STATUTEN VAN DE STICHTING:
STATUTEN VAN DE STICHTING:
‘Mediafonds provincie Utrecht’ voor het versterken van de Lokale Journalistiek binnen de provincie
Utrecht,
Artikel 1 - Naam en vestigingsplaats
1. De stichting draagt de naam: Stichting Mediafonds provincie Utrecht.
In de communicatie wordt gebruikt de naam: Mediafonds provincie Utrecht.
2. De stichting is gevestigd in de gemeente Utrecht.
Artikel 2 - Doel
1. De stichting heeft primair ten doel het versterken van de lokale journalistiek in de provincie Utrecht, met aandacht voor de regionale journalistiek. Dit ten behoeve van een vitale lokale democratie, alsmede al hetgeen daarmee verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn, alles in de ruimste zin van het woord.
2. Journalistiek is het door de journalist beroepsmatig verzamelen, verzenden, verspreiden en becommentariëren van actuele gegevens van algemeen belang die geschikt worden gemaakt voor publicatie in diverse media zoals kranten, tijdschriften, televisie, radio, websites en andere digitale verschijningsvormen. Deze publicaties worden aangemerkt als ‘journalistieke producten’.
3. De stichting beoogt het algemeen nut.
4. De stichting heeft geen winstoogmerk en kan slechts commerciële activiteiten verrichten indien en voor zover de inkomsten daaruit (zijnde het saldo van de baten en de lasten) binnen een redelijke termijn geheel of nagenoeg geheel ten goede komen aan de hiervoor omschreven doelstelling.
Artikel 3 - Mediafonds
1. Ter realisering van de doelstelling beheert de stichting een fonds, waaruit financiële bijdragen aan initiatieven ter bevordering van voornoemde journalistieke producten kunnen worden gedaan.
2. De stichting ontvangt jaarlijks een bijdrage van de provincie Utrecht. Deze is bedoeld voor zowel de uitvoering van de werkzaamheden, als voor het te vullen fonds. Zie hiervoor ook artikel 7.5.
Artikel 4 – Reglement Mediafonds Provincie Utrecht
1. Het bestuur stelt met inachtneming van het bepaalde in artikel 13 van deze statuten, een reglement vast waarin de procedure voor het aanvragen, beoordelen en toekennen van een bijdrage uit het fonds wordt vastgelegd.
2. Tevens vermeldt het reglement de maximale financiële bijdrage per journalistiek product.
3. Bij de opstelling van het reglement hanteert de stichting als uitgangspunten dat:
a. het doel van de stichting het versterken van de lokale journalistiek binnen de provincie Utrecht betreft, hetgeen een relatie met onderwerpen of actualiteiten binnen de (geografische) provincie Utrecht en de betrokkenheid van een lokaal medium bij de aanvraag veronderstelt.
b. Een aanvraag waarbij er sprake is van (crossmediale) samenwerking met meerdere mediaorganisaties de voorkeur verdient boven aanvragen waarbij er van een dergelijke samenwerking geen sprake is.
c. de aanvrager er zorg voor draagt dat de normen van de journalistieke beroepsethiek en kwaliteit zullen worden nageleefd en er overeenkomstig journalistieke principes wordt gewerkt;
d. de primaire doelstelling van de aanvrager dient te bestaan uit het bedrijven van journalistiek vanuit het oogpunt van het objectief informeren van het publiek;
e. het gerealiseerde journalistieke product voor iedereen gratis toegankelijk moet zijn, alsmede toegankelijk voor slechtzienden en slechthorenden en
f. de steun per aanvrager niet hoger is dan € 200.000 euro in drie opeenvolgende
belastingjaren.
g. Met de ontvangers van een financiële bijdrage een overeenkomst zal worden gesloten ter regeling van de rechten en verplichtingen en dat die overeenkomst zal voorzien in een bevoegdheid voor het bestuur om de financiële bijdrage terug te vorderen indien de activiteiten waarvoor de bijdrage is verstrekt, niet, niet volledig of niet naar behoren zijn uitgevoerd.
4. Het reglement dient tevens de criteria te bevatten waaraan de inhoud van het project of het journalistieke product moet voldoen om voor een vergoeding in aanmerking te kunnen komen en welke criteria door het bestuur zullen worden gehanteerd om te beoordelen of een bijdrage uit het fonds kan worden verstrekt.
Artikel 5 – Vermogen
1. Het tot verwezenlijking van het doel van de stichting bestemde vermogen wordt gevormd door:
a. bijdragen van de provincie Utrecht;
b. bijdragen van andere subsidiegevers en financiers;
c. giften en donaties;
d. hetgeen verkregen wordt door erfstellingen of legaten;
e. hetgeen op andere wijze verkregen wordt.
2. Erfstellingen kunnen slechts onder het voorrecht van boedelbeschrijving worden - aanvaard. Schenkingen, legaten en lastbevoordelingen waaraan lasten zijn verbonden, worden slechts aanvaard krachtens een besluit van het bestuur
3. De stichting zal niet meer vermogen aanhouden dan redelijkerwijs nodig is voor de continuïteit van de voorziene werkzaamheden ten behoeve van de doelstelling van de stichting. De beheerskosten voor de stichting dienen in redelijke verhouding te staan tot de bestedingen ten behoeve van het doel van de stichting.
4. De bestuurders ontvangen een vacatievergoeding van € 150,- per vergadering, met een maximum van € 1050,- per jaar. De bestuurders genieten geen financieel voordeel uit hoofde van het vervullen van hun functie. De in de uitoefening van hun functie gemaakte redelijke kosten kunnen aan hen worden vergoed, waartoe het bestuur richtlijnen kan uitgeven.
Artikel 6 - Bestuur: samenstelling, benoeming, schorsing en ontslag
1. Het bestuur van de stichting bestaat uit ten minste drie en ten hoogste vijf bestuurders. Een niet voltallig bestuur behoudt zijn bevoegdheden. Het bestuur -- kan uit zijn midden een voorzitter, een secretaris en een penningmeester aanwijzen. De functies van secretaris en penningmeester kunnen in één persoon verenigd zijn.
2. De bestuurders worden benoemd door het bestuur, waarbij geldt dat:
a. het bestuur bij oprichting wordt geïnitieerd door de Provincie Utrecht op voordracht van vier door de Provincie Utrecht geselecteerde instellingen op het gebied van onderwijs, media of journalistiek of openbaar bestuur zoals bijvoorbeeld organisaties als de Nederlandse Vereniging van Journalisten, de Hogeschool Utrecht, Vereniging van Nederlandse Gemeenten Utrecht en de Stichting Nederlandse Lokale Publieke Omroepen. Zij dragen ieder één persoon voor. Een vijfde bestuurslid wordt door de vier bovengenoemde bestuursleden benoemd.
b. Voor opeenvolgende benoemingen binnen het bestuur van de stichting zullen eveneens door de instellingen genoemd onder artikel 2a. voordrachten worden gedaan;
c. leden van provinciale staten en commissieleden, Collegeleden van de provincie of de gemeenten binnen de provincie Utrecht, raadsleden, schaduwraadsleden, bestuursleden
van politieke partijen, alsmede ambtenaren die werkzaam zijn in dienst of in opdracht van de provinciale of lokale overheden van/binnen de provincie Utrecht van benoeming zijn uitgesloten;
d. de bestuurders affiniteit hebben met journalistiek of media dan wel verbonden zijn (geweest) aan een onderwijs- of onderzoeksinstelling op die terreinen;
e. de bestuursleden geheel onafhankelijk zijn van de media/mediapartijen die enkel actief zijn binnen de provincie Utrecht;
f. wordt gestreefd naar een zo divers mogelijke samenstelling van het bestuur, ook wat betreft de (politieke en maatschappelijke) achtergrond van de bestuurders.
3. In vacatures wordt zo spoedig mogelijk, maar in elk geval binnen drie maanden na het ontstaan ervan, voorzien.
4. Wanneer door nalatigheid, verschil van mening of enige andere reden de benoeming van een bestuurslid uitblijft, wordt daarin - overeenkomstig artikel 2:299 Burgerlijk Wetboek - voorzien door de rechtbank te Utrecht, op verzoek van iedere belanghebbende of op vordering van het Openbaar Ministerie.
5. Iedere bestuurder moet voldoen aan de volgende vereisten:
a. een bestuurder is een natuurlijk persoon;
b. een bestuurder heeft het vrije beheer over zijn vermogen;
c. een bestuurder is in de laatste vijf jaar niet door de rechtbank ontslagen als bestuurder van een stichting.
Voor iedere bestuurder geldt als eis dat er met één of meer andere bestuurders:
geen bloedverwantschap of aanverwantschap bestaat binnen de vierde graad; en geen huwelijkse relatie bestaat; en geen samenwoonrelatie bestaat.
6. Het gedrag van een bestuurder in het verleden vormt geen bezwaar voor het vervullen van de bestuursfunctie, hetgeen door het overleggen van een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) wordt aangetoond.
7. Het besluit tot benoeming van de bestuurders wordt genomen met volstrekte meerderheid van stemmen van de stemgerechtigde bestuurders.
8. Bestuurders worden benoemd voor een periode van maximaal vier jaar.
9. Bestuurders treden af volgens een door het bestuur op te stellen rooster. Als een bestuurder zijn functie verliest voordat hij volgens het rooster aftreedt, neemt zijn opvolger op het rooster de plaats in van zijn voorganger.
9. Een volgens rooster aftredende bestuurder is éénmaal onmiddellijk herbenoembaar. Het bestuur kan bepalen dat een eerste benoemingsperiode niet in aanmerking wordt genomen bij de toepassing van het vorige lid als die periode twee jaar is of - korter is dan twee jaar.
10. Een bestuurder die niet onmiddellijk herbenoembaar is, kan weer tot bestuurder - worden benoemd als minimaal vijf jaar zijn verstreken na de laatste dag dat hij bestuurder was.
11. Een bestuurder kan worden geschorst en ontslagen door het bestuur. Na een schorsing roept het bestuur een nieuwe vergadering bijeen, die wordt gehouden binnen vier weken na de schorsing. In die vergadering wordt besloten of de schorsing wordt opgeheven, de schorsing wordt verlengd of de betreffende bestuurder wordt ontslagen. Een schorsing kan in totaal nooit langer dan drie maanden duren. De schorsing vervalt als geen besluit tot verlenging wordt genomen binnen de hiervoor vermelde termijn van vier weken of als na verloop van drie maanden geen besluit tot ontslag van de betreffende bestuurder is genomen.
12. Een bestuurder verliest zijn functie:
a. door zijn overlijden;
b. door zijn faillissement, door het op hem van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen of doordat hij surseance van betaling verkrijgt;
c. door zijn ondercuratelestelling of de onderbewindstelling van zijn gehele vermogen;
d. op eigen verzoek door zijn vrijwillig aftreden;
e. door zijn ontslag gegeven door de gezamenlijke overige bestuurders;
f. door het verstrijken van de periode waarvoor hij is benoemd, tenzij met inachtneming van het bepaalde in artikel 6 leden 9 en10 herbenoeming heeft plaatsgevonden;
g. door zijn ontslag door de rechtbank.
13. Besluiten als bedoeld in artikel 6 leden 11 en 12 sub e worden genomen met een meerderheid van ten minste twee derde van de uitgebrachte stemmen in een vergadering waarin twee derde van de bestuurders aanwezig of vertegenwoordigd zijn. Is in de vergadering waarin een besluit als hiervoor bedoeld aan de orde is het vereiste aantal bestuurders niet aanwezig of vertegenwoordigd, dan kan na die vergadering een nieuwe vergadering worden bijeengeroepen, te houden niet eerder dan drie en niet later dan zes weken na de eerste vergadering. In de nieuwe vergadering kan het besluit als hiervoor bedoeld worden genomen met een meerderheid van tenminste twee derde van de uitgebrachte stemmen, ongeacht het aantal aanwezige of vertegenwoordigde bestuurders.
Artikel 7 - Bestuur: taken en bevoegdheden
1. Het bestuur is belast met het besturen van de stichting. Bij de vervulling van hun taak richten de bestuurders zich naar het belang van de stichting en de met haar verbonden organisatie.
Elke bestuurder is tegenover de stichting gehouden tot een behoorlijke vervulling van de hem opgedragen taak. Een bestuurder vermijdt elke vorm en schijn van persoonlijke bevoordeling of belangenverstrengeling tussen hem en de stichting.
2. Het bestuur is verplicht van de vermogenstoestand van de stichting en van alles betreffende de werkzaamheden van de stichting, naar de eisen die voortvloeien uit deze werkzaamheden, op zodanige wijze een administratie te voeren en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers op zodanige wijze te bewaren dat te allen tijde de rechten en verplichtingen van de stichting kunnen worden gekend.
3. Het bestuur is niet bevoegd te besluiten tot het aangaan van overeenkomsten tot het verkrijgen, vervreemden of bezwaren van registergoederen noch tot het aangaan van overeenkomsten waarbij de stichting zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt, of zich tot zekerheidstelling voor een schuld van een ander verbindt.
4. Het bestuur zorgt ervoor dat er een reglement is opgesteld conform artikel 4 van deze statuten en zorgt voor een financiële verslaglegging alsmede een jaarlijkse verantwoording aan Provinciale Staten t.a.v. de besteding van de middelen en welke initiatieven hierdoor tot stand zijn gekomen.
5. Het bestuur zorgt ervoor dat:
- er jaarlijks niet meer dan 20 000 euro aan kosten worden gemaakt. De overige verkregen subsidie wordt volledig verstrekt aan derden ten behoeve van het doel waartoe de stichting is opgericht;
- de in het vorige punt benoemde kosten mogen, vanaf het tweede jaar, jaarlijks geïndexeerd worden op basis van het in de branche gebruikelijke indexatiepercentage (CPB).
6. Het bestuur zorgt ervoor dat de administratie van de stichting zodanig is ingericht, dat daaruit duidelijk blijkt de aard en omvang van:
- de kosten die gemaakt zijn voor de werving van gelden en voor het beheer van de stichting en de aard en omvang van andere uitgaven van de stichting;
- de inkomsten van de stichting;
- het vermogen van de stichting.
7. Indien een bestuurder een mogelijk tegenstrijdig belang heeft, doet hij daarvan onverwijld mededeling aan de overige bestuurders. Van een tegenstrijdig belang is in ieder geval sprake indien de stichting voornemens is een transactie aan te gaan met een bestuurder, zijn/haar echtgeno(o)t(e) casu quo partner, of een bloed- of aanverwant tot in de tweede graad van een bestuurder dan wel met een rechtspersoon of personenvennootschap waarin een van de hiervoor genoemde personen direct of indirect een materieel financieel belang houdt.
8. Bij belet of ontstentenis van een of meer bestuurders zijn de overige bestuurders, of is de enige overgebleven bestuurder, tijdelijk met het bestuur belast. Bij ontstentenis of belet van alle bestuurders wordt de stichting tijdelijk bestuurd door een persoon die daartoe door het bestuur steeds moet zijn aangewezen.
Onder belet wordt in elk geval verstaan schorsing en het geval waarin om welke reden ook gedurende een aaneengesloten periode van minimaal tweeënzeventig uur door de stichting of een medebestuurder geen contact met een bestuurder kan worden verkregen, met dien verstande dat het bestuur kan besluiten dat een andere periode van toepassing is.
Artikel 8 - Bestuur: vertegenwoordiging
1. Het bestuur vertegenwoordigt de stichting in en buiten rechte.
2. De vertegenwoordigingsbevoegdheid komt bovendien toe aan twee gezamenlijk handelende bestuurders, van wie ten minste één moet zijn de voorzitter, de secretaris en/of de penningmeester, dan wel de bestuurder die, blijkens inschrijving in het handelsregister, als waarnemer een van deze functies vervult.
3. Het bestuur kan besluiten tot het verlenen van incidentele dan wel doorlopende volmacht aan één of meer bestuurders en/of aan anderen, zowel gezamenlijk als afzonderlijk, om de stichting binnen de grenzen van die volmacht te vertegenwoordigen.
Artikel 9 - Bestuur: werkwijze, bijeenroeping, vergaderingen, besluitvorming
1. Ieder jaar worden ten minste vier vergaderingen gehouden en voorts zo vaak het bestuur zulks nodig oordeelt.
2. De voorzitter alsmede ten minste twee van de overige bestuurders gezamenlijk zijn bevoegd een vergadering van het bestuur bijeen te roepen.
2. De bijeenroeping van de vergaderingen van het bestuur geschiedt schriftelijk, met inachtneming van een termijn van ten minste zeven dagen, de dag van bijeenroeping en die van de vergadering niet meegerekend, onder opgave van de dag, het aanvangstijdstip en de plaats van de vergadering alsmede van de te behandelen onderwerpen (agenda). De bestuurder die voor dit doel een adres aan de stichting heeft gemaakt kan tot de vergaderingen van het bestuur worden opgeroepen door een langs elektronische weg aan dat adres toegezonden leesbaar en reproduceerbaar bericht. Toegang tot de vergaderingen van het bestuur hebben de bestuurders en degenen die daartoe door het bestuur zijn uitgenodigd.
3. De vergaderingen van het bestuur worden gehouden bij voorkeur in een plaats binnen de provincie Utrecht dan wel op de plaats binnen Nederland te bepalen door degene die de vergadering bijeenroept.
4. Indien werd gehandeld in strijd met enige bepaling van de twee vorige leden kan het bestuur niettemin rechtsgeldige besluiten nemen, mits alle bestuurders ter vergadering aanwezig of vertegenwoordigd zijn.
5. Een bestuurder kan aan een andere bestuurder schriftelijk volmacht verlenen om zich ter vergadering te doen vertegenwoordigen. Een elektronisch vastgelegde volmacht geldt als een schriftelijke volmacht. Een bestuurder kan slechts één medebestuurder ter vergadering vertegenwoordigen. In de vergaderingen van het bestuur heeft iedere bestuurder één stem. Voor zover in deze statuten geen grotere meerderheid is voorgeschreven, worden de besluiten door het bestuur genomen met volstrekte meerderheid van de uitgebrachte stemmen. Een besluit kan slechts worden genomen in een vergadering waarin tenminste de helft van het aantal bestuurders aanwezig of vertegenwoordigd is. Bij staking van stemmen is een voorstel verworpen. Staken de stemmen bij een stemming over de benoeming van personen, dan beslist het lot. Indien bij verkiezing tussen meer dan twee (2) personen door niemand een volstrekte meerderheid is verkregen, wordt herstemd tussen de twee (2) personen die het grootste aantal stemmen kregen, zo nodig na tussenstemming.
7. Het bestuur of een bestuurder kan voorts via telefoon, videoconferentie of enig ander communicatiemiddel aan een bestuursvergadering deelnemen, mits:
a. alle aan de vergadering deelnemende bestuurders ononderbroken en rechtstreeks kunnen kennisnemen van alle verhandelingen op de vergadering;
b. de bestuurders actief kunnen deelnemen aan de beraadslagingen; en
c. de bestuurders hun stem kunnen uitoefenen.
8. Een bestuurder neemt niet deel aan de beraadslaging en besluitvorming als hij daarbij een direct of indirect persoonlijk belang heeft dat tegenstrijdig is met het belang van de stichting en de met haar verbonden organisatie. Wanneer alle bestuurders een tegenstrijdig belang hebben en hierdoor geen bestuursbesluit kan worden genomen, wordt het besluit genomen door het bestuur onder schriftelijke vastlegging van de overwegingen die aan het besluit ten grondslag liggen.
Artikel 10 - Leiding van de vergaderingen, notulen, besluitvorming buiten vergadering
1. De voorzitter leidt de vergaderingen van het bestuur; bij zijn afwezigheid voorziet de vergadering zelf in haar leiding.
2. De voorzitter van de vergadering bepaalt de wijze waarop de stemmingen in de vergaderingen worden gehouden, met dien verstande dat indien een of meer bestuurders zulks verlangen, stemmingen over personen schriftelijk geschieden..
3. Het door de voorzitter in de vergadering uitgesproken oordeel omtrent de uitslag van een stemming is beslissend. Hetzelfde geldt voor de inhoud van een genomen besluit, voor zover werd gestemd over een niet schriftelijk vastgelegd voorstel. Wordt onmiddellijk na het uitspreken van het oordeel van de voorzitter de juistheid daarvan betwist, dan vindt een nieuwe stemming plaats, als de meerderheid van de vergadering of, als - de oorspronkelijke stemming niet hoofdelijk of schriftelijk plaatsvond, een stemgerechtigde aanwezige dit verlangt. Door deze nieuwe stemming vervallen de rechtsgevolgen van de oorspronkelijke stemming.
4. Van het verhandelde in de vergaderingen van het bestuur worden notulen gehouden door de daartoe door de voorzitter van de vergadering aangewezen persoon. De notulen worden in dezelfde of in de eerstvolgende vergadering vastgesteld en – nadat zij zijn vastgesteld – door de voorzitter en de secretaris ondertekend.
5. Het bestuur kan ook op andere wijze dan in een vergadering besluiten nemen, mits alle bestuurders zich schriftelijk vóór het voorstel hebben verklaard. Onder een schriftelijke verklaring wordt mede begrepen een langs elektronische weg toegezonden leesbaar en reproduceerbaar bericht, aan het adres dat het bestuur voor dit doel heeft vastgesteld en aan alle bestuurders bekend heeft gemaakt.
Artikel 11 – Ondersteuning bestuur
1. Het bestuur kan zich ter uitoefening van zijn taak laten bijstaan door een ondersteunende organisatie.
2. Deze ondersteuning wordt aangesteld en afgezegd door het bestuur en maakt geen deel uit van het bestuur. Het bestuur bepaalt de taken van die de ondersteuning uitvoert. Het bestuur kan de ondersteuning een vergoeding voor werkzaamheden toekennen.
3. Het bestuur kan zich daarnaast laten bijstaan door een of meer door hem aan te wijzen adviseurs. Het bestuur kan een adviseur een vergoeding voor gemaakte kosten toekennen.
Artikel 12 - Boekjaar; financiële verslaggeving en jaarverslag
1. Het boekjaar van de stichting is het kalenderjaar.
2. Het bestuur sluit per de laatste dag van het boekjaar de boeken van de stichting af en maakt daaruit zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen drie maanden na afloop van het boekjaar, een balans en een staat van baten en lasten op over het verstreken boekjaar. De penningmeester zendt deze stukken vóór het einde van de in de voorgaande zin bedoelde termijn aan alle bestuurders. Deze stukken worden door het bestuur in een vergadering, te houden binnen vier maanden na afloop van het boekjaar, vastgesteld en ten blijke daarvan door alle bestuurders ondertekend. Indien de handtekening van een van de bestuurders ontbreekt wordt daarvan onder vermelding van de reden melding gemaakt.
3. Het bestuur kan, alvorens tot de vaststelling van de balans en de staat van baten en lasten over te gaan, deze stukken doen onderzoeken door een door hem aan te wijzen accountant als bedoeld in artikel 2:393 lid 1 Burgerlijk Wetboek. Deze deskundige brengt omtrent zijn onderzoek verslag uit aan het bestuur en legt daaromtrent een verklaring af.
4. Het bestuur is verplicht zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen drie maanden na afloop van het jaar, een inhoudelijk verslag (hierna: jaarverslag) op te stellen. Dit verslag vermeldt in elk geval:
a. het aantal aanvragen per ronde in het verslagjaar, met het totaalbedrag van de aangevraagde tegemoetkomingen ;
b. een overzicht van de gehonoreerde aanvragen, met de na(a)m(en) van de aanvrager(s), de titel van de aanvraag, de toegekende financiële bijdragen en de gerealiseerde vernieuwing, samenwerking en resultaten daarvan of de verschenen publicaties die (mede) met bijdragen vanuit het fonds mogelijk zijn gemaakt. Van nog niet gepubliceerde/uitgezonden producties vermeldt het jaarverslag alleen de na(a)m(en) van de aanvrager(s), onderwerp en titel van de aanvraag blijven anoniem tot na publicatie / uitzending. Het jaarverslag wordt tevens op de website van de stichting gepubliceerd;
c. welke incidentele onderzoeksprojecten zijn ingediend en toegekend.
5. Het bestuur kan met inachtneming van het bepaalde in artikel 7 lid 7 en artikel 9 lid 8 een of meer bestuurders decharge verlenen voor het door deze bestuurder(s) gevoerde bestuur voor zover zulks uit de jaarrekening blijkt.
Artikel 13 - Reglementen
1. Het bestuur kan naast het reglement als bedoeld in artikel 4 een of meer (andere) reglementen vaststellen waarin wordt opgenomen al hetgeen naar zijn oordeel regeling of nadere regeling behoeft.
2. Het bestuur kan elk door hem gemaakt reglement wijzigen en ook intrekken. Een reglement mag nooit in strijd zijn met de statuten of de wet.
3. Een reglement wordt schriftelijk vastgelegd met vermelding van de dag waarop het van kracht wordt. Deze datum kan niet zijn gelegen vóór de datum waarop het besluit werd genomen.
Artikel 14 - Statutenwijziging
1. Het bestuur is bevoegd de statuten te wijzigen. Het bestuur behoeft daartoe vooraf schriftelijke goedkeuring van de Gedeputeerde Staten van de provincie Utrecht.
2. Het besluit tot statutenwijziging kan slechts worden genomen met een meerderheid van ten minste twee derde van de uitgebrachte stemmen in een vergadering waarin alle bestuurders aanwezig of vertegenwoordigd zijn. Is in de vergadering waarin een besluit tot statutenwijziging aan de orde is, het vereiste aantal bestuurders niet aanwezig of vertegenwoordigd, dan kan na die vergadering een nieuwe vergadering worden bijeengeroepen, te houden niet eerder dan drie en niet later dan zes weken na de eerste vergadering. In de nieuwe vergadering kan het besluit tot statutenwijziging worden genomen met een meerderheid van tenminste twee derde van de uitgebrachte stemmen, ongeacht het aantal aanwezige of vertegenwoordigde bestuurders.
3. Bij de oproeping tot de vergadering, waarin een voorstel tot statutenwijziging zal worden gedaan, dient dit steeds te worden vermeld. Tevens dient bij de oproeping een afschrift van het voorstel, bevattende de woordelijke tekst van de voorgestelde wijziging, te worden gevoegd. De termijn van de oproeping bedraagt in dit geval ten minste twee weken.
4. Een statutenwijziging treedt in werking, na goedkeuring van de wijziging door Gedeputeerde Staten van de provincie Utrecht, op het door het bestuur bepaalde tijdstip, maar pas nadat daarvan een notariële akte is opgemaakt. Bestuurders die bevoegd zijn tot vertegenwoordiging van de stichting zijn tevens bevoegd deze akte te doen verlijden. Het bestuur kan een of meer bestuurders en/of anderen, zowel gezamenlijk als afzonderlijk, machtigen de akte van statutenwijziging te doen verlijden. Een verleende machtiging impliceert, tenzij daarin anders is vermeld, de bevoegdheid tot het verlenen van opdracht aan de notaris.
5. De bestuurders zijn verplicht een authentiek afschrift van de wijziging en een volledige doorlopende tekst van de gewijzigde statuten neer te leggen ten kantore van het handelsregister.
Artikel 15 - Fusie; splitsing; omzetting
Op een besluit van het bestuur tot fusie of splitsing in de zin van Titel 7 van Boek 2 Burgerlijk Wetboek en op een besluit van het bestuur tot omzetting van de stichting in een andere rechtsvorm overeenkomstig artikel 2:18 Burgerlijk Wetboek, is het bepaalde in de leden 1, laatste zin, 2 en 3 van artikel 14 zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing, een en ander onverminderd de eisen van de wet.
Artikel 16 - Ontbinding en vereffening
1. Het bestuur is bevoegd de stichting te ontbinden. Op het besluit tot ontbinding is het bepaalde in artikel 14, leden 1, laatste zin, 2 en 3 zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing.
2. Het bestuur stelt bij zijn besluit tot ontbinding de bestemming vast van een eventueel batig saldo. Deze bestemming dient in overeenstemming te zijn met het doel van de stichting.
3. Als de stichting ten tijde van de ontbinding aangewezen is als een algemeen nut beogende instelling, wordt het batig saldo (derhalve ná aftrek van eventuele restitutie van geoormerkte subsidies), naar rato, terugbetaald worden aan de subsidieverstrekkers.
4. De vereffening geschiedt door de bestuurders, tenzij door het bestuur bij het besluit tot ontbinding een of meer andere vereffenaars zijn benoemd.
5. De vereffenaar doet opgaaf van de ontbinding aan de registers waar de stichting is ingeschreven.
6. Na de ontbinding blijft de stichting voortbestaan voor zover dit tot vereffening van haar vermogen nodig is. Gedurende de vereffening blijven de bepalingen van deze statuten zoveel mogelijk van kracht. In stukken en aankondigingen die van haar uitgaan, moet aan de naam van de stichting worden toegevoegd de woorden "in liquidatie".
7. De stichting houdt op te bestaan op het tijdstip waarop geen aan haar, dan wel aan de vereffenaar bekende baten meer aanwezig zijn. De vereffenaar doet van het einde van het bestaan van de stichting opgaaf aan de registers waar de stichting is ingeschreven.
8. Na afloop van de vereffening blijven de boeken en bescheiden van de ontbonden stichting gedurende de wettelijke termijn onder bewaring van de door de vereffenaar aangewezen persoon. Binnen acht (8) dagen na het ingaan van zijn bewaarplicht moet de aangewezen bewaarder zijn naam en adres opgeven aan de registers waarin de ontbonden stichting was ingeschreven.