvoer en behandeling aan de bouwheer ter goedkeuring voor te leggen.
Afvoer van afvalstoffen en puin
De aannemer staat in voor de selectieve afvoer van alle afvalstoffen naar een erkend sorteer- en recyclagebedrijf of stortplaats.
Alle puin is door de aannemer rechtstreeks af te voeren naar een puinbreekinstallatie.
De aannemer dient ter bewijsvoering een kopie van elke vervoerbon of stortbon aan de bouwheer over te maken.
Aan paragraaf 1 worden volgende bepalingen toegevoegd in verband met het verzekeren van wachtdienst 24/24 uur:
Voor de gehele duur van onderhavige werken is door de aannemer een wachtdienst te organiseren. De aannemer zal hiertoe vóór de start van de werken zijn noodtelefoonnummer mededelen waarop hij 24/24 uur bereikbaar is, inbegrepen op zaterdag-, zondag- en feestdagen, vakantieperiodes e.d. De aannemer zal er zorg voor dragen dat na ontvangst van een noodoproep er binnen het uur een interventieploeg op de werf aanwezig kan zijn. Alle lasten en kosten i.v.m. de verzekering van deze wachtdienst zijn een last van aanneming. Bij niet-bereikbaarheid van de aannemer zal bij noodgevallen de bouwheer om de tussenkomst van derden vragen en de hieraangekoppelde kosten ten laste van de aannemer doorrekenen.
ART. 30 § 3. LOKALEN TER BESCHIKKING GESTELD VAN DE AANBESTEDENDE OVERHEID
Directiekeet
1. Inrichting
De ter beschikking te stellen lokalen zijn ondergebracht in een dubbelwandige keet, die voorzien is van stromend water, verlichting, verwarming, en van een WC met waterspoeling. Aan de buitenzijde dient een kastje aangebracht waar, achter een afsluitbare gaas, de bouwvergunning (tot 3 blz A4) kan uitgehangen worden.
De keet omvat de volgende lokalen:
- Twee burelen en een vergaderlokaal
De oppervlakte van een bureel of vergaderlokaal bedraagt minstens 12 m².
2. Meubilair
De lokalen worden volgens hun bestemming uitgerust met het volgende meubilair:
- voor bureel: een bureau, drie stoelen, twee kasten en een tafel;
- voor vergaderlokaal: twee grote tafels en zes stoelen..
3. Kantooruitrusting aanwezig in de keet
- Telefoon
De aannemer verbindt de directiekeet met het telefoonnet. Deze verbinding is in orde ten laatste 2 dagen voor de aanvang der werken.
- Telefaxtoestel
In de directiekeet is een telefaxtoestel aangesloten op het telefoonnet, maar op een ander nummer dan het telefoontoestel.
In de directiekeet is een telefaxtoestel aanwezig dat kan aangesloten worden via de GSM.
- Fotokopieerapparaat
In de directiekeet is een fotokopieerapparaat aanwezig met bladformaten A4 en A3.
- Bureelbenodigdheden: formulieren voor postenboek en opmaken van betaalstaten, papier ten behoeve van voornoemde kantooruitrusting, kleur- en markeerstiften, en andere benodigdheden.
De aannemer verbindt de directiekeet met internet door middel van een breedbandverbinding. In de directiekeet is een router met minstens vier outlets aanwezig die verbonden kan worden met de internetaansluiting.
ART. 31. TRACÉ VAN HET WERK - REFERENTIEPEIL
Voor de aanvang van de werken voorziet de aannemer 2 gematerialiseerde referentiepunten op de uiterste grenzen van de aanneming gelegen buiten de invloedszone van de werken. Deze referentiepunten worden ingemeten in XY dmv een GPS-meting (2 x RTK, dt = 4 uur) en hoogte bepaald t.o.v. het TAW- referentiestelsel. De referentiepunten zijn voldoend duurzaam om gedurende de ganse duur van de werken als referentiepunt te kunnen fungeren (bv in betonnen sokkel). Na controle en goedkeuring door de landmeter(s) van de bouwheer kunnen deze referentiepunten verder gebruikt worden om het werken uit te zetten.
AFBRAAKMATERIAAL
ART. 33. MATERIALEN DIE EIGENDOM BLIJVEN VAN DE AANBESTEDENDE OVERHEID
Voor de beschrijving van de materialen zie II-6.2 en IV-1.1.2 van het Standaardbestek 250.
PERSONEEL VAN DE AANNEMING
ART. 35
Bij de aanvang van de werken geeft de aannemer de naam en de coördinaten op van zijn vertegenwoordiger op de bouwplaats, die gemachtigd is de werken te leiden en het dagboek van de werken te tekenen. Deze vertegenwoordiger heeft minstens drie jaar ervaring in wegenwerken en heeft minstens een opleiding graduaat bouw gevolgd.
De vertegenwoordiger is gedurende de ganse uitvoeringstermijn bereikbaar en moet de werfvergaderingen bijwonen. Op eenvoudige uitnodiging neemt hij ook deel aan elke bijkomende door de aanbestedende overheid nodig geachte bespreking of overlegvergadering.
De vertegenwoordiger van de aannemer is minstens 8 halve dagen per week aanwezig op de bouwplaats. De vertegenwoordiger van de aannemer is continu aanwezig op de bouwplaats tijdens de fazen van de werken die ‘s nachts en/of tijdens het weekend uitgevoerd worden.
ART. 38. VERZEKERINGEN
Voor dit werk moet een verzekeringspolis “alle bouwplaatsrisico’s” afgesloten worden. Hiervoor is een aparte post voorzien in de meetstaat.
WIJZIGINGEN AAN DE OPDRACHT
ART. 42. § 2. OVEREEN TE KOMEN PRIJZEN
Aan de eerste alinea van deze paragraaf wordt volgende bepaling toegevoegd:
Door zijn offerte aanvaardt de aannemer de toepassingsregels van de CMK-2003 – Kostenschaal voor aannemersmateriaal, zoals vastgesteld in de omzendbrief van 15 september 2006 voor het berekenen van de uurkosten van aannemersmaterieel bij het opstellen van verrekeningen, schadeclaims en herzieningen van de overeenkomst en dit voor zoverre bij het opstellen van de overeen te komen prijzen geen beroep kan worden gedaan op de aanbestedingsprijzen, samenstellende delen van aanbestedingsprijzen, prijzen overeengekomen op basis van aanbestedingsprijzen, prijzen van vergelijkbare werken of courant gangbare prijzen.
Overeenkomstig de bepalingen van de omzendbrief worden bij verrekeningen de materiaalkosten bepaald op de datum van de aanbesteding en blijven zij onveranderd gedurende de ganse duur van de aanneming. Een uitzondering hierop vormen de brandstofkosten, die aangerekend worden aan de kostprijs geldend in de periode waarin de werken werden uitgevoerd. De totale kostprijs wordt vervolgens in de verrekening herleid naar datum van aanbesteding door deling door de herzieningscoëfficiënt van de uitvoeringsmaand bepaald volgens artikel 13.§1. De aldus bekomen waarde wordt in de betaalstaat in rekening gebracht.
De aannemer moet binnen de 15 kalenderdagen schriftelijk antwoorden op de vraag om prijsverantwoording. Indien deze termijn wordt overschreden wordt een PV van vaststelling opgemaakt. Bij het uitblijven van enige reactie van de aannemer wordt de verrekening ambtshalve opgesteld met, zonodig, ambtshalve vastgestelde prijzen.
ART. 42. § 4.
Voor de toepassing van deze paragraaf wordt, in voorkomend geval, geen rekening gehouden met posten die een vermoedelijk te besteden som (VH) bevatten voor de terugbetaling van afgiftekosten (transfergelden) en onvoorziene werken (VS).
Voor het desgevallend niet en/of minder uitvoeren van in de meetstaat opgenomen vermoedelijke hoeveelheden voor de hierna vermelde posten heeft de aannemer geen recht op een forfaitaire vergoeding van 10%:
Posten 1 t.e.m. 16; 85 t.e.m. 95; 97
De motivering van deze afwijking is dat voor deze posten de werkelijk uit te voeren hoeveelheden voorafgaandelijk niet juist zijn vast te stellen (opbraak restmaterialen, facultatieve posten zoals vervangen van slechte gronden e.d.).
EINDE VAN DE OPDRACHT - OPLEVERINGEN
ART. 43. § 2. VOORLOPIGE OPLEVERING
De waarborgtermijn wordt vastgesteld op 3 jaar.
II. TECHNISCH GEDEELTE
A Technische voorschriften in toepassing van het Standaardbestek 250
HOOFDSTUK II ALGEMENE BEPALINGEN
7 CATEGORIEËN VAN WEGEN EN BOUWKLASSEN
7.1 WEGCATEGORIEËN
De in deze aanneming aan te leggen wegen zijn: Tillegemstraat: lokale weg.
7.3 BOUWKLASSEN
De wegen (rijbanen en verharde zijstroken) van deze aanneming worden ingedeeld bij de bouwklasse: B10.
De fietspaden op gewestwegen worden ingedeeld bij de bouwklasse BF. In sommige technische voorschriften wordt ook een onderscheid gemaakt tussen aanliggende en vrijliggende fietspaden. De in deze aanneming aan te leggen fietspaden zijn: vrijliggend.
HOOFDSTUK III MATERIALEN
7 STEENSLAG, ROLGRIND, RUWE STEEN EN BROKKEN PUIN
7.1.2.9 Steenslag voor bitumineuze mengsels
Bepalingen B. en C. vervallen en worden vervangen door:
B. Afmetingen van de granulaten
De doorval door de zeef van 0,063 mm voldoet voor alle korrelmaten aan de eisen van categorie II volgens PTV 400.
C. Vorm van de granulaten
De vorm van de granulaten voldoet aan de eisen van categorie II volgens PTV 400 voor stenen voor AB, en aan de eisen van categorie I volgens PTV 400 voor stenen voor SMA en ZOA.
11 KOOLWATERSTOFPRODUCTEN
GEZUIVERD TRINIDADASFALT
Toevoegen:
De kenmerken van Trinidadasfalt worden bepaald op de zeefrest op de zeef van 0,063 mm, na zeving volgens NBN EN 933-1.
In de tabel wordt de eis van de verwekingstemperatuur gewijzigd in:
Kenmerken | Eenheden | Trinidadasfalt |
Verwekingstemperatuur | °C | 92 tot 100 |
12 METAALPRODUCTEN
12.4 ONDERDELEN VAN GIETIJZER OF VORMGIETSTAAL
Toevoegen:
12.4.3. Straatkolken met rooster
PRODUCTEISEN
De eisen zijn vastgelegd in de norm NBN-EN 124 “Afdekkings- en afsluitingsinrichtingen voor verkeerszones die worden gebruikt door voetgangers en voertuigen. - Bouwbeginselen, Typeproeven, Markering, Kwaliteitscontrole” - 1e uitgave, augustus 1994.
VORM EN AFMETINGEN VAN DE STRAATKOLKEN MET ROOSTER
De straatkolken met rooster hebben een vorm en afmetingen overeenkomstig aanduiding op de plannen.
CLASSIFICATIE
De straatkolken behoren tot de klasse D400.
Materialen en toleranties
- Gietijzer voor de roosters, voor de klassen C-250, D-400, E-600 en F-900 voldoet aan de eisen van de klassen:
EN-JGS-500-7 of
EN-JGS-600-3 (van NBN-EN-1563).
- Gietijzer voor de kuip van de straatkolk- of voor het raam - voldoet, bij dikten volgens kolom (1) van onderstaande tabel, aan de eisen van de klasse
EN-GJL-200 of EN-JGS-500-7 of
EN-JGS-600-3 (van NBN-EN-1563).
Bij dikten volgens kolom (2) voldoet het gietijzer aan de eisen van de klasse EN-JGS-500-7 of
EN-JGS-600-3 (van NBN-EN-1563)
Breedte | Lengte | Hoogte | Dikte (1) | Dikte (2) |
230 | 650 | 550 | 12 | 10 |
290 | 750 | 400 | 15 | 12 |
000 | 000 | 000 | 15 | 12 |
490 | 490 | 600 | 15 | 12 |
490 | 650 | 400 | 15 | 12 |
Eventuele bouten of pinnen voor vergrendelen of verankeren van de onderdelen zijn van corrosievast staal - kwaliteit A2 - volgens de norm - reeks NBN-EN ISO-3506-1 tot en met NBN-EN-ISO-3506-3. De toleranties op de afmetingen beantwoorden aan de eisen van de norm ISO 8062 - klasse CT 10.
16.1 GEGOTEN VOEGVULLINGSPRODUCTEN
16.1.1. Warm verwerkte voegvullingsproducten
De bepalingen waaraan de warm verwerkte voegvullingsproducten moeten voldoen, vervallen en worden vervangen door de volgende bepalingen:
- verwekingspunt Ring en Kogel > 85°C
- percentage vloei bij verticale vloeiproef ≤ 20
- indringing bij ponsproef ≤ 10 mm
- rek- en hechtvermogen (-20°C, 5 mm rek) ≤ 0,75 N/mm²
23.2 BETONSTRAATSTENEN
Toevoegen: “De betonstraatstenen zijn bestand tegen dooizouten, zoals bepaald in § 7.4 van PTV 21-311.”
De titel “23.2.- Monsterneming” vervalt en wordt vervangen door “23.2.1. Monsterneming”.
24.60. MOF VOOR HUIS- OF STRAATKOLKAANSLUITING OP DE RIOLERING
Eveneens toegelaten:
De flexibele aansluitmof voor aansluitingen op riolen welke een rubberen verbindingsman-chette is die instaat voor een waterdichte elastische aansluiting van een PVC- of grèsbuis op het riool.
24.60.1. Vorm en afmetingen
De flexibele aansluitmof bestaat uit:
- een mofstuk in EPDM-rubber voorzien van een uitwendige stootrand welke verhindert dat de aansluitmof te ver in de hoofdbuis steekt, een inwendige stootrand verhindert dat de aan te sluiten buis door de mof kan schuiven. De mof moet een hoekverdraaiïng van 7° kunnen opvangen.
- een inwendige spanring voor waterdichte aansluiting van de mof op het riool.
- een uitwendige spanbeugel voor waterdichte aansluiting van PVC- of grèsbuis van diameter 100-125- 150 en 200.
24.60.2. Materialen
- de mof is in EPDM-rubber met een Shore A-hardheid van 50 " 5;
- de spanringen en -beugel zijn in (niet magnetisch) roestvrij staal kwaliteit 1.4310- NBN EN 10088 - deel 2.
24.60.3. Chemische weerstand
De chemische weerstand van de aansluitmof is volgens DIN 4060.
24.60.4. Waterdichtheid
De flexibele aansluitmof moet een waterdichtheid verzekeren van 10 m WK (geen merkbaar lekdebiet gedurende een proefperiode van 15 minuten).
32. GEPREFABRICEERDE LIJNVORMIGE ELEMENTEN VAN BETON VOOR WEGENBOUW
Toevoegen: “De lijnvormige elementen zijn bestand tegen dooizouten, zoals bepaald in § 7.4 van PTV 21-411.”
51. GEPREFABRICEERDE AFVOERGOTEN MET METALEN ROOSTER
51.1. VORM EN AFMETINGEN
De vorm en afmetingen staan op de plannen vermeld.
54. BEKLEDINGSMATERIAAL VOOR NIET-INWENDIG VERLICHTE VERKEERSBORDEN
54.2. KENMERKEN
54.2.1. DAGZICHTBAARHEID (= KLEUR EN LUMINANTIEFACTOR PER KLEURSOORT)
54.2.1.1. RETROFLECTEREND BEKLEDINGSMATERIAAL
De eerste tabel wordt vervangen door:
Kleur | Coördinaten van de hoekpunten | Minimumwaarde van de luminantiefactor | ||||||
1 | 2 | 3 | 4 | type 1 | type 2 | type 3 | ||
wit | x y | 0,305 0,315 | 0,335 0,345 | 0,325 0,355 | 0,295 0,325 | 0,35 | 0,27 | 0,40 |
geel | x y | 0,494 0,505 | 0,470 0,480 | 0,513 0,437 | 0,545 0,454 | 0,27 | 0,16 | 0,24 |
fluo geel | x y | 0,521 0,424 | 0,557 0,442 | 0,479 0,520 | 0,454 0,491 | (-) | (-) | 0,38 |
fluo citroengeel | x y | 0,387 0,610 | 0,460 0,540 | 0,438 0,508 | 0,376 0,568 | (-) | (-) | 0,70 |
Kleur | Coördinaten van de hoekpunten | Minimumwaarde van de luminantiefactor | ||||||
oranje | x y | 0,610 0,390 0,595 0,351 0,735 0,265 0,110 0,415 0,455 0,397 0,130 0,090 | 0,535 0,375 0,645 0,355 0,700 0,250 0,170 0,415 0,523 0,429 0,160 0,090 | 0,506 0,404 0,570 0,429 0,610 0,340 0,170 0,500 0,479 0,373 0,160 0,140 | 0,570 0,429 0,531 0,414 0,660 0,340 0,110 0,500 0,558 0,394 0,130 0,140 | 0,17 | 0,14 | 0,14 |
fluo oranje | x y | (-) | (-) | 0,20 | ||||
rood | x y | 0,05 | 0,03 | 0,03 | ||||
groen | x y | 0,04 | 0,03 | 0,03 | ||||
bruin | x y | 0,04 | 0,03 | (-) | ||||
blauw | x | 0,01 | 0,01 | 0,01 | ||||
y |
De tweede tabel wordt vervangen door:
Kleur | Coördinaten van de hoekpunten | Minimumwaarde van de luminantiefactor | |||||
1 0,355 0,355 0,545 0,454 0,521 0,424 0,387 0,610 0,610 0,390 0,595 0,351 0,735 0,265 0,007 0,703 0,455 0,397 | 2 0,305 0,305 0,487 0,423 0,557 0,442 0,460 0,540 0,535 0,375 0,645 0,355 0,674 0,236 0,248 0,409 0,523 0,429 | 3 0,285 0,325 0,427 0,483 0,479 0,520 0,438 0,508 0,506 0,404 0,570 0,429 0,569 0,341 0,177 0,362 0,479 0,373 | 4 0,335 0,375 0,465 0,534 0,454 0,491 0,376 0,568 0,570 0,429 0,531 0,414 0,655 0,345 0,026 0,399 0,558 0,394 | type 1 | type 2 | type 3 | |
wit x y | 0,35 | 0,27 | 0,40 | ||||
geel x y | 0,27 | 0,16 | 0,24 | ||||
fluo geel x y | (-) | (-) | 0,38 | ||||
fluo citroengeel x y | (-) | (-) | 0,70 | ||||
oranje x y | 0,17 | 0,14 | 0,20 | ||||
fluo oranje x y | (-) | (-) | 0,20 | ||||
rood x y | 0,05 | 0,03 | 0,03 | ||||
groen x y | 0,04 | 0,03 | 0,03 | ||||
bruin x y | 0,04 | 0,03 | (-) |
Kleur | Coördinaten van de hoekpunten | Minimumwaarde van de luminantiefactor | |||||
blauw x y | 0,078 0,171 | 0,150 0,220 | 0,220 0,409 | 0,137 0,038 | 0,01 | 0,01 | 0,01 |
63. ZADEN
63.2. SAMENSTELLING VAN ZADENMENGSELS VOOR NATUURTECHNISCHE MILIEUBOUW
Zaadmix:
Festuca arundinacea (Rietzwenkgras) 45% Poa pratensis (Veldbeemdgras) 45% Agrostis tenuis (Gewoon struisgras) 10%
90. MARKERINGSPRODUCTEN
90.1. ALGEMEEN
90.1.1. KLEUR VAN HET MARKERINGSPRODUCT
Onderaan bij te voegen:
“De kleurcoördinaten x en y van wegenverf moeten beantwoorden aan de specificaties vermeld in goedkeurings-en certificatieleidraad G0023 van de BUtgb.
De kleurcoördinaten x en y van thermoplasten moeten beantwoorden aan de specificaties vermeld in goedkeurings-en certificatieleidraad G0024 van de BUtgb.”
90.1.2. LUMINANTIEFACTOR VAN HET MARKERINGSPRODUCT
De tekst onder de tabel wordt vervangen door:
“Koudplasten dienen minstens volgende waarden van de luminatiefactor te halen:
- voor witte markeringen: 0,80
- voor gele markeringen: 0,40.
De luminantie van wegenverf moet beantwoorden aan de specificaties vermeld in goedkeurings-en certificatieleidraad G0023 van de BUtgb.
De luminantie van thermoplasten moet beantwoorden aan de specificaties vermeld in goedkeurings-en certificatieleidraad G0024 van de BUtgb.
Voor de vaststelling van de luminantiefactor in het laboratorium worden de markeringsproducten niet nabestrooid.”
90.2. WEGENVERF
90.2.1. BESCHRIJVING
Toevoegen: “De beoordeling van de markering steunt niet op resultaatseisen, derhalve moet de aan te brengen wegenverf voorafgaandelijk gekeurd worden.”
90.2.2. KENMERKEN
De volledige tekst vervalt en wordt vervangen door: “Wegenverf moet beantwoorden aan de specificaties vermeld in goedkeurings- en certificatieleidraad G0023 van de BUtgb.”
90.2.3. Proeven
90.2.3.2. Uit te voeren proeven
De volledige tekst vervalt en wordt vervangen door: “De kenmerken onder 90.1. en de kenmerken uit de goedkeurings- en certificatieleidraad G0023 van de BUtgb worden beproefd.”
90.3. KOUDPLASTEN
90.3.1.5. Houdbaarheid bij opslag
De tekst vervalt integraal.
90.3.2.1. Monsterneming
Er wordt geen 4de monster genomen.
90.3.2.2. Uit te voeren proeven
De zin vervangen door: “Alle kenmerken vermeld onder 90.1 en 90.3.1. worden beproefd.”
90.4. THERMOPLASTEN
90.4.1. Beschrijving
De volledige tekst vervalt en wordt vervangen door: “Thermoplasten moeten beantwoorden aan de specificaties vermeld in goedkeurings- en certificatieleidraad G0024 van de BUtgb.”
90.4.2. Proeven
90.4.2.2. Uit te voeren proeven
De zin vervangen door: “De kenmerken onder 90.1. en de kenmerken uit de goedkeurings- en certificatieleidraad G0024 van de BUtgb worden beproefd.”
90.5. VOORGEVORMDE MARKERINGEN
90.5.1. Beschrijving
Nieuwe bepaling 90.5.1.4. toevoegen:
90.5.1.4. U.V.-Veroudering
De luminantiefactor mag hoogstens met 0,10 gedaald zijn na de blootstelling vermeld in XIV-3.90.5.
90.5.2.1. Monsterneming
Er wordt geen 4de monster genomen.
90.5.2.2. Uit te voeren proeven
De zin vervangen door: “Alle kenmerken vermeld onder 90.1 en 90.5.1. worden beproefd.”
90.6. VERWIJDERBARE WEGMARKERINGEN (TOEGEVOEGD ARTIKEL)
1. Omschrijving
Voor de tijdelijke wegmarkeringen tijdens uitvoering van de werken dient de aannemer verplicht gebruik te maken van verwijderbare wegmarkeringen. Het betreft een sterk retroreflecterende, voorgevormde wegmarkeringstape. Ze heeft een wafelstructuur en is zichtbaar bij regenweer. De kleur is geel/oranje.
Dit product voldoet aan de eisen van het standaardbestek 250, gebaseerd op de norm EN 1436.
2. Samenstelling
- stroefheidsbestanddelen
- glas- en keramische parels
- pulyurethaan toplaag
- polymeer drager
- polyester netversteviging
- drukgevoelige lijmlaag
Deze markeringen worden gekenmerkt door een goede verwijderbaarheid als gevolg van de ingebouwde versteviging.
3. | Specificaties | ||
Initiële | dagzichtbaarheid: | ≥100 mcd.m-².lx-1 | d.w.z. ≥ Q2 |
Initiële | nachtzichtbaarheid*: | ||
bij droog weer: ≥ 300 mcd.m-².lx-1 d.w.z. ≥ R5 |
bij regenweer: | ≥ 75 mcd.m-².lx-1 | N.A. |
Stroefheid: | ≥ 55SRT | d.w.z. ≥ S3 |
Geometrie: | LTL |
* Typische, maar niet gegarandeerde, initiële waarden schommelen rond 450 mcd.m-².lx-1 bij droog weer en rond 150 mcd.m-²lx-1 bij regenweer.
4. Toepassing
Deze tijdelijke wegmarkeringstapes worden toegepast als langsmarkeringen of als configuratie op alle bereden en onbereden weggedeeltes en op alle wegverhardingen worden aangebracht volgens de richtlijnen van de fabrikant.
Deze markeringen moeten worden aangebracht en verwijderd worden volgens onderstaande procedure.
A. Aanbrengprocedure
- De ondergrond moet droog, vuil- en vetvrij zijn en mag niet afbrokkelen. Indien nodig dient de aannemer voorafgaand de te markeren zone te reinigen en te drogen met de hiervoor geëigende apparatuur.
- De minimum aanbrengtemperatuur van de lucht en het wegdek is 5°C.
- Vooreerst wordt een primer aangebracht die men laat drogen tot bij aanraking geen draden meer worden gevormd.
- Vervolgens wordt de voorgevormde wegmarkering aangebracht.
- De aangebrachte markering wordt onmiddellijk aangedrukt op het wegdek door minimaal 3 maal met een aandrukroller met een minimaal gewicht van 100 kg over de markering te rollen.
- De vereiste hechting is minimum 5N per cm breedte van de tape.
- Bij onvoldoende hechting wordt er aanvullend afgewalst.
- Doorgaande tape wordt om de 15 meter in dwarsrichting doorgesneden.
B. Verwijderingprocedure
Na het einde van de werken wordt de verwijderbare tape met de hand verwijderd. Indien nodig wordt hij vooraf lichtjes opgewarmd om het verwijderen te vergemakkelijken.
Het gebruik van apparatuur waarbij het wegdek beschadigd kan worden is verboden.
91. GLASPARELS EN STROEFMAKENDE MIDDELEN VOOR MARKERINGSPRODUCTEN
91.1. MENGPARELS VOOR VERVEN, KOUDPLASTEN EN THERMOPLASTEN
91.1.1. Beschrijving
De volledige tekst vervalt en wordt vervangen door: “De glasparels moeten beantwoorden aan de specificaties vermeld in goedkeurings- en certificatieleidraad G0020 van de BUtgb.”
91.1.2. Proeven
91.1.2.1. Monsterneming
Er wordt geen 4de monster genomen.
91.1.2.2. Uit te voeren proeven
Zin vervangen door: “De kenmerken uit de goedkeurings- en certificatieleidraad G0020 van de BUtgb worden beproefd.”
91.2. NASTROOIPARELS
91.2.1. Beschrijving
De volledige tekst vervalt en wordt vervangen door: “De glasparels moeten beantwoorden aan de specificaties vermeld in goedkeurings- en certificatieleidraad G0020 van de BUtgb.”
91.2.2. Proeven
91.2.2.1. Monsterneming
Er wordt geen 4de monster genomen.
91.2.2.2. Uit te voeren proeven
Zin vervangen door: “De kenmerken uit de goedkeurings- en certificatieleidraad G0020 van de BUtgb worden beproefd.”
91.3. STROEFMAKEND MIDDEL VOOR NABESTROOIING VAN MARKERINGEN
91.3.1. BESCHRIJVING
De volledige tekst vervalt en wordt vervangen door: “De stroefmakende middelen moeten beantwoorden aan de specificaties vermeld in goedkeurings- en certificatieleidraad G0020 van de BUtgb.”
91.3.2. PROEVEN
91.3.2.1. MONSTERNEMING
Er wordt geen 4de monster genomen.
91.3.2.2 UIT TE VOEREN PROEVEN
Zin vervangen door: “De kenmerken uit de goedkeurings- en certificatieleidraad G0020 van de BUtgb worden beproefd.”
91.4. MENGSEL VAN NASTROOIPARELS EN STROEFMAKEND MIDDEL
91.4.1. BESCHRIJVING
De volledige tekst vervalt en wordt vervangen door: “De mengsels van nastrooiparels en stroefmakende middelen moeten beantwoorden aan de specificaties vermeld in goedkeurings- en certificatieleidraad G0020 van de BUtgb. Het gehalte aan stroefmakend middel in het mengsel is vrij.”
93. METALEN AFSLUITING MET DRAADGAAS (BIJGEVOEGD ARTIKEL)
93.1. TUSSENPALEN, STEUNPALEN, HOEK- EN EINDPALEN, BOVENREGEL
A. Vorm en afmetingen
De tussenpalen, hoek- en eindpalen bestaan uit ronde stalen buizen, aan de bovenzijde afgesloten met niet-afneembare afsluitdoppen van kunststof.
Lengte (mm) | Diameter (mm) | Dikte (mm) | ||||
Type 1 | Type 2* | Type 1 | Type 2 | Type 1 | Type 2 | |
Hoekpaal | 2.700 | 3.250 | 60 | 60 | 2 | 2 |
Steunpaal | 2.700 | 3.000 | 38 | 38 | 1,50 | 1,50 |
Bovenregel | - | 6.000 | - | 38 | - | 2 |
Tussenpaal | 2.600 | 3.100 | 48 | 48 | 1,50 | 1,50 |
* : De lengte van deze palen mag een samengestelde lengte zijn van buis en puntdraadhouder.
B. Materialen
De palen zijn van staal en hebben een minimum treksterkte van 350 N/mm2.
C. Bescherming tegen corrosie
Thermisch verzinken volgens NBN I 07-001 tot 008 pro rata van 80 g/m2 gevolgd door een poederbekleding door wervelsinteren met polyester, laagdikte min. 60 micron - kleur : donkergroen.
93.2. SPANDRADEN EN SPANBEUGELS
A. Vorm en afmetingen
De spandraden hebben een uitwendige diameter van 3,50 mm en worden gespannen over de volledige lengte van de afsluiting. Er worden spandraden aangebracht onderaan, bovenaan en tussenin op onderling gelijke afstanden van 0,50 m. De spandraden worden aan de tussenpalen bevestigd door middel van speciale draadhouders van kunststof met roestvrije kram en aan de eind- of hoekpalen door middel van speciale spanbeugels.
Het aanspannen van de draden geschiedt door middel van stalen spanbeugels bevestigd aan de spanpalen.
B. Materialen
De spandraden zijn laag-koolstofstaaldraad volgens Euronorm 16 van 1970. Het koolstofgehalte bedraagt maximum 0,10%.
De gewaarborgde treksterkte bedraagt minimaal 700 N/mm2.
C. Bescherming tegen corrosie
De draden zijn verzinkt en daarna donkergroen geplastificeerd.
93.3. DRAADGAAS
A. Vorm en afmetingen
Het draadgaas bestaat uit niet gelast vierkant vlechtwerk met mazen 50 x 50 mm. De nominale diameter van de draden bedraagt 3,00 mm.
De hoogte van het gaas bedraagt 2,00 m.
Het draadgaas wordt aan de hoek- en eindpalen bevestigd door middel van spanstaven en binddraad en aan de spandraden d.m.v. binddraad.
B. Materialen
De draden van het gaas hebben een minimum treksterkte van 590 N/mm2.
C. Bescherming tegen corrosie
De draden zijn verzinkt en daarna donkergroen geplastificeerd.
93.4. PUNTDRAAD
A. Vorm en afmetingen
De puntdraad bestaat uit een dubbelgedraaide staaldraad met 4 punten op een onderlinge afstand van 10 cm.
B. Materialen
De draden hebben een minimum treksterkte van 400 N/mm2.
C. Bescherming tegen corrosie
De draden zijn verzinkt en daarna donkergroen geplastificeerd.
HOOFDSTUK IV
VOORBEREIDENDE WERKEN EN GRONDWERKEN
VOORAFGAANDE NOTA INZAKE BEPALINGEN VAN TOEPASSING OP HOOFDSTUKKEN IV T/M XIII
Wegnemen op win- en stapelplaatsen, vervoer en aanbrengen van materialen
In geval de aannemer voor de aanvulling van bouwputten en bouwsleuven, de ophoging en aanleg van de aardenbaan van een rijweg gronden III-5.1.2. of III-5.1.5. wenst te gebruiken (of III-5.1.1 buiten het gabarit van de rijweg), is dit hem toegelaten op voorwaarde dat er hierbij voldaan wordt aan volgende voorwaarden:
Er dient maximaal door de aannemer de vrijkomende gronden III-5.1.1. (buiten gabarit), III-5.1.2. of III-
5.1.5. afkomstig van onderhavige werf te worden herbruikt. De aannemer dient bij zijn planning van de werken hiermee rekening te houden;
Bij het aantreffen van gronden III-6.2.2. op deze werf zijn deze steeds verplicht op de plaats van uitgraving of onmiddellijke nabijheid terug te verwerken, ook al zijn op deze plaats gronden III-5.1.1. of III-5.1.2. toegelaten. Het afvoeren van gronden III-6.2.2. naar een andere werf gecombineerd met het omgekeerd aanvoeren van gronden III-5.1.1. of III-5.1.2. wordt niet aanvaard!
Alle mogelijke meerkosten (zoals oa. moeilijker verdichten van de grond, meerkosten bemaling, verminderde productiviteit, gebeurlijke stilstand, vergunningen voor tijdelijke menginstallaties e.d.) ingevolge het gebruik van herbruikgronden dienen in de prijs van de aanvulling of ophoging te zijn begrepen.
Tijdelijk terrein voor grondverbetering
De aannemer zoekt zelf in de nabijheid der werken (buiten de bouwzone) een terrein tijdelijk voor de duur van deze werken voor de opstelling van een grondmenginstallatie en de stapeling van voor herbruik geschikt of geschikt te maken gronden. Alle kosten hieraan verbonden zijn een last van de aanneming.
De afpaling van het terrein, afgraving van teelaarde (bovenste laag, de stapeling, het achteraf terug afdekken van het terrein met herbruikteelaarde zijn eveneens een last van de aanneming.
De aannemer wordt er uitdrukkelijk op gewezen dat dit terrein niet mag worden gebruikt voor de stapeling van rest- of afvalmaterialen, steenachtige materialen of dergelijke meer, hoe kortstondig ook. Op het einde van de werken is vóór de voorlopige oplevering het terrein in een gave toestand terug over te dragen aan de eigenaar en is een voor goedgekeurd ondertekend goedkeuringscertificaat aan de bouwheer over te maken.
1 VOORBEREIDENDE WERKEN
1.1.1 Verwijderen van houtachtige gewassen
1.1.1.1 Algemeen
In de ontstane putten wordt aanvullingsmateriaal volgens III-5.1.2. gespreid en verdicht buiten het toekomstig gabarit.
In de ontstane putten wordt aanvullingsmateriaal volgens III-6.2.2. gespreid en verdicht binnen het toekomstig gabarit.
1.1.2 Op- en afbraakwerken, al of niet voor herbruik
In de ontstane putten wordt aanvullingsmateriaal volgens III-5.1.2. gespreid en verdicht buiten het toekomstig gabarit.
In de ontstane putten wordt aanvullingsmateriaal volgens III-6.2.2. gespreid en verdicht binnen het toekomstig gabarit.
- De aannemer moet alle bestratingen, bevloeringen en bekledingen met hun eventuele funderingen van de private opritten, toegangen en zo meer, welke zich op het tracé der werken bevinden omzichtig opbreken en de uitkomende materialen zuiveren;
- De zaagsnede opgenomen in posten in de meetstaat omvat de zaagsnede nodig voor het recht afwerken van de te behouden aangrenzende delen. Eventuele zaagsnedes nodig ter vergemakkelijking van de opbraak dienen vervat in de posten voor opbraak van de verharding.
- Het omzichtig opbreken van keien, betonstraatstenen en/of betontegels zal machinaal of desnoods met de hand gebeuren, al naargelang de mogelijkheden en de bijzondere omstandigheden van het werk, zoals de toegankelijkheid ter plaatse, de aanwezigheid van gelijktijdige uitvoering van aanpassingswerken door de Regiediensten;
In de ontstane putten wordt aanvullingsmateriaal gespreid en verdicht:
- binnen het gabarit van het baanbed volgens III-6.2.02.
- op de andere locaties volgens III-5.1.2.
Volgende op- of afbraakmaterialen worden opgeslagen op de opslagplaats(en) van de aanbestedende overheid:
- verkeersborden, km-paaltjes, hm-paaltjes
- verkeerslichten
C. Afval mag slechts afgevoerd worden naar een erkende stortplaats nadat hiervoor door de leidende ambtenaar of zijn afgevaardigde de nodige, genummerde toelatingsbon werd afgeleverd aan de aannemer. Deze toelatingsbon kan enkel afgeleverd worden tijdens de diensturen van de aanbestedende overheid.
1.2 MEETMETHODE VOOR HOEVEELHEDEN
Bijvoegen:
De vervoerskosten van op- en afbraakmaterialen naar een opslagplaats van de aanbestedende overheid of naar een vergunde stortplaats zijn begrepen in de posten van de op- en afbraakwerken.
2 DROOG GRONDVERZET
2.1 BESCHRIJVING
2.1.1. MATERIALEN
Bijvoegen:
De grond, de afdekkingsmaterialen voor bermen en taluds en de ophogings- en de aanvullingsmaterialen moeten niet alleen voldoen aan de grondmechanische eisen volgens III-3, III-4 en III-5, maar ook aan de milieuhygiënische kwaliteitseisen volgens het Vlarebo (Vlaams reglement betreffende de bodemsanering).
2.1.2 Uitvoering
In de mate van het mogelijke dient de op de werf uitgegraven bodem gebruikt te worden binnen de aanneming, hetzij als bodem hetzij als bouwstof.
2.1.2.1 Afgraving
De nominale dikte van de af te graven laag bedraagt 30 cm.
De afgraving mag niet samen met de uitgraving uitgevoerd worden. Bijvoegen:
Het afgraven van de bodem omvat ook:
- het laden van de afgegraven bodem, het vervoeren naar de plaats van hergebruik binnen de werfzone en het lossen;
- het laden en het afvoeren van de afgegraven bodem die vrij kan gebruikt worden;
- het laden en het afvoeren naar een grondreinigingsbedrijf of naar een stortplaats.
De afgegraven bodem die niet of niet volledig gebruikt kan worden binnen de werfzone:
- wordt eigendom van de aannemer.
Het mechanisch zuiveren van alle afgegraven gronden is een last van de aanneming.
2.1.2.2 Uitgraving
Bijvoegen:
De uitgraving van de bodem omvat ook:
- het laden van de uitgegraven bodem, het vervoeren naar de plaats van hergebruik binnen de werfzone en het lossen;
- het laden en het afvoeren van de uitgegraven bodem die vrij kan gebruikt worden;
- het laden en het afvoeren naar een grondreinigingsbedrijf of naar een stortplaats.
De uitgegraven bodem die niet of niet volledig gebruikt kan worden binnen de werfzone: wordt eigendom van de aannemer.
Het mechanisch zuiveren van alle uitgegraven bodem is een last van de aanneming.
Belangrijke opmerking:
Alle werken en maatregelen noodzakelijk voor het bekomen van een stabiele bouwput en voor de instandhouding van de nutsleidingen (TMVW-waterleiding, Aquafin persleiding, RWA-leiding N31, …) zijn een last van de aanneming en de kosten hiervoor dienen inbegrepen te zijn in de post voor de bouwput.
2.1.2.4 Afdekking
De afdekking omvat ook het laden, het vervoeren en het lossen van de grond.
2.2. MEETMETHODE VOOR HOEVEELHEDEN
Bijvoegen:
De kosten voor het vervoer van verontreinigde bodem naar een reinigingsbedrijf of naar een erkende stortplaats, alsook voor het vervoer van bodem naar een tijdelijke stapelplaats zijn begrepen in de posten van de af- of uitgraving.
3 GRONDWERK VOOR BOUWPUTTEN
3.2 MEETMETHODE VOOR HOEVEELHEDEN
Bijvoegen:
Het grondwerk voor de bouwputten van de funderingszolen is vervat in een post van de samenvattende meetstaat tegen TP.
Louter ter info zijn in de meetstaat hoeveelheden vermeld in de postomschrijving.
3.3. CONTROLES
3.3.2.2.
Bij elke bouwput wordt de verdichting gecontroleerd door op één willekeurige plaats van de aanvulling met een lichte slagsonde de verdichting te controleren.
HOOFDSTUK V ONDERFUNDERINGEN EN FUNDERINGEN
4 FUNDERINGEN
4.4 MET TOEVOEGSEL BEHANDELDE STEENSLAGFUNDERING MET CONTINUE KORRELVERDELING.
4.4.1 Beschrijving
De fundering is van het type IIA.
4.4.1.2.E DRAAGVERMOGEN
De samendrukbaarheidsmodulus M1 onder vrijliggende fietspaden en voetpaden is minstens 110 MPa.
4.7 ZANDCEMENTFUNDERING
4.7.1 Beschrijving
De aannemer mag de zandcementfundering niet vervangen door een vliegas-kalkfundering of door een vliegas-cementfundering.
4.11 FUNDERING VAN SCHRAAL BETON
De aannemer mag de schraal betonfundering niet vervangen door een puzzolaanbeton-fundering.
4.11.1.3. Wijze van uitvoering
Het aanleggen van een fundering in schraal beton onder lijnvormige elementen dient verplicht te geschieden d.m.v. een vaste opsluiting aan beide zijden door het stellen van een metalen of houten (vaste) bekisting.
HOOFDSTUK VI VERHARDINGEN
1 CEMENTBETONVERHARDINGEN
1.1.2.1 Meetkundige kenmerken van het profiel
Het profiel is weergegeven op de plannen.
1.1.2.2.C BREEDTE
De nominale breedte is weergegeven op de plannen.
1.1.2.2.D DWARSHELLING
De dwarshelling is weergegeven op de plannen.
1.1.2.3.B.1 Uitzettingsvoeg
De plaatsen van de uitzettingsvoegen worden in overleg met de leidende ambtenaar vastgelegd bij uitvoering van de werken.
1.1.2.3.B.2 Krimpvoeg
De krimpvoegen zijn van het type 1 met koud verwerkte massa.
Voor fietspaden van X0, X0, X0, X0, X00 en BF zijn de krimpvoegen van het type 3.
1.1.2.3.C.3 Langsvoeg tussen asfalt en beton
De langsvoeg tussen bestaande asfalt en beton wordt opgevuld met een gegoten voegvullingsproduct. Er wordt uitdrukkelijk gestipuleerd dat de voegbanden volstrekt vrij dienen gehouden van stof en vuil en onbeschadigd moeten zijn.
1.1.3.2 Samenstelling van het mengsel
Het gebruik van luchtbelvormers is verplicht.
Fietspaden in gekleurde cementbetonverharding
De hoeveelheid cement per m³ gestort beton ≥ 350 kg.
De dosering van de luchtbelvormer geeft een luchtgehalte van het vers beton van 5 ± 1 %. De dosering van het pigment wordt vastgesteld vóór aanvang der werken op basis van:
- een betonmonster vervaardigd met de voorgestelde betonsamenstelling en met het voorgesteld pigmentgehalte waarbij de afstrijkzijde als referentie genomen wordt. Het betonmonster wordt vervaardigd in een prisma-mal overeenkomstig XXX X00-000 met de = 150 mm en L ≥ 2 de.
- een proefvak, aangelegd op de breedte en met de dikte van de aan te leggen verharding en met een minimum lengte van 10 m. Na 3 dagen uitharding wordt hetzij een nieuw proefvak uitgevoerd met een gewijzigd pigmentgehalte hetzij de toelating verleend de werken aan te vatten.
De dosering van het pigment in poedervorm gebeurt in massadelen door middel van een nauwkeurig weegsysteem en bedraagt minimum 5 % t.o.v. het cementgewicht. Pigment in waterige oplossing mag eveneens worden gebruikt waarbij de dosering van de waterige oplossing natuurlijk afhangt van de concentratie van de gebruikte oplossing (gehalte aan droge stof) maar dient te beantwoorden aan de eis van vorige paragraaf.
1.1.3.3. Bereiding van het mengsel
Fietspaden in gekleurde cementbetonverharding
BEREIDING
De dosering van de toeslagstoffen gebeurt in masse-delen; 95 % van de mengingen moeten ≥ 2 m³. De luchtbelvormer wordt toegevoegd bij het aanmaakwater in de betoncentrale.
Het pigment wordt toegevoegd in de betoncentrale en de concentratie in waterige oplossing wordt per leveringsdag gecontroleerd.
KENMERKEN VAN HET VERSE BETON
Het luchtgehalte van het vers beton bepaald overeenkomstig XXX X00-000 bedraagt 5 ± 1 %.
Met het oog op de kleurcontrole wordt per leveringsbedrag (groter dan 50 m³) in de betoncentrale één betonmonster vervaardigd (bemonstering volgens NBN B15-237) in een prisma-mal overeenkomstig XXX X00-000 met de = 150 mm en L ≥ 2 de, in aanwezigheid van een afgevaardigde van het bestuur. De beoordeling gebeurt op de afstrijkzijde na bewaring gedurende 24 uur in de vochtkamer en 72 uur in de droogkamer.
De toelaatbare betontemperaturen zijn gelegen tussen 5 °C en 35 °C.
KARAKTERISTIEKEN VAN HET VERHARD BETON
De gemiddelde enkelvoudige druksterkte is W ten minste gelijk aan 50 MN/m² na 90 dagen werkelijke ouderdom. De individuele enkelvoudige druksterkte Wi is ten minste gelijk aan 40 MN/m² na 90 dagen.
OPLEVERING
Indien twijfel bestaat omtrent het gehalte of de doeltreffendheid van de luchtbelvormers kan het luchtgehalte door een gespecialiseerd laboratorium bepaald worden bv. volgens de norm ASTM C 457 82a. Indien tijdens de controle van het luchtgehalte van het verse beton overeenkomstig XXX X00-000 of bij controle door een gespecialiseerd laboratorium vastgesteld wordt dat het luchtgehalte niet voldoet (en in elk geval indien meer dan 10 % van de metingen van het luchtgehalte lager dan 3,5 % is) worden aanvullende proeven uitgevoerd op kosten van de aannemer om de bestandheid tegen dooizouten te bepalen.
Deze bestandheid wordt bepaald volgens de methode ISO/DIS 4846.2 met behulp van chemische smeltmiddelen.
De proefstukken zijn cilindrische schijven met de slijtlaagdoorsnede van 100 cm² en dikte van 45 ± 5 mm. Ze worden in de laboratoriumatmosfeer bewaard gedurende 10 dagen. Het ondervlak is waterdicht gemaakt met een verf op basis van epoxyhars. Een metalen kraag met dichting laat toe de smeltoplossing op het te beproeven oppervlak aan te brengen. De smeltoplossing bevat 30 g calciumchloride voor 1 liter gedistilleerd water en wordt in een laag van minimum 3 tot 5 mm aangebracht.
De proefstukken worden gedurende 16 tot 18 h, in een vrieskast geplaatst bij – (18 ± 2) °C. Op het einde van de vorstperiode worden de proefstukken voor een dooiperiode van 6 tot 8 h in de laboratoriumsfeer bewaard.
Periodiek, na 5 opeenvolgende cyclussen, worden de proefstukken gespoeld en de hierbij van het proefoppervlak losgekomen deeltjes opgevangen.
De losgekomen materie wordt gedroogd bij 105 °C, gewogen en uitgedrukt in g per dm² proefoppervlak. In totaal worden 30 opeenvolgende cyclussen toegepast.
Het beton wordt als bestand tegen dooizouten beschouwd indien het gewichtsverlies na 30 cyclussen minder dan 15 g/dm² bedraagt.
Indien tijdens de controle van het luchtgehalte van het verse beton overeenkomstig XXX X00-000 blijkt dat het luchtgehalte niet voldoet wordt tevens de volumieke massa van het vers beton bepaalt.
1.1.3.9 Oppervlakbehandeling
De oppervlakbehandeling bestaat uit: dwars bezemen
1.4.2.2. Dikte van de deklaag
1.4.2.2.A.GEMIDDELD
De refactieformule wordt gewijzigd in :
⎛ E − E ⎞2
R = P ×S×⎜ m1,min m1 ⎟
10
Em1 1 ⎜ ⎟
⎝ ⎠
1.4.2.2.B. INDIVIDUEEL
De tekst vóór de tweede refactieformule (op pagina VI-28) wordt gewijzigd in:
“Wanneer in een deelvak de individuele dikte van de deklaag Ei1 groter is dan de vereiste individuele dikte Ei1,xxx wordt het vak eventueel aanvaard mits toepassing van volgende refactieformule.”
2 BITUMINEUZE VERHARDINGEN
2.2 BITUMINEUZE MENGSELS
2.2.1.1 Mengsels voor onderlagen
Het aandeel bitumen afkomstig van asfaltpuingranulaat is voor onderlagen beperkt tot 50 % voor homogeen asfaltpuingranulaat en tot 25 % voor niet-homogeen asfaltpuingranulaat als het asfaltpuingranulaat warm wordt toegevoegd; en tot 10 % voor de koude toevoeging.
2.2.1.2 Mengsels voor toplagen
2.2.1.2.A ASFALTBETON (AB)
Het aandeel bitumen afkomstig van asfaltpuingranulaat is voor de toplagen van AB-1 en AB-4 beperkt tot 50 % voor homogeen asfaltpuingranulaat en tot 25 % voor niet-homogeen asfaltpuingranulaat.
2.2.6. Gecertificeerde asfaltmengsels
Toevoegen na de eerste zin:
In toepassing en ter aanvulling van art.39§2 van de AAV houdt de asfaltproducent de leveringsbonnen van al de aangevoerde materialen ter beschikking van de aanbestedende overheid en van de onafhankelijke instelling, op de burelen van de asfaltmenginstallatie tot de definitieve oplevering.
2.3.2 Aanleg van de verharding
2.3.2.4 Voegen en buitenranden van de verharding
2.3.2.4.B. Naden in toplagen van AB en SMA
De naadklever wordt aangebracht nadat de naad zuiver, stofvrij en droog is gemaakt. Hij mag niet afdruipen na het aanbrengen. Alle verkeer op de naadklever is verboden tenzij er een afdoende bescherming is aangebracht. In elk geval dienen de beschadigde gedeelten vernieuwd te worden.
De nabehandeling van de langs -en dwarsnaden van AB en SMA gebeurt met een kationische emulsie (min. 200 g residuaal bindmiddel per m²) afgestrooid met steenslag 2/4 naar rata van 1,5 à 2 kg/m².
Dit werk wordt met de mal in een gelijkmatig oppervlak uitgevoerd met een breedte van 0,20m.
2.3.2.4.B.1.1 Langsvoegen in AB en SMA
Bij langsnaden wordt de naadklever machinaal op het ganse snijvlak aangebracht op een dikte van 2- 3mm.
Iedere langse rand wordt mechanisch afgesneden over een breedte van ten minste 5 cm vóór de aanleg van de naastliggende strook. Wanneer de tijdsspanne tussen het mechanisch afsnijden en het aanleggen van de aanliggende strook groter is dan 12 uur moet het mechanische afsnijden herhaald worden.
De fasering van de uitvoering dient zo opgemaakt te worden dat langsnaden maximaal vermeden worden.
2.3.2.4.B.2. Dwarse naden in toplagen van AB en SMA
Bij dwarse naden mag de naadklever manueel aangebracht worden.
2.3.2.5. VOEGEN TUSSEN ASFALTVERHARDING EN CEMENTVERHARDINGEN
De langse aansluiting tussen bitumineuze verhardingen en cementbetonverhardingen (rijweg, fietspad, kantstrook en watergreppel) en de dwarse aanzet tegen bestaande cementbetonverhardingen worden
uitgevoerd door het plaatsen tegen het cementbeton van een ter plaatse warm gevormde en warm aangebrachte voegband.
2.4. MEETMETHODE VOOR HOEVEELHEDEN
De tweede zin vervalt en wordt vervangen door:
Voor de voegband en de naadklever worden de hoeveelheden gemeten in m.
2.6 SPECIFIEKE KORTINGEN WEGENS MINDERWAARDE
2.6.2.2 Dikte van de toplaag
De refactieformule wordt gewijzigd in:
⎛ E − E ⎞2
R = P
×S× ⎜ m1,min m1 ⎟
3 BESTRATINGEN
Em1 1
⎝ 10 ⎠
3.3 BESTRATING VAN BETONSTRAATSTENEN
3.3.1.2.A BED VAN DE BESTRATING
Het bed van de bestrating is: zandcement, met een nominale dikte van 3cm.
3.3.1.2.D Dwarshelling van het oppervlak van de bestrating
De dwarshelling is aangegeven op de plannen.
3.3.1.2.G STEENVERBAND
Het steenverband is elleboogverband.
3.3.1.2.H. VOEGEN
3.3.1.2.H.1 Breedte van de voegen
De breedte van de voegen is: kleiner dan 3mm.
3.3.1.2.H.2 Voegvulling De voegvulling is: zand.
HOOFDSTUK VII RIOLERINGEN EN AFVOER VAN WATER
5 AANSLUITINGEN OP DE RIOLERING
5.1.1 Materialen
De buizen zijn PVC-buizen en hulpstukken voor riolering, volgens III-24.4.2. De buizen behoren tot de reeks 16 volgens XXX-XX 0000 en PTV 1005.
5.1.2.2 Fundering en/of omhulling van de buizen
De fundering en de omhulling van de buizen onder de verhardingen bestaat uit zandcement.
5.1.2.6 Grondwerk voor aanvulling van de sleuf en verdichten
De aanvulling van de sleuf onder de verhardingen bestaat uit zand.
5.3. CONTROLES
De sleuf van de aansluitingen mag niet aangevuld worden vooraleer de uitgevoerde aansluiting werd nagezien door de leidende ingenieur.
6 RIOLERINGSONDERDELEN
6.1 STRAATKOLKEN EN/OF TROITTOIRKOLKEN
6.1.1.1.A MATERIALEN
De kolken van gietijzer zijn van het type:
Volledig gietijzer met kop-uitlaat. Zichtvlak x hoogte = min. 785 x 300 x 655 mm.
HOOFDSTUK VIII LIJNVORMIGE ELEMENTEN
1 TROTTOIRBANDEN (BORDUREN), TROTTOIRBANDEN- WATERGREPPELS EN SCHAMPKANTEN
1.2 GEPREFABRICEERDE BETONNEN TROTTOIRBANDEN, TROTTOIRBANDEN-WATERGREPPELS EN SCHAMPKANTEN
1.2.1.2 Uitvoering
De afmetingen van de funderingen zijn aangegeven op de plannen.
De afmetingen van de stut zijn aangegeven op de plannen. Indien dit niet het geval is, dient deze uitgevoerd te worden tot op de halve hoogte van het lijnvormig element.
De trottoirband-(straatgoot) wordt op de fundering geplaatst door middel van een tussenlaag in cementmortel 1 à 2 cm dikte.
De opstand van de trottoirband is aangegeven op de plannen. De breedte van de voegen is max. 1 cm.
De voegen tussen de trottoirbanden en de schampkanten dienen opgevoegd met mortel met samenstelling volgens VIII-1.2.1.2. Het bindmiddel is cement van de sterkteklasse 30.
Om de tien trottoirbanden wordt het opvoegen met cementmortel vervangen door het inklemmen van een geïmpregneerde voegplaat, tussen de trottoirbanden bij hun plaatsing. Deze voegplaat heeft dezelfde vorm en afmetingen als de dwarsdoorsnede van de trottoirbanden.
Bij het uitvoeren van hoeken dienen de trottoirbanden en de trottoirbanden-straatgoten in verstek gezaagd. Het in verstek zagen is een aannemingslast.
1.3 TER PLAATSE VERVAARDIGDE BETONNEN TROTTOIRBANDEN, TROTTOIRBANDEN-WATERGREPPELS EN SCHAMPKANTEN
1.3.1 Beschrijving
Toevoegen:
Het uitvoeren van een langsvoeg tussen de trottoirbanden, trottoirbanden-watergreppels of schampkanten en de aanliggende bestaande beton- of asfaltverharding is begrepen in de aanleg van trottoirbanden, trottoirbanden-watergreppels of schampkanten
Tussen de trottoirbanden of trottoirbanden-straatgoten en de aanliggende betonverharding dient een langsvoeg verwezenlijkt volgens 1.1.2.3.C.4. van hoofdstuk VI. Tussen de trottoirbanden of trottoirbanden-straatgoten en de aanliggende asfaltverharding dient een langsvoeg verwezenlijkt volgens 2.3.2.5.A. van hoofdstuk VI .
1.3.1.2 Kenmerken van de uitvoering
1.3.1.2.C LENGTE
De nominale lengte van de trottoirband, trottoirband-watergreppel of schampkant bedraagt 4 m tussen 2 krimpvoegen.
1.3.1.2.E VOEGEN
Voor de aanvang van de werken zal de aannemer in overleg met de leidende ambtenaar de plaatsen bepalen waar een uitzetvoeg zal gebouwd worden o.a. in bochten met een straal kleiner dan 20 m.
2 BEVEILIGINGSCONSTRUCTIES
2.1 GEPREFABRICEERDE BETONNEN VEILIGHEIDSSTOOTBANDEN
Deze mogen enkel toegepast worden voor tijdelijke situaties tijdens de werken.
2.1.1.2 Uitvoering
Voor het afvloeien van het regenwater worden de veiligheidsstootband op sokkels geplaatst.
De veiligheidsstootbanden zijn gewapend en van een type dat onderling scharnierend kan verankerd worden.
2.2 TER PLAATSE VERVAARDIGDE BETONNEN VEILIGHEIDSSTOOTBANDEN
2.2.1.1 Materialen
Aan het uitzicht van het beton en/of de kleur van de materialen worden volgende bijkomende eisen gesteld: het uitzicht is van lichtgrijze kleur en het oppervlak dient glad te zijn.
2.2.1.2 Kenmerken van de uitvoering
2.2.1.2.C Type veiligheidsstootband
Het minimaal vereist kerend vermogen bedraagt H2 voor de permanente stootbanden. De maximaal toelaatbare werkingsbreedte bedraagt W1.
Ter behoeve van de afwatering worden uitsparingen voorzien van 4 cm hoog en 20 cm breed. De uitsparingen worden voorzien alle 20m.
Het aanbrengen van de uitsparingen is een last van de aanneming. De vereiste schokindex bedraagt A.
2.2.1.2.D DE LENGTE
De nominale lengte bedraagt 12 m tussen 2 krimpvoegen.
2.2.1.2.H WAPENING
De veiligheidsstootband wordt gewapend met twee strengen gelegen in de verticale as en op 15 cm respektievelijk 30 cm van het bovenvlak van de stootband.
3 KANTSTROKEN EN WATERGREPPELS
3.2 GEPREFABRICEERDE BETONNEN KANTSTROKEN EN WATERGREPPELS
3.2.1 Beschrijving
Toevoegen:
Het uitvoeren van een langsvoeg tussen de kantstroken of watergreppels en de aanliggende bestaande beton- of asfaltverharding is begrepen in de aanleg van kantstroken of watergreppels.
3.2.1.4 Wijze van uitvoering
De elementen worden op de fundering geplaatst door middel van een tussenlaag in cementmortel volgens XXX X00-000.
Het bindmiddel voor de mortel is cement.
Tussen de kantstroken of watergreppels en de aanliggende betonverharding dient een langsvoeg verwezenlijkt volgens VI-1.1.2.3.C.4. Tussen de kantstroken of watergreppels en de aanliggende asfaltverharding dient een langsvoeg verwezenlijkt door het wegnemen op de rand van de bitumineuze verharding van een sponning van minimum 8 mm breedte en 20 mm diepte en het opvullen van de sponning met voegvullingsmassa tot op enkele mm van het oppervlak.
HOOFDSTUK IX ALLERHANDE WERKEN
3 BETON
3.1 BESCHRIJVING
Tekst wordt vervangen door:
Tenzij anders vermeld in de opmetingsstaat of op de tekeningen bedraagt de maximum korrelmaat 20 mm.
3.1.1 Materialen
Het eerste punt in de opsomming vervalt en wordt vervangen door:
- beton volgens NBN-EN 206-1 en XXX X00-000, aangevuld met de bepalingen van dienstorder MOW/MIN/2006/02 van 24 juli 2006;
Het beton wordt geproduceerd en geleverd onder het BENOR-merk.
3.1.2.2 Vlakheid van de oppervlakken
Alinea toevoegen:
In geval dat een afdichting voorzien is, zijn de kenmerken van de betonnen drager beschreven in 8.1.3.1.
3.1.2.3 Druksterkte
3.1.2.3.A Beton voor gewapend en ongewapend beton
Tekst wordt vervangen door:
Tenzij anders vermeld in de opmetingsstaat of op de tekeningen heeft het beton volgende gespecificeerde eigenschappen:
- voor gewapend beton
- in buitenomgeving, niet rechtstreeks blootgesteld aan dooizouten: C30/37 – GB –EE3 – S3 – 22 mm – LA
- in buitenomgeving en rechtstreeks blootgesteld aan dooizouten: C35/45 – GB –EE4 – S3 – 22 mm – LA
- voor ongewapend beton
- in buitenomgeving, niet rechtstreeks blootgesteld aan dooizouten: X00/00 – XX –XX0 – X0 – 22 mm – LA
- in buitenomgeving en rechtstreeks blootgesteld aan dooizouten: X00/00 – XX –XX0 – X0 – 22 mm – LA + A (met luchtbelvormer)
3.3 CONTROLES
Tekst wordt vervangen door:
De voorschriften van XXX X00-000 en XXX X00-000, aangevuld met de bepalingen van dienstorder MOW/MIN/2006/02 van 24 juli 2006, zijn van toepassing.
De aanvaarding van het beton door het bestuur gebeurt via loten maar rekening houdend met de overeenkomstige resultaten van het geschiktheidsonderzoek en van de conformiteitscontrole door de betonproducent (geval 1a van de dienstorder).
Indien niet aan de conformiteitscriteria voor het beton wordt voldaan, dan zijn de bepalingen van de dienstorder van toepassing.
7. BESCHERMING VAN DE CEMENTERING
7.1. BESCHRIJVING
Het laatste puntje wijzigen in :
de bescherming met drie lagen van een bitumenemulsie; de drie lagen zijn afwisselend zwart/rood gekleurd.
7.2. MEETMETHODE VOOR HOEVEELHEDEN
Aanvullend:
Het oppervlak beton wordt in rekening gebracht. De drie lagen worden dus niet afzonderlijk in rekening gebracht.
20. BIJGEVOEGD ARTIKEL: REGIEWERKEN
20.1. BESCHRIJVING
Regiewerken zijn allerhande werken van beperkte omvang op de bouwplaats, die met de opdracht samenhangen en die uitzonderlijk niet begrepen zijn in andere posten van de opmetingsstaat noch in de algemene lasten van de aanneming. Ze worden enkel uitgevoerd op bevel van de leidend ambtenaar.
Volgens de aard van de ingezette middelen worden onderscheiden:
- arbeidsprestaties
- gebruik van materieel
- signalisatievoertuigen
20.2. MEETMETHODE VOOR HOEVEELHEDEN
Arbeidsprestaties, het gebruik van materieel en signalisatievoertuigen worden gemeten per effectief gepresteerd uur op de bouwplaats.
De arbeidsprestatie van de bestuurder of bediener is begrepen in het gebruik van vrachtwagens en tuigen.
HOOFDSTUK X SIGNALISATIE
2 MARKERINGEN
2.1.1 Opvatting
Voor de realisatie van markeringen wordt gekozen voor de eerste opvatting “resultaatsverbintenis”.
2.4.2.2 Zichtbaarheid bij dag of bij wegverlichting, zichtbaarheid bij nacht en stroefheid De tweede lijn van de formules voor de berekening van de minderwaarde aan het einde van de waarborgperiode worden vervangen door:
als W < W − b
min 2
en W ≥ Wmin – b dan R =
a × P ×S 2
3 SIGNALISATIE VAN WERKEN
3.1.1 Ministerieel Besluit
Aanvullend aan het Ministerieel Besluit van 07.05.1999 blijft “Deel V - Signalisatie van werken” van de algemene omzendbrief nopens de wegsignalisatie van toepassing voor wat betreft de rubrieken:
3. Gebruik der verkeerstekens
4. Voorrangsregeling
5. Signalisatie van wegomleggingen
6. Breedte der rijstroken en kapaciteit van een rijbaanversmalling met één rijstrook.
3.1.3 Materialen en afmetingen
Borden en signalisatielichten die zijn aangekocht vóór 1 januari 2007 en die voldoen aan het Standaardbestek 250 versie 2.0, mogen gebruikt worden tot en met 31 december 2008. De borden en signalisatielichten die zijn aangekocht na 1 januari 2007 moeten voldoen aan het Standaardbestek 250 versie 2.1.
Mobiele botsabsorbeerders die zijn aangekocht vóór 1 januari 2007 en die voldoen aan het Standaardbestek 250 versie 2.0, mogen gebruikt worden tot en met 31 december 2009. De mobiele botsabsorbeerders die zijn aangekocht na 1 januari 2007 moeten voldoen aan het Standaardbestek 250 versie 2.1.
3.1.5. Betaling werfsignalisatie
Voor de werfsignalisatie zijn in de meetstaat per fase afzonderlijke posten voorzien tegen GP.
3.1.10 Werfaankondiging
De hiernavolgende figuren zijn van toepassing op alle categorieën van werken behalve die van vijfde en zesde categorie.
Een werfaankondiging bestaat uit 4 boven elkaar geplaatste borden aan de rechterzijde van de rijbaan waarop gewerkt wordt. Het aantal werfaankondigingen is: 2.
Het leveren, plaatsen, in stand houden en wegnemen van een werfaankondiging is ten laste van de aannemer. Alle onderdelen van de werfaankondiging moeten voldoen aan de voorschriften van het Standaardbestek 250.
De werfborden worden aangevuld met de borden van de ontwerper Xxxxxxx Xxxxx en van TV3V. De werfaankondigingsborden voldoen aan de voorschriften van X-1.
De borden hebben een witte retroreflecterende (type 1 folie) achtergrond. Het logo van de Vlaamse overheid is gemaakt in de kleuren RAL 1021 (geel) en RAL 7012 (grijs). De overige teksten zijn in zwart volgens III-53.
Op wegen met een maximumsnelheid tot 90 km/u:
3.3 WERKEN VAN VIJFDE CATEGORIE.
Er wordt een veiligheidszone van minimum 0,50m breed voorzien tussen de zijdelingse afbakening en de werkzone.
3.6 WERKEN VAN TWEEDE CATEGORIE
Er wordt een veiligheidszone van minimum 0,50m breed voorzien tussen de zijdelingse afbakening en de werkzone.
3.6.1. Werken die het verkeer sterk hinderen.
Tenzij de beurtelingse doorgang van het verkeer over één rijstrook wordt geregeld met verkeerslichten, wordt op 150m de inrichting type I van bijlage 3 van het M.B. d.d. 07/05/1999 geplaatst (raam met rood - witte rand) met daarin de verkeerstekens A 31 en C 43.
Aan het begin van het werk wordt:
- het hek vervangen door de inrichting type I van bijlage 3 van het M.B. d.d. 07/05/1999, wanneer er een signalisatie op afstand voorzien is met de inrichting type I van bijlage 2 van hetzelfde M.B.
- het hek aangevuld met de inrichting type I van bijlage 3 van het M.B. d.d. 07/05/1999, wanneer er geen signalisatie op afstand voorzien is met de inrichting type I van bijlage 2 van hetzelfde M.B., behalve waar er verkeerslichten zijn voorzien.
Indien na de vermindering van het aantal rijstroken de overblijvende rijstrook nog dient uit te wijken (bijvoorbeeld om de parkeerstrook te gebruiken) dient deze uitwijking minimaal 150m voorbij de
vermindering te starten en wordt 100m vooraf aangekondigd met een verkeersbord van het model F79 tot F85.
Als bij doorgang van het verkeer op de parkeerstrook, het verkeer na de werkzone terug naar links wordt geleid, gebeurt de geleiding naar links op dezelfde manier als bij de afname van een linkerrijstrook (hoge bakens), maar er wordt hier geen inrichting type II van bijlage 3 van het M.B. van 07/05/1999 (raam met lampenpijl) geplaatst.
Als méér dan één rijstrook dient afgesloten, gebeurt dit rijstrook per rijstrook.
Als het achtereenvolgende verminderingen van rijstroken betreft, bedraagt de tussenafstand tenminste 150m.
Als de 2e vermindering gepaard gaat met een rijstrookverschuiving naar rechts (door inname van de parkeerstrook), wordt vooraf op 100m een bord F81 geplaatst.
Als meer dan 1 rijstrook van dezelfde rijrichting samen worden verschoven, wordt ter plaatse van de verschuiving tussen de rijstroken een neutrale zone van minstens 1m breedte gerealiseerd met oranje markeringen of oranje spijkers.
Als bij werken op de rechterrijstrook, het verkeer op de linkerrijstrook blijft doorrijden en het verkeer op de rechterrijstrook wordt verschoven naar de parkeerstrook, wordt het hek aan het begin van het werk vervangen door een inrichting type I van bijlage 3 van het M.B. van 07/05/1999 (raam met rood -witte rand + bord F21 bovenaan). Aan het begin van de geleiding staat eveneens een bord F21.
3.6.2. Werken die het verkeer weinig hinderen.
Het verkeersbord A7 mag enkel geplaatst worden bij een rijbaanversmalling ≥ 1m, zoniet wordt het verkeersbord A31 geplaatst.
Indien de beschikbare rijstrookbreedte kleiner is dan 3,25m, wordt de snelheid beperkt tot 50km/h. Het verkeersbord A7 of A31 en het eventuele verkeersbord C43 (50km/h) worden geplaatst op een inrichting type I van bijlage 3 van het MB d.d. 07/05/1999 (raam met rood -witte rand).
3.7 WERKEN VAN DERDE CATEGORIE
3.7.1 Werken die het verkeer sterk hinderen
Er wordt een veiligheidszone van minimum 0,50 m breed voorzien tussen de zijdelingse afbakening en de werkzone.
Op wegen met twee of meer rijstroken per rijrichting, wordt een bord F79 geplaatst op 100 m vóór het werk; dan wordt aan het begin van het werk de inrichting van bijlage 4 van M.B. van 07/05/1999 (hek) vervangen door een inrichting type I van bijlage 3 van hetzelfde besluit (raam met rood-witte rand).
Indien op een weg met 3 rijstroken voor beide rijrichtingen samen (en waarbij de middenrijstrook door de beide rijrichtingen mag gebruikt worden), enkel de rechterrijstrook onttrokken wordt aan het verkeer, wordt op 100 m vóór het werk een bord F79 geplaatst en op 100 m vóór het einde van het werk of vóór het laatste afbakeningsmiddel, een bord F81.
3.7.2 Werken die het verkeer weinig hinderen
Indien de beschikbare rijstrookbreedte plaatselijk kleiner is dan 3 m, dan wordt de snelheid beperkt tot 30 km/h.
Bij een rijbaanversmalling van ≥ 1m wordt het verkeersbord A31 op 150 m vervangen door het verkeersbord A7.
3.8 WERKEN VAN VIERDE CATEGORIE
Er wordt een veiligheidszone van minimum 0,50 m breed voorzien tussen de zijdelingse afbakening en de werkzone.
Op het hek worden over de volledige breedte oranjegele knipperlichten geplaatst met maximum tussenafstand 1 m.
Indien het fietspad, omwille van de werken, meer dan 1 m in dwarsrichting dient verschoven, gebeurt deze verschuiving over een lengte van ten minste 20 m. Ze wordt 30 m vooraf aangekondigd door een bord F 81 van het verkleind type (1,1 m × 1,3 m) met onderaan de tekst “fietsers” (uitgezonderd als het ernaast gelegen trottoir eveneens wordt verschoven) in plaats van de gebruikelijke afstandsaanduiding. De “aanrijzijde” van deze verschuiving wordt afgebakend door een van de middelen van type II van bijlage 2 van het M.B. van 07/05/1999 (bakens of verkeerskegels). Deze afbakeningsmiddelen zijn ten hoogste 3 m van elkaar verwijderd en afwisselend wordt minstens één op twee voorzien van een oranjegeel knipperlicht.
Wanneer er een verhoogd en verhard voetpad (trottoir) is en het verplaatste fietspad voorbij de werkzone teruggeleid wordt naar zijn oorspronkelijk tracé dicht tegen de rijbaan, wordt op 15 m vóór het oorspronkelijk tracé een bord D1 met onderbord fietsers aangebracht.
In alle gevallen wordt op de zijdelingse signalisatie een lamp geplaatst om de 5 m. Op de signalisatie bij het begin van het werk worden lampen geplaatst op een onderlinge afstand van 1 meter.
HOOFDSTUK XI GROENAANLEG EN GROENONDERHOUD
2. GRONDBEWERKINGEN
2.1. ALGEMEEN
2.2. BESCHRIJVING
2.2.6. Frezen en / of verkruimelen
Er worden geen grondbewerkingen uitgevoerd bij ongunstige omstandigheden zoals bij vorst wanneer de grond bevroren is of wanneer de grond niet normaal bewerkbaar is.
2.3. MEETMETHODE VOOR HOEVEELHEDEN
Voor de grondbewerkingen is geen aparte post voorzien.
De grondbewerkingen dienen begrepen te zijn in de algemene posten.
8. AANLEG VAN GRAZIGE VEGETATIES EN GRASMATTEN
8.1. AANLEG VAN GRAZIGE VEGETATIES DOOR BEZAAIING
8.1.1. Beschrijving
De middenberm en zijbermen van de N13 en de Tillegemstraat zullen ingezaaid worden met een zaadmengsel. Ze zullen bestaan uit ruig gras dat 1 x in het jaar gemaaid wordt.
8.4.1.3.Wijze van uitvoering
De zaaihoeveelheid bedraagt 2kg/are
13. ONDERHOUD VAN GRAZIGE VEGETATIES EN GRASMATTEN
13.1. MAAIEN VAN GRAZIGE VEGETATIES
Er dient 1 maaibeurt per jaar te worden uitgevoerd.
Het moment van maaien dient plaats te vinden nadat het merendeel van de kruiden het zaad hebben laten vallen. Het maaitijdstip valt doorgaans omstreeks half september, maar kan onder invloed van het weer wat vervroegd of verlaat worden.
HOOFDSTUK XIV METINGEN EN PROEVEN
2. TECHNISCHE KENMERKEN PER HOOFDSTUK
2.3. HOOFDSTUK III - MATERIALEN
2.3.16. VOEGVULLINGSPRODUCTEN
Toevoegen:
2.3.16.1. Warm verwerkte voegvullingsproducten Verwekingspunt Ring en Kogel NBN EN 1427 Verticale vloeiproef 13.01
Ponsproef 13.02
Rek- en hechtvermogen SNV 671920
B Technische voorschriften in toepassing van het Standaardbestek 230
Alle werken die in het kader van deze aanneming worden uitgevoerd maken deel uit van de posten beschreven in dit bestek.
De artikelnummers hieronder verwijzen naar de artikels van het SB 230. Vermelding van een artikelnummer houdt in dat de desbetreffende beschrijving van het SB 230 van toepassing is. In dit bijzonder bestek kunnen echter aanvullingen of afwijkingen op SB 230 opgenomen zijn. Bij tegenstrijdigheden tussen dit bijzonder bestek en SB 230 primeert in elk geval onderhavig bijzonder bestek.
Er wordt benadrukt dat de opmeting van de posten gebeurt zoals beschreven in dit bijzonder bestek, ook als deze afwijkt van de opmeting beschreven in typedocumenten waarnaar wordt verwezen. Als in het bijzonder bestek geen wijze van opmeting gespecificeerd wordt, geldt deze van SB 230.
Alle werken mogen slechts worden aangevat na goedkeuring door de aanbestedende overheid.
5. INPLANTING VAN DE UIT TE VOEREN WERKEN
15.01.00 Inplanting van de uit te voeren werken: algemene bepalingen
15.01.12 Inplanting op land van het tracé
Aard van de overeenkomst : pro memorie, last van de aanneming
15.03 HET LEVEREN VAN PLANNEN
15.03.21 Studiedocumenten
Dit omhelst o.a. de rekennota’s, detail- en werktekeningen, uitvoeringsplannen ed, zoals ook beschreven in de administratieve bepalingen.
Aard van de overeenkomst : pro memorie, last van de aanneming
42. STAALCONSTRUCTIES
42.00 ALGEMENE BEPALINGEN
XXX X00-000 en dienstorder LIN 2003/16 is van toepassing. Alle verwijzingen in het standaardbestek 230 naar de vorige dienstorders moeten in die zin vervangen worden.
Indien er tegenspraak is tussen standaardbestek 230 en dienstorder LIN 2003/16 geldt laatstgenoemde. Aanvullend op dienstorder LIN 2003/16 gelden onderstaande voorschriften. Bij tegenspraak tussen XXX 2003/16 en onderstaande voorschriften gelden de laatstgenoemde.
In de prijs zijn alle prestaties begrepen die eigen zijn aan het te verwezenlijken werk, zoals het leveren van de nodige materialen, het monteren en aansluiten, het reinigen, het bijwerken, het aanbrengen van voorzieningen (onderhoudsladder, bordessen, deur, …), het wegruimen van afval, enz….
Ook het opmaken van alle rekennota’s en plans zijn in de prijs begrepen.
Verder zijn alle werkzaamheden die vermeld worden in de dienstorder LIN 2003/16 inbegrepen in de eenheidsprijs per kg van deze post.
42.10 LEVEREN VAN GEWALST EN GELAST STAAL
42.10.10 Algemene bepalingen
42.10.11 Dragende constructies
42.10.11A Brugconstructie
Uitvoeringsstudie van de brug
De voorgestelde plaatdiktes en profielen zijn richtinggevend, doch niet bindend.
De aannemer is vrij het voorgestelde ontwerp te optimaliseren. De detailstudie en werkhuistekeningen blijven in elk geval een verplichting voor de aannemer.
Alle eventuele studies dienen te beantwoorden aan volgende normen (niet limitatieve lijst) :
NBN EN 1991 -2
NBN ENV 1991-2-4
NBN EN 1990
NBN EN 1993-1-1
NBN EN 1993-2
De in rekening te brengen staalkwaliteit voor de buisprofielen is minimaal S355 J2G3 – hot finished. Voor het plaatstaal is dit S355J0.
De in rekening te brengen staalkwaliteit voor de leuningen is minimaal S235 JR voor wat betreft de verticale stijlen, inox 316L elektrolytisch gepolierd voor de horizontale handgreep.
De uitvoeringstekeningen (overzichtstekeningen & werkhuisplannen) dienen opgemaakt te worden door de staalconstructeur. Deze tekeningen zijn vooraf goed te keuren door het bestuur.
Opvatting van de brug
De verschillende delen van de kokerligger worden zo veel als mogelijk in de werkplaats aan elkaar gelast. Alle zichtbaar blijvende verbindingen moeten gelast worden.
De kokerligger dient luchtdicht gemaakt te worden, waardoor behalve een lasprimer geen schilderwerk aan de binnenkant dient voorzien te worden .
De afgeronde rand van de brug vormt geen constructief geheel, doch is van dezelfde kwaliteit als de rest van de brug. Deze randconstructie moet demonteerbaar zijn om de verankeringen van de leuningen bereikbaar te maken.
Het uitvoeringsdetail moet door de aannemer opgemaakt worden.
Uitvoering in het atelier :
De uitvoering in het atelier dient te beantwoorden aan de regels der kunst, en verwijzen hiervoor naar de volgende normen (niet limitatieve lijst) : ENV 1090
Er dient geen proefmontage te gebeuren.
Doch het is de verantwoordelijkheid van de aannemer de exacte maten op te meten en het ontwerp hier desgevallend op aan te passen.
Aard van de overeenkomst : VH kg.
De betaling en opmeting van deze post zal gebeuren overeenkomstig onderstaande voorschriften. Deze voorschriften kunnen afwijken van dienstorder LIN 2003/16.
De in te rekenen gewichten zijn deze van het effectief aanwezige staal in definitieve toestand. Eventueel extra gewicht omwille van bijvoorbeeld lassen, schilderen, epoxy, … wordt niet in rekening gebracht.
In de prijs zijn alle prestaties begrepen die eigen zijn aan het te verwezenlijken werk, zoals het leveren van de nodige materialen, het monteren en aansluiten, het reinigen, het bijwerken, het aanbrengen van voorzieningen, het wegruimen van afval, enz….
In de prijs per kg zijn alle bijhorende werken begrepen, zoals het richten, plooien, vastzetten, klinknagels, lassen, bouten, enz …
Verder zijn alle werkzaamheden die vermeld worden in de dienstorder LIN 2003/16 inbegrepen in de eenheidsprijs per kg van deze post.
42.10.14 Leuningen
Conform STS 54.
De leuningen en borstweringen dienen te weerstaan aan een horizontale last van 1 kN/m, werkend op de handgreep. Elk element van de borstwering dient te kunnen weerstaan aan een horizontale kracht van ten minste 0,5 kN en een geconcentreerde verticale kracht van 1 kN.
De samenstellende delen van de borstweringen en hun bevestigingen weerstaan aan een dynamische veiligheidsbelasting (schokken) overeenkomstig STS 54 - Borstweringen (1994).
De detailstudie gebeurt door de aannemer. Gedetailleerde uitvoeringsplannen worden ter goedkeuring voorgelegd aan het studiebureau.
De stijlen worden uitgevoerd in staal minimaal S235 JR.
De horizontale handgreep wordt uitgevoerd in inox 316L, elektrolytisch gepolierd
Aan de buitenzijde wordt een geperforeerde plaat in aluminium geplaatst, met dikte 1.5mm. Zie ook bijgevoegd artikel nr 514 verder in dit bestek.
42.10.14 A Leuning brug
Handgreep: ronde buis diameter 42.2 mm, dikte 2.65mm. Verticale stijl : platstaal 40mm dikte, variërende breedte
De stijlen (platstalen) worden met behulp van inox-wartels, schroeven, klemmen, enz. verbonden. Alle bevestingingsmiddelen (dopmoeren, rondsels) zijn in inox (A4)
Uitvoering:
De borstweringen zullen doorlopend opgevat worden en steeds volgens een vloeiende lijn verlopen. Alle lassen zijn bijgewerkt tot een volledig vlak en effen geheel.
De bovenregel zal een constante diameter bezitten.
De bevestiging van de bovenregel op de stijlen dient zo te gebeuren dat het inox en het staal van elkaar geïsoleerd zijn door middel van bijvoorbeeld kunststof.
Alle bevestigingsmiddelen zijn uit inox (A4)
De noodzakelijke dilatatie-mogelijkheden zullen voorzien worden.
Aard van de overeenkomst : VH m.
De leuning wordt verrekend per meter lengte Inbegrepen in de opmeting :
- de handgrepen en stijlen
- alle materialen (vijzen, nagels, ...) nodig voor de onderlinge verbinding van de elementen.
- het vervaardigen, leveren en plaatsen van het geheel.
- alle schilderwerken
- de geperforeerde plaat
- het nemen van de nodige maatregelen om de handgrepen te beschermen na de plaatsing.
- de detailstudie
61. VERFWERKEN
61.50 SCHILDERWERKEN VAN STAAL
Aanvullend op onderstaande artikels gelden tevens ISO 12944 deel 1 t.e.m. 89 dienstorder LI96/47 en bijgevoegd artikel nr. 410. Bij tegenspraak tussen het standaardbestek 230 en beide andere vermelde beschrijvingen hebben deze laatste voorrang.
61.50.10 Voorbereiding van de ondergrond
Volgens BA410
Aard van de overeenkomst : pro memorie, inbegrepen in de prijs van het staal
61.50.11 Stralen
Volgens BA410
Aard van de overeenkomst : pro memorie, inbegrepen in de prijs van het staal
61.50.12 Thermische sproeiing
Volgens BA410
Aard van de overeenkomst : pro memorie, inbegrepen in de prijs van het staal
61.50.13 Reinigen en ontstoffen
Aard van de overeenkomst: pro memorie, inbegrepen in de prijs van het staal.
61.61 Verven, niet vermeld in dienstorder LI 96/47
Verfsysteem buitenkant: A5M.06 volgens bijgevoegd artikel 410 Verfsysteem binnenkant: A5M.04 volgens bijgevoegd artikel 410
Aard van de overeenkomst : VH m²
Het in te rekenen oppervlak is het met het volledige systeem geschilderde oppervlak.
Bijgevoegde Artikels
C Bijgevoegde artikels
BIJGEVOEGD ARTIKEL NR 1: METALEN AFSLUITINGEN MET DRAADGAAS
1. BESCHRIJVING
De metalen afsluiting van draadgaas omvat :
- grondwerk voor bouwput;
- het plaatsen van tussenpalen, steunpalen, hoek- en eindpalen in funderingsvoet van beton;
- het plaatsen van spandraden en spanbeugels;
- het plaatsen van draadgaas;
- plaatsen van de bovenregel;
- plaatsen van de puntdraad
1.1. Materiaal
De materialen zijn :
- metalen afsluiting van draadgaas volgens III-93
- funderingsvoet van beton.
1.2. Uitvoering
1.2.2. Type met bovenregel en puntdraad
A. Tussenpalen, steunpalen, bovenregel, hoek- en eindpalen
De tussenpalen dienen geplaatst op een afstand h.o.h. van 3,00 m en worden geplaatst in een funderingsvoet van beton met afmetingen 30 x 30 x 50 cm.
De steunpaal wordt bevestigd aan de hoekpaal door middel van een speciaal tussenstuk en bout. De hoeken eindpalen worden geplaatst in een funderingsvoet van beton met afmetingen 30 x 30 x 60 cm. De steunpalen worden eveneens geplaatst in een voet van beton van 50 x 30 x 50 cm.
De bovenregel wordt in de daarvoor voorziene geleidingen geplaatst en onderling verbonden door een kunststof koppeling. Deze geleidingen kunnen deel uitmaken van de puntdraad-houder die bovenop de tussenpalen, hoek- en eindpalen wordt geplaatst.
B. Spandraden en spanbeugels
De spandraden worden aangebracht onderaan en tussenin met een afstand van 1,00 m. De spandraden worden aan de tussenpaal bevestigd door middel van de warteltechniek en aan de eind- of hoekpalen door middel van speciale spanbeugels. Het aanspannen van de draden geschiedt door middel van stalen spanbeugels bevestigd aan de spanpalen.
C. Draadgaas
Het draadgaas wordt aan de hoek- en eindpalen bevestigd door middel van spanstaven en geplastificeerde binddraad, aan de spandraden en de bovenregel d.m.v. geplastificeerde binddraad.
D. Puntdraden
De puntdraden worden geklemd in de puntdraadhouder of bevestigd in de daarvoor voorziene uitsparingen in de overlengte van de buis. Er worden drie rijen puntdraden voorzien, de puntdraadhouder wordt verticaal opgesteld.
2. MEETMETHODE VOOR HOEVEELHEDEN
De grondwerken, de funderingen, de palen, spandraden en alle toebehoren worden niet afzonderlijk in rekening gebracht, doch zijn vervat in de eenheidsprijs van het plaatsen van metalen afsluiting met draadgaas. Alleen de effectief geplaatste metalen afsluiting met draadgaas wordt in rekening gebracht en uitgedrukt in m.
Bijgevoegde Artikels
BIJGEVOERD ARTIKEL NR. 2: VOORZIENINGEN EN VOORWAARDEN TER VRIJWARING VAN BOMEN BIJ GRAAF– EN WEGENISWERKEN.
Door zijn bieding aanvaardt de inschrijver uitdrukkelijk naast de “uniforme methode voor waardebepaling van straat-, laan- en parkbomen behorend tot het openbaar domein”, ook de specifieke schadevergoedingen voor beschadigingen aan bomen vastgesteld onder punt C hieronder.
A. Voorzorgsmaatregelen bij uitvoering van werken.
Bij graaf- en wegeniswerken, aanleg van ondergrondse leidingen enz... moet men zoveel mogelijk buiten de kroonprojectie van de bomen blijven. In de omgeving van bomen dienen de werken in de wortelzone, waar nodig, met een handschop te worden uitgevoerd.
De leidende ambtenaar kan de aannemer verplichten wortelzones te ondergraven of een persleiding uit te voeren, hoofdstuk VII van het SB 250 punt 7, om beschadigingen te vermijden.
Alleen de vrijgelegde wortels en/of gesteltakken die in de te bouwen definitieve constructies vallen mogen, na goedkeuring door de leidende ambtenaar of zijn afgevaardigde, verwijderd worden.
Alle andere wortels en takken dienen behouden te blijven.
B. Verzorging van deels beschadigde bomen.
Alle verzorgingsmaatregelen voorzien in artikel 30, hoofdstuk I van het SB 250 voor schors, wortelgestel, takken en wondafdekmiddelen dienen ter voldoening van de aanbestedende overheid binnen de kalenderweek uitgevoerd te worden.
Gegraven sleuven en putten binnen de kroonprojectie moeten zo snel mogelijk, eventueel op verzoek door de aanbestedende overheid na controle, terug aangevuld worden om uitdroging van de grond en de wortels te voorkomen.
C. Schadevergoeding voor beschadigingen aan bomen.
4. Voor totale vernieling van een boom en voor gedeeltelijke beschadigingen van de stam en/of kroon wordt de schadevergoeding berekend volgens : “de uniforme methode voor waardebepaling van straat
-, laan -en parkbomen behorend tot het openbaar domein”, beschreven in hoofdstuk II punt 8 van het SB 250, en de eventuele latere wijzigingen en aanvullingen.
De leidende ambtenaar beslist eigenmachtig over de eventuele aanrekening van de totale boomwaarde voor vernielingen, die de afsterving van de boom tot gevolg kunnen hebben binnen de eerste drie volgende groeiseizoenen, of indien zijn habitus derwijze verandert dat hij landschappelijk geen waarde meer heeft.
5. Voor vernieling van wortels :
Voor wortels welke worden verwijderd, afgerukt, afgekapt, afgezaagd e.a. zonder dat ze binnen de te bouwen definitieve constructies vallen worden de volgende schadevergoedingen aangerekend, afhankelijk van de diameter der wortel :
- kleiner dan 3 cm : te verwaarlozen
- van 3 tot 10 cm : 25 EUR per wonde
- groter dan 10 cm : 25 EUR plus 12,50 EUR per bijkomende cm diameter, dit alles ook per wonde.
Voor vaststelling van de juiste omvang van de schade beschikt de aanbestedende overheid over een termijn van drie jaar na de vaststelling van niet-conforme uitvoering.
Bijgevoegde Artikels
BIJGEVOEGD ARTIKEL NR. 3: KLEDIJ MET SIGNAALFUNCTIE (SIGNAALKLEDIJ)
1. De kledij met signaalfunctie moet aan volgende eisen voldoen:
2. Ze is gecertificeerd volgens de 89/686/CE (=> CE label) op basis van de EN471.
De kledij moet van klasse 3 (tabel 1 EN471) zijn (bovenste cijfer rechts van het pictogram). De klasse kan gecontroleerd worden via de etiketten in de kleding (verplichte weergave van de pictogrammen) en/of via het certificaat van de leverancier. Deze klasse kan gerealiseerd worden door combinatie van één of meerdere kledingstukken:
ofwel, één kledingstuk van de klasse 3 (bijv. parka, overall)
ofwel, twee kledingstukken van de klasse 2
(bijv. een gilet en een broek van klasse 2; een vest en een broek van klasse 2)
pictogram:
pictogram:
3. De zichtbaarheid overdag moet gerealiseerd worden met een fluorescerende kleur (tabel 2 EN471).
4. De retroflecterende banden moeten van klasse 2 zijn (tabel 5 EN471) (onderste cijfer rechts van het pictogram).
5. De retroflecterende banden zien er als volgt uit:
- 2 horizontale banden op het lijf, de mouwen‡, de broekspijpen‡
- 2 verticale banden die over de schouder lopen tot aan de bovenste horizontale band.
‡ indien van toepassing
Bijgevoegde Artikels
BIJGEVOEGD ARTIKEL NR. 4: OPMAAK AS-BUILT PLAN
Technische voorwaarden voor de opmaak van een as-built plan
Na de voltooiing van de werken levert de aannemer een as-built dossier die de nieuwe toestand na uitvoering der werken weergeeft.
Dit houdt in een volledige opmeting van de gerealiseerde toestand van de infrastructuur en het terrein binnen de opdrachtzone, conform aan de GRB-specificaties.
De opdrachtzone is dezelfde als de opgemeten zone voor het ontwerp van de werken, tenzij het opdrachtgevend bestuur hiervan afwijkt door de opdrachtzone te omschrijven.
A. SPECIFICATIES VOOR OPMETING UITGEVOERDE TOESTAND:
De opmeting van het as-built plan is volledig in 3D en dient conform te zijn aan de GRB-skeletbestekken van het ondersteunend centrum GIS-Vlaanderen: variant GRB.
De documenten zijn beschikbaar op de website van het OC GIS-Vlaanderen. (xxx.xxxxxxxxxxxxx.xx) De meest recente versies worden steeds geraadpleegd.
Kernbepalingen GRB-skeletmeting
- Technische bepalingen ‘Kernbepalingen’ Aanvulling GRB
- Technische bepalingen aanvulling ‘GRB’
- Illustraties variant ‘GRB’
- Terreinvoorbeelden variant ‘GRB’ Optie wegbeheer
- Technische bepalingen optie ‘wegbeheer’: enkel het object “functionele wegverbinding” moet opgenomen worden.
Algemene documenten
- Bepaling van de gevel
- Kartering prp
- Veldnotatie huisnummers
- Aanbeveling plaatsen tekstuele informatie Template
- Template DXFr12 variant ‘GRB’ Kwaliteitscontrole
De uitvoering van de kwaliteitscontrole verloopt zoals beschreven in de volgende documenten.
- Kwaliteitscontrole skeletgegevens
- Concepttekst kwaliteitscontrole kernbepalingen
- Concepttekst kwaliteitscontrole aanvulling ‘GRB’
Bijgevoegde Artikels
B. SPECIFICATIES VOOR OPMAAK VAN AS-BUILT PLAN:
De opmeting wordt verder afgewerkt tot een volwaardig opgemaakt plan met kader en titelblad van AWV.
Elk plan dient van een titelblad van de afdeling voorzien te zijn, met een vooraf aan te vragen plannummer en met een standaard lay-out zoals beschreven staat in dienstorder LIN/AWV 2002/4 van 2 april 2002. De sjabloon van dit titelblad kan in DWG-formaat verkregen worden bij de afdeling van de administratie. Dit titelblad moet links boven of rechts onder het plan worden gepositioneerd. Bij de gegevens van het studiebureau dient tevens de datum van opmaak worden vermeld.
Op het plan staat een liggings- of situatieplan waarop de ligging van de zone is duidelijk afgebakend. Indien het project meerdere plans betreft, zal op het algemeen liggingsplan de afbakening van de deelplannen worden aangeduid op een schaal 1/10.000. Dit overzicht zal op ieder deelplan voorkomen. Op het grondplan zullen steeds de hoofdrichtingen worden aangeduid, met eveneens de aanduiding van de opgemeten hm- en km-punten. Er wordt een noordpijl op plan gezet.
De vaste punten der opmetingsstations van waaruit de bestaande toestand van de weg en de woningen is opgemeten moeten juist ingetekend zijn met de vermelding van de coördinaten en de aard van het opstelpunt (meetnagel, paal of piket).
De ontwerpplannen worden ter beschikking gesteld door het studiebureau in Autocad release 2007.
C. SPECIFICATIES VOOR LEVERING VAN PLANNEN:
- De opmeting van de uitgevoerde toestand wordt geleverd conform de specificaties van het GRB- skeletbestek. (DXF r12)
- Het volledig afgewerkt as-builtplan wordt geleverd:
- in DWG-formaat (tot rel. 2007): met behoud van complexe lijntypes
Indien mogelijk moet in AutoCAD gebruik gemaakt worden van de functie Pack’nGO of eTransmit zodat alle bestanden (ctb, shx, ttf, fmp, bmp, jpg, tif,…) nodig om te tekening te gebruiken meegegeven worden.
- in hpgl2-formaat (plotfile): bestandsnaam = plannummer (bvb. 16DEA10055600.plt) Per afgedrukt plan wordt dus een plotfile gemaakt.
- op papier: kleurenafdruk op leesbare schaal.
Bijgevoegde Artikels
BIJGEVOEGD ARTIKEL NR. 5: KOSTENPRIJSBEREKENING VAN DE UITGEVOERDE PRESTATIES EN LEVERINGEN VAN DE POST VOORBEHOUDEN SOM.
Het bedrag, opgenomen in de post “voorbehouden som” wordt in de betaalstaten vereffend op basis van volgende principes:
a. De uurlonen worden berekend volgens de geldende omzendbrieven en dienstorders, per effectief gewerkt uur (sociale lasten, verplaatsingskosten, algemene kosten en winst inbegrepen).
Deze eenheidsprijs wordt gekoppeld aan de evolutie van het gemiddeld loon in de bouwsector (s-waarde, categorie A), vertrekkende vanaf de s-waarde op datum van de aanbesteding. De eenheidsprijs wordt derhalve vermenigvuldigd met coëfficiënt
s-waardemaanduitvoering
s-waardedatumaanbesteding
Een overschrijding van deze forfaitaire eenheidsprijs kan slechts aanvaard worden mits de aannemer de reële kosten rechtvaardigt en na positief advies van de afdeling ATO.
b. De materieelkosten worden berekend overeenkomstig de omzendbrief MOW/2006/01 dd 15 september 2006 in verband met het berekenen van de huurkost van aannemingsmateriaal (CMK-2003).
c. De materialen en prestaties van onderaannemers worden in rekening gebracht op basis van de aan de aanbestedende overheid voorgelegde originele facturen, eventueel op verzoek van de aanbestedende overheid, vergezeld van de betrokken prijsofferte en bestelbon. Voor de algemene kosten en winst wordt het factuurbedrag verhoogd met de volgende percentages: 17% voor de materialen die door de aannemer zelf verwerkt worden en 10% voor materialen die enkel worden geleverd en door de aannemer niet verwerkt, evenals voor de prestaties van onderaannemers, er mag dus in geval van meerdere onderaannemers geen cascade van de verhogingen plaats vinden.
De aannemer dient het normale karakter van de gefactureerde eenheidsprijzen en bedragen aan te tonen door bv. De voorlegging van meerdere offertes, aanbestedingsprijzen van gelijkaardige werken die door het Agentschap Wegen en Verkeer uitgevoerd werden, facturen van materialen die in gelijkaardige werken verwerkt worden, enz.
De herzieningsformule is niet van toepassing op deze post.
Bijgevoegde Artikels
BIJGEVOEGD ARTIKEL NR. 301: BETONWERKEN OP DE BOUWPLAATS
Voor de betonwerken op de bouwplaats zijn van toepassing:
- de norm NBN B 15-002:1999 “Eurocode 2 : Berekening van betonconstructies – Deel 1-1: Algemene regels en regels voor gebouwen”;
- de norm NBN EN 206-1:2001 “Beton – deel 1: Specificatie, eigenschappen, vervaardiging en conformiteit”;
- het addendum NBN EN 206-1/A1:2004;
- het addendum NBN EN 206-1/A2:2006;
- de norm NBN B 15-001:2004 “Aanvulling op NBN EN 206-1 – Beton – Specificaties, eigenschappen, vervaardiging en conformiteit”;
- de dienstorder LI 94/86 “Betonstaal en voorspanstaal”, 15 september 1994;
- de dienstorder MOW/MIN/2006/02 “Beton voor constructies”, 24 juli 2006; aangevuld en toegelicht met de bepalingen onder de punten hierna.
1. Aanvulling bij de hiernavolgende rubriek van de norm NBN EN 206-1:2001, het
addendum NBN EN 206-1/A1:2004, het addendum NBN EN 206-1/A2:2006 en de norm NBN B 15-001:2004
§ 7.3. Leveringsbon voor stortklaar beton
De aannemer bezorgt, ten laatste de dag na de levering van de betonspecie, aan de aanbestedende overheid een dubbel van de betonleveringsbon(s).
2. BEPALINGEN IN VERBAND MET HET TE VERWERKEN BETONSTAAL EN VOORSPANSTAAL
2.1. Betonstaal
Het te verwerken betonstaal beantwoordt aan de normen NBN A 24-301 tot -304 en hun addenda en aan de technische voorschriften PTV 302 OCBS tot 308 OCBS en hun addenda, die deze normen aanvullen, verduidelijken en aanpassen.
Het betonstaal dat tot wapening voor betonconstructies bewerkt wordt, beantwoordt na het bewerken nog steeds aan normen NBN A 24-301 tot -304 en hun addenda en aan de technische
voorschriften PTV 302 OCBS tot 308 OCBS en hun addenda, die deze normen aanvullen, verduidelijken en aanpassen.
Onder bewerken verstaat men het richten van op rol geleverd betonstaal en het lassen van betonstaal tot wapeningskorven of -panelen.
2.2. Voorspanstaal
Het te verwerken voorspanstaal beantwoordt aan de normen NBN I 10-001 tot -003 en aan de technische voorschriften PTV 311 OCBS, PTV 312 OCBS en PTV 314 OCBS, die deze normen aanvullen, verduidelijken en aanpassen.
2.3. Keuring van betonstaal en voorspanstaal
In tegenstelling tot de bepalingen van omzendbrief LI 94/86 worden betonstaal en voorspanstaal voorafgaand technisch gekeurd volgens de modaliteiten beschreven in de normen.
Bewerkt betonstaal wordt voorafgaand technisch gekeurd volgens de modaliteiten beschreven in de technische voorschriften PTV 306 OCBS.
Eenvoudige bewerkingen op het betonstaal, zoals knippen en plooien van rechte staven, geven geen aanleiding tot bijkomende proeven.
Bijgevoegde Artikels
De kosten van de proeven voor de voorafgaande technische keuring zijn ten laste van de aannemer. BENOR-gecertificeerd betonstaal en voorspanstaal zijn vrijgesteld van de proeven voor de voorafgaande technische keuring.
3. CONTROLES UIT TE VOEREN DOOR DE AANNEMER BIJ GEBRUIK VAN STORTKLAAR BETON
Bij gebruik van stortklaar beton voert de aannemer de controles vermeld in tabel 1 uit. Bovendien worden de proeven beschreven in punt B.8 van de dienstorder MOW/MIN/2006/02 van 24 juli 2006 over beton voor constructies uitgevoerd.
Tabel 1. Controles uit te voeren bij gebruik van stortklaar beton
- | - Type test | - Inspectie/proef | - Doel | - Frequentie | ||
- | 1 | - leveringsbon | - visuele inspectie | - verzekeren dat de levering overeenkomt met de specificatie | - elke levering | |
- | 2 | - consistentie van de betonspecie | - visuele inspectie | - ter vergelijking met het normale uitzicht | - elke levering | |
- | 3 | - consistentie van de betonspecie | - consistentieproef | - bepaling van de overeenkomst met de vereiste consistentiekla sse | - in geval van twijfel na de visuele inspectie | |
- | 4 | - homogeniteit van de betonspecie | - visuele inspectie | - ter vergelijking met het normale uitzicht | - elke levering | |
- | 5 | - homogeniteit van de betonspecie | - vergelijkingsproef op monsters genomen op verscheidene plaatsen van het mengsel | - bepaling van de gelijkmatighei d van het mengsel | - in geval van twijfel na de visuele inspectie | |
- | 6 | - algemeen betonuitzicht | - visuele inspectie | - ter vergelijking met het normale uitzicht, bijv. kleur | - elke levering | |
- | 7 | - productiecontrole door de beton- leverancier | - controle van het certificaat van een erkende certificatie- instelling dat de productie gecontroleerd is | - verzekeren dat de productiecontr ole uitgevoerd wordt | - | - eerste contract met een nieuwe leverancier |
- | - in geval van twijfel | |||||
- | 8 | - luchtgehalte van vers gemengde | - Proef volgens NBN EN 12350-7 | - bepaling van de | - zo dikwijls als nodig voor de |
Bijgevoegde Artikels
betonmengsels met gespecificeerd luchtgehalte | overeenkomst met het vereiste luchtgehalte | conformiteitscontro le - ten minste dagelijks of frequenter, afhankelijk van de omgevingsinvloede n | ||
- in geval van twijfel |
4. VERWERKEN VAN DE BETONSPECIE
4.1. Stortprogramma
De aannemer legt het stortprogramma ter goedkeuring voor aan de aanbestedende overheid.
4.2. Stortnaden
De stortnaden worden daar gemaakt waar ze de weerstand en het uiterlijk van de constructie het minst schaden. Stortnaden worden vermeden op plaatsen waar de betondwarsdoorsnede plots verandert evenals in zichtbaar blijvende dagvlakken.
Het uitvoeren van stortnaden is slechts toegestaan op de plaatsen voorzien in het goedgekeurd stortprogramma.
Extra aandacht gaat uit naar de betonvlakken uit te voeren met structuurbekisting.
4.3. Controles uit te voeren vóór het storten van het beton
Vooraleer het storten begint, wordt het volgende gecontroleerd:
- de geometrie van de bekisting en de plaats van de wapening;
- de inspectieopeningen;
- de stabiliteit van de bekisting;
- de voorbereiding van het oppervlak van de bekisting;
- de dichtheid van de bekisting om het verlies van betonspecie te vermijden (o.a. aan de stortnaden);
- alle stof, zaagsel, sneeuw, ijs en resten vlechtdraad zijn verwijderd uit de bekisting, van het betonneervlak en van de stortnaden;
- de behandeling van de verharde oppervlakken aan de stortnaden;
- de bevochtiging van de bekisting en/of van het betonneervlak en van de stortnaden;
- de zuiverheid van de wapening m.b.t. de oppervlakteonzuiverheden die de hechting nadelig beïnvloeden (bijv. olieresten, ijs, verf, niet-hechtende roest);
- de bevestiging van de wapening (plaats, stabiliteit, zuiverheid);
- de beschikbaarheid van efficiënte transport-, verdichtings- en nabehandelingsmiddelen voor de betonspecie rekening houdend met de gespecificeerde betonconsistentie;
- de beschikbaarheid van vakbekwaam personeel.
4.4. Storten en verdichten
Om de vermindering van de verwerkbaarheid tot een minimum te beperken, wordt de betonspecie zo snel mogelijk na het mengen gestort en in ieder geval binnen de 100 minuten die volgen op het eerste contact tussen cement en aanmaakwater.
Ingeval men de betonspecie tijdens het storten vrij laat vallen, worden de nodige voorzieningen getroffen om ontmenging te voorkomen.
Om een solide massa zonder holtes te bekomen wordt de betonspecie goed verdicht tijdens het verwerken en voornamelijk rond het betonstaal, het voorspanstaal, de voorspankanalen en de ingebedde bevestigingselementen en in de hoeken van de bekisting .
Bijgevoegde Artikels
Tijdens het storten en verdichten zorgt men ervoor dat het betonstaal, het voorspanstaal, de voorspankanalen, de verankeringen en de bekisting verplaatst noch beschadigd worden.
Wanneer trilnaalden gebruikt worden, wordt tijdens het betonstorten continu getrild tot er praktisch geen lucht meer uitgestoten wordt en zodanig dat er zich geen ontmenging voordoet.
4.5. Controles uit te voeren tijdens het storten en verdichten
Tijdens het storten en verdichten wordt het volgende gecontroleerd:
- de tijd tussen het mengen of de levering van de betonspecie en het storten;
- de speciale maatregelen in geval van storten bij koud of warm weer;
- de speciale maatregelen bij extreme weersomstandigheden, zoals zware regenval;
- de maximale toegelaten hoogte van waarop men de betonspecie bij het storten vrij mag laten vallen;
- de stort- en stijgsnelheid van de betonspecie in de bekisting rekening houdend met de gespecificeerde toegelaten druk hierop;
- de gelijkmatige verdeling van de betonspecie in de bekisting;
- de gelijkmatige verdichting en het vermijden van ontmenging tijdens het verdichten;
- de dikte van de opeenvolgende lagen;
- de behandeling van de stortnaden vóór het verharden van de betonspecie.
5. NABEHANDELING EN BESCHERMING VAN VERS GESTORT BETON EN VAN JONG BETON
5.1. Algemeen
Om de eigenschappen te verkrijgen die men van het beton mag verwachten, in het bijzonder in de oppervlaktezone, zijn een goede nabehandeling en bescherming van het vers gestort beton en van het jong beton tijdens een voldoende lange tijdspanne noodzakelijk.
Nabehandeling en bescherming worden als volgt gedefinieerd:
- nabehandeling: het geheel van werkzaamheden die worden uitgevoerd om het uitdrogen van vers gestort beton en van jong beton te voorkomen.
De nabehandeling is een voorzorgsmaatregel tegen vroegtijdig uitdrogen, in het bijzonder bij zonnestraling en wind.
- bescherming: het geheel van werkzaamheden die worden uitgevoerd om het ontstaan van schade aan vers gestort beton en aan jong beton te voorkomen.
De bescherming is een voorzorgsmaatregel tegen uitwassen door regen en aflopend water, tegen snel afkoelen tijdens de eerste dagen na de verwerking, tegen hoge inwendige temperatuurverschillen, tegen lage temperaturen of vorst en tegen trillingen of stoten die het beton kunnen beschadigen of die de hechting ervan aan de wapening kunnen verstoren.
De nabehandeling en de bescherming starten dadelijk na het verdichten van de betonspecie.
5.2. Nabehandelingsmethoden
De nabehandelingsmethode wordt vastgelegd en aan de leidende ambtenaar meegedeeld vooraleer het werk op de bouwplaats begint.
De voornaamste nabehandelingsmethoden van vers gestort beton en van jong beton zijn:
- het op de plaats houden van de bekisting;
- het bedekken met plastic zeilen;
- het aanbrengen van een natte bedekking;
- het besprenkelen met water;
Bijgevoegde Artikels
- het aanbrengen van nabehandelingsproducten die een beschermende film vormen. De methoden kunnen afzonderlijk of in combinatie worden gebruikt.
5.3. Nabehandelingstijd
De vereiste nabehandelingstijd hangt af van de snelheid waarmee een bepaalde ondoorlatendheid (weerstand tegen binnendringen van gassen of vloeistoffen) van de betondekking op de wapening dient te worden bekomen. Daarom worden de nabehandelingstijd bepaald door middel van een van de volgende elementen:
- aan de hand van maturiteitscriteria, gebaseerd op de hydratatiegraad van het betonmengsel en op de omgevingsomstandigheden;
- in overeenstemming met de minimale nabehandelingstijden van het vers gestort beton en van het jong beton vermeld in de tabellen 2, 3 en 4 voor de verschillende omgevingsklassen.
Hierbij kan de sterkte-ontwikkeling van het beton worden geschat op basis van de informatie in tabel 5.
Tabel 2. Minimale nabehandelingstijden (in dagen) van vers gestort beton en van jong beton voor de omgevingsklassen EE1, XX0, XX0 en EA1.
- | - Sterkte-ontwikkeling van het beton | - snel | - gemidde ld | - traag | ||||||
- Temperatuur van het beton - boven … °C tijdens xx xxxxxxxxxxxxx | - | - | - | - | - | - | - | - | - | |
- Xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx - tijdens de nabehandeling | - | - Minimale behandelingstijden in dagen | ||||||||
- geen rechtstreekse zonneschijn - en de relatieve vochtigheid van de omgevingslucht is nooit lager dan 80 % | - | - | - | - | - | - | - | - | - | |
- blootgesteld aan gematigde zonne- schijn - of aan een gemiddelde windsnelheid - of aan een relatieve vochtigheid van de omgevingslucht nooit lager dan 50 % | - | - | - | - | - | - | - | - | - | |
- blootgesteld aan sterke zonneschijn - of aan hoge windsnelheden - of aan een relatieve vochtigheid van de omgevingslucht beneden 50 % | - | - | - | - | - | - | - | - | - |
Tabel 3. Minimale nabehandelingstijden (in dagen) van vers gestort beton en van jong beton voor de omgevingsklassen XX0, XX0, XX0, XX0, XX0 en EA2.
- | - Sterkte-ontwikkeling van het beton | - snel | - gemidde ld | - traag | ||||||
- Temperatuur van het beton - boven … °C tijdens de nabehandeling | - | - | - | - | - | - | - | - | - | |
- Om gevi | - | - Minimale behandelingstijden in dagen | ||||||||
- geen xxxxxxxxxxxxx xxxxxxxxxxx | - | - | - | - | - | - | - | - | - |
Xxxxxxxxxxx Artikels
- en de relatieve vochtigheid van de omgevingslucht is nooit lager dan 80 % | ||||||||||
- blootgesteld aan gematigde zonneschijn of aan een gemiddelde windsnelheid - of aan een relatieve vochtigheid van de omgevingslucht nooit lager dan 50 % | - | - | - | - | - | - | - | - | - | |
- blootgesteld aan sterke zonneschijn - of aan hoge windsnelheden - of aan een relatieve vochtigheid van de omgevingslucht beneden 50 % | - | - | - | - | - | - | - | - | - |
Tabel 4. Minimale nabehandelingstijden (in dagen) van vers gestort beton en van jong beton voor de omgevingsklasse EA3.
- | - Sterkte-ontwikkeling van het beton | - snel | - gemidde ld | - traag | ||||||
- Temperatuur van het beton - boven … °C tijdens xx xxxxxxxxxxxxx | - | - | - | - | - | - | - | - | - | |
- Xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx - tijdens de nabehandeling | - | - Minimale behandelingstijden in dagen | ||||||||
- geen rechtstreekse zonneschijn - en de relatieve vochtigheid van de omgevingslucht is nooit lager dan 80 % | - | - | - | - | - | - | - | - | - | |
- blootgesteld aan gematigde zonneschijn of aan een gemiddelde windsnelheid - of aan een relatieve vochtigheid van de omgevingslucht nooit lager dan 50 % | - | - | - | - | - | - | - | - | - | |
- blootgesteld aan sterke zonneschijn - of aan hoge windsnelheden - of aan een relatieve vochtigheid van de omgevingslucht beneden 50 % | - | - | - | - | - | - | - | - | - |
Bijgevoegde Artikels
Tabel 5. Sterkte-ontwikkeling van het beton
- Cementsterkteklasse | - Water-cementfactor | - Snelheid van de sterkte-ontwikkeling | ||
- | 52,5 | - | - snel | |
- | 42,5 | - | < 0,50 | - snel |
- | 42,5 | - | 0,50 – 0,60 | - gemiddeld |
- | 42,5 | - | > 0,60 | - traag |
- | 32,5 | - | - traag |
De in de tabellen 2, 3 en 4 vermelde nabehandelingstijden mogen worden verminderd tot het aantal verhardingsdagen waarna het beton in de constructie ten minste 50 % van de voorziene (karakteristieke) druksterkte bereikt. In dat geval levert de aannemer hiertoe de nodige bewijzen, zoals bepaald in de dienstorder MOW/MIN/2006/02 van 24 juli 2006 over beton voor constructies.
5.4. Bescherming tegen vorming van thermische scheuren in het betonoppervlak
Het verhardende beton wordt beschermd tegen schadelijke effecten te wijten aan inwendige of uitwendige spanningen die veroorzaakt worden door de warmteontwikkeling in het beton.
Waar geen scheuren toegelaten zijn, worden passende maatregelen genomen om te verzekeren dat de trekspanningen die veroorzaakt worden door temperatuurverschillen, kleiner blijven dan de bereikte treksterkte van het beton.
Om te verhinderen dat het betonoppervlak door de warmteontwikkeling in het beton bij normale omstandigheden gaat barsten, dient het temperatuurverschil tussen het midden en het oppervlak van het beton kleiner te zijn dan 20C.
5.5. Bescherming tegen bevriezing
De beschermingsperiode tegen bevriezing kan worden berekend aan de hand van de maturiteitscriteria voor beton. Men kan ook aannemen dat er geen verdere bescherming meer nodig is wanneer in het betonelement een druksterkte van 5 N/mm2 is bereikt.
6. HET ONTKISTEN
De bekisting mag worden weggenomen wanneer ze niet langer nodig is als nabehandeling van het vers gestort beton of van het jong beton en wanneer een voldoende sterkte bereikt is voor het draagvermogen en de vervormingen van de constructie.
7. AFWERKING VAN DE ZICHTBARE BETONVLAKKEN
Alle zichtbare betondelen van een kunstwerk worden met dezelfde cementsoort vervaardigd. De afwerking en de tint ervan dienen overal gelijk te zijn.
Alle zichtbare betonvlakken worden volledig effen en vlak afgewerkt, tenzij de plannen aangeven met structuurbekisting te werken.
Indien de zichtbare betonvlakken na ontkisten onvoldoende effen en vlak tevoorschijn komen, worden de betonvlakken effen geslepen met de draaiende slijpsteen. De kosten hiervoor zijn begrepen in de eenheidsprijzen van het beton.
Na ontkisten vertonen de betonvlakken geen enkel gebrek dat de sterkte of de duurzaamheid van de constructie in gevaar zou kunnen brengen.
Grindnesten, centerpengaten en zones met blootliggende wapeningen of wapeningen met onvoldoende betondekking worden volgens de aanwijzingen van de aanbestedende overheid door de aannemer uitgehakt en gevuld met materiaal dat goed verdicht, nabehandeld en beschermd wordt. De kosten voor deze herstellingen zijn ten laste van de aannemer.
Scheuren waarvan de wijdte aan het betonoppervlak groter dan of gelijk aan 0,3 mm is, worden door de aannemer op zijn kosten met epoxyhars geïnjecteerd volgens de voorschriften van omzendbrief V576-B/5 van 26 april 1990.
Scheuren in constructiedelen waarvoor waterdicht beton wordt voorzien, worden door de aannemer op zijn kosten steeds met een geëigend product geïnjecteerd, ongeacht de wijdte aan het betonoppervlak.
Bijgevoegde Artikels
Indien het beton na ontkisten grote misvormingen vertoont, wordt het afgebroken en opnieuw gemaakt door de aannemer en op zijn kosten.
Voor de betonoppervlakken waarop een waterdichte bedekking wordt aangebracht, worden de volgende bijkomende kenmerken gevraagd:
- De horizontale betonoppervlakken, zoals o.a. de bovenkant van de brugdekplaten van kunstwerken, worden nauwkeurig met de rij afgestreken en vervolgens afgewerkt door middel van een mechanisch truweel met roterende bladen, zodat wordt voldaan aan de kenmerken van IX-8.1.3.1 van het standaardbestek 250 voor de wegenbouw.
De horizontale betonoppervlakken worden niet gepolierd.
- De verticale betonoppervlakken worden onmiddellijk na het ontkisten vlak en effen afgewerkt.
- De betonoppervlakken langs weerszijden van de stortnaden mogen onderling niet verspringen.
8. MEETMETHODE VOOR HOEVEELHEDEN
Bij de meting van de uitgevoerde betonhoeveelheid bepaalt men eenvoudig het volume van beton, waarbij geen vermindering in rekening wordt gebracht voor de volumes die worden ingenomen door het betonstaal en het voorspanstaal, de hoeklatten en de uitsparingen kleiner dan 50 dm³.
Het meerverbruik door het gebruik van structuurbekisting dient inbegrepen te zijn in de éénheidsprijs van de structuren per m². Met andere woorden, het in te rekenen volume is dit van het structureel deel van de constructie.
9. AANVULLINGEN EN TOELICHTINGEN BIJ DE HIERNAVOLGENDE RUBRIEKEN VAN DE NORM NBN B 15-002:1999
§ 3.2. Betonstaal
Het te verwerken betonstaal is van de soort BE 500 S, BE 500 TS of DE 500 BS.
§ 4.1.3.3 Betondekking
Tabel 4.2 met bijhorende nota’s, wordt vervangen door onderstaande tabel.
In deze tabel wordt de minimum betondekking cmin op gewapend betonstaal en voorspanstaal bepaald in functie van de omgevingsklassen (zie tabel 1a van NBN B15-001:2004).
- | - Omgevingsklassen | |||||||||||
- E I | - | EE1, EE2 | - E E 3 | - E S 2 | - | ES1, ES3 | - | EE4, ES4 | ||||
- Minimu m betondek king cmin (mm) | - Gewapend betonstaal | - 1 5 | - | 25 | - | 3 0 | - | 3 5 | - | 40 | - | 45 |
- Voorspans taal | - 2 5 | - | 35 | - | 4 0 | - | 4 5 | - | 50 | - | 55 |
Bemerkingen:
Voor gewapend of voorgespannen beton blootgesteld aan een agressieve chemische omgeving (omgevingsklassen EA1 tem EA3) geldt de grootste minimum betondekking cmin vereist door de andere omgevingsklasse waaraan het beton is blootgesteld.
Bij platen kan voor de omgevingsklassen EE1 tem EE4 en ES1 tem ES4 een vermindering van 5 mm worden aangehouden.
Een vermindering van 5 mm is toegestaan in de omgevingsklassen EE1 tem EE4 en ES1 tem ES4 wanneer beton van een sterkteklasse C40/50 of hoger wordt toegepast. De minimumdekking mag echter nooit minder zijn dan die voor omgevingsklasse EI in bovenstaande tabel.
§ 6.3.2. Bekisting en ondersteuningsconstructies
Bijgevoegde Artikels
§ 6.3.2.1. Basisvereisten
De aannemer legt de plans met de bekisting en de ondersteuningsconstructies voorafgaandelijk aan de aanbestedende overheid voor.
Het op de plans aangegeven lengteprofiel is dit van het afgewerkt kunstwerk op het ogenblik van de voorlopige oplevering. Hiertoe zal de aannemer rekening houden met alle vervormingen die tijdens de uitvoering kunnen optreden zoals de doorbuiging, de zeeg door voorspanning enz.
Bijgevoegde Artikels
§ 6.3.2.4. Ontkisten
De aannemer legt het ontkistingsprogramma voor aan de aanbestedende overheid. Indien geen andere nabehandeling gebeurt, mag het ontkisten niet eerder gebeuren dan na de opgelegde nabehandelingsperiode.
Van elk constructiedeel in voorgespannen beton dat ter plaatse wordt gestort, mogen de ondersteuningsconstructies slechts worden weggenomen nadat de voorgeschreven voorspanning voor die belastingsfase is aangebracht.
Het ontkisten vóór voorspanning is toegelaten voor zijvlakken van liggers, binnen de perken van de nabehandelingsvereisten.
10. Aanvullende bepalingen
10.1. Betonstaal
Zoals bepaald in punt 5 van de dienstorder LI 94/86 van 15 september 1994 over betonstaal en voorspanstaal wordt, bij de berekening van constructies, voor het betonstaal BE 500 S, BE 500 TS of DE 500 BS de waarde van fyk conventioneel gelijk genomen aan 400 N/mm². Hiermee wordt rekening gehouden bij het bepalen van de verankerings- en overlappingslengten.
10.2. Minimumwapeningsdoorsnede
Langs alle vlakken moet een wapeningsnet aanwezig zijn. Per vlak moet iedere wapeningsrichting een wapeningsdoorsnede bevatten die minstens gelijk is aan de grootste van de hiernavolgende waarden:
- 20 %van de wapeningsdoorsnede in de andere wapeningsrichting;
- 0,06 %van de brutodoorsnede;
- staafdiameter van 10 mm alle 200 mm.
Deze diameter wordt voor de eerste 3 m bij krimpverhinderde constructiedelen (ingeklemd pijlerlichaam, kokerwand, dakplaat enz.) verhoogd tot 14 mm in geval van betondiktes van hoogstens 0,50 m en
tot 16 mm in geval van betondiktes van meer dan 0,50 m. De wapeningshoeveelheid die overeenkomt met de staven diameter 14 mm of 16 mm alle 200 mm, mag worden gerealiseerd met staven van kleinere diameter met een ondergrens evenwel van 10 mm.
Bijgevoegde Artikels
BIJGEVOEGD ARTIKEL NR. 401: ORTHOTROPE PLAAT
1.
De overdikten van eventuele stompe lasnaden worden verwijderd vóór het aanbrengen van de wegdekbekledingen.
2.
Onmiddellijk vóór het aanbrengen van de wegbekleding wordt het onderliggende metalen contactoppervlak gestraald volgens de voorschriften van dienstorder LI 96/47 van 25 oktober 1996 over formuleverven.
3.
Indien de wegbekleding in het werkhuis of op het montageterrein wordt aangebracht, zal hierdoor het gewicht van de te vervoeren en de definitief te monteren brug groter zijn.
Voor vervoer en montage van de brug is een aparte posten voorzien.
Het is de keuze van de aannemer de wegbekleding al dan niet vóór vervoer en montage aan te brengen met het extra gewicht als gevolg.
4.
De dikte t van de dekplaat zal niet kleiner zijn dan de waarde verkregen met de volgende formules.
Voor de dekplaat in alle door het verkeer bereden zones (rijstroken, veiligheidsstroken, kantstroken, greppels) geldt de formule :
t = 0,035 b, met een ondergrens van 14 mm, waarbij b = de afstand tussen de verstijvingsribben (in mm). Voor de dekplaat in de overige zones (voetpaden, dienstpaden, fietspaden) geldt de formule :
t = 0,025 b, met een ondergrens van 10 mm, waarbij b = de afstand tussen de verstijvingsribben (in mm).
Bijgevoegde Artikels
BIJGEVOEGD ARTIKEL NR. 409: AANVULLINGEN OP DE DIENSTORDER LIN 2003/16 VAN 1 SEPTEMBER 2003 OVER METAALCONSTRUCTIES
Lid 3.1.1 van dienstorder LIN 2003/16 wordt volledig vervangen door volgende tekst: De tekst van lid 3.1.1 van de norm NBN B 52-001 (1995) wordt vervangen door:
3.1.1 Van toepassing zijn de volgende normen:
− NBN EN 10025-1 (2005) - Warmgewalste producten van constructiestaal - Deel 1: Algemene technische leveringsvoorwaarden
− NBN EN 10025-2 (2005) - Warmgewalste producten van constructiestaal - Deel 2: Technische leveringsvoorwaarden voor ongelegeerd constructiestaal
− NBN EN 10025-3 (2005) - Warmgewalste producten van constructiestaal - Deel 3: Technische leveringsvoorwaarden voor normaalgegloeid/normaliserend gewalst lasbaar fijnkorrelig constructiestaal
− NBN EN 10025-4 (2005) - Warmgewalste producten van constructiestaal - Deel 4: Technische leveringsvoorwaarden voor lasbaar fijnkorrelig constructiestaal verkregen door thermomechanisch walsen
− NBN EN 10025-5 (2005) - Warmgewalste producten van constructiestaal - Deel 5: Technische leveringsvoorwaarden voor weerbestendig constructiestaal
− NBN EN 10025-6 (2005) - Warmgewalste producten van constructiestaal - Deel 6: Technische leveringsvoorwaarden voor platte producten met hoge vloeigrens in veredelde toestand
− NBN EN 10210-1 (2006) - Warmvervaardigde buisprofielen voor constructiedoeleinden van ongelegeerd en fijnkorrelig constructiestaal. Deel 1: Technische leveringsvoorwaarden
− NBN EN 10210-2 (2006) - Warmvervaardigde buisprofielen voor constructiedoeleinden van ongelegeerd en fijnkorrelig constructiestaal. Deel 2: Toleranties, afmetingen en profieleigenschapppen
− NBN EN 10219-1 (2006) - Koudvervaardigde gelaste buisprofielen voor constructiedoeleinden van ongelegeerd en fijnkorrelig constructiestaal. Deel 1: Technische leveringsvoorwaarden
− NBN EN 10219-2 (2006) - Koudvervaardigde gelaste buisprofielen voor constructiedoeleinden van ongelegeerd en fijnkorrelig constructiestaal. Deel 2: Toleranties, afmetingen en profieleigenschapppen
− NBN EN 10021 (1994) - Algemene technische leveringsvoorwaarden voor staal en staalproducten
− NBN EN 10079 (1993) - Definitie van staalproducten
− NBN EN ISO 7438 (2005) - Metalen - Buigproef
− NBN EN 10164 (2005) - Producten van staal met verbeterde vervormings-eigenschappen loodrecht op het productoppervlak - Technische leverings-voorwaarden
Voor de beproevingen, oppervlaktegesteldheid en de toleranties op afmetingen en vorm gelden de normen vermeld in de desbetreffende productnorm.
Toe te voegen aan dienstorder LIN 2003/16.
3.1.2
Onder lid 3.1.2 van de norm NBN B 52-001 (1995) worden de termen J2G3 en K2G4 vervangen door respectievelijk J2 en K2.
De 2de opmerking van lid 3.1.2 van de norm NBN B 52-001 (1995) wordt vervangen door:
Bijgevoegde Artikels
Voor al het staal dat in zijn dikterichting belast wordt door de werking van spanningen opgewekt door het lassen of door uitwendige krachten, maakt de aannemer een classificatie naar Z-klasse.
Dit zal gebeuren volgens de norm NBN EN 1993-1-10 (2005).
Deze classificatie wordt voorafgaandelijk aan de bestelling van de platen ter goedkeuring aan de aanbestedende overheid voorgelegd.
De platen dienen conform deze klassebepaling te worden geleverd, waarbij de Z-waarde van het materiaal volgens NBN EN 10164 (2005) door de aannemer bepaald wordt.
Lid 3.1.3 van dienstorder LIN 2003/16 wordt volledig vervangen door volgende tekst:
3.1.3
3.1.3.1 De norm NBN EN 10025-1 (2005) wordt vervolledigd met volgende verduidelijkingen, wijzigingen en aanvullingen.
Artikel 8 Keuring en beproeving Artikel 8.1 Algemeen
De producten worden geleverd met nader voorgeschreven keuring.
Artikel 8.2 Keuringsdocument
Producten moeten worden gekeurd, beproefd en geleverd met een keuringsrapport 3.2 volgens de norm NBN EN 10204 (2005).
De bevoegde vertegenwoordiger van de koper (d.w.z. de gedelegeerde van de aanbestedende overheid) is de afdeling Metaalstructuren, Xxxxxxxxxxxxx 0, 0000 Xxxxxxx.
Artikel 13 Opties
Alleen de hierna vermelde opties zijn van toepassing.
1) De bereidingswijze van het staal moet worden aangegeven (zie 6.1).
2) Een productanalyse moet worden uitgevoerd per keuringseenheid. Deze scheikundige analyse op het product zal betrekking hebben op de elementen vermeld in de formule van het koolstofequivalent (C, Mn, Ni, Cu, Cr, Mo en V) alsook op de elementen Si, P, S en N (zie 7.2.2, 8.3.3 en 8.4).
3) De kerfslageigenschappen van kwaliteit JR moeten worden geverifieerd door middel van beproeving (zie 7.3.2.2 en 8.4).
4) Producten van de kwaliteiten J2 en K2 die sterk belast worden volgens hun dikte onder invloed van spanningen veroorzaakt door het lassen of door uitwendige krachten, moeten voldoen aan de verbeterde vervormingseigenschappen loodrecht op het oppervlak volgens NBN EN 10164 (2005) (zie 7.3.3 en lid 3.1.2 van de norm NBN B 52-001 aangevuld door onderhavig dienstorder).
5) Indien de stukken geschikt moeten zijn voor thermisch verzinken, moet dit vermeld worden in de prijsaanvraag en bij de bestelling van het staal (zie 7.4.3).
9) Keuring van de oppervlaktegesteldheid en afmetingen wordt door de koper uitgevoerd in de fabriek van de producent.
Bijgevoegde Artikels
10) De producten zijn gemerkt met verf, slagstempels, lasermarkering, barcode, duurzame plaketiketten of aangehechte etiketten met daarop het volgende:
− de staalsoort en staalkwaliteit;
− de leveringstoestand (indien van toepassing);
− een nummer waarmee de lading kan worden geïdentificeerd (indien de keuring per lading is);
− de naam van de producent of diens handelsmerk;
− het merkteken van het inspectieorganisme (indien van toepassing).
3.1.3.2 De norm NBN EN 10025-2 (2005) wordt vervolledigd met volgende verduidelijkingen, wijzigingen en aanvullingen.
Artikel 1 Toepassingsgebied
De staalsoorten X000, X000, X000 en E360 vervallen.
Artikel 13 Opties
Alleen de opties vermeld onder artikel 13 van NBN EN 10025-1 (2005), eventueel hieronder aangevuld, en de hierna vermelde opties zijn van toepassing.
5) Indien de stukken geschikt moeten zijn voor thermisch verzinken, moet dit vermeld worden in de prijsaanvraag en bij de bestelling van het staal (zie 7.4.3). Ingeval het staal niet tot de klasse 1 of 3 van tabel 1 behoort, moet de chemische samenstelling van het staal voorgelegd worden aan de verzinker.
11) Plaat, band en universaal staal met een nominale dikte ≤ 30 mm, bestemd voor koudflenzen zonder scheuren, overeenkomstig de voorwaarden van artikel 7.4.2.2.2, moeten minimum van de kwaliteit J0 zijn. Bij de bestelling zal de geschiktheid tot koudflenzen vermeld worden (zie 7.4.2.2.2).
12) Plaat en band met een nominale dikte ≤ 8 mm, bestemd voor de productie van profielen door middel van xxxxxxxxxx, overeenkomstig de voorwaarden van artikel 7.4.2.2.3, moeten minimum van de kwaliteit J0 zijn. Bij de bestelling zal de geschiktheid tot koudwalsen vermeld worden (zie 7.4.2.2.3).
21) De korrelgrootte moet voor producten van de kwaliteiten J2 en K2 met nominale dikte kleiner dan 6 mm worden geverifieerd ter vervanging van de kerfslagproef. Indien het gehalte aan aluminium in de ladinganalyse groter is dan 0,02 % aluminium totaal vervalt deze eis. De ferrietkorrelgrootte moet groter zijn dan of gelijk aan 6. De korrelgrootte wordt gedefinieerd in de norm NBN EN ISO 643 (2003) (zie 7.3.2.3).
22) De staven bestemd voor koudtrekken, overeenkomstig de voorwaarden van artikel 7.4.2.2.4, moeten minimum van de kwaliteit J0 zijn. Bij de bestelling zal de geschiktheid tot koudtrekken vermeld worden (zie 7.4.2.2.4).
24) De verificatie van de mechanische eigenschappen voor de kwaliteit JR mag per partij of per lading worden uitgevoerd. Wanneer het nazicht per lading wordt uitgevoerd, wordt een attest van indeling per lading afgeleverd (zie 5.1.h en 8.3.1.1).
Bijgevoegde Artikels
26) Het maximaal koolstofgehalte (ladinganalyse), voor de profielen met een nominale dikte groter dan 100 mm, zal identiek zijn aan dit voorzien voor de materialen met een nominale dikte groter dan 40 mm (zie tabellen 2 en 4).
28) De minimum kerfslagwaarden voor profielen met een nominale dikte groter dan 100 mm, zullen identiek zijn aan deze voorzien voor platte producten met een nominale dikte groter dan 150 mm (zie tabel 9).
In lid 3.4.1 van dienstorder LIN 2003/16 wordt de tekst "norm NBN EN 499 (1995)" vervangen door de tekst "NBN EN ISO 2560 (2006)".
In lid 3.4.2.3 van dienstorder XXX 2003/16 wordt de tekst "norm NBN EN 756 (1996)" vervangen door de tekst "NBN EN 756 (2004)".
In lid 3.5 "Bouten" van dienstorder LIN 2003/16 wordt onder lid 3.5.2.1-A de tekst van artikel 2 vervangen door volgende tekst.
Artikel 2 Toepassingsgebied
Voorgespannen verbindingen met behulp van HT-bouten zijn verboden voor ingegraven of ondergedompelde werken.
Deze norm is eveneens van toepassing op thermisch verzinkte HT-bouten. In het geval dat thermisch verzinkte HT-bouten aangewend worden gelden de bepalingen van artikel 4.2.1
(407) van de norm DIN 18800 Teil 1 (1990) m.b.t. het thermisch verzinken.
In lid 3.5 "Bouten" van dienstorder XXX 2003/16 wordt onder lid 3.5.2.1-B de tekst van artikels 5.4.3,
5.4.3.1 en 5.4.3.2 vervangen door volgende tekst.
Artikel 5.4.3 Bepaling van het uit te oefenen moment M Artikel 5.4.3.1 Gekende k-waarde
Het uit te oefenen moment M is gelijk aan (‾k.d.0,6.f0,0.Xx) en is aangegeven in het keuringsverslag van de betrokken partij bouten.
Artikel 5.4.3.2 Ongekende k-waarde Toe te voegen
De praktische proef voor bepaling van het uit te oefenen moment M wordt uitgevoerd in aanwezigheid van de leidende ambtenaar of zijn afgevaardigde. De gegevens m.b.t. de bepaling van het moment (individuele waarden, gemiddelde, afwijking, k-waarde) worden door de aannemer genoteerd in een tabel dewelke aan de leidende ambtenaar of zijn afgevaardigde overhandigd wordt.
De tekst van lid 3.9.1 van dienstorder LIN 2003/16 vervalt en wordt vervangen door hetgeen volgt. Corrosievast staal beantwoordt aan de normenreeks NBN EN 10088-1 t.e.m. 3 (2005).
Onder lid 4.2.1 van dienstorder LIN 2003/16 wordt het toegevoegde punt 9 geschrapt.
Bijgevoegde Artikels
De tekst van lid 4.6.2 van dienstorder LIN 2003/16 vervalt en wordt vervangen door hetgeen volgt.
De tekst van lid 4.6.2 van de norm NBN B 52-001 (1995) vervalt en wordt vervangen door volgende tekst.
Alleen booglassen is toegestaan.
Enkel de aanbestedende overheid oordeelt over het onderzoek van de betrokken proeven; ze bepaalt het programma van de te verwezenlijken typeverbindingen op basis van een document van de constructeur dat alle verbindingstypes vermeldt die in de constructie voorkomen.
Het behoort tot de taak van de constructeur voldoende overlengte voor de uitvoering van de proeven te voorzien bij de bestelling van staal.
Lasmethodes worden beschreven en goedgekeurd volgens de norm NBN EN ISO 15607 (2003); deze norm wordt vervolledigd met volgende verduidelijkingen, wijzigingen en aanvullingen.
Artikel: 2 Normatieve verwijzigingen.
De norm EN ISO 15609-1 wordt vervangen door de norm NBN EN ISO 15609-1 (2004).
Artikel 6 Opstellen en goedkeuren van lasmethoden
Enkel de methode van goedkeuring gebaseerd op basis van lasmethodebeproeving (volgens artikel 6.2) is toegelaten.
De norm NBN EN ISO 15614-1 (2004) wordt vervolledigd met volgende verduidelijkingen, wijzigingen en aanvullingen:
Artikel 6.2 Vorm en afmetingen van de proefstukken De vierde alinea vervangen door:
Het basismatariaal is zodanig georiënteerd dat de walsrichting loodrecht is met de lasrichting. Indien het basismateriaal evenwel wordt geleverd met aanduiding van de kerfslagwaarde in een richting parallel aan de walsrichting dan wordt het basismateriaal zodanig georiënteerd dat de walsrichting parallel is met de lasrichting.
De tekst van lid 4.6.5 van dienstorder LIN 2003/16 vervalt en wordt vervangen door hetgeen volgt.
De laatste alinea van lid 4.6.5 van de norm NBN B 52-001 vervalt en wordt vervangen door hetgeen volgt.
De erkenning van de bekwaamheid van lassers en operateurs gebeurt overeenkomstig de norm NBN EN 287-1/A2 (2006). Deze norm wordt vervolledigd met volgende verduidelijkingen, wijzigingen en aanvullingen.
Artikel 2 Normatieve verwijzigingen.
De norm prEN ISO 15609-1:2000 wordt vervangen door de norm NBN EN ISO 15609-1 (2004).
Artikel 6.2 Vormen, afmetingen en aantallen proefstukken Figuur 2 - toe te voegen:
De lengte van de kwalificatieverbinding voor een hoeklas bedraagt minimum 300 mm.
Artikel 6.4 Beproevingsmethoden
Bijgevoegde Artikels
Voetnoot a van tabel 10 vervalt en wordt vervangen door volgende tekst: Er wordt steeds een radiografisch onderzoek uitgevoerd.
Alinea 5 en voetnoot b van tabel 10 vervalt en wordt vervangen door volgende tekst:
Het radiografisch onderzoek op stompe naden gemaakt door lasprocessen 131, 135 en 136 (alleen metaalpoedergevulde draad) wordt aangevuld door twee aanvullende buigproeven, namelijk één normaalbuigproef en één tegenbuigproef.
In lid 4.6.14.3 van dienstorder XXX 2003/16 wordt de laatste alinea vervangen door volgende tekst:
Voor de toepassing van laspoortjes en uitsnijdingen specifiek m.b.t. orthotrope platen gelden de bepalingen van annex C punt C.1.3.5.2 van de norm prEN 1993-2 (2005), aangevuld met volgende verduidelijkingen, aanvullingen en wijzigingen.
Laspoortjes in de dwarsdrager t.h.v. de wegdekplaat zijn niet toegestaan.
Het al dan niet aanbrengen van uitsnijdingen in de dwarsdrager t.h.v. de onderzijde van de trapeziumvormige langsverstijver (volgens figuur C.11a of C.11b) is naar keuze van de constructeur. Indien gekozen wordt voor figuur C.11a is de opening tussen de onderzijde van de trapeziumvormige langsverstijver en de rand van de uitsnijding in de dwarsdrager (afstand b volgens figuur C.14) steeds minimum 30 mm, ongeacht de fabricagetoleranties van de samenstellende elementen.
De tekst van lid 5 "Bescherming tegen roestvorming" van dienstorder XXX 2003/16 wordt vervangen door volgende tekst:
Toe te voegen
De beschermingswerken tegen corrosie beantwoorden aan de voorschriften van het bijzonder bestek
m.b.t. de constructie.
Aan art. 4 & 2 van lid 8 wordt na de eerste alinea volgende tekst toegevoegd.
De ter goedkeuring voorgelegde werktekeningen omvatten steeds tekeningen met voorstelling van de volledige constructie (hierna samenstellingstekeningen genoemd), eventueel aangevuld met bijhorende detailtekeningen en/of stuktekeningen. Op deze samenstellingstekeningen zijn alle voor de controle relevante maataanduidingen, profieleigenschappen, plaatafmetingen en stuknummers overzichtelijk aangebracht. In voorkomend geval moet dit op zijn minst een nazicht toelaten van de conformiteit met de desbetreffende aanbestedingstekeningen.
Zolang deze samenstellingstekeningen en/of de voormelde gegevens op deze tekeningen ontbreken, zijn de voorgelegde werktekeningen onontvankelijk voor goedkeuring door de aanbestedende overheid, en nemen de voorgeschreven termijnen voor nazicht resp. goedkeuring geen aanvang. De eventuele gevolgen (meerkosten, vertragingen, …) van het laattijdig bezorgen van de nodige documenten in de gepaste vorm zoals beschreven, vormen een aannemingslast.
Bijgevoegde Artikels
De werktekeningen worden vervaardigd met inachtneming van de voorschriften van lid 4.2.1 van de norm NBN B 52-001 (1995) aangevuld met dienstorder LIN 2003/16.
Iedere werktekening is voorzien van een kader met vermelding van:
− de aanbestedende overheid;
− het nummer van het bestek;
− de benaming van het project;
− de naam van de aannemer;
− de naam van de constructeur;
− eventueel de naam van het tekenbureau;
− het voorwerp van de tekening:
− een volgnummer gevolgd door een alfabetische code van de gewijzigde versies.
De eventueel aangebrachte wijzigingen of aanvullingen t.o.v. de eerder voorgelegde werktekeningen worden op een ondubbelzinnige en klare wijze aangeduid op de werktekeningen. Deze opeenvolgende wijzigingen worden in een tabel op de werktekeningen vermeld, met opgave van de alfabetische code, de datum van de wijziging, de initialen van de tekenaar en een bondige omschrijving van de wijzigingen.
In art. 13§1Aa van lid 8 wordt de tekst vanaf “M: de som van ” vervangen door hetgeen volgt.
M: de referentieprijs O.W. 211, van kracht gedurende de kalendermaand die aan de voor de opening van de offerte vastgestelde datum voorafgaat, van een ton kwaliteitsstaal;
m: de referentieprijs O.W. van het hierboven omschreven product, van kracht gedurende de kalendermaand die aan de begindatum van de in de termijnbetaling beschouwde maandperiode voorafgaat.
Aan art. 15§1 a - opmerkingen van lid 8 wordt volgende opmerking toegevoegd.
− Indien de aannemer een hogere staalsoort en/of staalkwaliteit aanbiedt, of indien hij tengevolge van de bepalingen van lid 3.1.2 van de norm NBN B 52-001 (1995), aangevuld met onderhavig dienstorder, staal met bepaalde Z-klasse aanbiedt, blijven de eenheidsprijzen die de aannemer opgegeven heeft in de bij zijn offerte behorende samenvattende opmetingsstaat van toepassing.
In art. 25§1A.2.1 van lid 8 wordt de tekst "uitwendige afschuiningen in platen en profielen met een oppervlakte kleiner dan 0,20 m² worden niet in mindering gebracht;" vervangen door hetgeen volgt.
− voor profiel- en staafstaal wordt de grootste lengte, zoals deze uit de goedgekeurde werktekeningen blijkt, in rekening gebracht;
− voor platte producten (strippen en platen) wordt het gesloten oppervlak van de kleinste omschreven veelhoek in rekening gebracht, en dit zonder inspringende hoeken in het geval de betrokken individuele oppervlakte kleiner is dan 0,20 m²;
Bijgevoegde Artikels
BIJGEVOEGD ARTIKEL NR. 410: AANVULLINGEN OP DE DIENSTORDER LI 96/47 VAN 25 OKTOBER 1996 OVER FORMULEVERVEN.
Onder 1.2 Specificaties van de grondstoffen, vervangt men voor de grondstof BH8 TDI-hars 1000 gram door 600 gram.
Onder 1.2 Specificaties van de grondstoffen, vervangt men voor de grondstof BH9 Alifatische polyuretaan 600 gram door 300 gram.
Onder 1.4 Verfformules, vervangt men in de tabel van formule 04.32.50.96 op pagina 17 en van formule 04.51.50.96 op pagina 18 onder de hoofding Samenstelling – Pigment de woorden "rood synthetisch ijzeroxide" door het woord "vulstoffen". Daaraan verbonden vervangt men de tekst onder Opmerkingen
(2) door "De verf wordt verplicht getint in de kleur van de gekozen eindlaag. Indien bijvoorbeeld de eindlaag grijs (-achtig) is wordt de verf licht roze getint om te kunnen differentiëren met de onderliggende zinkverf of thermische sproeiing/verzinking.”.
Onder 1.4 Verfformules, vervangt men in de tabellen met de samenstellingen en eigenschappen van de verschillende verfformules onder de rubriek Eigenschappen de 1ste, 2e en laatste kolom door de 3 volgende kolommen:
Eenheid | Norm | |
Volumemassa | g/ml | NBN-T 22-110 |
Maalfijnheid | µm | NBN EN 21524 |
Consistentie | Krebs | ASTM D 562 |
Uitlooptijd | s | NBN EN ISO 2431 |
Onder 2.2 Verf van het hoofdstuk 2 Keuring van formuleverven, wordt de tekst van de volgende paragrafen gewijzigd door nieuwe teksten.
2.2.2
De verven, uitgenomen de tweecomponentenverven die gemengd worden voor het gebruik, worden in gesloten vaten gebruiksklaar en gereed geleverd. De vaten worden door de keuringsagent eenduidig gemerkt met etiketten met daarover zijn initialenstempel.
Voor tweecomponentenverf worden beide recipiënten afzonderlijk op die manier gemerkt.
2.2.3
Wat de fabricage in beperkte hoeveelheden betreft zullen de vaten die overtollige grondstoffen bevatten door de keuringsagent eenduidig worden gemerkt met etiketten met daarover zijn initialenstempel.
Bijgevoegde Artikels
2.2.8
De maximale netto-inhoud van de vaten is 50 kg verf (behalve derogatie gerechtvaardigd door haalbaarheid, efficiënte homogenisatie, gebruik binnen de 48 uur). De vaten zijn perfect dicht en hun sluiting moet zo zijn dat de deksels na het merken door de keuringsagent niet kunnen worden afgenomen zonder het aangebrachte etiket met initialenstempel te verbreken.
2.2.9
De fabrikant is er toe gehouden de keuringsagent de etiketten te bezorgen die vereist zijn voor het merken van de vaten die de bereide verf bevatten.
2.2.10
Bewijsmonsters van een halve liter verf worden door de keuringsagent genomen in een nieuw vat, aangepast aan het volume en de aard van het monster. Deze vaten worden door de keuringsagent eenduidig gemerkt met beveiligingstape die genummerd is en kenmerk BELTEST 139I draagt.
Deze monsters worden door de keuringsinstelling gedurende één jaar bewaard. Na één jaar bewaartijd worden ze teruggeven aan de fabrikant.
Onder 3.3 Thermisch verzinken van het hoofdstuk 3 Voorbereiding van de ondergrond, worden de volgende wijzigingen doorgevoerd:
− in de eerste alinea van 3.3.1 wordt de normenreeks NBN I 07-001 t/m 008 vervangen door de normen NBN EN ISO 1460, NBN EN ISO 1461 en NBN EN ISO 14713.
− de derde alinea van 3.3.1 wordt:
De hechting van de zinklaag wordt gecontroleerd volgens de ruitjesmethode beschreven in aanhangsel
A.1 van NBN EN 22063.
Onder 4.2 Algemene voorschriften betreffende de uitvoering van verfwerk van hoofdstuk 4 wordt de derde alinea van 4.2.3 vervangen door de volgende tekst:
Op moeilijk bereikbare plaatsen, hoeken, kanten en hoeknaden van een gestraald oppervlak wordt bij verven die zinkpoeder bevatten altijd een extra laag met de borstel op de eerste laag aangebracht. Dit wordt omschreven als “stripe coating”.
Bijgevoegde Artikels
Bijgevoegd artikel: Verfwerken
Xxxxxx, veiligheid en hygiëne
Alle wettelijke bepalingen betreffende milieu, veiligheid en hygiëne dienen nageleefd te worden.
Het beschermingssysteem
De stalen constructie wordt tegen corrosie beschermd volgens:
− dienstorder LI 96/47, met uitzondering van hoofdstukken 1 en 2, evenals tabellen 1 en 2 van hoofdstuk 5;
− de voorschriften van de normenreeks ISO 12944 deel 1 t.e.m. 8. Opbouw van het beschermingssysteem:
- Corrosiebelastingscategorie: C5-M volgens ISO 12944-2
- Duurzaamheidsgebied: hoog volgens ISO 12944-1
Buitenkant brug
Systeem 1: A5M.06:
− Voorbereiding van de ondergrond:
− Alvorens te stralen moet de structuur vrij zijn van vet, olie en andere onzuiverheden. Deze aanwezige oliën of vetten worden met de juiste middelen verwijderd alvorens tot stralen over te gaan. Er kan gebruik gemaakt worden van solventen of hogedruk reiniging om de vetten te verwijderen.
− Het oppervlak wordt gestraald tot zuiverheidsgraad Xx 0 ½ (zie ook punt 3.1.1 van dienstorder LI 96/47).
− De ruwheid Ra (volgens de norm NBN EN ISO 4278:1998) van het aldus bekomen oppervlak bedraagt minstens 6,3 µm (ligt tussen 6,3 en 12,5 µm).
− Reinigen en ontstoffen.
− Het verfsysteem:
A5M.06 | Verfproduct | NDFT(1) |
primer | 2-component epoxyzink | 60 µm |
tussenlaag | 2-component epoxy ijzerglimmer | 90 µm |
tussenlaag | 2-component epoxy ijzerglimmer | 90 µm |
eindlaag | 2-component polyurethaan eindlaag (alle RAL- kleuren mogelijk) | 80 µm |
Totale NDFT | 320 µm |
NDFT(1) = nominal dry film thickness (nominale droge laagdikte)
Een stripe-coating (epoxy ijzerglimmer) wordt aangebracht op moeilijk bereikbare plaatsen, hoeken, kanten en hoeknaden na het aanbrengen van de eerste tussenlaag.
De te gebruiken verven voldoen minimaal aan de eisen gesteld onder "Verfproducten". De kleur van de eindlaag wordt opgegeven door de leidend ambtenaar.
Bijgevoegde Artikels
Binnenkant van de brug: luchtdicht
De binnenkant van de brug is luchtdicht afgesloten en heeft dus geen verfsysteem nodig.
Moest de binnenkant toch niet volledig luchtdicht zijn, dan kan het volgende verfsysteem aangebracht worden.
− Voorbereiding van de ondergrond:
− Alvorens te stralen moet de structuur vrij zijn van vet, olie en andere onzuiverheden. Deze aanwezige oliën of vetten worden met de juiste middelen verwijderd alvorens tot stralen over te gaan. Er kan gebruik gemaakt worden van solventen of hogedruk reiniging om de vetten te verwijderen.
− Het oppervlak wordt gestraald tot zuiverheidsgraad Xx 0 ½ (zie ook punt 3.1.1 van dienstorder LI 96/47).
− De ruwheid Ra (volgens de norm NBN EN ISO 4278:1998) van het aldus bekomen oppervlak bedraagt minstens 6,3 µm (ligt tussen 6,3 en 12,5 µm).
− Reinigen en ontstoffen.
− Het verfsysteem:
A5M.04 | Verfproduct | NDFT(1) |
primer | 2-component high solids epoxy coating | 250 µm |
eindlaag | 2-component high solids epoxy coating | 250 µm |
Totale NDFT | 500 µm |
NDFT(1) = nominal dry film thickness (nominale droge laagdikte)
Een stripe-coating (2-component high solids epoxy coating) wordt aangebracht op moeilijk bereikbare plaatsen, hoeken, kanten en hoeknaden na het aanbrengen van de eerste tussenlaag.
De te gebruiken verven voldoen minimaal aan de eisen gesteld onder "Verfproducten".
Dit soort verf is slechts in een beperkt aantal kleuren verkrijgbaar. Vermits deze staalstructuur niet zichtbaar doch wel toegankelijk is, is het aangewezen een lichte kleur te kiezen. De keuze van deze kleur berust bij de leidende ambtenaar.
Waarborgen van het verfsysteem conform NBN EN ISO 12944 deel 5
De verfsystemen zijn voorbeeldsystemen volgens tabel A.5 (verfsysteem A5M.06 en A5M.04) en tabel A.8 (verfsysteem A8.02) van de norm ISO/FDIS 12944-5 (2007).
Voor de start van de verfwerken richt de aannemer een keuringsaanvraag (zie verder) aan AMS-Hasselt voor identificatieproeven. Deze identificatieproeven moeten voldoen aan de waarden die opgegeven worden in de technische fiches van de verffabrikant dewelke overeenstemmen met de waarden van de verven vermeld in de technische fiches van de fabrikant..
AMS-Hasselt beslist of er identificatieproeven uitgevoerd worden en dewelke.
Naast de monsters nodig voor de identificatieproeven wordt van elk verfproduct dat onderdeel is van het onderhavig verfsysteem een monster van 1 liter ter beschikking gesteld. Deze verfmonsters worden gedurende 1 jaar bewaard in het labo van AMS-Hasselt waarna ze teruggenomen worden door de verfleverancier.
Bijgevoegde Artikels
Keuringsaanvraag
Datum van aanvraag:
Gericht aan: AMS-Hasselt
Xxxxxxxxxxxxx 0
0000 Xxxxxxx
Verfsysteem: volgens NBN EN ISO 12944 deel 5
Conformiteitscode:
Ingediend door:
Verffabrikant: | Adres: |
Verfleverancier: | Adres: |
Opbouw verfsysteem:
Verfsysteem: Volgens NBN EN ISO 12944 | Nominale droge laagdikte NDFT ( m) | Generiek type | Firmanaam |
1e laag | |||
2e laag | |||
3e laag | |||
4e laag | |||
Totaal |
Bijgevoegde Artikels
Verfproducten
Epoxyzink
Omschrijving product
Het betreft een tweecomponenten zinkrijke primer op basis van een epoxyverbinding die verhard wordt door een polyamine- of polyamideverbinding. Door de chemische vernetting in combinatie met de kathodische werking van het zinkpigment, wordt een verffilm verkregen met een zeer goede corrosiebescherming voor Xx 0 ½ gestraalde stalen ondergrond. Deze zinkrijke primer bevat minstens 90 massaprocent (M %) zink in de droge film.
Samenstelling
Pigmenten: zinkpoeder met minstens 94 massaprocent zink Bindmiddel: epoxyhars en polyamine of polyamide
Solventen: benzeen- en tolueenvrij, bevatten geen gechloreerde koolwaterstoffen
Fysische kenmerken
Volumemassa: 2,8 g/ml (± 0,2)
Vaste stof gehalte: minimum 85 massaprocent
Vlampunt, potlife, shelf-life en droogtijd (stofdroog, kleefdroog, minimum en maximum overschilderbaartijd) volgens de technische fiche van de verffabrikant.
Toepassingsmodaliteiten
NDFT: minimum 50 µm
Temperatuur: volgens de technische fiche van de verffabrikant Viscositeit: volgens de aanwijzingen van de verffabrikant
Uitzicht
Tint: zinkgrijs Glans: mat
Tweecomponent epoxy ijzerglimmer
Omschrijving product
Het betreft een tweecomponent tussenlaag op basis van een epoxyverbinding die verhard wordt door een polyamine- of polyamideverbinding. Door het hoge gehalte aan ijzerglimmer wordt een goed gesloten verffilm bekomen met een hoge water- en corrosieweerstand.
Samenstelling
Pigmenten: minimum 42 M % ijzerglimmer
Bindmiddel: epoxybisfenol A en polyamine of polyamide
Solventen: benzeen- en tolueenvrij, bevatten geen gechloreerde koolwaterstoffen
Fysische kenmerken
Volumemassa: 1,75 g/ml (± 0,2) Vaste stof gehalte: minimum 78 M %
Bijgevoegde Artikels
Vlampunt, potlife, shelf-life en droogtijd (stofdroog, kleefdroog, minimum en maximum overschilderbaartijd) volgens de technische fiche van de verffabrikant.
Toepassingsmodaliteiten
NDFT: minimum 80 µm
Temperatuur: volgens de technische fiche van de verffabrikant Viscositeit: volgens aanwijzingen van de verffabrikant
Uitzicht
Tint: de tint van de opeenvolgende lagen moet duidelijk van elkaar verschillen Glans: mat
Tweecomponent polyurethaan eindlaag
Omschrijving product
Het betreft een tweecomponent polyurethaan eindlaag, met zeer goede buitenbestendigheid, glans en kleurbehoud.
Samenstelling
Pigmenten: titaandioxide en lichtstabiele, niet-bloedende kleurpigmenten
Bindmiddel: verharder: alifatisch polyisocyanaat verbinding met een aandeel van vluchtige isocyanaten van minder dan 0,5%
Solventen: benzeen- en tolueenvrij, bevatten geen gechloreerde koolwaterstoffen
Fysische kenmerken
Volumemassa: 1,2 g/ml (± 0,2)
Vastestof gehalte: minimum 57 % (± 3%)
Vlampunt, potlife, shelf-life en droogtijd (stofdroog, kleefdroog, minimum en maximum overschilderbaartijd) volgens de technische fiche van de verffabrikant.
Toepassingsmodaliteiten
NDFT: minimum 60 µm
Temperatuur: volgens de technische fiche van de verffabrikant Viscositeit: volgens de aanwijzingen van de verffabrikant
Uitzicht
Tint: wordt opgegeven door de leidend ambtenaar. Glans: satijn
Bijgevoegde Artikels
BIJGEVOEGD ARTIKEL NR. 411: HIJSOGEN OP STAALOPPERVLAKKEN WAAR ACHTERAF EEN WEGBEKLEDING WORDT AANGEBRACHT
Als tijdens de constructie, het transport en de definitieve montage van een staalconstructie hijsogen worden gebruikt op staaloppervlakken waar achteraf een wegbekleding wordt aangebracht, houdt men rekening met de volgende schikkingen.
A. Ingeval de wegbekleding op het staaloppervlak op de bouwplaats wordt aangebracht De wegbekleding wordt aangebracht na het definitief monteren van de brug, nadat alle hijsogen verwijderd zijn en nadat het brugdek volledig zuiver is.
B. Ingeval de wegbekleding op het staaloppervlak in het werkhuis wordt aangebracht
De aannemer mag enkel geboute hijsogen aanwenden.
De plaats en het aantal geboute hijsogen worden aan de aanbestedende overheid ter goedkeuring voorgelegd.
Na de definitieve montage van de staalconstructie worden de hijsogen verwijderd, worden in de gaten bouten met verzonken kop geplaatst en wordt de bekleding plaatselijk bijgewerkt.
Aard van de overeenkomst : pro memorie, inbegrepen de overige posten.
Bijgevoegde Artikels
BIJGEVOEGD ARTIKEL NR. 501: VERKENMERKEN EN REFERENTIEVERKENMERKEN
Voor de verkenmerken en de referentieverkenmerken gelden de voorschriften van hoofdstuk VII van dienstorder LI 93/50 – Richtlijnen voor het beheer van de kunstwerken, 1 juli 1993.
1. PRAKTISCHE RICHTLIJNEN VOOR HET AANBRENGEN VAN DE VERKENMERKEN BIJ BETONNEN CONSTRUCTIES
1. 1. TYPE I
Voor de plaatsing boort men horizontaal een gat van 14 mm diameter en 60 mm diep in het beton. Men brengt mortel in op basis van epoxyhars en klopt het verkenmerk erin met een hamer voorzien van een kop in kunststof om het verkenmerk niet te beschadigen. De kop van het verkenmerk steekt 50 mm uit het beton.
In het geval plaatsing gebeurt op een stalen onderdeel, wordt de gemerkte boutkop gelast op een gemakkelijk bereikbare plaats. Gemakkelijk bereikbaar betekent eveneens dat bij de waterpassing het verkeer op de N31 niet gehinderd wordt en de meting in veilige omstandigheden kan gebeuren.
1. 2. TYPE II (LENGTE XXX XX XXXXXXX 00 MM)
Voor de plaatsing boort men verticaal een gat van 14 mm diameter in het beton. Men brengt mortel in op basis van epoxyhars en klopt het verkenmerk erin met een hamer voorzien van een kop in kunststof om het bolsegment niet te beschadigen. De kop van het verkenmerk steekt 5 mm boven de slijtlaag.
1.3. TYPE II S (LENGTE XXX XX XXXXXXX 000 MM)
Voor de plaatsing boort men verticaal een gat van 14 mm diameter in het beton. De diepte van het boorgat heeft een zodanige diepte dat de kop van het verkenmerk na plaatsing 5 mm boven de slijtlaag uitsteekt. Na het boren van het gat brengt men mortel in op basis van epoxyhars en klopt het verkenmerk erin met een hamer voorzien van een kop in kunststof om het bolsegment niet te beschadigen.
1.4. TYPE III
Voor de plaatsing van dit verkenmerk boort men horizontaal een gat van 22 mm diameter in het beton. Men brengt mortel in op basis van epoxyhars en klopt het verkenmerk erin met een hamer voorzien van een kop in kunststof. De kop van het verkenmerk steekt 30 mm voorbij het uitspringend deel.
2. DE REFERENTIEVERKENMERKEN
2.1. BESCHRIJVING
Het referentieverkenmerk bestaat uit een stalen profiel IPE 200, kwaliteit S235JR, van 2 m lang dat, in principe, in de grond wordt geheid. Op het profiel wordt een betonblok gegoten van 50 cm hoogte en 40 x 40 cm² doorsnede. Het betonblok heeft een uitsparing om een verkenmerk type II te bevatten.
2.2. PLAATSING
Vooraf wordt een put gegraven van 40 x 40 x 50 cm³. In het midden van de put wordt het profiel ingeheid met behulp van een slaghamer. Het profieluiteinde blijft 25 cm boven de bodem van de put uitsteken. De put wordt volledig met beton (C 30/37-EE4-A; C 30/37-EE3-A waar geen dooizouten zullen worden toegepast) gevuld met in het midden van het blok een uitsparing van 12 cm diameter en 3 cm diepte, waarin een verkenmerk type II wordt geplaatst. Men zorgt ervoor dat het afgewerkte beton niet uitsteekt boven het maaiveld, zodat de messen van de grasmaaimachines het referentieverkenmerk niet beschadigen.
Bijgevoegde Artikels
Voordat het profiel wordt geheid, wordt nagegaan of er zich geen leidingen of kabels op de betrokken plaats bevinden.
2.3. AANTAL
Het aantal referentieverkenmerken dat bij de waterpassing van het kunstwerk betrokken zal worden, bedraagt drie.
2.4. LIGGING
De referentieverkenmerken worden geplaatst buiten het kunstwerk op grond die toebehoort aan het Vlaamse Gewest, en, indien mogelijk, aan weerszijden van het kunstwerk.
De referentieverkenmerken zijn gelegen buiten aangevulde grond of moerassige plaatsen en buiten de invloedzones van belaste grond, zoals funderingszolen en ophopingen. Als minimale veiligheidsafstanden worden derhalve 3 keer de breedte van de funderingszolen en 5 keer de hoogte van de ophopingen aangenomen. Deze afstanden worden respectievelijk gemeten vanaf de rand van de zool of de voet van het talud.
In geval van belangrijke uitgravingen in gronden die kunnen zwellen, worden de referentieverkenmerken op een voldoende afstand van de uitgravingen aangebracht.
3. LEVERING VAN VERKENMERKEN EN REFERENTIEVERKENMERKEN De afdeling Algemene Technische Ondersteuning van de administratie Ondersteunende Studies en Opdrachten levert de verkenmerken type I, type II, type II S en type III. De aanbestedende overheid vraagt de verkenmerken bij deze afdeling schriftelijk aan.
4. PLAATSING VAN VERKENMERKEN EN REFERENTIEVERKENMERKEN
De inplanting van de referentieverkenmerken en de verkenmerken wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de leidend ambtenaar.
Vinden er belastingsproeven op het kunstwerk plaats, dan zijn op dat ogenblik de verkenmerken en de referentieverkenmerken reeds geplaatst. Zo is het mogelijk de peilen van de verkenmerken en de referentieverkenmerken op te meten vóór en na de belastingsproeven.
Vinden er geen belastingsproeven plaats, dan zijn de verkenmerken en de referentieverkenmerken reeds geplaatst vóór de voorlopige oplevering.
Gebeurt de ingebruikneming voor het kunstwerk vóór de voorlopige oplevering, dan zijn de verkenmerken en de referentieverkenmerken reeds geplaatst en opgemeten vóór die ingebruikneming.
5. MEETMETHODE EN HOEVEELHEDEN.
Voor de verkenmerken zijn aparte posten voorzien.
Alle handelingen en materialen noodzakelijk voor de correcte plaatsing volgens de voorschriften zijn inbegrepen in de éénheidsprijs.
Bijgevoegde Artikels
BIJGEVOEGD ARTIKEL NR. 503: WATERAFVOER VAN HET KUNSTWERK
De aannemer maakt de studie van de waterafvoer van het kunstwerk. De nodige uitvoeringsplans en de eventuele verklarende nota's worden op vraag ter goedkeuring voorgelegd aan de aanbestedende overheid.
De afwatering is voorzien aan te sluiten op het RWA-stelsel aan elke kant van de brug. De wijze van afwateren (kolken, doorsteek landhoofd, …) is te bepalen door de aannemer en ter goedkeuring voor te leggen.
In de meetstaat zijn posten voor U-goten voorzien.
Bijgevoegde Artikels
BIJGEVOEGD ARTIKEL NR. 509: SPECIALE OPLEGGINGEN
De omzendbrief 576-D/5 van 4 september 1989, Metaalconstructies - Speciale opleggingen: bijlage 1, is van toepassing, maar wordt als volgt aangepast:
aflevering VII wordt vervangen door dienstorder LI 96/48 van 13 november 1996 over metaalconstructies;
aflevering X wordt vervangen door dienstorder LI 96/47 van 25 oktober 1996 over formuleverven. De bescherming tegen corrosie gebeurt volgens het verfsysteem A5M.06. Zie bijgevoegd artikel 410 voor specificaties.
De kolommen zijn onderaan alle scharnierend opgevat, door de driehoekige opstelling worden alle lasten afgeleid via normaalkrachten naar de funderingen. Door het thermisch effect dient op de “eindblokken” niettemin rekening gehouden te worden met uiteraard verticale reactiekrachten (226/2 kN) maar ook met een horizontale verplaatsing van 25,24 mm. Hiervan treed tijdens de montage slechts 2,22 mm op, door temperatuursbelasting 15 mm.
Een glijopleg is hierbij aangewezen.
Bijgevoegde Artikels
BIJGEVOEGD ARTIKEL NR. 510: PLAATSING VAN OPLEGTOESTELLEN
1. De plaatsing
Wanneer de drukspanning in het oplegtoestel, onder invloed van de minimale reactiekrachten, kleiner kan worden dan 3 N/mm2, worden de nodige voorzieningen getroffen om de verplaatsing van het oplegtoestel tegen te gaan: verankeringen, vangnokken, geruwde platen enz. met een bescherming tegen corrosie bestaande uit het verfsysteem A5M.06. Zie ook bijgevoegd artikel nummer 409.
De oplegtoestellen worden steeds horizontaal geplaatst.
De oplegtoestellen worden vastgezet op de onderbouw met een krimpvrije stelmortel. Bij de geprefabriceerde liggers in staal, beton of staal-beton worden de oplegtoestellen eveneens aan de bovenbouw verbonden met een krimpvrije stelmortel.
Indien de metalen liggers onder een helling liggen, zal de uitvlakking tussen het oplegtoestel en de liggers bestaan uit een wigvormige metalen plaat, vastgemaakt aan de ligger. De kosten voor levering en plaatsing van deze speciale stukken vormen een last van de aanneming en zijn begrepen in de prijs van het staal van de liggers.
De maximumdikte van de mortellaag is 20 mm.
Het mortelbed onder de oplegtoestellen zal minstens 20 mm in alle richtingen voorbij de oplegtoestellen steken.
Deze laten toe dat :
- de belasting gelijkmatig over de oppervlakte van het oplegtoestel wordt verdeeld, d.w.z. dat een lijncontact wordt vermeden;
- een voortijdige rotatie van het oplegtoestel of van sommige van zijn onderdelen verhinderd wordt bij het plaatsen van de liggers;
- de structurele vaste lasten (brugdekplaat, dwarsdragers enz.) worden aangebracht vooraleer de oplegtoestellen worden verbonden met de liggers.
2. De krimpvrije stelmortel
In het geval van metalen liggers is de stelmortel een harsgebonden mortel.
Voor kleine hoeveelheden kan de aanbestedende overheid de aannemer toelaten deze met de hand af te werken. Dit gebeurt op een waterdichte vloer. De aanmaak van de krimpvrije mortel op reeds afgewerkte fundering of op verharding is niet toegestaan.
De krimpvrije stelmortel heeft een gemiddelde druksterkte, gemeten op kubussen van 10 cm riblengte, van 35 N/mm² na 28 dagen.
Aard van de overeenkomst : Inbegrepen in de post van de oplegtoestellen.
Bijgevoegde Artikels
BIJGEVOEGD ARTIKEL NR. 514: LEUNINGEN
1. Materialen
Het staal van de verticale stijlen is minstens S235JR, de dikte is minstens 40mm.
De horizontale handgreep is inox 316L, electrolytisch gepolierd. De diameter is 42.2mm, met een dikte van 2.65mm
Het staal voldoet aan de voorschriften van dienstorder LIN 2003/16 van 1 september 2003 over metaalconstructies.
De ankerbouten voor de bevestiging op stalen brugdekplaten zijn van corrosievast staal, klasse A4-70 volgens NBN EN ISO 3506-1 t/m 3.
De dopmoeren zijn eveneens van corrosievast staal en worden onderworpen aan volgende proef: een verplettering met dwarse vervorming van 10 % van de sleutelwijdte; er mogen geen scheuren of barsten optreden.
Tussen de voetplaat en de dopmoeren, die op de ankerringen worden geschroefd, worden telkens twee onderlegringen geplaatst.
De onderlegring die met de voetplaat in aanraking komt is in nylon; de andere onderlegring is in corrosievast staal.
De geperforeerde plaat is uit aluminium, met een dikte van minstens 1.5mm.
De aluminiumlegering is van het type 5754 volgens de norm NBN P 21-001 in de staat ½ hard of ¼ hard in het geval van omkraagde elementen. De bekleding van het rooster bestaat uit een van de onder deel II B 1.4 beschreven beschermingen.
De producten worden per gieting ter aanvaarding aangeboden. De chemische analyse van elke gieting wordt door de producent meegedeeld.
Een keuringseenheid bestaat uit 5 ton of een deel daarvan van producten afkomstig uit eenzelfde gieting. Bescherming van panelen in aluminium (caisson en rooster)
De kleur of tint van de schermen zal bij uitvoering worden medegedeeld door de aanbestedende overheid. Alle zichtbare delen dienen voorzien te worden van een anti-grafitti coating.
De volgende bekledingstechnieken wordt toegepast::
Gekleurde anodisatie (werkhuisgebonden methode)
De oxidelaag wordt door een elektrochemische bewerking aangebracht in een bad tot een dikte van 20 µm. De poriën van de anodiseerlaag kunnen daarna op gepaste wijze ingekleurd worden op elektrolytische wijze of met (an)organische pigmenten.
De anodisatie wordt gecontroleerd als volgt :
Dikte:
- Niet-destructief door de wervelstroommethode volgens de norm NBN-EN ISO 2360.
- Bij betwistingen is de enige doorslaggevende methode de bepaling langs scheikundige weg volgens de laatste uitgave van de norm ISO 2106 waarbij de dichtheid van de anodisatielaag gelijk genomen wordt aan 2.6 kg/dm³.
Bijgevoegde Artikels
Naverdichting:
- Druppeltest volgens de laatste uitgave van ISO 2413 met het blauwe kleurmiddel 2LW. Een goed dekkende laag neemt de kleurstof niet op. De intensiteit van de vlek mag niet groter zijn dan 2.
- Bij betwistingen is de enige doorslaggevende methode de dompeltest in chroomzuurfosforzuur volgens de laatste uitgave van de norm ISO 3210. Het gewichts- verlies mag 30 mg/dm² niet overschrijden.
Onderhoud van de panelen
Het scherm moet gemakkelijk te reinigen zijn. Het scherm heeft een glad oppervlak dat de aanhechting van vuil tegengaat en bevorderlijk is voor reiniging door de regen.
Bij schade (in zijn geheel of gedeeltelijk) aan het scherm of de bekleding moeten de herstellingen of de noodzakelijke vervangingen eenvoudig en snel uitgevoerd kunnen worden.
Deze handeling moet eenvoudig uit te voeren zijn, zonder mechanische handelingen zoals klinken, boren,
...
Bij schademoet elk deel van de constructie kunnen vervangen worden zonder de aangrenzende elementen te verplaatsen.
Afdichtings- en inklemmingsprofielen
Bij de dimensionering van de rubbers voor inklemmingen en afdichtingen dient rekening gehouden te worden met temperatuursuitzetting en met bevestigings- en leveringstoleranties.
Verder dienen de rubberafdichtings- en inklemmingsstroken in hoge mate bestendig te zijn tegen verouderingsprocessen onder invloed van gladheidsbestrijdingsmiddelen, uitlaatgassen, detergenten, vorst, UV-licht en ozon. Ook mag het rubber van de profielen en de eventueel aan te wenden glij- en beschermingsmiddelen de panelen niet aantasten.
Alleszins dient het rubber aan de volgende eisen te voldoen:
- hardheid Shore A : 60 ± 5
- breukweerstand (min.): 11 N/mm²
- breukverlenging (min.): 350 %
- weerstand tegen scheurvorming in lengtezin: 25 N/mm
in dwarszin: 10 N/mm
- drukproef gedurende 24 u bij 70° C volgens NBN T 31-003
- maximum permanente vervorming : 25 %
Na veroudering volgens §3 van NBN T 31-005 (72 ± 2 uur bij 100 ± 1 °C) zijn de vereiste resultaten als volgt:
- hardheid Shore A (max. vermeerdering): 7
- breukweerstand (max. vermindering): 20 %
- verlenging bij breuk (max. vermindering): 25 %
- weerstand tegen scheurvorming (max. vermindering): 25 %
Al deze proeven worden uitgevoerd op monsters genomen uit het afgewerkte product en volgens de norm NBN T 31.
De hoeveelheid ontnomen materiaal moet voldoende zijn om een serie proeven uit te voeren in natuurlijke en in verouderde toestand.
Het rubber moet gestabiliseerd zijn tegen UV-stralen.