A C S - E G - O V E RE E N K O M S T V A N L O M E
A C S - E G - O V E RE E N K O M S T V A N L O M E
GROEP VAN STATEN IN AFRIKA, HET CARIBISCH GEBIED
EN DE STILLE OCEAAN
EUROPESE UNIE DE RAAD
Brussel, 7 juni 2000 (OR. en)
ACP/27/012/00 ACP-CE 2117/00
ADD 1
Betreft: Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van Staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, ondertekend te op
("Overeenkomst van ")
ACP-CE 2117/00 ADD 1 | ACP/27/012/00 | cs | 1 |
DG E II | NL |
BIJLAGEN BIJ DE OVEREENKOMST
INHOUD BIJLAGE I: FINANCIEEL PROTOCOL BIJLAGE II: FINANCIERINGSVOORWAARDEN
Hoofdstuk 1 | Financiering van investeringen | 1 |
Hoofdstuk 2 | Speciale maatregelen | 9 |
Hoofdstuk 3 | Financiering voor kortetermijnfluctuaties van de exportopbrengsten | 10 |
Hoofdstuk 4 | Overige bepalingen | 13 |
Hoofdstuk 5 | Overeenkomsten inzake bescherming van investeringen | 15 |
BIJLAGE III: INSTITUTIONELE ONDERSTEUNING - COB EN TCLP BIJLAGE IV: PROCEDURES VOOR TENUITVOERLEGGING EN BEHEER
Hoofdstuk 1 | Programmering (nationaal) | 1 |
Hoofdstuk 2 | Programmering en voorbereiding (regionaal) | 9 |
Hoofdstuk 3 | Uitvoering van projecten | 15 |
Hoofdstuk 4 | Aanbesteding en preferenties | 21 |
Hoofdstuk 5 | Follow-up en evaluatie | 34 |
Hoofdstuk 6 | Met het beheer en de uitvoering belaste functionarissen | 36 |
BIJLAGE V: HANDELSREGELING DIE TIJDENS DE IN ARTIKEL 37, LID 1, BEDOELDE VOORBEREIDINGSPERIODE VAN TOEPASSING IS
Hoofdstuk 1 | Algemene handelsregelingen | 1 |
Hoofdstuk 2 | Bijzondere verbintenissen inzake suiker, rund- en kalfsvlees | 9 |
Hoofdstuk 3 | Slotbepalingen | 10 |
PROTOCOL 1 BETREFFENDE DE DEFINITIE VAN HET BEGRIP "PRODUCTEN VAN OORSPRONG" EN DE METHODEN VAN ADMINISTRATIEVE SAMENWERKING 11
TITEL I ALGEMENE BEPALINGEN 13
TITEL II DEFINITIE VAN HET BEGRIP "PRODUCTEN VAN 15
OORSPRONG"
TITEL III TERRITORIALE VOORWAARDEN 27
TITEL IV BEWIJS VAN DE OORSPRONG 30
TITEL V REGELINGEN VOOR ADMINISTRATIEVE 45
SAMENWERKING
TITEL VI CEUTA EN MELILLA 56
TITEL VII SLOTBEPALINGEN 57
BIJLAGE I bij Protocol 1 Aantekeningen bij de lijst in bijlage II 58
BIJLAGE II bij Protocol 1 Lijst van oorsprongverlenende be- of verwerkingen 70
BIJLAGE III bij Protocol 1 Landen en gebieden overzee 190
BIJLAGE IV bij Protocol 1 Certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 192
BIJLAGE V bij Protocol 1 Factuurverklaring 197
BIJLAGE VI A bij Protocol 1 Leveranciersverklaring voor producten van preferentiële oorsprong 200
BIJLAGE VI B bij Protocol 1 Leveranciersverklaring voor producten die niet van preferentiële
oorsprong zijn 201
BIJLAGE VII bij Protocol 1 Inlichtingenblad 202
BIJLAGE VIII bij Protocol 1 Formulier voor het verzoek om een afwijking 205
BIJLAGE IX bij Protocol 1 Be- of verwerking van textielmaterialen uit in artikel 6, lid 11, van dit Protocol bedoelde ontwikkelingslanden die het karakter van product van oorsprong uit een ACS-
land verlenen 207
BIJLAGE X bij Protocol 1 Textielproducten die zijn uitgesloten van de in artikel 6, lid 11, van dit
Protocol bedoelde cumulatieprocedure met bepaalde ontwikkelingslanden 216
BIJLAGE XI bij Protocol 1 Producten waarop de in artikel 6, lid 3, bedoelde cumulatie met Zuid- Afrika wordt toegepast drie jaar na de voorlopige toepassing van de Overeenkomst inzake Handel,
Ontwikkeling en Samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Zuid-Afrika 217
BIJLAGE XII bij Protocol 1 Producten waarop de in artikel 6, lid 3, bedoelde cumulatie met Zuid- Afrika wordt toegepast zes jaar na de voorlopige toepassing van de Overeenkomst inzake Handel,
Ontwikkeling en Samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Zuid-Afrika 282
BIJLAGE XIII bij Protocol 1 Producten waarop artikel 6, lid 3, niet van toepassing is 311
BIJLAGE XIV bij Protocol 1 Visserijproducten waarop artikel 6, lid 3, tijdelijk niet van toepassing
is 363
BIJLAGE XV bij Protocol 1 Gemeenschappelijke verklaring inzake cumulatie 373
PROTOCOL 2 BETREFFENDE DE TENUITVOERLEGGING VAN ARTIKEL 9 374
PROTOCOL 3 HOUDENDE DE TEKST VAN PROTOCOL 3 BETREFFENDE 377
ACS-SUIKER
BIJLAGE bij Protocol 3 Verklaringen betreffende Protocol 3 383
BIJLAGE bij Protocol 3 Briefwisseling 385
PROTOCOL 4 BETREFFENDE XXXX- XX XXXXXXXXXX 000
PROTOCOL 5 HET TWEEDE BANANENPROTOCOL 398
BIJLAGE VI: LIJST VAN DE MINST ONTWIKKELDE, DE NIET AAN ZEE GRENZENDE EN DE INSULAIRE ACS-STATEN
PROTOCOLLEN
PROTOCOL 1 BETREFFENDE DE HUISHOUDELIJKE UITGAVEN VAN DE
GEZAMENLIJKE INSTELLINGEN P1-2
PROTOCOL 2 BETREFFENDE DE VOORRECHTEN EN IMMUNITEITEN
Hoofdstuk 1 Personen die deelnemen aan de werkzaamheden met betrekking tot de
Overeenkomst P2-1
Hoofdstuk 2 Eigendommen, fondsen en bezittingen van de Raad van de ACS-Ministers P2-2 Hoofdstuk 3 Officiële mededelingen P2-5
Hoofdstuk 4 Personeel van het secretariaat van de ACS-staten P2-6
Hoofdstuk 5 Delegaties van de Commissie P2-8
Hoofdstuk 6 Algemene bepalingen X0-0
XXXXXXXX 0 XXXXXXXXXXX XXXX-XXXXXX X0-0
BIJLAGE I
FINANCIEEL PROTOCOL
1. Voor de doelstellingen vermeld in deze Overeenkomst en voor een periode van vijf jaar, te beginnen op 1 maart 2000, beloopt het totale bedrag van de financiële steun van de Gemeenschap aan de ACS-staten 15.200 miljoen euro.
2. De financiële steun van de Gemeenschap omvat een bedrag van maximaal 13.500 miljoen euro uit hoofde van het 9e Europees Ontwikkelingsfonds (EOF).
3. Het 9e EOF wordt als volgt over de verschillende samenwerkingsinstrumenten verdeeld:
a) 10.000 miljoen euro wordt in de vorm van niet-terugvorderbare hulp gereserveerd voor een bijdrage ter ondersteuning van de langetermijnontwikkeling. Deze bijdrage wordt gebruikt voor de financiering van nationale indicatieve programma's, overeenkomstig de artikelen 1 tot en met 5 van bijlage IV "Procedures voor tenuitvoerlegging en beheer" bij deze Overeen- komst. In het kader van de bijdrage ter ondersteuning van de langetermijnontwikkeling:
i) wordt 90 miljoen euro gereserveerd voor de financiering van de begroting van het Centrum voor de Ontwikkeling van het Bedrijfsleven (COB);
ii) wordt 70 miljoen euro gereserveerd voor de financiering van de begroting van het Technisch Centrum voor Landbouwsamenwerking en Plattelandsontwikkeling (TCLP); en
iii) wordt een bedrag van maximaal 4 miljoen euro gereserveerd voor de doeleinden waarnaar wordt verwezen in artikel 17 van deze Overeenkomst (Paritaire Vergadering).
b) 1300 miljoen euro wordt in de vorm van niet-terugvorderbare hulp gereserveerd voor de financiering van steun ten behoeve van de regionale samenwerking en integratie van de ACS- staten, overeenkomstig de artikelen 6 tot en met 14 van bijlage IV "Procedures voor tenuitvoerlegging en beheer" bij deze Overeenkomst.
c) 2200 miljoen euro wordt uitgetrokken voor de financiering van de Investeringsfaciliteit, overeenkomstig de voorwaarden die uiteen worden gezet in bijlage II "Financierings- voorwaarden" bij deze Overeenkomst, onverminderd de financiering van de rentesubsidies waarin wordt voorzien in artikel 2 en artikel 4 van bijlage II bij deze Overeenkomst, die worden gefinancierd uit de middelen genoemd in artikel 3, onder a), van deze bijlage.
4. Een bedrag van maximaal 1700 miljoen euro wordt door de Europese Investeringsbank ter beschikking gesteld in de vorm van leningen uit de eigen middelen. Deze middelen worden verstrekt voor de doeleinden die uiteen worden gezet in bijlage II "Financieringsvoorwaarden" bij deze Overeenkomst, overeenkomstig de voorwaarden waarin is voorzien in de statuten en de desbetreffende bepalingen van de voorwaarden voor de financiering van investeringen, zoals die zijn vastgesteld in bovengenoemde bijlage. De Bank kan uit de door haar beheerde middelen bijdragen aan de financiering van regionale projecten en programma’s.
5. Alle op de datum van inwerkingtreding van dit Financieel Protocol resterende middelen van eerdere EOF en bedragen die op een latere datum worden vrijgemaakt van in het kader van deze Fondsen lopende projecten, worden overgedragen naar het 9e EOF en gebruikt overeenkomstig de voorwaarden die zijn vastgesteld in deze Overeenkomst. Voor alle aldus naar het 9e EOF overgedragen middelen die voordien waren toegewezen aan het indicatieve programma van een ACS-staat of -regio, blijft de toewijzing aan die staat of regio van kracht. Het totale bedrag van dit Financieel Protocol, aangevuld met de overgedragen resterende middelen van eerdere EOF, dekt de periode 2000-2007.
6. De Bank beheert de uit eigen middelen verstrekte leningen en de in het kader van de Investeringsfaciliteit gefinancierde maatregelen. Alle andere middelen in het kader van deze Overeenkomst worden door de Commissie beheerd.
7. Vóór het verstrijken van de geldigheidsduur van dit Xxxxxxxxxx Protocol gaan de partijen na in welke mate de vastleggingen en betalingen zijn gerealiseerd. Deze analyse vormt de basis voor het herevalueren van het totale bedrag van de middelen, alsmede voor het evalueren van de behoefte aan nieuwe middelen voor de ondersteuning van de financiële samenwerking in het kader van deze Overeenkomst.
8. Indien de middelen waarin de instrumenten van de Overeenkomst voorzien vóór het verstrijken van de geldigheidsduur van dit Financieel Protocol opgebruikt zijn, neemt de gezamenlijke ACS- EG-Raad van Ministers passende maatregelen.
BIJLAGE II
FINANCIERINGSVOORWAARDEN
HOOFDSTUK 1 FINANCIERING VAN INVESTERINGEN
ARTIKEL 1
De financieringsvoorwaarden voor maatregelen in het kader van de Investeringsfaciliteit, leningen uit de eigen middelen van de Europese Investeringsbank en speciale maatregelen worden in dit hoofdstuk vastgesteld. Deze middelen worden verstrekt aan daarvoor in aanmerking komende ondernemingen, direct dan wel indirect, via daarvoor in aanmerking komende investeringsfondsen en/of financiële tussenpersonen.
ARTIKEL 2
Middelen van de Investeringsfaciliteit
1. De middelen van de Investeringsfaciliteit worden, onder andere, gebruikt voor:
a) de verstrekking van risicokapitaal in de vorm van:
i) aandelenparticipaties in ondernemingen uit de ACS-staten, inclusief financiële instellingen;
ii) semikapitaalbijstand aan ondernemingen uit de ACS-staten, inclusief financiële instellingen; en
iii) garanties en andere kredietaanvullingen die kunnen worden gebruikt voor het dekken van politieke en andere investeringsgerelateerde risico’s, ten behoeve van buitenlandse en plaatselijke investeerders of kredietverleners.
b) de verstrekking van gewone leningen.
2. Aandelenparticipaties hebben gewoonlijk betrekking op niet-controlerende minderheidsbelangen en worden vergoed op basis van de resultaten van het betrokken project.
3. Semikapitaalbijstand kan bestaan uit voorschotten van aandeelhouders, converteerbare obligaties, voorwaardelijke, achtergestelde of participatieleningen of een soortgelijke vorm van bijstand. Deze bijstand kan met name bestaan uit:
a) voorwaardelijke leningen, waarvan de aflossing en/of looptijd afhankelijk is van de vervulling van bepaalde voorwaarden met betrekking tot het resultaat van het project; in het specifieke geval van voorwaardelijke leningen voor pre-investeringsonderzoeken of andere project- gerelateerde technische bijstand, kan de aflossing worden geannuleerd indien de investering niet plaatsvindt;
b) participatieleningen, waarvan de aflossing en/of looptijd afhankelijk is van de financiële rentabiliteit van het project; en
c) achtergestelde leningen, waarvan de terugbetaling pas plaatsvindt nadat de overige verstrekte kredieten zijn terugbetaald.
4. De vergoeding van elke maatregel wordt gespecificeerd bij het verstrekken van de lening. Echter:
a) in het geval van voorwaardelijke en participatieleningen omvat de vergoeding gewoonlijk een vaste rentevoet van maximaal 3% en een variabele component die gerelateerd is aan het resultaat van het project; en
b) in het geval van achtergestelde leningen is de rentevoet marktconform.
5. De garanties zijn in overeenstemming met de verzekerde risico’s en de bijzondere kenmerken van de maatregel.
6. De rentevoet van gewone leningen omvat een referentietarief dat door de Bank wordt toegepast voor vergelijkbare leningen waarvoor dezelfde voorwaarden gelden inzake aflossingsvrije periode en periode van aflossing, alsmede een door de Bank vastgestelde opwaardering.
7. Voor gewone leningen gelden in de volgende gevallen concessionele voorwaarden:
a) in het geval van infrastructuurprojecten in de minst ontwikkelde landen of in landen die zich in een post-conflictsituatie bevinden, wanneer deze een essentiële voorwaarde zijn voor de ontwikkeling van de particuliere sector. In deze gevallen wordt de rentevoet van de lening verlaagd met 3%; en
b) in het geval van projecten die betrekking hebben op herstructureringsmaatregelen in het kader van de privatisering of projecten met aanmerkelijke en duidelijk aantoonbare sociale of milieuvoordelen. In deze gevallen worden de leningen verstrekt met een rentesubsidie, waarvan de omvang en vorm afhankelijk zijn van de bijzondere kenmerken van het project. De rentesubsidie bedraagt echter niet meer dan 3%.
De uiteindelijke rentevoet is in geen geval minder dan 50% van het referentietarief.
8. De voor deze concessionele doeleinden ter beschikking gestelde middelen zijn afkomstig van de Investeringsfaciliteit en bedragen niet meer dan 5% van het totale bedrag dat wordt toegewezen voor de financiering van investeringen in het kader van de Investeringsfaciliteit en uit de eigen middelen van de Bank.
9. Rentesubsidies kunnen worden gekapitaliseerd of gebruikt in de vorm van niet-terugvorderbare hulp ter ondersteuning van projectgerelateerde technische bijstand, met name ten behoeve van financiële instellingen in de ACS-staten.
ARTIKEL 3
Maatregelen van de Investeringsfaciliteit
1. In het kader van de Investeringsfaciliteit wordt in alle sectoren van de economie steun verleend voor investeringen van particuliere en commercieel geleide publieke entiteiten, onder andere voor economische en technologische infrastructuur die opbrengsten genereert en voor de particuliere sector cruciaal is. De Investeringsfaciliteit dient:
a) te worden beheerd als een revolverend fonds en gericht te worden op financiële duurzaam- heid. Voor de maatregelen in het kader van de Investeringsfaciliteit gelden marktconforme voorwaarden; de maatregelen mogen niet leiden tot verstoringen op de lokale markten of het verplaatsen van particuliere financieringsbronnen; en
b) gericht te zijn op katalysering, door het aantrekken van plaatselijke langetermijnmiddelen te bevorderen en buitenlandse particuliere investeerders en kredietverleners te interesseren voor projecten in de ACS-staten.
2. Bij het verstrijken van de geldigheidsduur van dit Financieel Protocol en bij gebreke van een specifiek besluit van de Raad van Ministers worden de cumulatieve nettoterugbetalingen aan de Investeringsfaciliteit overgedragen naar het volgende Protocol.
ARTIKEL 4
EIB-leningen uit de eigen middelen
1. De Bank:
a) draagt met de door haar beheerde middelen bij tot de economische en industriële ontwikkeling van de ACS-staten op nationale en regionale basis; daartoe financiert zij, bij wijze van prioriteit, productieve projecten en programma’s of andere investeringen gericht op de bevordering van de particuliere sector in alle sectoren van de economie;
b) werkt nauw samen met de nationale en regionale ontwikkelingsbanken en met bancaire en financiële instellingen uit de ACS-staten en de EU; en
c) wijzigt, in overleg met de betrokken ACS-staat, de in de Overeenkomst omschreven rege- lingen en procedures voor de tenuitvoerlegging van de samenwerking inzake ontwikkelings- financiering, teneinde zo nodig rekening te houden met de aard van de projecten en programma’s en in het kader van haar statutaire procedures conform de doelstellingen van de Overeenkomst te handelen.
2. Voor leningen uit de eigen middelen van de Bank gelden de volgende voorwaarden:
a) het referentie-rentetarief is het tarief dat door de Bank wordt toegepast voor leningen tegen dezelfde voorwaarden wat munteenheid en aflossingsperiode betreft op de dag van onder- tekening van de overeenkomst of op de datum van overboeking;
b) met dien verstande dat:
i) projecten in de overheidssector, in principe, in aanmerking komen voor een rentesubsidie van 3%;
ii) projecten in de particuliere sector, vallende onder de categorieën gespecificeerd in artikel 2, lid 7, onder b), van deze bijlage, in aanmerking komen voor rentesubsidies onder dezelfde voorwaarden als die gespecificeerd in artikel 2, lid 7, onder b).
De uiteindelijke rentevoet is in geen geval minder dan 50% van het referentietarief.
c) het bedrag van de rentesubsidie wordt, na berekening van de waarde op het tijdstip van de overboeking van de lening, afgeboekt op het bedrag van de toewijzing voor rentesubsidies in het kader van de Investeringsfaciliteit, zoals gedefinieerd in artikel 2, lid 8 en lid 9, en rechtstreeks overgemaakt aan de Bank; en
d) de aflossingsperiode van door de Bank uit eigen middelen verstrekte leningen wordt vastgesteld op basis van de economische en financiële kenmerken van het project, maar mag niet meer dan 25 jaar bedragen. Voor deze leningen geldt gewoonlijk een aflossingsvrije periode; deze wordt vastgesteld onder verwijzing naar de periode die voor de uitvoering van het project nodig is.
3. Voor door de Bank uit eigen middelen gefinancierde investeringen in overheidsbedrijven kunnen van de betrokken ACS-staat specifieke projectgerelateerde garanties of verbintenissen worden verlangd.
ARTIKEL 5
Regels inzake wisselkoersrisico
Teneinde de gevolgen van wisselkoersschommelingen zo veel mogelijk te beperken, worden de problemen in verband met het wisselkoersrisico als volgt aangepakt:
a) in het geval van aandelenparticipaties die gericht zijn op de versterking van de eigen middelen van een onderneming, komt het wisselkoersrisico in het algemeen voor rekening van de Investeringsfaciliteit;
b) in het geval van financiering met risicodragend kapitaal ten behoeve van het midden- en kleinbedrijf, wordt het wisselkoersrisico in het algemeen gedeeld door enerzijds de Gemeenschap en anderzijds de overige betrokken partijen. Gemiddeld wordt het wisselkoersrisico gelijkelijk gedeeld; en
c) voorzover haalbaar en passend, met name in landen die de kenmerken vertonen van macro- economische en financiële stabiliteit, worden in het kader van de Investeringsfaciliteit leningen verstrekt in de lokale munteenheden van de ACS-staten, teneinde aldus het wisselkoersrisico de facto weg te nemen.
ARTIKEL 6
Regels inzake overmaking van deviezen
De betrokken ACS-staten verbinden zich ertoe om ten aanzien van maatregelen uit hoofde van de Overeenkomst waarvoor zij schriftelijk toestemming hebben verleend in het kader van deze Overeenkomst:
a) de rente, provisies en aflossing van leningen vrij te stellen van nationale of lokale belastingen of fiscale heffingen die krachtens de wetgeving van de betrokken ACS-staat of ACS-staten verschuldigd zijn;
b) de begunstigden de beschikking te geven over de nodige deviezen voor de betaling van rente, provisies en aflossing van leningen, welke bedragen verschuldigd zijn uit hoofde van de financieringsovereenkomsten die gesloten zijn voor de uitvoering van projecten en programma's op hun grondgebied; en
c) de Bank de beschikking te geven over de nodige deviezen voor de overmaking van alle bedragen die zij in nationale valuta heeft ontvangen, tegen de wisselkoers die op het ogenblik van de overmaking van toepassing is op transacties tussen de euro of andere deviezen voor overmaking en de nationale valuta. Dit omvat alle soorten vergoedingen, zoals, onder andere, rente, dividend en provisies, alsmede de aflossing van leningen en de opbrengsten uit de verkoop van aandelen, welke bedragen verschuldigd zijn uit hoofde van de financierings- overeenkomsten die gesloten zijn voor de uitvoering van projecten en programma's op hun grondgebied.
HOOFDSTUK 2 SPECIALE MAATREGELEN
ARTIKEL 7
1. In het kader van de samenwerking wordt uit de toewijzing voor niet-terugvorderbare hulp steun verleend voor:
a) sociale woningbouw, ter bevordering van de langetermijnontwikkeling van de woningbouw, inclusief secundaire hypotheekfaciliteiten;
b) microfinanciering ter stimulering van MKB en micro-ondernemingen; en
c) capaciteitsopbouw ter versterking en vergemakkelijking van de effectieve deelname van de particuliere sector aan de sociale en economische ontwikkeling.
2. De ACS-EG-Raad van Ministers neemt, na de ondertekening van deze Overeenkomt en op voorstel van het ACS-EG-Comité voor samenwerking inzake ontwikkelingsfinanciering, een besluit over de bepalingen en het bedrag van de middelen die worden toegewezen uit hoofde van de bijdrage voor langetermijnontwikkeling, teneinde deze doelstellingen te verwezenlijken.
HOOFDSTUK 3
FINANCIERING VOOR KORTETERMIJNFLUCTUATIES VAN DE EXPORTOPBRENGSTEN
ARTIKEL 8
1. De partijen erkennen dat dalingen van de exportopbrengsten als gevolg van kortetermijn- fluctuaties de ontwikkelingsfinanciering en de tenuitvoerlegging van het macro-economisch en sectoraal beleid in gevaar kunnen brengen. De mate van afhankelijkheid van de economie van een ACS-staat van de export van goederen, in het bijzonder van landbouw- en mijnbouwproducten, is derhalve een belangrijk criterium bij de vaststelling van de toewijzing voor langetermijn- ontwikkeling.
2. Om de negatieve effecten van de instabiliteit van de exportopbrengsten te reduceren en de uitvoering van een door een inkomstendaling in gevaar gebracht ontwikkelingsprogramma te garanderen, kan uit de programmeerbare middelen voor de langetermijnontwikkeling van een land aanvullende financiële steun worden vrijgemaakt op basis van artikel 9 en artikel 10.
ARTIKEL 9
Criteria
1. Aanvullende financiële middelen worden vrijgemaakt indien sprake is van:
a) een daling van 10% (2% in het geval van de minst ontwikkelde landen) van de export- opbrengsten uit goederen, vergeleken met het rekenkundig gemiddelde van de opbrengsten in de eerste drie jaar van de eerste vier jaar voorafgaande aan het toepassingsjaar;
of
een daling van 10% (2% in het geval van de minst ontwikkelde landen) van de export- opbrengsten van alle landbouw- en mijnbouwproducten, vergeleken met het rekenkundig gemiddelde van de opbrengsten in de eerste drie jaar van de eerste vier jaar voorafgaande aan het toepassingsjaar voor landen wier opbrengsten uit landbouw- en mijnbouwproducten meer dan 40% vertegenwoordigen van de totale exportopbrengsten uit goederen; en
b) een verslechtering van 10% van het overheidstekort dat voor het betrokken jaar is geprogrammeerd of voor het daaropvolgende jaar wordt verwacht.
2. Het recht op aanvullende financiële middelen is beperkt tot vier opeenvolgende jaren.
3. De aanvullende financiële middelen worden opgenomen in de openbare rekeningen van het betrokken land. Zij worden gebruikt overeenkomstig de programmeringsregels en -methoden, inclusief de specifieke bepalingen in bijlage IV "Procedures voor tenuitvoerlegging en beheer", op basis van vooraf opgestelde overeenkomsten tussen de Gemeenschap en de betrokken ACS-staat in het jaar volgende op de toepassing. Bij overeenstemming tussen de partijen kunnen de middelen worden gebruikt voor financiering van in de nationale begroting opgenomen programma's. Een deel van de aanvullende financiële middelen kan echter ook worden bestemd voor specifieke sectoren.
ARTIKEL 10
Voorschotten
Het systeem voor de toewijzing van aanvullende financiële middelen dient te voorzien in voor- schotten ter dekking van eventuele vertragingen bij de verkrijging van handelsstatistieken en om ervoor te zorgen dat de betrokken middelen kunnen worden opgenomen in de begroting van het jaar volgende op het toepassingsjaar. Voorschotten worden vrijgemaakt op basis van door de regering opgestelde en bij de Commissie ingediende voorlopige exportstatistieken die vooruitlopen op de officiële, definitieve geconsolideerde statistieken. Voorschotten bedragen maximaal 80% van het geschatte bedrag van de aanvullende financiële middelen voor het toepassingsjaar. De aldus vrijgemaakte bedragen worden bij overeenstemming tussen de Commissie en de regering aangepast in het licht van de definitieve geconsolideerde exportstatistieken en het definitieve cijfer van het overheidstekort.
ARTIKEL 11
De bepalingen in dit hoofdstuk worden uiterlijk na twee jaar herzien; daarna kunnen zij op verzoek van een der partijen worden herzien.
HOOFDSTUK 4 OVERIGE BEPALINGEN
ARTIKEL 12
Lopende betalingen en kapitaalverkeer
1. Onverminderd lid 3 hieronder, verbinden de partijen zich ertoe geen beperkingen op te leggen voor betalingen in vrij convertibele munt op de lopende rekening van de betalingsbalans tussen onderdanen van de Gemeenschap en de ACS-staten.
2. Met betrekking tot de verrichtingen op de kapitaalrekening van de betalingsbalans verbinden de partijen zich ertoe geen beperkingen op te leggen op het vrije verkeer van kapitaal met betrekking tot directe investeringen in ondernemingen welke in overeenstemming met de wetten van het gastland zijn opgericht, en investeringen in overeenstemming met deze Overeenkomst, alsook de liquidatie of repatriëring van die investeringen en van alle opbrengsten daarvan.
3. Indien een of meer ACS-staten of een of meer lidstaten in ernstige betalingsbalansproblemen verkeren of dreigen te verkeren, kunnen de ACS-staat, de lidstaat of de Gemeenschap, overeen- komstig de voorwaarden die zijn vastgesteld in de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel, de Algemene Overeenkomst inzake de handel in diensten en de artikelen VIII en XIV van de statuten van het Internationaal Monetair Fonds, beperkingen instellen ten aanzien van de lopende betalingen, die van beperkte duur zijn en niet verder gaan dan hetgeen strikt noodzakelijk is voor een herstel van de situatie van de betalingsbalans. De partij die de maatregelen neemt, dient de andere partijen daarvan onverwijld in kennis te stellen en deze andere partijen zo spoedig mogelijk een tijdschema te doen toekomen voor de opheffing van deze maatregelen.
ARTIKEL 13
Regeling voor ondernemingen
Wat de regeling inzake vestiging en diensten betreft, behandelen de ACS-staten enerzijds en de lidstaten anderzijds onderdanen en vennootschappen of ondernemingen uit de ACS-staten respectievelijk de lidstaten op voet van gelijkheid. Indien evenwel een ACS-staat of een lidstaat voor een bepaalde activiteit geen gelijke behandeling kan toepassen, is de ACS-staat respectievelijk de lidstaat niet verplicht voor die activiteit een gelijke behandeling toe te kennen aan onderdanen en vennootschappen of ondernemingen van de betrokken staat.
ARTIKEL 14
Definitie van "vennootschappen en ondernemingen"
1. Onder "vennootschappen of ondernemingen van een lidstaat of een ACS-staat" in de zin van deze Overeenkomst worden verstaan vennootschappen of ondernemingen naar burgerlijk recht of handelsrecht, met inbegrip van overheids- of andere bedrijven, coöperatieve verenigingen en alle andere rechtspersonen en verenigingen naar publiek of privaat recht, met uitzondering van vennoot- schappen zonder winstoogmerk, opgericht in overeenstemming met de wetgeving van een lidstaat of van een ACS-staat en die hun statutaire zetel, hun hoofdbestuur of hun hoofdvestiging in een lidstaat of een ACS-staat hebben.
2. Indien zij alleen hun statutaire zetel in een lidstaat of een ACS-staat hebben, dient hun activiteit evenwel een daadwerkelijke en voortdurende band te vertonen met de economie van die lidstaat of die ACS-staat.
HOOFDSTUK 5
OVEREENKOMSTEN INZAKE BESCHERMING VAN INVESTERINGEN
ARTIKEL 15
1. Bij de tenuitvoerlegging van artikel 78 van deze Overeenkomst nemen de partijen de volgende beginselen in acht:
a) iedere staat die partij is bij de Overeenkomst kan in voorkomend geval verzoeken dat onder- handelingen met een andere staat die partij is bij de Overeenkomst worden geopend over een overeenkomst inzake bevordering en bescherming van investeringen;
b) bij de opening van onderhandelingen over sluiting, toepassing en interpretatie van bilaterale of multilaterale overeenkomsten inzake bevordering en bescherming van investeringen wordt door de staten die partij zijn bij dergelijke overeenkomsten niet gediscrimineerd tussen staten die partij zijn bij de onderhavige Overeenkomst en evenmin jegens die staten ten opzichte van derde landen;
c) de staten die partij zijn bij de Overeenkomst hebben het recht te vragen dat de hierboven bedoelde niet discriminerende behandeling wordt gewijzigd of aangepast wanneer daartoe door internationale verplichtingen of een wijziging van de feitelijke situatie de noodzaak is ontstaan;
d) toepassing van de hierboven vermelde beginselen mag niet tot doel of tot gevolg hebben dat inbreuk wordt gemaakt op de soevereiniteit van een staat die partij is bij de Overeenkomst; en
e) de relatie tussen de datum van inwerkingtreding van de gesloten overeenkomsten, de bepalingen betreffende de regeling van geschillen en de datum van de bedoelde investeringen worden in die overeenkomsten vastgesteld met inachtneming van de voorgaande leden. De partijen bij de Overeenkomst bevestigen dat als algemeen beginsel geen terugwerkende kracht wordt toegepast, tenzij staten die partij zijn bij de Overeenkomst anders besluiten.
2. De partijen bij de Overeenkomst komen overeen de belangrijkste clausules van een model- overeenkomst inzake bescherming en bevordering van investeringen te onderzoeken, teneinde de onderhandelingen over bilaterale overeenkomsten inzake bescherming en bevordering van investeringen te vereenvoudigen. Bij dit onderzoek, dat uitgaat van de bepalingen van de bestaande bilaterale overeenkomsten tussen de staten die partij zijn bij de Overeenkomst, wordt name aandacht geschonken aan:
a) wettelijke garanties voor eerlijke en rechtvaardige behandeling en bescherming van buitenlandse investeerders;
b) een meestbegunstigingsclausule;
c) bescherming bij onteigening en nationalisering;
d) overdracht van kapitaal en winsten; en
e) internationale arbitrage bij geschillen tussen investeerders en het gastland.
3. De partijen komen overeen de capaciteit van de garantiestelsels te onderzoeken, teneinde een positief antwoord te kunnen geven op de specifieke behoefte van kleine en middelgrote onder- nemingen om hun investeringen in de ACS-staten veilig te stellen. Deze onderzoeken moeten zo snel mogelijk na de ondertekening van de Overeenkomst worden aangevangen. De Commissie legt het resultaat van deze studies ter goedkeuring en verdere afhandeling voor aan het ACS-EG-Comité voor Samenwerking inzake Ontwikkelingsfinanciering.
BIJLAGE III
INSTITUTIONELE ONDERSTEUNING – COB en TCLP
ARTIKEL 1
De samenwerking ondersteunt de institutionele mechanismen voor bijstand aan het bedrijfsleven en ter bevordering van de landbouw en de ontwikkeling van het platteland. In deze context draagt de samenwerking bij tot:
a) versterking van de rol van het Centrum voor de Ontwikkeling van het Bedrijfsleven (COB) teneinde de particuliere sector van de ACS de nodige steun te bieden bij de activiteiten inzake de ontwikkeling van de particuliere sector; en
b) versterking van de rol van het Technisch Centrum voor Landbouwsamenwerking en Plattelandsontwikkeling (TCLP) bij de institutionele capaciteitsopbouw in de ACS, met name wat betreft informatiemanagement, ter verbetering van de toegang tot technologieën om productiviteit en afzetmogelijkheden in de landbouw te verhogen en voedselzekerheid en plattelandsontwikkeling te versterken.
ARTIKEL 2 COB
1. Het COB steunt de uitvoering van strategieën voor ontwikkeling van het bedrijfsleven in de ACS-landen door het verstrekken van niet-financiële diensten aan ondernemingen uit de ACS en het steunen van gezamenlijke initiatieven van bedrijven uit de Gemeenschap en de ACS.
2. Het COB streeft ernaar particuliere ondernemingen uit de ACS te helpen hun concurrentie- vermogen in alle sectoren van de economie te versterken. Hiertoe doet het in het bijzonder het volgende:
a) het vereenvoudigt en stimuleert samenwerking en partnerschappen tussen ondernemingen uit ACS en EU;
b) het helpt bij de ontwikkeling van zakelijke ondersteunende diensten door steun te verlenen ten behoeve van de capaciteitsopbouw in particuliere organisaties of ten behoeve van verleners van ondersteunende technische, professionele, commerciële, management- en opleidings- diensten;
c) het verleent bijstand ten behoeve van activiteiten ter stimulering van investeringen, bijvoor- beeld organisaties voor stimulering van investeringen, investeringsconferenties, strategische workshops en follow-up-activiteiten voor de stimulering van investeringen; en
d) het steunt initiatieven die bijdragen tot de ontwikkeling en de overdracht van technologieën, knowhow en beste praktijk in alle aspecten van de bedrijfseconomie.
3. Andere taken van het COB zijn:
a) het voorlichten van de particuliere sector in de ACS over de Overeenkomst;
b) het verspreiden van informatie in de particuliere sector over de op buitenlandse markten verlangde productkwaliteit en verplichte normen; en
c) het verstrekken van informatie aan Europese ondernemingen en organisaties in de particuliere sector over handelsmogelijkheden en -procedures in de ACS-landen.
4. Het COB verleent zijn steun aan het bedrijfsleven via gekwalificeerde en bevoegde nationale en/of regionale tussenpersonen.
5. De activiteiten van het COB zijn gebaseerd op coördinatie, complementariteit en toegevoegde waarde ten aanzien van initiatieven voor de ontwikkeling van de particuliere sector, ondernomen door openbare of particuliere entiteiten. Het COB gaat bij het uitvoeren van zijn taken selectief te werk.
6. Het Comité van Ambassadeurs is belast met het toezicht op het Centrum. Het Comité doet na ondertekening van de Overeenkomst het volgende:
a) het stelt de statuten en het reglement van orde vast van het Centrum en van de toezicht- houdende instanties;
b) het stelt de statuten, het financieel reglement en het personeelsreglement vast;
c) het oefent toezicht uit op de instanties van het Centrum; en
d) het stelt de werkwijze en de procedures voor de aanneming van de begroting van het Centrum vast.
7. De leden van de instanties van het Centrum worden benoemd door het Comité van Ambassadeurs volgens door dit Comité vastgestelde procedures en criteria.
8. De begroting van het Centrum wordt gefinancierd volgens de in de Overeenkomst vastgestelde regels voor de samenwerking inzake ontwikkelingsfinanciering.
ARTIKEL 3 TCLP
1. De taak van het TCLP is het versterken van de ontwikkeling van beleids- en institutionele capaciteit en het versterken van de managementcapaciteiten op het gebied van informatie en communicatie bij ACS-organisaties voor landbouw- en plattelandsontwikkeling. Het helpt die organisaties bij het formuleren en uitvoeren van beleid en programma’s om armoede te bestrijden, duurzame voedselzekerheid te bevorderen, natuurlijke hulpbronnen in stand te houden en zo bij te dragen tot zelfvoorziening in de landbouw- en plattelandsontwikkeling in de ACS.
2. De taken van het TCLP zijn:
a) het ontwikkelen en verstrekken van informatiediensten en het verbeteren van de toegang tot onderzoek, opleiding en innovatie op het gebied van landbouw- en plattelandsontwikkeling, teneinde de ontwikkeling van de landbouw en het platteland te stimuleren; en
b) het ontwikkelen en versterken van de capaciteiten in de ACS, met het oog op:
i) verbetering van formulering en beheer van beleid en strategieën voor de ontwikkeling van de landbouw en het platteland op nationaal en regionaal niveau, onder meer ter verbetering van capaciteiten voor het verzamelen van gegevens en voor beleids- onderzoek, -analyse en -formulering;
ii) verbetering van informatie- en communicatiemanagement, met name in het kader van de nationale landbouwstrategie;
iii) bevordering van effectieve intra-institutioneel informatie- en communicatiemanagement (ICM) ten behoeve van het meten van prestaties, en bevordering van de vorming van consortia met regionale en internationale partners;
iv) stimulering van gedecentraliseerd ICM op plaatselijk en nationaal niveau;
v) versterking van initiatieven door middel van regionale samenwerking; en
vi) ontwikkeling van werkwijzen om de beleidsimpact op het gebied van landbouw- en plattelandsontwikkeling te meten.
3. Het Centrum ondersteunt regionale initiatieven en netwerken en voert geleidelijk programma’s voor capaciteitsontwikkeling uit samen met geschikte organisaties uit de ACS. Hiertoe verleent het centrum steun aan gedecentraliseerde regionale informatienetwerken. Deze netwerken worden geleidelijk en op efficiënte wijze tot stand gebracht.
4. Het Comité van Ambassadeurs is belast met het toezicht op het Centrum. Het Comité doet na ondertekening van de Overeenkomst het volgende:
a) het stelt de statuten en het reglement van orde vast van het Centrum en van de toezicht- houdende instanties;
b) het stelt de statuten, het financieel reglement en het personeelsreglement vast;
c) het oefent toezicht uit op de instanties van het Centrum; en
d) het stelt de werkwijze en de procedures voor de aanneming van de begroting van het Centrum vast.
5. De leden van de instanties van het Centrum worden benoemd door het Comité van Ambassadeurs volgens door dit Comité vastgestelde procedures en criteria.
6. De begroting van het Centrum wordt gefinancierd volgens de in de Overeenkomst vastgestelde regels voor de samenwerking inzake ontwikkelingsfinanciering.
BIJLAGE IV
PROCEDURES VOOR TENUITVOERLEGGING EN BEHEER
HOOFDSTUK 1 PROGRAMMERING (NATIONAAL)
ARTIKEL 1
Activiteiten die gefinancierd worden met uit hoofde van de Overeenkomst verleende subsidies worden geprogrammeerd aan het begin van de periode waarop het Financieel Protocol betrekking heeft. Voor de toepassing hiervan houdt programmering in:
a) formulering en ontwikkeling van een nationale ondersteunende strategie (NOS) op basis van de ontwikkelingsdoelstellingen en -strategieën van het land voor de middellange termijn;
b) een duidelijke indicatie van de kant van de Gemeenschap van de indicatieve programmeer- bare financiële middelen waarover het land gedurende een periode van vijf jaar kan beschikken, alsmede andere nuttige inlichtingen;
c) opstelling en goedkeuring van een indicatief programma voor de tenuitvoerlegging van de NOS; en
d) een evaluatieproces dat betrekking heeft op de NOS, het indicatieve programma en de daarvoor toegewezen middelen.
ARTIKEL 2
Nationale ondersteunende strategie
De NOS wordt opgesteld door de ACS-staat en de EU na overleg met een ruime selectie van actoren in het ontwikkelingsproces. De NOS wordt gebaseerd op ervaringen en de beste praktijk. De NOS wordt aangepast aan de behoeften en de specifieke omstandigheden van elke ACS-staat. Met de NOS wordt een prioriteitsrangorde aangebracht in de activiteiten en wordt de eigen plaatselijke inbreng in de samenwerkingsprogramma’s versterkt. Discrepanties tussen de analyse van het land zelf en die van de Gemeenschap worden aangegeven. De NOS omvat de volgende standaardonderdelen:
a) een analyse van de politieke, economische en sociale achtergrond van het land, de beperkingen, capaciteiten en vooruitzichten en een beoordeling van de basisbehoeften, zoals het inkomen per hoofd van de bevolking, de bevolkingsomvang en de sociale indicatoren en kwetsbaarheid;
b) een gedetailleerd overzicht van de ontwikkelingsstrategie van het land voor de middellange termijn, met duidelijk gestelde prioriteiten en vermelding van de verwachte financiële vereisten;
c) een overzicht van de relevante plannen en maatregelen van andere donoren die in het land actief zijn, met name de EU-lidstaten als bilaterale donoren;
d) responsstrategieën die de specifieke bijdrage van de EU in detail omschrijven. Deze moeten waar mogelijk complementair zijn met activiteiten die worden gefinancierd door de ACS-staat zelf en de andere donoren die in het land actief zijn; en
e) een definitie van de aard en het toepassingsgebied van de meest geschikte steunmechanismen voor deze strategieën.
ARTIKEL 3
Toewijzing van middelen
1. Middelen worden toegewezen op basis van behoeften en prestaties, zulks als in de Overeenkomst vastgelegd. In dit verband geldt het volgende:
a) de behoeften worden geëvalueerd aan de hand van criteria voor inkomen per hoofd van de bevolking, bevolkingsomvang, sociale indicatoren en schuldniveau, derving van export- opbrengsten en afhankelijkheid van exportopbrengsten, met name voor landbouw en mijnbouw. Er wordt voorzien in een bijzondere behandeling voor de minst ontwikkelde ACS- landen en rekening gehouden met de kwetsbaarheid van niet aan zee grenzende en insulaire ACS-landen. Ook wordt rekening gehouden met de bijzondere moeilijkheden van landen die een conflictsituatie hebben doorgemaakt; en
b) de prestaties worden objectief en transparant beoordeeld aan de hand van de volgende parameters: voortgang bij de tenuitvoerlegging van institutionele hervormingen, prestaties bij het benutten van hulpbronnen, effectieve tenuitvoerlegging van lopende maatregelen, verlichting of bestrijding van armoede, duurzame ontwikkeling en macro-economische en sectorale beleidsprestaties.
2. De toegewezen middelen bestaan uit twee elementen:
a) middelen voor macro-economische steunmaatregelen, sectoraal beleid, programma’s en projecten ter ondersteuning van concentratiesectoren en andere sectoren van de bijstand van de Gemeenschap; en
b) middelen voor onvoorziene behoeften zoals noodhulp, wanneer dergelijke steun niet uit de EU-begroting kan worden gefinancierd, bijdragen aan internationaal overeengekomen initiatieven voor schuldverlichting en steun ter vermindering van de gevolgen van instabiliteit van de exportopbrengsten.
3. Met dit indicatieve bedrag moet het betrokken land de steun van de Gemeenschap op de lange termijn beter kunnen programmeren. Deze toewijzingen vormen, samen met niet vastgelegde saldi van aan het land onder eerdere EOF’s toegewezen middelen en waar mogelijk middelen uit de begroting van de EU, de basis voor het opstellen van het indicatieve programma voor het betrokken land.
4. Een regeling wordt getroffen voor landen die door uitzonderlijke omstandigheden geen toegang hebben tot normale programmeerbare middelen.
ARTIKEL 4
Uitwerking en goedkeuring van het indicatieve programma
1. Na ontvangst van bovengenoemde gegevens stelt elke ACS-staat, op basis van en overeen- komstig zijn ontwikkelingsdoelstellingen en -prioriteiten, een ontwerp voor een indicatief programma op en legt dit voor aan de Gemeenschap. In het ontwerp worden genoemd:
a) de concentratiesector, -sectoren of -gebieden waarop de steun wordt gericht;
b) de meest geschikte maatregelen en activiteiten om de doelstellingen voor de concentratie- sector, -sectoren of -gebieden te verwezenlijken;
c) de middelen die voor projecten en programma’s buiten de concentratiesector(en) gereserveerd zijn en/of de hoofdlijnen van die activiteiten, alsmede een indicatie van de voor elk van deze elementen in te zetten middelen;
d) aanduiding welke niet-overheidsactoren voor steun in aanmerking komen en opgave van de middelen voor niet-overheidsactoren;
e) voorstellen voor regionale projecten en programma’s; en
f) voorzieningen ter dekking van mogelijke claims en onvoorziene stijging van kosten en uitgaven.
2. Het ontwerp voor een indicatief programma omvat waar nodig middelen voor versterking van de menselijke, materiële en institutionele capaciteit van de ACS om nationale en regionale indicatieve programma’s uit te werken en ten uitvoer te leggen en het beheer van de projectcyclus van de overheidsinvesteringen van de ACS te verbeteren.
3. Over het ontwerp voor een indicatief programma wordt tussen de betrokken ACS-staat en de Gemeenschap een gedachtewisseling gehouden. Het indicatieve programma wordt door de Gemeenschap en de betrokken ACS-staat in onderling overleg vastgesteld. Het is voor de Gemeenschap en die staat bindend. Het indicatieve programma wordt aan de NOS gehecht en omvat bovendien:
a) specifieke en duidelijk geïdentificeerde activiteiten, met name die waarvoor betalings- verplichtingen kunnen worden aangegaan vóór de eerstkomende evaluatie;
b) een tijdschema voor tenuitvoerlegging en evaluatie van het indicatieve programma, inclusief betalingsverplichtingen en betalingen; en
c) parameters en criteria voor de evaluaties.
4. De Gemeenschap en de betrokken ACS-staat nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de programmering op zo kort mogelijke termijn wordt afgerond en wel, behalve in uitzonder- lijke omstandigheden, binnen twaalf maanden na de ondertekening van het Financiële Protocol. De uitwerking van de NOS en het indicatieve programma moet geschieden in het kader van een voort- durend proces dat uitmondt in de vaststelling van één document.
ARTIKEL 5
Evaluatieproces
1. De financiële samenwerking tussen ACS-staat en Gemeenschap dient zo flexibel te zijn, dat activiteiten voortdurend kunnen worden bijgesteld om aan de doelstellingen te beantwoorden en rekening kan worden gehouden met eventuele veranderingen in economische situatie, prioriteiten en doelstellingen van de betrokken ACS-staat. In dit verband hebben de nationale ordonnateur en het hoofd van de delegatie de volgende taken:
a) verrichten van een jaarlijkse operationele evaluatie van het indicatieve programma; en
b) verrichten van een tussentijdse evaluatie en een eindevaluatie van de NOS en het indicatieve programma in het licht van behoeften en prestaties.
2. In uitzonderlijke omstandigheden als bedoeld in de bepalingen over humanitaire hulp en spoedhulp kan de evaluatie op verzoek van elk der partijen worden verricht.
3. De nationale ordonnateur en het hoofd van de delegatie dragen zorg voor het volgende:
a) zij nemen alle noodzakelijke maatregelen om naleving van de bepalingen van het indicatieve programma te waarborgen; dit geldt ook voor het tijdschema voor vastleggings- en uitbetalingskredieten dat bij de programmering is overeengekomen; en
b) zij stellen in geval van vertraging bij de tenuitvoerlegging de oorzaak daarvan vast en stellen maatregelen voor om de problemen op te lossen.
4. De jaarlijkse operationele evaluatie van het indicatieve programma bestaat uit een gezamenlijke beoordeling van de tenuitvoerlegging van het programma, waarbij de resultaten van relevante monitoring- en evaluatieactiviteiten in aanmerking worden genomen. De evaluatie wordt ter plaatse uitgevoerd en wordt door de nationale ordonnateur en het hoofd van de delegatie binnen zestig dagen afgerond. Het belangrijkste onderdeel is beoordeling van:
a) de in de concentratiesector(en) bereikte resultaten, afgemeten aan de overeengekomen doelstellingen en impactindicatoren en de sectorale beleidsverplichtingen;
b) projecten en programma’s buiten de concentratiesectoren of in het kader van meerjaren- programma’s;
c) de benutting van voor niet-overheidsactoren uitgetrokken middelen;
d) de effectiviteit van de uitvoering van de lopende maatregelen en de mate waarin het tijdschema voor vastleggings- en betalingskredieten is aangehouden; en
e) uitbreiding van de programmeringsvooruitzichten voor de volgende jaren.
5. Binnen dertig dagen na de afronding van de jaarlijkse evaluatie rapporteren de nationale ordonnateur en het hoofd van de delegatie aan het Comité voor Samenwerking inzake Ontwikkelingsfinanciering. Het Comité bestudeert hun rapport in overeenstemming met zijn taken en bevoegdheden krachtens de Overeenkomst.
6. In het licht van de jaarlijkse operationele evaluaties kunnen de nationale ordonnateur en het hoofd van de delegatie de NOS bij de tussentijdse evaluatie en de eindevaluatie binnen bovengenoemde termijnen herzien:
a) indien bij de operationele evaluaties specifieke problemen zijn geconstateerd; en/of
b) in het licht van gewijzigde omstandigheden in een ACS-staat.
Dergelijke herzieningen moeten zijn afgerond binnen dertig dagen na de afsluiting van de tussentijdse evaluatie en de eindevaluatie. De evaluatie bij het verlopen van het Financieel Protocol omvat tevens een aanpassing aan het nieuwe financiële protocol ten aanzien van toewijzing van middelen en voorbereiding op het volgende programma.
7. Na de tussentijdse evaluatie en de eindevaluatie kan de Gemeenschap de toewijzing van middelen herzien in het licht van behoeften en prestaties van de betrokken ACS-staat.
HOOFDSTUK 2
PROGRAMMERING EN VOORBEREIDING (REGIONAAL)
ARTIKEL 6
Deelnemers
1. Regionale samenwerking heeft betrekking op activiteiten waarbij betrokken zijn:
a) twee of meer ACS-staten dan wel alle ACS-staten; en/of
b) een regionale instantie waarvan ten minste twee ACS-staten lid zijn.
2. Bij regionale samenwerking kunnen ook landen en gebieden overzee en ultraperifere gebieden betrokken zijn. De voor de deelneming van deze gebieden benodigde kredieten vormen een aanvulling op de kredieten die in het kader van de Overeenkomst aan de ACS-staten worden toegekend.
ARTIKEL 7
Regionale programma’s
De betrokken ACS-staten besluiten over de definitie van geografische regio’s. Regionale integratie- programma’s dienen zo veel mogelijk overeen te stemmen met de programma’s van bestaande regionale organisaties die naar economische integratie streven. Wanneer de ledenbestanden van verschillende relevante regionale organisaties elkaar overlappen, moeten integratieprogramma’s in beginsel betrekking hebben op het gecombineerde ledental van die organisaties. In dit verband verstrekt de Gemeenschap specifieke steun voor regionale programma’s aan ACS-staten die hebben toegezegd met de EU over overeenkomsten inzake economisch partnerschap te onderhandelen.
ARTIKEL 8
Regionale programmering
1. De programmering vindt plaats op het niveau van elke regio. Aan de programmering ligt een gedachtewisseling ten grondslag tussen de Commissie en een regionale organisatie met een passend mandaat, of bij ontbreken van een dergelijk mandaat, de nationale ordonnateurs van de landen in de regio. Waar nuttig kan in het kader van de programmering ook overleg worden gepleegd met in aanmerking komende niet-overheidsactoren.
2. Voor de toepassing hiervan houdt programmering in:
a) formulering en ontwikkeling van een regionale ondersteunende strategie (ROS) op basis van de ontwikkelingsdoelstellingen en -strategieën van de regio voor de middellange termijn;
b) een duidelijke indicatie van de kant van de Gemeenschap van de indicatieve toewijzing van middelen waarover de regio gedurende een periode van vijf jaar kan beschikken, alsmede andere nuttige inlichtingen;
c) opstelling en goedkeuring van een regionaal indicatief programma (RIP) voor de tenuitvoer- legging van de ROS; en
d) een evaluatieproces voor de ROS, het RIP en de voor elke regio toegewezen middelen.
3. De ROS wordt opgesteld door de Commissie en een regionale organisatie met een passend mandaat, in samenwerking met de ACS-staten in de betrokken regio. Met de ROS wordt een prioriteitsrangorde aangebracht in de activiteiten en wordt de eigen plaatselijke inbreng in de ondersteunde programma’s versterkt. De ROS omvat de volgende standaardonderdelen:
a) een analyse van de politieke, economische en sociale achtergrond van de regio;
b) een beoordeling van het regionale economische integratieproces en het proces van integratie in de wereldeconomie en van de vooruitzichten daarvoor;
c) een overzicht van de regionale strategieën en prioriteiten en van de te verwachten financieringsvereisten;
d) een overzicht van relevante activiteiten van andere externe partners in de regionale samen- werking; en
e) een overzicht van de specifieke EU-bijdrage tot de verwezenlijking van de doeleinden van de regionale samenwerking en integratie, die zoveel mogelijk een aanvulling moeten zijn op de activiteiten die gefinancierd worden door de ACS-staten zelf en door andere externe partners, met name de EU-lidstaten.
ARTIKEL 9
Toewijzing van middelen
Aan het begin van elke periode waarop het Financieel Protocolbetrekking heeft, krijgt elke regio van de Gemeenschap een indicatie van de omvang van de middelen waarvoor de regio in een periode van vijf jaar in aanmerking komt. Deze indicatieve toewijzing wordt gebaseerd op een schatting van de behoeften en van de voortgang en vooruitzichten van het regionale samen- werkings- en integratieproces. Om op toereikende schaal te kunnen opereren en de efficiency te versterken, kunnen regionale en nationale fondsen worden gecombineerd voor het financieren van regionale activiteiten met een duidelijke nationale component.
ARTIKEL 10
Regionaal Indicatief Programma
1. Op basis van bovengenoemde toewijzing van middelen wordt door een regionale organisatie met een passend mandaat, of bij ontbreken van een dergelijk mandaat, door de nationale ordonnateurs van de landen in de regio, een ontwerp voor een regionaal indicatief programma opgesteld. Het programmaontwerp bepaalt met name het volgende:
a) de sectoren en onderwerpen waarop de communautaire steun wordt geconcentreerd;
b) de meest geschikte maatregelen en acties voor de verwezenlijking van de voor die sectoren aangegeven doelstellingen; en
c) de projecten en programma’s waarmee deze doeleinden moeten worden verwezenlijkt, als die duidelijk zijn geïdentificeerd, alsmede een indicatie van de middelen die voor elk van deze onderdelen zullen worden ingezet en een tijdschema voor de uitvoering.
2. De regionale indicatieve programma’s worden door de Gemeenschap en de betrokken ACS- staten in onderling overleg vastgesteld.
ARTIKEL 11
Evaluatieproces
De financiële samenwerking tussen elke ACS-regio en de Gemeenschap dient zo flexibel te zijn, dat activiteiten voortdurend kunnen worden bijgesteld om aan de doelstellingen te beantwoorden en rekening kan worden gehouden met eventuele veranderingen in economische situatie, prioriteiten en doelstellingen van de betrokken regio. Tussentijds en aan het einde van de looptijd van het protocol wordt een evaluatie uitgevoerd om het regionale indicatieve programma aan te passen aan de veranderende omstandigheden en correcte tenuitvoerlegging te waarborgen. Na de tussentijdse evaluatie en de eindevaluatie kan de Gemeenschap de toewijzing van middelen herzien in het licht van behoeften en prestaties.
ARTIKEL 12
Intra-ACS-samenwerking
Bij aanvang van elke periode waarop het Financieel Protocol betrekking heeft, geeft de Gemeen- schap de ACS-Raad van Ministers een indicatie van de voor regionale activiteiten uitgetrokken middelen die gereserveerd zijn voor activiteiten die vele of alle ACS-staten ten goede komen.
Dergelijke activiteiten behoeven niet gebonden te zijn aan de geografische ligging.
ARTIKEL 13
Financieringsverzoeken
1. Verzoeken om financiering van regionale programma’s worden ingediend door:
a) een regionaal lichaam of een regionale organisatie met een passend mandaat; of
b) een subregionaal lichaam of een subregionale organisatie met een passend mandaat, of een ACS-staat in de betrokken regio in de programmeringsfase, mits de activiteit in het RIP is aangegeven.
2. Verzoeken om financiering van intra-ACS-programma’s worden ingediend door:
a) ten minste drie regionale lichamen of organisaties met een passend mandaat, die tot verschil- lende geografische regio’s behoren, of door de nationale ordonnateurs van die regio’s; of
b) de ACS-Raad van Ministers of door het ACS-Comité van Ambassadeurs, indien dit daartoe specifiek is gemachtigd; of
c) internationale organisaties die activiteiten uitvoeren die bijdragen tot de verwezenlijking van de doeleinden van regionale samenwerking en integratie, mits het ACS-Comité van Ambassadeurs daartoe toestemming heeft verleend.
ARTIKEL 14
Uitvoeringsprocedures
1. Regionale programma’s worden uitgevoerd door de aanvragende instantie of een andere daartoe gemachtigde instelling of lichaam.
2. Intra-ACS-programma’s worden uitgevoerd door de aanvragende instantie of een daartoe gemachtigde vertegenwoordiger. Bij ontbreken van een gemachtigde uitvoerder is de Commissie, behoudens door het ACS-secretariaat beheerde ad-hocprojecten en -programma’s, verantwoordelijk voor de tenuitvoerlegging van intra-ACS-actviteiten.
3. De activiteiten voor regionale samenwerking worden, met inachtneming van de hiervoor relevante doelstellingen en kenmerken, uitgevoerd volgens de voor de financiële en technische samenwerking vastgestelde procedures, indien zij daaronder vallen.
HOOFDSTUK 3 UITVOERING VAN PROJECTEN
ARTIKEL 15
Identificatie, voorbereiding en onderzoek van projecten
1. Door ACS-staten ingediende projecten en programma’s worden gezamenlijk onderzocht. Het ACS-EG-Comité voor Samenwerking inzake Ontwikkelingsfinanciering stelt richtsnoeren en criteria op voor de beoordeling van projecten en programma’s.
2. De dossiers van de opgestelde en ter financiering voorgelegde projecten en programma’s dienen alle gegevens te bevatten die voor het onderzoek van deze projecten of programma’s nodig zijn of, indien deze projecten en programma’s nog niet volledig omschreven zijn, met het oog op het onderzoek een beknopte beschrijving bevatten. Deze dossiers worden overeenkomstig deze Overeenkomst door de ACS-staten of de andere begunstigden officieel overgedragen aan de Gemeenschap.
3. Bij het onderzoek van projecten en programma’s wordt de eis inzake nationale personele middelen in acht genomen en wordt een strategie opgezet voor een betere benutting van deze middelen. Bovendien wordt rekening gehouden met de specifieke kenmerken en beperkingen van elke ACS-staat.
ARTIKEL 16
Financieringsvoorstel en financieringsbesluit
1. De conclusies van het onderzoek worden samengevat in een financieringsvoorstel dat is opge- steld door de Commissie in nauwe samenwerking met de betrokken ACS-staat. Dit financierings- voorstel wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de besluitvormingsinstantie van de Gemeenschap.
2. Het financieringsvoorstel bevat een indicatief tijdschema voor de technische en financiële uitvoering van het project of programma, met inbegrip van meerjarenprogramma’s en globale toewijzingen voor activiteiten van geringe financiële schaal, en vermeldt de duur van de verschillende uitvoeringsstadia. Het financieringsvoorstel:
a) neemt de opmerkingen van de betrokken ACS-staat of ACS-staten in acht; en
b) wordt gelijktijdig aan de betrokken ACS-staat of ACS-staten en aan de Commissie toegezonden.
3. De Commissie werkt het financieringsvoorstel uit en zendt het, al dan niet gewijzigd, aan de besluitvormingsinstantie van de Gemeenschap. De betrokken ACS-staat of ACS-staten worden in de gelegenheid gesteld opmerkingen te maken over iedere inhoudelijke wijziging die de Commissie voornemens is in het document aan te brengen. Deze opmerkingen worden in het gewijzigde financieringsvoorstel in aanmerking genomen.
4. De besluitvormingsinstantie van de Gemeenschap deelt haar besluit mede binnen 120 dagen na de datum van verzending van het financieringsvoorstel als hierboven bedoeld.
5. Indien het financieringsvoorstel niet door de Gemeenschap wordt goedgekeurd, worden de betrokken ACS-staat of ACS-staten onmiddellijk op de hoogte gesteld van de redenen van dit besluit. In dat geval kunnen de vertegenwoordigers van de betrokken ACS-staat of ACS-staten binnen zestig dagen na de kennisgeving verzoeken:
a) het probleem voor te leggen aan het bij de Overeenkomst ingestelde ACS-EG-Comité voor samenwerking inzake ontwikkelingsfinanciering; of
b) door de besluitvormingsinstantie van de Gemeenschap te worden gehoord.
6. Nadat de vertegenwoordigers zijn gehoord, wordt door de desbetreffende instantie van de Gemeenschap een definitief besluit genomen om het financieringsvoorstel aan te nemen dan wel af te wijzen; voor dit besluit wordt genomen, kunnen de betrokken ACS-staat of ACS-staten aan deze instantie alle gegevens mededelen die zij voor volledige kennis van zaken noodzakelijk achten.
7. In het kader van meerjarenprogramma’s worden onder meer gefinancierd: opleiding, gedecentra- liseerde activiteiten, microprojecten, handelspromotie en handelsontwikkeling, activiteiten op beperkte schaal in een specifieke sector, steun voor project- of programmabeheer en technische samenwerking.
8. In bovengenoemde gevallen kan de betrokken ACS-staat het hoofd van de delegatie een meerjarenprogramma voorleggen met de hoofdlijnen, de geplande activiteiten en de voorgestelde financiële verplichtingen:
a) het financieringsbesluit voor elk meerjarenprogramma wordt genomen door de hoofd- ordonnateur. De brief van de hoofdordonnateur aan de nationale ordonnateur waarin dit besluit wordt meegedeeld, is de financieringsovereenkomst; en
b) in het kader van de aldus goedgekeurde meerjarenprogramma’s voert de nationale ordonnateur of in voorkomend geval de gedecentraliseerde samenwerkingsinstantie waaraan voor dit doel taken zijn gedelegeerd, dan wel een andere in aanmerking komende begunstigde, iedere maatregel uit overeenkomstig de bepalingen van de Overeenkomst en de hierboven bedoelde financieringsovereenkomst. Wanneer de uitvoering wordt verricht door gedecentra- liseerde samenwerkingsinstanties of andere in aanmerking komende begunstigden, behouden de nationale ordonnateur en het hoofd van de delegatie de financiële verantwoordelijkheid en houden zij regelmatig toezicht op de activiteiten, teneinde hen onder meer in staat te stellen om hun verplichtingen na te komen.
9. Aan het einde van elk jaar brengt de nationale ordonnateur aan de Commissie verslag uit over de tenuitvoerlegging van de meerjarenprogramma’s; dit verslag wordt opgesteld in overleg met het hoofd van de delegatie.
ARTIKEL 17
Financieringsovereenkomst
1. Tenzij in deze Overeenkomst anders bepaald, wordt voor ieder met subsidie van het Fonds gefinancierd project of programma een financieringsovereenkomst tussen de Commissie en de betrokken ACS-staat of ACS-staten opgesteld. Indien de rechtstreekse begunstigde geen ACS-staat is, wordt het financieringsbesluit door de Commissie geformaliseerd door middel van een briefwisseling met deze begunstigde.
2. De financieringsovereenkomst tussen de Commissie en de betrokken ACS-staat of ACS-staten wordt opgesteld binnen zestig dagen na het besluit van de besluitvormingsinstantie van de Gemeenschap. In de financieringsovereenkomst:
a) worden met name de financiële verplichtingen van het Fonds, de financieringsregelingen en
-voorwaarden en de algemene en specifieke bepalingen voor het betrokken project of programma gespecificeerd en ook het indicatieve tijdschema voor de technische uitvoering van het project of het programma vermeld; en
b) worden toereikende voorzieningen getroffen voor de dekking van onvoorzien hogere kosten en uitgaven.
3. Na ondertekening van de financieringsovereenkomst worden de betalingen overeenkomstig het daarin vastgestelde financieringsplan verricht. Resterende bedragen die worden geconstateerd bij de afsluiting van projecten en programma’s komen de betrokken ACS-staat toe en worden als zodanig in de rekeningen van het Fonds geboekt. Zij kunnen op de bij de Overeenkomst aangegeven wijze voor de financiering van projecten en programma’s worden gebruikt.
ARTIKEL 18
Kostenoverschrijding
1. Zodra de in de financieringsovereenkomst vastgestelde grenzen dreigen te worden overschreden, stelt de nationale ordonnateur de hoofdordonnateur daarvan via het hoofd van de delegatie in kennis, waarbij hij aangeeft welke maatregelen hij denkt te treffen om deze kostenoverschrijding ten opzichte van de toewijzing te dekken, hetzij door het project of het actieprogramma in te perken, hetzij door een beroep te doen op nationale of andere niet-communautaire middelen.
2. Indien in overleg met de Gemeenschap wordt besloten het project of programma niet in te perken, of indien het niet mogelijk is dit uit andere hulpbronnen te financieren, kan de overschrijding worden gefinancierd tot ten hoogste 20% van de in het indicatieve programma voor het betrokken project of programma vastgestelde financiële vastlegging.
ARTIKEL 19
Financiering met terugwerkende kracht
1. Om te zorgen dat programma’s snel van start kunnen gaan en om perioden van stilstand tussen opeenvolgende projecten en vertragingen te voorkomen, kunnen de ACS-staten in overleg met de Commissie wanneer het onderzoek van het project afgerond is en voordat het financieringsbesluit is genomen:
a) voor alle typen overeenkomsten aanbestedingen uitschrijven waarin een schorsingsclausule is opgenomen; en
b) activiteiten voorfinancieren in verband met voorbereidende en seizoensgebonden werkzaam- heden, bestelling van uitrusting met een lange levertijd en bepaalde lopende verrichtingen. Dergelijke uitgaven moeten geschieden conform de procedures van de Overeenkomst.
2. Deze bepalingen laten de bevoegdheden van de besluitvormingsinstantie van de Gemeenschap onverlet.
3. Uitgaven die door een ACS-staat uit hoofde van dit artikel zijn verricht, worden na de ondertekening van de financieringsovereenkomst met terugwerkende kracht in het kader van het project of het programma gefinancierd.
HOOFDSTUK 4 AANBESTEDING EN PREFERENTIES
ARTIKEL 20
Voorwaarden voor de deelname
Behoudens indien overeenkomstig de algemene voorschriften of overeenkomstig artikel 22 een uitzondering is toegestaan, gelden de volgende regels:
a) de deelname aan aanbestedingen en de gunning van het door het Fonds gefinancierde opdrachten staan op gelijke voorwaarden open voor:
i) natuurlijke personen, vennootschappen, overheidsinstellingen of semi-overheids- instellingen van de ACS-staten en de lidstaten;
ii) coöperaties en andere publiekrechtelijke of privaatrechtelijke rechtspersonen uit de lidstaten en/of de ACS-staten; en
iii) gezamenlijke ondernemingen of consortia van ondernemingen of vennootschappen uit ACS-staten en/of lidstaten.
b) leveringen moeten van oorsprong zijn uit de Gemeenschap en/of uit ACS-staten. In dit verband wordt de definitie van "producten van oorsprong" beoordeeld aan de hand van de relevante internationale overeenkomsten en worden leveringen van oorsprong uit de landen en gebieden overzee aangemerkt als leveringen van oorsprong uit de Gemeenschap.
ARTIKEL 21
Deelname op gelijke voorwaarden
De ACS-staten en de Commissie treffen de nodige maatregelen voor een zo ruim mogelijke deelname, op gelijke voorwaarden, aan aanbestedingen van opdrachten voor werken, leveringen en diensten; dit betreft onder meer:
a) erop toezien dat aanbestedingen via het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen, de staatsbladen van alle ACS-staten en alle andere geschikte media bekend worden gemaakt;
b) uitsluiting van discriminerende praktijken en technische specificaties die ruime deelname op gelijke voorwaarden kunnen verhinderen;
c) bevordering van samenwerking tussen ondernemingen uit de lidstaten en de ACS-staten;
d) erop toezien dat alle gunningscriteria in het aanbestedingsdossier zijn vermeld; en
e) erop toezien dat de gekozen inschrijving voldoet aan de voorwaarden en criteria van het aanbestedingsdossier.
ARTIKEL 22
Uitzonderingen
1. Om de kosteneffectiviteit van het stelsel te optimaliseren kan op verzoek van de betrokken ACS- staten worden toegestaan dat natuurlijke personen en rechtspersonen uit niet tot de ACS-staten behorende ontwikkelingslanden deelnemen aan door de Gemeenschap gefinancierde overeen- komsten. De betrokken ACS-staten verstrekken de gemachtigde voor elk geval de voor de Gemeenschap noodzakelijke gegevens om over deze uitzonderingsgevallen een besluit te nemen, waarbij bijzondere aandacht wordt besteed aan:
a) de geografische ligging van de betrokken ACS-staat;
b) het concurrentievermogen van aannemers, leveranciers en adviseurs uit de lidstaten en de ACS-staten;
c) vermijding van buitensporige stijging van de uitvoeringskosten van de overeenkomsten;
d) vervoersproblemen en vertragingen in verband met levertijden of soortgelijke problemen; en
e) de meest geschikte en aan de lokale omstandigheden optimaal aangepaste technologie.
2. Deelname van derde landen aan door de Gemeenschap gefinancierde opdrachten kan ook worden toegestaan:
a) wanneer de Gemeenschap deelneemt in de financiering van regionale of interregionale samenwerkingsactiviteiten die van belang zijn voor derde landen;
b) in geval van medefinanciering van projecten en programma’s; en
c) in geval van spoedhulp.
3. In uitzonderingsgevallen kunnen in overleg met de Commissie adviesbureaus of deskundigen uit derde landen deelnemen aan opdrachten voor diensten.
ARTIKEL 23
Aanbesteding
1. Om de algemene voorschriften voor aanbesteding en preferenties voor door het EOF gefinan- cierde activiteiten te vereenvoudigen, worden opdrachten gegund door middel van openbare of niet- openbare aanbesteding, door middel van kaderovereenkomsten of onderhandse overeenkomsten of in eigen beheer, en wel als volgt:
a) openbare internationale aanbesteding – publicatie van een bericht van aanbesteding overeen- komstig het bepaalde in de Overeenkomst;
b) openbare plaatselijke aanbesteding – publicatie van een bericht van aanbesteding in uitsluitend de begunstigde ACS-staat;
c) niet-openbare internationale aanbesteding – hierbij nodigt de aanbestedende dienst een beperkt aantal gegadigden uit deel te nemen aan de oproep tot inschrijving na publicatie van een vooraankondiging;
d) onderhandse aanbesteding – een vereenvoudigde procedure zonder publicatie van een bericht van aanbesteding, waarbij de aanbestedende dienst een beperkt aantal gegadigden uitnodigt een aanbieding in te dienen; en
e) uitvoering in eigen beheer – opdrachten worden uitgevoerd door overheidsinstanties of semi- overheidsinstanties en -diensten van de betrokken begunstigde staten.
2. Uit het Fonds gefinancierde opdrachten worden gegund volgens onderstaande bepalingen:
a) Opdrachten voor leveringen met een waarde van:
i) meer dan 5 miljoen euro worden gegund via openbare internationale aanbesteding;
ii) meer dan 300.000 euro doch niet meer dan 5 miljoen euro worden gegund via openbare plaatselijke aanbesteding; en
iii) minder dan 300.000 euro worden onderhands gegund – een vereenvoudigde procedure zonder publicatie van een bericht van aanbesteding.
b) Opdrachten voor werken met een waarde van:
i) meer dan 150.000 euro worden gegund via openbare internationale aanbesteding;
ii) meer dan 30.000 euro doch niet meer dan 150.000 euro worden gegund via openbare plaatselijke aanbesteding; en
iii) minder dan 30.000 euro worden onderhands gegund – een vereenvoudigde procedure zonder publicatie van een bericht van aanbesteding.
c) Opdrachten voor diensten met een waarde van:
i) meer dan 200.000 euro worden gegund via niet-openbare internationale aanbesteding met publicatie van een bericht van aanbesteding; en
ii) minder dan 200.000 euro worden onderhands gegund via een vereenvoudigde procedure of een kaderovereenkomst.
3. Opdrachten voor werken, leveringen en diensten met een waarde van 5000 euro of minder kunnen worden geplaatst zonder aanbesteding.
4. Voor niet-openbare aanbestedingen wordt in overleg met het hoofd van de delegatie, in voor- komend geval na een voorafgaande selectie met publicatie van een bericht van aanbesteding, door de betrokken ACS-staat of ACS-staten een shortlist van gegadigden opgesteld.
5. Bij onderhandse aanbestedingen kan de ACS-staat alle noodzakelijk geachte besprekingen voeren met gegadigden op de shortlist die hij overeenkomstig de artikelen 20 tot en met 22 heeft opgesteld en de opdracht gunnen aan de inschrijver van zijn keuze.
6. De ACS-staten kunnen de Commissie verzoeken rechtstreeks of door bemiddeling van haar bevoegde instantie in hun naam over opdrachten voor diensten te onderhandelen en de overeen- komsten vast te stellen, te sluiten en ten uitvoer te leggen.
ARTIKEL 24
Eigen beheer
1. Bij uitvoering in eigen beheer worden projecten en programma’s uitgevoerd door overheids- instellingen of semi-overheidsinstellingen van de betrokken staat of staten of door de persoon die voor de uitvoering van de activiteit verantwoordelijk is.
2. De Gemeenschap draagt in de uitgaven van de betrokken diensten bij door het verschaffen van ontbrekende uitrusting en/of materieel en/of middelen waarmee het nodige aanvullende personeel kan worden aangeworven, zoals deskundigen uit de betrokken ACS-staten of andere ACS-staten. De bijdrage van de Gemeenschap dekt slechts de kosten van aanvullende maatregelen en tijdelijke uitgaven voor de uitvoering die uitsluitend verband houden met het betrokken project.
ARTIKEL 25
Opdrachten voor spoedhulp
De uitvoering van opdrachten voor spoedhulp moet afgestemd zijn op de urgentie van de situatie. Daartoe kan de ACS-staat voor alle operaties die betrekking hebben op spoedhulp met instemming van het hoofd van de delegatie toestemming geven tot:
a) het sluiten van onderhandse overeenkomsten;
b) de uitvoering van opdrachten in eigen beheer;
c) tenuitvoerlegging via gespecialiseerde instellingen; en
d) rechtstreekse uitvoering door de Commissie.
ARTIKEL 26
Preferenties
Om optimaal gebruik van de fysieke en menselijke middelen van de ACS-staten mogelijk te maken, worden maatregelen getroffen om zo breed mogelijke deelname van natuurlijke personen en rechts- personen uit de ACS-staten aan de uitvoering van door het Fonds gefinancierde opdrachten te bevorderen. Hiertoe geldt het volgende:
a) bij opdrachten voor werken van minder dan 5 miljoen euro wordt aan inschrijvers uit ACS- staten bij het vergelijken van inschrijvingen van gelijkwaardige economische, technische en administratieve kwaliteit een preferentie van 10% toegekend, mits ten minste een vierde van het kapitaal en een vierde van het leidinggevend personeel van oorsprong zijn uit een of meer ACS-staten;
b) bij opdrachten voor leveringen, ongeacht het bedrag, wordt aan inschrijvers uit ACS-staten die leveringen aanbieden waarvoor ten minste 50% van de contractwaarde van ACS- oorsprong is, bij het vergelijken van inschrijvingen van gelijkwaardige economische, technische en administratieve kwaliteit een preferentie van 15% toegekend;
c) bij opdrachten voor diensten wordt, mits aan de bekwaamheidseisen is voldaan, voorrang gegeven aan:
i) deskundigen, instellingen of adviesbureaus uit ACS-staten, wanneer inschrijvingen van gelijkwaardige economische en technische kwaliteit worden vergeleken;
ii) aanbiedingen van een onderneming uit de ACS die deelneemt in een consortium met Europese partners; en
iii) aanbiedingen van Europese inschrijvers met onderaannemers of deskundigen uit de ACS.
d) gekozen inschrijvers geven, indien zij gebruik maken van onderaannemers, voorrang aan natuurlijke personen en ondernemingen uit de ACS-staten die in staat zijn de opdracht op het vereiste niveau uit te voeren; en
e) de ACS-staat kan in de aanbesteding aan gegadigden de bijstand aanbieden van andere ondernemingen, deskundigen of adviseurs uit de ACS die in gezamenlijk overleg zijn gekozen. Deze samenwerking kan gestalte krijgen in de vorm van een gezamenlijke onderneming of onderaanneming of ook in die van opleiding van het personeel bij de werkzaamheden.
ARTIKEL 27
Gunning van opdrachten
1. Onverminderd het bepaalde in artikel 24, gunt de ACS-staat de opdracht:
a) aan de inschrijver wiens aanbieding conform het aanbestedingsdossier is bevonden;
b) in het geval van opdrachten voor werken of leveringen, aan de inschrijver die de voordeligste aanbieding heeft gedaan, beoordeeld aan de hand van met name de volgende criteria:
i) de prijs en de operationele en onderhoudskosten;
ii) de kwalificaties en de garanties die de inschrijver biedt en de technische kwaliteiten van de aanbieding, met inbegrip van het voorstel van de inschrijver voor service in de ACS- staat; en
iii) de aard van de opdracht, de voorwaarden en termijnen van uitvoering en de aanpassing aan plaatselijke omstandigheden;
c) in het geval van opdrachten voor diensten, aan de inschrijver die de voordeligste aanbieding heeft ingediend, beoordeeld aan de hand van onder andere de prijs, de technische kwaliteiten van de aanbieding, de organisatie en de methode die worden voorgesteld voor de levering van diensten, alsmede de bekwaamheid, de onafhankelijkheid en de beschikbaarheid van het voorgestelde personeel.
2. Indien twee aanbiedingen op grond van bovengenoemde criteria gelijkwaardig worden bevonden, wordt de voorkeur gegeven:
a) aan de aanbieding van de inschrijver uit een ACS-staat; of
b) indien een dergelijke inschrijving ontbreekt:
i) aan de aanbieding die optimaal gebruik van de materiële en menselijke middelen van de ACS-staten mogelijk maakt;
ii) aan de aanbieding die ondernemingen of natuurlijke personen uit de ACS-staten de beste mogelijkheden voor onderaanneming biedt; of
iii) aan een consortium van natuurlijke personen of ondernemingen uit de ACS-staten en de Gemeenschap.
ARTIKEL 28
Algemene voorschriften voor opdrachten
1. De gunning van door het Fonds gefinancierde opdrachten geschiedt overeenkomstig deze bijlage en de procedures die, op aanbeveling van het ACS-EG-Comité voor Samenwerking inzake Ontwikkelingsfinanciering als bedoeld in de Overeenkomst, tijdens de eerste vergadering na de ondertekening van de Overeenkomst bij besluit van de Raad van Ministers zullen worden vast- gesteld. Deze procedures dienen in overeenstemming te zijn met de bepalingen van deze bijlage en de voorschriften van de Gemeenschap voor opdrachten in de samenwerking met derde landen.
2. In afwachting van de goedkeuring van deze procedures zijn de huidige EOF-voorschriften van toepassing, zoals deze vervat zijn in de algemene voorschriften en algemene voorwaarden voor opdrachten.
ARTIKEL 29
Algemene voorwaarden voor opdrachten
De uitvoering van door het Fonds gefinancierde opdrachten voor werken, leveringen en diensten geschiedt:
a) volgens de algemene voorwaarden van toepassing op door het Fonds gefinancierde overeen- komsten die tijdens de eerste vergadering na de ondertekening van deze Overeenkomst op aanbeveling van het ACS-EG-Comité voor Samenwerking inzake Ontwikkelingsfinanciering als bedoeld in deze Overeenkomst, bij besluit van de Raad van Ministers zullen worden aangenomen; of
b) voor medegefinancierde projecten en programma’s of wanneer een uitzonderingsbepaling is gemaakt voor uitvoering door derden, of in geval van een versnelde procedure, of in andere relevante gevallen, volgens andere algemene voorwaarden die door de betrokken ACS-staat en de Gemeenschap zijn overeengekomen, en wel:
i) de algemene voorwaarden voor overheidsopdrachten krachtens de nationale wetgeving van de betrokken ACS-staat of de praktijken die in deze staat op het gebied van inter- nationale opdrachten zijn toegelaten; of
ii) andere internationale algemene voorwaarden op het gebied van opdrachten.
ARTIKEL 30
Geschillenbeslechting
Geschillen tussen de overheidsinstanties van een ACS-staat en een aannemer, leverancier of dienst- verlener bij de uitvoering van een uit het Fonds gefinancierde overeenkomst worden beslecht:
a) in geval van een nationale opdracht volgens de nationale wetgeving van de betrokken ACS- staat; en
b) in geval van een transnationale overeenkomst:
i) indien de partijen bij de overeenkomst zulks overeenkomen, overeenkomstig de nationale wetgeving van de betrokken ACS-staat of de gebruikelijke praktijk van die staat voor internationale overeenkomsten; of
ii) door arbitrage overeenkomstig de procesvoorschriften die tijdens de eerste vergadering na de ondertekening van de Overeenkomst op aanbeveling van het ACS-EG-Comité voor Samenwerking inzake Ontwikkelingsfinanciering, bij besluit van de Raad van Ministers zullen worden vastgesteld.
ARTIKEL 31
Belasting- en douaneregelingen
1. De ACS-staten passen op de door de Gemeenschap gefinancierde overeenkomsten een belasting- en douaneregeling toe die niet minder gunstig is dan die welke wordt toegepast op de meest begunstigde staten of de internationale ontwikkelingsorganisaties waarmee zij betrekkingen onder- houden. Voor de bepaling van de meestbegunstigingsbehandeling blijven de door de betrokken ACS-staat ten opzichte van andere ACS-staten of andere ontwikkelingslanden toegepaste regelingen buiten beschouwing.
2. Onder voorbehoud van bovenstaande bepalingen wordt de volgende regeling toegepast op de door de Gemeenschap gefinancierde opdrachten:
a) op de opdrachten worden geen in de begunstigde ACS-staat bestaande of aldaar in te voeren zegel- en registratierechten of fiscale heffingen van gelijke werking toegepast; deze opdrachten worden echter volgens de in de ACS-staat geldende wetten geregistreerd, en voor deze registratie kan een bedrag worden geheven dat in overeenstemming is met de verleende dienst;
b) winsten en/of inkomens die voortvloeien uit de uitvoering van de opdrachten zijn belastbaar volgens de nationale belastingregeling van de betrokken ACS-staat, indien de natuurlijke of rechtspersonen die deze winsten en/of inkomens hebben gerealiseerd, in deze ACS-staat over een vaste vestiging beschikken of indien de uitvoeringsduur van de opdrachten meer dan zes maanden bestrijkt;
c) ondernemingen die professioneel materieel moeten invoeren met het oog op de uitvoering van opdrachten voor werken komen desgevraagd voor de regeling voor tijdelijke invoer met vrijstelling in aanmerking, zoals deze is geregeld in de nationale wetgeving voor genoemd materieel in de begunstigde ACS-staat;
d) professioneel materieel, nodig voor de uitvoering van de in een opdracht voor diensten omschreven taken, wordt in de begunstigde ACS-staat of -staten overeenkomstig de nationale wetgeving ingevoerd met vrijstelling van belastingen, invoerrechten, douanerechten en andere heffingen van gelijke werking, voorzover deze belastingen, rechten en heffingen niet een beloning voor verrichte diensten vormen;
e) de invoer in het kader van de uitvoering van een opdracht voor leveringen wordt in de begunstigde ACS-staat met vrijstelling van douanerechten, invoerrechten, belastingen of fiscale rechten van gelijke werking toegelaten. Opdrachten voor leveringen die van oorsprong zijn uit de betrokken ACS-staat worden gegund op basis van de prijs af fabriek, vermeerderd met de fiscale rechten die in voorkomend geval in de ACS-staat op deze leveringen van toepassing zijn;
f) de aankoop van brandstoffen, smeermiddelen en bindmiddelen met koolwaterstof alsook in het algemeen van alle producten die in het kader van een opdracht voor werken worden gebruikt, wordt geacht op de lokale markt te zijn geschied; hierop is de belastingregeling krachtens de in de begunstigde ACS-staat geldende nationale wetgeving van toepassing; en
g) invoer van persoonlijke bagage en voorwerpen voor persoonlijk en huishoudelijk gebruik door andere dan ter plaatse aangeworven natuurlijke personen die belast zijn met de uit- voering van de in een opdracht voor diensten omschreven taken alsmede door de leden van hun gezin, geschiedt overeenkomstig de nationale wetgeving die van kracht is in de begunstigde ACS-staat met vrijdom van douanerechten of invoerrechten, belastingen en andere fiscale rechten van gelijke werking.
3. Niet in bovenstaande bepalingen inzake belasting- en douaneregelingen genoemde aangelegen- heden blijven onderworpen aan de nationale wetgeving van de betrokken ACS-staat.
HOOFDSTUK 5 FOLLOW-UP EN EVALUATIE
ARTIKEL 32
Doelstellingen
De follow-up en de evaluatie hebben ten doel de ontwikkelingsactiviteiten (voorbereiding en uitvoering en daaropvolgende acties) op onafhankelijke wijze te evalueren ten einde de doel- treffendheid van lopende en toekomstige ontwikkelingsactiviteiten te verbeteren.
ARTIKEL 33
Modaliteiten
1. Zonder afbreuk te doen aan de evaluaties die worden uitgevoerd door de ACS-staten of de Commissie, worden deze werkzaamheden door de ACS-staat (staten) en de Gemeenschap gezamen- lijk verricht. Het ACS-EG-Comité voor samenwerking inzake ontwikkelingsfinanciering ziet erop toe dat de gezamenlijke activiteiten in het kader van de follow-up en evaluatie gezamenlijk worden uitgevoerd. Om het ACS-EG-Comité voor samenwerking inzake ontwikkelingsfinanciering bij te staan, worden de gezamenlijke follow-up en evaluaties door de Commissie en het Secretariaat- generaal van de ACS voorbereid en uitgevoerd en zij brengen daarover verslag uit aan het comité. Het comité stelt, bij de eerste bijeenkomst na de ondertekening van de overeenkomst, de werkwijze vast waardoor het gezamenlijke karakter van de werkzaamheden wordt gewaarborgd en keurt jaarlijks het werkprogramma goed.
2. De activiteiten in het kader van de follow-up en evaluatie moeten met name:
a) regelmatige en onafhankelijke beoordelingen van de activiteiten van het fonds verschaffen door de bereikte resultaten met de doelstellingen te vergelijken en aldus
b) de ACS-staten en de Commissie en de gemeenschappelijke instellingen in staat stellen de opgedane ervaring te gebruiken bij het ontwerp en de uitvoering van het toekomstig beleid en toekomstige activiteiten.
HOOFDSTUK 6
MET HET BEHEER EN DE UITVOERING BELASTE FUNCTIONARISSEN
ARTIKEL 34
Hoofdordonnateur
1. De Commissie wijst de hoofdordonnateur van het Fonds aan, die verantwoordelijk is voor het beheer van de kredieten van het Fonds. De hoofdordonnateur gaat de betalingsverplichtingen aan, verricht betaalbaarstellingen, verstrekt betalingsopdrachten en voert de boekhouding inzake de betalingsverplichtingen en betalingsopdrachten in het kader van het Fonds.
2. De hoofdordonnateur vervult de volgende taken:
a) hij gaat betalingsverplichtingen aan, verricht betaalbaarstellingen en verstrekt betalings- opdrachten; hij voert de boekhouding inzake de betalingsverplichtingen en betalings- opdrachten;
b) hij ziet erop dat de financieringsbesluiten in acht worden genomen;
c) in nauwe samenwerking met de nationale ordonnateur neemt hij de vereiste financiële maatregelen voor een in economisch en technisch opzicht optimale uitvoering van de goedgekeurde activiteiten en gaat daartoe de nodige betalingsverplichtingen aan;
d) hij bereidt het aanbestedingsdossier voor voordat de uitnodigingen tot inschrijving worden verstuurd voor:
i) openbare internationale aanbestedingen, en
ii) besloten internationale aanbestedingen met voorselectie;
e) hij hecht zijn goedkeuring aan het gunningvoorstel, onverminderd de bevoegdheden van het hoofd van de delegatie uit hoofde van artikel 36;
f) hij ziet erop toe dat de internationale aanbestedingen binnen een redelijke termijn worden gepubliceerd.
3. Aan het eind van elk toepassingsjaar stelt de hoofdordonnateur een gedetailleerde balans van het Fonds op, met opgave van het saldo van de door de lidstaten aan het Fonds overgemaakte bijdragen en van de totale uitgaven voor elke financieringsrubriek.
ARTIKEL 35
Nationale ordonnateur
1. De regering van elke ACS-staat wijst een nationale ordonnateur aan die haar vertegenwoordigt bij alle transacties voor rekening van het door de Commissie en de Bank beheerde Fonds. De nationale ordonnateur kan een deel van zijn taken delegeren; hij stelt de hoofdordonnateur in kennis van de door hem verrichte delegaties. De nationale ordonnateur:
a) is, in nauwe samenwerking met het hoofd van de delegatie, belast met de voorbereiding, de indiening en het onderzoek van de projecten en programma's;
b) doet, in nauwe samenwerking met het hoofd van de delegatie, oproepen tot het indienen van inschrijvingen voor lokale openbare aanbestedingen, neemt de inschrijvingen, zowel lokale als internationale (openbare en besloten), in ontvangst, zit voor bij de opening daarvan, stelt het resultaat van de opening vast, ondertekent de contracten en toegevoegde clausules en keurt de uitgaven goed;
c) legt voor de uitschrijving van lokale openbare aanbestedingen het aanbestedingsdossier voor aan het hoofd van de delegatie, die het goedkeurt binnen 30 dagen;
d) voltooit het onderzoek van de offertes binnen de geldigheidstermijn van de offertes, rekening houdend met de voor de goedkeuring van het contract vereiste termijn;
e) deelt het resultaat van het onderzoek van de inschrijvingen tezamen met een gunningvoorstel mee aan het hoofd van de delegatie die binnen de in artikel 36 gestelde termijn zijn goed- keuring verleent;
f) zorgt voor de betaalbaarstellingen en verstrekt de betalingsopdrachten binnen de grenzen van de hem toegekende kredieten;
g) neemt tijdens de uitvoering van de werkzaamheden alle vereiste aanpassingsmaatregelen voor een in economisch en technisch opzicht bevredigende uitvoering van de goedkeurde projecten en programma's.
2. Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden beslist de nationale ordonnateur - met kennisgeving aan het hoofd van de delegatie - over:
a) kleine technische wijzigingen en aanpassingen voorzover deze geen wijziging brengen in de gekozen technische oplossingen en voorzover zij binnen de voorzieningen voor aanpassingen blijven;
b) wijzigingen in de bestekken tijdens de uitvoering;
c) overschrijvingen van het ene artikel naar het andere binnen de bestekken;
d) wijziging van de plaats van uitvoering om technische, economische of sociale redenen in geval van meervoudige projecten of programma's;
e) toepassing of kwijtschelding van boeten wegens tijdslimietoverschrijding;
f) akten betreffende ontheffing van borgtochten;
g) aankopen op de plaatselijke markt, ongeacht de oorsprong;
h) gebruik van bouwmateriaal en -werktuigen die niet van oorsprong uit de lidstaten of de ACS- staten zijn en waarvoor in de lidstaten en de ACS-staten geen vergelijkbare productie bestaat;
i) onderaannemingen;
j) definitieve opleveringen, mits het hoofd van de delegatie aanwezig is bij de voorlopige oplevering en de desbetreffende processen-verbaal voor gezien tekent en zo nodig tevens bij de definitieve oplevering, met name wanneer bij de voorlopige oplevering zodanige aanmerkingen zijn gemaakt dat aanzienlijke correcties nodig zijn;
k) aanwerving van consulenten en andere deskundigen voor technische bijstand.
ARTIKEL 36
Hoofd van de delegatie
1. De Commissie wordt in elke ACS-staat of in elke regionale groep die daarom uitdrukkelijk verzoekt, met de goedkeuring van de betrokken ACS-staat of staten, vertegenwoordigd door een delegatie die onder de leiding staat van het hoofd van de delegatie. Indien het hoofd van de delegatie wordt aangesteld bij een groep ACS-staten, wordt het nodige gedaan om ervoor te zorgen dat het hoofd van de delegatie in elk der staten waar hij geen verblijf houdt, door een aldaar verblijf houdende adjunct wordt vertegenwoordigd. Het hoofd van de delegatie vertegenwoordigt de Commissie op alle gebieden die onder haar bevoegdheid vallen en voor al haar activiteiten.
2. Met het oog daarop heeft het hoofd van de delegatie, in nauwe samenwerking met de nationale ordonnateur, de volgende taken:
a) op verzoek van de betrokken ACS-staat neemt hij deel aan en verleent hij bijstand bij de voorbereiding van de projecten en programma's en bij de onderhandelingen over contracten inzake technische bijstand;
b) hij neemt deel aan het onderzoek van de projecten en programma's, aan de voorbereiding van de aanbestedingsdossiers en aan het zoeken van middelen om het onderzoek van projecten, programma's en uitvoeringsprocedures te vereenvoudigen;
c) hij bereidt de financieringsvoorstellen voor;
d) hij keurt, voordat de nationale ordonnateur ze bekendmaakt, de dossiers voor lokale openbare aanbestedingen en voor spoedhulp goed binnen 30 dagen nadat zij door de nationale ordonnateur aan hem zijn voorgelegd;
e) hij woont de opening der inschrijvingen bij en ontvangt afschriften van de inschrijvingen en van de resultaten van het desbetreffende onderzoek;
f) hij keurt binnen 30 dagen het hem door de nationale ordonnateur voorgelegde gunning- voorstel goed voor lokale openbare aanbestedingen, onderhandse overeenkomsten, opdrachten inzake spoedhulp, opdrachten voor diensten en voor werken met een waarde van minder dan 5 miljoen euro en opdrachten voor leveringen met een waarde van minder dan
1 miljoen euro;
g) voor alle niet hierboven genoemde contracten, keurt hij binnen 30 dagen het gunningvoorstel van de nationale ordonnateur goed wanneer aan de volgende voorwaarden is voldaan:
i) de gekozen offerte is de laagste van de offertes die voldoen aan de voorwaarden van het aanbestedingsdossier;
ii) de gekozen offerte voldoet aan de daarin vastgestelde selectiecriteria, en
iii) de gekozen offerte overschrijdt niet het voor de opdracht uitgetrokken krediet;
h) hij legt het gunningvoorstel ter goedkeuring voor aan de hoofdordonnateur wanneer niet is voldaan aan de onder g) genoemde voorwaarden; de hoofdordonnateur neemt een besluit binnen 60 dagen nadat het hoofd van de delegatie het voorstel heeft ontvangen. Wanneer het bedrag van de gekozen offerte het voor de opdracht uitgetrokken krediet overschrijdt, gaat de hoofdordonnateur, na goedkeuring van het contract, de nodige betalingsverplichtingen aan;
i) bij uitvoering in eigen beheer keurt hij de contractgen, toegevoegde clausules en bestekken alsmede de betalingsopdrachten van de nationale ordonnateur goed;
j) hij ziet erop toe dat de projecten en programma's die gefinancierd worden uit het door de Commissie beheerde Fonds in financieel en technisch opzicht goed worden uitgevoerd;
k) hij gaat, in samenwerking met de nationale autoriteiten van de ACS-staat waar hij de Commissie vertegenwoordigt, regelmatig over tot evaluatie van de activiteiten;
l) hij stelt de ACS-staat in kennis van alle gegevens en relevante documenten betreffende de uitvoeringsprocedure voor de samenwerking inzake ontwikkelingsfinanciering, met name wat betreft de beoordelingscriteria en de criteria voor het evalueren van de inschrijvingen; en
m) hij brengt op gezette tijden de nationale autoriteiten op de hoogte van de activiteiten van de Gemeenschap die rechtstreeks van belang kunnen zijn voor de samenwerking tussen de Gemeenschap en de ACS-staten.
3. Het hoofd van de delegatie ontvangt de nodige instructies en bevoegdheden om alle activiteiten in het kader van de overeenkomst gemakkelijk en vlot te laten verlopen. De nationale ordonnateurs en de Raad van ministers worden in kennis gesteld van alle andere administratieve en/of financiële bevoegdheden die aan het hoofd van de delegatie worden gedelegeerd dan die welke in dit artikel worden beschreven.
ARTIKEL 37
Betalingen en betalingsgemachtigden
1. Voor het verrichten van betalingen in de nationale valuta van de ACS-staten worden in elke ACS-staat op naam van de Commissie in de valuta van één van de lidstaten of in euro uitgedrukte rekeningen geopend bij een gezamenlijk door de ACS-staat en de Commissie gekozen nationale
financiële overheids- of semi-overheidsinstelling, die de functie van nationale betalingsgemachtigde uitoefent.
2. De nationale betalingsgemachtigde ontvangt geen vergoeding voor de door hem verleende diensten en over de deposito's is geen rente verschuldigd. De lokale rekeningen worden, op basis van een raming van de toekomstige liquiditeitsbehoeften en voldoende tijdig om verplichting tot vóórfinanciering door de ACS-staten en vertragingen bij de betalingen te voorkomen, door de Gemeenschap van middelen voorzien in de valuta van een van de lidstaten of in euro.
3. Voor het verrichten van betalingen in euro worden op naam van de Commissie in euro uitge- drukte rekeningen geopend bij financiële instellingen in de lidstaten. Deze instellingen oefenen de functie van betalingsgemachtigde in Europa uit.
4. Ten laste van deze Europese rekeningen kunnen overeenkomstig de instructies van de Commissie of het namens haar optredende hoofd van de delegatie betalingen worden verrichting in opdracht van de nationale ordonnateur of van de hoofdordonnateur met voorafgaande goedkeuring van de nationale ordonnateur.
5. Binnen de grenzen van de op de rekeningen beschikbare middelen verrichten de betalings- gemachtigden de betalingen waarvoor een opdracht is verstrekt door de nationale ordonnateur of, in voorkomend geval, de hoofdordonnateur, na de juistheid en de regelmatigheid van de ingediende bewijsstukken alsmede de geldigheid van de betalingskwijting te hebben geverifieerd.
6. De procedures inzake betaalbaarstelling, betalingsopdrachten en betaling van de uitgaven moeten afgewikkeld zijn binnen een termijn van ten hoogste 90 dagen na de vervaldag. Uiterlijk 45 dagen vóór de vervaldag geeft de nationale ordonnateur opdracht tot betaling en stelt hij het hoofd van de delegatie daarvan in kennis.
7. Claims inzake betalingsachterstand komen ten laste van de eigen middelen van de betrokken ACS-staat of ACS-staten en van de Commissie, elk voor het deel van de achterstand waarvoor zij overeenkomstig bovengenoemde procedures verantwoordelijk zijn.
8. De betalingsgemachtigden, de nationale ordonnateur, het hoofd van de delegatie en de bevoegde diensten van de Commissie blijven financieel aansprakelijk totdat de transacties met de uitvoering waarvan zij zijn belast, definitief door de Commissie zijn goedgekeurd.
BIJLAGE V
HANDELSREGELING DIE TIJDENS DE IN ARTIKEL 37, LID 1, BEDOELDE VOORBEREIDINGSPERIODE VAN TOEPASSING IS
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE HANDELSREGELINGEN
ARTIKEL 1
Producten van oorsprong uit de ACS-staten worden in de Gemeenschap vrij van douanerechten en heffingen van gelijke werking ingevoerd.
a) Voor producten van oorsprong uit de ACS-staten:
- die in bijlage I bij het Verdrag zijn vermeld en die onder een gemeenschappelijke marktordening vallen in de zin van artikel 34 van het Verdrag, of
- waarop, bij invoer in de Gemeenschap, bijzondere voorschriften van toepassing zijn die voortvloeien uit de tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijke landbouwbeleid,
neemt de Gemeenschap de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat zij voor een gunstiger behandeling in aanmerking komen dan dezelfde producten uit derde landen waarop de meest- begunstigingsclausule van toepassing is.
b) Indien de ACS-staten, tijdens de toepassing van deze overeenkomst, verzoeken dat nieuwe lijnen landbouwproductie of landbouwproducten die bij de inwerkingtreding van deze overeenkomst niet voor bijzondere regelingen in aanmerking kwamen, toch voor deze regelingen in aanmerking komen, zal de Gemeenschap deze verzoeken in overleg met de ACS-staten onderzoeken.
c) In afwijking van het bovenstaande zal de Gemeenschap, gezien de bijzondere betrekkingen en de bijzondere aard van de ACS-EG-samenwerking, de verzoeken van ACS-staten voor een preferentiële toegang voor hun landbouwproducten tot de markt van de Gemeenschap per geval onderzoeken en zal zij haar besluiten ten aanzien van deze met redenen omklede verzoeken zo mogelijk binnen vier maanden, en in ieder geval binnen zes maanden, na de indiening mededelen.
In het kader van punt a) neemt de Gemeenschap haar besluiten met name onder verwijzing naar concessies aan derde landen die ontwikkelingslanden zijn. Zij houdt rekening met de mogelijkheden die het op de markt brengen van producten buiten het normale seizoen biedt.
d) De onder a) bedoelde regelingen treden in werking op het tijdstip waarop deze overeenkomst in werking treedt en blijven van toepassing tijdens de duur van de in artikel 37, lid 1, bedoelde voorbereidingsperiode.
Echter, indien de Gemeenschap, tijdens deze periode:
- de gemeenschappelijke marktordening of bijzondere voorschriften uit hoofde van de tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijke landbouwbeleid op een of meer producten van toepassing verklaart, behoudt zij zich het recht voor de invoerregeling voor deze producten van oorsprong uit de ACS-staten aan te passen, na overleg in de Raad van Ministers. In dit geval is het bepaalde onder a) van toepassing;
- de gemeenschappelijke marktordening voor een bepaald product of de bijzondere voor- schriften uit hoofde van de tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijke landbouw- beleid wijzigt, behoudt zij zich het recht voor de regeling voor dat product van oorsprong uit de ACS-staten te wijzigen, na overleg in de Raad van Ministers. In dit geval neemt de Gemeenschap maatregelen om ervoor te zorgen dat het product van oorsprong uit de ACS-staten een behandeling verkrijgt die vergelijkbaar is met de eerder verkregen behandeling en die gunstiger is ten opzichte van het product uit derde landen dat voor de meestbegunstigingsclausule in aanmerking komt.
e) Wanneer de Gemeenschap voornemens is een preferentiële overeenkomst met derde landen te sluiten, deelt zij dit aan de ACS-staten mede. Overleg zal plaatsvinden indien de ACS-staten hierom verzoeken ten einde hun belangen te beschermen.
ARTIKEL 2
1. De Gemeenschap past geen kwantitatieve beperkingen of maatregelen van gelijke werking bij invoer van producten van oorsprong uit de ACS-staten.
2. Lid 1 vormt geen beletsel voor verboden of beperkingen op de invoer, uitvoer of doorvoer uit hoofde van de bescherming van de openbare zedelijkheid, de openbare orde, de openbare veilig- heid, de volksgezondheid en het leven van personen, dieren of planten, de bescherming van het nationaal artistiek, historisch en archeologisch erfgoed, het behoud van niet-vernieuwbare natuur- lijke hulpbronnen, indien deze maatregelen gepaard gaan met beperkingen op de binnenlandse productie of het binnenlandse verbruik, of uit hoofde van de bescherming van de industriële en commerciële eigendom.
3. Deze verboden of beperkingen mogen echter geen middel tot willekeurige discriminatie of een verkapte beperking van de handel in het algemeen vormen.
Wanneer de tenuitvoerlegging van de in lid 2 bedoelde maatregelen tegen de belangen van een of meer ACS-staten indruist, wordt op verzoek van deze ACS-staten overleg gepleegd om tot een bevredigende oplossing te komen.
ARTIKEL 3
1. Wanneer nieuwe maatregelen of maatregelen die zijn voorzien in programma's van de Gemeen- schap ter harmonisering van de wetgevingen met het oog op de vereenvoudiging van het goederen- verkeer nadelige gevolgen kunnen hebben voor een of meer ACS-staten stelt de Gemeenschap, alvorens zij dergelijke maatregelen neemt, de ACS-staten hiervan via de Raad van Ministers in kennis.
2. Om het de Gemeenschap mogelijk te maken de belangen van de betrokken ACS-staat in aanmerking te nemen, wordt op verzoek van deze ACS-staat overleg gepleegd om tot een bevredigende oplossing te komen.
ARTIKEL 4
1. Wanneer de bestaande wetgeving van de Gemeenschap ter vereenvoudiging van het goederen- verkeer nadelige gevolgen heeft voor een of meer ACS-staten of wanneer deze nadelige gevolgen door de interpretatie, de toepassing of het beheer van deze wetgeving ontstaan, wordt op verzoek van deze ACS-staat of -staten overleg gepleegd om tot een bevredigende oplossing te komen.
2. Met het oog op het vinden van een bevredigende oplossing kunnen de ACS-staten ook andere problemen aan de Raad van Ministers voorleggen die verband houden met het goederenverkeer en die het gevolg kunnen zijn van maatregelen die de lidstaten hebben genomen of voornemens zijn te nemen.
3. Ter bevordering van een doelmatig overleg stellen de betrokken instellingen van de Gemeen- schap de Raad van Ministers zoveel mogelijk van dergelijke maatregelen in kennis.
ARTIKEL 5
1. Van de ACS-staten wordt niet geëist dat zij, ten aanzien van de invoer van producten van oorsprong uit de Gemeenschap, verplichtingen op zich nemen die overeenstemmen met de verplichtingen die de Gemeenschap op grond van deze bijlage op zich heeft genomen ten aanzien van de invoer van producten van oorsprong uit de ACS-staten.
a) In hun handel met de Gemeenschap maken de ACS-staten geen onderscheid tussen de lidstaten en geven zij de Gemeenschap geen minder gunstige behandeling dan die van de meestbegunstigde natie.
b) De onder a) bedoelde behandeling van de meestbegunstigde natie is niet van toepassing op de handel of de economische betrekkingen tussen de ACS-staten of tussen een of meer ACS- staten en andere ontwikkelingslanden.
ARTIKEL 6
Elke Partij bij de overeenkomst deelt haar douanetarieven binnen drie maanden na de inwerking- treding van deze overeenkomst aan de Raad van Ministers mede. Elke Partij bij de overeenkomst deelt ook wijzigingen op de douanetarieven mede zodra deze in werking treden.
ARTIKEL 7
1. Voor de toepassing van deze bijlage worden het begrip "product van oorsprong" en de methoden van administratieve samenwerking in verband hiermede in het hieraan gehechte Protocol 1 omschreven.
2. De Raad van Ministers kan wijzigingen in Protocol 1 aanbrengen.
3. Wanneer het begrip "product van oorsprong" voor een bepaald product niet overeenkomstig de leden 1 en 2 is omschreven, blijft elke Partij bij de overeenkomst haar eigen regels toepassen.
ARTIKEL 8
1. Wanneer een product in dermate toegenomen hoeveelheden en op zulke voorwaarden in de Gemeenschap wordt ingevoerd dat de binnenlandse producenten van het soortgelijke of rechtstreeks concurrerende product hierdoor schade lijden of dreigen te lijden of dat een economische sector hierdoor ernstig verstoord is geraakt of dreigt te raken of dat hierdoor problemen zijn ontstaan of dreigen te ontstaan die de economische situatie van een regio ernstig kunnen verstoren, kan de Gemeenschap overeenkomstig de in artikel 9 omschreven procedures passende maatregelen nemen.
2. De Gemeenschap verbindt zich ertoe geen andere middelen aan te wenden voor protectionistische doeleinden of ter belemmering van de structurele ontwikkeling. De Gemeenschap neemt geen vrijwaringsmaatregelen van gelijke werking.
3. Vrijwaringsmaatregelen worden beperkt tot die maatregelen die de handel tussen de Partijen bij de overeenkomst, ter bevordering van de doelstellingen van deze overeenkomst, het minst verstoren. Deze maatregelen mogen niet ingrijpender zijn dan strikt noodzakelijk is om de problemen op te lossen die zich hebben voorgedaan.
4. Bij het nemen van vrijwaringsmaatregelen wordt rekening gehouden met de bestaande omvang van de uitvoer vanuit het (de) betrokken ACS-sta(a)t(en) naar de Gemeenschap en de ontwikkelingsmogelijkheden van deze uitvoer. Er zal bijzondere aandacht worden besteed aan de belangen van de minstontwikkelde insulaire of niet aan zee grenzende ACS-staten.
ARTIKEL 9
1. Voordat de vrijwaringsclausule wordt toegepast, vindt overleg plaats, zowel bij de vaststelling als bij de verlenging van vrijwaringsmaatregelen. De Gemeenschap zal de ACS-staten alle informatie verstrekken die voor dit overleg noodzakelijk is alsmede de gegevens waaruit kan worden opgemaakt in welke mate de invoer van een bepaald product uit een ACS-staat de in artikel 8, lid 1, bedoelde gevolgen heeft gehad.
2. Zodra het overleg heeft plaatsgevonden treden de vrijwaringsmaatregelen of de tussen de betrokken ACS-staten en de Gemeenschap overeengekomen regelingen in werking.
3. Het in de leden 1 en 2 bedoelde voorafgaande overleg verhindert niet dat de Gemeenschap, overeenkomstig artikel 8, lid 1, onmiddellijk besluiten neemt wanneer dit op grond van bijzondere factoren noodzakelijk is.
4. Om het onderzoek naar factoren die de markt kunnen verstoren te vereenvoudigen, wordt een statistisch toezicht ingesteld op de invoer van bepaalde ACS-producten in de Gemeenschap.
5. De Partijen bij de overeenkomst plegen regelmatig overleg teneinde bevredigende oplossingen te vinden voor problemen die uit de toepassing van de vrijwaringsclausule kunnen voortvloeien.
6. Op het voorafgaand overleg, het geregelde overleg en het toezicht als bedoeld in de leden 1 tot en met 5 zijn de regels van toepassing die zijn opgenomen in het hieraan gehechte Protocol 2.
ARTIKEL 10
De Raad van Ministers onderzoekt op verzoek van een betrokken Partij bij de overeenkomst de economische en sociale gevolgen van de toepassing van de vrijwaringsclasule.
ARTIKEL 11
Wanneer vrijwaringsmaatregelen worden vastgesteld, gewijzigd of ingetrokken, wordt bijzondere aandacht geschonken aan de belangen van de minstontwikkelde, niet aan zee grenzende en insulaire ACS-staten.
ARTIKEL 12
De Partijen bij de overeenkomst informeren en raadplegen elkaar om ervoor te zorgen dat deze bijlage daadwerkelijk ten uitvoer wordt gelegd.
Naast de gevallen waarvoor, bij de leden 2 tot en met 9, specifiek in overleg is voorzien, vindt overleg, op verzoek van de Gemeenschap of van de ACS-staten, met name ook plaats in de volgende gevallen:
1) wanneer de Partijen bij de overeenkomst voornemens zijn handelsmaatregelen te treffen die de belangen van een of meer partijen bij deze overeenkomst kunnen schaden, delen zij dit mede aan de Raad van Ministers. Op verzoek van de betrokken Partijen bij de overeenkomst vindt overleg plaats ten einde rekening te houden met de belangen van de verschillende partijen;
2) indien de ACS-staten, tijdens de geldigheidsduur van de bijlage, van oordeel zijn dat de in lid 1, onder 2 a), bedoelde landbouwproducten die niet onder een bijzondere regeling vallen, eveneens voor deze bijzondere regeling in aanmerking dienen te komen, kan in de Raad van Ministers overleg worden gepleegd;
3) wanneer een Partij bij de overeenkomst van oordeel is dat de bestaande voorschriften van een andere Partij bij de overeenkomst of de interpretatie, de toepassing of het beheer van die voor- schriften een belemmeringen vormen voor het goederenverkeer;
4) wanneer de Gemeenschap vrijwaringsmaatregelen neemt op grond van artikel 8 van deze bijlage, kan op verzoek van de betrokken Partijen bij de overeenkomst in de Raad van Ministers overleg over deze maatregelen worden gepleegd, met name om erop toe te zien dat aan de voorwaarden van lid 8, onder 3, is voldaan.
Dit overleg moet binnen drie maanden zijn beëindigd.
HOOFDSTUK 2
BIJZONDERE VERBINTENISSEN INZAKE SUIKER, RUND- EN KALFSVLEES
ARTIKEL 13
1. Overeenkomstig artikel 25 van de op 28 februari 1975 ondertekende ACS-EEG-Overeenkomst van Lomé en Protocol 3 bij die overeenkomst, heeft de Gemeenschap zich er voor onbepaalde tijd toe verbonden, onverminderd de andere bepalingen van deze overeenkomst, bepaalde hoeveelheden rietsuiker, ruw of wit, van oorsprong uit de ACS-staten die rietsuiker produceren en exporteren en die zich ertoe verbonden hebben deze hoeveelheden aan de Gemeenschap te leveren, tegen gegarandeerde prijzen aan te kopen en in te voeren.
2. De voorwaarden voor de tenuitvoerlegging van bovengenoemd artikel 25 zijn in het in lid 1 genoemde Protocol 3 opgenomen. De tekst van het Protocol is als Protocol 3 bij deze bijlage gevoegd.
3. Artikel 8 van deze bijlage is in het kader van genoemd Protocol niet van toepassing.
4. Voor de toepassing van artikel 8 van genoemd Protocol kunnen de instellingen die op grond van deze overeenkomst zijn opgericht tijdens de geldigheidsduur van deze overeenkomst worden gebruikt.
5. Artikel 8, lid 2, van genoemd Protocol is van toepassing indien de werking van deze overeen- komst wordt opgeschort.
6. De verklaringen in de bijlagen XIII, XXI en XXII van de Slotakte bij de op 28 februari 1975 ondertekende ACS-EEG-Overeenkomst van Lomé worden opnieuw bevestigd en de daarin vervatte bepalingen blijven van toepassing. Deze verklaringen zijn als dusdanig aan Protocol 3 gehecht.
7. Dit artikel en Protocol 3 zijn niet van toepassing op de betrekkingen tussen de ACS-staten en de Franse overzeese departementen.
ARTIKEL 14
De bijzondere verbintenis inzake rund- en kalfsvlees, als in het hieraan gehechte Protocol 4 omschreven, is van toepassing.
HOOFDSTUK 3 SLOTBEPALINGEN
ARTIKEL 15
De aan deze bijlage gehechte Protocollen maken deel uit van deze bijlage.
PROTOCOL 1
BETREFFENDE DE DEFINITIE VAN HET BEGRIP "PRODUCTEN VAN OORSPRONG" EN
DE METHODEN VAN ADMINISTRATIEVE SAMENWERKING
INHOUDSOPGAVE
TITEL I: ALGEMENE BEPALINGEN
Artikelen
1. Definities
TITEL II: DEFINITIE VAN HET BEGRIP "PRODUCTEN VAN OORSPRONG"
Artikelen
2. Algemene voorwaarden
3. Geheel en al verkregen producten
4. Toereikende bewerking of verwerking
5. Ontoereikende bewerking of verwerking
6. Cumulatie van de oorsprong
7. Determinerende eenheid
8. Accessoires, vervangingsonderdelen en gereedschappen
9. Stellen of assortimenten
10. Neutrale elementen
TITEL III: TERRITORIALE VOORWAARDEN
Artikelen
11. Territorialiteitsbeginsel
12. Rechtstreeks vervoer
13. Tentoonstellingen
TITEL IV: BEWIJS VAN DE OORSPRONG
Artikelen
14. Algemene voorwaarden
15. Procedure voor de afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1
16. Afgifte achteraf van EUR.1-certificaten
17. Afgifte van een duplicaat van een EUR.1- certificaat
18. Afgifte van een EUR.1-certificaat aan de hand van een eerder opgesteld of afgegeven bewijs van de oorsprong
19. Voorwaarden voor het opstellen van een factuurverklaring
20. Toegelaten exporteur
21. Geldigheid van het bewijs van de oorsprong
22. Douanevervoerprocedure
23. Overlegging van het bewijs van de oorsprong
24. Invoer in deelzendingen
25. Vrijstelling van het bewijs van de oorsprong
26. Informatieprocedure in verband met de cumulatie van de oorsprong
27. Bewijsstukken
28. Bewaring van het bewijs van de oorsprong en de bewijsstukken
29. Verschillen en vormfouten
30. In euro uitgedrukte bedragen
TITEL V: REGELINGEN VOOR ADMINISTRATIEVE SAMENWERKING
Artikelen
31. Wederzijdse bijstand
32. Controle van de oorsprongsbewijzen
33. Controle van de leveranciersverklaringen
34. Regeling van geschillen
35. Sancties
36. Vrije zones
37. Comité Douanesamenwerking
38. Afwijkingen
TITEL VI: CEUTA EN MELILLA
Artikelen
39. Bijzondere voorwaarden
TITEL VII: SLOTBEPALINGEN
Artikelen
40. Herziening van de oorsprongsregels
41. Bijlagen
42. Tenuitvoerlegging
INHOUDSOPGAVE BIJLAGEN
- Bijlage I: Aantekeningen bij de lijst in bijlage II
- Bijlage II: Lijst van oorsprongverlenende be- of verwerkingen
Bijlage III: Lijst van de in artikel 3 bedoelde landen en gebieden overzee
- Bijlage IV: Certificaat inzake goederenverkeer EUR.1
- Bijlage V: Factuurverklaring
- Bijlage VI A: Leveranciersverklaring voor producten van preferentiële oorsprong
- Bijlage VI B: Leveranciersverklaring voor producten die niet van preferentiële oorsprong zijn
- Bijlage VII: Inlichtingenblad
- Bijlage VIII: Formulier voor het verzoek om een afwijking
- Bijlage IX: Be- of verwerking van textielmaterialen uit in artikel 6, lid 10, van dit Protocol bedoelde ontwikkelingslanden die het karakter van product van oorsprong uit een ACS-land verlenen
- Bijlage X: Textielproducten die zijn uitgesloten van de in artikel 6, lid 11, van dit Protocol bedoelde cumulatieprocedure met bepaalde ontwikkelingslanden
- Bijlage XI: Producten waarop de in artikel 6, lid 3, bedoelde cumulatie met Zuid-Afrika wordt toegepast drie jaar na de voorlopige toepassing van de Overeenkomst inzake Handel, Ontwikkeling en Samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Zuid-Afrika
- Bijlage XII: Producten waarop de in artikel 6, lid 3, bedoelde cumulatie met Zuid-Afrika wordt toegepast zes jaar na de voorlopige toepassing van de Overeenkomst inzake Handel, Ontwikkeling en Samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Zuid-Afrika
- Bijlage XIII: Producten waarop artikel 6, lid 3, niet van toepassing is
- Bijlage XIV: Visserijproducten waarop artikel 6, lid 3, tijdelijk niet van toepassing is
- Bijlage XV: Gemeenschappelijke verklaring inzake cumulatie
TITEL I ALGEMENE BEPALINGEN
ARTIKEL 1
Definities Voor de toepassing van dit Protocol wordt verstaan onder:
a) "vervaardiging": elke soort be- of verwerking, met inbegrip van assemblage of speciale behandelingen;
b) "materiaal": alle ingrediënten, grondstoffen, componenten, delen enz., die bij de vervaardiging van het product worden gebruikt;
c) "product": het verkregen product, zelfs indien het bestemd is om later bij de vervaardiging van een ander product te worden gebruikt;
d) "goederen": zowel materialen als producten;
e) "douanewaarde": de waarde zoals bepaald bij de Overeenkomst inzake de toepassing van artikel VII van de Algemene Overeenkomst betreffende tarieven en handel van 1994 (Overeenkomst inzake de douanewaarde van de WTO);
f) "prijs af fabriek": de prijs die voor het product af fabriek is betaald aan de fabrikant in wiens onderneming de laatste be- of verwerking is verricht, voorzover in die prijs de waarde is begrepen van alle gebruikte materialen, verminderd met alle binnenlandse belastingen die worden of kunnen worden terugbetaald wanneer het verkregen product wordt uitgevoerd;
g) "waarde van de materialen": de douanewaarde ten tijde van de invoer van de gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn, of, indien deze niet bekend is en niet kan worden vast- gesteld, de eerste controleerbare prijs die voor de materialen in het betrokken gebied is betaald;
h) "waarde van de materialen van oorsprong": de waarde van deze materialen als omschreven onder g), welke omschrijving van dienovereenkomstige toepassing is;
i) "toegevoegde waarde": de prijs af fabriek verminderd met de douanewaarde van de in de Gemeenschap, de ACS-staten of de landen en gebieden overzee (LGO's) ingevoerde materialen uit derde landen;
j) "hoofdstukken" en "posten": de hoofdstukken en posten (viercijfercodes) van de nomenclatuur die het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en codering van goederen vormt, in dit Protocol "het geharmoniseerde systeem" of "GS" genoemd;
k) "ingedeeld": de indeling van een product of materiaal onder een bepaalde post;
l) "zending": producten die gelijktijdig van een exporteur naar een geadresseerde worden verzonden of die vergezeld gaan van een enkel vervoersdocument dat de verzending van de exporteur naar de geadresseerde dekt, of bij gebreke daarvan, een enkele factuur;
m) "gebieden": ook de territoriale wateren.
TITEL II
OMSCHRIJVING VAN HET BEGRIP "PRODUCTEN VAN OORSPRONG"
ARTIKEL 2
Algemene voorwaarden
1. Voor de toepassing van de bepalingen inzake de samenwerking op het gebied van de handel van bijlage V worden de volgende producten beschouwd van oorsprong te zijn uit de ACS-staten:
a) geheel en al in de ACS-staten verkregen producten in de zin van artikel 3 van dit Protocol;
b) in de ACS-staten verkregen producten, waarin materialen zijn verwerkt die daar niet geheel en al zijn verkregen, mits deze materialen in de ACS-staten een be- of verwerking hebben ondergaan die toereikend is in de zin van artikel 4 van dit Protocol.
2. Voor de toepassing van lid 1 worden de gebieden van de ACS-staten als één gebied beschouwd.
Product van oorsprong die gemaakt zijn van materialen die geheel en al zijn verkregen in twee of meer ACS-staten of die daar een toereikende be- of verwerking hebben ondergaan, worden geacht van oorsprong te zijn uit de ACS-staat waar de laatste be- of verwerking heeft plaatsgevonden, mits deze be- of verwerking ingrijpender was dan de in artikel 5 van dit Protocol genoemde be- of verwerkingen.
ARTIKEL 3
Geheel en al verkregen producten
1. Als geheel en al verkregen in de ACS-staten, de Gemeenschap of de in bijlage III genoemde landen en gebieden, hierna "de LGO's" genoemd, worden beschouwd:
a) aldaar uit de bodem of zeebodem gewonnen producten;
b) aldaar geoogste producten van het plantenrijk;
c) aldaar geboren en opgefokte levende dieren;
d) producten afkomstig van aldaar opgefokte levende dieren;
e) voortbrengselen van de aldaar bedreven jacht en visserij;
f) producten van de zeevisserij en andere door hun schepen buiten de territoriale wateren uit de zee gewonnen producten;
g) producten uitsluitend uit de onder f) bedoelde producten aan boord van hun fabrieksschepen vervaardigd;
h) aldaar verzamelde gebruikte artikelen die slechts voor de terugwinning van grondstoffen kunnen dienen, met inbegrip van gebruikte banden die uitsluitend geschikt zijn om van een nieuw loopvlak te worden voorzien of slechts als afval kunnen worden gebruikt;
i) afval en schroot afkomstig van aldaar verrichte fabrieksbewerkingen;
j) producten, gewonnen uit de zeebodem of -ondergrond buiten de territoriale wateren, mits zij alleen het recht hebben op ontginning van deze bodem of ondergrond;
k) goederen die aldaar uitsluitend uit de onder a) tot en met j) bedoelde producten zijn vervaardigd.
2. De termen "hun schepen" en "hun fabrieksschepen" in lid 1, onder f) en g), zijn slechts van toepassing op schepen en fabrieksschepen:
a) die in een lidstaat van de Gemeenschap, een ACS-staat of een LGO zijn ingeschreven of geregistreerd;
b) die de vlag van een lidstaat van de Gemeenschap, van een ACS-staat of van een LGO voeren;
c) die voor ten minste 50 procent toebehoren aan onderdanen van staten die partij zijn bij de Overeenkomst, of van een LGO, of aan een onderneming die haar hoofdkantoor in een van deze staten of een LGO heeft en waarvan de voorzitter van de raad van bestuur of van toezicht en de meerderheid van de leden van deze raad onderdanen zijn van staten die partij zijn bij de overeenkomst, of van een LGO, en waarvan bovendien, in het geval van personenvennoot- schappen of vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid, ten minste de helft van het kapitaal toebehoort aan staten die partij zijn bij de overeenkomst of aan openbare lichamen of onderdanen van deze staten of van een LGO;
d) waarvan de bemanning, kapitein en officieren inbegrepen, voor ten minste 50% bestaat uit onderdanen van staten die partij zijn bij de overeenkomst of van een LGO.
3. Onverminderd lid 2 erkent de Gemeenschap, op verzoek van een ACS-staat, op de volgende voorwaarden dat door die ACS-staat gehuurde of geleasde vaartuigen als "zijn vaartuigen" worden beschouwd waarmee in de exclusieve economische zone visserijactiviteiten worden beoefend:
- de ACS-staat heeft de Gemeenschap aangeboden over een visserijovereenkomst te onder- handelen en de Gemeenschap heeft dit aanbod niet aanvaard;
- ten minste 50% van de bemanning, kapitein en officieren inbegrepen, bestaan uit onderdanen van staten die partij zijn bij de overeenkomst of van een LGO;
- het huur- of leasecontract is door het ACS-EG-Comité Douanesamenwerking aanvaard als een geschikte wijze om het vermogen van de betrokken ACS-staat te ontwikkelen om voor eigen rekening te vissen, met name indien de betrokken ACS-staat op grond van dit contract gedurende een beduidende periode verantwoordelijk is voor het nautische en commerciële beheer van het te zijner beschikking geplaatste vaartuig.
ARTIKEL 4
Toereikende bewerking of verwerking
1. Voor de toepassing van dit Protocol worden niet geheel en al verkregen producten geacht in de ACS-staten, de Gemeenschap of de LGO's een toereikende bewerking of verwerking te hebben ondergaan, wanneer aan de voorwaarden van de lijst in bijlage II is voldaan.
Deze voorwaarden geven voor alle onder de Overeenkomst vallende producten aan welke be- of verwerkingen niet van oorsprong zijnde materialen bij de vervaardiging van deze producten moeten ondergaan en zijn slechts op deze materialen van toepassing. Hieruit volgt dat wanneer een product de oorsprong heeft verkregen doordat het aan de voorwaarden in die lijst heeft voldaan, als materiaal gebruikt wordt bij de vervaardiging van een ander product, de voorwaarden die van toepassing zijn op het product waarin het wordt verwerkt daarvoor niet gelden. Er wordt dan geen rekening gehouden met de niet van oorsprong zijnde materialen die bij de vervaardiging ervan kunnen zijn gebruikt.
2. In afwijking van lid 1 kunnen niet van oorsprong zijnde materialen die volgens de voorwaarden in de lijst bij de vervaardiging van een bepaald product niet mogen worden gebruikt, in de volgende gevallen toch worden gebruikt:
a) wanneer de totale waarde ervan niet meer dan 15% bedraagt van de prijs af fabriek van het product;
b) wanneer een in de lijst vermelde maximumwaarde voor niet van oorsprong zijnde materialen door de toepassing van dit lid niet wordt overschreden.
3. De leden 1 en 2 zijn van toepassing behoudens het bepaalde in artikel 5.
ARTIKEL 5
Ontoereikende bewerking of verwerking
1. Onverminderd lid 2, worden de volgende be- of verwerkingen als ontoereikend beschouwd om de oorsprong te verlenen, ongeacht of aan de voorwaarden van artikel 4 is voldaan:
a) behandelingen om de producten tijdens vervoer en opslag in goede staat te bewaren (luchten, uitspreiden, drogen, koelen, in water zetten waaraan zout, zwaveldioxide of andere producten zijn toegevoegd, verwijderen van beschadigde gedeelten en soortgelijke behandelingen);
b) eenvoudige behandelingen zoals stofvrij maken, zeven, sorteren, classificeren, assorteren (daaronder begrepen het samenstellen van sets van artikelen), wassen, verven en snijden;
c) i) veranderen van verpakkingen, splitsen en samenvoegen van xxxxx;
ii) eenvoudig verpakken in flessen, zakken, etuis, dozen of blikken, bevestigen op kaartjes of plankjes, enz., en alle andere eenvoudige handelingen in verband met de opmaak;
d) het aanbrengen van merken, etiketten en soortgelijke onderscheidingstekens op de producten zelf of op hun verpakkingen;
e) eenvoudig mengen van producten, ook van verschillende soorten, indien een of meer bestand- delen van het mengsel niet voldoen aan de voorwaarden van dit Protocol om als producten van oorsprong uit een ACS-staat, de Gemeenschap of de LGO's te worden beschouwd;
f) eenvoudig samenvoegen van delen tot een volledig product;
g) twee of meer van de onder a) tot en met f) vermelde behandelingen tezamen;
h) het slachten van dieren.
2. Alle be- en verwerkingen die een product in hetzij de ACS-staten, de Gemeenschap of LGO's heeft ondergaan worden tezamen genomen om te bepalen of deze ontoereikend zijn in de zin van lid 1.
ARTIKEL 6
Cumulatie van de oorsprong Cumulatie met de LGO's en de Gemeenschap
1. Materialen van oorsprong uit de Gemeenschap of de LGO's worden beschouwd van oorsprong te zijn uit de ACS-staten indien zij in een aldaar verkregen product zijn opgenomen. Het is niet nood- zakelijk dat deze materialen een toereikende be- of verwerking hebben ondergaan, mits zij evenwel een be- of verwerking hebben ondergaan die ingrijpender is dan de in artikel 5 genoemde be- of verwerkingen.
2. Be- en verwerkingen die in de Gemeenschap of de LGO's zijn verricht worden geacht in de ACS- staten te zijn verricht wanneer de materialen in de ACS-staten een verdere be- of verwerking onder- gaan.
Cumulatie met Zuid-Afrika
3. Onder voorbehoud van de leden 4, 5, 6, 7 en 8 worden materialen van oorsprong uit Zuid-Afrika als van oorsprong uit de ACS-staten beschouwd wanneer zij zijn opgenomen in een aldaar verkregen product. Zij behoeven geen toereikende be- of verwerking te hebben ondergaan.
4. Producten die op grond van lid 3 de oorsprong hebben verkregen worden uitsluitend als producten van oorsprong uit de ACS-staten beschouwd wanneer de aldaar toegevoegde waarde hoger is dan de waarde van de gebruikte materialen van oorsprong uit Zuid-Afrika. Indien dit niet het geval is, worden de betrokken producten als producten van oorsprong uit Zuid-Afrika beschouwd. Bij het bepalen van de oorsprong wordt geen rekening gehouden met materialen van oorsprong uit Zuid-Afrika die in de ACS-staten een toereikende be- of verwerking hebben ondergaan.
5. De in lid 3 bedoelde cumulatie kan eerst na drie jaar worden toegepast voor de in bijlage XI genoemde producten en eerst na zes jaar voor de in bijlage XII genoemde producten vanaf de voorlopige toepassing van de Overeenkomst inzake Handel, Ontwikkeling en Samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en Zuid-Afrika. De in lid 3 bedoelde cumulatie is niet van toepassing op de in bijlage XIII bedoelde producten.
6. Onverminderd lid 5 kan de in lid 3 bedoelde cumulatie op verzoek van de ACS-staten worden toegepast voor de in de bijlagen XI en XII genoemde producten. Het ACS-EG-Comité van Ambassadeurs neemt hierover, op verzoek van ACS-staten, per product een besluit, op grond van een door het ACS-EG-Comité Douanesamenwerking overeenkomstig artikel 37 opgesteld verslag. Bij het onderzoek van de verzoeken wordt rekening gehouden met het risico van een ontwijking van de handelsbepalingen van de Overeenkomst inzake Handel, Ontwikkeling en Samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en Zuid-Afrika.
7. De in lid 3 bedoelde cumulatie is uitsluitend van toepassing op de in bijlage XIV genoemde producten wanneer de rechten op deze producten in het kader van de Overeenkomst inzake Handel, Ontwikkeling en Samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en Zuid-Afrika zijn afgeschaft. De Europese Commissie maakt in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Gemeen- schappen bekend op welke datum aan de voorwaarden van dit lid is voldaan.
8. De in lid 3 bedoelde cumulatie kan uitsluitend worden toegepast wanneer de gebruikte Zuid- Afrikaanse materialen door toepassing van oorsprongsregels die gelijk zijn aan die van dit Protocol de oorsprong hebben verkregen. De ACS-staten verstrekken de Gemeenschap de gegevens over de overeenkomsten en de desbetreffende oorsprongsregels die met Zuid-Afrika zijn gesloten. De Europese Commissie maakt in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen bekend op welke datum de ACS-staten aan de verplichtingen van dit lid hebben voldaan.
9. Onverminderd de leden 5, 6 en 7 worden be- en verwerkingen in Zuid-Afrika beschouwd in een andere lidstaat van de Zuid-Afrikaanse Douane-unie te zijn verricht wanneer de materialen in die andere lidstaat van de Zuid-Afrikaanse Douane-unie een verdere be- of verwerking hebben ondergaan.
10. Onverminderd de leden 5, 6 en 7 worden be- en verwerkingen in Zuid-Afrika, op verzoek van de ACS-staten, beschouwd in de ACS-staten te zijn verricht, wanneer de materialen in een ACS- staat een verdere be- of verwerking hebben ondergaan in het kader van een overeenkomst ter bevordering van de regionale economische integratie.
Tenzij een van de partijen vraagt dat de kwestie voor een besluit aan de ACS-EG-Raad van Ministers wordt voorgelegd, neemt het ACS-EG-Comité Douanesamenwerking, overeenkomstig artikel 37, besluiten over verzoeken van de ACS-staten.
Cumulatie met naburige ontwikkelingslanden
11. Op verzoek van de ACS-staten worden materialen van oorsprong uit een naburig ontwikkelings- land dat geen ACS-staat is, maar tot een samenhangend geografisch gebied behoort, als materialen van oorsprong uit de ACS-staten beschouwd wanneer zij in een aldaar verkregen product zijn opgenomen. Deze materialen behoeven geen toereikende be- of verwerking te hebben ondergaan, mits:
- de be- of verwerking in de ACS-staat ingrijpender is dan de in artikel 5 vermelde be- en verwerkingen. Producten die onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 van het geharmoniseerd systeem zijn ingedeeld moeten echter in de ACS-staat ten minste een be- of verwerking hebben ondergaan waardoor het verkregen product onder een andere post wordt ingedeeld dan de post waaronder de materialen zijn ingedeeld die bij de vervaardiging ervan zijn gebruikt en die van oorsprong zijn uit het ontwikkelingsland dat geen ACS-staat is. Voor de in bijlage XI bij dit Protocol opgesomde producten zijn uitsluitend de in kolom 3 vermelde be- en verwerkingen van toepassing, ongeacht het feit of het verkregen product onder een andere post wordt ingedeeld;
- de ACS-staten, de Gemeenschap en de andere betrokken landen een overeenkomst hebben gesloten die in adequate administratieve procedures voorziet, om de correcte toepassing van dit lid zeker te stellen.
Dit lid is niet van toepassing op tonijnproducten die zijn ingedeeld onder de hoofdstukken 3 of 16 van het geharmoniseerd systeem, rijstproducten van de GS-code 1006 en de textielproducten die in bijlage X bij dit Protocol zijn opgesomd.
Dit Protocol is van toepassing om te bepalen of producten van oorsprong zijn uit een ontwikkelings- land dat geen ACS-staat is.
Tenzij een van de partijen vraagt dat de kwestie voor een besluit aan de ACS-EG-Raad van Ministers wordt voorgelegd, neemt het ACS-EG-Comité Douanesamenwerking, overeenkomstig artikel 37, besluiten over verzoeken van de ACS-staten.
ARTIKEL 7
Determinerende eenheid
1. De determinerende eenheid voor de toepassing van de bepalingen van dit Protocol is het product dat bij het vaststellen van de indeling in de nomenclatuur volgens het geharmoniseerde systeem als de basiseenheid wordt beschouwd.
Hieruit volgt dat:
- wanneer een product, bestaande uit een groep of verzameling van artikelen, volgens het geharmoniseerde systeem onder één enkele post wordt ingedeeld, het geheel de in aanmerking te nemen eenheid vormt;
- wanneer een zending uit een aantal eendere producten bestaat die onder dezelfde post van het geharmoniseerde systeem worden ingedeeld, elk product voor de toepassing van de bepalingen van dit Protocol afzonderlijk moet worden genomen.
2. Wanneer volgens algemene regel 5 voor de interpretatie van het geharmoniseerde systeem de verpakking meetelt voor het vaststellen van de indeling, telt deze ook mee voor het vaststellen van de oorsprong.
ARTIKEL 8
Accessoires, vervangingsonderdelen en gereedschappen
Accessoires, vervangingsonderdelen en gereedschappen die samen met materieel, machines, apparaten of voertuigen worden geleverd en deel uitmaken van de normale uitrusting daarvan en in de prijs daarvan zijn begrepen of niet afzonderlijk in rekening worden gebracht, worden geacht één geheel te vormen met het materieel en de machines, apparaten of voertuigen in kwestie.