Stichting Pensioenfonds Croda
Stichting Pensioenfonds Croda
Pensioenreglement Combinatiepensioen 2006
Per 1 oktober 2021
Versie: 1 oktober 2021
Inhoudsopgave
ALGEMEEN 4
Artikel 1 Begripsomschrijvingen 4
Artikel 2 Deelnemerschap 10
PENSIOENAANSPRAKEN 11
Artikel 3 Aanspraken op pensioen 11
Artikel 4 Grondslag voor de berekening van de pensioenaanspraken 11
Artikel 5 Ouderdomspensioen 12
Artikel 6 Partnerpensioen 12
Artikel 7 Wezenpensioen 13
Artikel 8 Xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 00
Artikel 9 Verhoging pensioenaanspraken 15
MODULE BELEGGINGSPENSIOEN 17
Artikel 10 Excedent ouderdoms- en partnerpensioen 17
Artikel 11 Partnerpensioen en Wezenpensioen bij overlijden vóór de pensioendatum 18
Artikel 12 Spaarpensioen 19
BIJZONDERE GEBEURTENISSEN 20
Artikel 13 Aanvullend Anw-pensioen 20
Artikel 14 Voortzetting pensioenopbouw tijdens (ouderschaps)verlof 21
Artikel 15 Voortzetting pensioenopbouw tijdens arbeidsongeschiktheid 22
Artikel 16 Keuzemogelijkheden ten aanzien van de pensioenen 23
Artikel 16A Deeltijdpensionering 23
Artikel 16B Wijziging in de verhouding tussen ouderdomspensioen en partnerpensioen 23
Artikel 16C Vervroegen van de pensioenrichtdatum 24
Artikel 16D Uitstel van de pensioenrichtdatum 25
Artikel 16E Variatie in de jaarlijkse hoogte van het ouderdomspensioen 25
Artikel 17A Scheiding en de gevolgen voor het ouderdomspensioen in Module Basispensioen 26
Artikel 17B Beëindiging partnerrelatie en de gevolgen voor het partnerpensioen in Module Basispensioen 26
Artikel 17C Beëindiging partnerrelatie en de gevolgen voor het partnerpensioen in Module Beleggingspensioen en Module Spaarpensioen 27
Artikel 17D Scheiding en de gevolgen voor het ouderdomspensioen in Module Beleggingspensioen en Module Spaarpensioen 28
Artikel 18 Beëindiging van het deelnemerschap 29
Artikel 19 Waardeoverdracht van pensioenaanspraken 30
Artikel 20 Uitzending naar het buitenland 31
OVERIGE BEPALINGEN 32
Artikel 21 Berekening van de pensioenaanspraken van deeltijdwerknemers 32
Artikel 22 Uitbetaling van pensioenen 33
Artikel 23 Afkoop kleine pensioenaanspraken 33
Artikel 24 Korting pensioenaanspraken en pensioenuitkeringen 33
Artikel 25 Beslag, overdracht, inpandgeving 34
Artikel 26 Bijdragen 35
Artikel 26A Inkoopregeling 35
Artikel 27 Verplichtingen van de deelnemers 36
Artikel 28 Verstrekken van informatie door Pensioenfonds Croda 37
Artikel 29 Geschillenregeling 38
Artikel 30 Bijzondere gevallen 39
Artikel 31 Wijziging van dit reglement 40
Artikel 32 Werkingssfeer 40
Artikel 33 Datum inwerkingtreding 41
Artikel 34 Overgangsbepalingen 41
BIJLAGE 1 (BEHORENDE BIJ ARTIKEL 13 LID 8) 42
Premies voor de verzekering van Aanvullend ANW-pensioen 42
BIJLAGE 2 (BEHORENDE BIJ ARTIKEL 16B) 44
Omzetten partnerpensioen naar ouderdomspensioen 44
BIJLAGE 3 (BEHORENDE BIJ ARTIKEL 16A,16C EN 16E) 45
Vervroeging van de pensioendatum en deeltijdpensionering 45
Variatie in de jaarlijkse hoogte van het ouderdomspensioen 46
BIJLAGE 4 (BEHORENDE BIJ ARTIKEL 23 LID 4) 47
Afkoop van kleine pensioenaanspraken 47
BIJLAGE 5 OVERZICHT GRENS- EN DREMPELBEDRAGEN 51
BIJLAGE 6 UITSLUITINGEN BEHOREND BIJ ARTIKEL 30.8 52
ALGEMEEN
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Aangesloten onderneming
Croda Nederland B.V., gevestigd te Gouda en verwante ondernemingen die op verzoek van de directie door het bestuur als aangesloten onderneming zijn erkend.
Aanvullend Anw-pensioen
Het tijdelijk pensioen ten behoeve van de nagelaten partner.
Actuaris
De verzekeringswiskundige, bedoeld in artikel 10 van de statuten van Pensioenfonds Croda.
Administratiefee
De kosten voor het beheer van beleggingen die door de vermogensbeheerder in rekening worden gebracht.
ANW
Algemene nabestaandenwet.
AOP
Arbeidsongeschiktheidspensioen.
AOP-uitkeringsdrempel
Het bedrag waarboven een arbeidsongeschiktheidspensioen kan worden toegekend overeenkomstig het bepaalde in artikel 8 van dit reglement.
Per 1 juli 2021 bedraagt de AOP-XLWNHULQJV58G.8U73H,7P7.SNHadOien w o¼rdt de AOP-uitkeringsdrempel elk jaar per 1 juli op dezelfde wijze aangepast als het maximale dagloon van de WIA.
AOW-uitkering
De uitkering uit hoofde van de Algemene Ouderdomswet, inclusief de vakantie-uitkering en exclusief de toeslag voor een jongere partner.
Arbeidsongeschikt
Arbeidsongeschikt in de zin van de WAO respectievelijk WIA.
Arbeidsongeschiktheid
Arbeidsongeschiktheid in de zin van de WAO respectievelijk WIA.
Arbeidsongeschiktheidspensioen
Het pensioen dat de uitkering ingevolge de WAO respectievelijk WIA aanvult.
Basispensioen
De Module Basispensioen is het onderdeel van het Combinatiepensioen waarin voor het pensioengevend salaris tussen de opbouwdrempel en de beleggingspensioengrens middels een pensioentoezegging pensioenopbouw plaatsvindt.
Beëindiging van een partnerrelatie
Echtscheiding, ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed, beëindiging van het geregistreerde partnerschap, beëindiging van de gemeenschappelijke huishouding of herroeping van de aanwijzing van de partner.
Beleidsdekkingsgraad:
De beleidsdekkingsgraad is gelijk aan het voortschrijdende gemiddelde van de dekkingsgraden van de laatste 12 maanden berekend op de rentetermijnstructuur zoals die door de DNB is vastgestelde voor die maand.
Beleggersgirorekening
De beleggersgirorekening wordt door Pensioenfonds Croda en op naam van de deelnemer geopend bij een door Pensioenfonds Croda aan te wijzen vermogensbeheerder en omvat het totaal van de voor de deelnemer aangehouden beleggingen en gelden.
Beleggingspensioen
De Module Beleggingspensioen is het onderdeel van het Combinatiepensioen waarin voor het pensioengevend salaris boven de beleggingspensioengrens middels een premietoezegging pensioenkapitaal wordt opgebouwd.
Beleggingspensioengrens
Dat deel van het pensioengevend salaris waarboven de Module Beleggingspensioen geldt.
Bestuur
Het bestuur van Stichting Pensioenfonds Croda.
Bijdrage
De bijdrage van de werkgever en of de deelnemer ingevolge dit reglement.
Bijzonder partnerpensioen
Het pensioen ten behoeve van de nagelaten gewezen partner.
CAO
De collectieve arbeidsovereenkomst die door de aangesloten onderneming wordt afgesloten of die zij anderszins verplicht is te volgen.
Deelnemer
De werknemer die op grond van een pensioenovereenkomst pensioenaanspraken verwerft jegens Pensioenfonds Croda en voldoet aan de voorwaarden van artikel 2.
Combinatiepensioen
De pensioenregeling voor medewerkers van de aangesloten onderneming in Nederland welke voortvloeit uit dit pensioenreglement en dat wordt uitgevoerd door Pensioenfonds Croda. Het Combinatiepensioen bestaat uit de Modules Basispensioen, Beleggingspensioen en Spaarpensioen.
Deelnemersjaren
De op maanden afgeronde periode van deelnemerschap aan het Combinatiepensioen, waarbij 16 dagen of meer voor een maand worden gerekend en 15 dagen of minder worden verwaarloosd.
Onder deelnemersjaren wordt in dit reglement tevens verstaan:
1. Deelnemersjaren verkregen uit waardeoverdracht van pensioenaanspraken uit een andere pensioenregeling naar het Combinatiepensioen;
2. Deelnemersjaren verkregen uit interne waardeoverdracht van niet afgekochte of overgedragen premievrije aanspraken tegenover Pensioenfonds Croda uit eerdere perioden van deelnemerschap aan Pensioenfonds Croda onder dit of voorgaande pensioenreglementen. Door deze interne waardeoverdracht vervallen de aangeduide premievrije aanspraken tegenover Pensioenfonds Croda;
3. Deelnemersjaren verkregen uit de collectieve waardeoverdracht van pensioenaanspraken uit de pensioenregeling van Stichting Pensioenfonds Noblesse per 1 september 2007 naar het Combinatiepensioen;
4. Perioden van deelnemerschap aan enig ander door de directie in dit verband aangewezen pensioenfonds.
Deeltijdpercentage
Het percentage dat de arbeidsduur van een deeltijdwerknemer uitmaakt van de afgesproken normale arbeidsduur voor de groep van werknemers waarvan hij deel uitmaakt. Wijzigingen van bedoeld percentage in de loop van een kalenderjaar worden hierbij volledig in aanmerking genomen vanaf de eerste dag van de maand samenvallend met respectievelijk volgend op de datum van wijziging.
Deeltijdwerknemer
Deelnemer met een kortere dan de bij de werkgever voor de desbetreffende categorie deelnemers geldende normale arbeidsduur.
Default Optie
De door het Pensioenfonds Croda aangewezen standaard beleggingsmix.
Dekkingsgraad
De verhouding tussen enerzijds de aanwezige middelen van Pensioenfonds Croda en anderzijds de pensioenverplichtingen van Pensioenfonds Croda, welke door het bestuur wordt vastgesteld.
Dienstjaar
Een periode van 12 maanden gedurende welke een werknemer een dienstverband heeft.
Dienstverband
Het dienstverband met de werkgever, tenzij kennelijk een ander dienstverband wordt bedoeld of mede bedoeld.
Directie
De directie van de bij Pensioenfonds Croda aangesloten onderneming.
Echtscheiding
Echtscheiding, scheiding van tafel en bed of beëindiging van het geregistreerde partnerschap anders dan door dood, vermissing, of omzetting van een geregistreerd partnerschap in een huwelijk.
Excedent ouderdomspensioen
Het ouderdomspensioen dat kan worden aangekocht met het in de Module Beleggingspensioen opgebouwde kapitaal.
Excedent salaris
Het salaris dat is gelegen boven de Beleggingspensioengrens.
Gemiddeld deeltijdpercentage
Het gemiddelde van de deeltijdpercentages over de totale deelnemerstijd waarbij het deeltijdpercentage over de tijdvakken van de in het kader van de toepasselijke arbeidsvoorwaardenregelingen afgesproken normale arbeidsduur op 100 wordt gesteld.
Gepensioneerde
De pensioengerechtigde voor wie het ouderdomspensioen is ingegaan.
Gewezen deelnemer
De werknemer door wie op grond van een pensioenovereenkomst geen pensioen meer wordt verworven en die bij beëindiging van de deelneming een pensioenaanspraak heeft behouden jegens Pensioenfonds Croda.
Kind
Onder kind wordt in dit reglement verstaan:
1. Het kind dat in familierechtelijke betrekking staat tot de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde als ouder;
2. Het pleegkind of aangehuwd kind van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde, dat naar het oordeel van het bestuur grotendeels door de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde wordt onderhouden;
3. Andere kinderen die naar het oordeel van het bestuur door de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde als eigen kinderen worden onderhouden en opgevoed.
4. Kinderen dienen vóór de pensioendatum aan bovengenoemde voorwaarden te voldoen.
Maatmansalaris
Het salaris dat als zodanig door het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) wordt opgegeven.
Opbouwdrempel
Het bedrag van het pensioengevend salaris waarboven pensioenaanspraken worden opgebouwd overeenkomstig de bepalingen van dit reglement.
Ouderdomspensioen
Het levenslange pensioen ten behoeve van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde.
Partner
Onder partner wordt in dit reglement verstaan:
a. De wettige echtgeno(o)t(e) van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde;
b. De partner met wie de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde een geregistreerd partnerschap in de zin van boek 1 van het Burgerlijk Wetboek is aangegaan;
c. De ongehuwde man of vrouw, niet zijnde een bloed- of aanverwant in de rechte lijn met wie de ongehuwde (gewezen) deelnemer dan wel ongehuwde gepensioneerde een gemeenschappelijke huishouding voert in de zin van dit reglement.
Er is sprake van een gemeenschappelijke huishouding indien:
de gemeenschappelijke huishouding notarieel is vastgelegd in een samenlevingsovereenkomst waarin enige bepalingen van vermogensrechtelijke aard zijn geregeld, met dien verstande dat voor de toepassing van dit reglement als datum waarop de gemeenschappelijke huishouding is begonnen de dag zal gelden gelegen zes maanden na het bij notariële akte verlijden van de samenlevingsovereenkomst;
een gewaarmerkt afschrift van de notariële akte aan Pensioenfonds Croda is overlegd;
degene met wie de gemeenschappelijke huishouding bestaat, door de deelnemer met het oog op pensioen als partner is aangewezen en de aanwijzing van de partner niet is herroepen;
uit de Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens blijkt dat de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde en de partner op hetzelfde adres wonen. Indien dat niet uit de Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens blijkt, dient dat jegens Pensioenfonds Croda te worden aangetoond. Het bestuur is bevoegd in bijzondere gevallen van deze voorwaarde af te zien.
Voor de toepassing van dit reglement kan een (gewezen) deelnemer of gepensioneerde slechts met één partner en een partner slechts met één (gewezen) deelnemer of gepensioneerde een gemeenschappelijke huishouding voeren.
Partnerpensioen
Het levenslange pensioen ten behoeve van de nagelaten partner.
Partnerrelatie
Een huwelijk, een geregistreerd partnerschap of een gemeenschappelijke huishouding met een partner.
Peildatum
De 1ste juli van enig jaar. Voor de toepassing van de tabel Beschikbare premie in de Module Beleggingspensioen geldt de leeftijd die de deelnemer in enig jaar kan bereiken.
Pensioendatum
De datum waarop het ouderdomspensioen daadwerkelijk ingaat.
Pensioenfonds Croda
Stichting Pensioenfonds Croda.
Pensioenovereenkomst
Hetgeen tussen de werkgever en de vakverenigingen is overeengekomen betreffende pensioen.
Pensioengerechtigde
De persoon voor wie krachtens dit pensioenreglement het ouderdomspensioen, partnerpensioen, wezenpensioen, arbeidsongeschiktheidspensioen, of het aanvullend Anw-pensioen is ingegaan.
Pensioenrichtdatum
De eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de pensioenrichtleeftijd bereikt.
Pensioenrichtleeftijd 68 jaar.
Pensioenreglement
Het Pensioenreglement Combinatiepensioen 2006.
Pensioengevend salaris
Het voor de deelnemer geldende jaarlijkse bruto basissalaris vermeerderd met de vakantietoeslag, uitgaande van de voor de categorie deelnemers (waartoe de deelnemer behoort) geldende normale arbeidsduur, vermeerderd met de eventuele als vast te beschouwen uitkeringen uit hoofde van het dienstverband, waaronder begrepen:
1. ADV-toeslag voor (assistent) managers;
2. ploegentoeslag;
3. afbouw ploegentoeslag;
4. andere door de werkgever te benoemen loonbestanddelen die door de werkgever als pensioengevend worden aangewezen.
Het pensioengevend salaris bedraagt per 1 januari 2021 PD[LPD11D2O.18 9¼,--. Dit bedrag wordt jaarlijks aangepast aan het wettelijke fiscaal maximaal pensioengevend salaris.
Bij einde van het deelnemerschap vóór het einde van het kalenderjaar geldt voor het desbetreffende jaar als pensioengevend salaris 12 maal het op het tijdstip van beëindiging van het deelnemerschap geldende maandelijkse bruto basissalaris, vermeerderd met de vakantietoeslag, uitgaande van de bij de werkgever voor de desbetreffende categorie deelnemers geldende normale arbeidsduur, vermeerderd met eventuele als vast te beschouwen uitkeringen uit hoofde van het dienstverband als bedoeld in de vorige alinea.
Pensioengrondslag Basispensioen
Het pensioengevend salaris tot de beleggingspensioengrens verminderd met de opbouwdrempel.
Pensioengrondslag Beleggingspensioen
Het gedeelte van het pensioengevend salaris boven de beleggingspensioengrens.
Premiegrens
Het pensioengevend salarisbedrag waarboven de deelnemer een bijdrage verschuldigd is van 5% van dit pensioengevend salaris. De premiegrens is gelijk aan de beleggingspensioengrens.
Per 1 januari 2018 is de premiegrens %HOHJJLQJVSHQVLRHQJUHQV YDVW.JHVWHOG
Referteperiode
De periode van 1 januari tot en met 31 december van het voorafgaande jaar.
Spaarpensioen
De Module Spaarpensioen is het onderdeel van het Combinatiepensioen waarin deelnemers tot 1 januari 2013 binnen hun fiscale ruimte vrijwillig voor een aanvullend pensioenkapitaal konden sparen.
Statuten
De statuten van Pensioenfonds Croda.
Toeslag
Een verhoging van:
de pensioenuitkering van de pensioengerechtigde; en
de pensioenaanspraak van de (gewezen) deelnemer, mits die verhoging voor wat betreft de Module Basispensioen geen verband houdt met de verhoging van de pensioengrondslag en voor wat betreft de Module Beleggingspensioen en de Module Spaarpensioen niet voortvloeit uit het behaalde beleggingsrendement.
Vereveningspensioen
Het ouderdomspensioen dat krachtens de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding wordt verevend.
Volle wees
Kind van wie beide ouders respectievelijk verzorgers zijn overleden.
WAJONG
Wet Arbeidsongeschiktheidsvoorziening Jonggehandicapten.
WAO
Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering.
Werkgever
De aangesloten onderneming waarbij de werknemer in dienst is dan wel, indien de ex-werknemer daarmee geen dienstverband meer heeft, het laatst in dienst is geweest.
Werknemer
Een persoon in dienst van de werkgever.
Wezenpensioen
Het pensioen ten behoeve van het (de) nagelaten kind(eren).
WIA
Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen.
WIA-uitkering
De uitkering ingevolge de WIA.
WW-uitkering
Uitkering uit hoofde van de Werkloosheidswet.
Artikel 2 Deelnemerschap
1. Deelnemer in de in dit pensioenreglement opgenomen pensioenregeling is de werknemer die met de werkgever vóór 1 januari 2006 een arbeidsovereenkomst heeft gesloten en geboren is op of na 1 januari 1950 dan wel de werknemer die ongeacht de leeftijd een arbeidsovereenkomst met de werkgever heeft gesloten op of na 1 januari 2006. Het deelnemerschap vangt aan per 1 september 2007, of de latere datum van aanvang van het dienstverband.
2. Voor werknemers gaat het deelnemerschap in op de datum van aanvang van het dienstverband.
3. Het deelnemerschap eindigt op de dag waarop het dienstverband eindigt, maar in ieder geval op de eerste dag van de maand waarin de deelnemer de pensioendatum bereikt.
4. In afwijking van hetgeen in het vorige lid is bepaald wordt het deelnemerschap geacht voort te duren na beëindiging van het dienstverband zolang de persoon het deelnemerschap voortzet op grond van een regeling in de sfeer van de arbeidsvoorwaarden dan wel na het intreden van arbeidsongeschiktheid in de zin van dit reglement.
PENSIOENAANSPRAKEN
Artikel 3 Aanspraken op pensioen
1. De deelnemer kan op grond van de Module Basispensioen aanspraak maken op de volgende pensioenen:
a. Ouderdomspensioen (artikel 5);
b. Partnerpensioen (artikel 6);
c. Wezenpensioen (artikel 7);
d. Arbeidsongeschiktheidspensioen (artikel 8).
Voorts bestaat recht op (gedeeltelijke) premievrije pensioenopbouw bij (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid.
2. De mate van pensioenopbouw in de Module Basispensioen is mede afhankelijk van de bijdragen die ter beschikking worden gesteld. Jaarlijks wordt de feitelijke pensioenopbouw vastgesteld op grond van de inkoopregeling in artikel 26A.
3. De deelnemer heeft op grond van de Module Beleggingspensioen aanspraak op een pensioenkapitaal waarmee op de pensioendatum een excedent ouderdomspensioen en een bijbehorend partnerpensioen wordt aangekocht (artikel 10).
4. De deelnemer heeft op grond van de Module Spaarpensioen aanspraak op een pensioenkapitaal waarmee op de pensioendatum een extra ouderdomspensioen en indien gewenst een bijbehorend partnerpensioen wordt aangekocht (artikel 12).
5. De module Basispensioen heeft het karakter van een uitkeringsovereenkomst, en de modules Beleggingspensioen en Spaarpensioen hebben het karakter van een premieovereenkomst in de zin van de Pensioenwet.
6. Alle pensioenaanspraken, pensioenkapitalen en daarmee verband houdende uitkeringen die de (gewezen) deelnemer en gepensioneerde of andere pensioengerechtigde jegens Pensioenfonds Croda heeft, zijn onderworpen aan de in het pensioenreglement en statuten vermelde voorwaarden.
7. De deeltijdwerknemer bouwt pensioenaanspraken op naar rato van het deeltijdpercentage (artikel 21 van dit reglement).
8. De deelnemer heeft ten aanzien van de in de vorige leden genoemde aanspraken op pensioen en pensioenkapitalen de in artikel 16 genoemde flexibele mogelijkheden.
9. De rechten en aanspraken op pensioen uit hoofde van dit pensioenreglement luiden op jaarbasis en LQ HXUR¶V
Artikel 4 Grondslag voor de berekening van de pensioenaanspraken
1. De berekening van de pensioenaanspraken en de vorming van pensioenkapitalen vindt plaats op basis van de in dit artikel opgenomen grondslagen.
2. De pensioengrondslag Basispensioen is gelijk aan het pensioengevend salaris, gemaximeerd op de Beleggingspensioengrens, verminderd met de opbouwdrempel.
3. De pensioengrondslag Beleggingspensioen is gelijk aan het deel van het pensioengevend salaris boven de Beleggingspensioengrens.
4. 3HU MXOL LV GH RSERXZGUHPSHPeOr 1 jaYnDuaVri W20J18HisVdWe HOG µ Beleggingspensioengrens vastJHVWHOG µEHYURUHQ¶ RS ¼
MODULE BASISPENSIOEN
Artikel 5 Ouderdomspensioen
1. In gevolge de module Basispensioen heeft de deelnemer een recht op ouderdomspensioen.
2. Het ouderdomspensioen bedraagt voor elk deelnemersjaar 1,845% (2021) van de pensioengrondslag Basispensioen in dat jaar zoals genoemd in artikel 4.
3. Het ouderdomspensioen gaat in op de pensioenrichtdatum en wordt uitgekeerd tot en met de maand van overlijden van de gepensioneerde.
4. Voor de berekening van het ouderdomspensioen komen alle deelnemersjaren, zoals omschreven in artikel 1, in aanmerking.
5. In afwijking van lid 2 kan de jaarlijkse opbouw van het ouderdomspensioen in enig jaar worden verlaagd indien de ter beschikking gestelde bijdragen volgens artikel 26 in dat jaar niet toereikend zijn voor de financiering van de opbouw. In artikel 26A staat de inkoopregeling waarmee het bestuur de jaarlijkse opbouw bepaalt.
Artikel 6 Partnerpensioen
1. Ingevolge de module Basispensioen, en met inachtneming van artikel 30.8, heeft de nagelaten partner waarmee de (gewezen) deelnemer of de gepensioneerde een partnerrelatie had recht op een partnerpensioen.
2. In afwijking van hetgeen in het eerste lid is bepaald, bestaat er geen recht op partnerpensioen indien de gepensioneerde die na de (vervroegde) pensioendatum een partnerrelatie is aangegaan, binnen drie jaar na het aangaan van deze partnerrelatie overlijdt. Als de gepensioneerde op de (vervroegde) pensioendatum het partnerpensioen aan een bepaalde partner heeft toegewezen en deze partner is na (vervroegde) pensioendatum overleden, of het partnerpensioen op de (vervroegde) pensioendatum voor een hoger ouderdomspensioen heeft uitgeruild, bestaat er eveneens geen recht op partnerpensioen.
3. Het partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgende op die waarin de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde is overleden en wordt uitgekeerd tot en met de maand van overlijden van de partner.
4. Het partnerpensioen bedraagt 70% van het ouderdomspensioen.
5. Indien de deelnemer voor het bereiken van de pensioenrichtdatum overlijdt, wordt bij de berekening van het partnerpensioen van de veronderstelling uitgegaan dat het deelnemerschap ongewijzigd zou hebben voortgeduurd tot de eerste dag van de maand waarin deze deelnemer de pensioenrichtdatum zou hebben bereikt. Voor de deelnemersjaren tussen de datum van overlijden en de pensioenrichtdatum wordt een eventuele verlaging van de jaarlijkse opbouw volgens artikel 5 lid 5 buiten beschouwing gelaten.
6. Indien er krachtens artikel 17B aanspraken jegens Pensioenfonds Croda bestaan op een bijzonder partnerpensioen, zullen deze aanspraken op bijzonder partnerpensioen in mindering worden gebracht op het partnerpensioen berekend volgens dit reglement.
De vermindering vindt niet of gedeeltelijk plaats indien die aanspraken op een bijzonder
partnerpensioen zijn vervallen als gevolg van het overlijden van de gewezen partner(s) voordat dit bijzondere partnerpensioen of het ouderdomspensioen van de deelnemer is ingegaan.
Artikel 7 Wezenpensioen
1. Ingevolge de module Basispensioen, en met inachtneming van artikel 30.8, hebben de nagelaten kinderen van de (gewezen) deelnemer of de gepensioneerde recht op een wezenpensioen.
2. Het wezenpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op die van het overlijden van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde en wordt aan het kind uitgekeerd tot en met de maand waarin de 21e verjaardag van het kind valt of - bij eerder overlijden - tot en met de maand waarin het kind komt te overlijden.
Het wezenpensioen wordt voorts uitgekeerd met ingang van de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin een kind voldoet aan de omschrijving van een studerend kind als bedoeld in de Wet studiefinanciering 2000 dan wel arbeidsongeschikt is in de zin van de WAJONG, mits de deelnemer of gewezen deelnemer op die dag niet meer in leven is. De uitkering wordt voortgezet zolang het kind studeert dan wel arbeidsongeschikt is maar uiterlijk tot en met de maand waarin de 27ste verjaardag van het kind valt of - bij eerder overlijden - de maand waarin het kind komt te overlijden.
3. Eveneens recht op wezenpensioen hebben kinderen die geboren zijn na het overlijden van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde. In dat geval gaat het wezenpensioen in op de eerste dag van de maand waarin de geboorte plaatsvindt.
4. Het wezenpensioen bedraagt voor elk kind van een (gewezen) deelnemer of gepensioneerde 20% van het volgens artikel 6 lid 5 berekende partnerpensioen met dien verstande dat het aan de gezamenlijke kinderen toekomende wezenpensioen niet meer zal bedragen dan 60% van het volgens artikel 6 berekende partnerpensioen. Indien en zolang er meer dan drie kinderen recht hebben op wezenpensioen, wordt het wezenpensioen gelijkelijk over alle kinderen verdeeld.
5. Het wezenpensioen wordt verdubbeld indien, zonder dat toepassing van artikel 16 hieraan ten grondslag ligt, geen partnerpensioen of bijzonder partnerpensioen wordt uitgekeerd.
Artikel 8 Arbeidsongeschiktheidspensioen
1. Recht op arbeidsongeschiktheidspensioen, en met inachtneming van artikel 30.8, heeft de deelnemer aan wie een uitkering krachtens de WAO is toegekend en die ten minste één jaar arbeidsongeschikt is en de deelnemer aan wie een uitkering krachtens de WIA is toegekend en die ten minste twee jaar arbeidsongeschikt is.
2. Het arbeidsongeschiktheidspensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de dag waarop de deelnemer gedurende één jaar arbeidsongeschikt is en recht heeft op een WAO-uitkering. Het arbeidsongeschiktheidspensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de dag waarop de deelnemer gedurende twee jaar arbeidsongeschikt is en recht heeft op een WIA-uitkering. Het wordt uitgekeerd zolang de arbeidsongeschiktheid duurt maar uiterlijk tot de pensioenrichtdatum of eerdere AOW-leeftijd, de vervroegde pensioendatum of tot en met de maand van overlijden van de pensioengerechtigde.
3. Het jaarlijkse arbeidsongeschiktheidspensioen bedraagt bij volledige arbeidsongeschiktheid 65% van dat gedeelte van het pensioengevend salaris dat uitgaat boven de AOP-uitkeringsdrempel. Voor de vaststelling van het arbeidsongeschiktheidspensioen geldt geen maximum saODULV1 12Y.1D89Q ¼ (2021). Voor de vaststelling van het arbeidsongeschiktheidspensioen wordt uitgegaan van het
pensioengevend salaris en van de AOP-uitkeringsdrempel zoals deze gelden op de dag voorafgaand aan de ingangsdatum van het arbeidsongeschiktheidspensioen.
4. Indien en zolang de deelnemer gedeeltelijk arbeidsongeschikt ingevolge de WAO is, wordt het in het derde lid bedoelde arbeidsongeschiktheidspensioen gedeeltelijk uitgekeerd op basis van de volgende tabel.
Het arbeidsongeschiktheidspensioen bedraagt bij een arbeidsongeschiktheid van:
80% of meer: | 100% |
65 tot 80%: | 72,5% |
55 tot 65%: | 60% |
45 tot 55%: | 50% |
35 tot 45%: | 40% |
25 tot 35%: | 30% |
15 tot 25%: | 20% |
Indien en zolang de deelnemer gedeeltelijk arbeidsongeschikt ingevolge de WIA is, wordt het in het derde lid bedoelde arbeidsongeschiktheidspensioen gedeeltelijk uitgekeerd op basis van de volgende tabel.
Het arbeidsongeschiktheidspensioen bedraagt bij een arbeidsongeschiktheid van:
80% of meer: | 100% |
65 tot 80%: | 72,5% |
55 tot 65%: | 60 % |
45 tot 55%: | 50% |
35 tot 45%: | 40% |
Indien en voor zolang door het Uitvoeringsorgaan Werknemersverzekeringen (UWV) geen arbeidsongeschiktheidspercentage wordt vastgesteld zal de mate van arbeidsongeschiktheid worden vastgesteld volgens de volgende formule:
maatmansalaris -/- salaris dat volgens het UWV nog verdiend kan worden x 100% maatmansalaris
5. Indien de deelnemer bij aanvang van het deelnemerschap (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt is, heeft hij geen recht op (gedeeltelijk) arbeidsongeschiktheidspensioen, tenzij artikel 34 lid 3 van toepassing is.
Wel recht op arbeidsongeschiktheidspensioen bestaat in geval het arbeidsongeschiktheidspercentage tijdens het deelnemerschap toeneemt als gevolg van een andere ziekte of ander gebrek dan de ziekte die of het gebrek dat op het tijdstip van aanvang van het deelnemerschap de basis vormt van de op genoemd tijdstip aanwezige WAO respectievelijk WIA- uitkering. Het arbeidsongeschiktheidspensioen is in dat geval het verschil tussen het arbeidsongeschiktheidspensioen behorend bij het hogere arbeidsongeschiktheidspercentage en het arbeidsongeschiktheidspensioen behorend bij het arbeidsongeschiktheidspercentage op het tijdstip van aanvang van het deelnemerschap. Het bestuur is bevoegd de uitbetaling van het arbeidsongeschiktheidspensioen afhankelijk te stellen van door de pensioengerechtigde te leveren bewijs dat de toename van het arbeidsongeschiktheidspercentage het gevolg is van een andere ziekte of ander gebrek dan de ziekte die of het gebrek dat op het tijdstip van aanvang van het deelnemerschap aanwezig was.
6. Indien na beëindiging van het dienstverband met een werkgever de hoogte van het percentage van arbeidsongeschiktheid wijzigt, wordt het arbeidsongeschiktheidspensioen dienovereenkomstig aangepast indien die wijziging het gevolg is van:
a. Een verlaagde mate van arbeidsongeschiktheid;
b. Een verhoogde mate van arbeidsongeschiktheid mits deze toename voortvloeit uit hetzelfde gebrek op grond waarvan tijdens het deelnemerschap de WAO respectievelijk WIA-uitkering werd toegekend. Het bestuur is bevoegd de uitbetaling van de verhoging van het arbeidsongeschiktheidspensioen afhankelijk te stellen van door de pensioengerechtigde te leveren bewijs dat de toename voortvloeit uit dezelfde ziekte of hetzelfde gebrek op grond waarvan tijdens het deelnemerschap de WAO respectievelijk WIA-uitkering werd toegekend.
7. Indien en zolang een gerechtigde op arbeidsongeschiktheidspensioen tevens in het genot is van een periodieke invaliditeitsuitkering krachtens de bij de aangesloten onderneming van toepassing zijnde arbeidsvoorwaardenregeling of krachtens enige andere invaliditeitsregeling in een of meerdere bedrijfstakken, wordt het arbeidsongeschiktheidspensioen slechts uitgekeerd voor zover dit pensioen uitgaat boven het bedrag van de bedoelde uitkering(en).
Artikel 9 Verhoging pensioenaanspraken
1. Het bestuur streeft ernaar, voor zover en indien de financiële middelen dit toelaten, de pensioenaanspraken per de peildatum aan te passen. Of de financiële middelen in enig betreffende jaar toereikend zijn om een verhoging toe te passen wordt door het bestuur jaarlijks vastgesteld. Leidend hierbij is de beleidsdekkingsgraad van Pensioenfonds Croda. Naar aanleiding van overleg tussen de werkgever en vakorganisaties is het beleid ten aanzien van de aanpassing van de
pensioenaanspraken neergelegd in het GRFXPHQW ³5LVLFRKRXGLQJ HQ. D itFRPSO document wordt door het bestuur gehanteerd en is voor de deelnemers in te zien ten kantore van Pensioenfonds Croda. Indien het bestuur van oordeel is dat de beleidsdekkingsgraad van
Pensioenfonds Croda niet voldoende is, wordt de toeslag verminderd of niet verleend.
Voorwaardelijkheidsverklaring
De toeslagverlening op het pensioen is voorwaardelijk, er is dus geen recht op toeslagverlening. Het is niet zeker of en in hoeverre in de toekomst toeslagverlening zal plaatsvinden.
Toeslagverlening vindt alleen plaats als aan voornoemde voorwaarden is voldaan. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen bestemmingsreserve gevormd en deze toeslagverlening wordt niet uit de premie betaald.
2. Met inachtneming van het bepaalde in lid 1 kan het bestuur jaarlijks besluiten tot verhoging van de
opgebouwde pensioenaanspraken van de deelnemers uit de Module Basispensioen. De verhoging zal in beginsel plaatsvinden op basis van het in de CAO overeengekomen percentage van de loonontwikkeling van de bij Pensioenfonds Croda aangesloten bedrijven over de in artikel 1 genoemde referteperiode, vermenigvuldigd met een factor die afhankelijk is van de in lid 1 bedoelde beleidsdekkingsgraad.
3. Met inachtneming van het bepaalde in lid 1 kan het bestuur voor de gewezen deelnemers en pensioengerechtigden jaarlijks besluiten tot verhoging van de opgebouwde premievrije aanspraken en de uit te keren pensioenen. De verhoging zal in beginsel plaatsvinden op basis van het afgeleide indexcijfer van de consumentenprijsindex voor alle huishoudens (de prijsindex CPI afgeleid) zoals deze jaarlijks wordt gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) in de in artikel 1 genoemde referteperiode, vermenigvuldigd met een factor die afhankelijk is van de in lid 1 bedoelde dekkingsgraad. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen bestemmingsreserve gevormd
en deze toeslagverlening wordt niet uit de premie betaald. De aanpassing zal met terugwerkende kracht vanaf 1 januari van dat jaar worden toegekend.
4. Voor de toepassing van de verhoging genoemd in lid 2 en 3 wordt voor de bepaling of er sprake is van deelnemer, gewezen deelnemer of pensioengerechtigde gekeken naar de situatie per 1 januari.
5. Het bestuur behoudt zich het recht voor om de voorwaarden voor de toekenning van de toeslagen volgens de bepalingen uit de statuten en het pensioenreglement aan te passen, voor zover dit tot haar beleidsvrijheid hoort. Toekomstige wijzigingen zijn bindend voor alle deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en andere aanspraakgerechtigden van Pensioenfonds Croda.
6. In afwijking van lid 3 is de voorwaardelijk verhoging van de opgebouwde premievrije aanspraken en uit te keren pensioenen van gewezen deelnemers respectievelijk pensioengerechtigden over 2021 t/m 2023 gebaseerd op het in de CAO overeengekomen percentage van de loonontwikkeling van de bij Pensioenfonds Croda aangesloten bedrijven over de in artikel 1 genoemde referteperiode, vermenigvuldigd met een factor die afhankelijk is van de in lid 1 bedoelde beleidsdekkingsgraad.
MODULE BELEGGINGSPENSIOEN
Artikel 10 Excedent ouderdoms- en partnerpensioen
1. Ingevolge de module Beleggingspensioen bouwt de deelnemer over de pensioengrondslag Beleggingspensioen ten behoeve van een excedent ouderdoms- en partnerpensioen een pensioenkapitaal op. De opbouw vindt plaats door middel van storting van premies door de werkgever bij Pensioenfonds Croda, die conform de onderstaande tabel en per deelnemersjaar worden vastgesteld.
BESCHIKBARE PREMIES | |
Leeftijdsklasse | Storting op jaarbasis (als percentage van de pensioengrondslag Beleggingspensioen) |
15 jaar - 19 jaar | 3,9% |
20 jaar - 24 jaar | 4,4% |
25 jaar - 29 jaar | 5,4% |
30 jaar - 34 jaar | 6,6% |
35 jaar - 39 jaar | 8,0% |
40 jaar - 44 jaar | 9,8% |
45 jaar - 49 jaar | 11,9% |
50 jaar - 54 jaar | 14,6% |
55 jaar - 60 jaar | 18,0% |
60 jaar - 64 jaar | 22,4% |
65 jaar - 67 jaar | 26,8% |
2. Per gedeelte van een deelnemersjaar is de werkgever de in lid 1 bedoelde storting verschuldigd naar rato van dat deelnemersjaar. De afronding van de deelnemersjaren als bedoeld in artikel 2 lid 2 is van overeenkomstige toepassing.
3. De conform de voorgaande leden vastgestelde storting in enig kalenderjaar wordt in evenveel termijnen door de werkgever aan Pensioenfonds Croda afgedragen als het aantal malen waarin het maandsalaris in hetzelfde kalenderjaar aan de deelnemer wordt uitbetaald. De afdracht aan Pensioenfonds Croda vindt plaats aan het eind van iedere termijn door storting op de individuele beleggingsgirorekening.
4. De storting wordt zo spoedig mogelijk belegd via de rekening courant van de beleggersgirorekening. De beleggersgirorekening wordt door Pensioenfonds Croda en op naam van de deelnemer geopend bij een door Pensioenfonds Croda aan te wijzen vermogensbeheerder.
Het bestuur is bevoegd voor de aangewezen vermogensbeheerder een andere vermogensbeheerder aan te wijzen. Pensioenfonds Croda is nimmer rente en kosten verschuldigd wegens te late storting. Het beleggingsrisico is voor rekening van de deelnemer.
5. Eén maal per kwartaal wordt een administratiefee van de rekening courant van uw beleggingsgirorekening afgeschreven. Deze administratiefee is voor rekening van de deelnemer en is verschuldigd aan de vermogensbeheerder.
6. De gestorte premie op de rekening courant van de beleggersgirorekening wordt standaard belegd conform de Default Optie. De deelnemer heeft de keuze om af te wijken van de Default Optie en de gestorte premies op de beleggersgirorekening naar keuze te beleggen in de door Pensioenfonds Croda aangewezen beleggingsmogelijkheden. Alvorens de deelnemer kan afwijken van de Default
Optie, dient door het Pensioenfonds Croda een cliëntprofiel te worden opgesteld. Het cliëntprofiel wordt door het Pensioenfonds Croda vastgesteld op grond van een door de deelnemer juist en volledig ingevulde vragenlijst. Pensioenfonds Croda adviseert op basis van het cliëntprofiel de deelnemer over de spreiding van de beleggingen in relatie tot de duur van de periode tot pensioendatum, waarbij het beleggingsrisico kleiner dient te worden naarmate de pensioendatum nadert.
7. Pensioenfonds Croda onderzoekt één keer per jaar of de door de deelnemer gekozen beleggingsmix zich binnen de op basis van het zesde lid geadviseerde grenzen bevindt en informeert de deelnemer hierover.
8. Het pensioenkapitaal wordt op de pensioendatum bij een externe verzekeraar, niet zijnde Pensioenfonds Croda, in beginsel aangewend voor de aankoop van een direct ingaand ouderdomspensioen en een bijbehorend partnerpensioen in de verhouding 100:70. De deelnemer heeft de keuze om het pensioenkapitaal op de pensioendatum ook aan te wenden voor de aankoop van een wezenpensioen dan wel aan te wenden voor een andere verhouding van het ouderdomspensioen ten opzichte van het partnerpensioen. De deelnemer geeft zijn keuze uiterlijk zes maanden vóór de pensioendatum door aan een externe verzekeraar.
9. Bij overlijden van de deelnemer wordt de beleggersgirorekening opgeheven en het pensioenkapitaal toegevoegd aan de middelen van Pensioenfonds Croda.
Artikel 11 Partnerpensioen en Wezenpensioen bij overlijden vóór de pensioendatum
1. Ingevolge de module Beleggingspensioen, en met inachtneming van artikel 30.8, heeft de deelnemer bij overlijden vóór de pensioenrichtdatum ten behoeve van de nagelaten partner recht op een excedent partnerpensioen. Ingevolge de module Beleggingspensioen hebben de nagelaten kinderen van de deelnemer recht op een excedent wezenpensioen.
2. Het excedent partnerpensioen bij overlijden vóór de pensioenrichtdatum bedraagt voor elk deelnemersjaar 1,0745% (2021) van de pensioengrondslag Beleggingspensioen, waarbij als deelnemersjaren worden aangemerkt het totaal aantal deelnemingsjaren dat de deelnemer bereikt zou hebben indien hij tot de pensioenrichtdatum in leven zou zijn gebleven.
3. Het excedent wezenpensioen bij overlijden vóór de pensioenrichtdatum bedraagt voor elk kind 20% van het volgens lid 2 berekende partnerpensioen met dien verstande dat het aan de gezamenlijke kinderen toekomende wezenpensioen niet meer zal bedragen dan 60% van het volgens lid 2 berekende partnerpensioen. Indien en zolang er meer dan drie kinderen recht hebben op wezenpensioen wordt het wezenpensioen gelijkelijk over alle kinderen verdeeld. Het wezenpensioen wordt verdubbeld indien, zonder dat toepassing van artikel 16 hieraan ten grondslag ligt, geen partnerpensioen of bijzonder partnerpensioen wordt uitgekeerd.
4. Het partnerpensioen bij overlijden vóór de pensioenrichtdatum gaat in op de eerste dag van de maand volgende op die waarin de deelnemer is overleden en wordt uitgekeerd tot en met de maand van overlijden van de partner.
5. Het wezenpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op die van het overlijden van de deelnemer en wordt aan het kind uitgekeerd tot en met de maand waarin de 21ste verjaardag van het kind valt of - bij eerder overlijden - tot en met de maand waarin het kind komt te overlijden.
Het wezenpensioen wordt voorts uitgekeerd met ingang van de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin een kind voldoet aan de omschrijving van een studerend kind als bedoeld in de Wet studiefinanciering 2000 dan wel arbeidsongeschikt is in de zin van de WAJONG, mits de
deelnemer op die dag niet meer in leven is. De uitkering wordt voortgezet zolang het kind studeert dan wel arbeidsongeschikt is maar uiterlijk tot en met de maand waarin de 27ste verjaardag van het kind valt of - bij eerder overlijden - de maand waarin het kind komt te overlijden.
6. Het recht op partner- en wezenpensioen ingevolge dit artikel geldt niet voor een gewezen deelnemer of gepensioneerde, behoudens het bepaalde in lid 7.
7. Ingeval de gewezen deelnemer komt te overlijden dient het kapitaal te worden aangewend bij een externe verzekeraar, niet zijnde Pensioenfonds Croda, voor de aankoop van partner- en / of wezenpensioen. Indien de gewezen deelnemer geen partner en / of wezen heeft nagelaten, vervalt het kapitaal aan Pensioenfonds Croda.
MODULE SPAARPENSIOEN
Artikel 12 Spaarpensioen
1. De deelnemer kon tot 1 januari 2013 besluiten, met inachtneming van de fiscale bijspaarruimte, voor extra ouderdoms- en partnerpensioen te sparen in de module spaarpensioen. Het sparen geschiedde door gebruik te maken van de fiscale ruimte en tegen betaling van een maandelijkse premie en/of een eenmalig bedrag per jaar. De module spaarpensioen is per 1 januari 2013 gesloten en er wordt vanaf 1 januari 2014 geen premie of eenmalige bijdrage meer betaald.
2. Het bepaalde in artikel 10 lid 6 en lid 7 is overeenkomstig van toepassing.
3. Het pensioenkapitaal wordt op de pensioendatum bij een externe verzekeraar niet zijnde Pensioenfonds Croda, aangewend voor de aankoop van een direct ingaand ouderdomspensioen en een bijbehorend partnerpensioen in de verhouding 100:70. De deelnemer heeft de keuze om het pensioenkapitaal op de pensioendatum ook aan te wenden voor de aankoop van een wezenpensioen dan wel aan te wenden voor een andere verhouding van het ouderdomspensioen ten opzichte van het partnerpensioen. De deelnemer geeft zijn keuze uiterlijk zes maanden vóór de pensioendatum door aan een externe verzekeraar.
4. Het gedeelte van het pensioenkapitaal dat op de pensioendatum niet voor pensioen kan worden aangewend - in verband met overschrijding van de fiscale maximum grenzen - zal onder aftrek van belastingen en sociale verzekeringspremies als een bedrag ineens aan de pensioengerechtigde worden uitgekeerd. Het bepaalde in dit lid wordt toegepast uitgaande van de veronderstelling dat het pensioenkapitaal wordt aangewend voor een jaarlijks ouderdomspensioen ter grootte van maximaal 100% van de pensioengrondslag Beleggingspensioen en een jaarlijks partnerpensioen met inbegrip van het bijzonder partnerpensioen dat krachtens artikel 17B aan de gewezen partner(s) van de deelnemer toekomt, ter grootte van maximaal 70% van de pensioengrondslag Beleggingspensioen.
5. Bij overlijden van de (gewezen) deelnemer wordt de beleggersgirorekening van het Spaarpensioen opgeheven en het pensioenkapitaal aangewend bij een externe verzekeraar, niet zijnde Pensioenfonds Croda, voor de aankoop van partner- en/of wezenpensioen. Indien de (gewezen) deelnemer geen partner en/of wezen nalaat, vervalt het pensioenkapitaal aan Pensioenfonds Croda.
BIJZONDERE GEBEURTENISSEN
Artikel 13 Aanvullend Anw-pensioen
1. De werknemer met een partner heeft de mogelijkheid om voor eigen rekening een aanvullend Anw- pensioen ten behoeve van diens partner te verkrijgen. De werknemer heeft de keuze tussen de volgende mogelijkheden:
a. Een aanvullend Anw-pensioen dat ingaat op de eerste dag van de maand waarin de werknemer komt te overlijden en wordt uitgekeerd tot de maand waarin de nabestaande komt te overlijden doch uiterlijk tot de maand waarin de nabestaande de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt;
b. Een aanvullend Anw-pensioen dat ingaat op de eerste dag van de maand waarin de werknemer komt te overlijden doch niet eerder dan de eerste dag van de maand waarin het jongste kind de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt en wordt uitgekeerd tot de maand waarin de nabestaande komt te overlijden doch uiterlijk tot de maand waarin de nabestaande de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt.
2. De hoogte van het aanvullende Anw-pensioen bedraagt naar keuze van de werknemer
¼ 0 0 E U XWR RI,0 0¼br uto p er ja ar . D eze bedragen gelden per 1 januari 2006 en kunnen jaarlijks door het bestuur worden gewijzigd.
3. Indien de werknemer gebruik wenst te maken van de mogelijkheid een aanvullend Anw-pensioen te verzekeren dient hij dit bij diens indiensttreding, diens aanvangsdatum van de partnerrelatie of de geboorte van diens kind op een door Pensioenfonds Croda ter beschikking gesteld formulier kenbaar te maken. Dit formulier dient bij Pensioenfonds Croda te worden ingeleverd en ondertekend te worden door zowel de werknemer als diens partner.
4. De verzekering zal ingaan op de eerste dag van de maand volgend op het tijdstip van ontvangst van het formulier, doch niet eerder dan op het tijdstip waarop de in het derde lid genoemde gebeurtenis heeft plaatsgevonden.
5. Indien aanmelding plaatsvindt meer dan drie maanden na het tijdstip van indiensttreding of meer dan drie maanden na het aangaan van een partnerrelatie van de werknemer (dat wil zeggen de datum waarop de notariële akte wordt verleden) of de geboorte van diens kind, dan is pensioenfonds Croda niet verplicht de aanmelding te accepteren. Acceptatie zal dan worden beoordeeld op basis van de door pensioenfonds Croda gevraagde en door de werknemer verstrekte medische gegevens.
6. De verzekering van het aanvullende Anw-pensioen komt te vervallen bij:
a. beëindiging van het deelnemerschap;
b. beëindiging van de partnerrelatie,
c. het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd door de partner; of
d. overlijden van de partner.
Voor zover de werknemer over de periode na de genoemde gebeurtenissen premie ter zake van de verzekering van het aanvullend Anw-pensioen heeft betaald, zal deze premie aan de betrokkene worden gerestitueerd.
7. De werknemer heeft het recht deze verzekering van het aanvullend Anw-pensioen tussentijds per de eerste dag van een maand te beëindigen. De opzegging van de verzekering moet minstens één maand van te voren - op een door Pensioenfonds Croda ter beschikking gesteld formulier - kenbaar worden gemaakt. Dit formulier dient ondertekend te worden door zowel de werknemer als diens partner. Opzegging van de verzekering leidt tot verval van de verzekering per de door de werknemer
aangegeven datum, doch niet eerder dan per de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin Pensioenfonds Croda de opzegging heeft ontvangen.
Indien de werknemer het deelnemerschap tussentijds beëindigd en op enig later moment weer wenst deel te nemen aan het aanvullend Anw-pensioen zonder dat sprake is van indiensttreding, aanvang van een partnerrelatie of de geboorte van diens kind, dan is pensioenfonds Croda niet verplicht de aanmelding te accepteren. Acceptatie zal dan worden beoordeeld op basis van de door pensioenfonds Croda gevraagde en door de werknemer verstrekte medische gegevens.
8. De kosten van de verzekering van het aanvullende Anw-pensioen zijn voor rekening van de werknemer en zullen worden vastgesteld volgens een tabel. Deze tabel wordt vastgesteld door middel van een besluit van het bestuur en als bijlage 1 aan dit pensioenreglement gevoegd. De premies die in de tabel worden opgenomen zullen worden vastgesteld op maandbasis. De hoogte van de maandpremie in enig jaar is onder andere afhankelijk van de leeftijd die de werknemer in het desbetreffende jaar zal bereiken.
De premiebedragen kunnen door het bestuur, gehoord de actuaris, worden gewijzigd.
9. De premie zal door de werkgever vanaf de datum van ingang van verzekering in evenveel termijnen op diens vaste jaarsalaris of op de het salaris vervangende uitkering worden ingehouden, als waarin dit wordt uitbetaald. De werkgever is gemachtigd tot inhouding van de premie. In geval van een vervroegde pensioendatum is Pensioenfonds Croda bij voortzetting van de verzekering van Aanvullend Anw-pensioen tot de AOW-gerechtigde leeftijd gemachtigd de premie in te houden op de pensioentermijnen.
10. De verplichting tot premiebetaling eindigt bij het vervallen van de verzekering en voorts:
per de eerste dag van de maand volgende op de maand waarin de werknemer komt te overlijden, of
op de pensioeningangsdatum
De verzekering en premiebetaling van het Aanvullend Anw-pensioen kan op verzoek van de werknemer, met inachtneming van fiscale regelgeving, worden voortgezet tot maximaal één van de vervaldata zoals bedoeld in lid 6.b tot en met 6.d.:
na ingang van het ouderdomspensioen; in dit geval is het pensioenfonds gemachtigd de premie in te houden op de pensioentermijnen.
bij uitdiensttreding wegens arbeidsongeschiktheid; in dit geval dient de premie voor het gehele jaar vooraf overgemaakt te worden door de werknemer.
11. De uitsluitingen zoals bedoeld in artikel 30.8 van dit pensioenreglement zijn onverkort van toepassing op het Aanvullend Anw-pensioen.
Artikel 14 Voortzetting pensioenopbouw tijdens (ouderschaps)verlof
1. Tijdens een tijdvak van ouderschapsverlof als omschreven in de CAO zal de pensioenopbouw van de deelnemer op dezelfde wijze worden voortgezet en de deelnemersbijdrage op dezelfde wijze en dezelfde hoogte worden vastgesteld als ware de deelnemer niet met ouderschapsverlof gegaan.
2. Ingeval van onbetaald verlof van de deelnemer zal het partnerpensioen in de module Basispensioen en het partnerpensioen in de Module Beleggingspensioen tijdens de deelneming tot een maximum van 18 maanden worden voortgezet, alsof er geen onbetaald verlof zou zijn. De deelnemer is gedurende de periode van voortzetting van het partnerpensioen tijdens onbetaald verlof een door het bestuur te bepalen bijdrage verschuldigd.
Artikel 15 Voortzetting pensioenopbouw tijdens arbeidsongeschiktheid
1. Tijdens een tijdvak van gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid welke volgt op beëindiging van het dienstverband van betrokkene, wordt in de Module Basispensioen en de Module Beleggingspensioen de pensioenopbouw geacht voort te duren vanaf het tijdstip waarop het dienstverband wordt beëindigd tot het moment dat betrokkene is hersteld, doch uiterlijk tot de pensioendatum of eerdere AOW-leeftijd. De voortzetting van de pensioenopbouw vindt plaats op basis van het pensioengevend salaris zoals dit van toepassing is op de laatste dag van het dienstverband.
De (voortzetting van de) pensioenopbouw zal hierna worden aangepast op basis van het in de CAO overeengekomen percentage van de loonontwikkeling overeenkomstig artikel 9 lid 2. Tijdens het tijdvak van gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid blijven de in de premietabel van artikel 10 opgenomen premiepercentages naargelang de leeftijd van de arbeidsongeschikte deelnemer van toepassing.
2. Tijdens een tijdvak van gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid waarin betrokkene geen dienstverband heeft, wordt de pensioenopbouw gedeeltelijk voortgezet op basis van de percentages opgenomen in de tabel als bedoeld in artikel 8 lid 4. Bij wijziging van het feitelijke uitkeringspercentage zijn de bepalingen van artikel 8 leden 5 en 6 van overeenkomstige toepassing.
3. Tijdens een tijdvak van gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid waarin het dienstverband van betrokkene wordt voortgezet, wordt de pensioenopbouw geacht voort te duren tot de pensioendatum. De voortzetting van de pensioenopbouw vindt plaats op basis van de hoogste van de volgende pensioengevende salarissen:
a. Het pensioengevend salaris zoals deze van toepassing is op de dag waarop betrokkene een jaar een (gedeeltelijke) WAO respectievelijk WIA-uitkering ontvangen heeft. Het pensioengevend salaris zal worden aangepast op basis van de van toepassing zijnde arbeidsvoorwaardenregelingen.
b. Het pensioengevend salaris behorend bij het dienstverband van de deelnemer.
4. Zolang betrokkene (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt is, is deze vrijgesteld van de in artikel 26 bedoelde deelnemersbijdragen voor het deel dat overeenkomt met de voortgezette pensioenopbouw krachtens dit artikel.
5. Geen recht op voortzetting van pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid bestaat indien de deelnemer bij aanvang van het deelnemerschap (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt is, tenzij lid 7 van toepassing is. Wel recht op voortzetting van pensioenopbouw bestaat in geval het arbeidsongeschiktheidspercentage tijdens het deelnemerschap toeneemt. Recht op voortzetting van pensioenopbouw bestaat in dat geval naar rato van de toename van het percentage van arbeidsongeschiktheid. Artikel 8 lid 5 laatste volzin is van overeenkomstige toepassing.
6. Bij voortzetting van de pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid van een deeltijdwerknemer wordt uitgegaan van het deeltijdpercentage zoals dit gold op het tijdstip van aanvang van de voortzetting van de pensioenopbouw.
Artikel 16 Keuzemogelijkheden ten aanzien van de pensioenen
1. De deelnemer heeft het recht de waarde van de pensioenaanspraken in de Module Basispensioen te herschikken en de pensioenkapitalen uit de Module Beleggingspensioen en de Module Spaarpensioen op andere wijze aan te wenden dan standaard is bepaald in de artikelen 10 lid 8. De herschikking respectievelijk afwijkende aanwending vindt plaats conform de in dit artikel vermelde mogelijkheden. De wijzigingen als gevolg van de keuze van de deelnemer vindt uitsluitend plaats nadat is voldaan aan de gestelde voorwaarden.
Iedere wijziging respectievelijk aanwending is onherroepelijk en vindt uitsluitend plaats op het ingangstijdstip van het desbetreffende pensioen.
2. De volgende individuele en vrijwillige keuzemogelijkheden worden door Pensioenfonds Croda aangeboden:
a. deeltijdpensionering;
x. xxxxxxxxx in de verhouding tussen ouderdomspensioen en partnerpensioen;
c. vervroeging van de pensioendatum (vóór de pensioenrichtdatum);
d. uitstel van de pensioendatum (na de pensioenrichtdatum);
e. variatie in de hoogte van het ouderdomspensioen.
3. De deelnemer dient aan te geven of en in welke mate hij gebruik wenst te maken van de hiervoor genoemde keuzemogelijkheden. De gemaakte keuze zal administratief worden doorgevoerd in de volgorde zoals genoemd in lid 2.
Artikel 16A Deeltijdpensionering
1. Het bestuur is ten aanzien van de deelnemer onder het stellen van voorwaarden bevoegd het tot het tijdstip van ingang opgebouwde ouderdomspensioen uit de Module Basispensioen gedeeltelijk te laten ingaan. In dat geval zullen eveneens de op genoemd tijdstip aanwezige pensioenkapitalen uit hoofde van de Module Beleggingspensioen en/of de Module Spaarpensioen voor een deel worden aangewend voor een direct ingaand ouderdomspensioen en een bijbehorend partnerpensioen. Gedeeltelijke ingang is mogelijk op een tijdstip vanaf de eerste dag van de maand waarin de deelnemer de leeftijd van 55 jaar bereikt.
2. Het verzoek tot gedeeltelijke ingang van het ouderdomspensioen dient door de deelnemer uiterlijk zes maanden voorafgaand aan het beoogde tijdstip van ingang schriftelijk aan Pensioenfonds Croda kenbaar te worden gemaakt. Aan het verzoek dient een schriftelijke verklaring van de werkgever, bij wie de deelnemer werkzaam is, te zijn gehecht, waaruit blijkt dat de werkgever er mee instemt dat het ouderdomspensioen gedeeltelijk ingaat en dat de omvang en ingang van het gedeeltelijke ouderdomspensioen verband houdt met een evenredige vermindering van de arbeidsduur.
Artikel 16B Wijziging in de verhouding tussen ouderdomspensioen en partnerpensioen
1. De (gewezen) deelnemer kan bij beëindiging van het deelnemerschap en op de pensioendatum verzoeken een deel van het ouderdomspensioen uit te ruilen voor extra partnerpensioen enerzijds dan wel anderzijds verzoeken om - in ieder geval op de pensioendatum - het partnerpensioen uit te ruilen voor extra ouderdomspensioen. Het ouderdoms- en partnerpensioen zal in dat geval worden
gewijzigd aan de hand van door het bestuur vast te stellen uitruilfactoren waarbij geen onderscheid wordt gemaakt tussen mannen en vrouwen. Deze factoren alsmede de periode gedurende welke deze door Pensioenfonds Croda wordt toegepast is opgenomen in bijlage 2 bij dit pensioenreglement.
2. De in lid 1 bedoelde herschikking kan slechts eenmalig plaatsvinden en dient te worden verzocht aan Pensioenfonds Croda op een door Pensioenfonds Croda ter beschikking gesteld formulier. Dit formulier dient ondertekend te worden door de deelnemer en diens partner, waaruit blijkt dat de partner van de (gewezen) deelnemer met de uitruil van een deel van ouderdomspensioen in partnerpensioen instemt. Indien de (gewezen) deelnemer kiest voor uitruil op de pensioendatum moet het verzoek tussen 6 en 3 maanden voorafgaande aan de ingangsdatum van het ouderdomspensioen bij Pensioenfonds Croda worden ingediend. Indien de (gewezen) deelnemer kiest voor uitruil bij beëindiging van het deelnemerschap aan de pensioenregeling, moet dit verzoek uiterlijk 2 weken voorafgaande aan de beëindigingdatum worden gedaan.
3. Het maximale bedrag aan partnerpensioen dat op grond van lid 1 mag worden uitgeruild voor extra ouderdomspensioen bedraagt 50% van de pensioengrondslag Basispensioen.
4. De in lid 1 bedoelde uitruil van ouderdomspensioen voor extra partnerpensioen mag niet leiden tot een totaal partnerpensioen (inclusief het bijzonder partnerpensioen uit hoofde van artikel 17B) dat hoger is dan:
a. het ouderdomspensioen na de omruil; en
b. 70% van de pensioengrondslag, waarbij een opbouwdrempel in acht wordt genomen ter grootte van 100/75 van de AOW-uitkering voor een gehuwd persoon inclusief vakantietoeslag, naar het niveau zoals dat voor die AOW-uitkering per 1 januari van het desbetreffende jaar geldt.
5. Indien er in verband met scheiding of beëindiging van een geregistreerd partnerschap aanspraken jegens Pensioenfonds Croda bestaan op een vereveningspensioen, zal bij de in de het eerste lid bedoelde omzetting de aanspraak op vereveningspensioen buiten beschouwing worden gelaten. Na de omzetting zal het ouderdomspensioen worden verminderd met het vereveningspensioen.
6. Aan de (gewezen) deelnemer wordt schriftelijk mededeling gedaan van de pensioenaanspraken nadat het bepaalde in dit artikel toepassing heeft gevonden.
Artikel 16C Vervroegen van de pensioenrichtdatum
1. De (gewezen) deelnemer heeft de mogelijkheid om het ouderdomspensioen eerder te laten ingaan dan op de pensioenrichtdatum. De vroegst mogelijke leeftijd waarop het ouderdomspensioen kan ingaan is 55 jaar. Door het eerder laten ingaan van het ouderdomspensioen zal de hoogte van het partnerpensioen niet worden gewijzigd.
2. De op de gewenste pensioenleeftijd opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen worden vervroegd conform de door het bestuur vast te stellen factoren. Deze factoren alsmede de periode gedurende welke deze door Pensioenfonds Croda worden toegepast zijn opgenomen in bijlage 3 bij dit pensioenreglement. De (gewezen) deelnemer dient het verzoek tot eerdere ingang uiterlijk zes maanden voorafgaand aan de pensioendatum schriftelijk aan Pensioenfonds Croda kenbaar te maken.
3. Vervroeging van het ingangstijdstip van het ouderdomspensioen is slechts mogelijk voor zover
a. het deelnemerschap wordt beëindigd wegens beëindiging van de dienstbetrekking met de werkgever uit hoofde van pensionering; dan wel
b. direct aansluitend op de beëindiging van de WW-uitkering verband houdende met de beëindiging van de dienstbetrekking met de werkgever;
c. de gewezen deelnemer de leeftijd van 60 jaar heeft bereikt.
4. De (gewezen) deelnemer is op verzoek van Pensioenfonds Croda verplicht jegens Pensioenfonds Croda aan te tonen dat de in dit artikel bedoelde vervroeging verband houdt met pensionering, dan wel einde van de WW-uitkering, en dat de deelnemer op het ingangstijdstip van het ouderdomspensioen geen dienstbetrekking elders heeft aanvaard.
Artikel 16D Uitstel van de pensioenrichtdatum
1. De (gewezen) deelnemer heeft de mogelijkheid om het ouderdomspensioen later te laten ingaan dan op de pensioenrichtdatum. Uitstel van de pensioenrichtdatum is uiterlijk mogelijk tot vijf jaar na de AOW-gerechtigde leeftijd. De pensioenopbouw van de deelnemer zal dan worden voortgezet tot maximaal de pensioendatum.
2. Door het later ingaan van het ouderdomspensioen zal de hoogte van het partnerpensioen niet worden gewijzigd.
3. De op de gewenste pensioenleeftijd opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen worden vastgesteld op basis van dezelfde uitgangspunten als beschreven op bijlage 3.
4. De (gewezen) deelnemer dient het verzoek tot uitstel uiterlijk zes maanden voorafgaand aan de pensioendatum schriftelijk aan Pensioenfonds Croda kenbaar te maken.
5. Bij uitstel van het ingangstijdstip van het ouderdomspensioen is voortzetting van de pensioenopbouw slechts mogelijk voor zover de dienstbetrekking met de werkgever wordt voortgezet. De (gewezen) deelnemer is op verzoek van Pensioenfonds Croda verplicht jegens Pensioenfonds Croda aan te tonen dat de dienstbetrekking met de werkgever wordt voortgezet.
Artikel 16E Variatie in de jaarlijkse hoogte van het ouderdomspensioen
1. De deelnemer heeft de keuze de hoogte van het ouderdomspensioen vanaf de pensioendatum te variëren. De hoogte kan vanaf de pensioendatum uitsluitend zodanig worden gevarieerd dat het laagste jaarlijkse ouderdomspensioen gedurende een bepaalde periode 75% bedraagt van het hoogste jaarlijkse ouderdomspensioen. Het ouderdomspensioen zal in dat geval actuarieel worden herrekend op basis van door het bestuur vast te stellen factoren, waarbij geen onderscheid wordt gemaakt tussen mannen en vrouwen. Deze factoren alsmede de periode gedurende welke deze door Pensioenfonds Croda worden toegepast zijn opgenomen in bijlage 3 bij dit pensioenreglement.
2. Naast de in lid 1 genoemde mogelijkheid de hoogte van het ouderdomspensioen vanaf de pensioendatum te variëren heeft de deelnemer de mogelijkheid om het ouderdomspensioen qua hoogte zodanig te variëren dat over de periode vanaf de pensioendatum tot de pensioenrichtdatum kan worden voorzien in een extra ouderdomspensioen ter grootte van maximaal twee maal de AOW- uitkering.
3. De in lid 1 genoemde keuze dient tussen zes en twee maanden voorafgaand aan de pensioendatum
- op een door Pensioenfonds Croda ter beschikking gesteld formulier - aan Pensioenfonds Croda kenbaar gemaakt te worden. Dit formulier dient ondertekend te worden door de deelnemer en indien de deelnemer een partner heeft, ook door de partner.
Artikel 17A Scheiding en de gevolgen voor het ouderdomspensioen in Module Basispensioen
1. In geval van echtscheiding dan wel scheiding van tafel en bed of beëindiging van een geregistreerd partnerschap, anders dan door dood, vermissing, of omzetting van een geregistreerd partnerschap in een huwelijk, na 30 april 1995 heeft de (gewezen) echtgenoot of geregistreerde partner van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde aanspraak op uitbetaling van een vereveningspensioen op grond van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding mits een van beide echtgenoten of geregistreerde partners binnen twee jaar na het tijdstip van de scheiding of beëindiging van een geregistreerd partnerschap hiervan op een bij wet voorgeschreven formulier mededeling heeft gedaan aan Pensioenfonds Croda.
2. Het bepaalde in lid 1 vindt geen toepassing, indien de (gewezen) deelnemer, of gepensioneerde en de (gewezen) echtgenoot of geregistreerde partner de toepasselijkheid van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding hebben uitgesloten bij huwelijkse voorwaarden of bij een bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de scheiding of de beëindiging van een geregistreerd partnerschap.
3. In afwijking van hetgeen in het eerste lid is bepaald, vindt de in dat lid bedoelde pensioenverevening geen toepassing indien het vereveningspensioen op het tijdstip van scheiding een bedrag zoals genoemd in artikel 66 van de Pensioenwet (in 2021 50¼3 ,24) niet te boven gaat.
4. Het vereveningspensioen van de gewezen echtgenoot of geregistreerde partner wordt op dezelfde wijze aangepast als de ingegane pensioenen worden aangepast.
5. Het bestuur is bevoegd om de kosten van de pensioenverevening bij de echtgenoten of geregistreerde partners in rekening te brengen.
6. Aan de gewezen echtgenoot of geregistreerde partner wordt schriftelijk mededeling gedaan van de verleende aanspraak of het verleende recht en de toeslagverlening als bedoeld in artikel 9. De andere echtgenoot of partner ontvangt daarvan een afschrift.
Artikel 17B Beëindiging partnerrelatie en de gevolgen voor het partnerpensioen in Module Basispensioen
1. Bij beëindiging van de partnerrelatie heeft de gewezen partner van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde aanspraak op een bijzonder partnerpensioen.
2. Het bijzonder partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op die waarin de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde is overleden en wordt uitgekeerd tot en met de maand van overlijden van de gewezen partner.
3. Het bijzonder partnerpensioen is gelijk aan de premievrije aanspraak op partnerpensioen die zou zijn verkregen indien het deelnemerschap op de datum van beëindiging van de partnerrelatie anders dan door overlijden was geëindigd.
Wanneer de beëindiging van de partnerrelatie plaatsvindt nadat het deelnemerschap is geëindigd, is het bijzonder partnerpensioen gelijk aan de aanspraak op partnerpensioen die bij het einde van de deelneming is verkregen.
Het bijzonder partnerpensioen van de gewezen partner wordt op dezelfde wijze aangepast als de premievrije aanspraken voor de gewezen deelnemers en de ingegane pensioenen van de gepensioneerden worden aangepast.
4. Indien er krachtens dit artikel of krachtens voorgaande pensioenreglementen van Pensioenfonds Croda reeds aanspraken jegens Pensioenfonds Croda bestaan op een bijzonder partnerpensioen, zullen deze aanspraken op bijzonder partnerpensioen in mindering gebracht worden op het bijzonder partnerpensioen berekend volgens dit reglement. De vermindering vindt niet plaats indien die aanspraken op een bijzonder partnerpensioen zijn vervallen als gevolg van het overlijden van de gewezen partner(s), voordat het bijzonder partnerpensioen of het ouderdomspensioen van de deelnemer is ingegaan.
5. Het bepaalde in de leden 3 en 4 vindt geen toepassing, indien de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde en de (gewezen) partner bij huwelijkse voorwaarden of bij een bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de beëindiging van de partnerrelatie anders overeenkomen. De overeenkomst is slechts geldig indien aan de overeenkomst een verklaring van Pensioenfonds Croda is gehecht, dat Pensioenfonds Croda bereid is een uit de afwijking voortvloeiend pensioenrisico te dekken.
6. De gewezen partner ontvangt een bewijsstuk van de aanspraak op bijzonder partnerpensioen en informatie over de toeslagverlening als bedoeld in artikel 9 alsmede, als het bijzonder partnerpensioen onder de afkoopgrens als bedoeld in artikel 66 van de Pensioenwet ligt, informatie over afkoop.
7. In geval van beëindiging van een partnerrelatie van een gepensioneerde, krijgt de gewezen partner aanspraak op partnerpensioen die de gepensioneerde op het tijdstip van pensionering heeft verkregen.
Artikel 17C Beëindiging partnerrelatie en de gevolgen voor het partnerpensioen in Module Beleggingspensioen en Module Spaarpensioen
1. Bij beëindiging van de partnerrelatie heeft de gewezen partner van de (gewezen) deelnemer aanspraak op een deel van het kapitaal ingevolge de module Beleggingspensioen en de Module Spaarpensioen ten behoeve van een bijzonder partnerpensioen. Op basis van de afkoopfactoren zoals genoemd in tabel 1 in bijlage 4, wordt een verhouding vastgesteld tussen de afkoopfactor van het partnerpensioen en de afkoopfactor van het ouderdomspensioen en het partnerpensioen gezamenlijk. Hierbij wordt uitgegaan van een partnerpensioen ter grootte van 70% van het ouderdomspensioen. Voor de gewezen partner wordt een pensioenkapitaal op een aparte beleggingsrekening gezet ter grootte van het op de datum van beëindiging van de partnerrelatie aanwezige pensioenkapitaal maal de hierboven genoemde verhouding. Dit pensioenkapitaal wordt vervolgens - onder door Pensioenfonds Croda te geven aanwijzingen - op een aparte beleggersgirorekening gezet en vervolgens belegd conform de Default Optie.
Ingeval de beëindiging van de partnerrelatie plaatsvindt na de pensionering van de (gewezen) deelnemer heeft de gewezen partner aanspraak op het partnerpensioen dat de gepensioneerde met het kapitaal uit voornoemde modules op de pensioendatum heeft aangekocht.
2. In geval van overlijden van de (gewezen) deelnemer vóór de pensioendatum wordt het op dat tijdstip aanwezige pensioenkapitaal dat is afgescheiden ten behoeve van het partnerpensioen aangewend bij een externe verzekeraar, voor een direct ingaand partnerpensioen ten behoeve van de gewezen partner.
3. Op het moment van pensionering van de (gewezen) deelnemer zal het op dat tijdstip aanwezige pensioenkapitaal dat is afgescheiden ten behoeve van het partner worden aangewend bij een
externe verzekeraar, voor de aankoop van een partnerpensioen voor de gewezen partner op het leven van de (gewezen) deelnemer en de gewezen partner.
4. In geval van overlijden van de gewezen partner vóór het overlijden van de deelnemer of de gewezen deelnemer en vóór de pensioendatum, wordt het op het tijdstip van overlijden van de gewezen partner aanwezige pensioenkapitaal toegevoegd aan het pensioenkapitaal van de deelnemer of gewezen deelnemer.
5. Het bepaalde in lid 1 vindt geen toepassing, indien de (gewezen) deelnemer of
gepensioneerde en de (gewezen) partner bij huwelijkse voorwaarden of bij een bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de beëindiging van de partnerrelatie anders overeenkomen. De overeenkomst is slechts geldig indien aan de overeenkomst een verklaring van Pensioenfonds Croda is gehecht, dat Pensioenfonds Croda bereid is een uit de afwijking voortvloeiend pensioenrisico te dekken.
Artikel 17D Scheiding en de gevolgen voor het ouderdomspensioen in Module Beleggingspensioen en Module Spaarpensioen
1. In geval van echtscheiding dan wel scheiding van tafel en bed of beëindiging van een geregistreerd partnerschap, anders dan door dood, vermissing, of omzetting van een geregistreerd partnerschap in een huwelijk, na 30 april 1995 heeft de (gewezen) echtgenoot of geregistreerde partner van de (gewezen) deelnemer aanspraak op deel van het pensioenkapitaal mits een van beide echtgenoten of geregistreerde partners binnen twee jaar na het tijdstip van de scheiding of beëindiging van een geregistreerd partnerschap hiervan op een bij wet voorgeschreven formulier mededeling heeft gedaan aan Pensioenfonds Croda.
2. Op basis van de afkoopfactoren zoals genoemd in tabel 1 in bijlage 4, wordt een verhouding vastgesteld tussen de afkoopfactor van het ouderdomspensioen en de afkoopfactor van het ouderdomspensioen en het partnerpensioen gezamenlijk. Hierbij wordt uitgegaan van een partnerpensioen ter grootte van 70% van het ouderdomspensioen. Het per de datum van scheiding aanwezige pensioenkapitaal in de Module Beleggingspensioen wordt vermenigvuldigd met dit verhoudingsgetal. Het aldus bepaalde pensioenkapitaal zal per de datum van scheiding worden vermenigvuldigd met een in lid 3 genoemde breuk en vervolgens worden gedeeld door twee. Dit pensioenkapitaal wordt vervolgens - onder door Pensioenfonds Croda te geven aanwijzingen - op een aparte beleggersgirorekening gezet en vervolgens belegd conform de Default Optie.
3. De noemer van de in lid 2 genoemde breuk bestaat uit het aantal jaren (in maanden nauwkeurig) vanaf de datum van aanvang van het deelnemerschap en de datum van scheiding. De teller van de breuk bestaat uit het aantal jaren (in maanden nauwkeurig) dat de deelnemer in de bij de noemer vermelde periode met de gewezen echtgenoot of geregistreerde partner een partnerrelatie heeft gehad.
4. Het per de datum van scheiding aanwezige pensioenkapitaal in de Module Spaarpensioen, zal op de datum van scheiding worden vermenigvuldigd met een in lid 3 genoemde breuk en vervolgens worden gedeeld door twee, waarbij elk van de partners recht krijgt op de helft.
Het kapitaal van de gewezen echtgenoot of geregistreerde partner wordt vervolgens belegd conform de Default Optie.
5. Op de pensioendatum wordt het volgens de vorige leden vastgestelde pensioenkapitaal volgens de bepalingen van dit reglement aangewend voor een direct ingaand ouderdomspensioen op het leven van de deelnemer, dat wordt uitgekeerd aan de (gewezen) echtgenoot of geregistreerde partner zolang deze en de deelnemer in leven is.
6. Indien de gewezen echtgenoot of geregistreerde partner overlijdt voordat het saldo van de beleggersgirorekening voor pensioen is aangewend, wordt het saldo van de beleggersgirorekening toegevoegd aan het saldo van de beleggersgirorekening van de (gewezen) deelnemer.
7. Het bepaalde in de vorige leden vindt geen toepassing, indien de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde en de (gewezen) partner bij huwelijkse voorwaarden of bij een bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de beëindiging van de partnerrelatie anders overeenkomen. De overeenkomst is slechts geldig indien aan de overeenkomst een verklaring van Pensioenfonds Croda is gehecht, dat Pensioenfonds Croda bereid is een uit de afwijking voortvloeiend pensioenrisico te dekken.
Artikel 18 Beëindiging van het deelnemerschap
1. Indien het deelnemerschap anders dan door overlijden of pensionering eindigt, heeft de gewezen deelnemer aanspraak op een premievrij ouderdomspensioen, een premievrij partnerpensioen en een premievrij wezenpensioen uit de Module Basispensioen en aanspraak op de opgebouwde pensioenkapitalen uit de Modules Beleggingspensioen en Spaarpensioen. De aanspraken op arbeidsongeschiktheidspensioen en het partnerpensioen bij overlijden voor de pensioendatum uit hoofde van de Module Beleggingspensioen komen te vervallen.
2. Het premievrije ouderdomspensioen uit de Module Basispensioen is gelijk aan het tot de datum van beëindiging van het deelnemerschap opgebouwde ouderdomspensioen als bedoeld in artikel 5.
3. Het premievrije partnerpensioen uit de Module Basispensioen is gelijk aan het tot de datum van beëindiging van het deelnemerschap opgebouwde partnerpensioen als bedoeld in
artikel 6.
4. Het premievrije wezenpensioen uit de Module Basispensioen is gelijk aan het tot de datum van beëindiging van het deelnemerschap opgebouwde wezenpensioen als bedoeld in
artikel 7.
5. Bij beëindiging van het deelnemerschap heeft de gewezen deelnemer de keuzemogelijkheid om een deel van het ouderdomspensioen aan te wenden voor extra partnerpensioen. Op de pensioendatum heeft de gewezen deelnemer de keuzemogelijkheid om de verhouding tussen het ouderdomspensioen enerzijds en het partnerpensioen anderzijds te wijzigen. Op deze keuzemogelijkheid zijn de bepalingen van artikel 16B van overeenkomstige toepassing.
6. Op de pensioendatum heeft de gewezen deelnemer eenmalig de keuzemogelijkheid om de hoogte van het ouderdomspensioen vanaf de pensioendatum in die zin te variëren dat in een overeen te komen periode een hoger en in een andere overeen te komen periode een lager ouderdomspensioen wordt genoten. Op deze variabilisering van het ouderdomspensioen zijn de bepalingen van artikel 16D van overeenkomstige toepassing.
7. Aan de gewezen deelnemer wordt bij beëindiging van het deelnemerschap schriftelijk mededeling gedaan van de verleende aanspraken, de toeslagverlening als bedoeld in artikel 9, van informatie die voor de gewezen deelnemer specifiek in het kader van de beëindiging relevant is en van eventuele omstandigheden die betrekking hebben op het functioneren van Pensioenfonds Croda.
8. De gewezen deelnemer heeft de mogelijkheid de premievrije pensioenaanspraken uit hoofde van dit artikel te herschikken conform de in artikel 16 vermelde mogelijkheden. De in artikel 16 genoemde voorwaarden worden zoveel als mogelijk op overeenkomstige wijze toegepast. De in artikel 16 genoemde grenzen worden toegepast rekening houdend met de pensioenaanspraken uit hoofde van andere (dan de in dit pensioenreglement opgenomen) pensioenaanspraken.
In geval van pensioenvervroeging is de gewezen deelnemer verplicht jegens Pensioenfonds Croda aan te tonen dat de vervroeging verband houdt met pensionering en dat de gewezen deelnemer op het ingangstijdstip van het ouderdomspensioen geen dienstbetrekking elders heeft aanvaard.
9. Ten aanzien van de module Beleggingspensioen behoudt de deelnemer, die na beëindiging van de deelneming recht heeft op een uitkering op grond van de Werkloosheidswet gedurende de periode dat hij de uitkering ontvangt, aanspraak op partnerpensioen ten behoeve van zijn partner. De hoogte van het partnerpensioen wordt minimaal vastgesteld alsof hetzelfde pensioen op opbouwbasis zou zijn overeengekomen. Is het partnerpensioen uit hoofde van artikel 11 lid 7 lager dan het hierboven omschreven minimaal partnerpensioen dan wordt het partnerpensioen aangevuld. Dit lid is van overeenkomstige toepassing op de deelnemer, die na beëindiging van de deelneming recht heeft op werkloosheidsuitkering van zijn woonland.
Artikel 19 Waardeoverdracht van pensioenaanspraken
1. De deelnemer die voor zijn indiensttreding bij de werkgever premievrije pensioenaanspraken bij een pensioenfonds of verzekeringsinstelling van een vorige werkgever heeft opgebouwd, verkrijgt een aanvullende aanspraak boven de krachtens dit reglement vastgestelde pensioenaanspraken, mits:
a. Deze premievrije aanspraken zijn opgebouwd in een dienstbetrekking die op of na 8 juli 1994 is beëindigd;
b. De deelnemer na aanvang van het deelnemerschap een verzoek tot overdracht van de waarde van de premievrije pensioenaanspraken - op een door Pensioenfonds Croda ter beschikking gesteld formulier - heeft gedaan;
c. De pensioenuitvoerder van de vorige werkgever de waarde van de premievrije pensioenaanspraken aan Pensioenfonds Croda heeft overgedragen.
2. Voor een deelnemer met een pensioengevend salaris hoger dan het bedrag van de Beleggingspensioengrens zal de waarde van de premievrije pensioenaanspraken als bedoeld in lid 1 sub c worden overgedragen naar de Module Basispensioen en de Module Beleggingspensioen in de verhouding van de pensioengrondslag Basispensioen en de pensioengrondslag Beleggingspensioen. Het bedrag dat maximaal kan worden overgedragen naar de Module Beleggingspensioen wordt bepaald door de opgebouwde waarde te vermenigvuldigen met de Pensioengrondslag Beleggingspensioen en te delen door de som van Pensioengrondslag Basispensioen en Pensioengrondslag Beleggingspensioen.
3. De aan Pensioenfonds Croda overgedragen waarde wordt aangewend voor de toekenning van extra deelnemersjaren volgens de richtlijnen die bij of krachtens de Pensioenwet worden gesteld, waarbij met de pensioenbelangen van de (gewezen) partner op redelijke wijze rekening wordt gehouden.
4. De in artikel 18 bedoelde premievrije aanspraken op pensioenen worden op verzoek van de gewezen deelnemer en met inachtneming van de bepalingen in de Pensioenwet en de daarop gebaseerde regelgeving, vervangen door een uitkering ineens mits:
a. Dit bedrag besteed wordt voor inkoop van actuarieel ten minste gelijkwaardige pensioenaanspraken bij een pensioenfonds of verzekeringsinstelling van een nieuwe werkgever; en
b. Dit bedrag rechtstreeks wordt overgedragen aan die instelling; en
c. Die instelling voldoet aan de bepalingen bij of krachtens artikel 70 van de Pensioenwet.
5. De in het vorige lid genoemde uitkering ineens wordt berekend volgens de ministeriële richtlijnen op grond van de Pensioenwet waarbij met de pensioenbelangen van de (gewezen) echtgenoot of geregistreerde partner of partner op redelijke wijze rekening wordt gehouden.
6. Automatische waardeoverdracht klein pensioen:
x aanspraken op een klein pensioen van een deelnemer die lager zijn dan de in artikel 66 van de Pensioenwet bepaalde grens voor afkoop (voor 2021 50¼3 ,24) en waarbij de deelnemer op of na 1 maart 2018 gewezen deelnemer is geworden, worden vanaf 1 juli 2019 automatisch overgedragen aan de nieuwe pensioenuitvoerder van de gewezen deelnemer;
x bij automatische waardeoverdracht van een klein pensioen is geen instemming van de gewezen deelnemer of de (ex-)partner vereist. Ook is het niet mogelijk om hier bezwaar tegen te maken;
x -wanneer het pensioenfonds minimaal vijf keer, gedurende ten minste vijf jaar, tevergeefs heeft geprobeerd de pensioenaanspraken over te dragen aan een nieuwe pensioenuitvoerder, dan heeft het fonds de mogelijkheid om de pensioenaanspraken alsnog eenzijdig af te kopen.
7. Vrijval hele kleine pensioenen na beëindiging van deelname: indien de uitkering van het RXGHUGRPVSHQVLRHQ RS MDDUEDVLV RS GH UHJXOLHUH LQJ jaar, vervalt dit hele kleine pensioen vanaf 1 juli 2019. De waarde van dit vrijgevallen hele kleine
pensioen komt ten gunste van het pensioenfonds.
Hele kleine pensioenen vervallen niet indien de deelnemer verhuist naar een andere lidstaat en hij het pensioenfonds hierover heeft geïnformeerd bij de beëindiging van zijn deelname.
8. Het bestuur is bevoegd uitvoering te geven en medewerking te verlenen aan overige vormen van waardeoverdrachten als bedoeld in de Pensioenwet, met inachtneming van de in de Pensioenwet genoemde voorwaarden.
Artikel 20 Uitzending naar het buitenland
1. Indien de deelnemer in dienst treedt van een aangesloten onderneming buiten Nederland, heeft het bestuur de bevoegdheid om onder het stellen van nadere voorwaarden met de deelnemer en deze onderneming buiten Nederland overeen te komen dat het deelnemerschap aan het Combinatiepensioen wordt voortgezet.
2. Indien bij de overgang uit de dienst van een aangesloten onderneming binnen Nederland naar die van een aangesloten onderneming buiten Nederland het deelnemerschap aan het Combinatiepensioen niet wordt voortgezet, zullen de deelnemer en Pensioenfonds Croda - tenzij anders wordt overeengekomen - gehouden zijn een vrijwillige aanvullende pensioenverzekering krachtens artikel 30 overeen te komen met een door de directie aangewezen externe verzekeraar, niet zijnde Pensioenfonds Croda. Deze vrijwillige aanvullende pensioenverzekering dient de deelnemer respectievelijk de nabestaanden ten aanzien van de pensioenaanspraken zo veel mogelijk in dezelfde positie te brengen als wanneer deze deelnemer bij een aangesloten onderneming binnen Nederland in dienst was gebleven.
3. De omvang van de in het tweede lid genoemde vrijwillig verzekerde pensioenaanspraken zal gelijk zijn aan het verschil tussen enerzijds hetgeen betrokkene aan staatspensioen en pensioenaanspraken krachtens dit pensioenreglement zou hebben verworven indien het deelnemerschap aan het Combinatiepensioen zou zijn voortgezet en anderzijds hetgeen betrokkene daadwerkelijk aan AOW-pensioen, pensioenaanspraken krachtens dit reglement en pensioenaanspraken krachtens verzekeringen die de directie verplicht stelt voor degenen die in dienst zijn van een onderneming buiten Nederland, heeft verworven.
4. Voor de berekening van de omvang van de pensioenaanspraken die betrokkene krachtens dit reglement zou hebben opgebouwd indien het deelnemerschap aan het Combinatiepensioen zou zijn voortgezet, zal het in het buitenland genoten inkomen van betrokkene vervangen worden door een Nederlands jaarsalaris dat wordt vastgesteld volgens de door de directie vastgestelde normen en dat geldt als pensioengevend salaris in de zin van dit pensioenreglement.
OVERIGE BEPALINGEN
Artikel 21 Berekening van de pensioenaanspraken van deeltijdwerknemers
1. Voor een deeltijdwerknemer wordt het pensioengevend salaris vastgesteld alsof de bij de werkgever voor de categorie deelnemers (waartoe de deeltijdwerknemer behoort) geldende normale arbeidsduur zou gelden.
2. De deeltijdwerknemer bouwt pensioenaanspraken op in de verhouding tussen de in deeltijd gewerkte tijd en de in het vorige lid bedoelde normale arbeidsduur.
3. De pensioenaanspraken van de deeltijdwerknemer worden, met uitzondering van de berekening van het arbeidsongeschiktheidspensioen zoals vermeld in artikel 8 lid 3, berekend door de pensioenaanspraken bij een normale arbeidsduur te vermenigvuldigen met het gemiddelde deeltijdpercentage.
4. Voor de berekening van de aanspraken op arbeidsongeschiktheidspensioen van de deeltijdwerknemer zal - in afwijking van het in het eerste lid bepaalde - het pensioengevend salaris worden vastgesteld op basis van de in deeltijd gewerkte tijd.
5. Bij de berekening van het partnerpensioen en het wezenpensioen wordt van de veronderstelling uitgegaan dat de overleden deeltijdwerknemer het bij overlijden geldende deeltijdpercentage tot de pensioendatum zou hebben behouden. Onder het bij overlijden geldende deeltijdpercentage dient te worden verstaan het gemiddelde deeltijdpercentage over het jaar voorafgaand aan het overlijden, doch maximaal het laatst geldende deeltijdpercentage.
Artikel 22 Uitbetaling van pensioenen
1. De uitbetaling van de pensioenen geschiedt aan de pensioengerechtigde.
2. Indien door ziekte of andere omstandigheden volgens het bestuur uitbetaling aan de pensioengerechtigde niet mogelijk is, zal in afwijking van hetgeen in lid 1 is bepaald de uitbetaling van de pensioenen geschieden aan een andere persoon op zo¶n wijze dat naar de mening van het bestuur de belangen van de pensioengerechtigde(n) het beste worden gediend.
3. Het pensioen wordt uitgekeerd ten kantore van Pensioenfonds Croda en wel in maandelijkse termijnen bij vooruitbetaling.
4. Ten onrechte ontvangen uitkeringen dienen onverwijld te worden terugbetaald.
Artikel 23 Afkoop kleine pensioenaanspraken
1. Indien het jaarlijks ouderdomspensioen bij het einde van het deelnemerschap het bedrag als genoemd in artikel 66 van de PW (in 2021 50¼3 ,24) op de pensioendatum niet te boven gaat, heeft Pensioenfonds Croda twee jaar na het einde van het deelnemerschap, of op het eerdere moment van ingang van het pensioen, gedurende 6 maanden het recht het pensioen af te kopen, tenzij de gewezen deelnemer binnen twee jaar na beëindiging van de deelneming een procedure tot waardeoverdracht is gestart. Bij de afkoop van ouderdomspensioen wordt ook de daarbij behorende aanspraak op partner- en wezenpensioen afgekocht. De afkoopsom wordt ter hand gesteld van de gewezen deelnemer.
2. Indien het jaarlijks partnerpensioen, wezenpensioen of bijzonder partnerpensioen bij ingang respectievelijk op de scheidingsdatum het bedrag als genoemd in artikel 66 van de PW (in 2021 ¼ 503,24) op de pensioendatum niet te boven gaat, heeft Pensioenfonds Croda gedurende 6 maanden
het recht dit (bijzonder) partnerpensioen of wezenpensioen af te kopen.
3. Pensioenfonds Croda kan na de termijn van 6 maanden als bedoeld in de vorige leden over gaan tot afkoop indien de gewezen deelnemer respectievelijk de nabestaande respectievelijk de gewezen partner daarmee instemt.
4. De uitkering ineens, bedoeld in dit artikel, wordt berekend naar door het bestuur - gehoord de actuaris - vastgestelde grondslagen. De afkoopfactoren zijn opgenomen in bijlage 4.
5. Pensioenfonds Croda is bevoegd om over te gaan tot afkoop van het deel van de pensioenaanspraken dat fiscaal bovenmatig is.
Artikel 24 Korting pensioenaanspraken en pensioenuitkeringen
1. Pensioenfonds Croda kan verworven pensioenaanspraken en pensioenuitkeringen uitsluitend verminderen indien:
a. gezien de beleidsdekkingsgraad de technische voorzieningen en het minimaal vereist eigen vermogen niet meer volledig door waarden zijn gedekt;
b. er sprake is van een vermogenstekort en het pensioenfonds niet in staat is binnen uiterlijk 10 jaar weer op het vereist eigen vermogen uit te komen;
c. de beleidsdekkingsgraad die jaarlijks wordt vastgesteld uit hoofde van het herstelplan, gedurende vijf opeenvolgende jaren ligt onder de beleidsdekkingsgraad die hoort bij het minimaal vereist eigen vermogen;
d. alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid, zijn ingezet zoals uitgewerkt in het herstelplan.
2. Pensioenfonds Croda informeert de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en de werkgever schriftelijk over het besluit tot vermindering van pensioenaanspraken en pensioenuitkeringen.
3. De vermindering, bedoeld in het eerste lid, kan op zijn vroegst een maand nadat de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, de werkgever en De Nederlandsche Bank hierover geïnformeerd zijn, worden gerealiseerd.
Artikel 25 Beslag, overdracht, inpandgeving
1. Beslag op pensioen is slechts mogelijk indien en voor zover dit wettelijk is toegestaan.
2. Vervreemding of elke andere handeling, waardoor de (gewezen) deelnemer of pensioengerechtigde enig recht op zijn pensioenaanspraken of pensioenrechten aan een ander toekent is nietig, tenzij:
a. verpanding plaatsvindt voor het verlenen van zekerheid voor het verkrijgen van uitstel van betaling als bedoeld in artikel 25, vijfde lid, van de Invorderingswet 1990;
b. vervreemding van bijzonder partnerpensioen plaatsvindt op grond van artikel 57, vijfde lid van de Pensioenwet;
c. verevening plaatsvindt op basis van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding;
d. in het kader van een verrekening van pensioenrechten bij scheiding in plaats van de aanspraakgerechtigde of de pensioengerechtigde diens gewezen partner respectievelijk diens partner wordt aangewezen als begunstigde voor het geheel of een deel van het ouderdomspensioen, mits Pensioenfonds Croda hiermee instemt; of
e. in het kader van een verrekening van pensioenrechten bij scheiding de waarde van het geheel of een deel van het ouderdomspensioen van de aanspraakgerechtigde of de pensioengerechtigde bij Pensioenfonds Croda wordt aangewend voor een ouderdomspensioen op het leven van diens gewezen partner respectievelijk diens partner, mits Pensioenfonds Croda hiermee instemt.
3. In geval van beslaglegging op pensioen is het bestuur bevoegd de daarmee gepaard gaande kosten geheel of gedeeltelijk bij de pensioengerechtigde op dat pensioen in rekening te brengen, al dan niet door verrekening met dat pensioen.
4. Volmacht tot invordering van het pensioen, onder welke vorm of welke benaming ook verleend, is steeds herroepelijk.
5. Behoudens in de bij of krachtens dit reglement voorziene gevallen kan pensioen of een aanspraak op pensioen niet worden afgekocht.
6. Elk beding, strijdig met het bepaalde in een van de voorgaande leden van dit artikel, is ten opzichte van Pensioenfonds Croda nietig.
Artikel 26 Bijdragen
1. De werkgever en de deelnemers zijn jaarlijks een bijdrage verschuldigd aan Pensioenfonds Croda, zijnde de structurele premiebijdrage. De structurele premiebijdrage is gelijk aan een percentage van de som van het pensioengevend salaris van alle werknemers. Het percentage is als volgt afhankelijk van het jaar:
Jaar Premiepercentage
2021 32,4%
2022 31,4%
2023 29,7%
2. De deelnemer is een structurele bijdrage (deelnemersbijdrage) verschuldigd, gelijk aan 2,65% van het gedeelte van het pensioengevend salaris tussen de in artikel 1 van dit reglement bedoelde opbouwdrempel en de in artikel 1 van dit reglement bedoelde premiegrens, verhoogd met 5% van het pensioengevend salaris boven deze premiegrens.
3. Voor een gedeelte van een kalenderjaar wordt de bijdrage naar evenredigheid vastgesteld.
4. Indien de deelnemer in deeltijd werkt, wordt de bijdrage vastgesteld in de verhouding tussen de in deeltijd gewerkte tijd en de bij de werkgever voor de desbetreffende groep deelnemers geldende normale arbeidsduur.
5. De jaarlijkse deelnemersbijdrage is per maand verschuldigd en wordt voldaan door middel van inhouding door de werkgever op het salaris of de het salaris vervangende uitkering.
6. De bijdrage van de werkgever in de kosten van het Combinatiepensioen is gelijk aan het verschil tussen de totale premiebijdrage zoals bedoeld in lid 1 en de in dit artikel genoemde jaarlijkse bijdragen van de deelnemer.
7. In afwijking van hetgeen in dit artikel is bepaald, is de deelnemer die uit dienst gaat bij een werkgever binnen Nederland en in dienst treedt van een bij Pensioenfonds Croda aangesloten werkgever buiten Nederland, geen deelnemersbijdrage verschuldigd. Indien betrokkene in aansluiting op een ononderbroken dienstverband met één of meer werkgevers in het buitenland weer in dienst treedt van een werkgever binnen Nederland, herleeft tegelijkertijd de verplichting tot het betalen van de in dit artikel genoemde deelnemersbijdrage.
8. Naast een aandeel in de structurele bijdrage is de werknemer die een verzekering voor aanvullend ANW-pensioen afsluit volgens artikel 13 de daartoe benodigde bijdrage aan het pensioenfonds verschuldigd. Lid 5 van dit artikel is van overeenkomstige toepassing op deze bijdrage.
9. Door betaling van de bijdrage zoals genoemd in lid 1 voldoet de werkgever volledig en onherroepelijk aan zijn financiële verplichtingen uit hoofde van dit pensioenreglement. In geen geval kan de werkgever worden verplicht een aanvullende bijdrage te betalen.
Artikel 26A Inkoopregeling
1. Met de bijdragen aan de pensioenregeling zoals bedoeld in artikel 26 wordt de jaarlijkse pensioenopbouw gefinancierd. Hiertoe stelt het bestuur van het pensioenfonds gehoord de actuaris een kostendekkende premie vast op basis van de hoogste uitkomst van de volgende twee berekeningen:
a. De kostendekkende premie op grond van artikel 128 van de Pensioenwet, waarbij rekening wordt gehouden met een verwacht rendement volgens de maximale parameters uit het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen. Dit verwacht rendement wordt gebaseerd op de rentestand en de inflatie per 30 september 2021 zoals per die datum voorgeschreven aan pensioenfondsen door De Nederlandsche Bank;
b. De actuariële kosten van de pensioenopbouw inclusief uitvoeringskosten gebaseerd op het 12-maands gemiddelde van de actuele rente per 30 september.
Een uitgebreide toelichting op de vaststelling van de kostendekkende premie is voor de deelnemers te raadplegen ten kantore van Pensioenfonds Croda.
2. Indien de kostendekkende premie volgens lid 1 hoger is dan de bijdragen zoals bedoeld in artikel 26, wordt de pensioenopbouw verlaagd, zodanig dat de bijdragen gelijk zijn aan de kostendekkende premie. Dit wordt gedaan door met de bijdragen de kosten in onderstaande volgorde te financieren:
a. Het aanvullende ANW-pensioen zoals bedoeld in artikel 13;
b. De uitvoeringskosten van het pensioenfonds;
c. De risicodekkingen voor het partner-, wezen- en arbeidsongeschiktheidspensioen en premievrijstelling zoals bedoeld in de artikelen 6, 7, 8, 11, 14 en 15;
d. De jaarlijkse opbouw van het pensioenkapitaal ten behoeve van een excedent ouderdoms- en partnerpensioen volgens artikel 10;
e. De jaarlijkse pensioenopbouw van het ouderdomspensioen, partnerpensioen en wezenpensioen volgens de artikelen 5, 6 en 7.
3. Het bestuur van het pensioenfonds communiceert jaarlijks vooraf over de eventueel verlaagde pensioenopbouw.
Artikel 27 Verplichtingen van de deelnemers
1. Degene die op grond van de bepalingen van dit reglement aanspraak of recht op een pensioen heeft, dan wel voor zo¶n pensioen in aanmerking kan komen, is verplicht aan de goede uitvoering van de bepalingen van dit reglement mee te werken. Bovendien dienen alle gegevens en bewijsstukken te worden overlegd die het bestuur in het belang van een juiste toepassing van de statuten en dit reglement noodzakelijk acht.
2. Indien de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde een inlichting heeft verstrekt of achterwege gelaten waardoor een aanspraak of recht op pensioen niet juist is vastgesteld stelt het bestuur de aanspraak of het recht op pensioen nader vast op grond van de juiste dan wel - bij ontbreken daarvan - naar beste weten door het bestuur te bepalen gegevens. Het inmiddels te veel of te weinig betaalde wordt met de betrokkene verrekend. Deze bepaling geldt voor zover mogelijk ook voor de (gewezen) partner en kinderen van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde.
3. Het voortduren van de gemeenschappelijke huishouding als mede het voortbestaan van de samenlevingsovereenkomst zoals bedoeld in de definitie van het begrip partner in artikel 1 van dit reglement dient na de eerste melding iedere drie jaar door de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde aan Pensioenfonds Croda schriftelijk te worden bevestigd. Indien de bevestiging achterwege blijft, zal als datum waarop de gemeenschappelijke huishouding eindigt de datum gelden
gelegen drie jaar na het tijdstip van melding respectievelijk laatste bevestiging van de gemeenschappelijke huishouding.
Bij beëindiging van de gemeenschappelijke huishouding dan wel de samenlevingsovereenkomst is de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde verplicht dit onmiddellijk schriftelijk aan Pensioenfonds Croda te melden.
4. Geen uitkering vindt plaats zolang naar het oordeel van het bestuur niet aan de bepalingen van lid 1 is voldaan.
Artikel 28 Verstrekken van informatie door Pensioenfonds Croda
1. Pensioenfonds Croda verstrekt de werknemer die met de werkgever een pensioenovereenkomst heeft gesloten, binnen drie maanden na de start van de verwerving van pensioenaanspraken een startbrief. Door middel van deze startbrief wordt de deelnemer geïnformeerd over:
a. de inhoud van de pensioenregeling;
b. de toeslagverlening als bedoeld in artikel 9;
c. het recht van de werknemer om bij het fonds het voor hem geldende reglement op te vragen;
d. omstandigheden die betrekking hebben op het functioneren van Pensioenfonds Croda;
e. het recht van de werknemer om bij Pensioenfonds Croda een verzoek in te dienen voor een berekening van de effecten van uitruil op zijn pensioenaanspraak;
f. het bestaan van het aanvullend Anw-pensioen.
2. Jaarlijks verstrekt Pensioenfonds Croda aan de deelnemer een opgave van:
a. de hoogte van het tot en met dat jaar opgebouwde pensioen;
b. het te bereiken pensioen als de pensioenopbouw ongewijzigd wordt voortgezet tot de pensioenrichtdatum;
c. informatie over de toeslagverlening als bedoeld in artikel 9;
d. de aan het desbetreffende of voorafgaande deelnemersjaar toe te rekenen waardeaangroei van pensioenaanspraken overeenkomstig de Wet inkomstenbelasting 2001 en daarop berustende bepalingen.
3. Een keer in de vijf jaar verstrekt Pensioenfonds Croda aan de gewezen deelnemer en de gewezen partner een opgave van:
a. de hoogte van het tot en met dat jaar opgebouwde pensioen;
b. informatie over de toeslagverlening als bedoeld in artikel 9. Pensioenfonds Croda informeert de gewezen deelnemer en de gewezen partner binnen drie maanden na een wijziging van het toeslagbeleid over deze wijziging.
4. Jaarlijks verstrekt Pensioenfonds Croda aan de pensioengerechtigde een opgave van:
a. een opgave van zijn pensioenuitkering;
b. een opgave van de opgebouwde aanspraken op nabestaandenpensioen; en
c. informatie over toeslagverlening. Pensioenfonds Croda informeert de pensioengerechtigde binnen drie maanden na een wijziging van het toeslagbeleid over deze wijziging.
5. Pensioenfonds Croda informeert een deelnemer voorafgaand aan de deelname aan het aanvullend Anw-pensioen over:
a. de inhoud van het aanvullend Anw-pensioen;
b. een opgave van het te bereiken aanvullend Anw-pensioen uit hoofde van artikel 13
c. de toeslagverlening zoals bedoeld in artikel 9.
6. Pensioenfonds Croda verstrekt de deelnemer, de gewezen deelnemer, de gewezen partner en de pensioengerechtigde op verzoek:
a. het pensioenreglement;
b. het jaarverslag en de jaarrekening van Pensioenfonds Croda;
c. de uitvoeringsovereenkomst;
d. de voor hem relevante informatie over beleggingen; en
e. andere in de lagere regelgeving op grond van de Pensioenwet opgenomen onderwerpen.
7. Pensioenfonds Croda verstrekt de deelnemer, de gewezen deelnemer en de gewezen partner op verzoek informatie die specifiek voor hem relevant is.
8. Pensioenfonds Croda verstrekt de gewezen deelnemer op verzoek een opgave van de hoogte van zijn opgebouwde pensioenaanspraken.
9. Pensioenfonds Croda kan een vergoeding vragen voor de informatie als bedoeld in lid 6 b. tot en met
d. en lid 8 en voor de informatie als bedoeld in lid 6 e. voor zover dit is toegestaan op grond van de wet- en regelgeving.
10. Pensioenfonds Croda stelt overige belanghebbenden in staat desgewenst van de geldende statuten en het geldende pensioenreglement kennis te nemen.
Artikel 29 Geschillenregeling
In alle gevallen waarin dit reglement niet voorziet, alsmede omtrent alle geschillen welke tussen Pensioenfonds Croda en enige gerechtigde op een aanspraak of een pensioengerechtigde mochten ontstaan wordt door het bestuur, de gerechtigde op een aanspraak of de pensioengerechtigde gehoord althans behoorlijk opgeroepen, beslist. Indien in een dergelijk geval bij de beslissing door het bestuur omtrent een bepaalde vraag de door de leden van het bestuur uitgebrachte stemmen staken, dan wel het bestuur meent dat het niet de meest geschikte instantie is om omtrent een dergelijke vraag te beslissen, wijst het een van de aangesloten ondernemingen onafhankelijke, te goeder naam en faam bekend staande, deskundige aan.
Het zal deze deskundige verzoeken om xxxxxxx aan het bestuur, de gerechtigde op een aanspraak of de pensioengerechtigde gehoord, althans behoorlijk opgeroepen, advies uit te brengen. De kosten, verbonden aan het advies, komen voor rekening van Pensioenfonds Croda.
Artikel 30 Bijzondere gevallen
1. Het bestuur is bevoegd van de bepalingen van dit reglement af te wijken indien in een individueel geval of voor een of meerdere groepen (gewezen) deelnemers of pensioengerechtigden een strikte toepassing van het reglement naar het oordeel van het bestuur tot onbillijkheden van overwegende aard zou leiden en de rechten van de (gewezen) deelnemer(s) respectievelijk pensioengerechtigden door deze afwijking geen vermindering ondergaan met dien verstande dat de werkgever over deze afwijkende regeling wordt geïnformeerd.
2. Het pensioenreglement alsmede de daaruit voortvloeiende aanspraken kunnen in het overleg tussen de werkgever en de vakverenigingen worden aangepast, indien:
x nieuwe wettelijke voorzieningen worden ingevoerd of bestaande worden herzien;
x in het overleg tussen de werkgever en de vakverenigingen is vastgesteld, dat de werkgever zich de uitgaven voor deze regeling niet langer kan veroorloven.
3. De werkgever treedt op korte termijn in overleg met Pensioenfonds Croda over de bijdragen van de vennootschap aan Pensioenfonds Croda ingeval:
x van een wijziging in de verplichte sociale verzekeringswetten;
x de werkgever op grond van een verplichtstellingbeschikking verplicht is de werknemers of een deel van de werknemers aan te melden bij een bedrijfstakpensioenfonds.
De werkgever treedt in overleg met Pensioenfonds Croda indien de werkgever de bijdragen aan Pensioenfonds Croda wenst te verminderen of te beëindigen in het geval dat een ongewijzigde voortzetting van de betaling van de bijdragen, gezien de financiële positie van de werkgever, niet langer verantwoord is. Indien de werkgever na genoemd overleg het voornemen heeft te besluiten tot vermindering of beëindiging van de bijdragen zal dit voornemen onverwijld door de werkgever schriftelijk aan Pensioenfonds Croda, degenen wier pensioen of aanspraak op pensioen door het besluit wordt getroffen en - namens Pensioenfonds Croda - aan De Nederlandsche Bank worden meegedeeld.
4. De werkgever is bevoegd de pensioenovereenkomst eenzijdig te wijzigen, nadat hierover overleg heeft plaatsgevonden met de vakverenigingen, indien sprake is van een zodanig zwaarwichtig belang van de werkgever dat het belang van de werknemers dat door de wijziging zou worden geschaad daarvoor naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid moet wijken.
5. In alle gevallen waarin dit reglement niet voorziet, zal het bestuur beslissen in overeenstemming met de strekking van de bepalingen van het reglement en de statuten.
6. Indien op enig moment twee of meer naar Nederlands internationaal privaatrecht erkende huwelijken hebben bestaan waaruit ingevolge artikel 3 een aanspraak op pensioen zou ontstaan, bedraagt het totaal van deze pensioenen niet meer dan het totaal aan (bijzonder) partnerpensioen waarop aanspraak zou hebben bestaan indien gedurende de periode van gelijktijdigheid der huwelijken slechts één huwelijk zou hebben bestaan. Het bestuur beslist in dit geval over de verdeling over de gerechtigden van het aldus vastgestelde in totaal beschikbare bedrag aan pensioenen.
7. Pensioenfonds Croda kan voor bijzondere gevallen of categorieën van gevallen binnen de door de wet gestelde grenzen en onder door het bestuur te stellen voorwaarden met een werkgever of een (gewezen) deelnemer overeenkomen, dat de werkgever of (gewezen) deelnemer, naast de bedragen tot betaling waartoe zij eventueel volgens de artikelen van dit reglement verplicht zijn, bijzondere premies zullen storten ter verzekering van aanvullende of bijzondere pensioenen voor de (gewezen) deelnemer dan wel voor de door de (gewezen) deelnemer nagelaten partner, gewezen partners of wezen.
8. Pensioenfonds Croda is met betrekking tot de uit artikelen 6, 7, 8, 11, 13 en 15 van de SHQVLRHQUHJOHPHQW YRRUWYORHLHQGH ULVLFR¶V ELM RYHU tot risicoverzekeringen aangegaan. In deze overeenkomst is een aantal uitsluitingssituaties
opgenomen waarin de herverzekeraar niet tot uitkering YDQ GH YHU]HNHUGH ULVLFR¶ gaan. Pensioenfonds Croda gaat in geval van de artikelen 6, 7, 8, 11, 13 en 15 tot uitkering en/of
toekenning over, tenzij de uitsluitingen zoals bedoeld in bijlage 6 bij dit pensioenreglement van toepassing zijn.
Artikel 31 Wijziging van dit reglement
1. Het bestuur is gehouden om het pensioenreglement te wijzigen in overeenstemming met een wijziging in de pensioenovereenkomst dan wel de uitvoeringsovereenkomst. Het voorgaande is van toepassing voor zover:
a. de bepalingen uit de genoemde overeenkomsten niet strijdig zijn met geldende (pensioen)wet- en regelgeving;
b. de financiële toestand van Pensioenfonds Croda dit toelaat; en
c. de bepalingen naar het oordeel van het bestuur in redelijkheid uitvoerbaar zijn.
2. Het bestuur kan besluiten tot het doorvoeren van de door de wetgever of De Nederlandsche Bank vereiste wijzigingen van het pensioenreglement die niet van invloed zijn op de omvang of de aard van de pensioenaanspraken.
3. Het bestuur is bevoegd het opbouwpercentage zoals bedoeld in artikel 5 te verlagen, indien en voor zover dit nodig is om de pensioenregeling in overeenstemming te houden met geldende (pensioen)wet- en regelgeving.
4. Tenzij expliciet anders wordt bepaald, zijn deze wijzigingen van toepassing op alle deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en gewezen partners aan dit reglement vanaf de dag waarop deze wijziging in werking treedt.
5. Het bestuur informeert de aangesloten onderneming over wijzigingen in het pensioenreglement.
Artikel 32 Werkingssfeer
1. De bepalingen van dit reglement zijn van toepassing op de werknemers die op 1 september 2006 een arbeidsovereenkomst hebben met de werkgever en voldoen aan het bepaalde in artikel 2 lid 1, respectievelijk op de werknemers die daarna als deelnemer toetreden.
2. De bepalingen van dit reglement zijn mede van toepassing op de nagelaten betrekkingen van de in lid 1 omschreven categorieën.
Artikel 33 Datum inwerkingtreding
Dit reglement is op 1 september 2007 LQ ZHUNLQJ JHWUHGHQ RQGHU GH QDDP ³3 &RPELQDWLHSHQenVisLlaRatHstQeli jk ge wi jzi gd´per 1 oktober 2021. Bij deze wijziging is de
pensioenrichtleeftijd aangepast naar 68 jaar en is de regeling gewijzigd in een voorwaardelijke middelloonregeling (CDC-regeling) met een aangepaste financiering.
Artikel 34 Overgangsbepalingen
1. Van de op 31 december 2014 opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen van de (gewezen) deelnemers is de pensioenrichtleeftijd omgezet van 65 jaar naar 67 jaar. De omzetting vond actuarieel neutraal plaats en werd uitgevoerd op basis van de grondslagen van het pensioenfonds met de rentetermijnstructuur van 31 december 2014 van het pensioenfonds. Hierbij bleef de verhouding tussen het ouderdomspensioen en het partnerpensioen gelijk aan 100:70.
2. De pensioenaanspraken die de deelnemer die op 1 september 2006 deelnemer was in de zin van de pensioenregeling van Stichting Pensioenfonds Noblesse per 31 augustus 2007 had opgebouwd, zijn per 1 september 2007 door middel van een collectieve waardeoverdracht naar de onderhavige pensioenregeling overgedragen, tenzij de deelnemer binnen de daartoe door het bestuur gestelde termijn zijn bewaren kenbaar heeft gemaakt. De pensioenaanspraken die waren opgebouwd bij Stichting Pensioenfonds Noblesse zijn op collectief actuarieel neutrale wijze aangewend voor pensioenaanspraken uit hoofde van het onderhavige pensioenreglement en worden beschouwd als opgebouwde aanspraken in de zin van het onderhavige pensioenreglement.
3. Van de op 30 september 2021 opgebouwde aanspraken op levenslang ouderdomspensioen van de (gewezen) deelnemers wordt de pensioenrichtleeftijd per die datum omgezet van 67 jaar in 68 jaar. De omzetting vindt actuarieel neutraal plaats en wordt uitgevoerd op basis van de grondslagen van het pensioenfonds met de rentetermijnstructuur van 30 september 2021 van het pensioenfonds.