Reglement1 Bestuur Woningstichting Wierden en Borgen
Reglement1 Bestuur Woningstichting Wierden en Borgen
Artikel 1 - Definities
In dit reglement wordt verstaan onder:
a. Aedes: de vereniging Aedes vereniging van woningcorporaties;
b. Bestuur: het bestuur van de Stichting;
c. Bestuurder: een lid van het Bestuur;
d. Bijlage: een bijlage bij dit reglement;
e. BTIV: Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015;
f. Huurdersorganisaties: de huurdersorganisaties zoals bedoeld in de Wet;
g. Gemeenten: de gemeenten waarin de Stichting feitelijk werkzaam is;
h. Governancecode: de Governancecode woningcorporaties 2020 of zoals deze op enig moment luidt;
i. RvC: de raad van commissarissen van de Stichting als bedoeld in de Statuten;
j. Statuten: de statuten van de Stichting;
k. Stichting: Woningstichting Wierden en Borgen;
l. Website: de website van Woningstichting Wierden en Borgen;
m. Wet: Woningwet.
Artikel 2 - Status en inhoud reglement
1. Dit reglement is opgesteld ter uitwerking van en in aanvulling op de Statuten.
2. Onverminderd het bepaalde in dit reglement zal iedere Bestuurder voor zijn functioneren als uitgangspunt nemen de geldende Governancecode. In dit reglement zijn de principes uit de Governancecode zoveel mogelijk verwerkt.
3. Het Bestuur en iedere Bestuurder afzonderlijk is gehouden tot naleving van dit reglement en de Governancecode.
4. Dit reglement wordt op de Website geplaatst.
5. Waar dit reglement strijdig is met Nederlands recht of de Statuten, prevaleren deze laatste. Waar dit reglement verenigbaar is met de Statuten, maar strijdig met Nederlands recht, prevaleert dit laatste.
6. Bij dit reglement behoren in ieder geval de volgende beleidsstukken, die ten kantore van de Stichting zullen worden gehouden:
a. het reglement werving, selectie en (her)benoeming van Bestuurders;
b. het reglement financieel beleid en beheer;
c. het treasury statuut;
d. het investeringsstatuut;
e. het procuratiereglement;
f. de visie op opdrachtgeverschap en het beleid van aanbestedingen (inkoopbeleid);
g. het aanbestedingsbeleid.
h. overige strategische beleidsstukken op het gebied van financiën, volkshuisvesting en vastgoed.
1 Conform Aedes Model Reglement Bestuur Woningcorporaties Stichting, versie d.d. september 2021.
Artikel 3 - Samenstelling, werving, selectie en (her)benoeming
1. In de samenstelling van het Bestuur en de werving, selectie en (her)benoeming van de Bestuurders wordt voorzien door de RvC op de wijze zoals geregeld in artikel 4 van de Statuten en artikel 12 en 13 van het reglement van de RvC.
2. De benoeming van een Bestuurder geschiedt onverlet diens arbeidsrechtelijke positie voor een periode van vier jaar.
3. Indien het Bestuur bestaat uit meerdere Bestuurders, dan kan de RvC aan één van de leden de titel van voorzitter van het Bestuur toekennen.
4. Bij ontstentenis of belet van één of meerdere Bestuurders, wordt de RvC onverwijld geïnformeerd.
Artikel 4 - Introductieprogramma, opleiding en training
1. Alle Bestuurders volgen na benoeming een introductieprogramma waarin de relevante aspecten van de functie aan bod komen. In het introductieprogramma wordt in ieder geval aandacht besteed aan de volgende zaken:
a. de verantwoordelijkheden van een bestuurder;
b. de xxxxxx’x die zijn verbonden aan het werk als bestuurder;
c. algemene financiële en juridische zaken;
d. de financiële verslaggeving;
e. kennis over volkshuisvesting;
f. opleiding en educatie;
g. de Governancecode en de naleving daarvan;
h. de voorbeeldfunctie van een bestuurder.
2. Alle Bestuurders zijn gehouden hun kennis steeds te blijven ontwikkelen door middel van training en opleiding, waarbij aandacht wordt besteed aan gewenst gedrag. Het Bestuur is zelf verantwoordelijk voor het goed uitoefenen van zijn taken en verantwoordelijkheden. In dat kader beoordeelt het Bestuur jaarlijks op welke onderdelen zijn leden gedurende hun zittingsperiode behoefte hebben aan nadere training en opleiding.
3. Op de training en opleiding van Bestuurders is de Permanente Educatie-systematiek zoals vastgelegd in het ‘Reglement permanente educatie’ van Aedes of een vervanging daarvan van toepassing. In het jaarverslag en in de PE-portal van Aedes worden de door Bestuurders behaalde Permanente Educatie-punten vermeld.
Artikel 5 - Tegenstrijdig belang
1. De Stichting verstrekt Bestuurders geen persoonlijke leningen of garanties of andere financiële voordelen die niet vallen onder het beloningsbeleid zoals voorzien in de Statuten en/of reglementen van de Stichting. Bestuurders zijn verantwoordelijk voor het voorkomen van belangenverstrengeling en dienen ook de schijn daarvan te vermijden. Bestuurders mogen onder geen voorwaarde activiteiten ontplooien die in concurrentie treden met de Stichting, schenkingen aannemen van de Stichting en haar relaties, of derden op kosten van de Stichting voordelen verschaffen. De in dit artikel vermelde eisen worden voorzien van normen vastgelegd in de integriteitscode van de Stichting.
2. Een Bestuurder heeft in ieder geval een (potentieel) tegenstrijdig belang indien:
a. de Stichting voornemens is een transactie aan te gaan met de betreffende Bestuurder en/of een rechtspersoon of onderneming waarin de betreffende Bestuurder persoonlijk een materieel financieel belang houdt;
b. de Stichting voornemens is een transactie aan te gaan met een rechtspersoon of onderneming waarvan de betreffende Bestuurder, diens echtgenoot, geregistreerde partner of een andere levensgezel, pleegkind of bloed- of aanverwant tot in de tweede graad een bestuurs- of toezichthoudende functie vervult, met uitzondering van rechtspersonen welke als een verbinding van de Stichting kwalificeren;
c. de RvC heeft geoordeeld dat een tegenstrijdig belang bestaat, of geacht wordt te bestaan.
3. Bestuurders melden een (potentieel) tegenstrijdig belang onmiddellijk aan de voorzitter van de RvC en de overige RvC leden. Daarbij geeft de betreffende Bestuurder inzicht in alle relevante informatie, inclusief de relevante informatie inzake zijn echtgenoot, geregistreerde partner of een andere levensgezel, pleegkind en bloed- en aanverwanten tot in de tweede graad.
4. Ingeval een Bestuurder een (potentieel) tegenstrijdig belang meldt aan de voorzitter van de RvC en overige leden conform het bepaalde in lid 3, treden deze laatsten zo spoedig mogelijk met de betreffende Bestuurder in overleg omtrent de wijze waarop hij het tegenstrijdig belang zal voorkomen dan wel zal beëindigen.
5. Indien de RvC van oordeel is dat er sprake is van een structureel tegenstrijdig belang, zal de betreffende Bestuurder aftreden. Indien de betrokken Bestuurder niet eigener beweging aftreedt, neemt de RvC een daartoe strekkend besluit op de wijze als bepaald in artikel 4 lid 5 van de Statuten.
Artikel 6 - Taken en bevoegdheden
1. Het Bestuur is belast met het besturen van de Stichting en is verantwoordelijk voor de naleving van alle relevante wet- en regelgeving en de realisatie van zijn doelstellingen, de strategie, de financiering en het beleid en de daaruit voortvloeiende resultatenontwikkeling, alsmede het beleid ten aanzien van deelnemingen van de Stichting. Het Bestuur legt hierover verantwoording af aan de RvC.
2. Het Bestuur legt in haar strategische ondernemingsplannen vast wat hij ziet als zijn maatschappelijke, operationele en financiële doelen. Deze strategische ondernemingsplannen worden opgesteld door het Bestuur en na goedkeuring door de RvC vastgesteld door het Bestuur. De vastgestelde doelen zijn de uitkomst van een zorgvuldig en transparant proces waarbij de Stichting de mening betrekt van belanghebbenden,
waaronder de (toekomstige) bewoners, Huurdersorganisaties en de Gemeenten. De Stichting is eindverantwoordelijk voor de afweging van belangen en de keuzes die op basis daarvan worden gemaakt. In een beleidsdocument wordt de gezamenlijke visie van het Bestuur en RvC op besturen en toezicht neergelegd. Het realiseren van maatschappelijke waarde op lange termijn staat daarbij voorop. De visie gaat in op de verantwoordelijkheid voor het realiseren van de doelstellingen, de strategie, het beleid, de financiering en de onderlinge wisselwerking en rollen. In het ondernemingsplan wordt tevens aandacht besteedt aan de zaken die betrekking hebben op het extern overleg als bedoeld in artikel 14.
3. Het Bestuur en de RvC stellen gezamenlijk een visie op opdrachtgeverschap en het beleid van aanbestedingen op (inkoopbeleid). Hierop volgend stelt het Bestuur een aanbestedingsbeleid op. Dit beleid onderschrijft de beginselen van aanbesteden, namelijk gelijke behandeling, objectiviteit, transparantie en proportionaliteit.
4. Het Bestuur draagt zorg voor het intern en extern communiceren van kernwaarden en zorgt voor bekendheid van de Governancecode. Het Bestuur is ervoor verantwoordelijk dat ook medewerkers handelen volgens de waarde van de Governancecode.
5. Het Bestuur draagt actief bij aan voorwaarden die goede besluitvorming mogelijk maken, zoals onderling respect, goed luisteren, een open oog voor andere invalshoeken, met als doel te komen tot gezamenlijke opvattingen.
6. Het Bestuur streeft een cultuur na en schept voorwaarden voor het zorgvuldig voorbereiden en nemen van besluiten en voor het uitoefenen van toezicht daarop door de RvC. Daarbij zijn onder meer de volgende aspecten van belang:
a. informatie en documentatie zijn voor Bestuur en de RvC tijdig beschikbaar;
b. er is voldoende tijd voor discussie, in het bijzonder wanneer het gaat om belangrijke, complexe en/of strategische besluiten;
c. er worden duidelijke afspraken gemaakt over proces, planning en wijze van uitvoering;
d. afwegingen die een rol hebben gespeeld bij de besluitvorming worden goed vastgelegd ten behoeve van navolgbaarheid van besluitvorming;
e. tijdige communicatie met de RvC en evaluatie na de besluitvorming;
f. Het Bestuur vermijdt tegenstrijdige belangen en onterechte gehechtheid aan eerdere besluitvorming.
g. Het Bestuur zorgt voor voldoende ruimte en vrijheid om beslissingen uit het verleden –
in de context van toen genomen – ter discussie te stellen.
7. Het Bestuur brengt de risico’s die verband houden met de activiteiten van de Stichting in kaart en hanteert een inzichtelijk beleid voor het beheersen van die risico’s, waarbij het in ieder geval gaat over het opdrachtgeverschap van de Stichting, het sluiten van contracten, samenwerkingsverbanden en/of grote transacties met derden.
Artikel 7 - Toezicht- en toetsingskader en beleidsstukken
1. Het toezichtskader voor de Stichting is hetgeen uit de wet- en regelgeving blijkt. Als toetsingskader hanteert het Bestuur die documenten waaraan de maatschappelijke, operationele en financiële prestaties van de Stichting kunnen worden getoetst.
2. Het toetsingskader van de Stichting wordt in samenspraak tussen Bestuur en RvC vastgesteld en bevat onder meer de volgende reglementen en beleidsstukken:
a. de Statuten;
b. het reglement van de RvC met bijlagen en het reglement Bestuur met bijlagen;
c. het reglement financieel beleid en beheer;
d. het ondernemingsplan;
e. de begroting;
f. het treasury-statuut;
g. het investeringsstatuut;
h. het verbindingsstatuut;
i. het procuratiereglement;
j. de visie op opdrachtgeverschap en het beleid van aanbestedingen (inkoopbeleid);
k. het aanbestedingsbeleid;
l. overige strategische beleidsstukken op het gebied van financiën, volkshuisvesting en vastgoed.
3. In het treasury-statuut wordt in ieder geval beschreven het renterisico, het beschikbaarheidsrisico en het tegenpartijrisico. Uitgangspunt is daarnaast dat treasury van de Stichting geen winstoogmerk heeft maar ten dienste van het risicobeleid staat.
4. In het procuratiereglement wordt in ieder geval vastgelegd hoe wordt omgegaan met:
a. bevoegdheden ingeval van ontstentenis of belet;
b. tekenbevoegdheid voor het aangaan van verplichtingen.
5. De vaststelling van het reglement financieel beleid en beheer geschiedt onder voorbehoud van goedkeuring door de minister belast met de zorg voor de volkshuisvesting. Een wijziging van een reeds vastgesteld en goedgekeurd reglement financieel beleid en beheer is onderworpen aan de goedkeuring van de RvC en wordt verantwoord in het jaarverslag. Een wijziging van een reeds vastgesteld en goedgekeurd reglement dat geheel of mede betrekking heeft op het beleid en beheer van het aantrekken of aanhouden van financiële derivaten door de Stichting, een dochtermaatschappij of een verbonden onderneming waarvan de Stichting meer dan de helft van de bestuurders kan benoemen of ontslaan, is onderworpen aan goedkeuring van de minister belast met de zorg voor de volkshuisvesting.
Artikel 8 - Collegiaal Bestuur en taakverdeling
1. De wettelijke en statutaire bevoegdheden van het Bestuur berusten bij het Bestuur als college en worden onder gezamenlijke verantwoordelijkheid uitgevoerd, indien het Bestuur uit meerdere leden bestaat.
2. Onverlet het bepaalde in lid 1, worden de taken en bevoegdheden binnen het Bestuur verdeeld indien het Bestuur uit meerdere leden bestaat. Deze taakverdeling met aandachtsgebieden waarop een van hen primair aanspreekbaar is, wordt vastgelegd in een document dat ter goedkeuring aan de RvC wordt voorgelegd en als bijlage wordt gehecht aan het onderhavige reglement.
Artikel 9 - Xxxxxxxxx, ontslag en aftreden
1. Xxxxxxxxx, ontslag en aftreden van Bestuurders geschiedt op de wijze zoals voorzien in artikel 4 van de Statuten.
2. Over een eventueel te communiceren schorsing of ontslag zal tevoren door de RvC, het betreffende lid en het Bestuur een te volgen gedragslijn worden overeengekomen.
Artikel 10 - Bezoldiging en onkostenvergoeding
1. Bestuurders worden bezoldigd voor de uitoefening van hun functie. De bezoldiging en de overige arbeidsvoorwaarden van Bestuurders worden door de RvC vastgesteld met in achtneming van artikel 4, lid 10 van de Statuten.
2. De kosten verband houdende met introductieprogramma’s, training en opleiding, komen
in overleg tussen de RvC en bestuurder(s) voor rekening van de Stichting.
Artikel 11 - Vergaderingen en besluitvorming
1. In aanvulling op het bepaalde in artikel 7 van de Statuten geldt ten aanzien van de vergadering en besluitvorming van het Bestuur het bepaalde in dit artikel 11.
2. Het Bestuur streeft een cultuur na en schept voorwaarden voor het zorgvuldig voorbereiden en nemen van besluiten en voor het uitoefenen van toezicht daarop.
3. Het Bestuur informeert de voorzitter van de RvC vooraf over geplande absentie van Bestuurders langer dan vijftien achtereenvolgende werkdagen en over ongeplande absentie van Bestuurders langer dan vijf werkdagen.
4. Indien het Bestuur bestaat uit meerdere Bestuurders, overlegt het Bestuur als geheel minimaal eenmaal per maand, doch tevens zo vaak als noodzakelijk wordt geacht door een lid van het Bestuur. Van dit overleg worden notulen gemaakt. Het secretariaat van het Bestuur verzorgt de notulen van de overleggen. In de regel zullen deze worden vastgesteld tijdens de eerstvolgende vergadering. Indien echter alle leden van het Bestuur met de inhoud van de notulen instemmen, kan de vaststelling daarvan ook eerder plaatsvinden. De notulen worden ten blijke van hun vaststelling ondertekend door de Bestuurders.
5. Conform het bepaalde in de Wet en nader uitgewerkt in het BTIV zijn bepaalde besluiten onderworpen aan de goedkeuring van de minister belast met de zorg voor de volkshuisvesting.
6. Indien de RvC (voorafgaande) goedkeuring heeft verleend aan bestuursbesluiten, zoals bedoeld in artikel 7, lid 4 van de Statuten maakt de RvC hiervan melding in het jaarverslag.
7. Indien het Bestuur uit meerdere Bestuurders bestaat, worden besluiten genomen met gewone meerderheid van stemmen. In geval de stemmen staken, wordt het voorgenomen besluit voorgelegd aan de RvC.
Artikel 12 - Informatievoorziening en relatie met de RvC
1. Het Bestuur verschaft de RvC tijdig en (zo mogelijk) schriftelijk informatie over de feiten en ontwikkelingen aangaande de Stichting die de RvC nodig mocht hebben voor het naar behoren uitoefenen van zijn taak en ten behoeve van (het toezicht op) de risicobeheersing, waaronder:
a. risicoanalyses van de operationele en financiële doelstellingen;
b. de financiële verslaggeving;
c. periodieke monitoring en rapportages waarmee al gedurende een jaar inzicht wordt gegeven in de (financiële) prestaties van de Stichting;
d. criteria die worden gehanteerd bij het aangaan en beëindigen van contracten en/of samenwerkingsverbanden met derden;
e. criteria die worden gehanteerd bij het doen van (des)investeringen in vastgoed;
f. vergelijkende benchmarks (waaronder in ieder geval de Aedes-benchmark), waarbij de prestaties van de Stichting worden vergeleken met andere corporaties;
g. inzicht in en toezicht op de soft control ’s, zijnde gedrags-beïnvloedende omstandigheden op het persoonlijk functioneren van medewerkers;
h. monitoring waaruit blijkt dat het Bestuur de risico’s voor de komende periode voorziet
en daarop acteert.
2. Xxxx Xxxxxxxxxx is verplicht de voorzitter van de RvC de informatie te verschaffen die nodig is voor de vaststelling en het bijhouden van zijn nevenfuncties. Het door een Bestuurder aanvaarden van een nevenfunctie die gezien aard of tijdsbeslag van betekenis is voor de uitoefening van de taak van Bestuurder behoeft de voorafgaande goedkeuring van de RvC.
3. Het Bestuur woont de vergaderingen van de RvC bij, tenzij dit op grond van de Statuten of het reglement van de RvC is uitgesloten.
Artikel 13 - Overschrijdingen
1. Het bestuur stelt jaarlijks een prestatiebegroting op en legt deze vooraf ter goedkeuring voor aan de RvC. Afzonderlijke goedkeuring van de RvC is daarnaast voor een aantal besluiten vereist (zie ook het Investeringsstatuut). De bestuurder informeert de RvC in algehele zin over de realisatie van de begroting door middel van de tertiaalrapporatages.
2. Overschrijdingen die meer bedragen dan onderstaande waarden behoeven goedkeuring van de RvC.
a. Voor uitgaven of investeringen in sloop, nieuwbouw, herstructurering (c.q. woningverbetering, renovatie, transformatie): indien het totaal begrote bedrag volgens de goedgekeurde projectbegroting met inachtneming van het programma, met meer dan 5% wordt overschreden, indien de overschrijding meer bedraagt dan
€500.000.
b. Voor bedrijfsuitgaven: indien de totale beïnvloedbare bedrijfsuitgaven (NPO wordt beschouwd als niet beïnvloedbaar) volgens de goedgekeurde jaarbegroting worden overschreden. Budgetten voor beïnvloedbare bedrijfsuitgaven mogen onderling worden uitgewisseld.
c. Voor contractonderhoud: indien de kosten van een contract volgens de goedgekeurde jaarbegroting met inachtneming van het programma, met meer dan 10% worden overschreden, indien de overschrijding meer bedraagt dan €10.000.
3. Voorziene overschrijdingen moeten vooraf ter goedkeuring worden aangeboden bij de RvC. Indien vooraf goedkeuren niet mogelijk is, dienen de overschrijdingen zo spoedig mogelijk te worden gemeld. De goedkeuringen zullen niet leiden tot aanpassing van de begroting doch tot goedgekeurde overschrijdingen.
4. Naast de in dit artikel vastgelegde afspraken worde de RvC in algehele zin over de realisatie van de begroting door de bestuurder geïnformeerd door middel van de tertiaalrapportages.
Artikel 14 - Intern en extern overleg
1. Het Bestuur legt vast wie als belanghebbende partijen worden beschouwd en onderhoudt contact met hen. Het Bestuur gaat periodiek na of hij met alle relevante belanghebbenden in gesprek is.
2. Het Bestuur voert overleg met de eigen in zijn woningmarktregio werkzame Huurdersorganisaties en de ondernemingsraad. Het overleg heeft onder meer betrekking op de betaalbaarheid, de voorgenomen werkzaamheden en welke bijdrage daarmee wordt beoogd aan de uitvoering van het volkshuisvestingsbeleid dat in de desbetreffende regio geldt.
3. Het Bestuur schept randvoorwaarden om te komen tot sterke en professionele huurdersorganisaties.
4. Het Bestuur respecteert de rol van de Gemeenten, voert daarmee overleg en maakt met hen en de huurdersorganisaties prestatieafspraken over de bijdrage die de Stichting levert aan de uitvoering van het in de betrokken Gemeenten geldende volkshuisvestingsbeleid. 2
5. Als belanghebbend beschouwde partijen worden actief betrokken bij (de vormgeving van) het beleid van de Stichting en de behaalde prestaties. Het Bestuur publiceert in het jaarverslag wie en hoe met de belanghebbenden overleg is gevoerd.
6. Het Bestuur treedt ten minste eenmaal per jaar in overleg met de RvC over de omgang met, en de participatie en invloed van belanghebbenden. Daarnaast informeert het bestuur de RvC regelmatig over de werking van lokale netwerken waarin de Stichting
2 Uiteraard worden prestatieafspraken gemaakt indien er overeenstemming met de Gemeenten is.
actief is voor het adequaat toezichthouden op de activiteiten van de Stichting in de lokale netwerken. De RvC laat zich hierover ook actief informeren om adequaat toezicht te kunnen houden.
7. In het jaarverslag wordt aan de onderwerpen als bedoeld onder lid 1 tot en met 6 van dit artikel ruim aandacht besteed.
8. Het Bestuur informeert de RvC over de relevante onderwerpen die aan de orde zijn geweest tijdens het overleg met de Huurdersorganisaties en de ondernemingsraad.
Artikel 15 - Verantwoording en evaluatie
1. Het Bestuur legt verantwoording af aan de RvC over zijn handelen in hoedanigheid als Bestuur van de Stichting op de wijze zoals omschreven in de Statuten en dit reglement.
2. In het jaarverslag rapporteert het Bestuur over de gerealiseerde maatschappelijke, operationele en financiële resultaten van de Stichting. Daarbij wordt ook aandacht gegeven aan de doelmatigheid van de Stichting en de mate waarin de Stichting in staat is haar maatschappelijke taak op langere termijn te vervullen. Het jaarverslag wordt na vaststelling door de RvC openbaar gemaakt door plaatsing op de Website.
3. Conform het bepaalde in de Wet, wordt in het jaarverslag:
− een opgave van de nevenfuncties van de Bestuurders en van leden van de RvC opgenomen;
− een afzonderlijk verslag van de RvC opgenomen van de wijze waarop in het jaarverslag toepassing is gegeven aan het bepaalde bij en krachtens de artikelen 26, 31, eerste en tweede lid, en 35, derde lid van de Wet, en van de naleving in dat verslagjaar van het bepaalde bij en krachtens artikel 30 van de Wet;
− afzonderlijk verslag gedaan ten aanzien van de verbonden ondernemingen ten aanzien van bovenstaande punten.
Artikel 16 - Visitatie
1. De Stichting laat haar maatschappelijke prestaties minimaal eens per vier jaar onderzoeken door een door de Stichting Visitatie Woningcorporaties Nederland geaccrediteerd visitatiebureau.
2. Het visitatierapport wordt op de Website geplaatst, samen met een reactie daarop van het Bestuur en de RvC. Het visitatierapport wordt besproken met de Huurdersorganisaties en het college van Burgemeester en Wethouders van de Gemeenten als belanghebbenden.
3. Het Bestuur zendt het visitatierapport, vergezeld van de reactie van de RvC daarop als bedoeld in lid 2, binnen zes weken aan alle belanghebbenden en degenen die in het kader van het onderzoek hun zienswijze hebben gegeven. Zij stelt voorts het rapport binnen die termijn langs elektronische weg verkrijgbaar.
Artikel 17 - Integriteitscode
1. Het Bestuur zorgt voor een interne integriteitscode met normen en waarden die medewerkers van de Stichting in acht moeten nemen.
2. De integriteitscode wordt op de Website gepubliceerd.
Artikel 18 - Meldregeling voor misstanden
Het Bestuur draagt er zorg voor dat werknemers zonder gevaar voor hun rechtspositie de mogelijkheid hebben te rapporteren over vermeende onregelmatigheden van algemene, operationele en financiële aard binnen de Stichting aan het Bestuur of een door hem aangewezen functionaris. Vermeende onregelmatigheden die het functioneren van het Bestuur betreffen worden gerapporteerd aan de voorzitter van de RvC. Het voorgaande wordt geregeld in een meldregeling voor misstanden , welke wordt vastgesteld door het Bestuur en ter goedkeuring wordt voorgelegd aan de RvC. Na vaststelling wordt de meldregeling op de Website gepubliceerd.
Artikel 19 - Bestuurssecretaris en/of Interne controller
1. De bestuurssecretaris en/of de interne controller functioneren onder de arbeidsrechtelijke verantwoordelijkheid van het Bestuur.
2. Voordat het Bestuur besluit tot benoeming van een bestuurssecretaris en/of interne controller informeert het Bestuur de RvC.
3. Een besluit tot schorsing of ontslag van de bestuurssecretaris en/of de interne controller wordt niet genomen voordat goedkeuring van de RvC is verkregen.
Artikel 20 - Geheimhouding
Iedere Bestuurder dient ten aanzien van alle informatie en documentatie verkregen in het kader van zijn functie de nodige discretie en, waar het vertrouwelijke informatie betreft, geheimhouding te betrachten. Bestuurders zullen geen vertrouwelijke informatie buiten de kring van het Bestuur of de RvC brengen, tenzij is vastgesteld dat deze informatie door de Stichting is geopenbaard of op andere wijze ter beschikking van het publiek is gekomen. Deze verplichting strekt zich mede uit na beëindiging van het lidmaatschap van het Bestuur.
Artikel 21 - Slotbepalingen
1. Indien een van de bepalingen uit dit reglement niet of niet langer geldig is, tast dit de geldigheid van de overige bepalingen niet aan. De RvC zal de ongeldige bepalingen vervangen door geldige bepalingen waarvan het effect, gelet op de inhoud en strekking daarvan zoveel mogelijk overeenstemt met dat van de ongeldige bepalingen.
2. De wijziging van dit reglement geschiedt bij besluit van het Bestuur na goedkeuring van de RvC. Van een dergelijk besluit wordt melding gemaakt in het jaarverslag.