Deel B. SPECIFIEKE BEPALINGEN
Deel B. SPECIFIEKE BEPALINGEN
Deel B. I REGLEMENT INZAMELING AFVAL
TITEL I. Inzameling van huisvuil en restafval en de gemengde fractie van het vergelijkbaar bedrijfsafval
Hoofdstuk I. Definitie Artikel 1
Voor de toepassing van dit reglement wordt onder huisvuil en restafval verstaan: alle afvalstoffen, ontstaan door de normale werking van een particuliere huishouding, die in de voorgeschreven recipiënt voor de huisvuilophaling kunnen geborgen worden, met uitzondering van papier en karton, textiel, glas, klein gevaarlijk afval, groente-, fruit- en tuinafval of groenafval, plastic flessen en flacons, metalen verpakkingen en drankkartons en andere selectief ingezamelde afvalstoffen.
Hoofdstuk II. Inzameling Artikel 2
§1. Het huisvuil en restafval wordt huis-aan-huis opgehaald langs de voor de ophaler toegankelijke straten, wegen en pleinen waar de ophaling wordt ingericht op de door het college van burgemeester en schepenen bepaalde dagen.
§2. Het huisvuil en restafval mag niet worden meegegeven met het grofvuil of een inzameling andere dan deze van het huisvuil en restafvalen de gemengde fractie van het vergelijkbaar bedrijfsafval.
§3. Het is verboden voor de verwijdering van het huisvuil gebruik te maken van een containerpark.
Hoofdstuk III. Wijze van aanbieding Artikel 3
§1. Het huisvuil en restafval dient gescheiden aangeboden te worden in recipiënten waarvan
de aard en het model door het college van burgemeester en schepenen werd vastgesteld. Het gebruik van andere recipiënten is verboden. Het recipiënt dient zorgvuldig gesloten te worden en mag noch scheuren, barsten of lekken vertonen.
§2. Het gewicht van de aangeboden recipiënt mag niet groter zijn dan 15 kg in het geval van huisvuilzakken.
§3. Het huisvuil en restafval dient aangeboden te worden in een toestand die geen risico inhoudt voor de veiligheid en/of gezondheid van de ophaler. Scherpe voorwerpen dienen zodanig verpakt te worden dat ze geen gevaar kunnen opleveren voor de ophalers.
TITEL II. Inzameling van grofvuil
Hoofdstuk I. Definitie Artikel 4
Voor de toepassing van dit reglement wordt onder grofvuil verstaan: alle afvalstoffen, ontstaan door de normale werking van een particuliere huishouding, die omwille van de omvang, de aard en/of het gewicht niet in het recipiënt voor de huisvuilophaling kunnen geborgen worden, met uitzondering van papier, karton, textiel, glas, klein gevaarlijk afval, groente-, fruit- en tuinafval of groenafval, plastic flessen en flacons, metalen verpakkingen en
drankkartons, afgedankte elektrische en elektronische apparatuur, bouw- en sloopafval, houtafval, gemengde metalen, autobanden en andere selectief ingezamelde afvalstoffen.
Hoofdstuk II. Inzameling Artikel 5
§1. Het grofvuil wordt opgehaald langs de voor de ophaler toegankelijke straten, wegen en
pleinen waar de ophaling wordt ingericht op de door het college van burgemeester en schepenen bepaalde dagen. Het grofvuil wordt ook ingezameld op het containerpark. Het herbruikbaar grofvuil kan worden aangeboden in het kringloopcentrum waarmee de gemeente een overeenkomst heeft afgesloten.
§2. Het grofvuil mag niet worden meegegeven met het huisvuil of een inzameling, andere dan deze van het grofvuil.
Hoofdstuk III. Wijze van aanbieding Artikel 6
§1. Het grofvuil dient naar behoren gebundeld of per stuk en gesorteerd per fractie aangeboden te worden.
§2. Het grofvuil mag niet langer zijn dan 1,50 m en niet groter zijn dan 2 m³. Het gewicht van één afzonderlijk stuk bedraagt maximaal 50 kg.
§3. Alle voorwerpen dienen zodanig aangeboden te worden dat ze geen gevaar kunnen opleveren voor de ophalers van de afvalstoffen.
§4.Per ophaling mag er maximum 4m³ grof huisvuil worden aangeboden.
TITEL III. Selectieve inzameling van xxxx
Hoofdstuk I. Definitie Artikel 7
§1. Voor de toepassing van dit reglement wordt onder glas verstaan: hol glas en vlak glas, ontstaan door de normale werking van een particuliere huishouding en een vergelijkbare bedrijfsactiviteit, met uitzondering van vuurvaste voorwerpen, gewapend glas, serreglas, kristal, opaal glas, rookglas, spiegelglas, autoruiten, plexiglas, gloeilampen, spaarlampen, TL-lampen, porselein, aardewerk, beeldbuizen, e.d..
§2. Hol glas betreft alle flessen en bokalen.
§3. Vlak glas betreft vensterglas.
Hoofdstuk II. Inzameling Artikel 8
§1. Hol glas wordt kleurgescheiden ingezameld in de glascontainers die verspreid staan opgesteld in de gemeente. Hol glas en vlak glas worden eveneens ingezameld op het containerpark.
§2. Hol en vlak glas mogen niet worden meegegeven met het huisvuil, het grofvuil of een selectieve inzameling, andere dan deze van hol en vlak glas.
Hoofdstuk III. Wijze van aanbieding Artikel 9
Hol glas dat naar de glascontainer gebracht wordt, dient, afhankelijk van de kleur, in de daartoe voorziene glascontainers te worden gedeponeerd. Hol glas wordt bij de aanbieding indien mogelijk ontdaan van deksels, stoppen en omwikkelingen. Het dient leeg en voldoende gereinigd te zijn.
Artikel 10
§1. Het deponeren in glascontainers van om het even welke andere afvalstof dan hol glas is verboden. Het is verboden om naast de glascontainers glas of andere afvalstoffen achter te laten.
§2. Het is verboden glas te deponeren in de glascontainers tussen 22 uur en 7 uur.
TITEL IV. Selectieve inzameling van papier en karton
Hoofdstuk I. Definitie Artikel 11
Voor de toepassing van dit reglement wordt onder papier en karton verstaan: alle dag-, week- en maandbladen, tijdschriften en periodieken, reclamedrukwerk en ander drukwerk, publicaties, telefoonen faxgidsen, schrijfpapier, kopieerpapier, computerpapier, boeken en papieren of kartonnen verpakkingen, ontstaan door de normale werking van een particuliere huishouding en een vergelijkbare bedrijfsactiviteit, met uitzondering van geolied papier of karton, papier met waslaag, carbonpapier, gelaagd papier, vervuild papier, vervuilde papieren en kartonnen verpakkingen, papieren voorwerpen waar kunststof of andere materialen in verwerkt zijn, kaarten met magneetbanden, behangpapier, cement-, meststof- en sproeistofzakken, e.d..
Hoofdstuk II. Inzameling Artikel 12
§1. Papier en karton wordt minstens maandelijks huis-aan-huis opgehaald langs de voor de ophaler toegankelijke straten, wegen en pleinen waar de ophaling wordt ingericht op de door het college van burgemeester en schepenen bepaalde dagen. Papier en karton wordt ook ingezameld op het containerpark.
§2. Papier en karton mogen niet worden meegegeven met het huisvuil en de gemengde fractie van het bedrijfsafval, het grofvuil of een selectieve inzameling, andere dan deze van papier en karton.
Hoofdstuk III. Wijze van aanbieding Artikel 13
§1. Het papier en karton dienen aangeboden te worden in een kartonnen doos, papieren zak
en steeds samengebonden met natuurkoord in hanteerbare pakken.
§2. Het gewicht per zak, doos of pakket mag niet groter zijn dan 15 kg. TITEL V. Selectieve inzameling van klein gevaarlijk afval Hoofdstuk I. Definitie
Artikel 14
Voor de toepassing van dit reglement wordt onder klein gevaarlijk afval, hierna KGA materialendecreet en zijn uitvoeringsbesluiten.
Hoofdstuk II. Inzameling
Artikel 15
§1. Het KGA wordt opgehaald of ingezameld op de door het college van burgemeester en schepenen bepaalde plaatsen en tijdstippen.
§2. KGA mag niet worden meegegeven met het huisvuil, het grofvuil of een selectieve
inzameling, andere dan deze van KGA.
Hoofdstuk III. Wijze van aanbieding Artikel 16
§1. Het KGA dient, tenzij het fysisch onmogelijk of niet aangewezen is, afzonderlijk van
andere afvalstoffen aangeboden te worden in een daartoe geschikte recipiënt.
§2. Injectienaalden moeten worden aangeboden in een naaldcontainer.
Artikel 17
Het aangeboden KGA wordt zoveel mogelijk in de oorspronkelijke verpakking, inclusief buitenverpakking, aangeboden om de identificatie te vereenvoudigen. Indien nodig brengt de voortbrenger zelf de aanduiding(en) over de aard, de samenstelling en de eventuele gevaren van het KGA op de verpakking aan. Producten van verschillende aard mogen niet worden samengevoegd. De aanbieder dient alle nodige voorzorgsmaatregelen te treffen om het lekken en andere ongewenste effecten van het KGA te voorkomen.
Artikel 18
§1. Het KGA dat wordt aangeboden bij een eventuele huis-aan-huis- of wijkinzameling wordt door de begeleider van het ophaalvoertuig in de gepaste sorteer- of opslagrecipiënten gedeponeerd. De aanbieder van het KGA mag dit niet zelf doen.
§2. Het KGA dat wordt aangeboden op het containerpark wordt door het bevoegde personeel daartoe geschikte recipiëntengedeponeerd. De aanbieder van het KGA mag dit niet zelf doen.
§3. De afgifte van KGA aan de erkende ophaler gebeurt in aanwezigheid en onder toezicht van het bevoegde personeel.
TITEL VI. Selectieve inzameling van groente-, fruit- en tuinafval gemengd met een niet recycleerbare papierfractie (GFT+)
Hoofdstuk I. Definitie Artikel 19
§1. Voor de toepassing van dit reglement wordt onder groente- en fruitafval gemengd met een niet recycleerbare papierfractie verstaan: aardappelschillen, schillen van citrus- of andere vruchten, groente- en fruitresten, loof, eierschalen, doppen van noten, theebladeren en theezakjes, koffiedik en papieren koffiefilters, papieren doekjes, keukenrol en servetten, taart- en pizzadozen (karton), broodzakken, kleine hoeveelheden etensresten, kranten waarin etensresten worden verpakt, wegwerpluiers ontstaan door de normale werking van een particuliere huishouding. Het tuinafval omvat versnipperd snoeihout, haagscheersel, gazonmaaisel, bladeren, onkruid, resten van groente- en siertuin, verwelkte snijbloemen en kamerplanten, zaagmeel, schaafkrullen en mest van kleine huisdieren, ontstaan door de normale werking van een particuliere huishouding. Het groente-, fruit- en tuinafval gemengd met een niet recycleerbare papierfractie wordt hierna GFT+-afval genoemd.
§2. Andere afvalstoffen zoals timmerhout, mossel- en oesterschelpen, grof ongesnipperd snoeihout, beenderen en dierlijk afval, aarde, zand, saus, olie, vet, stof uit stofzuiger, as van open haard, houtskool, kunststof, ijzer, metaal, blik, kattenbakvulling, vogelkooizande.d. worden niet als GFT+-afval beschouwd.
Hoofdstuk II. Inzameling
Artikel 20
§1. Het GFT+-afval wordt huis-aan-huis opgehaald langs de voor de ophaler toegankelijke straten, wegen en pleinen waar de ophaling wordt ingericht op de door het college van burgemeester en schepenen bepaalde dagen.
§2. GFT+-afval mag niet meegegeven worden met het huisvuil, het grofvuil of een selectieve inzameling, andere dan deze van GFT+-afval.
§3. Verontreinigd GFT+-afval wordt niet aanvaard bij de selectieve inzameling.
Hoofdstuk III. Wijze van aanbieding Artikel 21
§1. Het GFT+-afval dient gescheiden aangeboden te worden in recipiënten waarvan de aard
en het model door het college van burgemeester en schepenen werd vastgesteld. Het gebruik van andere recipiënten is verboden. De recipiënt dient zorgvuldig gesloten te worden en mag noch scheuren, barsten of lekken vertonen.
§2. Bij gebruik van composteerbare zakken mag het gewicht van de recipiënt niet groter zijn dan 15 kg.
Hoofdstuk IV. Gebruik van de GFT+container
Artikel 22-25
NVT
TITEL VII. Selectieve inzameling van snoeihout of snoeiafval
Hoofdstuk I. Definitie Artikel 26
Onder snoeihout of snoeiafvalwordt verstaan alle houtige delen die bij het snoeien van bomen of heesters worden afgesneden en die ontstaan door de normale werking van een particuliere huishouding en de gelijkgestelde afvalstoffen.
Hoofdstuk II. Inzameling Artikel 27
§1. Het snoeiafval of snoeihout wordt minstens opgehaald langs de voor de ophaler toegankelijke straten, wegen en pleinen waar de ophaling wordtingericht op de door het college van burgemeester en schepenen bepaalde dagen. Het tuinafval en snoeihout wordt ook ingezameld op het containerpark.
§2. Tuinafval en snoeihout mag niet worden meegegeven met het huisvuil, het grofvuil of een selectieve inzameling, andere dan deze van tuinafval en snoeihout.
§3. Verontreinigd tuinafval en snoeihout wordt niet aanvaard bij de selectieve inzameling.
Hoofdstuk III. Wijze van aanbieding Artikel 28
Het snoeihout dient samengebonden met natuurkoord te worden aangeboden. De takken mogen niet langer zijn dan 1,5 m. Bundel maximum 0,5 diameter en takken maximum 10 cm diameter.
TITEL VIII. Selectieve inzameling van plastic verpakkingen, metalen verpakkingen en drankkartons (PMD)
Hoofdstuk I. Definitie Artikel 29
§1. Voor de toepassing van dit reglement wordt onder plastic flessen en flacons, metalen verpakkingen en drankkartons, ook PMD-afval genoemd, verstaan: plasticflessen en flacons, metalen verpakkingen (inclusief kroonkurken) en drankkartons, met uitzondering van papieren en kartonnen verpakkingen en glasverpakkingen, ontstaan door de normale werking van een particuliere huishouding en een vergelijkbare bedrijfsactiviteit.
§2. De aangeboden plastic flessen en flacons, metalen verpakkingen en drankkartons mogen geen KGA, glas, etensresten of andere afvalstoffen bevatten.
Hoofdstuk II. Inzameling Artikel 30
§1. De plastic flessen en flacons, metalen verpakkingen en drankkartons worden huis-aan-
huis opgehaald langs de voor de ophaler toegankelijke straten, wegen en pleinen waar de ophaling wordt ingericht op de door het college van burgemeester en schepenen bepaalde dagen. De plastic flessen en flacons, metalen verpakkingen en drankkartons worden ook ingezameld op het containerpark.
§2. Plastic flessen en flacons, metalen verpakkingen en drankkartons mogen niet worden meegegeven met het huisvuil, het grofvuil of een andere selectieve inzameling, andere dan deze van de plastic flessen en flacons, metalen verpakkingen en drankkartons.
§3. Verontreinigde plastic flessen en flacons, metalen verpakkingen en drankkartons worden niet aanvaard.
Hoofdstuk III. Wijze van aanbieding Artikel 31
§1. De plastic flessen en flacons, metalen verpakkingen en drankkartons dienen
aangeboden te worden in PMD-zakken waarvan de aard en het model door het college van burgemeester en schepenen werd vastgesteld. Het gebruik van andere recipiënten is verboden. De recipiënt dient zorgvuldig gesloten te worden en mag noch scheuren, barsten of lekken vertonen.
§2. De verschillende fracties van de plastic flessen en flacons, metalen verpakkingen en drankkartons mogen gemengd in de voorgeschreven recipiënt worden aangeboden. Er mag geen PMD of ander afval aan de buitenkant van de PMD-zak vastgebonden
worden.
§3. Het gewicht van één recipiënt mag niet groter zijn dan 8 kg en dient gesloten aangeboden te worden.
TITEL IX. Selectieve inzameling van gemengde metalen
Hoofdstuk I. Definitie Artikel 32
Voor de toepassing van dit reglement wordt onder gemengde metalen verstaan: alle door de normale werking van een particuliere huishouding ontstane soorten van metalen voorwerpen waarvan de grootte sterk kan verschillen, met uitzondering van KGA, metalen verpakkingen en afgedankte elektrische en elektronische apparatuur.
Hoofdstuk II. Inzameling
Artikel 33
§1. De gemengde metalen worden samen met het grof vuil opgehaald langs de straten, wegen en pleinen waar de ophaling wordt ingericht, op de door het college van burgemeester en schepenen bepaalde dagen. De gemengde metalen worden ook ingezameld op het containerpark.
§2. Gemengde metalen mogen niet worden meegegeven met het huisvuil of een selectieve inzameling, andere dan deze van grof vuil.
Hoofdstuk III. Wijze van aanbieding Artikel 34
De gemengde metalen moeten worden aangeboden zoals het grof vuil.
TITEL X. Selectieve inzameling van textiel en herbruikbare goederen
Hoofdstuk I. Definitie Artikel 35
Voor de toepassing van dit reglement wordt onder herbruikbare goederen verstaan: alle door
de normale werking van een particuliere huishouding ontstane afvalstoffen die via het kringloopcentrum geschikt kunnen gemaakt worden voor hergebruik, zoals meubelen, kleding, kleine huisraad, boeken en platen, speelgoed, e.d..
Voor de toepassing van dit reglement wordt onder huishoudelijk textielafval verstaan: alle niet verontreinigde kledij (textiel en lederwaren), schoeisel, handtassen, beddegoed,
door de normale werking van een particuliere huishouding.
Hoofdstuk II. Inzameling Artikel 36
§1. Het textiel wordt ingezameld op het containerpark.
§2. Alleen de organisaties die toelating hebben van het college van burgemeester en schepenen of de opdrachthoudende vereniging IGEAN milieu & veiligheid en vermeld zijn op
textielcontainers te plaatsen, respectievelijk een huis-aan-huisinzameling te organiseren.
§3. Het textiel mag niet worden meegegeven met het huisvuil of het grofvuil.
§4. Voor de inzameling van herbruikbare goederen wordt een beroep gedaan op het door de OVAM erkend kringloopcentrum, werkzaam op het grondgebied van de gemeente. Deze inzameling kan gebeuren op afroep. Het telefoonnummer van het kringloopcentrum is terug te vinden via het gemeentelijk informatieblad en via de gemeentelijke diensten.
§5. Herbruikbare goederen mogen niet worden meegegeven met het huisvuil, het grofvuil of een andere selectieve inzameling, andere dan deze van herbruikbare goederen.
§6. Het staat het kringloopcentrum vrij om aangeboden herbruikbare goederen te weigeren indien deze niet dienstig zijn voor het kringloopcentrum. In dit geval mogen de door het kringloopcentrum geweigerde herbruikbare goederen meegegeven worden met het huisvuil, het grofvuil of gemengde metalen.
Hoofdstuk III. Wijze van aanbieding Artikel 37
Alle voorwerpen moeten zodanig aangeboden worden dat ze geen gevaar opleveren voor de ophalers van de afvalstoffen.
TITEL XI. Containerpark
Hoofdstuk I. Algemeen Artikel 38
Het containerpark is een inrichting die tot doel heeft de gescheiden inzameling van huishoudelijke afvalstoffen mogelijk te maken met het oog op de maximale recyclage van deze afvalstoffen.
Artikel 39
§1. Het containerpark is enkel toegankelijk voor de bewoners van het intergemeentelijk samenwerkingsverband voor de exploitatie van de containerparken, ingericht door de opdrachthoudende vereniging IGEAN milieu en veiligheid en de
houders van een geldige toegangskaart. Het college van burgemeester en schepenen of de opdrachthoudende vereniging IGEAN milieu & veiligheid kan het gebruik van het containerpark verruimen voor andere categorieën van gebruikers.
§2. Het containerpark is geopend op de door het college van burgemeester en schepenen of de opdrachthoudende vereniging IGEAN milieu & veiligheid bepaalde data en openingsuren. Buiten de openingsuren is het containerpark niet toegankelijk voor personen vreemd aan de dienst.
§3. Op het containerpark gelden de bepalingen van het huishoudelijk reglement zoals vastgesteld door het college van burgemeester en schepenen of de opdrachthoudende vereniging IGEAN milieu & veiligheid.
Hoofdstuk II. Gebruik van het containerpark Artikel 40
Op het containerpark mogen enkel de door het college van burgemeester en schepenen of de opdrachthoudende vereniging IGEAN milieu & veiligheid vastgestelde en vooraf maximaal gesorteerde huishoudelijke afvalstoffen aangeboden worden.
De afvalstoffen mogen slechts na goedkeuring van de containerparkwachter, enkel in de daartoe voorbestemde en van een duidelijke vermelding voorziene container, recipiënt of opslagruimte gedeponeerd worden.
Er mogen geen afvalstoffen van het containerpark meegenomen worden.
Artikel 41
Tijdens de openingsuren is het containerpark permanent onder toezicht van de containerparkwachters.
Artikel 42
§1. Het is de parkwachter toegestaan de aanbrengers van afvalstoffen buiten de omheining te laten wachten indien er zich reeds teveel mensen op het containerpark bevinden, evenals in functie van een goede verkeersregeling op het containerpark.
§2. Kinderen jonger dan 12 jaar dienen vergezeld te zijn door een volwassen begeleider.
§3. Het is verboden dieren te laten rondlopen op het containerpark.
Artikel 43
De afvalstoffen dienen zoveel mogelijk gesorteerd te worden aangeboden, teneinde de verblijfsduur van de bezoekers op het terrein te beperken. De snelheid van de voertuigen is beperkt tot 15 km/uur. De motor dient stilgelegd te worden bij het lossen van de afvalstoffen. De bezoekers en de ophalers zijn ertoe gehouden de aanwijzingen van de parkwachter te volgen.
Artikel 44
§1. De gebruikers van het containerpark moeten de omgeving van de containers en de overige ruimte van het terrein steeds zo rein mogelijk houden. Zij kunnen door de containerparkwachters verzocht worden het door hen bevuilde terrein te reinigen.
§2. Tijdens de sluitingsuren/dagen van het containerpark is het verboden om afval voor de toegangspoorten te deponeren of over de omheining op het containerpark te gooien.
Dergelijke handelingen worden gelijkgesteld met sluikstorten.
Artikel 45
Op het containerpark is het verboden te roken of om op enige andere wijze vuur te maken. Het is verboden om enige beschadiging aan te brengen aan de omheining, containers, gebouwen, beplantingen of uitrusting.
Deel B.II REGLEMENT DOMEIN FORT III, PARKEN, SPEELPLEINEN, SPEELWEIDEN, SPEELBOSSEN EN VISVIJVERS
Hoofdstuk I. Definitie Artikel 1
Onder openbare parken wordt verstaan: de parken gelegen in de gemeente, die eigendom zijn of onderhouden worden door of in opdracht van het gemeentebestuur en toegankelijk zijn voor het publiek. Ook domein Fort III valt onder de noemer openbaar park.
Onder speelpleinen, speelweiden of speelbossen wordt verstaan: de plaatsen gelegen in de gemeente, die eigendom zijn of onderhouden worden door of in opdracht van het gemeentebestuur, die toegankelijk zijn voor het publiek en waar speel- of sporttoestellen staan opgesteld.
Hoofdstuk II. Openbare parken, speelpleinen, speelweiden en speelbossen Artikel 2
Het college van burgemeester en schepenen kan steeds de toegang tot de openbare parken
en speelpleinen beperken en deze voor een bepaalde duur, ter beschikking stellen van scholen, groepen of verenigingen. Zij, die het gebruik verkregen hebben, zijn verantwoordelijk voor de aangerichte schade.
Artikel 3
De bezoekers van het park moeten zich behoorlijk gedragen en moeten zich houden aan de richtlijnen verstrekt door de personen die gelast zijn met het toezicht.
De politie of de aangestelden kunnen bezoekers, die zich niet aan de reglementen houden, de toegang tot het park ontzeggen of ze uit het park zenden.
Artikel 4
Deze parken, speelpleinen en wandelpaden zijn alleen toegankelijk voor voetgangers. Fietsen wordt enkel toegelaten op de verharde en/of daartoe aangeduide paden. Dit verbod slaat niet op invalidenwagentjes of kinderwagens en kleine fietsen bestemd voor kinderen tot 6 jaar.
De toegang voor voertuigen is verboden. Uitzondering wordt gemaakt voor ceremoniewagens, bestemmingsverkeer zoals leveranciers, dienstvoertuigen en voertuigen voor mindervaliden.
Artikel 5
Het is verboden rijwielen te plaatsen tegen bomen, plantsoenen, banken of monumenten.
Artikel 6
De toestellen in de speeltuin en speelweiden zijn voorbehouden aan kinderen tot en met 12 jaar. Het college van burgemeester en schepenen kan specifieke speeltuinen of speelweiden voorbehouden voor welbepaalde leeftijdscategorieën.
Het is verboden in de parken en op de speelpleinen honden te laten spelen of ze te laten woelen. De honden moeten er aan de leiband gehouden worden.
Artikel 7
De openbare parken zijn toegankelijk voor het publiek op de tijdstippen bepaald door het college van burgemeester en schepenen.
Artikel 7bis
Op het domein Fort III is, behoudens gemeentelijke machtiging, het parkeren enkel toegelaten voor voertuigen waarvan de maximaal toegelaten massa maximum 3,5 ton bedraagt. Deze maatregel zal ter kennis gebracht worden van de weggebruikers door middel
Indien een gemeentelijke machtiging tot parkeren wordt afgeleverd door de bevoegde
overheid, voor het parkeren van voertuigen met een maximaal toegelaten massa van meer dan 3,5 ton, dient deze gemeentelijke machtiging zichtbaar aangebracht te worden op de binnenkant van de voorruit, of als er geen voorruit is, op het voorste gedeelte van het geparkeerde voertuig.
Artikel 8
- dranken te verstrekken of te verkopen;
- onder welke vorm ook, ambulante handel te drijven of reclame te maken in het park;
- drukwerken of geschriften aan te plakken, uit te strooien of uit te delen;
- te zwemmen of te roeien;
- vee te laten grazen;
- zand- of bladgrond uit te graven of weg te voeren;
- strooisel of hout weg te halen;
- er de nacht door te brengen;
- paard te rijden, tenzij anders vermeld (zie art. 8 bis);
- in bomen te klimmen;
- te schaatsen op de vijver;
- elektronisch versterkte geluidsbronnen te gebruiken behoudens voor strikt persoonlijk gebruik d.m.v. een hoofdtelefoon;
- sportmanifestaties of feestelijkheden in te richten.
Artikel 8 bis
Op Fort III zijn enkele ruiterpaden; op deze paden is paardrijden toegelaten. Op de wallen van Fort III en op het stuk voor de hoofdingang van gemeentelijke kunstschool Academia is de toegang voor paarden verboden.
Artikel 9
De dieren in het park (ook de broedplaatsen) moeten met rust gelaten worden. Het voederen, loslaten of uitzetten van dieren in een park is behoudens andersluidende toelating verboden.
Artikel 10
Met uitzondering van de gemeente- en hulpdiensten of een toelating van de burgemeester is het verboden met eender welk vaartuig of ander voorwerp de parkvijvers te bevaren.
Hoofdstuk III. Visvijvers Artikel 11
Het is verboden in het vestingswater, gelegen op de buitenglacis van Fort III, en andere openbare vijvers te baden, te zwemmen of te vissen of er zijn huisdier(en) te laten baden of zwemmen.
Hoofdstuk IV. Kappen van bomen Artikel 12
Voor de toepassing van dit reglement wordt onder een hoogstammige boom verstaan elke boom die op een hoogte van 1 m een stamomtrek heeft van tenminste 1 m21.
Fruitbomen die deel uitmaken van een professioneel geëxploiteerde boomgaar vallen niet onder de toepassing van dit reglement.
Artikel 13
Onverminderd de wettelijke en decretale bepalingen mag niemand zonder voorafgaandelijke toelating van het college van burgemeester en schepenen hoogstammige bomen vellen of snoeien.
Het is tevens verboden bomen op enigerlei wijze te beschadigen of te vernietigen.
In geval van overmacht of indien het geringste uitstel onmiddellijk gevaar oplevert volstaat een eenvoudige mededeling aan de lokale politie. Om dezelfde redenen kunnen de veiligheidsdiensten overgaan of laten overgaan tot het vellen van gevaarlijke bomen.
Artikel 14
Het college van burgemeester en schepenen kan bij het verlenen van de toelating voorwaarden bepalen in verband met de heraanplanting en daartoe van de aanvrager een waarborgsom eisen.
De heraangeplante bomen mogen niet geveld worden zonder een toelating bedoeld in het voorgaande artikel, zelfs indien zij niet als hoogstammige bomen kunnen beschouwd worden.
Artikel 15
De gemachtigde ambtenaren van de politie of het gemeentebestuur kunnen mondeling en ter plaatse de staking van werken bevelen die in strijd zijn met of bij gebreke aan een toelating worden uitgevoerd. Het bevel moet op straffe van verval binnen de vijf werkdagen door de burgemeester bekrachtigd worden.
Het college van burgemeester en schepenen kan aan de overtreder maatregelen opleggen die voorzien in een passende heraanplanting.
21 Artikel 99, §1, vijfde lid van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening
Deel B.III TEGELTUINTJES
Artikel 1
Het gebruik van de openbare plaats voor de aanleg van een tegeltuintje is enkel toegelaten mits een voorafgaandelijke toelating van het Schepencollege.
Artikel 2
Onder tegeltuintje wordt verstaan een aanplanting van groen op de openbare plaats gelegen tegen een muur of een afsluiting van een private eigendom of een eigendom van een openbaar bestuur of openbare instelling.
Deel B.IV REGLEMENT KERMISSEN EN WOONWAGEN
Artikel 1
Het is verboden woonwagens, caravans, mobilhomes en dergelijke gebruikt als permanente huisvesting, al dan niet van hun wielen ontdaan, langer dan 24 uur op het gemeentelijk grondgebied te laten staan.
Artikel 2
De bepalingen van het vorig artikel zijn evenwel niet van toepassing op de wagens van kermis- en foorreizigers of daarmee gelijkgestelden, die tijdelijk in de gemeente verblijven ter gelegenheid van kermissen, jaarmarkten, circussen of andere attracties die door het gemeentebestuur ingericht of toegestaan werden.
Artikel 3
Het toekennen van een standplaats houdt behoudens andersluidende bepaling geen toelating in, de woon- en laadwagens naast de kermisinrichting te plaatsen. Enkel de wagens, nodig voor de uitbating, mogen op het kermisterrein staan.
Artikel 4
Bij overtredingen van de bepalingen van dit hoofdstuk kunnen, benevens de toepassing van de voorziene straffen, de voertuigen, woonwagens, caravans of dergelijke, getakeld worden.
Deel B.V EVENEMENTEN
Afspraken over de aanvraagprocedure zelf
1. De organisator bezorgt ten laatste 6 weken voor het evenement de aanvraag aan het gemeentebestuur .
2. De organisator zorgt ervoor dat aan alle gestelde voorwaarden wordt voldaan, zowel door eigen medewerkers, onderaannemers, partners en bezoekers van het evenement.
3. De evenemententoelating onder voorwaarden is enkel geldig voor de faciliteiten zoals gevraagd in het aanvraagformulier.
4. Voor bijkomende gewenste faciliteiten of wijzigingen bezorgt de organisator onmiddellijk een geactualiseerde aanvraag en dit ten laatste 3 weken voor het evenement.
Afspraken over de reikwijdte van de toelating
1. Andere toegestane manifestaties en evenementen op dezelfde plaats en tijdstip worden niet verstoord.
2. Bij niet naleving van de voorwaarden, kunnen de burgemeester, de politie, de brandweer en bevoegde gemeentediensten maatregelen nemen op kosten en risico van de organisator, zonder recht op schadevergoeding voor de gebruiker.
3. Om redenen van openbare orde kan de burgemeester elke inname verbieden, doen verwijderen, de opgelegde voorwaarden wijzigen of aan bijkomende voorwaarden onderwerpen, zonder enig recht op schadevergoeding voor de organisator of een andere derde.
4. Zoals bepaald in artikel 119 bis § 6 van de nieuwe gemeentewet kan elke verboden inname van de openbare ruimte door de politie of gemeenteambtenaren verwijderd worden op risico en kosten van de organisator en dit zonder enig recht op schadevergoeding.
Afspraken over de verantwoordelijkheid van de organisator op vlak van veiligheid
De organisator is in de eerste plaats zelf verantwoordelijk voor een vlot en veilig verloop van het evenement.
Afspraken over de contacten met de politie ter plaatse tijdens het evenement
1. De contactpersoon tijdens het evenement is permanent aanwezig op het evenement en aanspreekbaar ter plaatse.
2. De contactpersoon tijdens het evenement kan de toelating van het schepencollege met de opgelegde voorwaarden steeds voorleggen op vraag van de politie of een ambtenaar van de gemeente Borsbeek.
3. De contactpersoon tijdens het evenement kan - zo nodig - bijkomende specifieke vergunningen voor het evenement eveneens steeds voorleggen op vraag van de politie of een ambtenaar van de gemeente Borsbeek.
4. De aanwijzingen van de politie ter plaatse die het evenement begeleiden, worden strikt en onmiddellijk gevolgd.
Afspraken over de reinheid van de ingenomen openbare ruimte
1. De organisator staat zelf in voor de dagelijkse reiniging van de locatie en de verwijdering van afvalstoffen tijdens en/of na de manifestatie of het evenement. Bij het niet naleven van deze voorwaarde worden de kosten voor de opkuis aan de organisator aangerekend.
2. De organisator voorziet voldoende sluitende containers/vuilbakken op de openbare weg om zwerfvuil te vermijden. Hij is eveneens verantwoordelijk om deze containers/vuilbakken tijdig te ledigen. Alle zwerfvuil afkomstig van deze manifestatie of dit evenement (ook het afval verspreid in omliggende straten en pleinen), wordt onmiddellijk na afloop opgeruimd. Bij het niet naleven van deze voorwaarde worden de kosten voor de opkuis aan de organisator doorgerekend.
3. De organisator voorziet voldoende toiletten die aan het publiek aangepast zijn om wildplassen te vermijden. Hij is eveneens verantwoordelijk om deze toiletten tijdig te ledigen.
4. Na het einde van de inname maakt de organisator de openbare ruimte volledig vrij en neemt onmiddellijk alle maatregelen om ze, desgevallend voorlopig, veilig te stellen. De openbare weg wordt in de oorspronkelijke toestand achtergelaten.
5. Inrichtingen van openbaar nut moeten vrijgehouden worden. Rioolmonden, ondergrondse en bovengrondse watermonden (hydranten) moeten steeds vrij en goed bereikbaar zijn.
Afspraken over verkeer
1. De bepalingen van het verkeersreglement (KB van 1 december 1975) worden strikt nageleefd
2. De organisator neemt de nodige maatregelen zodat het evenement geen hinder veroorzaakt voor het verkeer (mindervalide personen, voetgangers, fietsers, openbaar vervoer en persoonlijk vervoer).
3. Alle opstellingen moeten meer dan 80 cm verwijderd zijn van de gevel van bewoonde of uitgebate panden
4. De politie ter plaatse wordt niet gehinderd in het vervullen van haar opdrachten.
5. Wanneer er verkeershinder voor het openbaar vervoer kan verwacht worden, neemt de organisator de nodige maatregelen om dit maximaal te vermijden. Hij maakt hiervoor tijdens de voorbereiding onmiddellijk en tijdig afspraken met de politie.
6. Hiervoor zullen bijkomende specifieke voorwaarden opgelegd worden.
7. Parken moeten ten allen tijde autovrij blijven. Het is enkel toegestaan om materiaal af te leveren of op te halen tijdens de opbouw/afbraak van het evenement, voor de duur van de levering/afhaling.
Afspraken in geval van schade
1. Het is verboden schade toe te brengen aan de openbare weg, aan het openbaar groen en/of aan private eigendommen.
2. Het is verboden zonder toelating verankeringen in verhardingen aan te brengen
3. De organisator is aansprakelijk voor elke schade die de gemeente lijdt door de inname van de openbare ruimte. Zij vrijwaren de gemeente voor elke vordering tot schadevergoeding voortvloeiend uit de inname van de openbare ruimte. De gemeente Borsbeek kan niet aansprakelijk gesteld worden voor schade ten gevolge van de inname toegebracht aan personen, eigendommen van de gebruiker of van derden, ook al is de inname vergund, toegelaten of geregistreerd.
4. Eventuele schade aan de openbare ruimte ten gevolge van de inname dient door de organisator onmiddellijk gemeld te worden aan de bevoegde gemeentediensten.
5. In geen enkel geval mag de gebruiker de schade aan de openbare ruimte zelf herstellen. Gebeurt dat wel, dan zal de gemeente, op kosten en risico van de gebruiker, die herstelling ongedaan maken en de openbare ruimte zelf definitief herstellen.
6. Te allen tijde moet door de organisator de veiligheid van de openbare ruimte gevrijwaard blijven. Hij is verplicht om tijdelijke maatregelen te nemen om de openbare veiligheid te garanderen, zowel tijdens als na de inname van de openbare ruimte.
Afspraken in geval van het schenken van alcoholische dranken
1. De bepalingen van de wet op de openbare dronkenschap (besluitwet van 14 november 1939) worden strikt nageleefd.
2. Het is verboden verder te schenken aan dronken personen.
3. Wanneer er op het evenement dronkenschap bij minderjarigen verwacht kan worden, neemt de organisator de nodige maatregelen om dit maximaal te vermijden. Hij maakt hiervoor tijdens de voorbereiding tijdig afspraken met de politie.
Afspraken over geluidsoverlast
De bepalingen van de beschikkingen inzake de geluidsnorm Schauvlieghe* worden strikt nageleefd. Meer informatie hierover vind je via xxx.xxx.xx. (* VLAREM-II in hoofdstuk 6.7. ook niet-ingedeelde muziekactiviteiten, zoals festivals of muziekevenementen)
Concreet betekent dit dat er standaard tot 85 dB (A) LAeq, 15 minmag geproduceerd worden. Een uitzondering hierop kan toegestaan worden door het college van burgemeester en schepenen, mits naleving van de bijhorende voorwaarden bepaald binnen deze norm én de eventuele aanvullende voorwaarden van het college van burgemeester en schepenen.
Afspraken over communicatie naar derden
1. Wanneer het evenement mogelijke hinder kan veroorzaken voor buurtbewoners, voor verenigingen, voor werkgevers en werknemers van bedrijven of particuliere instellingen in
om dit maximaal te vermijden.
Hij staat zelf in voor de voorafgaande communicatie naar deze personen, bedrijven en instellingen. Dit gebeurt door ten laatste 3 weken voor het evenement een kort bericht in de brievenbus te bezorgen. De inhoud van de communicatie wordt opgesteld in overleg met de gemeente Borsbeek, de hulpdiensten en de politie en bevat minstens de geplande
en de naam en het telefoonnummer van de verantwoordelijke waar men terecht kan met eventuele klachten.
2. Bij extreme weersvoorspellingen dienen de organisatoren de nodige maatregelen te treffen en voldoende te communiceren rond preventie.
Deel X.XX REGLEMENT BEGRAAFPLAATSEN EN LIJKBEZORGING
Afdeling 1: Algemene bepalingen Artikel 1.1
Elk overlijden in de gemeente moet zonder verwijl en uiterlijk de eerstvolgende werkdag aangegeven worden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand. Dit geldt eveneens ingeval van ontdekking van een menselijk lijk op het grondgebied van de gemeente.
Het overlijden wordt door de ambtenaar van de burgerlijke stand vastgesteld op basis van een getuigschrift afgeleverd door de behandelende geneesheer of een geneesheer hiertoe aangesteld door de ambtenaar van de burgerlijke stand.
Artikel 1.2
Tot vormneming, balseming of kisting mag niet overgegaan worden zolang het overlijden niet werd vastgesteld door de behandelende geneesheer of de geneesheer hiertoe aangesteld, ofwel, wanneer het overlijden te wijten is aan een gewelddadige of verdachte oorzaak, na vrijgave van het lijk door de procureur des Konings.
De burgemeester kan beslissen dat hij of zijn gemachtigde de kisting zal bijwonen en toezicht zal houden op de voorschriften inzake doodskisten.
Behalve om te voldoen aan een gerechtelijke beslissing mag de kist na de kisting niet meer geopend worden.
Artikel 1.3
Diegene die voor de begraving instaat regelt met het gemeentebestuur de formaliteiten betreffende de begrafenis. Bij ontstentenis daaraan, wordt door het gemeentebestuur het nodige gedaan. De begrafenis zal plaatshebben binnen de vijf dagen na het afleveren van de toelating tot begraven. De burgemeester beslist over uitzonderingen hieromtrent.
Het gemeentebestuur beslist over de datum en het uur van de begrafenis. Behoudens in speciale gevallen, op advies van de behandelende geneesheer, zal de begrafenis ten vroegste plaatshebben 24 uren na de aanvraag.
Artikel 1.4
De teraardebestelling van de stoffelijke resten hebben plaats op de gemeentelijke begraafplaats.
De begraafplaats is bestemd voor het begraven van lijken en de as van verbrande lijken, het bijzetten van lijken, het bijzetten van asurnen in een columbarium, begraven van een asurne op het urnenveld, begraven van een asurne in het urnenbos en de verstrooiing van as op een strooiweide van:
a. personen die in het bevolkings-, vreemdelingen-, of wachtregister van Xxxxxxxx ingeschreven zijn; personen, overleden op het grondgebied van Borsbeek, en menselijke lijken, ontdekt op het grondgebied;
b. personen die de gemeente effectief bewonen, doch krachtens wettelijke bepalingen of internationale overeenkomsten vrijgesteld zijn van inschrijving in de bevolkings-, of vreemdelingen- of wachtregisters;
c. personen die begunstigde zijn van een afgeleverd recht op begraving in een geconcedeerd perceel of bijzetting in een bestaande concessie of in een geconcedeerde nis, dit geldt ook voor niet-inwoners mits betaling van de belasting vastgesteld volgens de tarieven opgenomen in het retirubutiereglement betreffende de gemeentelijke begraafplaats;
d. inwoners die rechtstreeks vanuit Borsbeek worden ingeschreven in een bejaarden- of verzorgingstehuis.
e. personen vreemd aan de gemeente. Deze betalen een inkomtaks volgens de tarieven opgenomen in het retributiereglement betreffende de gemeentelijke begraafplaats.
Artikel 1.5
Het gemeentelijk lijkenhuis is bestemd om de stoffelijke overschotten op te nemen:
a. ter identificatie van onbekende personen;
b. waarop een lijkbeschouwing moet worden verricht ingevolge een rechterlijke beslissing;
c. waarvan het vervoer naar het lijkenhuis noodzakelijk is voor de vrijwaring van de openbare gezondheid;
d. die niet op de plaats van het overlijden bewaard kunnen worden;
e. waarvan het vervoer naar het lijkenhuis aangevraagd werd door de familie van de overledene, of bij ontstentenis, door enige belanghebbende;
De lijken mogen slechts naar het lijkenhuis gebracht worden na officiële vaststelling van het overlijden. Hiervoor is een attest van de geneesheer vereist met vermelding toelating tot vervoer. In de gevallen onder e mogen de lijken slechts naar het lijkenhuis gebracht worden mits een voorafgaandelijke machtiging van de burgemeester, afgeleverd na de officiële vaststelling van het overlijden.
In de gevallen vermeld onder c. is de overbrenging naar het lijkenhuis verplicht.
Afdeling 2: Lijkbezorging
Artikel 2.1
Het lijkenvervoer wordt waargenomen door private ondernemingen onder toezicht van het gemeentebestuur. Het vervoer van een stoffelijk overschot binnen het Vlaams Gewest kan plaatsvinden vanaf het moment dat de behandelende geneesheer of de geneesheer die het overlijden heeft vastgesteld een attest heeft opgesteld waarin hij verklaart dat het om een natuurlijke doodsoorzaak gaat en dat er geen gevaar voorde volksgezondheid is.
Voor het vervoer naar een rouwcentrum buiten de gemeente, in afwachting van een begrafenis binnen de gemeente, kan door de burgemeester aan een private onderneming een permanente toelating worden verleend.
Het stoffelijk overschot van een buiten de gemeente overleden persoon mag er niet in bewaring gegeven of teruggebracht worden zonder machtiging van de burgemeester. Voor het vervoer naar een rouwcentrum binnen de gemeente, in afwachting van een begrafenis buiten de gemeente, kan door de burgemeester aan een private onderneming een permanente toelating worden verleend.
Artikel 2.2
De lijkkisten dienen in volle grond begraven te worden op een diepte van tenminste 1.50 m. In de bestaande grafkelders dient een bijzetting te gebeuren op een diepte van tenminste 0,80 m.
Het aanleggen van nieuwe grafkelders of gelijk welke andere soort containers voor lijkkisten is verboden.
Het is verboden gebruik te maken van lijkkisten, foedralen, lijkwaden en produkten die de natuurlijke en normale ontbindingen van de stoffelijke overschotten verhinderen.
Artikel 2.3
De asurnen dienen begraven te worden in volle grond op een diepte van tenminste 0.80 m of te worden bijgezet in een columbarium dat ter beschikking gesteld wordt door het gemeentebestuur.
De asurnen, die begraven worden in het urnenbos, dienen vervaardigd te zijn uit biologisch afbreekbaar materiaal.
Artikel 2.4
Asverstrooiingen gebeuren op een hiertoe voorbehouden asverstrooiingsweide door een gemeentelijke aangestelde of een begrafenisondernemer.
Artikel 2.5
Vervoer van lijkwaden moet met een plank gebeuren.
Artikel 2.6
Vervoer van het stoffelijk overschot dient rechtstreeks te gebeuren van de plaats van opbaring via de kortste weg naar de begraafplaats.
Artikel 2.7
Vervoer van stoffelijke overschotten dient te gebeuren door opgeleid personeel
Artikel 2.8
Vervoer kan geen reden tot manifestatie zijn.
Afdeling 3: Ontgravingen
Artikel 3.1
Ontgravingen worden niet meer toegestaan tenzij :
a. op bevel van de gerechtelijke overheid;
b. bij terugneming van het geconcedeerd perceel of de nis wegens openbaar belang of dienstnoodwendigheden;
c. bij wijziging van de bestemming van de begraafplaats;
d. om speciale redenen; de burgemeester beslist per geval;
Artikel 3.2
Dag en uur van de ontgraving worden door de burgemeester bepaald. De begraafplaats dient op dat tijdstip voor het publiek gesloten te worden. Bij de ontgraving zullen enkel daartoe gerechtigde personen toegelaten worden.
Artikel 3.3
Van de ontgraving wordt door een politieofficier proces-verbaal opgemaakt. Indien de staat van de kist of de urne het vereist, schrijft de burgemeester of zijn gemachtigde voor dat ze vernieuwd wordt of dat elke andere maatregel genomen wordt die van aard is de welvoeglijkheid of de openbare gezondheid te beschermen.
Artikel 3.4
De prijs en betalingsmodaliteiten voor de ontgraving worden jaarlijks in een retributiereglement vastgesteld door de gemeenteraad en zijn ten laste van de aanvrager tenzij de ontgraving gebeurt op gerechterlijk verzoek.
Afdeling 4: Graftekens, onderhouds- en beplantingswerken. Artikel 4.1
Op de gemeentelijke begraafplaatsen gebeurt de plaatsing, de wegneming of de verbouwing van graftekens en de uitvoering van beplantingen onder toezicht van de burgemeester of zijn gemachtigde en dit binnen de uren en termijnen die opgelegd worden.
Artikel 4.2
Er mogen enkel werken worden verricht tijdens de openingsuren van de begraafplaatsen. Op zondagen en wettelijke feestdagen mogen geen werken worden uitgevoerd.
Alle werken die, als voorbereiding, elders mogelijk zijn, mogen niet op de begraafplaats geschieden. De materialen moeten derhalve zoveel als mogelijk geprefabriceerd ter plaatse worden gebracht om de werken op de begraafplaats tot het volstrekt minimum te beperken.
De werken moeten binnen de kortst mogelijke termijn worden voltooid. Zo de werken niet werden beëindigd op sluitingsuur, dan dienen materieel en voertuigen van de begraafplaats worden verwijderd.
Artikel 4.3
Op zondagen en wettelijke feestdagen en vanaf de voorlaatste werkdag van oktober tot en met 2 november is het verboden behoudens toestemming van de burgemeester of zijn gemachtigde, op de gemeentelijke begraafplaats graftekens te plaatsen, bouw- en beplantings- of aanaardingswerk aan de graven uit te voeren, of de graftekens op te kuisen.
Artikel 4.4
De graftekens en de aanplantingen moeten voldoen aan de bepalingen gesteld in artikel 21 van het Huishoudelijk Reglement betreffende de gemeentelijke begraafplaats. Op geconcedeerde percelen moet gedurende de hele duur van de concessie een grafteken behouden blijven. De opschriften en de grafschriften moeten steeds leesbaar zijn, en zullen van die aard zijn om de welvoeglijkheid, de orde en de aan de doden verschuldigde eerbied te vrijwaren.
Gedenktekens die niet overeenstemmen met de bepalingen van de gemeentelijke reglementering dienen terug verwijderd te worden door diegenen in wiens opdracht ze geplaatst werden. De betrokkene(n), indien gekend, zullen hiervoor schriftelijk in gebreke worden gesteld. Wanneer geen opdrachtgevers bekend zijn zal een bericht gedurende 6 maanden worden uitgehangen aan het grafteken en aan de ingang van de begraafplaats. Bij gebrek aan herstel binnen een periode van 6 maanden na de ingebrekestelling of na de aanplakking van het bericht zal de verwijdering door het gemeentebestuur gebeuren, en zullen de kosten ten laste gelegd worden van de bekende opdrachtgever(s).
Artikel 4.5
Het onderhoud van de percelen en alles wat zich erop bevindt op de gemeentelijke begraafplaatsen rust op de belanghebbenden.
Verwaarlozing wordt vastgesteld in een akte van de burgemeester. Die akte blijft een jaar bij het graf en aan de ingang van de begraafplaats aangeplakt.
Na het verstrijken van deze termijn en bij niet herstelling wordt op bevel van de burgemeester van ambtswege overgegaan tot afbraak of tot het wegnemen van de materialen. Daarenboven kan de gemeenteraad desgevallend een einde stellen aan het recht op de concessie.
Xxxxxxx van dringende noodzakelijkheid kan de burgemeester ambtshalve verwaarloosde gedenktekens
doen wegnemen zonder verhaal of aanspraak op vergoeding. De dringende noodzaak zal worden vastgesteld in een akte, opgemaakt door de burgemeester, die wordt aangeplakt aan het graf en aan de ingang van de begraafplaats, en zal verstuurd worden aan een gekende nabestaande of belanghebbende.
Het gemeentebestuur kan uitzonderlijk het onderhoud op zich nemen van graftekens van personen die markant of belangrijk zijn voor de geschiedenis.
Artikel 4.6
Het gemeentebestuur staat niet in voor de bewaking van de op de graven geplaatste voorwerpen.
Afdeling 5: Ordemaatregelen.
Artikel 5.1
De begraafplaats is toegankelijk voor het publiek alle dagen op volgende uren:
- van 01 april tot 30 september: 08.00 uur tot 19.00 uur.
- van 01 oktober tot 31 maart: 08.00 uur tot 17.00 uur.
Voor dienstnoodwendigheden kan de begraafplaats, tijdens deze openingsuren, op bevel van de burgemeester tijdelijk voor het publiek gesloten worden.
De begraafplaats mag enkel betreden worden door voetgangers, vervoermiddelen van gehandicapte personen, lijkwagens ter gelegenheid van begrafenissen, en andere voertuigen die mits machtiging van de burgemeester of zijn aangestelde toelating hiervoor hebben gekregen. Het is verboden de begraafplaats te betreden met dieren.
Artikel 5.2
Op de begraafplaats is het verboden gelijk welke daad te stellen, houding aan te nemen of manifestatieop touw te zetten die de welvoeglijkheid van de plaats, de orde en de eerbied voor de doden stoort of kan storen.
Artikel 5.3
Op de begraafplaats is het aanbrengen van elke aanplakking, reclame, opschriften en voorwerpen die niet voorzien zijn in de wet op de begraafplaatsen en de lijkbezorging verboden.
Artikel 5.4
Het is verboden op de begraafplaats te leuren, gelijk welke voorwerpen uit te stallen of te verkopen of zijn diensten aan te bieden tegen betaling.
Artikel 5.5
Het is verboden papier, verpakkingsmiddelen en soortgelijk of ander afval op de begraafplaatsen achterte laten, behoudens in de ter beschikking staande containers.
Artikel 5.6
Dit politiereglement betreffende de gemeentelijke begraafplaats vervangt alle vorige reglementeringen en beslissingen
Deel B.VII AANVULLEND TIJDELIJK POLITIEREGLEMENT EN REGLEMENT BETREFFENDE DE INSCHRIJVINGS- EN EXPLOITATIE-VOORWAARDEN VAN HET FEESTWEEKEND IN BORSBEEK
Hoofdstuk I – Algemeen – Site festiviteiten Artikel 1 - toepassingsperiode
Jaarlijks organiseert de gemeente Borsbeek een feestweekend met tal van activiteiten. Dit vindt normaal gezien plaats tijdens het Pinksterweekend. Het college van burgemeester en schepenen legt jaarlijks de data, de openingsuren en de locaties vast voor de verschillende manifestaties die deel uitmaken van het evenement.
Artikel 2 - toepassingsgebied
Dit reglement is (tenzij anders gespecificeerd) van toepassing in de volgende straten:
de Robianostraat, gemeentepark, Xxx Xxxxx Xxxxxxxxx, Xxxxx Xxx Xxxxxxxxxxxxxx, Xxxxxxx Xxxxxxxx (tussen Xxxxx Xxx Xxxxxxxxxxxxxx en Xxxxx Xxxxxxxxxx), Smisbergstraat, Xxxxx Xxxxxxxxxx, Xxxxxx Xxxxxxxxxxxx, Xxxxxxxxxx, Xxx Xxxxxxxxxxxxxx, Akkerdonckstraat, Doolweg, Zilverenhoek. Het college van burgemeester en schepenen kan voor een bepaalde editie het toepassingsgebied uitbreiden met andere straten, pleinen, parken of gebieden.
Artikel 3 - glas
Het is aan alle standhouders en café-uitbaters verboden om dranken aan te bieden, te schenken of op enigerlei wijze te verhandelen in glazen en/of stenen recipiënten op de bovenvermelde openbare plaatsen. Uitzondering hierop zijn de vergunde terraszones die opgesteld staan op de bovenvermelde plaatsen.
Het is daarenboven éénieder, met uitzondering van café-uitbaters en hun klanten binnen de vergunde terraszone, verboden om op de plaatsen vermeld in artikel 2, in het bezit te zijn van glazen en/of stenen recipiënten.
Artikel 4 - minderjarigen
Het is minderjarigen verboden alcoholhoudende dranken (dat zijn dranken met meer dan 0% alcoholvolumegehalte met uitzondering van wijn en bier) te verbruiken en/of in het bezit te hebben op de openbare plaatsen vermeld in artikel 2. Het is minderjarigen onder de 16
jaar verboden om alcoholhoudende dranken (ook wijn en bier) in het bezit te hebben op de openbare plaatsen vermeld in artikel 2. Het is tevens verboden om aan ogenschijnlijk dronken personen alcohol te schenken.
Artikel 5 - inbeslagname
De politie kan verboden recipiënten, en alcoholhoudende dranken in het bezit van minderjarigen, in beslag nemen. Deze zullen onmiddellijk vernietigd worden.
Hoofdstuk II - Jaarmarkt
II.A. Algemeen Artikel 6
Jaarlijks organiseert de gemeente Borsbeek een jaarmarkt tijdens het feestweekend. De jaarmarkt is een manifestatie die valt onder de wet van 25 juni 1993 op de uitoefening en de organisatie van ambulante en kermisactiviteiten, gewijzigd door de wet van 4 juli 2005 en 20 juli 2006. De wet ging op 1 oktober 2006 van kracht door het koninklijk besluit van 29 september 2006.
De jaarmarkt valt onder artikel 5, paragraaf 2 van de wet waarbij de jaarmarkt wordt gecatalogeerd als een occasionele manifestatie georganiseerd of voorafgaand toegelaten door de gemeentelijke overheid die tot doel heeft de lokale handel of het leven in de gemeente te bevorderen volgens de bepalingen van artikel 9 van het koninklijk besluit van 24 september 2006.
De verkoop tijdens de jaarmarkt is niet onderworpen aan de machtiging ambulante activiteiten voor de handelaars en de verenigingen die de gemeente heeft uitgenodigd. Bij de organisatie van deze manifestatie is het reglement van de gemeente niet gehouden aan de wettelijke toewijzingsmodaliteiten zoals die in de bovenvermelde wet omschreven staan.
Het reglement bevat bepalingen van politionele aard zoals voorzien in artikel 135 N.GemW. Overtredingen op deze bepalingen zijn strafbaar met gemeentelijke administratieve sancties zoals voorzien in artikel 119 bis. N.Gem.X., hierin begrepen de intrekking van de vergunning van de standhouders indien niet (meer) wordt voldaan aan de voorwaarden van huidig reglement.
Artikel 7
De manifestatie wordt toegelaten door het college van burgemeester en schepenen. Zij legt jaarlijks de modaliteiten vast voor verhuring van de standplaatsen op de jaarmarkt.
II.B. Inschrijvingsmodaliteiten en selectie Artikel 8 - Inschrijving voor een standplaats
De inschrijving om in aanmerking te komen voor een standplaats op de jaarmarkt gebeurt via het inschrijvingsformulier dat kan verkregen worden bij de gemeente. Op dit inschrijvingsformulier wordt duidelijk aangegeven welk product of welke dienst men tijdens de jaarmarkt zal aanbieden.
De kandidaat mag geen openstaande schulden hebben bij de gemeente Borsbeek of het gemeentelijk feestcomité, in het kader van de jaarmarkt.
Artikel 9 - Toewijzing van de plaatsen
Borsbeekse handelaars hebben prioriteit om een plaats in te nemen voor hun handelszaak, indien
1. zij zich vooraf inschrijven voor de jaarmarkt,
2. zij voldoen aan alle andere modaliteiten van dit reglement,
3. deze inname mogelijk is in het kader van de openbare veiligheid.
Voorafgaand aan de markt wordt een algemene indeling gemaakt van de standhouders, rekening houdend met de openbare veiligheid en een goede spreiding van het aanbod.
Een afgevaardigde, aangeduid door het gemeentebestuur, kan op de dag van de jaarmarkt extra standhouders toelaten, rekening houdend met de openbare veiligheid en een goede spreiding van het aanbod, indien blijkt dat bepaalde standplaatsen niet worden ingenomen of dat bepaalde handelaars minder ruimte innemen dan voorzien.
Artikel 10 - Bijkomende standplaatsen
De gemeente Borsbeek kan te allen tijde één (of meer) extra standplaatsen innemen voor eigen gebruik.
II.C. Vergunning Artikel 11 - Vergunning
Het college van burgemeester en schepenen verleent de vergunningen voor de standplaatsen op de jaarmarkt en keurt daartoe jaarlijks de algemene inplanting van de jaarmarkt en de lijst van de standhouders goed. Aan deze toelating kunnen extra voorwaarden worden verbonden.
Artikel 12 - Overdracht
Het is aan de persoon of vereniging aan wie de standplaats werd toegekend uitdrukkelijk verboden de toegewezen standplaats over te dragen of aan derden rechten te verlenen, van welke aard ook. De uitbating van de standplaats moet ook overeenkomen met de gegevens op het inschrijvingsformulier.
Artikel 13 - Verplichtingen
De persoon aan wie een standplaats werd verleend:
1. zal steeds bij het opstellen en het wegnemen van de verkoopinrichting en bij de exploitatie ervan, de voorschriften van de afgevaardigde van het gemeentebestuur of de politie naleven;
2. zal zijn verkoopinrichting steeds beperken tot de hem toegewezen ruimte,
3. zal steeds minimaal 80 cm tussen de verkoopsinstallaties en de gevels van de aanpalende woningen volledig vrij houden,en minimaal 4 m vrije doorgang respecteren,
4. moet alle maatregelen nemen ter voorkoming van schade aan het openbaar domein,
de aanpalende woningen.
5. verzaakt hierbij uitdrukkelijk aan elk verhaal tegen de gemeente betreffende de hinder of schade die hij zou kunnen ondervinden door de aanwezigheid van onder andere bomen, palen, draden, schakelkasten enzovoort of het niet voorhanden zijn van nutsvoorzieningen op de standplaats;
6. zal alle belastingen of taksen, van om het even welke aard, die door de gemeente of door een hoger bestuur op het exploiteren van marktkramen of gelijkaardige handelsuitbatingen, op de verkoop van bepaalde goederen of op de geconcedeerde marktplaats zelf, zouden geheven worden, betalen, zonder mogelijkheid van verhaal op de gemeente;
7. zal alle verplichtingen, opgelegd door wetten, decreten en besluiten, onder meer deze met betrekking op handelspraktijken, hinderlijke inrichtingen en alle verordeningen van de gemeente Borsbeek, naleven.
Artikel 14 - Intrekking van de toewijzing van de standplaats
Onverminderd de artikelen 134ter N.GemW. en artikel 135 N.GemW. kan de toewijzing van een standplaats worden ingetrokken als:
1. één of meerdere bepalingen van het reglement niet worden nageleefd.
2. de standhouder zich niet houdt aan de eventuele extra opgelegde voorwaarden bij de toekenning van de standplaats,
3. het aangeboden product/dienst niet overeenstemt met het product of de dienst waarvoor werd ingeschreven.
In deze gevallen zal steeds een schriftelijke ingebrekestelling afgegeven worden door een afgevaardigde van het gemeentebestuur.
Bij deze intrekking zal de persoon aan wie de standplaats werd verleend in geen geval recht hebben op enige schadevergoeding. Alle bedragen betaald als vergoeding, zullen in deze gevallen definitief verworven zijn door de gemeente, onverminderd het recht van de gemeente om schadevergoeding te vorderen.
II.D. Algemene exploitatievoorwaarden
Artikel 15 - Betaling
Jaarlijks bepaalt het college van burgemeester en schepenen de huurprijs van een standplaats. De standplaats is pas toegewezen nadat de gemeente de volledige betaling ontvangen heeft.
De betaling gebeurt uitsluitend per overschrijving. Betalingen in contanten worden niet aanvaard, met uitzondering van die standhouders die op de dag van de jaarmarkt een plaats krijgen toegewezen omdat er standplaatsen zijn vrijgekomen.
Artikel 16 - Openings- en sluitingsuren
Alle standhouders zijn verplicht om de openingsuren strikt na te leven zoals die worden vastgelegd door het college van burgemeester en schepenen.
Het vermelde sluitingsuur moet gerespecteerd worden. Dit wil zeggen dat de verkoop op dat uur stopt. Uiterlijk 1 uur na de stopzetting van de verkoop, wordt de standplaats terug vrijgegeven.
Artikel 17 - Verzekering
De standhouder moet bij een gevestigde verzekeringsmaatschappij een verzekering afsluiten ter dekking van de burgerlijke aansprakelijkheid. Hij is te allen tijde aansprakelijk voor iedere beschadiging aan het openbaar domein bij zijn standplaats, ook voor de beschadigingen ontstaan buiten zijn schuld.
Een kopie van de polis en het bewijs dat de premies betaald werd, moet op elk moment aan een afgevaardigde, aangeduid door het gemeentebestuur, voorgelegd kunnen worden.
Artikel 18 - Brandveiligheid
Op standplaatsen met bak- en braadtoestellen, gastoestellen, gasflessen of open vuren moet een brandblusapparaat (minstens 6kg ABC-poeder of 6 liter waterschuim) aanwezig zijn. De standhouder moet dit zelf voorzien.
Het aantal gasflessen dat gestockeerd wordt aan de standplaats is enkel voor het dagelijkse verbruik, daarbij mogen de wettelijke maxima niet overschreden worden. Daarenboven moeten de flessen zo opgesteld worden dat ze beschermd zijn tegen aanrijding of omvallen en buiten het bereik van onbevoegden. Er moet gebruik gemaakt worden van een ontspanner en op de gasfles moet een gaskraan zijn.
De standhouder moet zich ook houden aan de voorschriften opgelegd in het algemeen politiereglement van de gemeente Borsbeek (zone Minos)en zich onderwerpen aan de controle van de brandweer.
Artikel 19 - Elektriciteit
Elke standhouder is persoonlijk verantwoordelijk voor zijn elektriciteitsvoorziening. Dit kan eventueel via een generator, indien deze geen geluidsoverlast veroorzaakt en voldoet aan de geldende milieureglementering. Het gebruikte materiaal moet voldoen aan het AREI.
Daarnaast worden ook kapotte materialen, doorgebrande stekkers, stekkers zonder de rijweg te leggen of hangen.
Artikel 20 - Parking/laden en lossen
Indien de wagen een essentieel bestanddeel is van de verkoopinrichting, kan deze op de standplaats blijven staan. In de andere gevallen worden de voertuigen na het laden en
lossen geparkeerd in de omliggende straten die niet behoren tot het parcours van rommelmarkt, wielerwedstrijd of jaarmarkt. Rijdende voertuigen worden tijdens de openingsuren van de jaarmarkt niet toegelaten op het jaarmarktparcours.
Artikel 21 - Afval
De standhouder moet bij het beëindigen van de manifestatie alle afval, afkomstig van of voortspruitend uit de verhandelingen van koopwaar, die op de betrokken manifestatie plaatsvonden, verwijderen en meenemen. De standplaats moeten altijd zo zijn ingericht dat er geen vloeistoffen op/of in de grond lopen of het openbaar domein beschadigen.
De standhouder zal eveneens instaan voor het rein houden van zijn standplaats. De standhouder staat zelf in voor het verwijderen van het vuil.
De gemeente zorgt er voor dat de omgeving van de jaarmarkt proper blijft en voorziet een opkuisronde na de jaarmarkt. Het is echter niet de bedoeling dat het afval van de standhouders daarbij wordt opgeruimd. Dit moet door hen na de jaarmarkt onmiddellijk worden verwijderd en meegenomen.
Het afval dat door standhouders die deze verplichting niet naleven toch wordt achtergelaten, wordt beschouwd en gesanctioneerd als sluikstort, zoals gedefinieerd in de bepalingen van het algemeen politiereglement van de gemeente Borsbeek (zone MINOS).
Artikel 22 – Bijkomende exploitatievoorwaarden
Indien het college van burgemeester en schepen het noodzakelijk acht, kan zij ten allen tijden bijkomende exploitatievoorwaarden verbinden aan het verlenen van de vergunning.
Hoofdstuk III - Rommelmarkt
III.A. Algemeen Artikel 23
Jaarlijks organiseert de gemeente Borsbeek een rommelmarkt tijdens het feestweekend. Deze rommelmarkt gaat normaal gezien door in de Xxx Xxxxxxxxxxxxxx. De rommelmarkt is een manifestatie die valt onder de wet van 25 juni 1993 op de uitoefening en de organisatie van ambulante en kermisactiviteiten, gewijzigd door de wet van 4 juli 2005 en 20 juli 2006. De wet ging op 1 oktober 2006 van kracht door het koninklijk besluit van 29 september 2006.
De rommelmarkt valt onder artikel 5, paragraaf 2 van de wet waarbij deze wordt gecatalogeerd als een occasionele manifestatie georganiseerd of voorafgaand toegelaten door de gemeentelijke overheid die tot doel heeft de lokale handel of het leven in de gemeente te bevorderen volgens de bepalingen van artikel 9 van het koninklijk besluit van 24 september 2006.
De verkoop tijdens de rommelmarkt is niet onderworpen aan de machtiging ambulante activiteiten voor de handelaars en de verenigingen die de gemeente heeft uitgenodigd. Bij de organisatie van deze manifestatie is het reglement van de gemeente niet gehouden aan de wettelijke toewijzingsmodaliteiten zoals die in de bovenvermelde wet omschreven staan.
Het reglement bevat bepalingen van politionele aard zoals voorzien in artikel 135 N.GemW. Overtredingen op deze bepalingen zijn strafbaar met gemeentelijke administratieve sancties zoals voorzien in artikel 119 bis. N.Gem.X., hierinbegrepen de intrekking van de vergunning van de standhouders indien niet (meer) wordt voldaan aan de voorwaarden van huidig reglement.
Artikel 24
De rommelmarkt wordt toegelaten door het college van burgemeester en schepenen. Zij legt jaarlijks de modaliteiten vast voor verhuring van de standplaatsen.
III.B. Inschrijvingsmodaliteiten en selectie
Artikel 25 - Inschrijving voor een standplaats
Iedereen mag deelnemen aan de rommelmarkt. Enkel de verkoop van tweedehandsvoorwerpen is toegestaan. De verkoop van ter plekke te consumeren producten is enkel toegestaan mits goedkeuring door de afgevaardigde van het gemeentebestuur.
De inschrijving om in aanmerking te komen voor een standplaats op de rommelmarkt gebeurt via het voorgedrukt inschrijvingsformulier dat kan verkregen worden bij de gemeente. Deelnemers kunnen ook inschrijven op de dag zelf, indien niet alle plaatsen werden ingenomen via voorinschrijvingen.
Artikel 26 - Toewijzing van de plaatsen
Bewoners van de Xxx Xxxxxxxxxxxxxx hebben prioriteit om een plaats in te nemen voor hun woning mits inschrijving voor deelname en mits zij voldoen aan alle andere modaliteiten van dit reglement.
Kandidaten die vooraf inschrijven, krijgen bij de toekenning van de standplaatsen voorrang boven kandidaten die zich de dag zelf aanmelden. Deze voorrang vervalt indien deze kandidaten zich niet hebben aangemeld uiterlijk 30 minuten voor de start van de rommelmarkt.
III.C. Vergunning Artikel 27 - Vergunning
De concrete invulling van de standplaatsen op de rommelmarkt wordt op de dag van de
rommelmarkt zelf bepaald, door een afgevaardigde aangeduid door het gemeentebestuur.
Artikel 28 - Verplichtingen
De persoon aan wie een standplaats op de rommelmarkt werd verleend:
1. zal steeds bij het opstellen en het wegnemen van de verkoopinrichting en bij de exploitatie ervan, de voorschriften van de afgevaardigde van het gemeentebestuur of de politie naleven;
2. zal zijn verkoopinrichting steeds beperken tot de hem toegewezen ruimte,
3. zal steeds minimaal 80 cm tussen de verkoopsinstallaties en de gevels van de aanpalende woningen volledig vrij houden,en minimaal 4 m vrije doorgang respecteren,
4. moet alle maatregelen nemen ter voorkoming van schade aan het openbaar domein,
de aanpalende woningen.
5. verzaakt hierbij uitdrukkelijk aan elk verhaal tegen de gemeente betreffende de hinder of schade die hij zou kunnen ondervinden door de aanwezigheid van onder andere bomen, palen, draden, schakelkasten enzovoort of het niet voorhanden zijn van nutsvoorzieningen op de standplaats;
III.D. Algemene exploitatievoorwaarden Artikel 29 - Betaling
Jaarlijks bepaalt het college van burgemeester en schepenen de huurprijs van een
standplaats op de rommelmarkt.
De betaling gebeurt in contanten op de dag zelf.
Artikel 30 - Openings- en sluitingsuren
Alle standhouders zijn verplicht om de openingsuren strikt na te leven zoals die worden vastgelegd door het college van burgemeester en schepenen.
Het vermelde sluitingsuur moet gerespecteerd worden. Dit wil zeggen dat de verkoop op dat uur stopt. Uiterlijk 1 uur na de stopzetting van de verkoop, wordt de standplaats terug vrijgegeven.
Artikel 31 - Verzekering
De standhouder moet bij een gevestigde verzekeringsmaatschappij een verzekering afsluiten ter dekking van de burgerlijke aansprakelijkheid. Hij is ten allen tijde aansprakelijk voor iedere beschadiging aan het openbaar domein bij zijn standplaats, ook voor de beschadigingen ontstaan buiten zijn schuld.
Een kopie van de polis en het bewijs dat de premies betaald werd, moet op elk moment aan een afgevaardigde, aangeduid door het gemeentebestuur, voorgelegd kunnen worden.
Artikel 32 - Parking/laden en lossen
Indien de standplaats voldoende groot werd aangevraagd, kan de wagen van de standhouder er op blijven staan. In de andere gevallen worden de voertuigen na het laden en lossen geparkeerd in de omliggende straten die niet behoren tot het parcours van rommelmarkt, wielerwedstrijd of jaarmarkt. Rijdende voertuigen worden tijdens de openingsuren van de rommelmarkt niet toegelaten op het rommelmarktparcours.
Artikel 33 - Afval
De standhouder moet bij het beëindigen van de manifestatie alle afval en alle niet verkochte koopwaar verwijderen en meenemen. De standplaats moeten altijd zo zijn ingericht dat er geen vloeistoffen op/of in de grond lopen of het openbaar domein beschadigen.
Het afval dat door standhouders die deze verplichting niet naleven toch wordt achtergelaten, wordt beschouwd en gesanctioneerd als sluikstort, zoals gedefinieerd in de bepalingen van het algemeen politiereglement van de gemeente Borsbeek (zone MINOS).
Artikel 34 – Bijkomende exploitatievoorwaarden
Indien het college van burgemeester en schepen het noodzakelijk acht, kan zij ten allen tijden bijkomende exploitatievoorwaarden verbinden aan het verlenen van de vergunning.
Hoofdstuk IV Sanctionering Artikel 35 - Overtreding
Overtredingen op de bepalingen van politionele aard in dit reglement zullen worden gesanctioneerd met gemeentelijke administratieve sancties overeenkomstig artikel 119 bis N.Gem.W.
Artikel 36 - Uitsluiting
De niet-naleving van dit reglement kan leiden tot uitsluiting van de huidige en de volgende drie editie(s) van de genoemde festiviteiten, wanneer er drie gedocumenteerde overtredingen worden vastgesteld. Het college van burgemeester en schepenen is bevoegd om te beslissen over de uitsluiting.
Deel B.VIII REGLEMENT BETREFFENDE KERMISACTIVITEITEN TIJDENS PINSTERWEEKEND
Artikel 1 - Toepassingsgebied (wet art. 1 5°, art. 2 §2)
Als kermis wordt beschouwd elke manifestatie ingericht of voorafgaand toegelaten door de gemeente om, op vastgestelde plaatsen en tijdstippen, de uitbaters van kermisattracties of van vestigingen van kermisgastronomie, die er producten of diensten aan de consument verkopen, samen te brengen.
Als kermisactiviteit wordt beschouwd elke verkoop, te koop aanbieding of uitstalling met het oog op de verkoop van diensten aan de consument in het kader van de uitbating van kermisattracties of van vestigingen van kermisgastronomie.
Dit reglement is niet van toepassing op pretparken, noch op vaste kermisattracties.
Artikel 2 - Gegevens van openbare kermissen (wet art. 8 §2)
De gemeente richt op het openbaar domein de volgende openbare kermissen in: PLAATS : Xxx Xxxxx Xxxxxxxxxx en Xxxxx Xxx Xxxxxxxxxxxxxx
PERIODE : Pinksterweekend
PLAN VAN DE STANDPLAATSEN: bevindt zich in het dossier
De foorreizigers zullen steeds minimaal 80 cm tussen hun standplaatsen en de gevels van de aanpalende woningen volledig vrij houden, en minimaal 4 m vrije doorgang respecteren, De standplaatsen ingenomen door de foorinrichtingen en kermiskramen ter gelegenheid van voornoemde kermissen mogen niet langer bezet worden dan gedurende de in dit artikel vermelde periodes.
De foorreizigers mogen hun inrichtingen niet aanvoeren voor dinsdag 17uur van de week die onmiddellijk de kermis voorafgaat.
De foorreizigers moeten hun inrichtingen afvoeren ten laatste de eerste dinsdag na Pinkstermaandag voor 22 uur.
Artikel 3 - Voorwaarden inzake toewijzing standplaatsen (wet art. 8§2, art. 10 § 1 en KB art. 4 §2 en art. 10)
De standplaatsen op een openbare kermis worden toegewezen:
§1 Voor kermisattracties en vestigingen van kermisgastronomie met bediening aan tafel:
-aan rechtspersonen door tussenkomst van de persoon verantwoordelijk voor hun dagelijks
Bijkomende voorwaarden:
- uitbater dient behoorlijk gedekt te zijn door verzekeringspolissen inzake burgerlijke
- wanneer het een kermisattractie met voortbeweging van personen, aangedreven door een niet-menselijke energiebron betreft, de atrractie voldoet aan de bepalingen van artikel 10 van het KB van 18 juni 2003 betreffende de uitbating van kermistoestellen
- het bewijs dat de uitbating van de kermisattractie met dieren voldoet aan de reglementaire voorschriften betreffende deze materie
- het bewijs dat de vestiging van kermisgastronomie met bediening aan tafel en de personen die er werkzaam zijn voldoen aan de reglementaire voorwaarden inzake volksgezondheid
§2 Voor vestigingen van kermisgastronomie zonder bediening aan tafel:
-aan rechtspersonen door tussenkomst van de persoon verantwoordelijk voor hun dagelijks
Bijkomende voorwaarden:
- uitbater dient behoorlijk gedekt te zijn door verzekeringspolissen inzake burgerlijke
- het bewijs dat de vestiging en de personen die er werkzaam zijn voldoen aan de reglementaire voorwaarden inzake volksgezondheid
Artikel 4 - Verhouding abonnement – losse plaatsen (KB art. 8, 9 § 1)
De standplaatsen op de openbare kermissen worden toegewezen hetzij voor de duur van de kermis, hetzij per abonnement. Het abonnement is de regel.
De toewijzing voor de duur van de kermis is mogelijk:
-in geval van absolute noodzaak;
- wanneer de verplichtingen onafscheidelijk zijn verbonden aan de hernieuwing van de kermis (bijvoorbeeld introductie van nieuwe attracties).
De standplaatsen per abonnement worden toegewezen aan de uitbater die een zelfde standplaats op een abonnementsplaats heeft verkregen gedurende drie opeenvolgende jaren.
Voor de berekening van de termijn, worden de opeenvolgende jaren van verkrijging van de standplaats door de overlater verrekend in het voordeel van de overnemer, op voorwaarde dat er geen onderbreking was bij de overname.
De regel van drie jaar geldt niet wanneer de standplaats werd verkregen naar aanleiding van een opschorting van het abonnement. Deze beperking is echter niet van toepassing op de persoon die daarna de nieuwe overnemer is geworden van de standplaats.
Artikel 5 - Toewijzingsregels voor standplaatsen op de openbare kermissen (KB art. 13)
5.1. Vacature en kandidatuurstelling standplaats (KB art. 13 en 14)
Wanneer een standplaats vrijkomt, zal de burgemeester of zijn afgevaardigde deze vacature bekend maken door publicatie van een kennisgeving.
Deze kennisgeving zal gebeuren door middel van een bericht aangeplakt in de valven, via het gemeentelijk informatieblad en via de gemeentelijke website.
De kandidaturen worden ingediend volgens de voorschriften (de wijze van indiening wordt nader bepaald in art 14, eerste lid van het KB van 24.09.2006) en binnen de termijn voorzien in de kennisgeving van de vacature. Kandidaturen die hieraan niet voldoen, worden niet weerhouden.
5.2. Onderzoek van de kandidaturen (KB art. 15)
Voor de vergelijking van de kandidaturen onderzoekt de gemeente of voldaan is aan de voorwaarden inzake toewijzing vermeld in artikel 3 van dit reglement.
De standplaatsen worden toegewezen op basis van één of meer van de volgende criteria :
a) de aard van de attractie of van de vestiging;
b) de technische specificaties van de attractie of van de vestiging;
c) de graad van veiligheid van de attractie of van de vestiging;
d) de aantrekkingskracht van de attractie of van de vestiging;
e) de deskundigheid van de uitbater, van de « aangestelde - verantwoordelijken » en van het tewerkgesteld personeel;
f) desgevallend, de nuttige ervaring;
g) de xxxxx en het zedelijk gedrag van de kandidaat.
Het openen van de kandidaturen, hun vergelijkend onderzoek, de controle van de voorwaarden en de gemotiveerde beslissing tot toewijzing van de standplaats worden opgenomen in een proces-verbaal.
5.3. Bekendmaking van de toewijzing van de standplaats (KB art. 15 § 5)
De gemeente deelt zowel aan de kandidaat die de standplaats toegewezen kreeg als aan elke niet weerhouden kandidaat de beslissing die hem aanbelangt mee:
- hetzij bij ter post aangetekend schrijven met ontvangstmelding,
-hetzij bij persoonlijk overhandigde brief tegen ontvangstmelding,
-hetzij per duurzame drager (fax of e-mail) met ontvangstmelding
Artikel 6 - Het register of plan van de toegewezen standplaatsen (KB art. 16)
Een plan of register wordt bijgehouden waarin voor elke toegewezen standplaats vermeld staat:
a)de situering van de standplaats;
b)de toewijzingsmodaliteiten van de standplaats;
c)de duur van het gebruiksrecht of het abonnement;
d)de naam, voornaam, adres van de persoon aan wie of door tussenkomst van wie de standplaats toegewezen werd;
e)desgevallend, het maatschappelijk doel van de rechtspersoon aan wie de standplaats toegewezen werd en het adres van haar maatschappelijke zetel;
f)het ondernemingsnummer;
g)de aard van de attractie of van de vestiging die de standplaats inneemt of die op de standplaats toegelaten is;
h)de prijs van de standplaats behalve wanneer deze uniform werd vastgesteld; i)desgevallend, de identificatie van de overlater en de datum van de overdracht.
Artikel 7 - Spoedprocedure (KB artikel 17)
Indien, in de vijftien dagen voorafgaand aan de opening van de kermis, de standplaatsen vacant blijven,
- hetzij omdat zij niet konden worden toegewezen na afloop van de gewone procedure (cf. artikel 5 van dit reglement),
- hetzij omdat ze dit in die tussentijd zijn geworden,
- hetzij tengevolge van hun niet-bezetting resulterend uit de afwezigheid van hun houder, kan er worden voorzien in een spoedprocedure die als volgt is bepaald:
1° de gemeente raadpleegt de door hem gekozen kandidaten. Hij richt zich, in de mate van het mogelijke, tot verscheidene kandidaten per voorziene standplaats;
2° de kandidaturen worden ingediend hetzij per duurzame drager tegen ontvangstbewijs, hetzij schriftelijk tegen ontvangstbewijs;
3° de gemeente gaat over tot de toewijzing van de standplaatsen op basis van de wettelijk voorziene criteria;;
4° hij stelt een proces-verbaal op dat per vacature of onbezette standplaats de kandidaten vermeld die hun kandidatuur hebben ingediend;
5° indien meerdere kandidaten naar eenzelfde standplaats dingen, geeft hij in het proces- verbaal de motivatie van zijn keuze aan;
6° hij deelt aan iedere kandidaat, hetzij bij ter post aangetekend schrijven met ontvangstmelding, hetzij bij persoonlijk overhandigde brief tegen ontvangstmelding, hetzij per duurzame drager (bijv. fax of e-mail) met ontvangstmelding, de beslissing mede die hem aanbelangt.
Het plaatsen van uitbaters van kermisattracties of vestigingen waaraan een standplaats werd toegewezen op basis van de spoedprocedure, kan leiden tot aanpassingen aan het plan van de kermis, voor zover deze beperkt blijven en nauwkeurig worden gemotiveerd door de technische noodzakelijkheden van de toevoeging van de nieuwkomers op het kermisterrein. De aanpassingen zullen onderworpen worden aan de goedkeuring van de eerstvolgende gemeenteraad of college van burgemeester en schepenen, al naargelang het geval.
Artikel 8 - Duur abonnement (KB Art. 12, §1 en 2)
1° Het abonnement heeft een duur van vijf jaar.
Na afloop wordt het stilzwijgend verlengd behalve in de gevallen bedoeld bij het opschorten (cf. artikel 9 van dit reglement) of het afstand doen van het abonnement (cf. artikel 10 van dit reglement).
2° De houder van het abonnement kan, op gemotiveerd verzoek, het abonnement voor een kortere duur verkrijgen. Deze aanvraag wordt ingewilligd bij de stopzetting van de activiteiten aan het einde van de loopbaan.
Indien zij omwille van andere motieven aangevraagd wordt, hangt ze af van de beoordeling van de burgemeester, van zijn afgevaardigde of van de concessionaris.
Artikel 9 - Opschorten abonnement (KB art. 12 § 3)
De houder van het abonnement kan het abonnement opschorten wanneer: 1° hij tijdelijk ongeschikt is om zijn activiteit uit te oefenen:
-door ziekte of ongeval op grond van een medisch attest,
-door overmacht op een verantwoorde wijze aangetoond.
De opschorting gaat in op de dertigste dag volgend op de bekendmaking van de ongeschiktheid en houdt op de dertigste dag volgend op de bekendmaking van het hernemen van de activiteiten,
Indien de opschorting één jaar overschrijdt, moet zij minstens dertig dagen voor het begin van de kermis hernieuwd worden
2° hij over een abonnement beschikt voor een andere kermis die op hetzelfde ogenblik plaats heeft.
De opschorting moet worden bekend gemaakt tenminste drie maanden voor de begindatum van de kermis. Zij mag geen drie opeenvolgende jaren overschrijden.
De opschorting impliceert de opschorting van de wederzijdse verplichtingen die uit de overeenkomst voortkomen.
De vraag tot opschorting dient te gebeuren:
-hetzij bij ter post aangetekend schrijven met ontvangstmelding,
-hetzij bij persoonlijk overhandigde brief tegen ontvangstmelding,
-hetzij per duurzame drager (fax of e-mail) met ontvangstmelding
Artikel 10 - Afstand van het abonnement (KB art. 12 §4)
De houder van het abonnement kan van het abonnement afstand doen:
- bij de vervaldag van het abonnement, mits een opzegtermijn van tenminste drie maanden;
- bij de stopzetting van zijn activiteiten, mits een opzegtermijn van tenminste drie maanden.
- indien hij definitief ongeschikt is om zijn activiteit uit te oefenen omwille van redenen vermeld in artikel 9 1° van dit reglement. De opzegging gaat in op de dertigste dag volgend op de bekendmaking van de ongeschiktheid
- De houder kan een vervroegde beëindiging van zijn abonnement aanvragen voor andere motieven. De beslissing om gevolg aan deze aanvraag te geven hangt af van de beoordeling van de burgemeester, zijn afgevaardigde of de concessionaris
- De rechthebbenden van de natuurlijke persoon die voor eigen rekening zijn activiteit uitoefent, kunnen bij zijn overlijden, zonder vooropzeg, afstand doen van het abonnement waarvan hij de houder was.
Artikel 11 - Schorsing en opzegging van het abonnement (KB art. 12 § 6)
De gemeente kan het abonnement intrekken of opschorten omdat de titularis van de standplaats niet langer voldoet aan de wettelijke verplichtingen betreffende de uitoefening van kermisactiviteiten of aan deze die van toepassing zijn op de betrokken attractie of vestiging.
De beslissing tot schorsing wordt betekend bij een ter post aangetekend schrijven met ontvangstbewijs of op een duurzame drager tegen ontvangstbewijs.
Artikel 12 - Overdracht standplaats (KB artikel 18)
De overdracht van een standplaats is toegelaten wanneer:
1)De houder van een standplaats op een openbare kermis de uitbating van zijn attractie(s) of zijn vestiging(en) stopzet;
2) de houder van een standplaats overlijdt. Zijn rechthebbenden kunnen zijn standplaats overlaten.
In beide gevallen is overdracht slechts mogelijk op voorwaarde dat
-de overnemer(s) de attractie(s) of vestiging(en) uitgebaat op de overgedragen standplaatsen overneemt;
-de overnemer voldoet aan de voorwaarden tot het toewijzen van een standplaats op de kermis (cf. artikel 3 van dit reglement).
- de gemeente vastgesteld heeft dat de overnemer voldoet aan de voorwaarden tot overdracht.
Artikel 13 - Inname standplaatsen (KB art. 11)
13.1. De standplaatsen kermisattractie of vestiging van kermisgastronomie met bediening aan tafel kunnen ingenomen worden door :
1) de personen aan wie standplaats toegewezen is (cf. art. 3 van dit reglement) houders
2) de verantwoordelijke van het dagelijks bestuur van een rechtspersoon aan wie de
3) de echtgenoot of echtgenote of wettelijk samenwonende van de natuurlijke persoon aan
an de kermisactiviteit voor eigen rekening
4) de feitelijke vennoten van de natuurlijke persoon aan wie de standplaats werd
uitoefening van de kermisactiviteit voor eigen rekening
ing als aangestelde-verantwoordelijke in uitoefenen voor rekening of in dienst van de
personen bedoeld in 1) tot en met 4)
6) aangestelden die de kermisactiviteit uitoefenen voor rekening of in dienst van de personen bedoeld in 1) tot en met 4) onder het gezag en in aanwezigheid van deze of van een persoon bedoeld in 5)
De personen bedoeld in 2) tot en met 5) kunnen deze standplaatsen innemen voor zover hun machtiging geldig is voor de attractie of vestiging die erop uitgebaat worden.
Zij kunnen deze standplaatsen innemen buiten de aanwezigheid van de personen aan wie of door middel van wie ze werden toegewezen.
13.2. De standplaatsen voor een ambulante activiteit in kermisgastronomie zonder bediening aan tafel kunnen ingenomen worden door :
1) de personen aan wie de standplaats toegewezen is (cf. art. 3 van dit reglement) houders
2) de verantwoordelijke voor het dagelijks bestuur van een rechtspersoon, aan wie de
3) de feitelijke venno(o)t(en) van de natuurlijke persoon aan wie de standplaats werd ambulante activiteit voor eigen rekening;
4) de echtgenoot of echtgenote en wettelijk samenwonende van de natuurlijke persoon aan uitoefening van een ambulante activiteit voor eigen rekening;
dienst van de natuurlijke persoon of rechtspersoon bedoeld in 1) tot en met 4)
6) door de personen vrijgesteld van de machtiging tot het uitoefenen van ambulante activiteiten5 in een vestiging kermisgastronomie zonder bediening aan tafel, in aanwezigheid
De personen opgesomd in 2) tot en met 5) kunnen de standplaatsen innemen buiten de aanwezigheid van de personen aan wie of door middel van wie ze werden toegewezen.
Artikel 14 - Lawaaihinder
De geluidsterkte van de muziekinstrumenten of luidsprekers dienen zodanig geregeld dat de naaststaande kramen niet worden gehinderd. Elk verzoek vande politie tot vermindering van de geluidsterkte dient onverwijld te worden gevolgd.
Artikel 15 - Toezicht
De gemeente neemt geen bewaking van de foorinrichtingen en/of foorwagens op zich. De gemeente is ook niet verantwoordelijk voor gelijk welke schade, verlies of diefstal.
Artikel 16 - Bevoegdheid
De personen belast met de praktische organisatie van de openbare kermissen en de uitoefening van kermisactiviteiten op het openbaar domein, zijn in de uitoefening van hun opdracht bevoegd de identiteit en de hoedanigheid te onderzoeken van de personen die een kermisactiviteit uitoefenen, tevens zijn zij bevoegd de documenten nodig voor het uitoefenen van deze activiteit te controleren.
Artikel 17- In werking treden reglement
Dit reglement wordt binnen de maand na de aanneming ervan gestuurd naar de Minister van Middenstand en treedt onmiddellijk in werking.
Deel B.VIIIIINRICHTINGEN TOEGANKELIJK VOOR PUBLIEK EN RECREATIE – BRANDVEILIGHEID
TITEL I. Inrichtingen toegankelijk voor het publiek: Brandveiligheid
Hoofdstuk I. Algemene bepalingen Artikel 1.
De uitbater van een inrichting, die toegankelijk is voor het publiek, is verplicht om:
openingsdatum van de inrichting te melden, en dit met een aangetekende brief;
voorkomen en bestrijden, opgenomen in Hoofdstuk 1. De uitbater moet dit doen voor de inrichting opent.
Artikel 2.
Onverminderd de voorschriften in Hoofdstuk 1, neemt de uitbater de nodige maatregelen om:
Hoofdstuk II. Maatregelen om brand te voorkomen en te bestrijden
Afdeling 1. Definities
Artikel 3
Behalve bij een uitdrukkelijke afwijking, hebben de in deze afdeling gebruikte termen (voorbeeld: bouwmateriaal, bouwelement, wand, veiligheidsverlichting, zelfsluitendedeur, waarschuwing, alarm, plafond en vals plafond), de betekenis van het Koninklijk besluit
betekenis van de Belgische norm NBN S 21-201 - "Brandveiligheid in de gebouwen - Terminologie".
Weerstand tegen brand van een bouwelement: de tijd waaraan een bouwelement met een dragende en/of scheidende functie gelijktijdig voldoet aan de eisen van stabiliteit, vlamdichtheid en thermische isolatie, als het getest is volgens de Europese norm NBN EN 13501-2 of volgens de Belgische norm NBN 713.020.
NBN EN 13501-2 | NBN 713.020 | |
Voor R 30, RE 30, REI 30 en EI 30 | voldoet | Rf 1/2 h |
Voor R 60, RE 60, REI 60 en EI 60 | voldoet | Rf 1 h |
Voor R 120, RE 120, REI 120 en EI 120 | voldoet | Rf 2 h |
Voor EI1 30 deuren | voldoet | Rf 1/2 h |
Voor EI1 60 deuren | voldoet | Rf 1 h |
Reactie bij brand van een materiaal: gedrag van een materiaal dat in gespecificeerde testomstandigheden, door zijn eigen ontbinding, een vuur waaraan het blootgesteld wordt, voedt. De voorschriften van reactie bij brand van bouwmaterialen worden uitgedrukt zoals
bepaald in de Europese norm EN 13501. De tabellen hieronder geven aan welke
1. Voor alle materialen NBN EN 13501 | NBN S 21-203 | ||
Voor A1 en A2-s1, d0 of lager Voor B-s1, d0 of lager Voor C-s1, d0 of lager Voor D-s1,d0 of lager | voldoet voldoet voldoet voldoet | A0 A1 A2 A3 | |
2. Voor vloerbekledingen NBN EN 13501 Voor A1fl en A2fl-s1 of lager | voldoet | A0 | NBN S 21-203 |
Voor Bfl-s1 of lager Voor Cfl-s1 of lager Voor Dfl-s1 of lager Voor Efl | voldoet voldoet voldoet voldoet | A1 A2 A3 A3 |
Optrede: de verticale projectie van de afstand tussen twee opeenvolgende trapneuzen. Aantrede: de horizontale projectie van de afstand tussen twee opeenvolgende trapneuzen. Looplijn: de looplijn wordt als volgt bepaald:
midden van de trap;
centimeter en niet meer dan 60 centimeter van de binnenkant van de leuningzone of van de spil, en op minstens 35 centimeter van de buitenranden van de treden.
Aanrechtkeuken:
is een vertrek om koude en warme gerechten klaar te maken, met hulp van apparaten die zichzelf na verloop van tijd automatisch uitschakelen (bv. waterkoker, toaster, microgolfoven). Hier worden ook etenswaren en keukengereedschap bewaard.
Totale oppervlakte:
is de totale bruto-oppervlakte van de hele inrichting. Deze omvat zowel de publiek toegankelijke als niet-toegankelijke lokalen en delen.
Totaal publiek toegankelijke oppervlakte:
De volgende regel wordt gehanteerd om de oppervlakte te bepalen van lokalen en delen die toegankelijk zijn voor het publiek:
herinrichting, wordt de oppervlakte berekend zonder aftrek van toonbanken, tapkasten en ander meubilair of goederen;
toonbanken, tapkasten en ander meubilair of goederen. Afdeling 2. Toepassingsgebied
Artikel 4
§1. De bepalingen van deze afdeling zijn van toepassing op alle inrichtingen of delen van inrichtingen, die toegankelijk zijn voor het publiek, ook als ze éénmalig of sporadisch voor het publiek opengesteld worden.
§2. Deze bepalingen gelden ook voor:
enkel als er een dergelijke publieke activiteit plaatsvindt.
§3. Deze bepalingen gelden niet voor:
stallen, tenzij deze ruimtes voor een ander doel worden gebruikt.
Artikel 5
De uitbater stelt op eigen verantwoordelijkheid het maximaal aantal aanwezige personen vast, binnen de volgende grenzen:
§1. op basis van volgende parameters:
Als er geen vaste zitplaatsen zijn, geldt als algemene regel in inrichtingen toegankelijk voor het publiek: één persoon per één m² totale publiek toegankelijke oppervlakte.
Uitgezonderd:
oppervlakte;
het aantal zitplaatsen.
§2. op basis van het aantal uitgangen (voor de berekening: zie verder);
§3. op basis van de nuttige breedte van de uitgangen (voor de berekening: zie verder).
Artikel 6
§1. Een bord met hierop het maximaal aantal personen dat in de inrichting aanwezig mag zijn,moet door de uitbater, duidelijk leesbaar en goed zichtbaar, worden aangebracht bij de ingang(en).
§2. De uitbater neemt alle nodige maatregelen om te voorkomen dat meer personen aanwezigzijn dan op dit bord staat.
§3. In de aangifte voorzien in artikel 294 vermeldt de uitbater ook het maximaal aantal personen dat in zijn inrichting aanwezig mag zijn.
Hoofdstuk III. Maatregelen van toepassing op inrichtingen toegankelijk voor het publiek waar maximaal negen personen toegang kunnen hebben
Afdeling 3. Bouwmaterialen en versieringen Artikel 7
Het is verboden om materialen, textiel en kunststoffen die gemakkelijk branden, als
versiering of bouwmateriaal te gebruiken in de inrichtingen toegankelijk voor het publiek (voorbeeld: rietmatten, stro, karton, boomschors, papier). Losse plafonddoeken zijn niet toegelaten. De normale, functionele stoffering geldt niet als versiering (voorbeeld: gordijnen en overgordijnen, vaste muurbekleding, vloerbedekking, tafellinnen).
Artikel 8
De versieringen, luifels en tochtportalen moeten worden aangebracht op een manier dat zij geen verzamelplaats kunnen worden voor vuil, afval en dergelijke.
Afdeling 4. Uitgangen en trappen Artikel 9
De aanwezigen moeten het gebouw snel en veilig kunnen verlaten. Het is verboden om
voorwerpen die de doorgangen kunnen belemmeren, te plaatsen in de uitgangen en wegen die naar de uitgangen leiden of de nuttige breedte ervan verkleinen.
Artikel 10
De plaats van elke uitgang en de richting van de wegen, uitgangswegen en trappen, die naar deze uitgangen leiden, worden aangeduid door pictogrammen vermeld in afdeling 7. De zichtbaarheid van de pictogrammen wordt verzekerd zowel door de normale verlichting als
door de veiligheidsverlichting. Zij moeten vanuit elke punt van de publiek toegankelijke begaanbare oppervlakte goed leesbaar zijn. De tweede of derde uitgang mag eventueel aangeduid worden met het pictogram "nooduitgang", vermeld in afdeling 7.
Artikel 11
Glazen wanden en de vleugels van glazen deuren moeten op ooghoogte een opvallend merkteken dragen.
Afdeling 5. Verlichting en elektrische installaties Artikel 12.
De lokalen moeten behoorlijk verlicht kunnen worden. Alleen elektriciteit is toegelaten als
kunstmatige verlichtingsbron.
Artikel 13.
De inrichting moet voorzien worden van veiligheidsverlichting, die onmiddellijk en automatisch begint te werken als de stroom uitvalt. Minimaal moeten armaturen aangebracht worden boven elke uitgangsdeur, in alle evacuatiewegen (gangen en trappen), bij brand- bestrijdingsmiddelen en in alle lokalen die uitsluitend door kunstlicht verlicht worden. Er moet voldoende veiligheidsverlichting zijn, die ook sterk genoeg verlicht, om een vlotteontruiming te verzekeren. De veiligheidsverlichting moet minstens één uur zonderonderbreking kunnen functioneren.
Afdeling 6. Verwarming en brandstof Artikel 14
Alle nodige veiligheidsmaatregelen moeten worden genomen om oververhitting,ontploffing en brand van de verwarmingsinstallatie te voorkomen. In de omgeving van deverwarmingsinstallatie is niets toegelaten wat het brandrisico verhoogt.
Artikel 15
Verwarmingstoestellen die niet op elektriciteit werken, moeten op eenschoorsteen aangesloten zijn of op een speciale inrichting voor de afvoer vanverbrandingsproducten. Verplaatsbare verwarmingstoestellen voor stralingswarmte enrecipiënten met vloeibare brandstoffen zijn niet toegelaten in lokalen die toegankelijk zijnvoor het publiek.
Artikel 16
Recipiënten voor vloeibaar gemaakt petroleumgas, zowel voor opslag als voorgebruik, mogen enkel in openlucht geplaatst worden.
Afdeling 7. Open vuur Artikel 17
Sfeerverlichting met open vuur, zoals kaarsen en petroleumlampen, is enkeltoegelaten als ze geen brand kan veroorzaken bij gebruik of bij omstoten. Fakkels zijn niettoegelaten.
Artikel 18.
Verwarming of verhitting door open haarden of open vuren is enkel toegelaten ineen vuurvaste en stabiele opstelling, voorzien van afdoende rookgasafvoer.
Artikel 19
Bakken, braden en flamberen in de publiek toegankelijke gedeelten zijn enkeltoegestaan met CE-gekeurde toestellen en als deze toestellen geen brand kunnen veroorzakenals ze
gebruikt of omgestoten worden.
Afdeling 8. Brandbestrijdingsmiddelen
Artikel 20.
Op elke verdieping moet minstens één snelblustoestel van het type 6 kilo poederABC of gelijkwaardig aanwezig zijn.
Artikel 21
In keukens moet een snelblustoestel van het type 5 kilo CO2 of 6 kilo ABCpoeder of gelijkwaardig aanwezig zijn. Ook moet in elke keuken een branddeken aanwezigzijn. Voor frituurketels moet een goed sluitend metalen deksel in de onmiddellijke nabijheidaanwezig zijn.
Artikel 22
Het materieel om brand te bestrijden, moet goed onderhouden worden enbeschermd zijn tegen vorst. Het moet op doeltreffende wijze opgehangen en gesignaleerdworden door de pictogrammen van afdeling 7 en gemakkelijk bereikbaar enoordeelkundig verdeeld zijn. Het materieel moet altijd onmiddellijk gebruikt kunnen worden.
Artikel 23
Al het personeel moet ingelicht worden over de gevaren van brand in deinrichting en moet oefenen om de brandbestrijdingsmiddelen te gebruiken en de inrichting tekunnen ontruimen.
Artikel 24.
Als er gerookt wordt in de inrichting, moeten de nodige maatregelen getroffenworden; voldoende asbakken moeten op nuttige plaatsen aanwezig zijn en leeggemaakt worden in een metalen recipiënt. Dit recipiënt moet voorzien zijn van een goed sluitendmetalen deksel
Artikel 25
In de lokalen toegankelijk voor het publiek mogen geen vuilnis, afval, afgedanktevoorwerpen of producten verzameld worden.
Hoofdstuk IV. Maatregelen van toepassing op inrichtingen toegankelijk voor het publiek waar minstens tien en maximaal 49 personen toegang kunnen hebben
Afdeling 9. Bouwmaterialen en versieringen Artikel 26
Het is verboden om materialen, textiel en kunststoffen die gemakkelijk branden,als versiering
of bouwmateriaal te gebruiken in de inrichtingen toegankelijk voor het publiek (voorbeeld: rietmatten, stro, karton, boomschors, papier). Losse plafonddoeken zijn niet
toegelaten. De normale, functionele stoffering geldt niet als versiering(voorbeeld: gordijnen en overgordijnen, vaste muurbekleding, vloerbedekking, tafellinnen).
Artikel 27
De versieringen, luifels en tochtportalen moeten zodanig worden aangebracht opeen manier dat zij geen verzamelplaats kunnen worden voor vuil, afval en dergelijke.
Afdeling 10. Uitgangen en trappen Artikel 28
Elke uitgang, doorgang, gang, evacuatieweg, deuropening en trap moet een snelleen gemakkelijke ontruiming van de inrichting mogelijk maken. Ze moeten een vrije breedte
hebben van minimaal 80 centimeter in het geval van een stedenbouwkundige vergunning en 70 centimeter in geval van bestaande uitbating. Ze moeten een vrije hoogte hebben van minimaal twee meter. Als de trap stijgt in de richting van de vluchtweg, is deminimumbreedte van deze trap in centimeter gelijk aan het dubbel van het aantal personen datde trap als vluchtweg gebruikt. De breedte is minstens 80 centimeter in het geval van eenstedenbouwkundige vergunning en 70 centimeter in geval van een bestaande uitbating. Detrappen zijn vast, en voorzien van stevige leuningen. De treden moeten slipvrij zijn.
Artikel 29
Er is steeds minstens één uitgang die rechtstreeks toegang geeft tot de openbareweg of tot een hiermee gelijkgestelde plaats. Tijdens de openingsuren van de inrichtingmogen de deuren in de uitgangswegen in geen geval vergrendeld of met een sleutel geslotenworden. Automatisch werkende deuren mogen gebruikt worden voor uitgangen dierechtstreeks naar buiten uitgeven, als deze deuren automatisch openen wanneer de elektriciteituitvalt of een andere panne optreedt. Uitgangen waarin trommeldeuren of draaipaaltjes staan,mogen niet als (nood)uitgang beschouwd worden.
Artikel 30
Het is verboden om voorwerpen die de doorgangen kunnen belemmeren, teplaatsen in de uitgangen en wegen die naar de uitgangen leiden of de nuttige breedte ervanverkleinen.
Artikel 31
De plaats van elke uitgang en de richting van de wegen, uitgangswegen entrappen, die naar deze uitgangen leiden, worden aangeduid door de pictogrammen vermeld in hoofdstuk 7. De zichtbaarheid van de pictogrammen wordt verzekerd zowel door denormale verlichting als door de veiligheidsverlichting. Zij moeten vanuit elke punt van depubliek toegankelijke begaanbare oppervlakte goed leesbaar zijn. De tweede of derde uitgangmag eventueel aangeduid worden met het pictogram "nooduitgang", vermeld in hoofdstuk 7.
Artikel 32
Glazen wanden en de vleugels van glazen deuren moeten op ooghoogte eenopvallend merkteken dragen.
Afdeling 11. Verlichting en elektrische installaties Artikel 33
De lokalen moeten behoorlijk verlicht kunnen worden. Alleen elektriciteit istoegelaten als kunstmatige verlichtingsbron.
Artikel 34
De inrichting moet voorzien worden van veiligheidsverlichting, die onmiddellijken automatisch begint te werken als de stroom uitvalt. Minimaal moeten armaturenaangebracht worden boven elke uitgangsdeur, in alle evacuatiewegen (gangen en trappen), bijbrandbestrijdingsmiddelen en in alle lokalen die uitsluitend door kunstlicht verlicht worden. Er moet voldoende veiligheidsverlichting zijn, die ook sterk genoeg verlicht, om eengemakkelijke ontruiming te verzekeren. De veiligheidsverlichting moet minstens één uurzonder onderbreking kunnen branden.
Afdeling 12. Verwarming en brandstof Artikel 35
Alle nodige veiligheidsmaatregelen moeten worden genomen om oververhitting,ontploffing en brand van de verwarmingsinstallatie te voorkomen. In de omgeving van deverwarmingsinstallatie is niets toegelaten wat het brandrisico verhoogt.
Artikel 36
De verwarmingstoestellen die niet op elektriciteit werken, moeten op eenschoorsteen aangesloten zijn of op een speciale inrichting voor de afvoer vanverbrandingsproducten. Verplaatsbare verwarmingstoestellen voor stralingswarmte enrecipiënten met vloeibare brandstoffen zijn niet toegelaten in lokalen die toegankelijk zijnvoor het publiek.
Artikel 37
Als op de gastoevoerleiding buiten het gebouw geen afsluiter is aangebracht, zalde uitbater aan de gasmaatschappij vragen om die afsluiter te plaatsen. De afsluiter moet opde voorgevel goed zichtbaar worden aangeduid.
Artikel 38
Recipiënten voor vloeibaar gemaakt petroleumgas, zowel voor opslag als voorgebruik, mogen enkel in openlucht geplaatst worden.
Afdeling 13. Open vuur Artikel 39
Sfeerverlichting met open vuur, zoals kaarsen en petroleumlampen, is enkeltoegelaten als ze geen brand kan veroorzaken bij gebruik of bij omstoten. Fakkels zijn niettoegelaten.
Artikel 40
Verwarming of verhitting door open haarden of open vuren is enkel toegelaten ineen vuurvaste en stabiele opstelling, voorzien van afdoende rookgasafvoer.
Artikel 41
Bakken, braden en flamberen in de publiek toegankelijke gedeelten zijn enkeltoegestaan met CE-gekeurde toestellen en als deze toestellen geen brand kunnen veroorzakenals ze gebruikt of omgestoten worden.
Afdeling 14. Brandbestrijdingsmiddelen
Artikel 42
De uitbater moet voldoende brandblusmiddelen aanbrengen, aangepast aan deomstandigheden. In de inrichtingen toegankelijk voor publiek, moeten snelblustoestellen van
het type 6 kilo poeder ABC of gelijkwaardig aanwezig zijn. Die toestellen moeten goed verdeeld worden over de oppervlakte waar het publiek komt: één toestel per 150 m² totale oppervlakte, met een minimum van twee snelblustoestellen. Op elke verdieping moet minstens één snelblustoestel aanwezig zijn.
Artikel 43
In keukens moet een snelblustoestel van het type 5 kilo CO2 of 6 kilo ABCpoeder of gelijkwaardig aanwezig zijn. Ook moet in elke keuken een branddeken aanwezigzijn. Voor frituurketels moet een goed sluitend metalen deksel in de onmiddellijke nabijheid aanwezig zijn.
Artikel 44
Het materieel om brand te bestrijden, moet goed onderhouden worden enbeschermd zijn tegen vorst. Het moet op doeltreffende wijze opgehangen en gesignaleerdworden door de pictogrammen van afdeling 7. Het materieel moet gemakkelijkbereikbaar en oordeelkundig verdeeld zijn. Het materieel moet altijd onmiddellijk gebruiktkunnen worden.
Artikel 45
Al het personeel moet worden ingelicht over de gevaren van brand in de inrichting en moet oefenen om de brandbestrijdingsmiddelen te gebruiken en de inrichting te kunnen ontruimen.
Artikel 46
Als er gerookt wordt in de inrichting, moeten de nodige maatregelen getroffen
worden; voldoende asbakken moeten op nuttige plaatsen aanwezig zijn en leeggemaakt worden in een metalen recipiënt. Dit recipiënt moet voorzien zijn van een goed sluitend
Artikel 47
In de lokalen toegankelijk voor het publiek mogen geen vuilnis, afval, afgedanktevoorwerpen of producten verzameld worden.
Hoofdstuk V. Maatregelen van toepassing op inrichtingen toegankelijk voor het publiek waar 50 personen en meer toegang kunnen hebben
Afdeling 15. Bouwmaterialen en versieringen Artikel 48
Het is verboden om materialen, textiel en kunststoffen die gemakkelijk branden,als versiering
of bouwmateriaal te gebruiken in de inrichtingen toegankelijk voor het publiek (voorbeeld: rietmatten, stro, karton, boomschors, papier). Losse plafonddoeken zijn niet
toegelaten. De normale, functionele stoffering geldt niet als versiering(voorbeeld: gordijnen en overgordijnen, vaste muurbekleding, vloerbedekking, tafellinnen).
Artikel 49
De versieringen, luifels en tochtportalen moeten worden aangebracht op eenmanier dat zij geen verzamelplaats kunnen worden voor vuil, afval en dergelijke.
Afdeling 16. Uitgangen en trappen Artikel 50
De trappen, gangen, deuren en de wegen die daarheen leiden en hierna met determ
ontruimd wordt.
Er is steeds minimaal één uitgang die rechtstreeks toegang geeft op de openbare weg of op een hiermee gelijkgestelde plaats.
Inrichtingen of gedeelten van inrichtingen, waar het maximaal aantal personen honderd of meer bedraagt, moeten ten minste twee aparte uitgangen hebben.
Drie afzonderlijke uitgangen zijn vereist voor inrichtingen of delen van inrichtingen waar het maximaal aantal personen vijfhonderd of meer bedraagt.
Om het aantal uitgangen te berekenen, geldt de veronderstelling dat, om het gebouw te verlaten, alle personen van een verdieping samen naar de naburige verdieping gaan en dat deze verdieping al ontruimd is, als zij er aankomen.
Artikel 51
§1. De uitgangswegen en deuren moeten een totale breedte hebben die in centimeter minstensgelijk is aan het aantal personen dat ze moet gebruiken om de inrichting te ontruimen.
§2. Elke uitgang moet een vrije breedte hebben van minstens 80 centimeter in het geval van een stedenbouwkundige vergunning 70 centimeter in geval van bestaande uitbating en een minimale vrije hoogte van twee meter.
Artikel 52
§1. Als de inrichting op bovenverdiepingen of in kelderverdiepingen lokalen heeft waar het
publiek komt, moeten vaste trappen naar deze lokalen leiden.
§2. Verdiepingen waar het maximaal aantal personen honderd of meer bedraagt, moeten overminstens twee afzonderlijke trappen beschikken. Verdiepingen waar het maximaal aantalpersonen vijfhonderd of meer bedraagt, moeten over minstens drie afzonderlijke trappenbeschikken.
§3. De trappen hebben een breedte die in centimeter minstens gelijk is aan het aantal personendat deze trappen gebruikt om de uitgangen van de inrichting te bereiken.
Vermenigvuldigdeze minimumbreedte met 1,25 voor dalende trappen en met twee voor stijgende trappen. Omdeze breedten te berekenen, geldt de veronderstelling dat, om het gebouw te verlaten, allepersonen van een verdieping samen naar de naburige verdieping gaan en dat deze verdiepingal ontruimd is, als zij er aankomen. De minimumbreedte voor elke trap bedraagt minstens 80centimeter in het geval van een bouwvergunning en 70 centimeter in geval van bestaandeuitbating.
Artikel 53. Om aan de eisen van artikel 52 te voldoen:
procent niet in aanmerking; centimeter;
centimeter is.
Artikel 54
De trappen moeten op de gepaste plaats(en) voorzien zijn van stevige leuningen. De treden moeten slipvrij zijn. Roltrappen moeten aan ieder uiteinde kunnen worden stilgelegd.
Artikel 55
§1. Geen enkel punt van de publiek toegankelijke ruimte mag verder dan 45 meter van de eerste uitgang liggen. Geen enkel punt van de publiek toegankelijke ruimte mag verder dan 80meter van de tweede uitgang liggen.
§2. Uitgangen met volgende kenmerken worden aanvaard:
kunnen verwijderen;
o De evacuatieweg moet wanden Rf 1 uur hebben en zelfsluitende deuren Rf ½ uur. De Rf-waarden kunnen vervangen worden door de waarden volgens de
o De trappen moeten gemaakt zijn uit onbrandbare materialen.
o De breedte van de evacuatieweg en van de trappen is minstens 80 centimeter en wordt bepaald volgens de algemeen geldende regels (evenredigheid met het aantal gebruikers, namelijk één centimeter/persoon horizontaal; 1,25 centimeter/persoon voor dalende evacuatie en twee centimeter/persoon voor stijgende evacuatie).
o De deuren moeten in de evacuatierichting draaien.
o De plaats waar de evacuatieweg weer op het gelijkvloers komt, moet vlak bij de gevel liggen en moet onafhankelijk zijn van de eigenlijke uitgang.
o De hele evacuatieweg beschikt over degelijke, voldoende en automatische veiligheidsverlichting.
o De aanduiding van deze (nood)uitgang en de te volgen richting moet veelvuldig aangeduid worden met de reglementaire pictogrammen.
Artikel 56.
De deuren in de uitgangswegen moeten ofwel in beide richtingen ofwel in devluchtzin opendraaien. Tijdens de openingsuren van de inrichting mogen zij in geen geval vergrendeld of met een sleutel gesloten worden. Uitgangsdeuren, die zich op minder dan hun breedte van de rooilijn bevinden, draaien naar binnen open en moeten tijdens de openingsuren van de inrichting permanent en vergrendeld open zijn.
Uitzondering wordt gemaakt voor uitgangsdeuren van een bijzonder type: deze deuren kunnenbij gewone druk alleen naar binnen draaien, maar bij een sterkere druk ook naar buiten. Dezedeuren moeten niet permanent en vergrendeld openblijven tijdens de openingsuren van deinrichting.
De deuren in de uitgangswegen die twee uitgangen verbinden, moeten in beide richtingen opendraaien. Automatisch werkende deuren mogen gebruikt worden voor uitgangen die rechtstreeks naar buiten uitgeven, als zij automatisch in open stand worden gebracht wanneer de elektriciteit uitvalt of een ander panne optreedt. Uitgangen waarin trommeldeuren en draaipaaltjes staan, mogen niet als (nood)uitgang beschouwd worden.
Artikel 57
Er mogen geen voorwerpen geplaatst worden die de doorgangen kunnenbelemmeren of de nuttige breedte van de doorgangen, uitgangen en wegen die naar uitgangen
leiden, verkleinen. In winkels, warenhuizen en soortgelijke inrichtingen mogen de verkoop- en uitstalstands geen hinder vormen voor een vlotte doorgang van het publiek. Het is verboden tussen de verkoopstand of tegen de boord ervan waren te plaatsen, die een vlotte evacuatie in gevaar kunnen brengen of vertragen. De uitbater zorgt ervoor dat deaankoopwagentjes, die ter beschikking staan van de klanten, zo geplaatst worden dat zij een
snelle ontruiming van de inrichting niet verhinderen.
Artikel 58
De plaats van elke uitgang en de richting van de wegen, uitgangswegen entrappen die naar deze uitgangen leiden, worden aangeduid door de pictogrammen vermeld in hoofdstuk 7. De zichtbaarheid van de pictogrammen wordt verzekerd, zowel door de normaleverlichting als door de veiligheidsverlichting. Zij moeten vanuit alle delen van de voor hetpubliek toegankelijke lokalen goed waarneembaar zijn en in verhouding staan tot de afmeting
van de ruimte. De tweede of derde uitgang mag eventueel aangeduid worden met het
Artikel 59
Glazen wanden en de vleugels van glazen deuren moeten op ooghoogte eenopvallend merkteken dragen.
Afdeling 17. Verlichting en elektrische installaties Artikel 60
De lokalen moeten behoorlijk verlicht zijn. Alleen elektriciteit is toegelaten alskunstmatige
verlichtingsbron.
Artikel 61
De inrichting moet voorzien worden van veiligheidsverlichting, die onmiddellijken automatisch in dienst treedt als de stroom uitvalt. Minimaal moeten armaturen aangebracht
worden boven elke uitgangsdeur, in alle evacuatiewegen (gangen en trappen), bij de brandbestrijdingsmiddelen en in alle lokalen die uitsluitend door kunstlicht verlicht worden. Er moet voldoende veiligheidsverlichting zijn, die ook voldoende sterk is, om een gemakkelijke ontruiming te verzekeren. De veiligheidsverlichting moet minstens één uur zonder onderbreking kunnen branden.
Afdeling 18. Verwarming en brandstof
Artikel 62
Alle nodige veiligheidsmaatregelen moeten worden genomen om oververhitting, ontploffing en brand van de verwarmingsinstallatie te voorkomen. In de omgeving van de verwarmingsinstallatie is niets toegelaten wat het brandrisico verhoogt.
Artikel 63
De verwarmingstoestellen, die niet op elektriciteit werken, moeten op eenschoorsteen aangesloten zijn of op een speciale inrichting voor de afvoer vanverbrandingsproducten. Verplaatsbare verwarmingstoestellen voor stralingswarmte enrecipiënten met vloeibare brandstoffen zijn niet toegelaten in lokalen die toegankelijk zijnvoor het publiek.
Artikel 64
De stookinstallatie van de centrale verwarming en de brandstoffenvoorraadmoeten elk in een afzonderlijk en goed verlucht lokaal worden geïnstalleerd. Dat lokaal magniet rechtstreeks in verbinding staan met lokalen toegankelijk voor het publiek.
De binnenwanden moeten een Rf hebben van minstens één uur en de deur(en) in deze wandenmoet(en) zelfsluitend zijn met een Rf van minstens een halfuur. De Rf-waarden kunnenvervangen worden door de waarden volgens de Europese norm zoals voorzien in de
Artikel 65
De branders die vloeibare brandstof gebruiken, moeten uitgerust worden met eenautomatische blusinstallatie.
Artikel 66
De toevoerleiding tussen het lokaal waarin de brandstoffenvoorraad staat en de
stookplaats moet stevig bevestigd en uit metaal vervaardigd zijn. Deze leiding moet minstens één afsluitkraan hebben op een veilige en gemakkelijk bereikbare plaats, buiten deze lokalen.
Artikel 67
De gasmeters zijn opgesteld in een ruimte buiten de stookplaats, die goedverlucht is en waarin niets aanwezig is wat het brandrisico verhoogt. Die ruimte ligt buiten dedelen van de inrichting die voor het publiek toegankelijk zijn.
Artikel 68
Als op de gastoevoerleiding buiten het gebouw geen afsluiter is aangebracht, zalde uitbater aan de gasmaatschappij vragen om die afsluiter te plaatsen. De afsluiter moet opde voorgevel goed zichtbaar worden aangeduid.
Artikel 69
Recipiënten voor vloeibaar gemaakt petroleumgas, zowel voor opslag als voorgebruik, mogen enkel in openlucht geplaatst worden.
Afdeling 19. Open vuur Artikel 70
Sfeerverlichting met open vuur, zoals kaarsen en petroleumlampen, is enkeltoegelaten als ze
geen brand kan veroorzaken bij gebruik of bij omstoten. Fakkels zijn niettoegelaten.
Artikel 71
Verwarming of verhitting door open haarden of open vuren is enkel toegelaten ineen vuurvaste en stabiele opstelling, voorzien van afdoende rookgasafvoer.
Artikel 72
Bakken, braden en flamberen in de publiek toegankelijke gedeelten zijn enkeltoegestaan met CE-gekeurde toestellen en als deze toestellen geen brand kunnen veroorzakenals ze gebruikt of omgestoten worden.
Afdeling 20. Brandbestrijdingsmiddelen
Artikel 73
De uitbater moet voldoende brandblusmiddelen aanbrengen, aangepast aan de omstandigheden. In de inrichtingen toegankelijk voor publiek, moeten snelblustoestellen van het type 6 kilo poeder ABC aanwezig zijn. De toestellen moeten goed verdeeld worden over de oppervlakte waar het publiek komt: één toestel per 150 m² totale oppervlakte met een minimum van twee snelblustoestellen. Op elke verdieping moet minstens één snelblustoestel aanwezig zijn.
Artikel 74
In de publiek toegankelijke inrichtingen met een totale oppervlakte groter dan500 m² moeten muurhaspels met axiale voeding geplaatst worden (conform NBN EN 671-1).
De muurhaspels worden aangesloten via een aangepaste leiding op de openbare waterbedelingof op een ander gelijkwaardig voedingssysteem. Deze muurhaspels worden op deskundiggekozen plaatsen geplaatst, zodat elk punt van de inrichting kan bespoten worden. Het aantal muurhaspels wordt als volgt bepaald: de afstand vanaf om het even welk punt tot het dichtste toestel mag niet meer bedragen dan de lengte van de gebruikte haspels. De haspels moeten gevoed worden met een leiding onder druk, zodat het debiet bij de minst bedeelde haspel gelijk is aan of groter dan 24 l/min. De leidingen voor bluswater moeten van staal zijn of van een metaal dat minstens dezelfde waarborgen biedt.
Artikel 75
Als er niet verwarmd wordt met aardgas, moet in de nabijheid van de stookplaatseen toestel staan met 5 kilo CO2 of 6 kilo poeder ABC.
Artikel 76
In keukens moet een snelblustoestel van het type 5 kilo CO2 of 6 kilo ABCpoeder of gelijkwaardig aanwezig zijn.
Ook moet in elke keuken een branddeken aanwezig zijn. Voor frituurketels moet een goed sluitend metalen deksel in de onmiddellijke nabijheid aanwezig zijn.
Artikel 77
Het materieel om brand te bestrijden, moet goed onderhouden worden enbeschermd zijn tegen vorst. Het moet op doeltreffende wijze opgehangen en gesignaliseerdworden (zie hoofdstuk 7, pictogrammen). Het materieel moet gemakkelijk bereikbaar enoordeelkundig verdeeld zijn. Het moet altijd onmiddellijk gebruikt kunnen worden.
Artikel 78
De inrichting moet op het openbaar telefoonnet aangesloten zijn. Hettelefoontoestel moet meteen te bereiken en te gebruiken zijn. Bij het toestel moeten deoproepnummers van de hulpdiensten goed zichtbaar aangeduid worden.
Artikel 79
Al het personeel moet worden ingelicht over de gevaren van brand in deinrichting. Sommige personeelsleden, vooraf gekozen op basis van hun permanentie enfunctie, moeten oefenen om de brandbestrijdingsmiddelen te gebruiken en de inrichting tekunnen ontruimen.
Artikel 80
Als er gerookt wordt in de inrichting, moeten de nodige maatregelen getroffenworden; voldoende asbakken moeten op nuttige plaatsen aanwezig zijn en leeggemaaktworden in een metalen recipiënt. Dit recipiënt moet voorzien zijn van een goed sluitendmetalen deksel
Artikel 81
In de lokalen toegankelijk voor het publiek mogen geen vuilnis, afval, afgedankte voorwerpen of producten verzameld worden.
Afdeling 21. Bijkomende voorschriften inzake oprichting, inrichting en herinrichting Artikel 82
De binnenwanden, die de scheiding vormen van de lokalen toegankelijk voor het
publiek en hun uitgangen met de overige delen van het gebouw, moeten een Rf van minstenseen uur hebben. De deuren in deze binnenwanden moeten een Rf van minstens een halfuurhebben. Plafonds uit houten roosters, bekleed en eventueel geïsoleerd zoals een getest plafondmet een Rf van minstens een uur, kunnen toegelaten worden. De Rf-waarden kunnenvervangen worden door de waarden volgens de Europese norm zoals voorzien in de
Volgende delen kunnen deel uitmaken van het gedeelte toegankelijk voor het publiek:
blusinstallatie hebben, die gekoppeld is aan een mechanisme dat de brandstoftoevoer afsluit als de blusinstallatie begint te werken;
Artikel 83
Het zichtbaar oppervlak van:
§1. de (valse) plafonds en van balken moet van het type A1 zijn.
§2. de (valse) muren, van kolommen en van trappen moet van het type A2 zijn.
§3. de (valse) vloeren moet van het type A3 zijn.
Artikel 84
De minimumbreedte van de uitgangen, uitgangswegen en uitgangstrappen is 80centimeter.
Artikel 85
De trappen gebouwd nadat deze afdeling in voege trad, moeten van het type A0zijn; ze hebben een aantrede van minstens 20 centimeter. De optrede mag niet meer dan 18centimeter bedragen. De trappen moeten bestaan uit rechte delen.
Artikel 86
Bij uitbreidingswerken aan een bestaande inrichting moet de hele inrichtingvoldoen aan de bepalingen van dit artikel, tenzij het bestaande gedeelte van de inrichtingbrandwerend gecompartimenteerd wordt ten opzichte van de nieuwe delen van de inrichting.
Als de uitbreiding gebeurt buiten het lokaal toegankelijk voor publiek, moet de uitbreiding met haar bijhorende evacuatiewegen voldoen aan dit reglement.
Hoofdstuk VI. Controle, afwijkingen en administratieve maatregelen
Artikel 87.
De verantwoordelijke moet volgende installaties geregeld laten nakijken, hetzijdoor een bevoegd persoon (BP), hetzij door een bevoegd installateur (BI), hetzij door eendaartoe erkend/geaccrediteerd organisme (EO):
Installatie | controleorgaan | periodiciteit |
Personenliften | EO | driemaandelijks |
Goederenliften | EO | jaarlijks |
cv en schouwen | BI/BP | jaarlijks |
Dampkappen | BI/BP | jaarlijks |
Alarm* | BI/BP | jaarlijks |
Brandbestrijdingsmiddelen* | BI/BP | jaarlijks |
Individuele gasverwarmingstoestellen* | BI | jaarlijks |
Veiligheidsverlichting UITBATER driemaandelijks
Brandwerende deuren UITBATER jaarlijks
Gasinstallatie* EO elke vijf jaar
Laagspanning* EO elke vijf jaar
Hoogspanning (voorbeeld neonverlichting) EO jaarlijks
Installaties aangeduid met * worden bovendien gecontroleerd bij elke wijziging van de uitbating of uitbater, bij transformatie- of renovatiewerken, als de binneninrichting vernieuwd wordt, als de netto-oppervlakte wijzigt, als de bestemming wijzigt en bij elke wijziging die de brandveiligheid kan beïnvloeden. Aan de opmerkingen, gemaakt tijdens de controle, moet de uitbater onmiddellijk het passend gevolg geven.
Artikel 88
De uitbater zal altijd toegang tot de inrichting verlenen aan de burgemeester ende bevoegde ambtenaren. Op hun vraag is hij verplicht het bewijs te leveren dat devoorschriften over de reactie bij brand van de bouwmaterialen en de weerstand tegen brandvan de bouwelementen van deze afdeling zijn nageleefd.
Artikel 89
§1. De uitbater kan andere maatregelen voorstellen die minstens hetzelfde veiligheidsniveau waarborgen als het niveau bedoeld in de diverse bepalingen van dit reglement. Hij moet hiervoor aan de burgemeester een gefundeerde en gedetailleerde aanvraag overmaken waarinduidelijk vermeld staat voor welke artikelen de uitbater een andere maatregel voorstelt. Hijmoet aangeven waarom hij niet kan voldoen aan de bepalingen van dit reglement en aantonendat minstens een gelijkwaardig veiligheidsniveau gehaald wordt.
§2. Na advies van de brandweer en/of van de gemeentelijke veiligheidscel33 geeft de burgemeester voor specifieke dossiers, zoals bepaald in §3 al dan niet toestemming om dezeandere maatregelen toe te passen. De burgemeester kan hierbij altijd bijkomende voorwaardenopleggen.
§3. De burgemeester kan oordelen dat voor bepaalde publiek toegankelijke ruimtes de veiligheidsvoorwaarden niet alleen door de brandweer kunnen geadviseerd worden, dit door de specifieke aard, bouw of gebruik. Voor deze ruimtes kan de burgemeester de gemeentelijkeveiligheidscel34 de opdracht geven om een gepaste commissie samen te stellen. Er moet ookeen multidisciplinair advies uitgebracht worden over het veiligheidsniveau dat gehaald wordtmet de alternatieve maatregelen die de uitbater voorstelt.
§4. Bij de aanvraag tot afwijking, voegt de uit
gevraagd zijn. De aanvraag tot afwijking is alleen ontvankelijk wanneer het formulier volledig is ingevuld en de gevraagde documenten zijn gevoegd.
Artikel 90
De burgemeester kan altijd bijkomende maatregelen opleggen en eventueel desluiting van de inrichting bevelen om de openbare veiligheid te vrijwaren.
Hoofdstuk VII. Pictogrammen. Uitgang(en), nooduitgang(en) en brandbestrijdingsmiddelen
Uitgang(en), nooduitgang(en) en brandbestrijdingsmiddelen dienen aangeduid conform veiligheids- en gezondheidssignalisering op het werk volgens Koninklijk besluit van 17 juni 1997.
Afdeling 22. Uitgangen en nooduitgangen Kleuren: wit op een groene achtergrond.
Plaats en richting van een uitgang die gewoonlijk door de in de inrichting aanwezige personen
wordt gebruikt. (Dit teken mag in een andere stand geplaatst worden).
Richting van een nooduitgang naar links. (een symmetrisch teken wordt gebruikt voor een nooduitgang naar rechts).
of
Plaats van een nooduitgang (te plaatsen boven de uitgang).
Afdeling 23. Brandbestrijdingsmiddelen Kleuren: wit op een rode achtergrond.
snelblustoestel axiale muurhaspel