UITVOERINGSOVEREENKOMST
Partijen bij deze Uitvoeringsovereenkomst zijn:
enerzijds:
1. ING Bank Personeel B.V., gevestigd te Amsterdam en xxxxxxxxxxxxxxx xx 0000 XX Xxxxxxxxx, aan xx Xxxxxxxxxxxx 00, XXX X 00, ingeschreven in het handelsregister onder nummer 27193847,
2. ING BANK N.V., gevestigd te Amsterdam en xxxxxxxxxxxxxxx xx 0000 XX Xxxxxxxxx, aan de Xxxxxxxxxxxx 000, ingeschreven in het handelsregister onder nummer 33031431, en
3. ING Groep N.V., gevestigd te Amsterdam en kantoorhoudende te 1102 CT Amsterdam, aan xx Xxxxxxxxxxxx 000, ingeschreven in het handelsregister onder nummer 33231073,
anderzijds:
4. Stichting Pensioenfonds ING, gevestigd te Amsterdam en kantoorhoudende te (1102 CT) Amsterdam, aan xx Xxxxxxxxxxxx 00, Xxxxxx Xxxxxxxx A 14.007, ingeschreven in het handelsregister onder nummer 41214453.
Partijen nemen het volgende in aanmerking:
a. Het Pensioenfonds voert de Pensioenovereenkomst uit voor de Werkgever. Daaronder wordt – behoudens de premievrije opbouw van reeds ingegane arbeidsongeschikten – geen nominaal pensioen meer opgebouwd bij het Pensioenfonds.
b. De Werkgever en betrokken vakorganisaties zijn ten aanzien van de bij het Pensioenfonds ondergebrachte pensioenen een tweetal wijzigingen in de Pensioenovereenkomst overeengekomen.
c. De eerste wijziging betreft de harmonisatie van de toeslagmaatstaf in – kort gezegd – de definitieve Consumentenprijsindex alle huishoudens, afgeleid, van oktober vergeleken met het cijfer van oktober in het jaar daarvoor met een maximum van 3% voor alle aanspraak- en pensioengerechtigden van het Pensioenfonds.
d. De tweede wijziging betreft een per 1 januari 2014 gevormde bestemmingsreserve die bedoeld was om – verkort weergegeven – toeslagen op basis van de loonindex ING en loonindex NN te kunnen verlenen op de pensioenen van een specifiek omschreven groep gerechtigden. Deze bestemmingsreserve is nog niet aangewend voor het doel waarvoor deze destijds is gevormd. In de Pensioenovereenkomst zijn daar nu afwijkende afspreken over gemaakt die ook in deze Uitvoeringsovereenkomst worden vastgelegd.
e. Partijen hebben daarnaast in 2019 afspraken hebben gemaakt over de uitvoeringskosten die de bij het Pensioenfonds aangesloten werkgevers van 2020 tot 2030 jaarlijks aan het Pensioenfonds verschuldigd zijn. De afspraken over de genoemde kosten worden nu in deze Uitvoeringsovereenkomst vastgelegd.
f. Vanwege de hierboven genoemde wijzigingen, wordt de tussen partijen bestaande uitvoeringsovereenkomst met ingang van 1 januari 2024 in overeenstemming gebracht met de
voornoemde aanpassingen uit de Pensioenovereenkomst en de gemaakte afspraken over de uitvoeringskosten.
Partijen komen het volgende overeen:
Artikel 1 Begripsomschrijvingen en uitleg
1. In deze Uitvoeringsovereenkomst wordt verstaan onder:
Abtn | De door het Pensioenfonds op grond van artikel 145 van de Pensioenwet vastgestelde actuariële en bedrijfstechnische nota, zoals die nota luidt op de datum waarop deze Uitvoeringsovereenkomst ingaat of nadien wordt vastgesteld en/of gewijzigd door het Bestuur. |
Bestuur | Het bestuur van het Pensioenfonds. |
Bijdrage | Iedere geldsom die onder deze Uitvoeringsovereenkomst wordt voldaan en/of moet worden voldaan aan het Pensioenfonds. |
Deelnemer | Deelnemer, als bedoeld in de Statuten. |
Gewezen Deelnemer | Gewezen Deelnemer, als bedoeld in de Statuten. |
Holding | ING Bank N.V., met KvK-nummer 33031431. |
Onderhandelingsresultaat | Het onderhandelingsresultaat dat Partijen in samenwerking met de vakorganisaties FNV Finance, CNV Dienstenbond en De Unie en met medebetrokkenheid van de Centrale Ondernemingsraad voor ING en de Vereniging Senioren ING hebben bereikt op 8 januari 2014 genaamd ‘Onderhandelingsresultaat pensioen ING’; en dat op 27 februari 2014 schriftelijk is herbevestigd door omzetting in definitieve overeenstemming conform hoofdstuk 10 van het Onderhandelingsresultaat: ‘Omzetting onderhandelingsresultaat in definitieve overeenstemming’. |
Partij | Ieder van het Pensioenfonds en iedere Werkgever apart, en alle tezamen de Partijen. |
Pensioenfonds | Stichting Pensioenfonds ING, met KvK-nummer 41214453. |
Pensioenovereenkomst(en) | Hetgeen tussen de Werkgever en de Werknemer(s) overeenkomstig de bij de Werkgever(s) geldende CAO betreffende het pensioen van de Werknemer(s) is overeengekomen, voor zover in die CAO is geregeld dat het Pensioenfonds de pensioenuitvoerder is. Genoemde CAO, zoals die luidt op de datum waarop deze Uitvoeringsovereenkomst ingaat is voor zover die gaat over de pensioenen ondergebracht bij het Pensioenfonds, als Bijlage 01 bij deze Uitvoeringsovereenkomst gevoegd. |
Pensioenreglement | Het door het Pensioenfonds op grond van de Statuten vastgestelde pensioenreglement, zoals dat reglement luidt op de datum waarop deze Uitvoeringsovereenkomst ingaat of nadien, met inachtneming |
van het gestelde in artikel 8 van de Uitvoeringsovereenkomst, wordt gewijzigd. Hieronder worden dus tevens begrepen toekomstige wijzigingen van het Pensioenreglement. | |
Pensioengerechtigde | Pensioengerechtigde, als bedoeld in de Statuten. |
Pensioenwetgeving | De geldende wet- en regelgeving betreffende de inhoud van, het aangaan van, de uitvoering en financiering van pensioenovereenkomsten en betreffende de fiscale behandeling van pensioen en het functioneren van pensioenfondsen in ruimste zin. |
Statuten | De statuten van het Pensioenfonds, zoals deze luiden op de datum waarop deze Uitvoeringsovereenkomst ingaat of nadien, met inachtneming van de statutaire wijzigingsregels, worden gewijzigd. |
Uitvoeringsovereenkomst | Deze overeenkomst, zoals die luidt op de datum van ondertekening of nadien, met inachtneming van het gestelde in artikel 16 van de Uitvoeringsovereenkomst, wordt gewijzigd. |
Verantwoordingsorgaan | Het verantwoordingsorgaan van het Pensioenfonds. |
Werkgever | Ieder van ING Bank Personeel B.V., met KvK-nummer 27193847, ING Bank N.V met KvK-nummer 33031431 en ING Groep N.V. met KvK- nummer 00000000 apart, en tezamen de Werkgevers. |
Werknemer | De werknemer van de Werkgever en als bedoeld in het Pensioenreglement. |
403-verklaring | De verklaring als bedoeld in artikel 2:403 lid 1 sub f Burgerlijk Wetboek. |
2. Voor het overige worden de begripsomschrijvingen en definities zoals vastgelegd in het Pensioenreglement geacht deel uit te maken van deze Uitvoeringsovereenkomst.
3. In deze Uitvoeringsovereenkomst:
a. is een verwijzing naar een (rechts)persoon mede een verwijzing naar de rechtsopvolgers en rechtverkrijgenden van die (rechts)persoon;
b. is een verwijzing naar artikelen of bijlagen een verwijzing naar artikelen en bijlagen van deze Uitvoeringsovereenkomst, tenzij uit die verwijzing anders voortvloeit; en
c. is een verwijzing naar een wet, wetsbepaling of regeling mede een verwijzing naar die wet, wetsbepaling of regeling zoals deze van tijd tot tijd is gewijzigd of opnieuw is vastgesteld, alsmede naar de wet, wetsbepaling of regeling waardoor deze is vervangen.
4. De bijlagen maken integraal deel uit van deze Uitvoeringsovereenkomst en een verwijzing naar deze Uitvoeringsovereenkomst houdt mede een verwijzing naar de bijlagen, inclusief toekomstige wijzigingen daarvan, in.
Artikel 2 - Opdracht en aanvaarding
1. Het Pensioenfonds voert de Pensioenovereenkomsten uit.
2. De Werkgevers wijzen te allen tijde gezamenlijk één vertegenwoordiger aan die namens de Werkgevers bevoegd is alle (rechts)handelingen te verrichten ter nakoming en invulling van deze Uitvoeringsovereenkomst.
3. Door de Holding is een 403-verklaring afgegeven, die inhoudt dat de Holding zich hoofdelijk aansprakelijk stelt voor de uit deze Uitvoeringsovereenkomst voortvloeiende schulden van ING Bank Personeel B.V. Zie Bijlage 02.
Bij intrekking van de 403-verklaring blijft de hoofdelijke aansprakelijkheid bestaan voor alle (bestaande en toekomstige) verplichtingen die voortvloeien uit deze Uitvoeringsovereenkomst, totdat deze aansprakelijkheid conform artikel 2:404 lid 3 Burgerlijk Wetboek is beëindigd. De Holding dan wel ING Bank Personeel B.V. zal het Pensioenfonds onverwijld inlichten wanneer één van hen het voornemen tot beëindiging van de overblijvende aansprakelijkheid uit hoofde van de 403-verklaring(en) ter inzage legt bij het handelsregister, opdat het Pensioenfonds in de gelegenheid is om zo nodig vervangende extra waarborgen te verlangen.
4. De bepalingen in deze Uitvoeringsovereenkomst gelden uitsluitend tussen Partijen. Derden kunnen aan deze Uitvoeringsovereenkomst geen rechten ontlenen en evenmin aan voorgaande (vervallen) tussen Partijen gegolden hebbende Uitvoeringsovereenkomst, noch op andere wijze jegens een van de Partijen een beroep op deze Uitvoeringsovereenkomst doen. Voor zover uit de Uitvoeringsovereenkomst niet anders voortvloeit, kunnen Partijen de uit de Uitvoeringsovereenkomst voor hen voortvloeiende rechten en verplichtingen niet overdragen aan een derde.
Artikel 3 - Wederzijdse medewerking
1. De Werkgever en het Pensioenfonds verbinden zich over en weer om elkaar de medewerking te verlenen die nodig is voor de vervulling van de aan het Pensioenfonds in deze Uitvoeringsovereenkomst opgedragen taken.
2. De verantwoordelijkheid voor de juistheid van wederzijds verstrekte gegevens en inlichtingen ligt bij de verstrekker.
Artikel 4 - Bijdragen van de Werkgever
1. De Werkgever is gehouden de op grond van deze Uitvoeringsovereenkomst verschuldigde en door het Pensioenfonds in rekening gebrachte Bijdragen binnen veertien dagen na de factuurdatum aan het Pensioenfonds te voldoen, tenzij anders is overeengekomen.
2. De Werkgever betaalt in de periode vanaf 1 januari 2024 tot 1 januari 2030 ieder jaar 70% van de volgende netto vergoeding aan het Pensioenfonds:
Jaar | Netto jaarvergoeding |
2024 | € 4.137.119,49 |
2025 | € 3.619.979,55 |
2026 | € 3.167.482,11 |
2027 | € 2.771.546,85 |
2028 | € 1.847.790,28 |
2029 | € 923.895,14 |
2030 | € 0,- |
Het Pensioenfonds stuurt de factuur voor genoemde jaarvergoeding ieder jaar in de periode vanaf 2025 tot 2030 uiterlijk op 31 januari van het desbetreffende jaar (doch voor het jaar 2024: uiterlijk op 31 juli 2024) aan de Werkgever.
3. De vergoeding onder lid 2 wordt niet meer en niet minder, en staat dus vast. Het Pensioenfonds draagt daardoor het risico dat deze vergoeding tezamen met zijn vrijval excassokosten onvoldoende is ter dekking van zijn kosten.
4. De enige uitzondering op het bepaalde onder lid 3 is dat indien de totale kosten van het Pensioenfonds in één van de genoemde jaren met méér dan 20% toenemen vanwege wettelijke ontwikkelingen en/of toezichtskosten de Werkgever 70% van het meerdere in dat geval vergoedt aan het Pensioenfonds. Wanneer sprake is van een zodanige stijging van de totale kosten informeert het Pensioenfonds de Werkgever daar tijdig over. Ook geeft het Pensioenfonds dan een onderbouwing van deze kosten en stuurt het Pensioenfonds de Werkgever alsdan een factuur voor dat meerdere.
5. Partijen komen overeen dat de uitvoering van de pensioenregelingen door het Pensioenfonds steeds zal zijn gebaseerd op het uitgangspunt van een kwalitatief hoogwaardige dienstverlening door middel van een efficiënte bedrijfsvoering.
6. Partijen komen overeen dat zij in hun onderlinge betrekkingen omtrent de uitvoering van de pensioenregelingen door het Pensioenfonds dit uitgangspunt als genoemd in lid 5 alsmede de eisen van redelijkheid en billijkheid en evenwichtigheid steeds voor ogen zullen houden. Binnen het hiervoor in dit lid bepaalde kader komen Partijen overeen dat de verantwoordelijkheid voor de beleidsvorming en de besluitvorming om het in lid 5 bedoelde uitgangspunt te realiseren ligt bij het Pensioenfonds.
7. De Werkgever betaalt geen enkele andere Bijdrage dan genoemde netto jaarvergoedingen (tot 2030) en het onder lid 4 genoemde 70% van het meerdere. De Werkgever stort dus ook in geen enkel geval bij. De Werkgever heeft ook geen recht (a) op kortingen op genoemde netto jaarvergoedingen en het onder lid 4 genoemde 70% van het meerdere en (b) op terugstortingen.
8. Partijen blijven vanaf 2030 met elkaar in gesprek over de mate waarin de Werkgever bijdraagt aan de uitvoeringskosten van het Pensioenfonds vanaf 2030. Daarbij stellen partijen zich redelijk en billijk op.
9. Met het betalen van de in lid 2 van dit artikel genoemde bedragen heeft de Werkgever volledig aan zijn financiële verplichtingen uit deze Uitvoeringsovereenkomst voldaan. De Werkgever is niet gehouden tot het storten van extra premies, bijdragen of herstelbetalingen, ook niet in geval van een dekkingstekort in het Pensioenfonds. De Werkgever zal nooit vrijwillig, gevraagd noch ongevraagd, bijdragen doen aan het Pensioenfonds bovenop de bijdragen als bedoeld in lid 2 van dit artikel. De hoogte van de door het Pensioenfonds toegekende pensioenaanspraken en pensioenrechten is derhalve uitdrukkelijk niet gegarandeerd en deze pensioenaanspraken en pensioenrechten worden conform artikel 9 van deze uitvoeringsovereenkomst bij een dekkingstekort van het Pensioenfonds verminderd. Evenmin wordt bijgestort als de toeslagambitie niet voldoende wordt gerealiseerd. Wanneer de dekkingsgraad van het Pensioenfonds volgens de wettelijke normen een premiekorting of een premierestitutie aan de Werkgever zou toestaan, wordt deze niet verleend. Het risico dat de middelen van het Pensioenfonds niet toereikend zijn om de beoogde pensioenen uit te kunnen betalen ligt volledig bij de (Gewezen) Deelnemers en Pensioengerechtigden, en het Pensioenfonds is zich er van bewust dat in de communicatie door het Pensioenfonds en in het Pensioenreglement deze (Gewezen) Deelnemers en Pensioengerechtigden op zorgvuldige wijze op dit risico gewezen dienen te worden. Gevolg en bedoeling van de Werkgever van het hiervoor in dit lid bepaalde is dat de pensioenverplichtingen niet op de balans van de
Werkgever behoeven te worden opgenomen (off balance zijn), alsmede dat deze pensioenverplichtingen in de toekomst, wanneer deze zijn ondergebracht bij het Pensioenfonds, van de balans van de Werkgever blijven (off balance blijven). Indien op enig moment blijkt dat dit gevolg niet langer aanwezig is (bijvoorbeeld door aanpassingen in accounting regels) zullen Partijen zich inspannen om het off balance blijven van deze pensioenverplichtingen alsnog te bereiken. Het Pensioenfonds en de Werkgever verplichten zich niets te doen of laten waardoor het off balance zijn van de pensioenverplichtingen vervalt of ter discussie komt te staan, tenzij dwingende wettelijke bepalingen, onherroepelijke aanwijzingen van een toezichthouder of met deze bepalingen of aanwijzingen vergelijkbare dwingende omstandigheden tot een dergelijk doen of laten noodzaken.
Artikel 5 - Niet-nakoming van betalingsverplichtingen door de Werkgever
1. Indien een Werkgever een Bijdrage niet binnen één maand na afloop van de in artikel 4 lid 1 genoemde termijn alsnog heeft betaald, meldt het Pensioenfonds dit binnen 30 dagen aan De Nederlandsche Bank.
2. Het Pensioenfonds informeert het Verantwoordingsorgaan en de ondernemingsraad van de Werkgever die een Bijdrage aan het Pensioenfonds verschuldigd is, onverwijld elk kwartaal schriftelijk wanneer sprake is van een betalingsachterstand ter grootte van (meer dan) 5% van de totale door het Pensioenfonds te ontvangen Bijdragen (conform artikel 4).
Artikel 6 - Betalingsvoorbehoud van de Werkgever
1. De Werkgever behoudt zich het recht voor om een Bijdrage tussentijds te verminderen of te beëindigen bij een ingrijpende wijziging van de omstandigheden. Hieronder wordt verstaan een situatie waarin de financiële positie van de Werkgever en de Holding onverminderde betaling van deze bijdragen niet rechtvaardigt.
Artikel 7 - De informatieverstrekking van de Werkgever aan het Pensioenfonds
1. De Werkgever is verplicht aan het Pensioenfonds tijdig alle informatie en gegevens te verstrekken die het Pensioenfonds nodig heeft voor een correcte uitvoering van deze Uitvoeringsovereenkomst.
2. De Werkgever levert maandelijks aan het Pensioenfonds de in het eerste lid genoemde gegevens en mutaties in de tussen Werkgever en Pensioenfonds overeengekomen wijze en bestandsvorm aan bij het Pensioenfonds.
3. De Werkgever verstrekt de gegevens als bedoeld in dit artikel zo spoedig mogelijk en ingeval van een mutatie uiterlijk binnen twee maanden.
Artikel 8 - Vastlegging Pensioenovereenkomst in het Pensioenreglement
Wijziging vanuit de Werkgever
1. Wijzigt de Pensioenovereenkomst, dan voert het Pensioenfonds die alleen uit wanneer het daarmee voorafgaand uitdrukkelijk instemt.
2. Het Pensioenfonds geeft genoemde voorafgaande instemming indien en voor zover:
x. xx xxxxxxxxx niet strijdig is met geldende Pensioenwetgeving; en
b. de financiële toestand van het Pensioenfonds dit toelaat en de Werkgever de benodigde financiële middelen daarvoor betaalt; en
c. de wijziging naar het oordeel van het Bestuur in redelijkheid uitvoerbaar is.
3. Na genoemde voorafgaande instemming is het Pensioenfonds verplicht het Pensioenreglement dienovereenkomstig te wijzigen.
Wijziging vanuit het Pensioenfonds
4. Het Pensioenfonds kan het Pensioenreglement wijzigen overeenkomstig de Statuten en het Pensioenreglement.
5. Het Bestuur wijzigt, met inachtneming van het bepaalde in de Statuten en het Pensioenreglement, de door de wetgever of de toezichthouder vereiste wijzigingen van het Pensioenreglement indien en voor zover die niet van invloed zijn op de omvang of de aard van de pensioenaanspraken.
6. Het Bestuur zal de door de wetgever of de toezichthouder vereiste wijzigingen van het Pensioenreglement die wel van invloed zijn op de omvang of de aard van de pensioenaanspraken onder de aandacht brengen van de Werkgever.
7. Indien binnen de geldende termijn voor doorvoering van de vereiste wijzigingen van het Pensioenreglement geen wijziging tot stand komt die voldoet aan de door de wetgever of de toezichthouder gestelde eisen, kan het Bestuur besluiten de noodzakelijke wijzigingen in het Pensioenreglement doorvoeren.
Overig
8. Bij een nieuw op te stellen Pensioenovereenkomst en Pensioenreglement is het bepaalde in dit artikel van overeenkomstige toepassing.
Artikel 9 - Verminderen van Pensioenaanspraken en Pensioenrechten
1. Het Pensioenfonds kan verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten verminderen overeenkomstig het bepaalde in artikel 134 Pensioenwet.
Artikel 10 - Voorwaardelijke toeslagverlening
1. Op alle bij het Pensioenfonds tot 1 januari 2014 opgebouwde pensioenaanspraken en pensioenrechten (inclusief nadien daarop verleende verhogingen) worden in beginsel jaarlijks per 1 januari reguliere toeslagen verleend. De toeslagverlening is voorwaardelijk, waarbij per 31 december 2022 het volgende geldt voor alle pensioenaanspraken en pensioenrechten.
De maatstaf voor de berekening van de hoogte van de toeslagen is de ontwikkeling van de door het Centraal Bureau voor de Statistiek definitief gepubliceerde consumentenprijsindex alle huishoudens, afgeleid, over de laatst verstreken periode van oktober tot oktober. De toeslag bedraagt ten hoogste 3% per jaar. Het Pensioenfonds is te allen tijde bevoegd een lagere toeslag te verlenen dan de hiervoor genoemde toeslagmaatstaf.
Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt uit de beleggingsrendementen en het eigen vermogen van het Pensioenfonds gefinancierd. De realisatie van deze ambitie is dan ook mede afhankelijk van die beleggingsrendementen en het eigen vermogen van het Pensioenfonds.
Het Pensioenfonds kan in zijn pensioenreglement(en) bepalingen opnemen over inhaaltoeslagen en aanvullende toeslagen. Het Bestuur beslist evenwel in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast. De discretionaire bevoegdheid voor het toekennen van de voorwaardelijke toeslagen berust volledig bij het bestuur van het Pensioenfonds. Aan enig bestuursbesluit kunnen geen rechten worden ontleend ten aanzien van toekomstige toeslagen. Bij deze toekenning handelt het Pensioenfonds conform de eisen uit de Pensioenwet, zijn pensioenreglement(en) en overige wet- en regelgeving, in het bijzonder de eisen die daarin worden gesteld ten aanzien van de evenwichtige afweging van belangen van de verschillende groepen belanghebbenden.
De wettelijk vereiste voorwaardelijkheidsverklaring luidt zoals weergegeven in bovenstaande drie alinea’s.
Wanneer de toeslagambitie niet in voldoende mate wordt gerealiseerd, zal de Werkgever en de Holding geen aanvullende premie of bijstorting verschuldigd zijn. In een dergelijk geval zal door het Pensioenfonds de toeslagambitie worden gewijzigd.
Het Pensioenfonds hanteert naar eigen inzicht een toeslagstaffel. Wanneer dit naar de mening van het bestuur van het Pensioenfonds op grond van wijzigingen in het financiële toetsingskader voor pensioenfondsen, de Pensioenwetgeving of vanwege andere beleidsmatige afwegingen noodzakelijk is, is het Pensioenfonds bevoegd de vorengenoemde toeslagstaffel aan te passen. Als het Pensioenfonds besluit om van een andere staffel uit te gaan, zal zij dit aan cao-partijen gemotiveerd meedelen.
2. Met voorrang op alles wat elders staat in deze Uitvoeringsovereenkomst, geldt voor de feitelijke toeslagverlening vanaf 1 januari 2023 tot 1 januari 2025 het volgende:
- De toeslagen die het Pensioenfonds in die periode reeds heeft toegekend blijven ongewijzigd in stand. Dit geldt voor zowel het moment, de hoogte als de juridische grondslag daarvan.
- De pensioenen van alle op 1 januari 2023 in dienst zijnde personen (en van alle personen die toen premievrij pensioen opbouwden vanwege arbeidsongeschiktheid) worden niet verhoogd per 1 januari 2023.
- De pensioenen van alle op 1 januari 2023 niet meer in dienst zijnde personen (behoudens de personen die toen premievrij pensioen opbouwden vanwege arbeidsongeschiktheid) zijn reeds per 1 januari 2023 met 8% verhoogd en worden, ter verduidelijking, per 1 januari 2023 niet nog meer verhoogd.
- Geen enkel pensioen (van wie dan ook) wordt verhoogd per 1 januari 2024. In plaats daarvan geldt het volgende:
a. Alle op 1 januari 2024 opgebouwde pensioenen worden op 1 januari 2024 verhoogd met het percentage dat in kolom B staat van onderstaande tabel indien de dekkingsgraad van het Pensioenfonds dit toelaat. Het Bestuur beslist hierover. Het percentage dat exact wordt toegekend is afhankelijk van de optelsom van alle (procentuele) verhogingen die de desbetreffende persoon al eerder heeft ontvangen in de periode vanaf 2 januari 2022 tot 1 januari 2024:
A De som van alle al eerder toegekende (procentuele) verhogingen in de periode vanaf 2 januari 2022 tot 1 januari 2024: | B De toe te kennen verhoging op 1 januari 2024: | C Zodat de totaalsom van alle vanaf 2 januari 2022 tot en met 1 januari 2024 toegekende (procentuele) verhogingen als volgt is: |
0% | 12% | 12% |
4% | 8% | 12% |
8% | 4% | 12% |
Ter illustratie van hoe deze tabel werkt: de persoon wiens pensioenen op 1 juli 2023 zijn verhoogd met 4%, heeft recht op een verhoging op 1 januari 2024 met 8%.
In de jaren 2022 tot en met 2023 vinden geen verhogingen plaats met terugwerkende kracht.
Artikel 11 – Bestemmingsreserve
1. Het Pensioenfonds hield een bestemmingsreserve aan, welke per 1 januari 2014 € 170.000.000,- bedroeg. Een deel daarvan was bestemd voor de groep van huidige Werknemers die reeds vóór 2014 bij een entiteit - behorende tot het concern van de Holding - in dienst waren en sindsdien onafgebroken in dienst zijn gebleven bij die entiteit (dan wel aansluitend aan het einde van hun dienstverband met die entiteit onafgebroken premievrije voortzetting genieten bij het Pensioenfonds). Als het Pensioenfonds er financieel niet goed genoeg voor staat om de pensioenen van de werknemers te verhogen met (destijds) de loonstijging, dan werd deze reserve gebruikt om dit alsnog te doen. Dit is tot nu toe nog nooit nodig geweest. Het deel dat voor de voorwaardelijke toeslagverlening bestemd was bedroeg op 1 januari 2024 € 192.630.000. Dit deel van die bestemmingsreserve vervalt per 1 januari 2024 en zal niet meer gebruikt worden voor de voorwaardelijke toeslagverlening. Er kan derhalve ook geen aanspraak op gemaakt worden door deze groep huidige Werknemers.
2. In plaats daarvan voert het Pensioenfonds de nog nader door de Werkgever en de betrokken werknemersorganisaties te bepalen gewijzigde bestemming van dit deel van de bestemmingsreserve uit, mits dit deel van de bestemmingsreserve wordt aangewend binnen het Pensioenfonds dat in lijn is met toepasselijke wet- en regelgeving. Dit deel van de bestemmingsreserve kan daarnaast uitsluitend worden aangewend ten behoeve van de alsdan bestaande groep van personen die tot 1 januari 2014 pensioenaanspraken heeft opgebouwd of nog steeds opbouwt wegens onafgebroken premievrije voortzetting bij het Pensioenfonds en de personen die een pensioenuitkering (gaan) ontvangen van het Pensioenfonds (voor de duidelijkheid: dit betreft de groep van personen die een klantnummer van het Pensioenfonds hebben bij de pensioenadministrateur van het Pensioenfonds).
Artikel 12 - Verplichtingen van het Pensioenfonds
1. Het Pensioenfonds verplicht zich tegenover de Werkgever met inachtneming van de bepalingen in de Statuten en het Pensioenreglement:
a. overeenkomstig de bepalingen van het Pensioenreglement pensioenaanspraken te verlenen en pensioenen uit te keren of te doen uitkeren aan de personen als bedoeld in de Statuten en het Pensioenreglement;
b. de Werkgever vóór 1 juni van het jaar volgend op het boekjaar een conceptjaarrekening toe te zenden;
c. de Werkgever te informeren zodra de definitieve jaarrekening is vastgesteld.
Artikel 13 - Informatieplicht Pensioenfonds aan Werknemers
1. Het Pensioenfonds informeert de Werknemers na het wijzigen van de Pensioenovereenkomst (doch alleen indien en voor zover het Pensioenfonds met die wijziging vooraf nadrukkelijk heeft ingestemd) schriftelijk over de voor hen geldende wijzigingen. De informatievoorziening betreft o.a. de volgende aspecten:
a. informatie over het al dan niet aanwezig zijn van toeslagverlening en de voorwaarden daarvoor;
b. informatie over het recht van de Deelnemer om bij het Pensioenfonds het voor hem geldende Pensioenreglement op te vragen;
c. op individuele basis wijzen op een informatiesite over de pensioenregeling, of op verzoek van de Deelnemer deze informatie schriftelijk toezenden.
Artikel 14 - Correcte uitvoering
1. Het Pensioenfonds en de Werkgever maken, voor een correcte uitvoering van wat in deze Uitvoeringsovereenkomst is vastgelegd, in goed overleg nadere administratieve en procedurele afspraken.
Artikel 15 – Geschillen
1. Alle geschillen, die tussen Partijen mochten ontstaan over deze Uitvoeringsovereenkomst of de uitvoering daarvan, zullen worden beslist door middel van arbitrage. De plaats van arbitrage is Amsterdam.
2. Binnen dertig dagen nadat het geschil ter kennis van het Pensioenfonds is gebracht benoemt het Bestuur een arbiter. Binnen dertig dagen nadat het geschil ter kennis van de Werkgever is gebracht benoemt de Werkgever een arbiter. Binnen dertig dagen na het verstrijken van de eerder genoemde termijn van dertig dagen zullen de door het Bestuur benoemde arbiter en de door de Werkgever benoemde arbiter in onderling overleg een derde arbiter benoemen, die het college van arbiters voorzit.
3. Bij gebreke aan overeenstemming omtrent de benoeming van de derde arbiter geschiedt de benoeming door de voorzieningenrechter te Amsterdam op eenvoudig verzoek van de meest gerede partij. Het college van arbiters zal van het geschil kennis nemen en dit in hoogste instantie beslissen.
4. Het college van arbiters zal beslissen naar de regelen des rechts met inachtneming van het Arbitragereglement van het Nederlands Arbitrage Instituut. Het college van arbiters doet tevens uitspraak omtrent de verdeling van de kosten over de Partijen.
5. De opdracht aan het college van arbiters duurt voort tot aan de eindbeslissing.
Artikel 16 - Wijzigingen
1. Indien wettelijke bepalingen daartoe aanleiding geven, wordt deze Uitvoeringsovereenkomst dienovereenkomstig gewijzigd.
2. Deze Uitvoeringsovereenkomst kan in onderling overleg worden gewijzigd, op voorwaarde dat daartoe geen belemmering in de Statuten en/of het Pensioenreglement bestaat.
Artikel 17 - Inwerkingtreding en overgangsbepaling
1. Deze Uitvoeringsovereenkomst is laatstelijk gewijzigd en in werking getreden op 1 januari 2024. Deze Uitvoeringsovereenkomst treedt per 1 januari 2024 in de plaats van de daaraan voorafgaande uitvoeringsovereenkomst tussen Partijen. Het voorgaande geldt ook voor alle toeslagafspraken uit het Onderhandelingsresultaat.
2. In afwijking op het voorgaande, geldt het volgende:
a. artikel 10 werkt met terugwerkende kracht vanaf 31 december 2022, en
b. artikel 10 geldt voor de periode 31 december 2022 tot 1 januari 2024 in aanvulling op artikel 10 van de aan deze Uitvoeringsovereenkomst voorafgaande uitvoeringsovereenkomst tussen Partijen.
Artikel 18 - Beëindiging
1. Deze Uitvoeringsovereenkomst wordt aangegaan voor de periode tot 1 januari 2028. Na deze datum is opzegging van de Uitvoeringsovereenkomst door ieder van de Partijen mogelijk met inachtneming van het overige in dit artikel bepaalde, waarbij echter wel altijd het bepaalde in leden 4 en 5 van dit artikel geldt.
2. Na 1 januari 2028 is opzegging mogelijk, doch slechts op grond van naar het oordeel van de opzeggende Partij zwaarwegende redenen; deze opzegging kan slechts plaats vinden per einde van het kalenderjaar met inachtneming van een opzegtermijn van ten minste 12 maanden en overigens met inachtneming van het in lid 4 en 5 van dit artikel bepaalde.
3. In afwijking van het in het vorige lid bepaalde is opzegging vóór 1 januari 2028 mogelijk doch slechts bij een ingrijpende wijziging van omstandigheden die ongewijzigde voortzetting van de Uitvoeringsovereenkomst onaanvaardbaar maakt en met inachtneming van een redelijk opzeggingstermijn en overigens met inachtneming van het in lid 4 en 5 van dit artikel bepaalde.
4. De bij beëindiging van de Uitvoeringsovereenkomst over en weer door Partijen verschuldigde betalingen aan het einde van het kalenderjaar uit hoofde van deze Uitvoeringsovereenkomst zullen verschuldigd blijven en worden voldaan overeenkomstig het in deze Uitvoeringsovereenkomst daaromtrent bepaalde.
5. Na het eindigen van deze Uitvoeringsovereenkomst door opzegging, alsmede bij een andere manier van het eindigen van deze Uitvoeringsovereenkomst, geldt het volgende:
I. Hoofdregel
Ia. De (betalings)verplichtingen uit artikel 4 blijven tussen Partijen in stand en van toepassing indien en zolang het Pensioenfonds belast is met de uitvoering en afwikkeling van de pensioenaanspraken en pensioenrechten van Deelnemers, Gewezen Deelnemers en Pensioengerechtigden.
Ib. In plaats van het bepaalde in Ia kan in geval van opzegging door de Werkgever de Werkgever er voor kiezen om, per de datum van het einde van deze Uitvoeringsovereenkomst, aan het Pensioenfonds te betalen de contante waarde van de toekomstige betalingen bedoeld onder Ia. De contante waarde wordt gebaseerd op algemeen aanvaardbare actuariële grondslagen.
II. Subregels
Van het bepaalde onder I (Hoofdregel) kan worden afgeweken als volgt:
IIa. Partijen komen een nieuwe Uitvoeringsovereenkomst overeen, die deze (opgezegde) Uitvoeringsovereenkomst vervangt, of
IIb. Er komt op verzoek van de Werkgever een collectieve waardeoverdracht tot stand op basis van artikel 83 Pensioenwet. Het Pensioenfonds werkt mee aan het verzoek van de Werkgever wanneer het Pensioenfonds kan voldoen aan de wettelijke eisen, en dit in het belang is van Deelnemers, Gewezen Deelnemers, Pensioengerechtigden, de Werkgever(s) en overige belanghebbenden, of
IIc. Het Pensioenfonds besluit tot liquidatie en een collectieve waardeoverdracht op basis van artikel
84 Pensioenwet. Het verzoek hiertoe kan ook door de Werkgever worden gedaan. Het Pensioenfonds werkt mee aan dit verzoek indien aan de onder IIb gestelde voorwaarden is voldaan, of
IId. Het Pensioenfonds is op basis van een besluit van de toezichthouder genoodzaakt de pensioenverplichtingen onder te brengen bij of over te dragen aan een andere pensioenuitvoerder.
III. Algemene regels
IIIa. Indien en zolang niet volledig uitvoering en invulling is gegeven aan één van de mogelijkheden genoemd onder II (Subregels), zijn de (betalings)verplichtingen bedoeld onder I (Hoofdregel) van toepassing en dienen deze (betalings)verplichtingen nagekomen te worden.
IIIb. In geval van beëindiging van deze Uitvoeringsovereenkomst zal voor de Werkgever in geen enkele situatie het recht ontstaan op betaling van een deel van het vermogen van het Pensioenfonds, noch op het anderszins (terug)betalen door het Pensioenfonds van bedragen.
6. Indien deze Uitvoeringsovereenkomst niet door of jegens alle Werkgevers wordt opgezegd, worden de leden 4 en 5 naar evenredigheid toegepast jegens de Werkgever(s) ten opzichte van wie deze Uitvoeringsovereenkomst eindigt en blijft deze Uitvoeringsovereenkomst verder ongewijzigd in stand jegens de Werkgevers ten opzichte van wie de Uitvoeringsovereenkomst niet eindigt.
Aldus op 5 juli 2024 overeengekomen en ondertekend te Amsterdam,
Stichting Pensioenfonds ING 10-jul-2024 | 03-jul-2024 | |
Naam: X.X. xxx Xxxxxx | Naam: P.J.M. xxx Xxxx | |
Functie: uitvoerend bestuurder | Functie: uitvoerend bestuurder |
ING Groep N.V., ING Bank N.V. en ING Bank Personeel B.V. 04-Jul-2024 | 09-Jul-2024 | |
Naam: X. Xxxxx | Naam: X. Xxxxxxxx | |
Functie: Head of Performance & Reward, Global Human Resources | Functie: Head of HR, Domestic Bank Netherlands |