DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER
Xx. 0000/0000-00
XX XXXXXXXX VAN VOLKSHUISVESTING RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER
Mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en in overeenstemming met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;
Gezien de aanvraag d.d. 7 maart 2008 van de Stichting Reinier de Graaf Groep te Delft om wijziging van een vergunning als bedoeld in artikel 29 van de Kernenergiewet en als bedoeld in hoofdstuk 4, artikel 23, van het Besluit stralingsbescherming;
Gelet op de artikelen 29-31 en 34 van de Kernenergiewet en het bepaalde in hoofdstuk 4 van het Besluit stralingsbescherming;
Gelet op de d.d. 12 maart 2003, onder nr. 2002/74347, AI/CK/B/KEW verleende vergunning, laatstelijk gewijzigd d.d. 7 maart 2007, onder nr. 2007/0692-06;
Overwegende, dat de in de aanvraag bedoelde handelingen voorkomen in bijlage 1 (gerechtvaardigde handelingen en werkzaamheden) van de Regeling bekendmaking rechtvaardiging gebruik van ioniserende straling.
B E S L U I T :
De d.d. 12 maart 2003, onder nr. 2002/74347, AI/CK/B/KEW verleende vergunning, laatstelijk gewijzigd
d.d. 7 maart 2007, onder nr. 2007/0692-06, wordt gewijzigd, zodat deze thans luidt als volgt:
Aan de Stichting Reinier de Graaf Groep, Reinier de Graafweg 3 te Delft, wordt vergunning verleend voor:
− het verrichten van handelingen met radioactieve stoffen;
− het verrichten van handelingen met ioniserende straling uitzendende toestellen.
In deze vergunning wordt verstaan onder:
− Xxxxxxx Xxxxxx (gebouw B): Stichting Reinier de Graaf Groep;
− Locatie Xxxxxxxxxxx (gebouw H): Stichting Reinier de Graaf Groep;
− Locatie SSDZ:
Stichting Reinier de Graaf Groep;
− Locatie Diaconessenhuis Voorburg: Stichting Reinier de Graaf Groep;
− Locatie Naaldwijk:
Stichting Reinier de Graaf Groep;
− Locatie De Reef:
Stichting Reinier de Graaf Groep;
− Aanbevelingen Nucleaire Geneeskunde:
Publicatie van de Nederlandse Vereniging voor Nucleaire Geneeskunde;
Publicatie van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;
− bergplaats:
Ruimte, uitsluitend bedoeld voor de opslag van radioactieve stoffen. De voorschriften die gelden ten
aanzien van de bergplaats worden verder uitgewerkt in deze vergunning;
− besmettingscontrole:
Onder een besmettingscontrole wordt verstaan een controle van een voorwerp (niet zijnde een
ingekapselde bron) op radioactieve besmetting. Bij deze controle wordt nagegaan of zich op de betreffende plaatsen radioactiviteit bevindt. Bij besmettingscontrole van een bronhouder worden die plaatsen gecontroleerd waarvan wordt verwacht dat in geval van een defect van de bron het eerst besmetting zal optreden;
− bewaakte zone:
Een ruimte wordt aangemerkt als bewaakte zone indien de door verblijf in die ruimte mogelijk in een
kalenderjaar te ontvangen effectieve dosis hoger is dan 1 mSv en lager dan 6 mSv of de mogelijk in een kalenderjaar te ontvangen equivalente dosis hoger is dan:
− 15 mSv voor de ooglens, of
− 50 mSv voor de huid, gemiddeld over enig blootgesteld huidoppervlak van 1 cm2, en lager dan:
− 45 mSv voor de ooglens,
− 150 mSv voor de huid, gemiddeld over enig blootgesteld huidoppervlak van 1 cm2, of
− 150 mSv voor handen, onderarmen, voeten en enkels;
− bron:
Toestel dan wel radioactieve stof;
− broncertificaat:
Document, opgemaakt door de producent van de ingekapselde bron, waarop de belangrijkste gegevens
zijn vermeld. In ieder geval moeten activiteit, nuclide, gegevens van de capsule, classificatie volgens ISO 2919:1999 en bronnummer van de ingekapselde bron worden vermeld. Van bronnen die vóór 1995 zijn geproduceerd moeten de gegevens worden vastgelegd voor zover ze beschikbaar zijn of te achterhalen zijn;
− bronhouder:
Behuizing van een ingekapselde bron, waaruit deze niet zonder hulpgereedschap is te verwijderen;
− coördinerend deskundige:
Stralingsdeskundige als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van het Besluit stralingsbescherming, die
jegens de ondernemer ervoor zorgt dat de handelingen met ioniserende straling plaatsvinden binnen de kaders en voorschriften van deze vergunning. Deze coördinerend deskundige coördineert tevens de handelingen van de toezichthoudend deskundigen;
− correctiefactor voor lozing in lucht en in water:
Factor om een radiotoxiciteitsequivalent (Re) van een bepaald radionuclide te corrigeren voor de
fysische halveringstijd van het betrokken radionuclide, voor lozingen in de lucht en het oppervlaktewater en in het openbare riool. De geloosde hoeveelheden uitgedrukt in Re worden vóór toetsing gecorrigeerd met de volgende correctiefactoren:
halveringstijd (t½) | correctiefactor (CR) voor lozing in: | |
water (CRW) | lucht (CRL) | |
t½ ≤ 5 dagen | 0,001 | 1 |
5 dagen < t½ ≤ 7,5 dagen | 0,01 | 1 |
7,5 dagen < t½ ≤ 15 dagen | 0,1 | 1 |
15 dagen < t½ ≤ 25 jaar | 1 | 1 |
25 jaar < t½ ≤ 250 jaar | 10 | 10 |
250 jaar < t½ | 100 | 100 |
− Deskundigheidseisen voor medische stralingstoepassingen:
Rapport van de Commissie Medische stralingstoepassingen van de Gezondheidsraad; publicatie
nummer 1996/04;
− deskundigheidsniveau:
Niveau als bedoeld in artikel 9, tweede lid, van het Besluit stralingsbescherming;
− diploma ioniserende straling:
Diploma als bedoeld in artikel 132, tweede lid, van het Besluit stralingsbescherming;
− effectieve dosis:
De som van de gewogen equivalente doses in alle verschillende organen en weefsels ten gevolge van
inwendige en uitwendige bestraling;
− gecontroleerde zone:
Een ruimte wordt aangemerkt als gecontroleerde zone indien:
a. de door verblijf in die ruimte mogelijk in een kalenderjaar te ontvangen effectieve dosis groter of gelijk is aan 6 mSv, of de mogelijk in een kalenderjaar te ontvangen equivalente dosis groter of gelijk is aan:
− 45 mSv voor de ooglens,
− 150 mSv voor de huid, gemiddeld over enig blootgesteld huidoppervlak van 1 cm2, of
− 150 mSv voor handen, onderarmen, voeten en enkels, of
b. er een mogelijkheid is van verspreiding van radioactieve stoffen vanuit de ruimte zodanig dat
personen in een kalenderjaar een effectieve dosis kunnen ontvangen die hoger is dan 1 mSv of een equivalente dosis die groter is dan:
− 15 mSv voor de ooglens, of
− 50 mSv voor de huid, gemiddeld over enig blootgesteld huidoppervlak van 1 cm2;
− GHI Bulletin:
GHI Bulletin Verantwoordelijkheidsstructuur stralenbescherming, Rijswijk, juli 1993, te verkrijgen
bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg te ‘s-Gravenhage;
− handeling:
Het bereiden, voorhanden hebben, toepassen of zich ontdoen van een kunstmatige bron of van een
natuurlijke bron, voor zover deze natuurlijke bron is of wordt bewerkt met het oog op zijn radioactieve eigenschappen, dan wel het gebruiken of voorhanden hebben van een toestel, uitgezonderd bij een interventie, een ongeval of een radiologische noodsituatie;
− ingekapselde bron:
Radioactieve stoffen die zijn ingebed in of gehecht aan vast dragermateriaal of zijn omgeven door een
omhulling van materiaal met dien verstande dat hetzij het dragermateriaal hetzij de omhulling voldoende weerstand biedt om onder normale gebruiksomstandigheden elke verspreiding van radioactieve stoffen te voorkomen;
− lektest:
Een lektest is een controle van de behuizing van een radioactieve stof (vaak een capsule als
ingekapselde bron) op radioactieve besmetting. Een bron wordt verondersteld lek te zijn wanneer een afgewreven activiteit van meer dan 185 becquerel wordt aangetoond;
− locatie:
De inrichting als aangewezen krachtens artikel 1.1, derde lid, van de Wet milieubeheer of plaats, waar
een handeling of werkzaamheid wordt verricht, zoals is beschreven in de aanvraag;
− open bron:
Bron, niet zijnde een ingekapselde bron en niet zijnde een toestel;
− radioactieve besmetting:
Onder radioactieve besmetting wordt verstaan een alfa besmetting van 0,4 becquerel (Bq) of meer per
cm2 of een bèta/gamma besmetting van 4 Bq of meer per cm2.
Het betreft hier een afgewreven activiteit, waarbij het volgende in aanmerking wordt genomen:
∗ Het oppervlak dat wordt afgewreven bedraagt circa 5 cm2;
∗ De detectie-limiet van de meting bedraagt voor alle nucliden maximaal 2 Bq. Deze waarde geldt dus zowel voor alfa als voor bèta/gamma bronnen. Hierbij is uitgegaan van technisch redelijk
haalbare detectiegrenzen van meetapparatuur en niet van radiotoxiciteit. Dit omdat anders voor de minder toxische stoffen een besmetting moet worden toegestaan, die vanuit het ALARA- principe opgeruimd had moeten worden;
− radionucliden-laboratorium:
Onder een radionucliden-laboratorium van B-niveau, C-niveau respectievelijk D-niveau wordt
verstaan hetgeen daarover is gesteld in de bijlage radionucliden-laboratorium;
− radiotoxiciteitsequivalent (Re):
De activiteit die bij inname leidt tot een effectieve volgdosis van 1 sievert voor een volwassen
referentiepersoon;
− stralingsincident:
Ongewenste gebeurtenis, als bedoeld in artikel 13 van het Besluit stralingsbescherming, die direct of
op termijn een onvoorziene radioactieve besmetting en/of blootstelling aan ioniserende straling van personen zou kunnen veroorzaken (bijvoorbeeld: brand, defecte apparatuur, vermissing of ongeval);
− terreingrens:
De begrenzing van de locatie, zoals aangeduid op de tekeningen (bijlage 1 van de aanvraag
d.d. 30 september 2002 en bijlage 1 van de aanvraag d.d. 19 december 2005);
− toestel:
Toestel dat ioniserende straling kan uitzenden en geen radioactieve stof, splijtstof of erts bevat;
− toezichthoudend deskundige:
Stralingsdeskundige als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van het Besluit stralingsbescherming, die
zelfstandig handelingen met ioniserende straling uitvoert of onder wiens toezicht handelingen met ioniserende straling worden uitgevoerd;
− versneller:
Een versneller is een toestel dat deeltjes versnelt en ioniserende straling met een energie van meer dan
1 mega-elektronvolt kan uitzenden;
− voldoende instructie:
Instructie als bedoeld in de artikelen 15 en 16 van het Besluit stralingsbescherming, gericht op de
handeling waarbij de werknemer betrokken is;
− waarschuwingsteken:
Waarschuwingsteken voor gevaar van besmetting of voor het kunnen ontvangen van een
dosisequivalent, als bedoeld in artikel 20, eerste lid, van het Besluit stralingsbescherming, verder uitgewerkt in de Regeling waarschuwingssignalering ioniserende straling.
Deze vergunning is uitsluitend van toepassing voor het volgende:
A. RADIOACTIEVE STOFFEN
Locatie Bethel (gebouw B)
Binnen de locatie Bethel (gebouw B), gelegen aan de Reinier de Graafweg 3 te Delft, mogen met radioactieve stoffen uitsluitend handelingen worden verricht ten behoeve van medische diagnostiek, medische therapie, ijk- en referentiedoeleinden en ten behoeve van de sentinel node procedure binnen de volgende omvang:
1. het voorhanden hebben en toepassen van open bronnen binnen de locatie tot een maximum van 125 radiotoxiciteitsequivalent voor inhalatie (Reinh);
2. het voorhanden hebben en toepassen van open bronnen ten behoeve van medische diagnostiek en therapie in ten hoogste 1 radionucliden-laboratorium op C-niveau met aangrenzende nevenruimten en de bergplaats, waarbij de belastingsfactor, berekend volgens hoofdstuk 2 van de bijlage radionucliden- laboratorium, per radionucliden-laboratorium niet meer bedragen dan 1;
3. het voorhanden hebben en toepassen van de open bronnen rubidium-81 en krypton-81m in patiëntenmeetkamers, ten behoeve van medische diagnostiek (in vivo);
4. open bronnen, toegepast bij patiënten ten behoeve van medische diagnostiek, te weten maximaal per handeling:
− 1,5 gigabecquerel (GBq) technetium-99m in diverse radiofarmaceutische samenstellingen;
− 740 megabecquerel (MBq) krypton-81m als gas;
− 200 MBq gallium-67 in diverse radiofarmaceutische samenstellingen;
− 200 MBq indium-111 in diverse radiofarmaceutische samenstellingen;
− 150 MBq thallium-201 in diverse radiofarmaceutische samenstellingen;
− 200 MBq jodium-123 in diverse radiofarmaceutische samenstellingen;
− 1 MBq koolstof-14 in diverse radiofarmaceutische samenstellingen;
− 200 MBq yttrium-90 in diverse radiofarmaceutische samenstellingen;
− 50 MBq jodium-131 in diverse radiofarmaceutische samenstellingen;
− 400 MBq fluor-18 in diverse radiofarmaceutische samenstellingen.
De hoeveelheid die aan patiënten wordt toegediend ten behoeve van medische diagnostiek voldoet aan
de richtgetallen die volgens de laatste stand der wetenschap zijn vastgesteld door de beroepsgroep, zoals aangegeven in de Aanbevelingen Nucleaire Geneeskunde;
5. open bronnen, toegepast bij patiënten ten behoeve van medische therapie, te weten maximaal per handeling:
− 3 GBq jodium-131 als natriumjodide voor de behandeling van hyperthyreoïdie en verkleining van euthyreote strumata;
− 7,4 GBq jodium-131 als natriumjodide in de vorm van capsules voor behandeling van schildkliercarcinoom;
− 1480 MBq yttrium-90 in de vorm van ibritumomab tiuxetan (Zevalin®) voor de behandeling van Non-Hodgkin Lymfoom;
− 150 MBq strontium-89 in de vorm van strontiumchloride voor palliatieve behandeling van pijn bij multiple skeletmetastasen;
− 185 MBq fosfor-32 als orthofosfaat voor de behandeling van polycythaemia vera.
De hoeveelheid die aan patiënten wordt toegediend ten behoeve van medische therapie voldoet aan de
richtgetallen die volgens de laatste stand der wetenschap zijn vastgesteld door de beroepsgroep, zoals aangegeven in de Aanbevelingen Nucleaire Geneeskunde;
6. het voorhanden hebben en toepassen van ingekapselde bronnen voor ijk- en referentiedoeleinden met een activiteit van maximaal 400 MBq per bron en een gezamenlijke activiteit van maximaal 1 GBq;
7. het uitvoeren van besmettingscontroles aan ingekapselde bronnen;
8. het toepassen in de vorm van bewerking en verwerking van radioactieve (afval)stoffen voor zover dit is gericht op preventie, hergebruik of scheiding aan de bron;
9. het zich ontdoen door lozing in het openbare riool tot een maximum van 30 radiotoxiciteitsequivalent voor ingestie (Reing) per jaar, gecorrigeerd voor de fysische halveringstijd;
10. het zich ontdoen door lozing in de lucht tot een maximum van 10 Reinh per jaar, gecorrigeerd voor de fysische halveringstijd.
Locatie SSDZ
Binnen de locatie SSDZ, gelegen aan de Reinier de Graafweg 7 te Delft, mogen met radioactieve stoffen uitsluitend handelingen worden verricht ten behoeve van medische diagnostiek, ijk- en referentiedoeleinden en ten behoeve van de sentinel node procedure binnen de volgende omvang:
1. het voorhanden hebben en toepassen van open bronnen binnen de locatie tot een maximum van 1 radiotoxiciteitsequivalent voor inhalatie (Reinh);
2. het voorhanden hebben en toepassen van open bronnen ten behoeve van medische diagnostiek in ten hoogste 1 radionucliden-laboratorium op C-niveau met aangrenzende nevenruimten en de bergplaats, waarbij de belastingsfactor, berekend volgens hoofdstuk 2 van de bijlage radionucliden-laboratorium, per radionucliden-laboratorium niet meer bedragen dan 1;
3. het voorhanden hebben en toepassen van ingekapselde bronnen voor ijk- en referentiedoeleinden met een activiteit van maximaal 400 MBq per bron en een gezamenlijke activiteit van maximaal 1 GBq;
4. het uitvoeren van besmettingscontroles aan ingekapselde bronnen;
5. het toepassen in de vorm van bewerking en verwerking van radioactieve (afval)stoffen voor zover dit is gericht op preventie, hergebruik of scheiding aan de bron.
Locatie Xxxxxxxxxxx (gebouw H)
Binnen de locatie Xxxxxxxxxxx (gebouw H), gelegen aan de Reinier de Graafweg 11, mogen met radioactieve stoffen uitsluitend handelingen worden verricht ten behoeve van de sentinel node procedure binnen de volgende omvang:
1. het voorhanden hebben van open bronnen technetium-99m bij het operatief verwijderen van weefsel van patiënten na sentinel node scintigrafie tot een maximum van 120 megabecquerel (MBq) per patiënt en tot een maximum van 2 patiënten per dag.
Locatie Diaconessenhuis Voorburg
Binnen de locatie Diaconessenhuis Voorburg, gelegen aan de Fonteynenburghlaan 5 te Xxxxxxxx (xxx. Xxxxxxxxxxxx-Xxxxxxxx), mogen met radioactieve stoffen uitsluitend handelingen worden verricht ten behoeve van de sentinel node procedure binnen de volgende omvang:
1. het voorhanden hebben van open bronnen technetium-99m bij het operatief verwijderen van weefsel van patiënten na sentinel node scintigrafie tot een maximum van 120 megabecquerel (MBq) per patiënt en tot een maximum van 4 patiënten per dag.
B. TOESTELLEN
Locatie Bethel (gebouw B)
Binnen de locatie Bethel (gebouw B), gelegen aan de Reinier de Graafweg 3 te Delft, mogen met toestellen uitsluitend handelingen worden verricht ten behoeve van medische diagnostiek binnen de volgende omvang:
1. 20 toestellen, elk met een hoogspanning van maximaal 150 kilovolt (kV).
Locatie Xxxxxxxxxxx (gebouw H)
Binnen de locatie Hyppolythus (gebouw H), gelegen aan de Reinier de Graafweg 11, mogen met toestellen uitsluitend handelingen worden verricht ten behoeve van medische diagnostiek en medische therapie binnen de volgende omvang:
1. ten behoeve van medische diagnostiek:
− 13 toestellen, elk met een hoogspanning van maximaal 150 kilovolt (kV);
2. ten behoeve van medische therapie:
− één lineaire versneller met een maximale fotonenenergie van 10 mega-elektronvolt (MeV) en een maximale elektronenenergie van 16 MeV, merk Varian, type Clinac 2100CD Silhouette, in ruimte S790 (souterrain);
− één lineaire versneller met een maximale fotonenenergie van 15 MeV en een maximale elektronenenergie van 20 MeV, merk Varian, type Clinac 2100D, in ruimte A079 (souterrain).
Locatie Diaconessenhuis Voorburg
Binnen de locatie Diaconessenhuis Voorburg, gelegen aan de Fonteynenburghlaan 5 te Xxxxxxxx (xxx. Xxxxxxxxxxxx-Xxxxxxxx), mogen met toestellen uitsluitend handelingen worden verricht ten behoeve van medische diagnostiek binnen de volgende omvang:
1. 10 toestellen, elk met een hoogspanning van maximaal 150 kilovolt (kV).
Locatie Naaldwijk
Binnen de locatie Naaldwijk, gelegen aan de Middelbroekweg 2a te Naaldwijk, mogen met toestellen uitsluitend handelingen worden verricht ten behoeve van medische diagnostiek binnen de volgende omvang:
1. 2 toestellen, elk met een hoogspanning van maximaal 150 kilovolt (kV).
Locatie De Reef
Binnen de locatie De Reef, gelegen aan de Kiekendiefstraat 17 te ‘s-Gravenhage, mogen met toestellen uitsluitend handelingen worden verricht ten behoeve van medische diagnostiek binnen de volgende omvang:
1. 2 toestellen, elk met een hoogspanning van maximaal 150 kilovolt (kV).
Vergunningsdocumenten
De volgende documenten maken deel uit van deze vergunning:
a. de op 1 oktober 2002 ingediende aanvraag en de op 5 december 2002 en op 13 februari 2003 ingediende aanvullingen daarop, met de daarbij behorende bijlagen;
b. de op 16 juli 2003 ingediende aanvraag en de op 1 oktober 2003 ingediende aanvulling daarop, met de daarbij behorende bijlagen;
c. de op 16 juni 2004 ingediende aanvraag met de daarbij behorende bijlagen;
d. de op 11 oktober 2004 ingediende aanvraag met de daarbij behorende bijlagen;
e. de op 27 december 2005 ingediende aanvraag met de daarbij behorende bijlagen;
f. de op 14 maart 2006 ingediende aanvraag met de daarbij behorende bijlagen;
g. de op 28 februari 2007 ingediende aanvraag met de daarbij behorende bijlagen;
h. de op 11 maart 2008 ingediende aanvraag met de daarbij behorende bijlagen.
Voorschriften
Aan deze vergunning worden de hierna volgende voorschriften verbonden:
I. Organisatie
a. de ondernemer zorgt ervoor dat de handelingen met ioniserende straling plaatsvinden binnen de kaders en voorschriften van deze vergunning door of onder toezicht van een coördinerend deskundige die ten minste het diploma ioniserende straling niveau 3 of een gelijkwaardig diploma heeft behaald;
b. de ondernemer zorgt ervoor dat deze coördinerend deskundige schriftelijk gemandateerd is voor deze verantwoordelijkheid en dat hij zo vaak als nodig, en ten minste eenmaal per jaar, verantwoording aan hem aflegt door middel van een rapportage;
c. de ondernemer zorgt ervoor dat iedere handeling met ioniserende straling uitsluitend binnen de aanwijzingen van de coördinerend deskundige geschiedt door of onder toezicht van een toezichthoudend deskundige. Deze deskundige wordt aangewezen door of namens de ondernemer, in overleg met de coördinerend deskundige. De toezichthoudend deskundigen hebben voor de verschillende toepassingen ten minste het volgende niveau van stralingsdeskundigheid of een gelijkwaardig niveau:
open bronnen/besmettingscontrole/reinigen ingekapselde bronnen: niveau 3 ingekapselde bronnen en toestellen met een matig risico: niveau 4 10 of meer ingekapselde bronnen en/of toestellen met een gering
risico en/of bij één of meer ingekapselde bronnen met een
activiteit van 50 GBq of meer: niveau 4
toepassing van minder dan 10 ingekapselde bronnen en/of
toestellen met een gering risico: niveau 5;
d. de ondernemer zorgt ervoor dat degenen die handelingen uitvoeren met de bronnen ten minste het volgende niveau van stralingsdeskundigheid of een gelijkwaardig niveau hebben:
handelingen met open bronnen in het laboratorium: voldoende instructie
handelingen met open bronnen met patiënten: niveau 4B handelingen met ingekapselde bronnen en bedienen toestellen: voldoende instructie;
e. de ondernemer zorgt ervoor dat, onverminderd het gestelde in artikel 54 van het Besluit stralingsbescherming, in het kader van medische handelingen met behulp van ioniserende straling conform de ‘Deskundigheidseisen voor medische stralingstoepassingen’ ten minste de volgende deskundigheidsniveaus worden aangehouden voor artsen:
nucleair geneeskundigen: niveau 3
radiotherapeuten: niveau 3M
radiologen: niveau 3M
(tot 1996 niveau 4)
overige specialisten: niveau 4M
tandartsen, tandarts-specialisten: niveau 5M.
De ondernemer draagt zorg voor bij/nascholing van reeds werkzame artsen en assisterenden.
II. Open bronnen
A. Algemeen
a. een binnenkomende zending met een open bron wordt rechtstreeks naar de daarvoor bestemde ruimte gebracht. Zij wordt daar door of onder toezicht van ter zake kundig personeel uitgepakt en gecontroleerd. Indien de verpakking beschadigd is of wanneer tijdens het transport een incident heeft plaatsgevonden, dit ter beoordeling door de toezichthoudend deskundige, wordt de verpakking voorafgaand aan het uitpakken gecontroleerd op radioactieve besmetting. Tevens worden de identiteit en de activiteit van de open bron vastgesteld. Wanneer de zending met de open bron na werktijd wordt afgeleverd, wordt deze direct opgeslagen in een bergplaats;
b. retouremballage van een zending met een open bron wordt, alvorens zij het radionucliden- laboratorium verlaat, zowel in- als uitwendig ontdaan van radioactieve besmetting. Aanduidingen of waarschuwingstekens van radioactiviteit zijn hierop niet waarneembaar;
c. het is voor onbevoegden niet mogelijk om een ruimte waarin handelingen met open bronnen plaatsvinden te betreden zonder dat de toezichthoudend deskundige daarvoor toestemming heeft gegeven. Voor een gecontroleerde zone waarin met open bronnen wordt gewerkt, geldt daarbij dat de ruimte is afgesloten met een cijferslot waarvan de code alleen bekend is bij geautoriseerde werknemers of afgesloten is met een vergelijkbare voorziening;
d. in of bij de ruimte waarin handelingen met open bronnen plaatsvinden, zijn persoonlijke beschermingsmiddelen, werkkleding, zoals laboratoriumjassen en handschoenen, aanwezig zodat voorkomen kan worden dat werknemers besmet raken met radioactieve stoffen. Ter controle van mogelijk aanwezige radioactieve besmetting is besmettingscontrole apparatuur aanwezig;
e. de ruimten waarin handelingen met open bronnen plaatsvinden, worden regelmatig, volgens een vastgelegde procedure, gecontroleerd op radioactieve besmetting. Wanneer sprake is van radioactieve besmetting wordt deze door of onder toezicht van de toezichthoudend deskundige opgeruimd;
x. xx xxxxxxxxxx van een ruimte waarin handelingen met open bronnen plaatsvinden, wordt uitgevoerd door een werknemer die daarvoor voldoende instructie heeft ontvangen, onder toezicht van de toezichthoudend deskundige en nadat de ruimte is gecontroleerd op radioactieve besmetting;
g. de bij de sentinel node procedure gebruikte materialen en andere hulpmiddelen worden deugdelijk verpakt en worden voorzien van een duidelijk zichtbaar waarschuwingsteken voor radioactiviteit. Deze mogen de operatiekamer slechts verlaten met toestemming van de ter zake kundige of zijn gemachtigde;
h. patiëntenweefsel dat radioactieve stoffen bevat, is deugdelijk verpakt en wordt voorzien van een duidelijk zichtbaar waarschuwingsteken;
i. materialen die in de ruimte zijn geweest waarin handelingen met open bronnen plaatsvinden, verlaten deze ruimte slechts nadat zij gecontroleerd zijn op radioactieve besmetting. Wanneer sprake is van radioactieve besmetting wordt deze door of onder toezicht van de toezichthoudend deskundige opgeruimd;
j. in een radionucliden-laboratorium en in de operatiekamer waar de sentinel node procedure plaatsvindt is voor het meten van stralingsniveaus en radioactieve besmetting geschikte meetapparatuur aanwezig die is afgestemd op de gebruikte nucliden.
B. Handelingen binnen het radionucliden-laboratorium
a. een radionucliden-laboratorium voldoet aan de eisen die op grond van de Arbeidsomstandighedenwet aan laboratoria worden gesteld en zoals is aangegeven in hoofdstuk 1 van de bijlage radionucliden- laboratorium;
b. een radionucliden-laboratorium op B-niveau wordt aangemerkt als gecontroleerde zone. Een radionucliden-laboratorium op C-niveau of op D-niveau wordt aangemerkt als bewaakte zone. Van deze indeling kan worden afgeweken, mits onderbouwd op basis van een risico-inventarisatie en
-evaluatie;
c. de totale hoeveelheid waarmee in het radionucliden-laboratorium en de daarbij behorende nevenruimten gelijktijdig per handeling wordt gewerkt, bedraagt niet meer dan de hoeveelheid die voor de gegeven omstandigheden wordt bepaald volgens de methode, die is beschreven in hoofdstuk 2 van de bijlage radionucliden-laboratorium. Bij het berekenen van de hoeveelheden wordt gebruik gemaakt van de parameterwaarden voor die omstandigheden, zoals aangegeven in deze bijlage;
d. de molybdeen-technetium-generator is voor toepassing en opslag aanwezig in een bergplaats;
e. wanneer met de open bronnen geen handelingen worden uitgevoerd worden deze opgeslagen in een bergplaats. Als dagelijkse voorraad kan een hoeveelheid van maximaal 0,5 Reinh in de werkruimte worden opgeslagen.
C. Handelingen buiten het radionucliden-laboratorium
a. handelingen met open bronnen, in ruimten die vallen buiten het laboratoriumbeheer, vinden uitsluitend plaats na toestemming van de toezichthoudend deskundige en binnen de hoeveelheden waarvoor dit is toegestaan volgens hoofdstuk 2 van de bijlage radionucliden-laboratorium;
b. toediening van radioactieve stoffen aan patiënten vindt uitsluitend plaats in een daarvoor goedgekeurde ruimte;
c. patiëntenonderzoekruimten, meetruimten en nevenruimten worden aangemerkt als bewaakte zone. Therapieruimten worden aangemerkt als gecontroleerde zone. Van deze indeling kan worden afgeweken, mits onderbouwd op basis van een risico-inventarisatie en -evaluatie;
d. in de periode dat excreta radioactief besmet zijn, vindt bewaren daarvan voor onderzoek uitsluitend plaats op medische indicatie. De toezichthoudend deskundige zorgt ervoor dat radioactieve materialen en radioactieve besmettingen in de betrokken afdelingen worden opgeruimd;
e. wanneer therapeutische behandelingen plaatsvinden, wordt gehandeld conform de Aanbevelingen “Het werken met therapeutische doses radionucliden – 2005”;
f. wanneer de therapeutische behandeling van een patiënt (zoals behandeling met radioactief jodium-131 in hoeveelheden met meer dan 400 MBq) isolatie van de patiënt noodzakelijk maakt, wordt de patiënt verpleegd in een speciaal hiervoor bestemde ruimte. Na toediening van de radioactieve stof mag de patiënt, tenzij zich bijzondere omstandigheden voordoen zoals aangegeven in de Aanbevelingen “Het werken met therapeutische doses radionucliden – 2005”, de ruimte niet verlaten, totdat aan de ontslagcriteria wordt voldaan. De deur van de ruimte wordt in deze periode zoveel mogelijk gesloten gehouden.
III. Ingekapselde bronnen
A. Algemeen
a. een binnenkomende zending met een ingekapselde bron wordt rechtstreeks naar de daarvoor bestemde ruimte gebracht. Zij wordt daar door of onder toezicht van ter zake kundig personeel uitgepakt en gecontroleerd. Indien de verpakking beschadigd is of wanneer tijdens het transport een incident heeft plaatsgevonden, dit ter beoordeling door de toezichthoudend deskundige, wordt de verpakking voorafgaand aan het uitpakken gecontroleerd op radioactieve besmetting. Wanneer de zending met een ingekapselde bron na werktijd wordt afgeleverd, wordt deze direct opgeslagen in een bergplaats;
b. retouremballage van een zending met een ingekapselde bron wordt, alvorens zij de locatie verlaat, zowel in- als uitwendig ontdaan van radioactieve besmetting. Aanduidingen of waarschuwingstekens van radioactiviteit zijn hierop niet waarneembaar;
c. de constructie van een ingekapselde bron voldoet aan de eisen daaraan gesteld in de International Standard ISO 2919:1999;
d. indien, in tegenstelling tot hetgeen hierboven is voorgeschreven, de ingekapselde bron niet hoeft te voldoen aan de voorschriften in de International Standard ISO 2919:1999 of daaraan niet kan voldoen, dan is de constructie van de ingekapselde bron zodanig dat verspreiding van radioactiviteit wordt voorkomen;
e. de ingekapselde bron gaat vergezeld van een broncertificaat waarop de specifieke gegevens van de ingekapselde bron zijn weergegeven;
f. de omstandigheden waaronder het feitelijk gebruik van de ingekapselde bron plaatsvindt, mogen niet zwaarder zijn dan waarvoor deze is ontworpen;
g. de ingekapselde bron is niet lek;
h. het beheer van de ingekapselde bron is zodanig dat steeds bekend is wat de gegevens van iedere bron zijn. De ingekapselde bron is daartoe, indien praktisch mogelijk, voorzien van een serienummer.
B. Handelingen
a. er zijn maatregelen genomen om te voorkomen dat de ingekapselde bron onbevoegd of onbedoeld in de stralingspositie kan worden gebracht;
b. een ingekapselde bron, toegepast in een vaste meetopstelling, wordt in de bergplaats opgeborgen indien:
– dit uit het oogpunt van stralingshygiëne noodzakelijk is;
– de meetopstelling definitief buiten gebruik is gesteld.
Overige ingekapselde bronnen worden na gebruik opgeborgen in de bergplaats.
IV. Toestellen
A. Handelingen
a. ruimte en gebruik van het toestel zijn in stralingshygiënisch opzicht op elkaar afgestemd; buiten de ruimte bedraagt bij gebruik van het toestel op betreedbare plaatsen de effectieve dosis niet meer dan 1 millisievert per jaar;
b. de bediening van het toestel geschiedt op een plaats waar de effectieve dosis minder bedraagt dan 1 millisievert per jaar;
c. maatregelen zijn genomen om te voorkomen dat personen onbevoegd de ruimte kunnen betreden wanneer het toestel in werking is;
d. in de ruimte zijn voorzieningen zoals loodschorten en loodafscherming aanwezig om de blootstelling van de werknemers te beperken;
e. indien met bouwkundige voorzieningen de benodigde dosisbeperking niet kan worden verkregen, wordt deze door middel van organisatorische maatregelen gerealiseerd;
f. bij medisch-diagnostisch röntgenonderzoek en bij interventie radiologie zijn niet meer personen aanwezig dan voor het betreffende onderzoek noodzakelijk is.
V. Bergplaats
a. de bergplaats is uitsluitend bestemd voor de opslag van radioactieve stoffen en voldoet aan de volgende eisen:
− de effectieve dosis aan de buitenzijde is zo laag als redelijkerwijs mogelijk is. In ieder geval wordt op geen enkel punt op 0,1 meter afstand van het oppervlak van de bergplaats een dosisequivalenttempo gemeten van meer dan 1 microsievert per uur;
− de buitenzijde van de bergplaats is voorzien van een duidelijk leesbaar en onuitwisbaar opschrift "RADIOACTIEVE STOFFEN" en van een duidelijk zichtbaar waarschuwingsteken;
− de bergplaats is deugdelijk afgesloten en kan uitsluitend geopend worden door de ondernemer en personen die daartoe van hem de bevoegdheid hebben gekregen;
− de constructie van de bergplaats waarborgt een brandwerendheid van ten minste 60 minuten.
Hieronder wordt verstaan dat alle bouwdelen bij verhitting (volgens NEN 6068) hun functie ten
minste 60 minuten blijven vervullen en dat de constructieonderdelen van de bergplaats voldoen
aan klasse 1 als bedoeld in NEN 6065. Een vaste bergplaats is bovendien bekend bij de plaatselijke brandweer;
− wanneer de bergplaats eenvoudig te verplaatsen is, wordt deze geplaatst in een afsluitbare ruimte of kast, die deugdelijk is afgesloten en uitsluitend geopend kan worden door de ondernemer en personen die daartoe van hem de bevoegdheid hebben gekregen;
− bij de opslag van open bronnen is de bergplaats eenvoudig decontamineerbaar. Is in dit geval de bergplaats ook betreedbaar, dan wordt zij bovendien geventileerd met een ventilatievoud van ten minste 3 maal per uur;
− in de bergplaats worden de containers die vloeistof bevatten zodanig opgesteld, dat bij lekkage van een container de vloeistof binnen een bak blijft. Onder deugdelijke container wordt verstaan een lekvrij, goed afgesloten vat of tank bestand tegen aantasting van binnenuit of buitenaf, zoals
corrosie, breuk, etc.
VI. Patiëntbescherming
a. de ondernemer draagt zorg voor een deugdelijk en schriftelijk vastgelegd stralingsbeschermingsbeleid inhoudende onder meer zodanige maatregelen en procedures dat ten aanzien van diagnostische procedures elke blootstelling om medische redenen gerechtvaardigd is en zo beperkt wordt gehouden als redelijkerwijs mogelijk is en dat ten aanzien van therapeutische procedures elke blootstelling gerechtvaardigd is en dat daarbij elke blootstelling van gezonde weefsels rondom het doelvolume zo beperkt wordt gehouden als redelijkerwijs mogelijk is;
b. de ondernemer draagt xxxx voor een deugdelijk en schriftelijk vastgelegd beleid waarin de deskundigheidseisen ten aanzien van de stralingshygiëne zijn opgenomen van medisch en paramedisch personeel bij het toepassen van ioniserende straling bij patiënten. De ondernemer zorgt indien nodig voor bij- en nascholing;
c. de ondernemer draagt zorg of doet zorgdragen voor een deugdelijk en schriftelijk vastgelegd beleid dat de aan de patiënt toe te dienen radiofarmaca alleen door een radiofarmaceut dan wel onder verantwoordelijkheid van een radiofarmaceut door bevoegde assisterenden worden bereid;
d. de ondernemer draagt xxxx voor een deugdelijk en schriftelijk vastgelegd beleid dat een snelle en effectieve verwerking van betrokken medische documenten waarborgt, zodanig dat de resultaten van reeds uitgevoerde onderzoeken en/of behandelingen zo snel mogelijk beschikbaar zijn;
e. de ondernemer draagt er zorg voor dat er een stralingsbeschermingsorganisatiestructuur is ingesteld die gelijk is aan of gelijkwaardig is aan de in het GHI-bulletin beschreven structuur;
f. de ondernemer draagt er zorg voor dat er een adequaat kwaliteitsborgingsprogramma aanwezig is en wordt toegepast voor alle aanwezige gammacamera’s en indien van toepassing PET-camera’s. Voor de invulling van het kwaliteitsborgingsprogramma wordt, waar aanwezig, gebruik gemaakt van door de betrokken beroepsgroepen opgestelde normen zoals die zijn opgenomen in de ‘Aanbevelingen Nucleaire Geneeskunde’;
g. bij behandeling van personen met jodium-131 draagt de ondernemer ervoor zorg dat:
1. alvorens een persoon onderzocht of behandeld gaat worden met meer dan 40 megabecquerel jodium-131, die persoon en de naaste omgeving van die persoon worden voorgelicht en geïnstrueerd zodat na ontslag de nodige voorzorgen in acht genomen kunnen worden;
2. poliklinische behandeling van personen met jodium-131 uitsluitend plaatsvindt wanneer de toegediende hoeveelheid minder bedraagt dan 400 megabecquerel;
3. voorafgaand aan het ontslag uit het ziekenhuis van de onderzochte of behandelde persoon het omgevingsdosisequivalenttempo ter hoogte van elke plaats van het lichaam op 1 meter afstand hoogstens 20 microsievert per uur bedraagt. De gemeten waarde bij ontslag wordt schriftelijk vastgelegd;
4. de patiënt en zijn/haar omgeving voldoende worden voorgelicht en geïnstrueerd met betrekking tot gedragsregels;
5. deze gedragsregels worden gevolgd gedurende de periode die voor verschillende situaties is gegeven in onderstaande tabel:
Omgevingsdosisequivalent- tempo bij ontslag op 1 meter van het lichaam [µSv.h-1] | Uitgezonden door een in het lichaam aanwezige activiteit ter grootte van: | Periode voor het volgen van gedragsregels: |
> 20 | > 400 MBq | geen ontslag |
≤ 20 | ≤ 400 MBq | 2 weken |
≤ 10 | ≤ 200 MBq | 1 week |
≤ 5 | ≤ 100 MBq | 4 dagen |
≤ 3 | ≤ 60 MBq | 24 uur na toediening |
h. na iedere elutie van een molybdeen-technetiumgenerator wordt een controle uitgevoerd op de doorslag van molybdeen-99;
i. de ondernemer draagt er zorg voor dat er een adequaat kwaliteitsborgingsprogramma aanwezig is en wordt toegepast voor alle aanwezige toestellen. Voor de invulling van het kwaliteitsborgingsprogramma wordt, waar aanwezig, gebruik gemaakt van door de betrokken beroepsgroepen opgestelde normen;
j. bij handelingen met een toestel is het al of niet gebruiken van een rooster in protocollen vastgelegd. Een rooster is voor pediatrische toepassingen gemakkelijk uitneembaar;
k. het intreedosistempo van de beeldversterker neemt vanwege veroudering van de beeldversterker bij de meest gebruikte automatische belichtingsregeling bij gebruik van een patiënt-equivalent fantoom met niet meer dan een factor 4 toe;
l. het maximale dosistempo op het intreescherm zonder rooster (diameter 25 cm) van een conventionele beeldversterker bedraagt niet meer dan 0,8 µGy/s bij belichting van een geschikt fantoom (bijvoorbeeld 20 cm PMMA) met automatische dosistemporegeling en automatische helderheidsregeling. Voor speciale toepassingen met hoog dosistempo, bijvoorbeeld interventieradiologie, bedraagt het maximale dosistempo niet meer dan 1,0 µGy/s. Bij intreeschermen van andere afmetingen kan het dosistempo omgekeerd evenredig met het kwadraat van de diameter worden aangepast;
m. de beschikbare formatie van de in artikel 66 van het Besluit stralingsbescherming bedoelde klinisch fysici voldoet aan de normen van de beroepsgroep.
De taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden, alsmede de grootte van de aanstelling zijn vastgelegd in een contract.
VII. Radioactieve afvalstoffen
a. voor zover redelijkerwijs mogelijk worden radioactieve afvalstoffen gescheiden opgeslagen naar aard, zoals vast, vloeibaar waterig, vloeibaar organisch, naar activiteitsgehalte en naar vervaltijd;
b. radioactieve afvalstoffen worden zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk is op adequate wijze afgegeven aan een aangewezen instelling of dienst zoals bedoeld in artikel 37, zevende en achtste lid, van het Besluit stralingsbescherming. Tijdelijke opslag van radioactieve afvalstoffen voor een periode van maximaal 2 jaar is toegestaan met het oog op verval tot niet-radioactieve afvalstoffen of uit overwegingen die een efficiënte wijze van afvoer naar een erkende ophaaldienst beogen;
c. de opslag geschiedt in deugdelijke containers in een daarvoor bestemde ruimte die voldoet aan de eisen gesteld aan een bergplaats.
VIII. Milieubelasting
a. de door de vergunde handelingen veroorzaakte bijdrage aan de effectieve dosis buiten de locatie is zo laag als redelijkerwijs mogelijk is. De multifunctionele individuele dosis (MID) overschrijdt in geen geval de waarde van 10 microsievert per jaar;
b. voor lozingen in lucht is de afstand van het lozingspunt tot de terreingrens zo groot als redelijkerwijs mogelijk is en ten minste 10 meter;
c. lozing in het openbare riool geschiedt alleen wanneer dit is aangesloten op een rioolwaterzuiveringsinstallatie;
d. de eventuele lozingen in water buiten de locatie, door patiënten die zijn behandeld met open bronnen worden door de ondernemer geschat en geregistreerd. Deze lozingen hoeven niet te worden opgeteld bij de lozingen direct vanuit de locatie en behoeven ook niet te worden getoetst aan de totale vergunde hoeveelheden voor lozingen.
IX. Controle, registratie en meldingen
A. Algemeen
a. wijzigingen in de gegevens die vermeld zijn bij de aanvraag worden op grond van artikel 44, achtste lid, van het Besluit stralingsbescherming, gemeld aan SenterNovem, Team Stralingsbescherming, Postbus 93144, 2509 AC ‘s-Gravenhage, onder vermelding van de vergunning waar de wijziging betrekking op heeft;
b. door de ondernemer worden de gegevens die betrekking hebben op de stralingshygiëne, ondergebracht in een overzichtelijk beheersysteem. Dit systeem dat ook de in deze vergunning genoemde registraties en rapportages bevat, wordt ten minste vijf jaar bewaard;
c. indien een ruimte of installatie waarin open bronnen zijn toegepast niet meer voor dit doel wordt gebruikt, wordt de betreffende ruimte of installatie alleen vrijgegeven volgens de procedure welke is beschreven in hoofdstuk 1 van de bijlage radionucliden-laboratorium;
d. de bepaling van de blootstelling van de blootgestelde werknemer als bedoeld in artikel 87 van het Besluit stralingsbescherming, geschiedt volgens een schriftelijk vastgelegd protocol. Dit protocol is onderdeel van de instructie aan de werknemer;
e. een afschrift van de vergunning is op het kantoor van de coördinerend deskundige aanwezig.
B. Toestellen
a. in een register wordt aantekening gehouden van alle aanwezige toestellen, gespecificeerd naar:
− merk, type en bouwjaar,
− maximale hoogspanning van de generator, en
− de plaats en aard van de toepassing;
b. de genomen maatregelen voor toestellen, als bedoeld in artikel 18 van het Besluit stralingsbescherming worden geregistreerd;
c. het toestel en de beveiligingen worden ten minste eenmaal per jaar door een deskundige (of een bedrijf dat hiervoor vergunning heeft) op deugdelijke werking gecontroleerd. De afscherming en het stralingsniveau buiten het toestel worden ook ten minste eenmaal per jaar gecontroleerd. De resultaten van deze controles worden geregistreerd, onder vermelding van:
− de datum van de controle,
− degene die de controle heeft uitgevoerd,
− eventuele gebreken en daarop volgende reparaties, en
− stralingsniveaus buiten het toestel;
d. tevens wordt aantekening gehouden van elke demontage en/of reparatie aan het toestel onder vermelding van:
− de datum en het tijdstip van aanvang en beëindiging van elke relevante demontage danwel reparatie van het toestel,
− degene die de demontage en/of de reparatie heeft uitgevoerd,
− eventuele gebreken en aard van de reparaties, en
− de resultaten van de controle op de goede werking van het toestel, de beveiligingen en de afscherming, na de demontage en/of de reparatie.
C. Radioactieve stoffen
a. ingekapselde bronnen worden periodiek gecontroleerd.
Minimaal jaarlijks vindt een visuele controle van de ingekapselde bron plaats. Wanneer deze wordt toegepast in een bronhouder vindt een visuele controle van de bronhouder plaats. Daarnaast wordt de ingekapselde bron en/of bronhouder/meetopstelling minimaal jaarlijks volgens een schriftelijk vastgelegde procedure gecontroleerd op lekken, radioactieve besmetting en op het dosisequivalenttempo aan de buitenzijde van de bronhouder. Hierbij wordt beschadiging van de ingekapselde bron voorkomen. De resultaten van deze controles worden geregistreerd, onder vermelding van:
− de datum van de controle,
− het nummer van de bron die is gecontroleerd,
− de wijze waarop de controle werd uitgevoerd,
− de naam van xxxxxx die de controle verrichtte, en
− de resultaten van de controle;
b. de lektest en/of besmettingscontrole hoeven niet te worden uitgevoerd bij ingekapselde bronnen met een activiteit van minder dan 1 MBq en van minder dan 0,02 Reinh of bij gasvormige ingekapselde bronnen;
c. wanneer de ingekapselde bron definitief niet meer wordt gebruikt, wordt aan deze ingekapselde bron, voordat deze wordt opgeslagen in de bergplaats of wordt overgedragen, volgens een schriftelijk vastgelegde procedure een lektest uitgevoerd. Wanneer een lek/besmetting wordt geconstateerd boven de vermelde grenzen, wordt gehandeld zoals in deze vergunning is beschreven onder stralingsincident;
d. in een speciaal daarvoor bestemd register, dat zich in of nabij de bergplaats bevindt, wordt de hoeveelheid radioactiviteit die zich in de bergplaats bevindt aangetekend. Deze registratie vindt minimaal plaats gespecificeerd naar nuclide en activiteit. Elke uitgifte of ontvangst van de radioactieve stof uit of in de bergplaats wordt meteen in dit register aangetekend. Bij uitgifte wordt bovendien de bestemming aangetekend;
e. de handelingen die buiten een radionucliden-laboratorium en de daarbij behorende nevenruimten worden uitgevoerd, worden geregistreerd.
D. Rapportage
a. voor 1 juni van ieder jaar rapporteert de coördinerend deskundige over het voorafgaande jaar in een jaarverslag aan de ondernemer. Het jaarverslag bevat een opsomming van de activiteiten in dat jaar in het kader van de stralingsbescherming en van de resultaten daarvan. In deze opsomming komt in ieder geval een overzicht voor van:
∗ alle aanwezige toestellen, gespecificeerd naar merk, type en bouwjaar, maximale hoogspanning van de generator, en de plaats en aard van de toepassing;
∗ de totaal aanwezige hoeveelheid ingekapselde bronnen gespecificeerd naar nuclide en activiteit;
∗ de in dat jaar gebruikte radioactieve stoffen, kwalitatief en kwantitatief;
∗ wijzigingen van de situatie, binnen het kader van de vergunning;
∗ de geregistreerde en/of berekende effectieve doses van de betrokken werknemers;
∗ een inschatting van de totale stralingsbelasting voor het milieu ten gevolge van alle bronnen binnen de locatie tezamen. De stralingsniveaus buiten de locatie worden in kaart gebracht met behulp van een plattegrond van de locatie. Een onderbouwde schatting wordt gemaakt van de
emissie in de lucht en in het openbare riool. Een overzicht wordt gegeven van de radioactieve afvalstoffen;
∗ de controlewerkzaamheden die zijn uitgevoerd en de resultaten daarvan.
Afhankelijk van de hoogte van de effectieve dosis wordt ook nader inzicht geboden in de
mogelijkheden die redelijkerwijs bestaan om de dosis verdergaand te reduceren (ALARA). In het jaarverslag zal dit cijfermateriaal worden geëvalueerd in vergelijking met de gegevens van de twee jaar daarvoor.
Tevens wordt in dit jaarverslag inzicht gegeven in de beoordeling van rechtvaardiging van nieuwe handelingen binnen het kader van de vergunning en eventuele evaluatie van bestaande handelingen, alsmede van de maatregelen die zijn genomen om de effectieve dosis ten gevolge van deze handelingen zo laag als redelijkerwijs mogelijk te houden en de resultaten daarvan.
X. Stralingsincident
a. bij een stralingsincident worden onverwijld zodanige maatregelen getroffen, dat (verdergaande) besmetting en/of blootstelling, zoals bedoeld in artikel 13, eerste lid, van het Besluit stralingsbescherming, van personen wordt tegengegaan;
b. bij een stralingsincident worden terstond de betrokken inspecties gewaarschuwd:
− de Arbeidsinspectie,
− de VROM-Inspectie Regio Zuid-West, en
− de Inspectie voor de Gezondheidszorg.
Dit kan hetzij rechtstreeks hetzij via het alarm-incidentennummer: 070-3832425 van het Ministerie
van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, dat 24 uur per dag bereikbaar is.
XI. Overdracht
a. indien definitief geen handelingen meer met de bronnen zullen worden verricht, wordt hiervan binnen 4 weken mededeling gedaan aan de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. In dat geval ontdoet de vergunninghouder zich zo spoedig mogelijk, doch in ieder geval uiterlijk binnen twee jaar van de bronnen. Dit ontdoen geschiedt alleen overeenkomstig het gestelde in artikel 37, vijfde, zevende en achtste lid, van het Besluit stralingsbescherming.
Na afvoer van de bronnen zal de vergunning worden ingetrokken. Tot dat tijdstip is een afschrift van de vergunning in de betrokken locatie aanwezig.
Van het verlenen van deze vergunning wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant. 's-Gravenhage, 3 april 2008
de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en
in overeenstemming met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
voor deze:
de Algemeen Directeur van SenterNovem, o.l.
de Opdrachtmanager Stralingsbescherming en Samenleving,
drs. M.A. Verzandvoort
AANTEKENEN
Stichting Reinier de Graaf Groep
t.a.v. de Directie
Reinier de Graafweg 3-11 2625 AD DELFT
SenterNovem Den Haag Xxxxxxx xxx Xxxxxxxxxxxx 0 Xxxxxxx 00000
0000 XX Xxx Xxxx
Telefoon x00 00 000 00 00
Telefax x00 00 000 00 00 Internet xxx.xxxxxxxxxxx.xx
Doorkiesnummer E-mail
xxxxxxxxxxxxxxxxxxxx@xxxxxxxxxxx.xx
Datum Contactpersoon Kenmerk Uw kenmerk
3 april 2008 2008/0604-07 d.d. 7 maart 208, ref.: KEW_070308
Onderwerp
Besluit stralingsbescherming, vergunning
Naar aanleiding van de desbetreffende aanvraag om wijziging van een vergunning ingevolge het Besluit stralingsbescherming, doe ik u hierbij, mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en in overeenstemming met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit mijn beschikking onder datum en nummer als deze toekomen.
Ik vestig er de aandacht op dat de interne situatie waarop deze vergunning betrekking heeft, slechts mag worden gewijzigd nadat de vergunning aan de nieuwe situatie is aangepast. In geval van wijziging van de naam en/of het adres van de vergunninghouder c.q. een locatie dient daarvan mededeling aan mij te worden gedaan.
Tevens deel ik u mede dat voor het geval van brand de betrokken locaties aan:
− de Reinier de Graafweg 3 te Delft,
− de Reinier de Graafweg 7 te Delft,
− de Reinier de Graafweg 11 te Delft, en
− de Xxxxxxxxxxxxxxxxxx 0 xx Xxxxxxxx,
zijn ingedeeld in de brandklasse III in de zin van de aan de gemeenten gerichte circulaires van de Minister
van Binnenlandse Zaken d.d. 14 maart 1962, d.d. 30 september 1965 en d.d. 17 februari 1982 (Dir. O.V.V./Afd. B.W., no. E.B. 62/386, EB 65/1609, respectievelijk EB 82/U 161). Bedoelde indeling houdt uitsluitend verband met de aanwezigheid van radioactieve stoffen.
In dit verband wijs ik u erop dat het raadzaam is de plaatselijke brandweer op de hoogte te brengen van de aanwezigheid van radioactief materiaal in bovengenoemde locatie.
Dit houdt in dat bij een eventuele brandbestrijding met het oog op de radioactiviteitsgevaren mogelijk enige maatregelen van brandweertechnische aard dienen te worden genomen.
In elk geval zal na de brand in verband met de controle op radioactieve besmetting van de brandweerkleding een zekere nazorg dienen plaats te vinden.
Wellicht ten overvloede wijs ik u erop dat uiteraard moet worden voldaan aan de bepalingen van het Besluit stralingsbescherming.
2
Ten slotte maak ik u erop attent dat ingevolge artikel 50 van de Kernenergiewet, de bepalingen van hoofdstuk 20 van de Wet milieubeheer op de onderhavige beschikking van toepassing zijn.
Dit houdt onder meer in dat de beschikking pas van kracht wordt met ingang van 6 weken na de dag van verzending van de beschikking.
Overeenkomstig de Algemene wet bestuursrecht kan tegen dit besluit bezwaar worden gemaakt.
Daartoe moet binnen zes weken na de datum van de verzending van dit besluit een bezwaarschrift worden ingediend bij SenterNovem, afdeling Juridische Zaken, Postbus 10073, 8000 GB Zwolle.
In het bezwaarschrift moet worden aangegeven waarom het besluit niet juist gevonden wordt. Verzocht wordt bij het bezwaarschrift een kopie van deze brief en eventuele andere op de zaak betrekking hebbende stukken te voegen.
de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en
in overeenstemming met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
voor deze:
de Algemeen Directeur van SenterNovem, o.l.
de Opdrachtmanager Stralingsbescherming en Samenleving,
drs. M.A. Verzandvoort