PENSIOENREGLEMENT III
PENSIOENREGLEMENT III
Anw-pensioen
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Beroepsvervoer over de Weg
Juni 2011
ARTIKEL 1
Individuele verzekering van Anw-pensioen
Voor de werknemers in dienst van een werkgever die is aangesloten bij Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Beroepsvervoer over de Weg bestaat de mogelijkheid om een individuele verzekering van Anw-pensioen af te sluiten conform het bepaalde in dit reglement.
ARTIKEL 2
1. In dit reglement wordt verstaan onder:
a. Anw-pensioen:
verzekering op risico-basis van een tijdelijke periodieke uitkering, welke na overlijden van de verzekerde wordt uitgekeerd aan de begunstigde van de verzekerde. De uitkering is een partnerpensioen in de zin van artikel 1 van de Pensioenwet.
b. verzekerde:
de werknemer in dienst van een werkgever die is aangesloten bij het fonds.
c. begunstigde:
de echtgeno(o)t(e) van de verzekerde of partner als bedoeld in artikel 1.2 lid d, van Pensioenreglement I c.q. artikel 1 lid 4 onder b van Pensioenreglement VI.
ARTIKEL 3
1. De dekking van het risico uit hoofde van (de verhoging van) deze verzekering vangt aan zodra het fonds de verzekerde heeft geaccepteerd.
2. De werknemer met een arbeidsovereenkomst die van de mogelijkheid tot het sluiten van een individuele verzekering van Anw-pensioen gebruik wil maken, dient zich via de aangesloten werkgever bij het fonds aan te melden binnen drie maanden nadat hij in dienst is getreden, is gehuwd, een geregistreerd partnerschap of een samenlevingsovereenkomst is aangegaan.
3. Ingeval aanmelding plaatsvindt na het verstrijken van de in het vorige lid genoemde termijn, verlangt het fonds bij de acceptatie van de werknemer medische waarborgen. De acceptatie van deze werknemer vindt plaats op basis van een door hem in te vullen gezondheidsverklaring.
4. Voor de werknemer waarvoor bij het fonds reeds een Anw-pensioen is of was verzekerd onder verzwarende omstandigheden zoals uitsluitingen of verhogingen van verschuldigde premies, blijven deze verzwarende omstandigheden van toepassing ook indien de werknemer zich opnieuw aanmeldt voor de verzekering van Anw-pensioen conform dit reglement c.q. een bestaande verzekering verhoogt.
ARTIKEL 4
1. Indien de in artikel 3 bedoelde gezondheidsverklaring daartoe aanleiding geeft, kan een geneeskundig onderzoek plaatsvinden.
2. Op grond van de in het eerste lid bedoelde medische gegevens brengt de medisch adviseur advies uit aan het fonds omtrent de acceptatie van de betrokken verzekerde.
3. Het fonds is bevoegd, op grond van de in het eerste lid bedoelde gezondheidsverklaring, een verhoging van het premietarief en/of een wijziging in de duur van de risicodekking aan de acceptatie te verbinden dan wel acceptatie te weigeren;
4. De kosten verbonden aan een medisch onderzoek, komen voor rekening van het fonds.
ARTIKEL 5
1. Aan dit Anw-pensioen liggen mede ten grondslag de door of namens de aangesloten werkgever en de verzekerde verstrekte schriftelijke inlichtingen met eventueel het geneeskundig rapport.
2. De aangesloten werkgever en de verzekerde zijn verplicht aan het fonds binnen een door het fonds gestelde termijn inlichtingen te verstrekken, alsmede de bescheiden te overleggen, waarvan de verstrekking respectievelijk overlegging, door het fonds nodig geoordeeld wordt voor een goede uitvoering van de verzekering.
3. Indien blijkt dat als gevolg van onjuiste gegevens aan het fonds, bij het sluiten van de verzekering van een onjuiste leeftijd van de verzekerde of begunstigde is uitgegaan, waardoor een te lage premie werd overeengekomen, wordt de uitkering uit hoofde van deze verzekering herberekend op basis van de juiste gegevens. Daarbij wordt rekening gehouden met de betaalde en nog te betalen premies. Is als gevolg van een onjuiste opgave te veel premie betaald, dan wordt het te veel betaalde, na aftrek van administratiekosten aan de verzekerde terugbetaald, tenzij het fonds in overleg met de verzekerde besluit op overeenkomstige wijze te handelen als bepaald in de vorige volzin.
4. Onjuiste of onvolledige gegevens welke van dien aard zijn dat het fonds de verzekering ten aanzien van de betrokken verzekerde niet op deze voorwaarden zou hebben aanvaard, kunnen de verzekering voor de betrokken verzekerde van de aanvang af ongeldig maken.
ARTIKEL 6
De aangesloten werkgever en/of verzekerde is verplicht een wijziging in de begunstiging onverwijld schriftelijk aan het fonds mede te delen. Hierbij dient de begunstiging te blijven voldoen aan de omschrijving als bedoeld in artikel 2, lid 1, onder c, van dit reglement. Wijziging in de begunstiging treedt eerst in werking nadat het fonds deze in de administratie heeft opgenomen. Bij wijziging van de begunstiging kunnen door het fonds poliskosten in rekening worden gebracht.
ARTIKEL 7
1. De premie wordt jaarlijks berekend met inachtneming van de leeftijd van de verzekerde en de begunstigde, alsmede het verzekerd bedrag.
2. De premie is door de aangesloten werkgever verschuldigd. De premie is verschuldigd tot de eerste dag van de maand, waarin de begunstigde 65 jaar wordt of eerder overlijdt.
3. Voor de verzekerde die is geboren op of na 1 januari 1950 is artikel 2.4, lid 1 en 6 van Pensioenreglement I van overeenkomstige toepassing. Hierbij komt, in tegenstelling tot artikel 2.4 lid 6, de volledige premie ten laste van de verzekerde.
4. Voor de verzekerde die is geboren voor 1 januari 1950 is artikel 5, lid 5 van Pensioenreglement VI van overeenkomstige toepassing. Hierbij komt, in tegenstelling tot artikel 5 lid 5, de volledige premie ten laste van de verzekerde.
ARTIKEL 8
1. Indien de verzekerde na het bereiken van de maximum-uitkeringsperiode van 104 weken zoals bedoeld in artikel 7:629, eerste lid van het Burgerlijk Wetboek, respectievelijk in artikel 29, vijfde lid van de Ziektewet, onafgebroken arbeidsongeschikt is in de zin van de WAO of WIA, wordt hem afhankelijk van de mate van zijn arbeidsongeschiktheid, gehele of gedeeltelijke premievrijstelling verleend, vanaf het einde van die termijn
2. a. Het percentage van premievrijstelling is afhankelijk van de mate waarin de verzekerde op grond van de WAO arbeidsongeschikt is verklaard. De volgende indeling wordt aangehouden.
Mate van arbeidsongeschiktheid | Percentage van premievrijstelling |
80 – 100 % | 100% |
65 – 80 % | 72,5% |
55 – 65 % | 60% |
45 – 55 % | 50% |
35 – 45 % | 40 % |
25 – 35 % | 30% |
15 – 25 % | 20 % |
b. Het percentage van premievrijstelling is afhankelijk van de mate waarin de verzekerde op grond van de WIA arbeidsongeschikt is verklaard. De volgende indeling wordt aangehouden.
Mate van arbeidsongeschiktheid | Percentage van premievrijstelling |
80 – 100 % | 100% |
65 – 80 % | 72,5% |
55 – 65 % | 60% |
45 – 55 % | 50% |
35 – 45 % | 40 % |
3. Indien een verandering optreedt in het WAO- of WIA-uitkeringspercentage van de verzekerde die van zodanige aard is dat één van de andere klassen van bovenstaande tabellen van toepassing is, vindt aanpassing van de premievrijstelling plaats vanaf de datum waarop het nieuwe WAO-, dan wel WIA-uitkeringspercentage van kracht is geworden.
4. Geen premievrijstelling wordt verleend:
a. indien de eerste ziektedag is gelegen op of voor de aanvangsdatum van de verzekering;
b. indien de toename van het arbeidsongeschiktheidspercentage direct of indirect voortvloeit uit een reeds bij aanvang van de verzekering bestaande kwaal of aandoening;
c. indien de eerste ziektedag gelegen is in het eerste jaar van verzekering tenzij de verzekerde naar genoegen van het fonds aantoont dat de arbeidsongeschiktheid niet het gevolg is van een reeds bij aanvang van de verzekering bestaande kwaal of aandoening.
Het bepaalde in sub b is niet van toepassing als de verhoging van de mate van arbeidsongeschiktheid plaatsvindt later dan drie jaar nadat de verzekering laatstelijk begon. De premievrije deelneming wordt alsdan verleend gerelateerd aan de verhoging van de mate van arbeidsongeschiktheid.
5. De premievrijstelling eindigt:
a. bij het overlijden van de verzekerde;
b bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd van de verzekerde;
x. xxxxx de begunstigde de 65-jarige leeftijd bereikt of indien eerder, bij diens overlijden;
d. zodra het WAO-uitkeringspercentage van de verzekerde niet langer ten minste 15% bedraagt;
e. zodra het WIA-uitkeringspercentage van de verzekerde niet langer ten minste 35% bedraagt;
f. indien de verzekerde niet de inlichtingen verstrekt die het fonds voor de toepassing van dit artikel nodig acht.
6. Bij gehele premievrijstelling blijft het verzekerde bedrag van het jaarlijkse Anw-pensioen ongewijzigd. Bij gedeeltelijke premievrijstelling wordt het verzekerde jaarlijkse Anw-pensioen verminderd naar evenredigheid met het premievrijstellingpercentage, tenzij de verschuldigde premie voor het deel dat betrokkene niet arbeidsongeschikt is, wordt voldaan.
7. Een verhoging van de premie voortvloeiend uit een verhoging van het verzekerde bedrag na de eerste ziektedag komt niet voor premievrijstelling in aanmerking.
8. Het fonds zal geen premievrijstelling verlenen indien de arbeidsongeschiktheid, direct of indirect, is veroorzaakt, bevorderd of verergerd door:
a. het deelnemen aan enige niet-Nederlandse gewapende dienst;
b opzet of grove schuld van de verzekerde; onder opzet van de verzekerde wordt mede verstaan poging tot zelfdoding.
ARTIKEL 9
1. Het jaarlijks Anw-pensioen wordt gesteld op een door de verzekerde op te geven bedrag. Hierbij geldt dat het verzekerde bedrag minimaal € 4.600, - en maximaal € 13.000, - (2007) bedraagt. Het verzekerde bedrag wordt jaarlijks aangepast met het percentage van de verhoging van de wettelijke Anw-uitkering.
2. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, kan de verzekerde eenmaal per maand het verzekerde bedrag aanpassen met intervallen van € 100,--.
3. Het fonds kan medische waarborgen verlangen indien de verzekerde het verzekerde
Anw-pensioen wenst te verhogen met meer dan 10% ten opzichte van het voor hem verzekerde Anw-pensioen.
ARTIKEL 10
1. Van het overlijden van de verzekerde wordt het fonds zo spoedig mogelijk schriftelijk in kennis gesteld onder overlegging van een wettelijk bewijs van overlijden. Het fonds heeft te allen tijde het recht overlegging van andere bewijsstukken te verlangen.
2. Op voorwaarde dat het fonds in bezit is van het wettelijk bewijs van overlijden gaat de uitkering in op de eerste dag van de maand waarin de verzekerde overlijdt, mits de begunstigde alsdan in leven is en eindigt op de laatste dag van de maand voorafgaande aan de maand waarin de begunstigde de 65-jarige leeftijd bereikt, dan wel op de laatste dag van de maand waarin de begunstigde overlijdt.
ARTIKEL 11
Het fonds kent het Anw-pensioen toe op schriftelijke aanvraag door of vanwege rechthebbende. De aanvraag dient te worden gericht aan de administrateur van het fonds onder bijvoeging van de door het fonds voor de toekenning van het Anw-pensioen nodig geoordeelde stukken. Het fonds is bevoegd een Anw-pensioen eigener beweging toe te kennen, indien de aanvraag om Anw-pensioen achterwege is gebleven.
ARTIKEL 12
1. De uitkering vindt plaats in maandelijkse termijnen bij achterafbetaling, voor het eerst aan het einde van de kalendermaand waarin het Anw-pensioen is ingegaan.
2. Geen uitkering geschiedt indien het overlijden van de verzekerde:
a. verband houdt met het deelnemen aan enige niet-Nederlandse gewapende dienst;
b. het gevolg is van opzet of grove schuld van de verzekerde of begunstigde;
c. plaatsvindt binnen 1 jaar na aanvang van de verzekering, tenzij de begunstigde naar genoegen van het fonds aantoont dat het overlijden niet het gevolg is van een reeds bij aanvang van de verzekering bestaande kwaal of aandoening.
ARTIKEL 13
1. Begunstigde kan op het tijdstip van overlijden van de verzekerde de keuze maken de uitkering op een later tijdstip te doen ingaan met inachtneming van eventueel door de fiscus te stellen regels. De uitgestelde uitkering wordt op de ingangsdatum actuarieel herrekend.
De aanspraak op reeds opeisbaar geworden pensioentermijnen verjaart tot en met
31 december 2006 vijf jaar nadat deze pensioentermijnen opeisbaar zijn geworden, tenzij de rechthebbende ten genoegen van het bestuur aantoont deze niet te hebben kunnen invorderen of het bestuur om andere redenen besluit de vervallen pensioentermijnen alsnog geheel of gedeeltelijk uit te keren. Op 1 januari 2007 nog niet verjaarde pensioentermijnen kunnen niet verjaren bij leven van de pensioengerechtigde. Een pensioenuitkering waarover niet is beschikt, vervalt aan het fonds na overlijden van de pensioengerechtigde.
ARTIKEL 14
1. Opzegging van de verzekering door de verzekerde dient te geschieden per de eerste van een maand en dient vóór de eerste van de daaraan voorafgaande maand schriftelijk aan het fonds te zijn medegedeeld.
2. De verzekering eindigt, behoudens premievrijstelling, zodra het dienstverband tussen de verzekerde en de aangesloten werkgever eindigt. Alsdan kan het fonds op verzoek van de verzekerde bepalen dat de verzekering op individuele basis kan worden voortgezet met inachtneming van het bepaalde in de Regeling taakafbakening pensioenfondsen. Het fonds kan aan deze individuele voortzetting nadere voorwaarden verbinden.
3. De verzekering eindigt tevens als gevolg van overlijden van begunstigde of scheiding als bedoeld in artikel 1.2 lid d en f van Pensioenreglement I of artikel 1 lid 4 onder b en q van Pensioenreglement VI.
ARTIKEL 15
De Anw-pensioenaanspraken en Anw-pensioenrechten worden op dezelfde wijze geïndexeerd als de pensioenaanspraken en pensioenrechten als bedoeld in artikel 10.1 van Pensioenreglement I of artikel15A van Pensioenreglement VI.
ARTIKEL 16
Eventuele belastingen en/of andere wettelijke heffingen in verband met deze verzekeringsovereenkomst, komen voor rekening van de verzekerde of de begunstigde.
ARTIKEL 17
Het fonds is bevoegd de tarieven en overige condities en bloc aan te passen. Indien de verzekerde niet akkoord gaat met de aanpassing heeft de verzekerde het recht de overeenkomst binnen drie maanden na kennisgeving van de wijziging op te zeggen.
ARTIKEL 17A
Verbod op afkoop, vervreemding, vermindering en prijsgeving
1. De pensioenrechten of aanspraken ingevolge deze pensioenregeling kunnen niet worden afgekocht, vervreemd of prijsgegeven, dan wel formeel of feitelijk voorwerp van zekerheid worden, anders dan in de gevallen voorzien bij of krachtens de Pensioenwet.
2. Verpanding is toegestaan voor het verlenen van zekerheid voor het verkrijgen van uitstel van betaling als bedoeld in artikel 25, lid 5 van de Invorderingswet 1990.
3. Vervreemding is toegestaan op grond van artikel 57, lid 5 van de Pensioenwet.
4. Volmacht tot invordering van uitkeringen uit hoofde van een pensioenrecht, onder welke vorm of welke benaming ook verleend, is steeds herroepelijk.
5. Beslag op pensioen is slechts mogelijk indien en voor zover dit wettelijk is toegestaan.
6. In geval van beslaglegging op pensioen is het fonds bevoegd de daarmee gepaard gaande kosten geheel of gedeeltelijk bij de pensioengerechtigde in rekening te brengen, al dan niet door verrekening met dat pensioen.
ARTIKEL 18
Het bestuur van het fonds kan in bepaalde gevallen afwijken van het bepaalde in dit reglement, indien op grond van de redelijkheid of billijkheid daartoe aanleiding is.
ARTIKEL 18A
Het bestuur en de werkgevers zullen bij de toepassing van het bepaalde in dit reglement binnen de grenzen van de fiscale wet- en regelgeving blijven.
ARTIKEL 19
Dit reglement kan worden aangehaald als "pensioenreglement III".
ARTIKEL 20
Dit reglement treedt in werking op 1 januari 2010.