Bijlage 2: Toepassing cao Bouw & Infra voor uitzendkrachten als bedoeld in artikel 6
Bijlage 2: Toepassing cao Bouw & Infra voor uitzendkrachten als bedoeld in artikel 6
I. Van toepassing zijnde artikelen voor uitzendkrachten in een bouwplaatsfunctie
De inlenende werkgever dient erop toe te zien dat de uitzendonderneming
onderstaande bepalingen correct toepast.
Artikel 7: Buitenlandse werknemers
Integraal van toepassing, inclusief bijlage 3.
Artikel 23: Basisregeling arbeidsduur en arbeidstijden
Integraal van toepassing met uitzondering van de verwijzing naar artikel 28 in lid 1 en in lid 9g en de verwijzing naar artikel 36b in lid 1. Met ‘de werknemer’ wordt de uitzendkracht bedoeld, met ‘de werkgever’ de inlenende werkgever.
Artikel 24: Kaderregeling arbeidsduur en arbeidstijden Integraal van toepassing met uitzondering van de verwijzing naar artikel 28 in lid 3h en met uitzondering van lid 3j. Met ‘de werknemer’ wordt de uitzendkracht bedoeld, met ‘de werkgever’ de inlenende werkgever.
Artikel 25: Deeltijdwerk
Integraal van toepassing met uitzondering van lid 2 (voor zover het de verwijzing betreft naar de artikelen 35a, 38, 53 en 57), lid 4 (voor zover het de verwijzing betreft naar artikel 39) en lid 5.
Artikel 26a: Vierdaagse werkweek
Van toepassing zijn de leden 1, 2, 3, 7 en 8 van artikel 26a, en wel als volgt:
• Een uitzendkracht van 55 jaar of ouder kan de inlenende werkgever verzoeken zijn werkweek aan te passen tot vier dagen (32 uur).
• Een vierdaagse werkweek kan ingaan vanaf het moment dat de uitzendkracht de 55-jarige leeftijd heeft bereikt en een vierdaagse werkweek over de rest van het kalenderjaar mogelijk is.
• Om tot een vierdaagse werkweek te komen, gebruikt de uitzendkracht zijn vakantiedagen en zijn (extra) roostervrije dagen. Daarbij heeft hij recht op een aantal extra roostervrije dagen voor oudere werknemers (artikel 36c).
• In onderling overleg tussen de uitzendkracht en de inlenende werkgever worden de verschillende soorten vrije dagen gelijkelijk over het jaar gespreid en schriftelijk vastgelegd minimaal één maand voorafgaande aan de invoeringsdatum dan wel voorafgaande aan het volgende kalenderjaar. In weken waarin een feest- of in de onderneming vastgestelde roostervrije dag valt, geldt deze feest- of in de onderneming vastgestelde roostervrije dag als de vrije dag van die week.
• Indien er onvoldoende dagen beschikbaar zijn om gedurende het gehele jaar tot een vierdaagse werkweek te komen, kan de uitzendkracht ervoor kiezen om het benodigde aantal weken vijf dagen te werken of dagen voor eigen rekening in te zetten.
• De uitzendkracht kan de inlenende werkgever verzoeken op enig moment de extra vrije dagen weer in te ruilen voor loon en over te gaan tot een volledige werkweek van vijf dagen.
Artikel 29: Niet-verplicht overwerk
Integraal van toepassing. Met ‘de werknemer’ wordt de uitzendkracht bedoeld, met ‘de werkgever’ de inlenende werkgever.
Artikel 30a: Toeslag bijzondere uren
Integraal van toepassing met uitzondering van lid 4. Met ‘de werknemer’ wordt de uitzendkracht bedoeld, met ‘de werkgever’ de inlenende werkgever.
Artikel 30b: Overwerkvergoeding
Integraal van toepassing met uitzondering van de verwijzing in lid 1 naar artikel 28. Met ‘de werknemer’ wordt de uitzendkracht bedoeld, met ‘de werkgever’ de inlenende werkgever.
Artikel 32: Verschoven uren Infra
Integraal van toepassing. Met ‘de werknemer’ wordt de uitzendkracht bedoeld, met ‘de werkgever’ de inlenende werkgever.
Artikel 33: Ploegendienst
Integraal van toepassing. Met ‘de werknemers’ worden de uitzendkrachten bedoeld.
Artikel 34: Bereikbaarheidsdienst
Integraal van toepassing met uitzondering van de verwijzing in lid 7 naar artikel 89. Met ‘de werknemer’ wordt de uitzendkracht bedoeld, met ‘de werkgever’ de inlenende werkgever.
Artikel 35a: Vakantie
Lid 4 is van toepassing voorzover dit betrekking heeft op de extra verlofdagen voor werknemers van 55 jaar of ouder. Voor uitzendkrachten van 55 tot en met 59 jaar zijn er tien extra verlofdagen, voor uitzendkrachten ouder dan 60 dertien. Als de uitzendkracht die met zijn werk voor de inlener stopt, een restant of tekort aan extra verlofdagen heeft, verrekent het uitzendbureau deze dagen met hem. Dit gebeurt in tijd of in geld. Met ‘de werknemer’ wordt de uitzendkracht bedoeld.
Artikel 36a: Roostervrije dagen
Van toepassing zijn lid 1, 2, 4a en 6 van artikel 36a en lid 9a en b van artikel 20a, en wel als volgt:
• Uitzendkrachten hebben recht op 20 roostervrije dagen op jaarbasis.
• Tien roostervrije dagen worden collectief in de onderneming vastgesteld, de overige zijn vrij opneembaar. Voor de tien collectief vast te stellen roostervrije dagen volgt de inlenende werkgever de procedure als beschreven in artikel 36a lid 4a.
• Indien de uitzendkracht in de loop van een kalenderjaar aan zijn werkzaamheden begint, wordt berekend op hoeveel roostervrije dagen hij recht heeft in het resterende deel van het betreffende jaar.
• Indien de uitzendkracht in de loop van een kalenderjaar zijn werkzaamheden bij de inlenende werkgever beëindigt, gelden de volgende bepalingen:
a. Bij beëindiging van de werkzaamheden wordt berekend op hoeveel roostervrije dagen de betrokken uitzendkracht nog recht heeft.
b. Indien blijkt dat de uitzendkracht op het tijdstip van beëindiging van de werkzaamheden recht heeft op een groter aantal dan de feitelijk opgenomen roostervrije dag(en), dient deze dag respectievelijk dienen deze dagen, alsnog na overleg met de inlenende werkgever vóór het einde van de werkzaamheden te worden opgenomen.
c. Alleen wanneer de werkzaamheden op verzoek van de uitzendkracht worden beëindigd, kunnen in geval bij de beëindiging de uitzendkracht meer roostervrije dagen blijkt te hebben opgenomen dan waarop hij op de datum
van beëindiging recht had, deze meerdere dagen met hem worden verrekend.
Artikel 36c: Extra roostervrije dagen
Integraal van toepassing met uitzondering van lid 5 en lid 6. Als de uitzendkracht die met zijn werk voor de inlener stopt, een restant of tekort aan extra roostervrije dagen heeft, verrekent het uitzendbureau deze dagen met hem. Dit gebeurt in tijd of in geld. Met ‘de werknemer’ wordt de uitzendkracht bedoeld, met de werkgever ‘de inlenende werkgever’.
Artikel 41a: Functie-indeling
Alleen lid 1 en 4 van artikel 41a zijn van toepassing. Met ‘de werknemer’ wordt de uitzendkracht bedoeld.
Artikel 42a t/m 42c: Garantielonen
Integraal van toepassing. Met ‘de werknemer’ wordt de uitzendkracht bedoeld.
Artikel 44: Loons- en salarisverhogingen Gedurende de looptijd van de cao ontvangt de uitzendkracht de volgende structurele loonsverhogingen:
• Per 1 augustus 2018 (m.i.v. loonperiode 9): 2,35%
• Per 1 juli 2019 (m.i.v. loonperiode 8): 3,00%
Artikel 45: Prestatiebeloning
Artikel 45 is als volgt van toepassing:
• De uitzendkracht die ter beschikking wordt gesteld in een onderneming of op een object, waar een prestatietoeslag geldt, heeft tevens recht op deze prestatietoeslag.
• Bij een verhoging van het garantieloon, anders dan op grond van plaatsing in een hogere functiegroep, mag deze verhoging niet in mindering worden gebracht op de resultaten van de overeengekomen prestatiebeloning en dergelijke.
Artikel 50: Reiskostenvergoeding
Integraal van toepassing. Met ‘de werknemer’ wordt de uitzendkracht bedoeld, met ‘de werkgever’ de inlenende werkgever. Enkel het belastingvrije deel van € 0,19 per km wordt verstrekt.
Artikel 51: Reisurenvergoeding
Integraal van toepassing. Met ‘de werknemer’ wordt de uitzendkracht bedoeld.
Artikel 55: Vergoeding bij verafgelegen werken
Lid 1 en 2 van artikel 55 zijn van toepassing. Met ‘de werknemer’ wordt de uitzendkracht bedoeld.
Artikel 56: Vergoeding werkkleding en gereedschap
Integraal van toepassing. Met ‘de werknemer’ wordt de uitzendkracht bedoeld, met ‘de werkgever’ de inlenende werkgever.
Artikel 59: Ziektekostenverzekering
Integraal van toepassing. Met ‘de werknemer’ wordt de uitzendkracht bedoeld.
Artikel 70a en 70b: Bijzondere veiligheids- en arbobepalingen Integraal van toepassing. Met ‘de werknemer’ wordt de uitzendkracht bedoeld, met ‘de werkgever’ de inlenende werkgever.
Artikel 71: Veiligheid bij Infrawerkzaamheden
Integraal van toepassing. Met ‘de werknemers’ worden de uitzendkrachten bedoeld.
Artikel 85a: Pensioenregeling
De volgende regels gelden voor toepassing van de pensioenregeling voor uitzendkrachten in bouwplaatsfuncties:
a. Vakkrachten nemen verplicht deel in het Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bouwnijverheid (bpfBOUW), indien zij direct voorafgaande aan de uitzendarbeid reeds deelnemer in het bpfBOUW waren.
b. Vakkrachten nemen eerst na twaalf maanden uitzendarbeid in de bouw deel in het bpfBOUW, indien zij niet aan de onder a vermelde voorwaarde voldoen.
c. Nieuwkomers nemen niet deel in het bpfBOUW. Echter, indien zij door het verstrijken van de onder e vermelde tijdgebonden eis vakkracht zijn geworden, geldt voor hen vervolgens de onder b bedoelde overgangstermijn van twaalf maanden, na het verstrijken waarvan alsnog deelname in het bpfBOUW volgt.
d. De werkgever is gehouden ten aanzien van de vakkrachten die deelnemen aan de pensioenregeling van het bpfBOUW erop toe te zien dat de premieafdracht die de uitzendonderneming verschuldigd is aan bpfBOUW wordt voldaan.
e. Onder vakkracht wordt hier verstaan de uitzendwerknemer die:
• ingevolge een beroepspraktijkvormingsovereenkomst (BPVO) een opleiding volgt als bedoeld in artikel 42b en 42c; of
• in het bezit is van een diploma of praktijkcertificaat van een opleiding als bedoeld in artikel 42a; of
• als vakvolwassene een beroepsopleiding in de bouw volgt; of
• binnen een periode van twee jaar in totaal twaalf maanden bouwwerkzaamheden in de zin van de xxx Xxxx & Infra heeft verricht (direct voorafgaande aan de aanvang van de uitzendarbeid of - zodra dit het geval is - gedurende het verrichten van de uitzendarbeid in de bouw).
f. Onder nieuwkomer wordt hier verstaan de uitzendwerknemer die ter beschikking wordt gesteld aan een onderneming die valt onder de werkingssfeer van deze cao en die niet valt onder de definitieomschrijving van een vakkracht als bedoeld onder e.
II. Van toepassing zijnde artikelen voor uitzendkrachten in een UTA-functie De inlenende werkgever dient erop toe te zien dat de uitzendonderneming onderstaande bepalingen correct toepast.
Artikel 7: Buitenlandse werknemers
Integraal van toepassing, inclusief bijlage 3.
Artikel 23: Basisregeling arbeidsduur en arbeidstijden Integraal van toepassing met uitzondering van de leden 1 (voor zover het de verwijzing betreft naar de artikelen 28, 32, 33 en 36a), 4, 7, 8 en 9g. Met ‘de werknemer’ wordt de uitzendkracht bedoeld, met ‘de werkgever’ de inlenende werkgever.
Artikel 24: Kaderregeling arbeidsduur en arbeidstijden Integraal van toepassing met uitzondering van lid 3 c, e, h en j. Met ‘de werknemer’ wordt de uitzendkracht bedoeld, met ‘de werkgever’ de inlenende werkgever.
Artikel 25: Deeltijdwerk
Van toepassing zijn lid 1 en 5 van artikel 25. Met ‘de werknemer’ wordt de uitzendkracht bedoeld, met ‘de werkgever’ de inlenende werkgever.
Artikel 26b: Vierdaagse werkweek
Van toepassing zijn de leden 1, 2, 5, 9 en 10 van artikel 26b, en wel als volgt:
• Een uitzendkracht van 55 jaar of ouder kan de inlenende werkgever verzoeken zijn werkweek aan te passen tot vier dagen (32 uur).
• Een vierdaagse werkweek kan ingaan vanaf het moment dat de uitzendkracht de 55-jarige leeftijd heeft bereikt en een vierdaagse werkweek over de rest van het kalenderjaar mogelijk is.
• Om tot een vierdaagse werkweek te komen, gebruikt de uitzendkracht zijn vakantiedagen en zijn (extra) roostervrije dagen. Daarbij heeft hij recht op een aantal extra roostervrije dagen voor oudere werknemers (artikel 36d).
• In onderling overleg tussen de uitzendkracht en de inlenende werkgever worden de verschillende soorten vrije dagen gelijkelijk over het jaar gespreid en schriftelijk vastgelegd minimaal één maand voorafgaande aan de invoeringsdatum dan wel voorafgaande aan het volgende kalenderjaar. In weken waarin een feest- of in de onderneming vastgestelde roostervrije dag valt, geldt deze feest- of in de onderneming vastgestelde roostervrije dag als de vrije dag van die week.
• Indien er onvoldoende dagen beschikbaar zijn om gedurende het gehele jaar tot een vierdaagse werkweek te komen, kan de uitzendkracht ervoor kiezen om het benodigde aantal weken vijf dagen te werken of dagen voor eigen rekening in te zetten.
• De uitzendkracht kan de inlenende werkgever verzoeken op enig moment de extra vrije dagen weer in te ruilen voor loon en over te gaan tot een volledige werkweek van vijf dagen.
Artikel 30a: Toeslag bijzondere uren
Van toepassing is lid 4 van artikel 30a. Met ‘de werknemer’ wordt de uitzendkracht bedoeld, met ‘de werkgever’ de inlenende werkgever.
Artikel 31: Overwerk
Integraal van toepassing. Met ‘de werknemer’ wordt de uitzendkracht bedoeld.
Artikel 36b: Roostervrije dagen
Van toepassing zijn de leden 1 tot en met 5 van artikel 36b en lid 8a en b van artikel 20b, en wel als volgt:
• Uitzendkrachten hebben recht op zeventien roostervrije dagen op jaarbasis. Zij ontvangen vijftien dagen in tijd en de waarde van twee dagen wordt additioneel aan de uitzendkracht uitgekeerd.
• Indien de uitzendkracht in de loop van een kalenderjaar aan zijn werkzaamheden begint, wordt berekend op hoeveel roostervrije dagen hij recht heeft in het resterende deel van het betreffende jaar.
• Indien de uitzendkracht in de loop van een kalenderjaar zijn werkzaamheden bij de inlenende werkgever beëindigt, gelden de volgende bepalingen.
a. Bij beëindiging van de werkzaamheden wordt berekend op hoeveel roostervrije dagen de betrokken uitzendkracht nog recht heeft.
b. Indien blijkt dat de uitzendkracht op het tijdstip van beëindiging van de werkzaamheden recht heeft op een groter aantal dan de feitelijk opgenomen roostervrije dag(en), dient deze dag respectievelijk dienen deze dagen, alsnog na overleg met de inlenende werkgever vóór het einde van de werkzaamheden te worden opgenomen.
c. Alleen wanneer de werkzaamheden op verzoek van de uitzendkracht worden beëindigd, kunnen in geval bij de beëindiging van het dienstverband de uitzendkracht meer roostervrije dagen blijkt te hebben opgenomen dan waarop hij op de datum van beëindiging recht had, deze meerdere dagen met hem worden verrekend.
Artikel 36d: Extra roostervrije dagen
Integraal van toepassing met uitzondering van lid 5 en lid 6. Als de uitzendkracht die met zijn werk voor de inlener stopt, een restant of tekort aan extra roostervrije dagen heeft, verrekent het uitzendbureau deze dagen met hem. Dit gebeurt in tijd of in geld. Met ‘de werknemer’ wordt de uitzendkracht bedoeld, met de werkgever ‘de inlenende werkgever’.
Artikel 41b: Functie-indeling
Lid 1, 2 en 3 van artikel 41b zijn van toepassing. Met ‘de werknemer’ wordt de uitzendkracht bedoeld, met ‘de werkgever’ de inlenende werkgever.
Artikel 43: Salarisschalen
Integraal van toepassing, met uitzondering van lid 5a. Met ‘de werknemer’ wordt de uitzendkracht bedoeld.
Artikel 44: Loons- en salarisverhogingen Gedurende de looptijd van de cao ontvangt de uitzendkracht de volgende structurele salarisverhogingen:
• Per 1 augustus 2018 (m.i.v. loonperiode 9): 2,35%
• Per 1 juli 2019 (m.i.v. loonperiode 8): 3,00%
Artikel 54: Reis- en verhuiskostenvergoeding
Integraal van toepassing. Met ‘de werknemer’ wordt de uitzendkracht bedoeld, met ‘de werkgever’ de inlenende werkgever. Enkel het belastingvrije deel van € 0,19 per km wordt verstrekt.
Artikel 59: Ziektekostenverzekering
Integraal van toepassing. Met ‘de werknemer’ wordt de uitzendkracht bedoeld.
Artikel 70a en 70c: Bijzondere veiligheids- en arbobepalingen Integraal van toepassing. Met ‘de werknemer’ wordt de uitzendkracht bedoeld, met ‘de werkgever’ de inlenende werkgever.
Artikel 85b: Pensioenregeling
De volgende regels gelden voor toepassing van de pensioenregeling voor uitzendkrachten in uta-functies:
a. Vakkrachten nemen verplicht deel in het Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bouwnijverheid (bpfBOUW), indien zij direct voorafgaande aan de uitzendarbeid reeds deelnemer in het bpfBOUW waren.
b. Vakkrachten nemen eerst na twaalf maanden uitzendarbeid in de bouw deel in het bpfBOUW, indien zij niet aan de onder a vermelde voorwaarde voldoen.
c. Nieuwkomers nemen niet deel in het bpfBOUW. Echter, indien zij door het verstrijken van de onder e vermelde tijdgebonden eis vakkracht zijn geworden, geldt voor hen vervolgens de onder b bedoelde overgangstermijn van twaalf maanden, na het verstrijken waarvan alsnog deelname in het bpfBOUW volgt.
d. De werkgever is gehouden ten aanzien van de vakkrachten die deelnemen aan de pensioenregeling van het bpfBOUW erop toe te zien dat de premieafdracht die de uitzendonderneming verschuldigd is aan bpfBOUW wordt voldaan.
e. Onder vakkracht wordt hier verstaan de uitzendwerknemer die:
• in het bezit is van een diploma op ten minste niveau 2 van de beroepsopleidende leerweg (BOL) in een bouwtechnische richting; of
• binnen een periode van twee jaar in totaal twaalf maanden uta- werkzaamheden in de zin van de xxx Xxxx & Infra heeft verricht (direct voorafgaande aan de aanvang van de uitzendarbeid of - zodra dit het geval is - gedurende het verrichten van de uitzendarbeid in de bouw).
f. Onder nieuwkomer wordt hier verstaan de uitzendwerknemer die ter beschikking wordt gesteld aan een onderneming die valt onder de werkingssfeer van deze cao en die niet valt onder de definitieomschrijving van een vakkracht als bedoeld onder e.