Duitsland (Overeenkomst van 11.04.1967)
Duitsland (Overeenkomst van 11.04.1967)
Duitsland (Overeenkomst van 11.04.1967)
Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Bondsrepubliek Duitsland tot voorkoming van dubbele belasting en tot regeling van sommige andere aangelegenheden inzake belastingen van inkomen en van vermogen, met inbegrip van de ondernemingsbelasting en de grondbelastingen.
Goedkeuringswet: 09.07.1969 Overeenkomst ondertekend op 11.04.1967
In werking getreden op 30.07.1969
Verschenen in Belgisch Staatsblad: 30.07.1969 - 07.08.1969
Toepassing vanaf: - Bronbelasting: 01.01.1966 - Andere belastingen: 01.01.1966
Bull. 467
xxxx://xxx.xxxxxxx.xx/xxxxxxx/XXX/X0000/X00000000/X00000000.XXX
|
Aanvullende overeenkomst ondertekend : 05.11.2002 In werking getreden op 28.12.2003
Verschenen in Belgisch Staatsblad: 11.12.2003
Toepassing vanaf: Bronbelasting: 01.01.2004 Andere belastingen: 01.01.2004
xxxx://xxx.xxxxxxx.xx/xxxxxxx/XXX/X0000/X00000000/X00000000.XXX
|
I. Toepassingsgebied van de Overeenkomst
Artikel 1 Bedoelde personen
Deze Overeenkomst is van toepassing op personen die verblijfhouder zijn van een overeenkomstsluitende Staat of van beide overeenkomstsluitende Staten.
Artikel 2 Bedoelde belastingen
(1) Deze Overeenkomst is van toepassing op belastingen van inkomen en van vermogen die, ongeacht de wijze van heffing, worden geheven ten behoeve van elke overeenkomstsluitende Staat of van een Land, de staatkundige onderdelen of plaatselijke gemeenschappen daarvan.
(2) Als belastingen van inkomen en van vermogen worden beschouwd belastingen die worden geheven van het gehele inkomen, van het gehele vermogen of van bestanddelen van het inkomen of van het vermogen, daaronder begrepen belastingen op voordelen verkregen uit de vervreemding van roerende of onroerende goederen, belastingen op het bedrag van de door ondernemingen betaalde lonen, zomede belastingen op waardevermeerdering.
(3) De bestaande belastingen, waarop de Overeenkomst van toepassing is, zijn met name:
1* met betrekking tot België:
(a) de personenbelasting;
(b) de vennootschapsbelasting;
(c) de rechtspersonenbelasting;
(d) debelasting der niet-verblijfhouders, met inbegrip van de voorheffingen en aanvullende voorheffingen, de opcentiemen op de hierboven vermelde belastingen en voorheffingen, zomede de aanvullende gemeentebelasting op de personenbelasting;
2* met betrekking tot de Bondsrepubliek Duitsland:
(a) die Einkommensteuer (de inkomstenbelasting);
(b) die Korperschaftsteuer (de vennootschapsbelasting);
(c) die Vermögensteuer (de vermogensbelasting);
(d) die Grundsteuer (de grondbelasting);
(e) die Gewerbsteuer (de ondernemingsbelasting);
ongeacht de wijze waarop die belastingen worden geheven.
(4) De bepalingen van de overeenkomst betreffende de belastingheffing van winsten van ondernemingen zijn op analoge wijze van toepassing op de ondernemingsbelasting die naar een andere grondslag dan de winst of het vermogen wordt geheven.
(5) De overeenkomst zal ook van toepassing zijn op de andere gelijke of in wezen gelijksoortige belastingen, die naderhand naast of in de plaats van de bestaande belastingen worden geheven. Aan het einde van ieder jaar zullen de bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten elkaar de wijzigingen die in hun onderscheidene belastingwetten zijn aangebracht, mededelen.
II. Begripsbepalingen
Artikel 3 Algemene bepalingen
(1) Voor de toepassing van deze Overeenkomst, tenzij het zinsverband anders vereist:
1* betekent het woord "België", in aardrijkskundig verband gebruikt, het grondgebied van het Koninkrijk België, betekent de uitdrukking "Bondsrepubliek Duitsland" in hetzelfde verband gebruikt, het grondgebied waarop de Grondwet voor de Bondsrepubliek Duitsland van toepassing is;
2* betekenen de uitdrukkingen "een overeenkomstsluitende Staat" en "de andere overeenkomstsluitende Staat", België of de Bondsrepubliek Duitsland, al naar het zinsverband vereist;
3* betekent het woord "persoon" een natuurlijke persoon en een vennootschap;
4* betekent het woord "vennootschap" elke rechtspersoon of elk ander lichaam dat als zodanig in de Staat waarvan het een verblijfhouder is, belastbaar is ter zake van zijn inkomen of vermogen, zomede de vennootschappen onder gemeenschappelijke naam, de vennootschappen bij wijze van eenvoudige geldschieting en de rederijen, naar het recht van de Bondsrepubliek Duitsland;
5* betekenen de uitdrukkingen "onderneming van een overeenkomstsluitende Staat" en "onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat", onderscheidenlijk een onderneming gedreven door een verblijfhouder van een overeenkomstsluitende Staat en een onderneming gedreven door een verblijfhouder van de andere overeenkomstsluitende Staat;
6* betekent de uitdrukking "bevoegde autoriteit":
(a) in België de autoriteit die volgens de nationale wetgeving bevoegd is en
(b) in de Bondsrepubliek Duitsland de Bondsminist(er van Financiën.
(2) Voor de toepassing van de Overeenkomst door een overeenkomstsluitende Staat heeft elke niet anders omschreven uitdrukking, tenzij het zinsverband anders vereist, de betekenis welke die uitdrukking heeft volgens de wetgeving van die Staat met betrekking tot de belastingen, welke het onderwerp van de Overeenkomst zijn.
Artikel 4 Fiscale woonplaats
(1) Voor de toepassing van deze Overeenkomst betekent de uitdrukking "verblijfhouder van een overeenkomstsluitende Staat" iedere persoon die ingevolge de wetgeving van die Staat, aldaar aan belasting is onderworpen op grond van zijn woonplaats, verblijf, plaats van leiding of enige andere soortgelijke omstandigheid; zij betekent eveneens de vennootschappen onder gemeenschappelijke naam, de vennootschappen bij wijze van eenvoudige geldschieting en de rederijen, naar het recht van de Bondsrepubliek Duitsland, die hun plaats van werkelijke leiding in die Staat hebben, zomede de vennootschappen naar Belgisch recht -andere dan de vennootschappen op aandelen- die de aanslag van hun winsten in de personenbelasting hebben gekozen.
(zie eveneens artikel 1 van het Slotprotocol)
(2) Indien een natuurlijke persoon ingevolge de bepaling van paragraaf 1 verblijfhouder is van beide overeenkomstsluitende Staten, wordt het geval overeenkomstig de volgende regelen opgelost:
1* hij wordt geacht verblijfhouder te zijn van de overeenkomstsluitende Staat waar hij een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft. Indien hij in beide overeenkomstsluitende Staten een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft, wordt hij geacht verblijfhouder te zijn van de overeenkomstsluitende Staat, waarmede zijn persoonlijke en economische betrekkingen het nauwste zijn (middelpunt van de levensbelangen);
2* indien niet kan worden bepaald in welke overeenkomstsluitende Staat hij het middelpunt van zijn levensbelangen heeft, of indien hij in geen van de overeenkomstsluitende Staten een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft, wordt hij geacht verblijfhouder te zijn van de overeenkomstsluitende Staat waar hij gewoonlijk verblijft;
3* indien hij in beide of in geen van de overeenkomstsluitende Staten gewoonlijk verblijft, wordt hij geacht verblijfhouder te zijn van de overeenkomstsluitende Staat waarvan hij onderdaan is;
4* indien hij onderdaan is van beide of van geen van de overeenkomstsluitende Staten, zullen de bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten de aangelegenheid in gemeen overleg regelen;
5* in afwijking van de bepalingen onder 1*, 2* en 3*:
(a) worden de personen die een dienstbetrekking op vervoermiddelen in internationaal verkeer uitoefenen en hun enig duurzaam tehuis aan boord van die vervoermiddelen hebben, geacht verblijfhouder te zijn van de overeenkomstsluitende Staat waar de plaats van werkelijke leiding van de onderneming die deze vervoermiddelen exploiteert, is gelegen;
(b) worden de schippers die hun enig duurzaam tehuis aan boord van een door hen geëxploiteerd schip hebben, geacht verblijfhouder te zijn van de overeenkomstsluitende Staat waarvan zij onderdaan zijn.
(3) Indien een vennootschap ingevolge de bepaling van paragraaf 1 verblijfhouder is van beide overeenkomstsluitende Staten, wordt zij geacht verblijfhouder te zijn van de overeenkomstsluitende Staat waar de plaats van haar werkelijke leiding is gelegen.
(4) Indien de plaats van de werkelijke leiding van een zeescheepvaart- of binnenvaartonderneming zich aan boord van een schip bevindt, wordt deze plaats geacht te zijn gelegen in de overeenkomstsluitende Staat waarvan de enige of de voornaamste exploitant verblijfhouder is.
Artikel 5 Vaste inrichting
(1) Voor de toepassing van deze Overeenkomst betekent de uitdrukking "vaste inrichting" een vaste bedrijfsinrichting waarin de onderneming haar werkzaamheden geheel of gedeeltelijk uitoefent.
(2) De uitdrukking "vaste inrichting" omvat met name:
1* een plaats waar leiding wordt gegeven;
2* een filiaal;
3* een kantoor;
4* een fabriek;
5* een werkplaats;
6* een mijn, een steengroeve of enige andere plaats van natuurlijke hulpbronnen in exploitatie;
7* uitvoering van een bouwwerk of constructiewerkzaamheden, waarvan de duur negen maanden overschrijdt.
(zie eveneens artikel 2 van het Slotprotocol)
(3) Een vaste inrichting wordt niet aanwezig geacht indien :
1* gebruik wordt gemaakt van inrichtingen uitsluitend voor de opslag, uitstalling of aflevering van aan de onderneming toebehorende goederen;
2* een aan de onderneming toebehorende goederenvoorraad wordt aangehouden uitsluitend voor de opslag, uitstalling of aflevering;
3* een aan de onderneming toebehorende goederenvoorraad wordt aangehouden uitsluitend voor de verwerking door een andere onderneming;
4* een vaste bedrijfsinrichting wordt aangehouden uitsluitend voor de aankoop van goederen of voor het inwinnen van inlichtingen voor de onderneming;
5* een vaste bedrijfsinrichting ten behoeve van de onderneming wordt aangehouden uitsluitend voor reclamedoeleinden, voor het geven van inlichtingen, voor wetenschappelijk onderzoek of voor het verrichten van soortgelijke werkzaamheden welke van voorbereidende aard zijn of het karakter van hulpwerkzaamheden hebben.
(4) Een persoon -niet zijnde een onafhankelijke vertegenwoordiger in de zin van paragraaf 5- die in een overeenkomstsluitende Staat voor rekening van een onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat werkzaam is, wordt als een in de eerstbedoelde Staat aanwezige vaste inrichting van de onderneming beschouwd indien hij in die Staat een machtiging bezit om namens de onderneming overeenkomsten af te sluiten en dit recht aldaar gewoonlijk uitoefent, tenzij zijn werkzaamheden zich tot de aankoop van goederen voor de onderneming beperken.
(5) Een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat wordt niet geacht een vaste inrichting in de andere overeenkomstsluitende Staat te bezitten, enkel op grond van het feit dat zij aldaar zaken drijft door middel van een makelaar, een algemeen commissionair of enig andere onafhankelijke vertegenwoordiger, op voorwaarde dat deze personen in de normale uitoefening van hun bedrijf handelen.
Deze bepaling is niet van toepassing op een vertegenwoordiger die voor rekening van een verzekeringsonderneming handelt en die een machtiging bezit om namens deze onderneming overeenkomsten af te sluiten en dit recht gewoonlijk uitoefent.
(6) Het feit dat een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat een onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat of een onderneming die in die andere Staat zaken drijft (hetzij door middel van een vaste inrichting~ hetzij op andere wijze) beheerst of door een dergelijke onderneming wordt beheerst stempelt op zichzelf niet een van beide ondernemingen tot een vaste inrichting van de andere onderneming.
III. Belastingheffing van inkomen
Artikel 6 Inkomsten uit onroerende goederen
(zie eveneens artikel 3 van het Slotprotocol)
(1) Inkomsten uit onroerende goederen zijn belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waar die goederen zijn gelegen.
(2) De uitdrukking "onroerende goederen" heeft de betekenis welke zij heeft volgens het recht van de overeenkomstsluitende Staat waar de betreffende goederen zijn gelegen. De uitdrukking onroerende goederen omvat in ieder geval hun toebehoren, levende en dode have van landbouw en bosbouwbedrijven, rechten waarop de bepalingen van het privaatrecht betreffende de grondeigendom van toepassing zijn, vruchtgebruik op onroerende goederen en rechten op veranderlijke of vaste vergoedingen ter zake van de exploitatie, of het recht tot exploitatie, van minerale aardlagen, bronnen en andere bodemrijkdommen; schepen en luchtvaartuigen worden niet als onroerende goederen beschouwd.
(3) De bepaling van paragraaf 1 is van toepassing op inkomsten verkregen uit de rechtstreekse exploitatie of het rechtstreeks genot uit de verhuring of verpachting, of uit enige andere vorm van exploitatie van onroerende goederen.
(4) De bepalingen van paragrafen 1 en 3 zijn ook van toepassing op inkomsten uit onroerende goederen van een onderneming en op inkomsten uit onroerende goederen gebezigd voor de uitoefening van een vrij beroep.
Artikel 7 Winsten van ondernemingen
(1) Winsten van een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat zijn slechts in die Staat belastbaar, tenzij de onderneming haar bedrijf in de andere overeenkomstsluitende Staat uitoefent door middel van een aldaar gevestigde vaste inrichting. Indien de onderneming aldus haar bedrijf uitoefent, zijn de winsten van de onderneming in de andere Staat belastbaar, maar slechts voor zover zij aan die vaste inrichting zijn toe te rekenen.
(2) Onverminderd de toepassing van paragraaf 3 worden, indien een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat haar bedrijf in de andere overeenkomstsluitende Staat uitoefent door middel van een aldaar gevestigde vaste inrichting, in elke overeenkomstsluitende Staat aan die vaste inrichting de winsten toegerekend welke zij had kunnen behalen indien zij een onafhankelijke en zelfstandige onderneming was, die dezelfde of soortgelijke werkzaamheden uitoefende onder dezelfde of soortgelijke omstandigheden en die geheel onafhankelijk handelde.
(3) Bij het bepalen van de winsten van een vaste inrichting worden als aftrek toegelaten kosten die zijn gemaakt ten behoeve van die vaste inrichting daaronder begrepen kosten van leiding en algemene administratiekosten aldus gemaakt hetzij in de Staat waar de vaste inrichting is gevestigd hetzij elders.
(4) Bij gebreke van een regelmatige boekhouding of andere afdoende gegevens die het mogelijk maken het bedrag te bepalen van de winsten van een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat, dat aan haar vaste inrichting in de andere overeenkomstsluitende Staat is toe te rekenen, mag de belasting in die Staat volgens diens wetgeving worden gevestigd, onder meer met inachtneming van de normale winsten van gelijkaardige ondernemingen van die Staat, die dezelfde of gelijksoortige werkzaamheden onder dezelfde of soortgelijke omstandigheden uitoefenen.
(zie eveneens artikel 4 van het Sotprotocol)
(5) Geen winsten worden aan een vaste inrichting toegerekend enkel op grond van aankoop van goederen voor de onderneming door die vaste inrichting.
(6) Voor de toepassing van de voorgaande paragrafen worden de winsten die aan de vaste inrichting zijn toe te rekenen ieder jaar volgens dezelfde methode bepaald tenzij er een goede en voldoende aanleiding bestaat om anders te handelen.
(7) Indien in de winsten inkomstenbestanddelen zijn begrepen, die afzonderlijk in andere artikelen van deze Overeenkomst worden behandeld, beletten de bepalingen van dit artikel geenszins de toepassing van die andere artikelen voor de belastingheffing van die inkomstenbestanddelen.
Artikel 8 Winsten van ondernemingen van zee- en luchtscheepvaart, van binnenvaart en van spoorwegexploitatie
(1) In afwijking van artikel 7, paragrafen 1 tot 6:
1* zijn de winsten uit de exploitatie van schepen of luchtvaartuigen in internationaal verkeer slechts belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat, waar de plaats van de werkelijke leiding van de onderneming is gelegen;
2* zijn de winsten uit de exploitatie van schepen in de binnenvaart slechts belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat, waar de plaats van de werkelijke leiding van de onderneming is gelegen.
(2) Xxxxxxxxx 0 is ook van toepassing op een spoorwegexploitatie van een overeenkomstsluitende Staat, waarvan de werkzaamheden zich uitstrekken tot het grondgebied van de andere Staat.
Artikel 9 Onderling afhankelijke ondernemingen
Indien een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat onmiddellijk of middellijk aan de leiding van, aan het toezicht op, dan wel aan de financiering van een onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat, of dezelfde personen onmiddellijk of middellijk deelnemen aan de leiding van, aan het toezicht op, dan wel aan de financiering van een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat en van een onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat, en in elk van beide gevallen tussen de twee ondernemingen in hun handels- of financiële betrekkingen, voorwaarden zijn gemaakt of opgelegd welke afwijken van die welke zouden zijn gemaakt tussen onafhankelijke ondernemingen, mogen winsten, welke zonder deze voorwaarden door een van de ondernemingen zouden zijn behaald maar ten gevolge van die voorwaarden niet zijn behaald, worden begrepen in de winsten van die onderneming en dienovereenkomstig worden belast.
Artikel 10 Dividenden
(1) Dividenden toegekend door een vennootschap die verblijfhouder is van een overeenkomstsluitende Staat, aan een verblijfhouder van de andere overeenkomstsluitende Staat zijn in die andere Staat belastbaar.
(2) Nochtans mogen die dividenden in de overeenkomstsluitende Staat, waarvan de vennootschap die de dividenden toekent een verblijfhouder is, worden belast volgens de wetgeving van die Staat, maar de aldus geheven belasting mag niet hoger zijn dan 15 t.h. van het brutobedrag van die dividenden.
(zie eveneens artikel 5 van het Slotprotocol)
(3) In afwijking van paragraaf 2 en zo lang in de Bondsrepubliek Duitsland het tarief van de vennootschapsbelasting op uitgedeelde winsten ten minste 20 punten lager blijft dan het voor de niet uitgedeelde winsten bepaalde tarief mag de belasting welke in die Staat van dividenden wordt geheven, 25 t.h. van het brutobedrag van de dividenden bedragen, indien
1* de dividenden voortkomen van een kapitaalvennootschap, verblijfhouder van de Bondsrepubliek Duitsland, en worden genoten door een vennootschap op aandelen of door een personenvennootschap met beperkte aansprakelijkheid, verblijfhouder van België, en indien
2* de vennootschap, verblijfhouder van België, onmiddellijk of middellijk ten minste 25 t.h. van de stemgerechtigde aandelen of delen van de kapitaalvennootschap, verblijfhouder van de Bondsrepubliek Duitsland, bezit.
(zie eveneens artikel 8 van het Sotprotocol)
(4) De bepalingen van de paragrafen 2 en 3 stellen geen beperking aan de belasting van de vennootschap op de winsten die voor de betaling van de dividenden dienen.
Met betrekking tot vennootschappen die verblijfhouder van België zijn, stelt de bepaling van paragraaf 2 geen beperking aan de belasting in geval van inkoop van eigen aandelen of delen of naar aanleiding van de verdeling van het maatschappelijk vermogen.
(5) Het woord "dividenden" betekent in dit artikel inkomsten uit aandelen, genotsaandelen of -rechten, mijnaandelen, oprichtersaandelen of andere winstaandelen, met uitzondering van schuldvorderingen, zomede inkomsten van andere maatschappelijke delen, die volgens de belastingwetgeving van de Staat, waarvan de uitkerende vennootschap een verblijfhouder is, op dezelfde wijze als inkomsten van aandelen worden belast.
Het woord "dividenden" omvat:
1* inkomsten -zelfs toegekend in de vorm van interesten- die belastbaar zijn als inkomsten van belegde kapitalen van vennoten in andere vennootschappen dan op aandelen, die verblijfhouder van België zijn;
2* de inkomsten die een "stiller Gesellschafter" uit zijn deelneming verkrijgt en die in de Bondsrepubliek Duitsland als inkomsten van roerende kapitalen worden beschouwd.
(6) De in de paragrafen 2 en 3 bedoelde tariefbeperkingen zijn niet van toepassing indien de genieter van de dividenden, verblijfhouder van een overeenkomstsluitende Staat, in de andere overeenkomstsluitende Staat waarvan de vennootschap die de dividenden toekent een verblijfhouder is, een vaste inrichting heeft waarmede de participatie die de dividenden oplevert wezenlijk is verbonden. In een zodanig geval zijn de bepalingen van artikel 7 van toepassing.
(7) Indien een vennootschap die verblijfhouder is van een overeenkomstsluitende Staat, winsten of inkomsten verkrijgt uit de andere overeenkomstsluitende Staat, mag die andere Staat, behalve in een geval als bedoeld in paragraaf 6, geen belasting heffen van de dividenden, door die vennootschap toegekend aan een verblijfhouder van de eerstbedoelde Staat, noch de niet uitgekeerde winsten van de vennootschap onderwerpen aan een bijkomende belasting, zelfs indien de uitgekeerde dividenden of de niet uitgedeelde winst geheel of gedeeltelijk bestaan uit winst of inkomsten herkomstig uit die andere Staat.
Artikel 11 Interest
(zie eveneens artikel 9 van het Slotprotocol)
(1) Interest herkomstig uit een overeenkomstsluitende Staat en toegekend aan een verblijfhouder van de andere overeenkomstsluitende Staat is in die andere Staat belastbaar.
(2) Die interest mag nochtans in de overeenkomstsluitende Staat waaruit hij herkomstig is worden belast volgens de wetgeving van die Staat, maar de aldus geheven belasting mag niet hoger zijn dan 15 t.h. van het bedrag van de interest.
(zie eveneens artikel 6 van het Slotprotocol)
(3) In afwijking van paragraaf 2 mag interest in de overeenkomstsluitende Staat, waaruit hij herkomstig is, niet worden belast indien hij aan een onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat wordt toegekend.
(zie eveneens artikel 7 van het Slotprotocol)
Het voorgaand lid is niet van toepassing wanneer het gaat om :
1* interest van obligaties en andere effecten van leningen, met uitzondering van handelspapier dat handelsschuldvorderingen vertegenwoordigt;
2* interest door een vennootschap, verblijfhouder van een overeenkomstsluitende Staat, toegekend aan een vennootschap, verblijfhouder van de andere overeenkomstsluitende Staat, die onmiddellijk of middellijk ten minste 25 t.h. van de stemgerechtigde aandelen of delen van de eerste vennootschap bezit.
(zie eveneens artikel 8 van het slotprotocol)
(4) Het woord "interest" betekent in dit artikel inkomsten van overheidsfondsen, van leningobligaties met of zonder hypothecaire waarborg of recht van deelneming in de winsten en, onder voorbehoud van het volgende lid, van schuldvorderingen of deposito's van allerlei aard, zomede loten van leningen en alle andere opbrengsten die volgens de belastingwetgeving van de Staat waaruit de inkomsten herkomstig zijn, op dezelfde wijze worden belast als inkomsten van geleende of gedeponeerde gelden.
Het omvat niet interest die als dividend wordt beschouwd op grond van artikel 10, paragraaf 5, lid 2, 1*.
(5) De in de paragrafen 2 en 3 bedoelde tariefbeperking en vrijstelling zijn niet van toepassing indien de genieter van de interest, verblijfhouder van een overeenkomstsluitende Staat, in de andere overeenkomstsluitende Staat waaruit de interest herkomstig is, een vaste inrichting heeft waarmede de lening, de schuldvordering of het deposito, die de interest opleveren wezenlijk zijn verbonden. In een zodanig geval zijn de bepalingen van artikel 7 van toepassing.
(6) Interest wordt geacht uit een overeenkomstsluitende Staat herkomstig te zijn als de schuldenaar die Staat zelf is, een Land, een staatkundig onderdeel of een plaatselijke gemeenschap daarvan, of een verblijfhouder van die Staat. Indien nochtans de schuldenaar van de interest, ongeacht of hij verblijfhouder van een overeenkomstsluitende Staat is of niet, in een overeenkomstsluitende Staat een vaste inrichting heeft ten behoeve waarvan de lening die de interest voortbrengt werd aangegaan en die de last van die interest als zodanig draagt, wordt die interest geacht herkomstig te zijn uit de overeenkomstsluitende Staat waar de vaste inrichting is gelegen.
(7) Indien, ten gevolge van een bijzondere verhouding tussen de schuldenaar en de schuldeiser of deponent of tussen hen beiden met derden, het bedrag van de toegekende interest, gelet op de schuldvordering of het deposito waarvoor hij verschuldigd is, hoger is dan het bedrag dat door de schuldenaar en de schuldeiser of deponent zou zijn overeengekomen bij ontstentenis van zulk een verhouding, zijn de tariefbeperking en de vrijstelling volgens de paragrafen 2 en 3 slechts op het laatstbedoelde bedrag van toepassing. In een zodanig geval is het daarboven uitgaande deel van de interest in de overeenkomstsluitende Staat waaruit de interest herkomstig is, belastbaar volgens diens wetgeving; maar -onverminderd de toepassing van artikel 9- mag de van dit deel geheven belasting niet hoger zijn dan de belasting die van toepassing zou zijn indien het om dividenden ging.
Artikel 12 Royalty's
(zie eveneens artikel 9 van het Slotprotocol)
(1) Xxxxxxx'x herkomstig uit een overeenkomstsluitende Staat en toegekend aan een verblijfhouder van de andere overeenkomstsluitende Staat zijn slechts in die andere Staat belastbaar.
(2) Het woord "royalty's" betekent in dit artikel betalingen van elke aard ontvangen als vergoeding voor het gebruik of voor het recht van gebruik van een auteursrecht op een werk op het gebied van letterkunde, kunst of wetenschap, films daaronder begrepen, van een octrooi, van een fabrieks- of handelsmerk, van een ontwerp of model, van een plan, van een geheim recept of werkwijze, dan wel voor het gebruik of voor het recht van gebruik van een nijverheids-, handels- of wetenschappelijke uitrusting die geen onroerend goed is als bedoeld in artikel 6, of voor inlichtingen omtrent ervaring op het gebied van nijverheid, handel of wetenschap.
(3) De bepaling van paragraaf 1 is niet van toepassing indien de genieter van de royalty's verblijfhouder van een overeenkomstsluitende Staat, in de andere overeenkomstsluitende Staat waaruit de royalty's herkomstig zijn, een vaste inrichting heeft waarmede het recht of het goed, die de royalty's opleveren, wezenlijk zijn verbonden. In een zodanig geval zijn de bepalingen van artikel 7 van toepassing.
(4) Royalty's worden geacht uit een overeenkomstsluitende Staat herkomstig te zijn als de schuldenaar die Staat zelf is, een Land, een staatkundig onderdeel of een plaatselijke gemeenschap daarvan, of een verblijfhouder van die Staat. Indien nochtans de schuldenaar van de royalty's, ongeacht of hij verblijfhouder van een overeenkomstsluitende Staat is of niet, in een overeenkomstsluitende Staat een vaste inrichting heeft ten behoeve waarvan de overeenkomst welke tot de betaling van de royalty's aanleiding geeft werd aangegaan en die de last van de royalty's als zodanig draagt, worden die royalty's geacht herkomstig te zijn uit de overeenkomstsluitende Staat waar de vaste inrichting is gelegen.
(5) Indien ten gevolge van een bijzondere verhouding tussen de schuldenaar en de genieter of tussen hen beiden met derden het bedrag van de toegekende royalty's, gelet op de prestatie waarvoor zij worden gestort, hoger is dan het normale bedrag dat door de schuldenaar en de genieter zou zijn overeengekomen bij ontstentenis van zulk een verhouding, is de bepaling van paragraaf 1 slechts op het laatstbedoelde bedrag van toepassing. In een zodanig geval is het daarboven uitgaande deel van de royalty's in de overeenkomstsluitende Staat waaruit de royalty's herkomstig zijn belastbaar volgens diens wetgeving; maar -onverminderd de toepassing van artikel 9 mag de van dit deel geheven belasting niet hoger zijn dan de belasting die van toepassing zou zijn indien het om dividenden ging.
(6) Indien in een geval als bedoeld in paragraaf 5 de schuldenaar een onderneming is die in feite afhankelijk is van of beheerst wordt door de onderneming die de genieter van de royalty's is, of omgekeerd, of nog indien beide ondernemingen in feite afhankelijk zijn van of beheerst worden door een derde onderneming of door juridisch zelfstandige ondernemingen, die echter van eenzelfde groep afhangen, mag het normale bedrag van de royalty's worden bepaald met inachtneming van de met een normale baat verhoogde kostprijs van de verwerving, de vervolmaking en het behoud van de rechten, goederen of inlichtingen waarvoor de royalty's verschuldigd zijn, zo dit normale bedrag niet kan worden bepaald volgens andere, beter passende criteria en onder meer door vergelijking met de royalty's die voor gelijksoortige prestaties vrij worden bedongen tussen werkelijk onafhankelijke ondernemingen.
Artikel 13 Kapitaalwinsten
(1) Winsten verkregen uit de vervreemding van onroerende goederen, als omschreven in artikel 6, paragraaf 2, zijn belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waar die goederen zijn gelegen.
(2) Winsten verkregen uit de vervreemding van roerende zaken, deel uitmakend van het bedrijfsvermogen van een vaste inrichting die een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat aanhoudt, of van roerende zaken behorende tot een vaste basis die een verblijfhouder van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat voor de uitoefening van een vrij beroep tot zijn beschikking heeft, daaronder begrepen winsten verkregen uit de globale vervreemding van zodanige vaste inrichting (alleen of te zamen met de gehele onderneming) of van zodanige vaste basis, zijn in die andere Staat belastbaar. De regels van artikel 7, paragrafen 2 en 3, zijn van toepassing bij het bepalen van het bedrag van die winsten.
Winsten verkregen uit de vervreemding van roerende zaken als bedoeld in artikel 22, paragraaf 3, zijn nochtans slechts belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waar die zaken zelf volgens dat artikel belastbaar zijn.
(3) Winsten verkregen uit de vervreemding van alle andere zaken zijn slechts belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat, waarvan de vervreemder verblijfhouder is.
(zie eveneens artikel 10 van het Slotprotocol)
Artikel 14 Vrije beroepen
(1) Inkomsten verkregen door een verblijfhouder van een overeenkomstsluitende Staat uit de uitoefening van een vrij beroep of andere zelfstandige werkzaamheden van soortgelijke aard zijn slechts in die Staat belastbaar, tenzij die verblijfhouder voor het verrichten van zijn werkzaamheden in de andere Staat een geregeld tot zijn beschikking staande vaste basis heeft. Indien hij een dergelijke vaste basis heeft, zijn de inkomsten in de andere Staat belastbaar, maar slechts voor zover die kunnen worden toegerekend aan de werkzaamheden welke door middel van die vaste basis worden uitgeoefend.
(2) De uitdrukking "vrij beroep" omvat met name zelfstandige werkzaamheden op het gebied van wetenschap, letterkunde, kunst, opvoeding of onderwijs, alsmede de zelfstandige werkzaamheden van artsen, advocaten, ingenieurs, architecten, tandartsen en accountants.
Artikel 15 Afhankelijke beroepen
(1) Lonen, salarissen en andere soortgelijke beloningen verkregen door een verblijfhouder van een overeenkomstsluitende Staat ter zake van een dienstbetrekking zijn slechts in die Staat belastbaar, tenzij de dienstbetrekking in de andere overeenkomstsluitende Staat wordt uitgeoefend. Indien de dienstbetrekking aldaar wordt uitgeoefend, zijn de uit dien hoofde verkregen beloningen in die andere Staat belastbaar.
(2) In afwijking van paragraaf 1 zijn beloningen verkregen door een verblijfhouder van een overeenkomstsluitende Staat ter zake van een in de andere overeenkomstsluitende Staat uitgeoefende dienstbetrekking slechts belastbaar in de eerstbedoelde Staat indien:
1* de beloningen werkzaamheden vergelden, die in de andere Staat werden uitgeoefend tijdens een tijdvak of tijdvakken welke met inbegrip van de gewone arbeidsonderbrekingen- gedurende het kalenderjaar een totaal van honderd drieëntachtig dagen niet te boven gaan;
2* de beloningen worden betaald door of namens een werkgever, die geen verblijfhouder van de andere Staat is, en
3* de last van de beloningen als zodanig niet wordt gedragen door een vaste inrichting of een vaste basis, welke de werkgever in de andere Staat aanhoudt.
(3) In afwijking van de paragrafen 1 en 2:
1* zijn de lonen, salarissen en andere beloningen verkregen door personen die in de grenszone van een overeenkomstsluitende Staat werken en hun duurzaam tehuis in de grenszone van de andere overeenkomstsluitende Staat hebben, waar zij normaal dagelijks terugkeren, slechts in die andere Staat belastbaar;
(zie eveneens artikel 11 van het Slotprotocol)
2* worden beloningen ter zake van een dienstbetrekking uitgeoefend aan boord van een schip of een luchtvaartuig in internationaal verkeer, of aan boord van een schip in de binnenvaart, geacht betrekking te hebben op werkzaamheden uitgeoefend in de overeenkomstsluitende Staat, waar de plaats van de werkelijke leiding van de onderneming is gelegen en zijn ze in die Staat belastbaar.
(4) De bepalingen van dit artikel zijn niet van toepassing op inkomsten als bedoeld in de artikelen 16, 18, 19 en 20.
Artikel 16 Beheerders en commissarissen van vennootschappen op aandelen of van kapitaalvennootschappen
(1) Tantièmes, presentiegelden en andere soortgelijke uitkeringen, door een verblijfhouder van een overeenkomstsluitende Staat verkregen in zijn hoedanigheid van lid van de raad van beheer, of van toezicht, of van een gelijkaardig orgaan van een vennootschap op aandelen of van een andere kapitaalvennootschap, die verblijfhouder is van de andere overeenkomstsluitende Staat, zijn in die andere Staat belastbaar.
(2) De bepaling van paragraaf 1 is ook van toepassing op de beloningen van een gecommanditeerde vennoot van een vennootschap bij wijze van geldschieting op aandelen die verblijfhouder is van België, alsmede op de beloningen van een lid van de raad van bestuur of van een zaakvoerder van een kapitaalvennootschap die verblijfhouder is van de Bondsrepubliek Duitsland.
(3) De beloningen die aan een persoon als bedoeld in de paragrafen 1 en 2 worden toegekend voor de uitoefening van dagelijkse werkzaamheden in een vaste inrichting, gelegen in de andere overeenkomstsluitende Staat dan die waarvan de vennootschap verblijfhouder is, zijn in die andere Staat belastbaar indien zij als dusdanig door die vaste inrichting worden gedragen.
Artikel 17 Zelfstandige artiesten en sportbeoefenaars
In afwijking van artikel 14 zijn aankomsten welke personen die beroepshalve bij schouwspel optreden, zoals toneelspelers, film-, radio- of televisieartiesten en musici, zomede sportbeoefenaars, als zodanig verkrijgen uit hun persoonlijke zelfstandige werkzaamheden, belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waar die werkzaamheden worden uitgeoefend.
Artikel 18 Pensioenen
Onder voorbehoud van de bepalingen van artikel 19 zijn pensioenen en andere soortgelijke beloningen, betaald aan een verblijfhouder van een overeenkomstsluitende Staat ter zake van een vroegere dienstbetrekking, slechts in die Staat belastbaar.
Artikel 19 Openbare beloningen en pensioenen
(1) Beloningen, met inbegrip van pensioenen, door een overeenkomstsluitende Staat, door een Land of door een staatkundig onderdeel, een plaatselijke gemeenschap of een rechtspersoon naar publiek recht van die Staat of van dat Land, ofwel rechtstreeks ofwel uit door hen in het leven geroepen fondsen betaald ter zake van diensten bewezen aan die Staat, aan dat Land, aan dat staatkundig onderdeel, die plaatselijke gemeenschap of rechtspersoon, zijn in die Staat belastbaar.
Deze bepaling is niet van toepassing indien de genieter van die inkomsten onderdaan is van de andere Staat zonder tezelfder tijd onderdaan te zijn van de eerstbedoelde Staat.
(2) Paragraaf 1 is niet van toepassing op beloningen of pensioenen ter zake van diensten verricht in verband met enig handels- of nijverheidsbedrijf uitgeoefend door een overeenkomstsluitende Staat, door een Land of door een staatkundig onderdeel, een plaatselijke gemeenschap of een rechtspersoon naar publiek recht daarvan.
Nochtans is die paragraaf van toepassing op de beloningen en de pensioenen die aan de leden van hun personeel worden verleend door de volgende diensten en instellingen:
(a) met betrekking tot België:
de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen;
- de Nationale Bank van België;
de Regie van Telegrafie en Telefonie;
(b) met betrekking tot de Bondsrepubliek Duitsland:
de Deutsche Bundesbank;
de Deutsche Bundesbahn;
de Deutsche Bundespost.
(3) Pensioenen en alle andere al dan niet periodieke uitkeringen tot uitvoering van de sociale wetgeving van een van de overeenkomstsluitende Staten betaald door die Staat, door een Land of door een staatkundig onderdeel, een plaatselijke gemeenschap of een rechtspersoon naar publiek recht daarvan, zijn in die Staat belastbaar.
(4) Geldbedragen die in de vorm van pensioenen, lijfrenten en andere al dan niet periodieke uitkeringen door een overeenkomstsluitende Staat, door een Land of door een staatkundig onderdeel of plaatselijke gemeenschap daarvan worden toegekend als vergoeding voor een schade, die als gevolg van oorlogshandelingen of politieke vervolging is ontstaan, zijn uitsluitend in die Staat belastbaar.
Artikel 20 Leraren en studenten.
(1) Alle beloningen van hoogleraren en andere leden van het onderwijzend personeel, die verblijfhouder van een overeenkomstsluitende Staat zijn en tijdelijk in de andere overeenkomstsluitende Staat verblijven om aldaar gedurende een tijdvak van ten hoogste twee jaar onderwijs te geven of wetenschappelijk onderzoek te verrichten aan een universiteit of een andere onderwijsinrichting of wetenschappelijke instelling zonder winstoogmerken, zijn slechts in de eerstbedoelde Staat belastbaar.
(2) Sommen ten behoeve van zijn onderhoud, onderwijs of opleiding ontvangen door een student, een leerling of een voor het bedrijfsleven opgeleid wordende persoon (stagiair), die verblijfhouder van een overeenkomstsluitende Staat is of vroeger was en uitsluitend voor zijn onderwijs of zijn opleiding in de andere overeenkomstsluitende Staat verblijft, zijn in die andere Staat niet belastbaar, op voorwaarde dat die sommen herkomstig zijn uit bronnen buiten die andere Staat.
Artikel 21 Niet uitdrukkelijke vermelde inkomsten
Een verblijfhouder van een overeenkomstsluitende Staat is in de andere overeenkomstsluitende Staat niet belastbaar ter zake van bestanddelen van zijn inkomen die niet uitdrukkelijk in de voorgaande artikelen zijn vermeld.
IV. Belastingheffing van vermogen
Artikel 22
(1) Vermogen bestaande uit onroerende goederen als omschreven in artikel 6, paragraaf 2, is belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waar die goederen zijn gelegen.
(2) Onder voorbehoud van de bepalingen van paragraaf 3, is vermogen bestaande uit roerende zaken die deel uitmaken van het bedrijfsvermogen van een vaste inrichting van een ondernemer, of uit roerende zaken die behoren tot een vaste basis gebezigd voor de uitoefening van een vrij beroep, belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waar de vaste inrichting of de vaste basis is gelegen.
(3) Schepen en luchtvaartuigen in internationaal verkeer en schepen in de binnenvaart, zomede roerende zaken die voor de exploitatie daarvan worden gebezigd, zijn slechts belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waar de plaats van de werkelijke leiding van de onderneming is gelegen; dit geldt ook voor het materieel van spoorwegexploitaties als bedoeld in artikel 8, paragraaf 2.
(4) Alle andere vermogensbestanddelen van een verblijfhouder van een overeenkomstsluitende Staat zijn slechts in die Staat belastbaar.
(zie eveneens artikel 10 van het Slotprotocol)
V. Bepalingen tot voorkoming van dubbele belasting
Artikel 23
(1) Met betrekking tot verblijfhouders van de Bondsrepubliek Duitsland wordt dubbele belasting op de volgende wijze voorkomen:
1* inkomsten herkomstig uit België met uitzondering van inkomsten als bedoeld in 2* hierna alsmede in artikel 12, xxxxxxxxxx 0 xx 0xx xx Xxxxxx gelegen vermogensbestanddelen die op grond van de voorgaande artikelen in die Staat belastbaar zijn, zijn in de Bondsrepubliek Duitsland vrijgesteld van belastingen. Die vrijstelling beperkt niet het recht van de Bondsrepubliek Duitsland om met de aldus vrijgestelde inkomsten en vermogensbestanddelen rekening te houden bij de bepaling van het tarief van de belastingen;
(zie eveneens artikel 12, 1*, 12, 2* en 14 van het Slotprotocol)
2* de in België volgens deze Overeenkomst geheven belasting :
(a) op dividenden onderworpen aan de in artikel 10, xxxxxxxxx 0, xxxxxxxx regeling, met uitzondering van inkomsten uit kapitalen belegd in vennootschappen onder gemeenschappelijke naam en in vennootschappen bij wijze van eenvoudige geldschieting, verblijfhouders van België en,
(b) op interest onderworpen aan de in artikel 11 xxxxxxxxx 0 xxxxxxxx regeling,
wordt verrekend met de belasting die op dezelfde inkomsten betrekking heeft en in de Bondsrepubliek Duitsland wordt geheven. Het in mindering te brengen bedrag mag echter het deel van de belasting berekend zonder de vermindering, dat evenredig betrekking heeft op die in België belastbare inkomsten niet te boven gaan;
(zie eveneens artikel 12, 2* van het Slotprotocol)
3* in afwijking van 2*, a, worden de dividenden van een vennootschap op aandelen, verblijfhouder van België, die worden verkregen door een kapitaalvennootschap, verblijfhouder van de Bondsrepubliek Duitsland, aan dewelke ten minste 25 t.h. van de stemgerechtigde aandelen of delen van de eerste vennootschap behoren, aan de in 1* bedoelde regeling onderworpen op voorwaarde dat de winsten van de eerste vennootschap niet voor meer dan 20 t.h. bestaan uit brutodividenden, na aftrek van de buitenlandse belasting, welke uit derde landen herkomstig zijn.
Voor de toepassing van het voorgaande lid worden niet geacht uit een derde land herkomstig te zijn, dividenden, die op grond van een tussen de Bondsrepubliek Duitsland en dat derde land gesloten overeenkomst tot voorkoming van dubbele belasting in de Bondsrepubliek Duitsland zouden vrijgesteld zijn van belastingen indien die dividenden op dezelfde voorwaarden en onmiddellijk aan de voormelde kapitaalvennootschap, verblijfhouder van die laatste Staat, waren toegekend geweest.
De voormelde aandelen of delen van een vennootschap, verblijfhouder van België, zijn op dezelfde voorwaarden vrijgesteld van de in de Bondsrepubliek Duitsland geheven vermogensbelasting.
(zie eveneens artikel 12, 3* van het Slotprotocol)
(2) Met betrekking tot verblijfhouders van België wordt dubbele belasting op de volgende wijze voorkomen:
1* inkomsten herkomstig uit de Bondsrepubliek Duitsland -met uitzondering van inkomsten als bedoeld in 2* en 3*- en in de Bondsrepubliek Duitsland gelegen vermogensbestanddelen, die volgens de voorgaande artikelen in die Staat belastbaar zijn, zijn in België vrijgesteld van belastingen. Behalve voor inkomsten als bedoeld in artikel 19, paragraaf 4, beperkt die vrijstelling niet het recht van België om met de aldus vrijgestelde inkomsten en vermogensbestanddelen rekening te houden bij de bepaling van het tarief van zijn belastingen;
(zie eveneens artikel 13, A, 13, B en 14 van het Slotprotocol)
2* met betrekking tot dividenden onderworpen aan de in artikel 10, paragrafen 2 of 3 bedoelde regeling, interest onderworpen aan de in artikel 11, paragrafen 2 of 7, bedoelde regeling en het boven het normaal bedrag uitgaande deel van de royalty's bedoeld in artikel 12, paragrafen 5 of 6, wordt het forfaitaire gedeelte van de buitenlandse belasting, waarin door de Belgische wetgeving is voorzien, op de door die wetgeving bepaalde voorwaarden verrekend, eensdeels met de personenbelasting die verband houdt met die dividenden en, anderdeels, met dezelfde belasting of met de vennootschapsbelasting die verband houdt met die interest en die boven het normaal bedrag uitgaande royalty's welke in de Bondsrepubliek Duitsland belastbaar zijn volgens de wetgeving van die Staat alsmede volgens artikel 11, paragrafen 2 of 7, en artikel 12, paragrafen 5 of 6;
(zie eveneens artikel 13, B van het Slotprotocol)
3* (a) indien een vennootschap, verblijfhouder van België, aandelen of delen in eigendom bezit van een kapitaalvennootschap, verblijfhouder van de Bondsrepubliek Duitsland, worden de dividenden die haar door de laatstvermelde vennootschap worden toegekend en aan de regeling bedoeld in artikel 10, paragraaf 2 of xxxxxxxxx 0, xxxxxx onderworpen, in België vrijgesteld van de vennootschapsbelasting in de mate dat vrijstelling zou worden verleend indien beide vennootschappen verblijfhouder van België waren geweest; deze bepaling belet niet dat van die dividenden de roerende voorheffing wordt geheven welke volgens de Belgische wetgeving verschuldigd is, maar die dividenden -met uitzondering van liquidatie-uitkeringen en uitdelingen van bonusaandelen- worden bij hun wederuitkering aan de aandeelhouders van de vennootschap, verblijfhouder van België, in dezelfde mate van die voorheffing vrijgesteld;
(b) indien een vennootschap, verblijfhouder van België, gedurende het ganse boekjaar van een kapitaalvennootschap, die verblijfhouder is van de Bondsrepubliek Duitsland en aldaar aan de vennootschapsbelasting is onderworpen, aandelen of delen van deze laatste vennootschap in uitsluitende eigendom heeft bezeten, kan zij eveneens worden vrijgesteld van de roerende voorheffing welke volgens de Belgische wetgeving op de dividenden van die aandelen of delen is verschuldigd, op voorwaarde dat zij zulks schriftelijk aanvraagt binnen de termijn waarin haar jaarlijkse aangifte moet worden ingediend; bij de wederuitkering van de aldus vrijgestelde dividenden aan haar eigen aandeelhouders, mogen deze dividenden niet in mindering worden gebracht van de aan de roerende voorheffing te onderwerpen uitgekeerde dividenden. Deze bepaling is niet van toepassing als de eerste vennootschap op geldige wijze de aanslag van haar winsten in de personenbelasting heeft gekozen.
VI. Bijzondere bepalingen
Artikel 24 Gelijke behandeling
(zie eveneens artikel 15 van het Slotprotocol)
(1) Onderdanen van een overeenkomstsluitende Staat zullen in de andere overeenkomstsluitende Staat niet worden onderworpen aan enige belasting of daarmede verband houdende verplichting, die anders of drukkender is dan de belasting en daarmede verband houdende verplichtingen waaraan onderdanen van die andere Staat onder gelijke omstandigheden zijn of mochten worden onderworpen.
(2) De uitdrukking "onderdanen" betekent:
1* met betrekking tot België, alle natuurlijke personen, die de Belgische nationaliteit bezitten;
2* met betrekking tot de Bondsrepubliek Duitsland, alle Duitsers in de zin van artikel 116, paragraaf 1, van de Grondwet voor de Bondsrepubliek Duitsland;
3* alle vennootschappen opgericht overeenkomstig de wetgeving die van kracht is in een overeenkomstsluitende Staat.
(3) Statenlozen zullen in een overeenkomstsluitende Staat niet worden onderworpen aan enige belasting of daarmede verband houdende verplichting die anders of drukkender is dan de belasting en daarmede verband houdende verplichtingen waaraan onderdanen van die Staat onder gelijke omstandigheden zijn of mochten worden onderworpen.
(4) De belasting van een vaste inrichting, die een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat aanhoudt, wordt in die andere Staat niet op minder gunstige wijze geheven dan de belasting van ondernemingen van die andere Staat, die dezelfde werkzaamheden uitoefenen.
Deze bepaling mag niet dusdanig worden uitgelegd dat zij een overeenkomstsluitende Staat de verplichting oplegt, bij de belastingheffing van de vaste inrichting van een onderneming welke door een natuurlijke persoon, verblijfhouder van de andere overeenkomstsluitende Staat, wordt gedreven, uit hoofde van de gezinstoestand of de gezinslasten, de persoonlijke verminderingen, aftrekken en belastingverlagingen te verlenen, die hij aan zijn eigen verblijfhouders verleent.
(5) Ondernemingen van een overeenkomstsluitende Staat, waarvan het kapitaal geheel of ten dele onmiddellijk of middellijk in het bezit is van, of wordt beheerst door één of meer verblijfhouders van de andere overeenkomstsluitende Staat, worden in de eerstbedoelde Staat niet onderworpen aan enige belasting of daarmede verband houdende verplichting, die anders of drukkender is dan de belasting en daarmede verband houdende verplichtingen, waaraan andere soortgelijke ondernemingen van die eerstbedoelde Staat zijn of mochten worden onderworpen.
(6) In dit artikel betekent de uitdrukking "belasting" belastingen van alle aard of benaming.
Artikel 25 Minnelijke regeling
(1) Als een verblijfhouder van een overeenkomstsluitende Staat van oordeel is, dat de maatregelen van een van de overeenkomstsluitende Staten of van beide Staten voor hem leiden of zullen leiden tot dubbele belasting in strijd met deze Overeenkomst, kan hij, onverminderd de rechtsmiddelen waarin is voorzien in de wetgeving van die Staten, schriftelijk een verzoek om herziening van de belasting richten aan de bevoegde autoriteit van de overeenkomstsluitende Staat, waarvan hij verblijfhouder is. Zelfs indien de belasting die in strijd met de Overeenkomst wordt bevonden, volgens de wetgeving van de Staat waar zij werd gevestigd niet meer kan worden vernietigd of verminderd, mag dat verzoek nog worden ingediend binnen een termijn van twee jaren vanaf de betekening of vanaf de inhouding aan de bron van de tweede aanslag. Indien die verblijfhouder de te zijnen laste in een overeenkomstsluitende Staat gevestigde belasting volgens de wetgeving van die Staat heeft betwist, loopt de voormelde termijn niet ten einde voor het verstrijken van een periode van één jaar te rekenen vanaf de datum waarop de belasting definitief is geworden.
(2) De in paragraaf 1 bedoelde bevoegde autoriteit zal, indien het verzoek haar gegrond voorkomt en indien zij niet zelf in staat is tot een bevredigende oplossing te komen, trachten de aangelegenheid in onderlinge overeenstemming met de bevoegde autoriteit van de andere overeenkomstsluitende Staat te regelen, ten einde dubbele belasting in strijd met de Overeenkomst te vermijden.
(3) De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten zullen in onderlinge overeenstemming trachten de moeilijkheden of twijfelpunten die mochten rijzen met betrekking tot de toepassing van de Overeenkomst, op te lossen.
(4) De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten plegen overleg omtrent de administratieve maatregelen die voor de uitvoering van de bepalingen van deze Overeenkomst nodig zijn en met name omtrent de bewijzen die de verblijfhouders van elke Staat moeten overleggen om in de andere Staat de bij deze Overeenkomst vastgestelde belastingvrijstellingen of verminderingen te genieten.
Artikel 26 Uitwisseling van inlichtingen
(1) De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten wisselen de inlichtingen uit die nodig zijn om uitvoering te geven aan de bepalingen van de Overeenkomst en aan die van de nationale wetten van de overeenkomstsluitende Staten met betrekking tot de belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is, voor zover de aanslag, waarin ze voorzien, met de Overeenkomst in overeenstemming is.
Elke aldus bekomen inlichting moet geheim worden gehouden; buiten de belastingplichtige of zijn gevolmachtigde, mag zij slechts worden medegedeeld aan personen of autoriteiten die belast zijn met de vestiging of de invordering van de in de Overeenkomst bedoelde belastingen en met de desbetreffende bezwaarschriften en verhalen, zomede aan de gerechtelijke autoriteiten met het oog op de strafrechtelijke vervolgingen.
(2) In geen geval mogen de bepalingen van paragraaf 1 dusdanig worden uitgelegd, dat zij een van de overeenkomstsluitende Staten de verplichting opleggen:
1* administratieve maatregelen te nemen, welke afwijken van zijn eigen wetgeving of van zijn administratieve praktijk of van die van de andere overeenkomstsluitende Staat;
2* bijzonderheden te verstrekken, welke niet verkrijgbaar zouden zijn volgens zijn eigen wetgeving of binnen het raam van zijn normale administratieve praktijk of die van de andere overeenkomstsluitende Staat;
3* inlichtingen te verstrekken, die een handels-, bedrijfs-, nijverheids- of beroepsgeheim of een handelswerkwijze zouden onthullen, of waarvan het verstrekken in strijd zou zijn met de openbare orde.
Artikel 27 Invorderingsbijstand
(1) De overeenkomstsluitende Staten nemen op zich elkander wederkerig hulp en bijstand te verlenen voor de betekening en de invordering van de in artikel 2 bedoelde belastingen in hoofdsom, verhogingen, opcentiemen, interest, kosten en boeten van niet strafrechtelijke aard.
(2) Op verzoekschrift van de bevoegde autoriteit van een overeenkomstsluitende Staat zorgt de bevoegde autoriteit van de andere overeenkomstsluitende Staat, overeenkomstig de wetten en de regels welke voor de betekening en de invordering van zijn eigen belastingen van toepassing zijn, voor de notificatie en de invordering van de in paragraaf 1 bedoelde belastingvorderingen die in de eerstbedoelde Staat eisbaar zijn. Die vorderingen genieten geen enkel voorrecht in de aangezochte Staat en deze is niet gehouden uitvoermiddelen aan te wenden die niet toegelaten zijn door de wetten of de regels van de verzoekende Staat. (3) De in paragraaf 2 bedoelde verzoekschriften worden gestaafd met een officieel afschrift van de uitvoerbare titels eventueel vergezeld van een officieel afschrift van de beslissingen die het gezag van het gewijsde hebben verworven. (4) Met betrekking tot de belastingvorderingen waartegen beroep openstaat, mag de bevoegde autoriteit van een overeenkomstsluitende Staat, om zijn rechten te vrijwaren, de bevoegde autoriteit van de andere overeenkomstsluitende Staat verzoeken de conservatoire maatregelen te nemen waarin diens wetgeving voorziet; de bepalingen van paragrafen 1 tot 3 zijn mutadis mutandis op die maatregelen van toepassing. (5) Artikel 26, paragraaf 1, lid 2, is mede van toepassing op elke inlichting, die ingevolge dit artikel ter kennis van de bevoegde autoriteiten van de aangezochte Staat wordt gebracht.
Artikel 28 Diverse bepalingen
(1) De bepalingen van de Overeenkomst doen geen afbreuk aan de fiscale voorrechten welke de leden van diplomatieke zendingen of consulaire posten genieten krachtens de algemene regelen van het volkenrecht of krachtens bepalingen van bijzondere akkoorden.
(2) De bepalingen van deze Overeenkomst wijken niet af van de artikelen 18, paragraaf 2, en 31, paragraaf 2, van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Bondsrepubliek Duitsland, betreffende de oprichting van kantoren waar de nationale controles van beide landen naast elkander geschieden, betreffende de controles in de rijdende treinen en de aanwijzing van gemeenschappelijke stations en van uitwisselingsstations, voor het verkeer over de BelgischDuitse grens, ondertekend te Brussel op 15 mei 1956.
Artikel 29
De Overeenkomst zal eveneens van toepassing zijn op het Land Berlijn, ten ware de Regering van de Bondsrepubliek Duitsland binnen een termijn van drie maanden na de inwerkingtreding van deze Overeenkomst aan de Belgische Regering een tegenovergestelde verklaring afgeeft.
VII. Slotbepalingen
Artikel 30
(1) De Overeenkomst zal worden bekrachtigd en de bekrachtigingsoorkonden zullen zo spoedig mogelijk te Bonn worden uitgewisseld.
(2) De Overeenkomst zal in werking treden op de vijftiende dag die volgt op de dag van de uitwisseling van de bekrachtigingsoorkonden en zij zal van toepassing zijn:
1* in België:
a) op de bij de bron verschuldigde belastingen met betrekking tot inkomsten welke zijn toegekend of betaalbaar gesteld na 31 december 1965;
b) op de andere belastingen geheven van de inkomsten van belastbare tijdperken die na de 31e december 1965 eindigen;
2* in de Bondsrepubliek Duitsland:
(a) op de bij de bron verschuldigde belastingen met betrekking tot inkomsten welke aan de genieters zijn toegekend na de 31e december 1965;
(b) op de andere belastingen geheven voor het jaar 1966 en voor de volgende jaren.
Artikel 31
De Overeenkomst zal voor onbepaalde tijd in werking blijven; maar elke overeenkomstsluitende Staat kan tot de 30e juni van elk kalenderjaar met ingang van het vijfde jaar vanaf het jaar van de bekrachtiging, aan de andere overeenkomstsluitende Staat langs diplomatieke weg een schriftelijke opzegging doen toekomen. In geval van opzegging vóór 1 juli van zodanig jaar, zal de Overeenkomst voor de laatste maal van toepassing zijn:
1* in België:
(a) op de bij de bron verschuldigde belastingen met betrekking tot inkomsten welke zijn toegekend of betaalbaar gesteld tot de 31e december van het jaar waarin de opzegging is gedaan;
(b) op de andere belastingen geheven van de inkomsten van belastbare tijdperken die ten laatste op de 31e december van hetzelfde jaar eindigen;
2* in de Bondsrepubliek Duitsland:
(a) op de bij de bron verschuldigde belastingen met betrekking tot inkomsten welke zijn toegekend aan de genieters tot de 31e december van het jaar waarin de opzegging is gedaan;
(b) op de andere belastingen geheven voor hetzelfde jaar.
Slotprotocol
Bij de ondertekening van de Overeenkomst tot voorkoming van dubbele belasting en tot regeling van sommige andere aangelegenheden inzake belastingen van inkomen en van vermogen, met inbegrip van de ondernemingsbelasting en de grondbelastingen, heden tussen België en de Bondsrepubliek Duitsland gesloten, zijn de ondergetekende Gevolmachtigden overeengekomen, dat de volgende bepalingen een integrerend deel van die Overeenkomst zullen uitmaken:
(1) Ad artikel 4, paragraaf 1:
De woorden "de wetgeving van die Staat" betekenen de wetgeving van die Staat, zoals ze in dit verband door internationale verdragen eventueel is gewijzigd of aangevuld.
(2) Ad artikel 5, paragraaf 2, 7*:
Ingeval in een door België met een aangrenzend land gesloten verdrag tot voorkoming van dubbele belasting, de minimumduur voor de uitvoering van een bouwwerk of van constructiewerkzaamheden, die een vaste inrichting vormen, op twaalf maanden zou zijn bepaald, zou deze duur in de plaats worden gesteld van de duur van negen maanden, die in artikel 5, paragraaf 2, 7*, is vastgesteld.
(3) Ad artikel 6:
Zolang de aanvullende onroerende voorheffing die in België verschuldigd is op het kadastraal inkomen van de in België volgens artikel 6 belastbare onroerende goederen, zal worden geheven tegen een vast tarief van meer dan 10 t.h.:
1* zal die aanvullende onroerende voorheffing, verschuldigd door verblijfhouders van de Bondsrepubliek Duitsland, die volgens de artikelen 148 en 149 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen onderworpen zijn aan de belasting der nietverblijfhouders, worden terugbetaald in de mate dat zij de door de betrokkenen verschuldigde belasting der nietverblijfhouders overtreft;
2* zal die aanvullende onroerende voorheffing, verschuldigd door andere verblijfhouders van de Bondsrepubliek Duitsland, eventueel dermate worden verminderd dat de totale last van die aanvullende voorheffing en van het gedeelte van de onroerende voorheffing dat met de personenbelasting wordt verrekend, niet meer bedraagt dan het gedeelte van de fictief op de totale in België behaalde of verkregen inkomsten berekende belasting der nietverblijfhouders, dat evenredig met gezegd kadastraal inkomen zou overeenstemmen.
(4) Ad artikel 7, paragraaf 4:
De bevoegde autoriteiten van beide overeen-komstsluitende Staten kunnen eveneens overleg plegen in een geval als bedoeld in deze bepaling om door een verdeling van de totale winsten tussen de verschillende inrichtingen, volgens in onderlinge overeenstemming vastgestelde criteria, de winst te bepalen, die aan de vaste inrichting van een verzekeringsonderneming is toe te rekenen.
(5) Ad artikel 10, paragraaf 2:
In afwijking van deze bepaling en zo lang volgens de Belgische wetgeving de roerende voorheffing verschuldigd op de door een vennootschap, verblijfhouder van België, toegekende dividenden is bepaald op 15 t.h. van de 85/70 van het brutobedrag daarvan, verminderd met het deel van de eventueel door die vennootschap geïnde dividenden dat als wederuitgekeerd wordt beschouwd, mag de belasting welke in die Staat wordt geheven van dividenden toegekend aan een verblijfhouder van de Bondsrepubliek Duitsland ten hoogste 15 t.h. bedragen van het aldus bepaalde belastbare bedrag.
Dividenden toegekend door een vennootschap die verblijfhouder is van België, aan een verblijfhouder van de Bondsrepubliek Duitsland zijn vrijgesteld van de aanvullende roerende voorheffing, waarin volgens de Belgische wetgeving is voorzien.
(6) Ad artikel 11, paragraaf 2:
Indien hij aan de in deze bepaling bedoelde regeling is onderworpen, is interest herkomstig uit België en toegekend aan een verblijfhouder van de Bondsrepubliek Duitsland vrijgesteld van de aanvullende roerende voorheffing, waarin volgens de Belgische wetgeving is voorzien.
(7) Ad artikel 11, paragraaf 3:
Interest wordt geacht toegekend te zijn in een onderneming wanneer hij is opgenomen in winsten als bedoeld in artikel 7; dit is met name het geval met interest toegekend aan openbare kredietinstellingen die verblijfhouder zijn van een overeenkomstsluitende Staat, de Nationale Bank van België en de Deutsche Bundesbank inbegrepen.
(8) Ad artikelen 10, paragraaf 3, 2*, en 11, paragraaf 3, lid 2, 2*:
Een vennootschap, verblijfhouder van een overeenkomstsluitende Staat, wordt met name geacht van de aandelen of delen van een vennootschap, verblijfhouder van de andere overeenkomstsluitende Staat, welke aan een derde vennootschap toebehoren, middellijk een gedeelte te bezitten dat evenredig is aan haar deelneming in het kapitaal van die derde vennootschap.
(9) Ad artikelen 11 en 12:
Indien interest of royalty's die door een vennootschap, verblijfhouder van de Bondsrepubliek Duitsland, aan een verblijfhouder van België worden toegekend, volgens de wetgeving van de Bondsrepubliek Duitsland als dividenden worden beschouwd, wordt de bij de bron in te houden belasting in die laatste Staat volgens artikel 10, paragraaf 2, beperkt.
(10) Ad artikelen 13, paragraaf 3, en 22, paragraaf 4:
Het is duidelijk dat, wanneer een participatie in aandelen of delen van een vennootschap op aandelen of van een andere kapitaalvennootschap geen deel uitmaakt van het bedrijfsvermogen van een vaste inrichting waarover een verblijfhouder van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeekomstsluitende Staat beschikt, deze bepalingen van toepassing zijn op winsten uit de vervreemding van die participatie of op het vermogen dat ze vertegenwoordigt.
(11) Ad artikel 15, paragraaf 3, 1*:
De grenszone van elke overeenkomstsluitende Staat wordt aan weerszijden van de gemeenschappelijke grens van de beide Staten bepaald door een denkbeeldige op een afstand van twintig kilometer van de grens getrokken lijn, met dien verstande dat de gemeenten die door deze denkbeeldige lijn worden doorsneden, in de grenszone worden opgenomen.
(12) 1* Ad artikel 23, paragraaf 1, 1*:
Onder de toepassing van deze bepaling vallen niet de inkomsten die in België volgens artikel 9 belastbaar zijn.
2* Ad artikel 23, paragraaf 1, 1* en 2*:
(a) Indien de verblijfhouder van de Bondsrepubliek Duitsland een vennootschap onder gemeenschappelijke naam, een vennootschap bij wijze van eenvoudige geldschieting of een rederij is, zijn de bepalingen van artikel 23, paragraaf 1, 1* en 2*, van toepassing op de vennoten, ongeacht of zij al dan niet verblijfhouders zijn van de Bondsrepubliek Duitsland, voor zover die vennoten in die Staat belastbaar zijn ter zake van de inkomsten die zij verkrijgen uit de vennootschap of uit hun deelneming in het vermogen ervan;
(b) Indien de verblijfhouder van de Bondsrepubliek Duitsland een vennoot is van een vennootschap onder gemeenschappelijke naam of van een vennootschap bij wijze van eenvoudige geldschieting, die verblijfhouder is van België, zijn de bepalingen van artikel 23, paragraaf 1, 1*, van toepassing op het deel van de maatschappelijke winsten, dat in de Bondsrepubliek Duitsland volgens de wetgeving van die Staat belastbaar is en dat, volgens de Overeenkomst en de Belgische wetgeving, in België belastbaar is ten name van de vennootschap of van die vennoot.
3* Ad artikel 23, paragraaf 1:
Met betrekking tot het boven het normaal bedrag uitgaande deel van de interest, als bedoeld in artikel 11, paragraaf 7, en het boven het normaal bedrag uitgaande deel van de royalty's als bedoeld in artikel 12, paragrafen 5 en 6, wordt dubbele belasting in de Bondsrepubliek Duitsland voorkomen volgens de bepalingen van de Overeenkomst die van toepassing zijn op de inkomsten waarmede dit boven het normaal bedrag uitgaande deel volgens de wetgeving van die Staat kan worden gelijkgesteld.
Artikel 23, paragraaf 1, 3*, is niet van toepassing op betalingen die voor de toepassing van de in artikel 2, xxxxxxxxx 0, 0*, x, xxxxxxxx belasting als aftrekbare lasten worden gekenmerkt.
(13) A. Ad artikel 23, paragraaf 2, 1*:
Onder de toepassing van deze bepaling vallen niet de inkomsten die in de Bondsrepubliek Duitsland volgens artikel 9 belastbaar zijn.
B. Ad artikel 23, paragraaf 2, 1* en 2*:
1. Indien de in artikel 23, xxxxxxxxx 0, xxxxxxxx verblijfhouder een vennootschap is niet zijnde een vennootschap op aandelen die verblijfhouder is van België:
(a) is de in 1* bedoelde vrijstelling ook van toepassing op de vennoten van die vennootschap, ongeacht of zij al dan niet verblijfhouder zijn van België, voor zover de inkomsten of de vermogensbestanddelen van die vennootschap, die volgens de Overeenkomst in de Bondsrepubliek Duitsland belastbaar zijn, eveneens in België volgens de Belgische wetgeving ten name van de vennoten belastbaar zijn op een andere wijze dan als inkomsten uit belegde kapitalen;
(b) is de in 2* bedoelde vermindering in dezelfde mate van toepassing op de vennoten van de vennootschap, indien die heeft gekozen dat haar winsten in de personenbelasting worden belast.
2. De in artikel 23, xxxxxxxxx 0, 0*, xxxxxxxx vrijstelling is niet van toepassing op de inkomsten van een verblijfhouder van België, vennoot van een vennootschap onder gemeenschappelijke naam, van een vennootschap bij wijze van eenvoudige geldschieting of van een rederij, die verblljfhouder is van de Bondsrepubliek Duitsland, indien de inkomsten in die laatste Staat volgens diens wetgeving geen belastbare inkomsten zijn.
(14) Ad artikel 23, paragrafen 1, 1*, en 2, 1*:
Indien volgens de nationale wetgeving van een overeenkomstsluitende Staat de verliezen, welke een onderneming van die Staat in een in de andere Staat gelegen vaste inrichting heeft geleden, voor de belastingheffing van die onderneming werkelijke in mindering worden gebracht van haar in de eerste Staat belastbare winsten, is de in artikel 23, paragrafen 1, 1*, en 2, 1*, neergelegde vrijstelling in die eerste Staat niet van toepassing op de winsten van andere belastbare tijdperken die aan die inrichting zijn toe te rekenen, in de mate dat die winsten ook in de andere Staat van belastingen werden vrijgesteld wegens hun compensatie met dezelfde verliezen.
(15) Ad artikel 24:
De bepalingen van dit artikel kunnen niet dusdanig worden uitgelegd:
1* dat ze een overeenkomstsluitende Staat beletten:
(a) van de inkomsten die volgens de Overeenkomst in die Staat belastbaar zijn ten laste van verblijfhouders van de andere Staat, belasting te heffen tegen een forfaitair of minimumtarief, dat ingevolge zijn wetgeving van toepassing is ten aanzien van nietverblijfhouders van die Staat, die daarvan al dan niet onderdaan zijn;
(b) tegen het tarief dat door zijn nationale wetgeving is vastgesteld, belasting te heffen van de totale winst die is toe te rekenen aan de vaste inrichting waarover een vennootschap die verblijfhouder is van de andere Staat, of een vereniging van personen waarvan de plaats van leiding in de andere Staat is gelegen in de eerstgenoemde Staat de beschikking heeft, op voorwaarde dat dat tarief niet hoger is dan het maximumtarief dat van toepassing is op het geheel of op een deel van de winsten van vennootschappen die verblijfhouder zijn van die eerstgenoemde Staat;
2* dat zij een overeenkomstsluitende Staat verplichten op de dividenden verkregen door een vaste inrichting welke in die Staat wordt geëxploiteerd door een vennootschap die verblijfhouder is van de andere Staat, dezelfde regeling toe te passen als die welke volgens zijn nationale wetgeving zou van toepassing zijn op de dividenden verkregen door een vennootschap die verblijfhouder is van de eerste Staat.
(16) De Ministers van Financiën van beide overeenkomstsluitende Staten stellen zich rechtstreeks met elkander in verbinding voor de toepassing van de Overeenkomst.
(17) Geen enkele bepaling van de Overeenkomst mag dusdanig worden uitgelegd dat zij een overeenkomstsluitende Staat belet de bepalingen van zijn nationale wetgeving ter vermijding van belastingevasie en belastingontduiking toe te passen.