INHOUDSOPGAVE
Edele metalen
Paritair Comité 149.03
Nationale overeenkomsten 2021 – 2022
INHOUDSOPGAVE
000 Werkingssfeer Paritair Comité
010 Toepassingsgebied 020 Behoud van cao’s
100 Verloning
170 Sectoraal systeem maaltijdcheques
200 Arbeidstijd: week, jaar, loopbaan
221. Anciënniteitsverlof 230.a SWT 2021-2022
230.b Vrijstelling aangepaste beschikbaarheid 2022
230.c Vrijstelling aangepaste beschikbaarheid 2023-2024
230.d Medisch SWT 242 Nieuwe arbeidsregelingen
240. Flexibiliteit 247 Nachtarbeid
Arbeidsovereenkomsten
342 Recht op tijdskrediet en loopbaanvermindering 362 Contracten van bepaalde duur
400 Opleiding en bevordering van de
werkgelegenheid
400 Vorming en opleiding 470 Non-discriminatie
overleg
510 Statuut syndicale afvaardiging
513 Erkenning van de representatieve functie 520 Vakbondsvorming
600 Bestaanszekerheid
610 Statuten Fonds voor Bestaanszekerheid
620 Bijdrage aan het Fonds voor Bestaanszekerheid 630 Sociaal sectoraal pensioenstelsel
700 Sociale programmatie
700 Nationaal akkoord 2021-2021
800 Tabellen
810 Minimumlonen
830.a Vervoerskosten – openbaar vervoer
830.b Vervoerskosten – privévervoer
010 Toepassingsgebied
K.B.: 13/03/85 B.S.: 16/04/85 |
1. Inhoud: Toepassingsgebied van het P.S.C. voor de edele metalen |
2. Verlenging/vervanging van C.A.O.'s: |
3. Duurtijd: Vanaf 16 april 1985 voor onbepaalde duur |
Koninklijk besluit van 13 maart 1985
PARITAIR SUBCOMITÉBENAMING & BEVOEGDHEID
c) het polijsten van horlogerieartikelen, juwelen, goud- en/of zilverwerk;
d) de fabricage en de herstelling van de medailles in alle metalen;
e) het graveren op edele metalen;
Behoud van C.A.O.’s
Bijzondere C.A.O.: 25/09/86 K.B.: 29/12/86 B.S.: 30/01/87 Overname van de collectieve arbeidsovereenkomsten uit het Nationaal Paritair Comité voor de sectoren die aan de metaal-, machine- en elektri- sche bouw verwant zijn, afgesloten voor de sector van de edele metalen. |
1. Inhoud: Toepassing van de sectorale CAO's en overgangsmaatregelen voor de nieuwe ondernemingen uit de metaaldistributie die onder de sector res- sorteren. |
2. Verlenging/vervanging van C.A.O.'s: |
3. Duurtijd: Vanaf 3 september 1986 voor onbepaalde duur. |
Bijzondere collectieve arbeidsovereenkomst van 25 september 1986
Artikel 1
Artikel 2
Artikel 3
111 Beroepenclassificatie
C.A.O.: 03/05/2017 K.B. B.S. Registratiedatum: 31/05/2017 Registratienummer: 139592 Publicatie registratie in het B.S.: 12/06/2017 |
1. Inhoud: • Beroepenclassificatie - Persoonlijke kwaliteiten - Activiteiten - Verantwoordelijkheid - Functies |
2. Verlenging/vervanging van C.A.O.'s: C.A.O.: 24/09/2003 K.B.: 04/07/2004 B.S.: 13/09/2004 |
3. Duurtijd: Vanaf 3 mei 2017 en voor onbepaalde duur. |
Collectieve arbeidsovereenkomst van 3 mei 2017
HOOFDSTUK I. - TOEPASSINGSGEBIED
Artikel 1
Artikel 2
HOOFDSTUK II. - BEROEPENCLASSIFICATIE
Artikel 3
• moet in team kunnen werken en de meer gespecialiseerde helpen bij de uitvoering van zijn werk.
• moet orders kunnen ontvangen en eenvoudige taken uitvoeren onder leiding van anderen.
• geestelijke: aandacht geven aan instructies
• lichamelijke: verplaatsen materialen, helpen, laden, lossen, opruimen. Uitvoeren van werken waarvoor geen specifieke beroepsopleiding vereist is
• het werk: hoofdzakelijk handenarbeid
• moet enkel werken onder toezicht van een hoger gekwalificeerde
Verantwoordelijkheid
• degelijk uitvoeren van de gegeven instructies
• de leiding inlichten over de ondervonden moeilijkheden
Functies
• arbeider die geen enkele ondervinding voorheen heeft gehad, beginners zondergedegen praktijkervaring
• aanleren van basistechnieken zoals o.a. polijsten, zagen, schuren, solde- ren, graveren, zetten, walsen, stansen, wassen spuiten, op boom plaatsen, inplaasteren, rhodieren, doubleren...
• poetsmedewerker
• uurwerkmakers-herstellers:
- vervangen van batterij
- vervangen of plaatsen van eenvoudige armbanden
B. De arbeider die eenvoudige en repetitieve werkzaamheden met een machine of apparaat in de fabricatie uitvoert.
Persoonlijke kwaliteiten
• specifieke elementaire kennis van de stiel verworven door theoretische en praktische opleiding
• kent de meeste werktuigen en de courant te gebruiken apparaten
• moet in teamverband kunnen werken
Activiteiten
• inzicht hebben in eenvoudige werkschema's en kunnen werken volgens deze
• moet eenvoudige en repetitieve werkzaamheden kunnen uitvoeren
Verantwoordelijkheid
• het opgedragen werk degelijk uitvoeren
• verslag uitbrengen van de ondervonden moeilijkheden
Functies
• arbeider in opleiding die de basistechnieken beheerst
• eenvoudig machinaal graveren
• stempelen met stempelmachine
• zandstralen
• aflakken
• opschuren gietwerk
• eenvoudig soldeerwerk
• eenvoudige herstellingen
• op maat zetten eenvoudige ringen
• polierder/polierster na 1 jaar ervaring
• uurwerkmakers-herstellers
- bewerkingen aan horlogekasten:
- vervangen van glas
- vervangen van kroon of drukknop
- controle van waterdichtheid
- aanpassen en plaatsen van metalen armbanden
- standaardomwisseling van goedkope en eenvoudige kwartsgangwerken
- deelwerkzaamheden aan klokken, o.a. reinigen, verbussen,...
C. De arbeider die een grote verscheidenheid van werken uitvoert in deeltaken van de fabricatie.
Persoonlijke kwaliteiten
• kent de courante materialen en apparaten, hun toepassing en installatie- voorwaarden
• kan met toestellen omgaan
• moet zowel in teamverband als zelfstandig kunnen werken
• moet voldoen aan de vereisten van voorgaande categorieën
Activiteiten
• inzicht hebben in eenvoudige werkschema's en kunnen werken volgens deze
• kan een grote verscheidenheid van werken uitvoeren
• correct uitvoeren van het opgedragen werk
• verslag uitbrengen van de ondervonden moeilijkheden
Functies
• arbeider van een hogere categorie in opleiding die de basistechnieken ter- dege beheerst en deze correct weet toe te passen
• polierder/polierster na 3 jaar ervaring
• alle machinaal graveren
• alle eenvoudig soldeerwerk ringen indrukken/uitrekken, draaien binnenkant
• vlak walsen, gloeien
• ronde draad trekken
• voorbereiding op het rollen van trouwringen: kappen, doorzetten, kloppen, gloeien eenvoudig diamanteerwerk
• was injecteren
• assemblage gietwerk
• maken van eenvoudige rubber mallen
• uurwerkmakers-herstellers
- monteren van mechanische horlogeloopwerken
- inkasten van herstelde of nieuwe gangwerken
- oppervlakbehandeling van stalen en gouden horlogekasten
D. De arbeider die werkzaamheden uitvoert die een theoretische opleiding ver- gen en ervaring vragen om kennis, nauwkeurigheid en snelheid te verwerven voor het uitoefenen van het vak.
Persoonlijke kwaliteiten
• kent de stiel door theoretische kennis en praktische ervaring
• kent alle gebruikte materialen, apparaten en hun aanwending
• kan met de meeste meettoestellen werken in het bedrijf
• kan plan lezen
• moet in team of alleen kunnen werken
Activiteiten
• inzicht hebben in alle schema's, ze kunnen interpreteren, eventuele gebre- xxx ervan aanwijzen
• moet verslag kunnen uitbrengen
• kan zonder toezicht werken op een bepaalde herstelling en dit zowel met als zonder hulp opknappen zonder hulp of verdere controle van een speciale herstelling
Verantwoordelijkheid
• het opgedragen werk tot een goed eind brengen op technisch en op ren- dementsgebied
• initiatief kunnen nemen in eenvoudige moeilijkheden, roept hulp in van een hogere categorie bij grote moeilijkheden
Functies
• persen afstellen
• scheikundige analyses van materialen
• walsen, gloeien, draadtrekken alle vormen
• munten egaliseren
• draaien, frezen, boren, schaven, slijpen
• onderhoudswerken machines uitvoeren van een ruime verscheidenheid aan herstellingen
• cliquetsloten assembleren
• casting: alle voorbereidende werken alsook gieten zelf alle edelstenen zet- ten in juwelen
• uurwerkmakers-herstellers
- volledige herstelling van eenvoudige mechanische of kwartsgangwerken met inbegrip van pannedetectie en reparatie
- klasseren, beheren en verdelen van onderdelen
- volledig onderhoud van mechanische klokkengangwerken met slagwerk
E. De arbeider die werkzaamheden uitvoert die een theoretische opleiding vergen en ervaring vragen om kennis, nauwkeurigheid, handigheid en snel- heid te verwerven voor het uitoefenen van het volledige vak.
Persoonlijke kwaliteiten
• kent de stiel door theoretische kennis en praktische ervaring
• kent alle gebruikte materialen, apparaten en hun aanwending
• kan met de meeste meettoestellen werken in het bedrijf
• kan plan lezen
• moet in team of alleen kunnen werken
• kan met derden discussiëren over technische problemen
• kan met alle meettoestellen werken in het bedrijf
Activiteiten
• de moeilijkheden welke zich kunnen voordoen voorzien en er tijdig een oplossing voor vinden, zodat ze geen aanleiding geven tot tijdverlies
• de nodige initiatieven nemen om tot het gevraagde resultaat te komen met een minimum aan inspanning en kosten
• kan zonder hulp of controle zijn opdrachten tot een goed einde brengen.
Verantwoordelijkheid
• rapporteert aan de overste, bespreekt met hen de uitvoeringsmogelijkheden
• controleert de aflevering van de materialen, maakt hierover de gepaste bemerkingen en trekt de nodige besluiten in verband met de vooruitgang van het werk
Functies
• Alle diamanteerwerk en voorbereidend werk (walsen, kappen, doorzetten, slagen, rollen, gloeien,... )
• colliers, armbanden, horlogebanden, cliquetsloten vervaardigen, scharnieren monteren
valle edelstenen in juwelen zetten, volgens alle technieken
• alle herstellingen uitvoeren
• casting: alle voorbereidende werken tot en met gieten van alle legeringen volgens alle technieken
• uurwerkmakers-herstellers
- volledig onderhoud van "kleine" complicaties: automatische opwinding en datummechanisme
- controle en afregeling van gangresultaten
F. De arbeider die gespecialiseerde werkzaamheden uitvoert die een the- oretische opleiding vergen en ervaring vragen om kennis, nauwkeurigheid, handigheid en snelheid te verwerven voor het uitoefenen van alle specialiteiten van het vak.
Persoonlijke kwaliteiten
• kent de stiel door theoretische kennis en praktische ervaring
• kent alle gebruikte materialen, apparaten en hun aanwending
• kan met de meeste meettoestellen werken in het bedrijf
• kan plan lezen
• moet in team of alleen kunnen werken
• kan met derden discussiëren over technische problemen
• kan met alle meettoestellen werken in het bedrijf
Geschiktheid
• buiten de kwaliteiten van voorgaande functie, zullen ook alle delicate pro- blemen kunnen behandeld worden met goed resultaat
Activiteiten
• de moeilijkheden welke zich kunnen voordoen voorzien en er tijdig een oplossing voor vinden, zodat ze geen aanleiding geven tot tijdverlies
• de nodige initiatieven nemen om tot het gevraagde resultaat te komen met een minimum aan inspanning en kosten
• kan zonder hulp of controle de opdrachten tot een goed einde brengen
• ervoor zorgen dat er zich geen technische moeilijkheden van welke aard ook, voordoen gedurende de uitvoering van het werk, door deze op voorhand te herdenken en de gepaste oplossing te zoeken en toe te passen.
Verantwoordelijkheid
• neemt zelfstandig de nodige initiatieven om enerzijds de directie te infor- meren en anderzijds de toevertrouwde opdrachten rendabel af te werken
• doet voorstellen i.v.m. bijscholing
• automatische en CNC machines stellen en programmeren
• machines en toestellen reviseren
• prijsberekening maken van nieuwe juwelen en herstellingen
• modellen vervaardigen in alle materialen (was, metaal e.a.)
• CAD Cam juweelontwerp
• uurwerkmakers-herstellers
- verbeteren of herstellen van mechanisme functies en onderdelen van klokken
- volledig onderhoud, herstelling en afregeling van complicaties als Chronograaf en complexe datummechanismes
- restauratiewerk aan klokken en horloges
• meewerken bij de opleiding van medewerkers in leercontract
HOOFDSTUK III. – ALGEMENE BEPALINGEN
HOOFDSTUK IV. - VERVANGING VAN COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST
Artikel 6
Inzake beroepsprocedure kan de meest gerede partij, indien op onderne- mingsvlak geen consensus inzake classificatie kan worden bereikt, een ver- zoeningsvergadering aanvragen via de voorzitter van het paritair subcomité.
Artikel 7
Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsover- eenkomst van 24 september 2003 betreffende de beroepenclassificatie, geregistreerd onder het nummer 68747/CO/149.03 en algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 4 juli 2004 (Belgisch Staatsblad van 13 september 2004).
HOOFDSTUK V. - SLOTBEPALINGEN
Artikel 4
Op iedere individuele loonfiche en loonafrekening, overhandigd aan de arbeider, moet de juiste beroepscategorie, waartoe betrokkene hoort, vermeld worden.
Iedere arbeider behoort noodzakelijkerwijze tot één van de beroepscategorieën vermeld onder artikel 3 van onderhavige overeenkomst.
Voor de vermelding volstaat het gebruik van de kenletter behorende bij iedere beroepencategorie: categorie "A." of "B." of "C." of "D." of "E." of "F.".
Artikel 5
De lijst met functies zoals bepaald in artikel 3 van onderhavige overeenkomst is niet limitatief en kan worden aangepast volgens noodwendigheid.
Artikel 8
Deze overeenkomst heeft uitwerking met ingang van 3 mei 2017 en wordt gesloten voor onbepaalde duur.
Zij kan door een van de partijen opgezegd worden mits een opzegging van zes maanden betekend bij een ter post aangetekend schrijven gericht aan de Voorzitter van het Paritair subcomité voor de edele metalen.
De partij die het initiatief van de opzegging neemt, verbindt er zich toe de redenen van opzegging op te geven en tegelijkertijd amendementsvoorstellen in te dienen welke binnen één maand na de ontvangst in de schoot van het Paritair subcomité besproken worden.
112 Loonvorming
C.A.O.: 16/06/2011 K.B.: 01/12/2011 B.S.: 02/02/2012 Neerlegging: 29/06/2011 Registratiedatum: 27/07/2011 Registratienummer: 104916 Publicatie van registratie in B.S.: 09/08/2011 |
1. Inhoud: Loonvorming: – Vaststelling minimumuurlonen – Loon, Jonge werknemers – Indexkoppeling – Afronding van de uurlonen – Loonspanning voor de minimumuurlonen |
2.Verlenging/vervanging van C.A.O.'s: C.A.O.: 04/12/2007 K.B.: 07/12/2008 B.S.: 05/02/2009 |
3. Duurtijd: Vanaf 1 juli 2011 voor onbepaalde duur. |
Collectieve arbeidsovereenkomst van 16 juni 2011
In uitvoering van artikel 5 van het nationaal akkoord 2011-2012 van 19 mei 2011.
HOOFDSTUK I. - TOEPASSINGSGEBIED.
Artikel 1
Afdeling 1. - Meerderjarige werklieden
Artikel 2
Artikel 3
bestaande collectieve arbeidsovereenkomst inzake beroepenclassificatie van 16 mei 2003.
Artikel 4
De beroepscategorie waartoe een jonge arbeider behoort, wordt vastgesteld volgens de regels bepaald door de collectieve arbeidsovereenkomst van 24 september 2003 van het Paritair Subcomité voor de edele metalen, alge- meen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 4 juli 2004 (Belgisch Staatsblad van 13 september 2004).
HOOFDSTUK III. - KOPPELING VAN DE LONEN AAN HET INDEXCIJFERVAN DE CONSUMPTIEPRIJZEN.
Artikel 5
De minimumuurlonen en de werkelijk betaalde uurlonen zijn gekoppeld aan het indexcijfer van de consumptieprijzen, maandelijks vastgesteld door het Ministerie van Economische Zaken en bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
Alle indexberekeningen worden uitgevoerd rekening houdend met de derde decimaal en afgerond tot op het honderdste, het halve honderdste wordt tot het hogere honderdste afgerond.
Vanaf 2009 en de volgende jaren worden de minimumuurlonen en de werkelijk betaalde uurlonen telkens op 1 februari aangepast aan de reële index. De aanpassing wordt berekend door de sociale index van de maand januari van het kalenderjaar te vergelijken met de sociale index van de maand januari van het voorgaande kalenderjaar.
HOOFDSTUK IV. - AFRONDINGSREGELS.
Artikel 7
Overeenkomstig en in uitvoering van:
• advies nummer 1210 van 17 december 1997 dat samen met de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven werd uitgebracht;
• de collectieve arbeidsovereenkomst 69 van 17 juli 1998 tot vaststelling van de regels inzake omrekening en afronding in euro van de bedragen van barema’s, premies, vergoedingen en voordelen;
• de collectieve arbeidsovereenkomst 70 van 15 december 1998 tot vaststelling van de regels inzake omrekening en afronding in euro van de andere bedra- gen dan die welke zijn bedoeld in de collectieve arbeidsovereenkomst 69 van 17 juli 1998 tot vaststelling van de regels inzake omrekening en afronding in euro van barema’s, premies, vergoedingen en voordelen;
• de collectieve arbeidsovereenkomst 78 van 30 maart 2001 betreffende de invoering van de euro in de collectieve arbeidsovereenkomsten gesloten overeenkomstig de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de Paritaire comités;
• de aanbeveling 13 van 30 maart 2001 betreffende de invoering van de euro worden alle verhogingen of aanpassingen van de lonen berekend, rekening houdend met de vierde decimaal.
De uitkomst van deze verhogingen of aanpassingen van de lonen wordt afge- rond tot op de dichtst bijgelegen eurocent.
Voorbeeld:
€ ….,0001 tot en met € ….,0049 wordt afgerond naar de lagere eenheid;
€ ….,0050 tot en met € ….,0099 wordt afgerond naar de hogere eenheid.
HOOFDSTUK V. - BIJZONDERE BEPALINGEN.
Artikel 8
Alle verhogingen of aanpassingen van de minimumuurlonen worden op het minimumuurloon van categorie A (spanning 100) toegepast en schommelen voor de andere categorieën volgens de hierna bepaalde loonspanning:
Categorie | Loonspanning |
A. | 100 |
B. | 104 |
C. | 108 |
D. | 120 |
E. | 125 |
F. | 130 |
Artikel 9
Wanneer een verhoging samenvalt met een aanpassing, wordt de verhoging eerst toegepast.
HOOFDSTUK VI. - SLOTBEPALINGEN.
Artikel 10
Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsover- eenkomst inzake loonvorming van 4 december 2007, gesloten in het Paritair Subcomité voor de edele metalen en algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 7 december 2008 (Belgisch Staatsblad van 5 februari 2009).
Artikel 11
Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 juli 2011 en wordt gesloten voor onbepaalde duur.
Lonen
Zij kan door één van de partijen opgezegd worden mits een opzegging van drie maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de Voorzitter van het Paritair Subcomité voor de edele metalen.
120 Uurlonen
C.A.O.: 18/11/2021 K.B.: B.S.: |
Neerlegging: 01/12/2021 Registratiedatum: 26/01/2022 Registratienummer: 169711 Publicatie registratie in het B.S.: 08/02/2022 |
1. Inhoud: • Minimumuurlonen vanaf 1 januari 2022 |
2. Vervanging/verlenging van C.A.O.’s: C.A.O.: 26/06/2019 K.B.: 06/03/2020 B.S.: 12/05/2020 |
3. Duurtijd: Vanaf 1 november 2021 voor onbepaalde duur |
Collectieve arbeidsovereenkomst van 18 november 2021
In uitvoering van artikel 4 van het nationaal akkoord 2021-2022 van 18 novem- ber 2021.
HOOFDSTUK I. – TOEPASSINGSGEBIED
Artikel 1
Artikel 2 – Minimumlonen en werkelijk betaalde uurlonen
De minimumuurlonen van toepassing vanaf 1 november 2021 zijn:
CATEGORIEEN | Spanning | 38h/u week 01/11/2021 in € |
A. Hulpwerkman | 100 | 13,00 |
B. Geoefende | 104 | 13,52 |
C. Geoefende met ervaring | 108 | 14,04 |
D. Geschoolde | 120 | 15,60 |
E. Volledig geschoolde | 125 | 16,25 |
F. Geschoolde buiten categorie | 130 | 16,90 |
HOOFDSTUK III. – KOPPELING VAN DE LONEN AAN HET INDEXCIJFER VAN DE CONSUMPTIEPRIJZEN
Artikel 3
De minimumuurlonen en de werkelijk betaalde lonen van kracht op 1 november 2021 schommelen overeenkomstig de bepalingen van de collectieve arbeid- sovereenkomst van 16 juni 2011 betreffende de loonvorming en de in voege zijnde wettelijke bepalingen.
HOOFDSTUK IV. – GELDIGHEID
Artikel 4
Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereen- komst van 26 juni 2019 inzake uurlonen, geregistreerd op 6 augustus 2019 onder het nummer 153.278/CO/149.03 en algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 6 maart 2020 (Belgisch Staatsblad van 12 mei 2020).
Artikel 5
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 november 2021 en wordt gesloten voor onbepaalde duur.
Zij kan door één van de partijen worden opgezegd mits een opzegging van drie maanden wordt betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de Voorzitter van het Paritair Subcomité voor de edele metalen.
Artikel 6
Overeenkomstig artikel 14 van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités worden, voor wat betreft de ondertekening van deze collectieve arbeidsovereenkomst, de handtekeningen van de personen die deze aangaan namens de werknemer- sorganisaties enerzijds en namens de werkgeversorganisaties anderzijds, vervangen door de, door de leden goedgekeurde en door de voorzitter en de secretaris ondertekende, notulen van de vergadering.
Lonen
INHOUD
INHOUD
Lonen
120-2
130 Eindejaarspremie
C.A.O.: 18/11/2021 K.B.: B.S.: |
Neerlegging: 01/12/2021 Registratiedatum: 26/01/2022 Registratienummer: 169709 Publicatie registratie in het B.S.: 08/02/2022 |
1. Inhoud • Eindejaarspremie (bedrag, voorwaarden, gelijkstellingen,…) |
2. Vervanging/verlenging van C.A.O.’s: C.A.O.: 26/09/2017 K.B.: 15/04/2018 B.S.: 17/05/2018 |
3. Duurtijd: Vanaf 1 december 2020 en voor onbepaalde duur |
Collectieve arbeidsovereenkomst van 18 november 2021
In uitvoering van artikel 9 van het nationaal akkoord 2021-2022 van 18 november 2021.
HOOFDSTUK I. – TOEPASSINGSGEBIED
Artikel 1
HOOFDSTUK II. – TOEPASSINGSMODALITEITEN.
Artikel 2
Artikel 3
wekelijkse arbeidsduur op basis van het betaalregime x 52 12.
Artikel 4
De referteperiode voor de berekening van de eindejaarspremie vangt aan op 1 december van het voorgaande jaar en eindigt op 30 november van het lopende jaar.
Artikel 5
Het bedrag van de eindejaarspremie kan naar rata van één uur loon per niet verantwoorde afwezigheidsdag of gedeelte ervan verminderd worden.
Artikel 6
In de gevallen, zoals bepaald in § 1. tot en met § 5, hebben de arbeiders recht op een gedeelte van de eindejaarspremie, gelijk aan een twaalfde per maand inschrijving in het personeelsregister tijdens de referteperiode, waarbij een maand als geheel wordt verrekend wanneer de inschrijving in het personeels- register voor de 16de van de maand gebeurt:
§ 1. De arbeiders die sedert ten minste drie maanden in de onderneming tewerkgesteld zijn, maar die geen jaar anciënniteit tellen op 30 november van de referteperiode.
§ 2. De in de loop van de referteperiode ontslagen arbeiders, om gelijk welke andere reden dan de dringende reden, op het ogenblik dat zij de onderneming verlaten. Ook de periode gedekt door een verbrekingsvergoeding, geeft recht op deze pro rata eindejaarspremie.
§ 3. De arbeiders waarvan het contract beëindigd wordt wegens redenen van overmacht, op het ogenblik dat zij de onderneming verlaten.
§ 4. De arbeiders met een contract van bepaalde duur, of voor een duidelijk omschreven werk, of een vervangingsovereenkomst, van minstens 3 maanden.
§ 5. De arbeiders die vrijwillig de onderneming verlaten in de loop van de referteperiode en een anciënniteit hebben van 5 jaar of meer.
Zij genieten deze eindejaarspremie op het ogenblik dat zij de onderneming verlaten. Voor deze gevallen geldt de normale referteperiode niet.
Wanneer het een contract van meer dan een jaar betreft, wordt per jaar een eindejaarspremie betaald, op basis van de dat jaar geleverde prestaties en waarbij de laatste afrekening ten laatste gebeurt op het ogenblik van het verlaten van de onderneming.
Artikel 7
De in de loop van de referteperiode gepensioneerde of bruggepensioneerde arbeiders hebben, op het ogenblik dat zij de onderneming verlaten, recht op de onmiddellijke uitbetaling van het volledig bedrag van de eindejaarspremie, berekend volgens de modaliteiten bepaald in de artikelen 3 en 4.
Dezelfde regel geldt voor de rechthebbenden van de in de loop van de refer- teperiode overleden arbeiders.
De referteperiode waarin de opruststelling, de op brugpensioenstelling of het overlijden van de betrokkenen plaatsvindt, wordt als een volledig dienstjaar aanzien.
Artikel 8
De arbeiders die in het personeelsregister van de onderneming zijn ingeschre- ven op 30 november van de referteperiode, maar die zich op deze datum in een toestand van arbeidsongeschiktheid, als gevolg van ziekte, arbeidsongeval of militaire dienst, bevinden, hebben recht op een eindejaarspremie, bere- kend op basis van het uurloon dat zij normaal zouden ontvangen hebben op 30 november van de referteperiode, volgens de modaliteiten vervat in artikelen 10 en 11, voor zover zij een arbeidsprestatie van ten minste één dag gedurende het refertejaar hebben verricht.
Artikel 9
De schorsingen van de arbeidsovereenkomst wegens arbeidsongeval en wegens zwangerschapsverlof, bevallingsrust en geboorteverlof worden voor de berekening van de eindejaarspremie gelijkgesteld met effectieve prestaties.
Artikel 10
De schorsingen van de arbeidsovereenkomst wegens ziekte, ongeval van gemeen recht, militaire dienst en tijdelijke werkloosheid om economische redenen worden voor de berekening van de eindejaarspremie gelijkgesteld met effectieve prestaties.
Per referteperiode wordt de gelijkstelling voor ziekte en ongeval van gemeen recht begrensd tot 40 arbeidsdagen afwezigheid.
Per referteperiode wordt de gelijkstelling voor tijdelijke werkloosheid begrensd tot 60 arbeidsdagen afwezigheid.
Voor elke arbeidsdag afwezigheid die deze begrenzing overschrijdt, wordt een bedrag van 1/260e van de eindejaarspremie in mindering gebracht.
Artikel 11
Met uitzondering van de in artikelen 6 en 7 voorziene gevallen, wordt de ein- dejaarspremie tussen 25 en 31 december uitbetaald.
HOOFDSTUK III. - VERVANGING VAN COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST.
Artikel 12
Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt deze van 26 september 2017, gesloten in het Paritair Subcomité voor de edele metalen, betreffende de eindejaarspremie, geregistreerd op 19 oktober 2017 onder het nummer 142.132/CO/149.03 en algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 15 april 2018 (Belgisch Staatsblad van 17 mei 2018).
HOOFDSTUK IV. - GELDIGHEID.
Artikel 13
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 december 2020 en wordt gesloten voor onbepaalde duur.
Zij kan door één van de partijen opgezegd worden, mits een opzegging van drie maanden wordt betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de Voorzitter van het Paritair Subcomité voor de edele metalen.
Artikel 14
Overeenkomstig artikel 14 van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités worden, voor wat betreft de ondertekening van deze collectieve arbeidsovereenkomst, de hand- tekeningen van de personen die deze aangaan namens de werknemersorgani- saties enerzijds en namens de werkgeversorganisaties anderzijds, vervangen door de, door de voorzitter en de secretaris ondertekende en door de leden goedgekeurde notulen van de vergadering.
140 Coronapremie
C.A.O.: 16/12/2021 K.B.: B.S.: |
Neerlegging: 21/12/2021 Registratiedatum: 04/01/2022 Registratienummer: 169160 Publicatie registratie in het B.S.: 12/01/2022 |
1. Inhoud: • Coronapremie (bedrag en voorwaarden) |
2. Vervanging/verlenging van C.A.O.’s: C.A.O.: K.B.: B.S.: |
3. Duurtijd: Vanaf 1 augustus 2020 tot en met 31 december 2022 |
Collectieve arbeidsovereenkomst van 16 december 2021
HOOFDSTUK I. – TOEPASSINGSGEBIED
Artikel 1
Artikel 2
Artikel 3
§ 3. In ondernemingen waar men – in uitvoering van het sectorakkoord 2021- 2022 voor paritair comité 200 – een coronapremie toekent aan bedienden, dient ten minste dezelfde coronapremie toegekend te worden aan de arbeiders.
HOOFDSTUK IV. TOEKENNINGSMODALITEITEN
Artikel 4
§ 1. De coronapremie wordt toegekend op basis van dezelfde modaliteiten van paritair comité 200, met uitzondering van de berekening van de gelijkgestelde periodes:
- Voor de arbeiders dienen de gelijkgestelde periodes op basis van de sectorale cao eindejaarspremie van 18 november 2021 voor PSC 149.03 toegepast te worden.
- Alle dagen van tijdelijke werkloosheid omwille van overmacht-corona worden gelijkgesteld met effectief gepresteerde dagen.
§ 2. De coronapremie wordt ook toegekend aan uitzendkrachten op basis van de hierboven vermelde modaliteiten.
HOOFDSTUK V. – BESTEDING EN GELDIGHEID
Artikel 5
§ 1. De consumptiecheques mogen alleen gebruikt worden voor uitgifte in:
- De inrichtingen die ressorteren onder de horeca-sector;
- De kleinhandelszaken die, in de gelijktijdige fysieke aanwezigheid van de consument in de vestigingseenheid, goederen aanbieden aan de consument, met inbegrip van de hersteldiensten waarbij het te hers- tellen goed fysiek door de consument in de vestigingseenheid wordt gebracht en afgehaald;
- In de wellnesscentra (de sauna’s, zonnebanken, xxxxxxx’x, stoomcabines en hammams);
- In de activiteiten die genoemd worden onder het paritair comité van de toeristische attracties (PC 333);
- In de bioscopen en in de overige inrichtingen die behoren tot de culturele sector die zijn erkend, goedgekeurd of gesubsidieerd door de bevoegde overheid;
- In de bowlingzalen, de zwembaden en de fitnesscentra en in de spor- tverenigingen voor wie een federatie, erkend of gesubsidieerd door de gemeenschappen, bestaat of behoren tot een van de nationale federaties;
- In de schoonheidssalons, de niet-medische pedicurezaken, de nagelsa- lons, de massagesalons, de kapperszaken en barbiers, de tatoeage- en piercingsalons;
- De rijscholen.
§ 2. De geldigheid van de consumptiecheques is beperkt tot 31 december 2022. Dit is de uiterste datum waarop de werknemer de consumptiecheques kan besteden.
HOOFDSTUK VI. – UITREIKINGSDATUM
Artikel 6
De coronapremie wordt uitgereikt door de werkgever in december 2021.
HOOFDSTUK VII. – INWERKINGTREDING EN GELDIGHEID
Artikel 7
Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten voor bepaalde duur gaande van 1 augustus 2021 tot uiterlijk 31 december 2022.
Artikel 8
Overeenkomstig artikel 14 van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités worden, voor wat betreft de ondertekening van deze collectieve arbeidsovereenkomst, de handtekeningen van de personen die deze aangaan namens de werknemer- sorganisaties enerzijds en namens de werkgeversorganisaties anderzijds, vervangen door de, door de leden goedgekeurde en door de voorzitter en de secretaris ondertekende, notulen van de vergadering.
Lonen
INHOUD
INHOUD
Lonen
140-2 140-3
151 Vervoerskosten
Registratiedatum: Registratienummer:
Publicatie registratie in het B.S.:
1. Inhoud:
Werkgeverstussenkomst in de vervoerskosten
2. Vervanging/verlenging van C.A.O.’s:
3. Duurtijd:
Vanaf 1 juli 2019 voor onbepaalde duur
Collectieve arbeidsovereenkomst van 19 september 2019
In uitvoering van artikel 8 van het nationaal akkoord 2019-20 van 26 juni 2019.
HOOFDSTUK I. – TOEPASSINGSGEBIED
Artikel 1
Artikel 2
Vanaf 1 juli 2020 wordt deze minimumvereiste van 1 kilometer opgeheven.
HOOFDSTUK II. – GEMEENSCHAPPELIJK OPENBAAR VERVOER
Afdeling 1 – Vervoer per spoor
Artikel 3
Afdeling 2 – Ander gemeenschappelijk openbaar vervoer
Artikel 4
Wanneer de arbeider zich naar het werk verplaatst met een ander gemeen- schappelijk openbaar vervoer, georganiseerd door de regionale vervoermaat- schappijen, heeft hij recht op dezelfde vergoeding zoals bepaald in artikel 3 van onderhavige overeenkomst.
Wanneer het een eenheidsprijs betreft, ongeacht de afstand, wordt de bijdrage van de werkgever forfaitair vastgesteld conform artikel 3 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 19/9 van 23 april 2019 betreffende de financiële bijdrage van de werkgevers in de prijs van het vervoer van de werknemers.
Artikel 5
modaliteiten van de bijdrage van de werkgevers ten gunste van de arbeiders die dit type van vervoer gebruiken, worden vastgesteld als volgt:
• de arbeider legt aan de werkgever een ondertekende verklaring voor, waar- bij verzekerd wordt dat hij gewoonlijk een gemeenschappelijk openbaar vervoermiddel gebruikt, georganiseerd door de regionale vervoermaat- schappijen, voor de verplaatsing van de woonplaats naar de plaats van tewerkstelling en omgekeerd en preciseert het aantal effectief afgelegde kilometers;
• de werkgever kan op elk ogenblik de authenticiteit van de hierboven bedoelde verklaring nagaan.
Afdeling 3 – Gemengde openbare vervoermiddelen
Artikel 6
Wanneer de arbeider verschillende openbare gemeenschappelijke vervoermid- delen gebruikt, heeft hij recht op dezelfde vergoeding zoals bepaald in artikel 3 van onderhavige overeenkomst voor de afstand die overeenstemt met de som van de afstanden van de verschillende vervoermiddelen.
Afdeling 4 – Vervoer geheel of gedeeltelijk door de werkgever georganiseerd
Artikel 7
§ 1. Wanneer de werkgever volledig of gedeeltelijk het vervoer van de arbeider inricht en deze laatste al dan niet bijkomend een openbaar gemeenschappelijk vervoermiddel gebruikt, wordt de bijdrage van de werkgever als uitgevoerd
beschouwd als de last van de werkgever, voor de afstand afgelegd per arbei- der - gebruiker, de tussenkomst voorzien bij artikel 3 bereikt of overschrijdt.
§ 2. De tussenkomst van de arbeider in het vervoer georganiseerd door de werkgever mag niet hoger zijn dan het verschil tussen de prijs van een abon- nement, voor de afgelegde weg, en de bijdrage van de werkgever, voor dezelfde afstand, voorzien bij artikel 3.
HOOFDSTUK III. - PRIVÉVERVOER
Afdeling 1 – Auto, moto en/of bromfiets
Artikel 8
Wanneer de arbeider zich naar het werk verplaatst met het eigen vervoer of te voet heeft de arbeider recht op een dagvergoeding, gebaseerd op de werkgeversbijdrage in het weekabonnement van de NMBS, zoals opgenomen in de tabel gevoegd bij artikel 11 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 19/9 betreffende de financiële bijdrage van de werkgevers in de prijs van het gemeenschappelijk openbaar vervoer van de werknemers gesloten in de Nationale Arbeidsraad op 23 april 2019.
Artikel 9
Deze dagvergoeding wordt bekomen door de werkgeversbijdrage in het week- abonnement van de NMBS te delen door 5.
Artikel 10
Deze dagvergoeding dient jaarlijks op 1 februari te worden geïndexeerd over- eenkomstig de jaarlijkse indexering van de treintarieven van de NMBS, conform het advies van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven.
Afdeling 2 – Fiets
Artikel 11
Wanneer de arbeider zich naar het werk verplaatst met de fiets, heeft hij recht op een fietsvergoeding van € 0,24 per afgelegde kilometer, met een minimum van het dagbedrag voor een verplaatsing van het privé vervoer.
Artikel 15
HOOFDSTUK V. – SLOTBEPALINGEN
de werkplaats, het aantal gewerkte dagen en de betaalde vergoeding.
HOOFDSTUK IV. – TIJDSTIP EN MODALITEITEN VAN TERUGBETALING
Artikel 12
De bijdrage van de werkgevers in de door de arbeiders gedragen vervoerkos- ten wordt maandelijks betaald voor het vervoerbewijs met geldigheid voor één maand, en éénmaal per week voor de vervoerbewijzen met geldigheid van één week.
Artikel 13
De bijdrage van de werkgevers in de vervoerkosten per spoor wordt betaald tegen indiening van het speciaal getuigschrift voor de sociale abonnementen afgeleverd door de NMBS.
De bijdrage van de werkgevers in de kosten voor het vervoer, georganiseerd door de regionale vervoermaatschappijen, wordt betaald tegen overhandiging van het vervoerbewijs afgeleverd door deze maatschappijen.
Artikel 14
De werkgever komt tussen in de kosten veroorzaakt door de andere vervoer- middelen op voorwaarde dat de arbeider het bewijs levert van de werkelijk afgelegde afstand.
Indien de arbeider dit bewijs niet kan leveren, wordt de berekening, in gemeen akkoord tussen de partijen, afzonderlijk in iedere onderneming opgemaakt, rekening houdende met de plaatselijke bijzonderheden.
De arbeider mag niet weigeren het(de) eventueel(ele) vervoerbewijs(zen) of, bij ontstentenis, een door hem ondertekende verklaring, nodig voor het vaststel- len van de afgelegde afstand, aan de werkgever voor te leggen.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereen- komst inzake vervoerskosten van 26 september 2017, gesloten in het Paritair Subcomité voor de edele metalen, geregistreerd op 19 oktober 2017 onder het nummer 142.125/CO/149.03 en algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 15 april 2018 (Belgisch Staatsblad 17 mei 2018).
Artikel 16
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 juli 2019 en wordt gesloten voor onbepaalde duur.
Zij kan door één van de partijen worden opgezegd mits een opzegging van drie maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de Voorzitter van het Paritair Subcomité voor de edele metalen en aan de onder- tekenende organisaties.
170 Maaltijdcheques
Neerlegging: 01/12/2021 Registratiedatum: 26/01/2022 Registratienummer: 169712
Publicatie registratie in het B.S.: 08/02/2022
1. Inhoud
• Maaltijdcheques = € 6 per dag
2. Vervanging/verlenging van C.A.O.’s:
3. Duurtijd:
Vanaf 1 november 2021 en voor onbepaalde duur
Collectieve arbeidsovereenkomst van 18 november 2021
SECTORAAL SYSTEEM MAALTIJDCHEQUES
In uitvoering van artikel 5 van het nationaal akkoord 2021-2022 van 18 novem- ber 2021.
HOOFDSTUK I. – TOEPASSINGSGEBIED
Artikel 1 – Toepassingsgebied
HOOFDSTUK II. – ALGEMEEN KADER
Artikel 2
Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten overeenkomstig:
- Artikel 7 van de economische herstelwet van 27 maart 2009 (Belgisch Staatsblad van 7 april 2009).
HOOFDSTUK III. – TOEKENNING VAN DE MAALTIJDCHEQUES
Artikel 3
§ 1. Het aantal maaltijdcheques dat wordt toegekend aan elke voltijds tewer- kgestelde arbeider, wordt berekend door het aantal uren dat de arbeider in kwestie effectief presteerde in de loop van het kwartaal te delen door het normale aantal arbeidsuren per dag in de onderneming.
§ 2. Als het resultaat van deze bewerking een decimaal getal is, wordt dat naar het eerstvolgende hogere getal.
§ 3. Als het aldus verkregen cijfer bovendien hoger is dan het maximaal aantal dagen dat in een kwartaal gepresteerd kan worden door een arbeider die voltijds werkt in de onderneming, wordt het beperkt tot dit laatste aantal.
§ 4. Bij wijzigingen aan het normaal aantal dagelijkse arbeidsuren in de onder- neming of aan het maximum aantal dagen dat in een kwartaal gepresteerd kan worden door een voltijdse arbeider in de onderneming, wordt de bereke- ningsformule voorzien in dit artikel automatisch aangepast in functie daarvan.
Artikel 4
Voor de deeltijds tewerkgestelde arbeiders wordt het aantal maaltijdcheques, met dezelfde nominale waarde als voor de voltijdse arbeider, vastgesteld op basis van de alternatieve telling, conform de bepalingen van artikel 3 van deze collectieve arbeidsovereenkomst.
Artikel 5
Doordat de alternatieve telling als basis wordt genomen voor de toekenning van het aantal maaltijdcheques, overeenkomstig de bepalingen van artikel 19bis van het koninklijk besluit van 28 november 1969, dienen ondernemingen artikel 26bis van de arbeidswet van 16 maart 1971 toe te passen. Hierdoor zijn ondernemingen verplicht om inhaalrust toe te kennen als compensatie voor uren overwerk.
HOOFDSTUK IV. – WAARDE VAN DE MAALTIJDCHEQUES
Artikel 6
Afdeling 1. – Sectoraal niveau
§ 1. Vanaf 1 november 2021 wordt het aandeel van de werkgever in de maal- tijdcheque verhoogd met € 0,20, waardoor de nominale waarde van de maal- tijdcheque € 6 bedraagt. Het persoonlijk aandeel van de arbeider bedraagt
€ 1,09 per dag.
Afdeling 2. - Ondernemingsniveau
In de bedrijven waar men, door deze verhoging, boven het maximumbedrag van € 8,00 komt, dient het resterend gedeelte omgezet te worden in een gelijkwaardig netto voordeel.
Specifieke modaliteiten inzake toekenning dienen afgesproken te worden op ondernemingsvlak via een collectieve arbeidsovereenkomst.
HOOFDSTUK V. - PERIODE VAN TOEKENNING VAN DE MAALTIJDCHEQUES
Artikel 7
§ 1. De maaltijdcheques worden maandelijks in één keer aan de arbeider ove- rhandigd, in functie van het aantal dagen van die maand waarop de arbeider kan aanspraak maken op maaltijdcheques.
§ 2. Dit aantal maaltijdcheques wordt daarna echter geregulariseerd en dit ten laatste in de loop van de maand die volgt op het einde van het kwartaal waarop de maaltijdcheques betrekking hebben, teneinde het aantal werkelijk toegekende maaltijdcheques in overeenstemming te brengen met het aantal maaltijdcheques dat moet worden toegekend in toepassing van hoofdstuk III van deze collectieve arbeidsovereenkomst.
§ 3. De geldigheid van de maaltijdcheques is beperkt tot één jaar en de maal- tijdcheques mogen alleen gebruikt worden voor het betalen van maaltijden of voor de aankoop van gebruiksklare voedingsmiddelen.
Deze beperkingen worden uitdrukkelijk vermeld op alle maaltijdcheques.
HOOFDSTUK VI. - ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 8
Deze collectieve arbeidsovereenkomst kan rechtstreeks als bijlage worden opgenomen bij het arbeidsreglement van de betrokken onderneming.
HOOFDSTUK VII. – GELDIGHEID
Artikel 9
Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsove- reenkomst inzake sectorale regeling van maaltijdcheques van 26 juni 2019, gesloten in het Paritair Subcomité voor de edele metalen, geregistreerd op 6 augustus 2019 onder het nummer 153.277/CO/149.03 en algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 24 november 2019 (Belgisch Staatsblad van 18 december 2019).
Artikel 10
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 november 2021 en wordt gesloten voor onbepaalde duur.
Zij kan door een van de partijen worden opgezegd mits een opzeg van 6 maan- den betekend met een ter post aangetekende brief gericht aan de Voorzitter van het Paritair Subcomité voor de edele metalen en aan de ondertekenende organisaties.
Artikel 11
Overeenkomstig artikel 14 van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités worden, voor wat betreft de ondertekening van deze collectieve arbeidsovereenkomst, de handtekeningen van de personen die deze aangaan namens de werknemer- sorganisaties enerzijds en namens de werkgeversorganisaties anderzijds, vervangen door de, door de leden goedgekeurde en door de voorzitter en de secretaris ondertekende, notulen van de vergadering.
210 Wekelijkse arbeidsduur
C.A.O.: 07/03/85 K.B.: 03/06/85 B.S.: 19/06/85 |
1. Inhoud: Verkorting van de wekelijkse arbeidsduur tot 38u/week. Bevat ook een afdeling anciënniteitsverlof niet meer geldig vanaf 1 januari 1987 en vervangen door de conventie “anciënniteitsverlof” van 13 oktober 1987 (= 221 in deze brochure) |
2.Verlenging/vervanging van C.A.O.'s: |
3. Duurtijd: Vanaf 1 januari 1985 voor onbepaalde duur met uitzondering van de arti- kelen 5 tot 7 die ophouden van kracht te zijn op 31 december 1986. |
Collectieve arbeidsovereenkomst van 7 maart 1985
HOOFDSTUK I. - TOEPASSINGSGEBIED.
Artikel 1
Afdeling 1 - Verkorting van de wekelijkse arbeidsduur
Artikel 2
Artikel 3
Artikel 4
De verkorting van de arbeidsduur mag geen loonsvermindering met zich brengen.
Afdeling 2 - Anciënniteitsverlof
Artikel 5
Onverminderd voordeliger toestanden, wordt volgend stelsel van anciënniteits- verlof ingevoerd in de ondernemingen waar, op 1 januari 1985, de arbeidsduur reeds tot 38 uur per week werd verminderd.
In 1985: 1 dag verlof na 10 jaar anciënniteit in de onderneming;
Vanaf 1986:
– 1 dag verlof na 5 jaar anciënniteit in de onderneming;
– 2 dagen verlof na 10 jaar anciënniteit in de onderneming.
Artikel 6
De anciënniteit bedoeld bij artikel 5 moet bereikt zijn op 30 juni van het beschouwde jaar.
Artikel 7
Het loon voor deze verlofdagen wordt berekend met inachtneming van het koninklijk besluit van 18 april 1974 tot bepaling van de algemene wijze van uitvoering van de Wet van 4 januari 1974 betreffende de feestdagen.
HOOFDSTUK III. - GELDIGHEID.
Artikel 8
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 1985 en geldt voor een onbepaalde tijd, uitgezonderd de artikelen 5 tot 7 dewelke houden op van kracht te zijn op 31 december 1986.
Zij kan door één van de partijen worden opgezegd mits een opzegging van drie maand, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de Voorzitter van het Paritair Comité voor de sectoren die aan de metaal-, machine- en elektrische bouw verwant zijn.
Arbeidstijd en loopbaan
INHOUD
INHOUD
Arbeidstijd en loopbaan
210-2
221 Anciënniteitsverlof
C.A.O.: 18/11/2021 K.B.: B.S.: |
Neerlegging: 01/12/2021 Registratiedatum: 26/01/2022 Registratienummer: 169710 Publicatie registratie in het B.S.: 08/02/2022 |
1. Inhoud: • één dag anciënniteitsverlof na 5 jaar anciënniteit in de onderneming • twee dagen anciënniteitsverlof na 10 jaar anciënniteit in de onderneming • drie dagen anciënniteitverlof na 20 jaar anciënniteit in de onderneming. |
2. Vervanging/verlenging van C.A.O.’s: C.A.O.: 26/09/2017 K.B.: 15/04/2018 B.S.: 17/05/2018 |
3. Duurtijd: Vanaf 1 november 2021 en voor onbepaalde duur |
Collectieve arbeidsovereenkomst van 18 november 2021
In uitvoering van artikel 12 van het nationaal akkoord 2021-2022 van 18 november 2021.
HOOFDSTUK I. - TOEPASSINGSGEBIED
Artikel 1
HOOFDSTUK II. - TOEKENNINGSMODALITEITEN
Artikel 2
- 1 dag verlof na 5 jaar anciënniteit in de onderneming;
- 2 dagen verlof na 10 jaar anciënniteit in de onderneming;
- 3 dagen verlof na 20 jaar anciënniteit in de onderneming.
§ 2. De anciënniteit zoals vermeld hierboven moet bereikt zijn op 30 juni van het beschouwde jaar.
Artikel 3
Elke dag van het anciënniteitverlof wordt door de werkgever betaald op basis van het normale loon, berekend met inachtneming van het koninklijk besluit van 18 april 1974 tot bepaling van de algemene wijze van uitvoering van de wet van 4 januari 1974 betreffende de feestdagen, en de hieraan aangebrachte wijzigingen.
HOOFDSTUK III. - GELDIGHEID
Artikel 4
Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsove- reenkomst van 26 september 2017 inzake anciënniteitverlof gesloten in het Paritair subcomité voor de edele metalen, geregistreerd op 19 oktober 2017 onder het nummer 142.127/CO/149.03 en algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit op 15 april 2018 (Belgisch Staatsblad 17 mei 2018).
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 november 2021 en wordt gesloten voor onbepaalde duur.
Zij kan door één van de partijen worden opgezegd mits een opzegging van drie maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Subcomité voor de edele metalen.
Artikel 5
Overeenkomstig artikel 14 van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités worden, voor wat betreft de ondertekening van deze collectieve arbeidsovereenkomst, de handtekeningen van de personen die deze aangaan namens de werknemer- sorganisaties enerzijds en namens de werkgeversorganisaties anderzijds, vervangen door de, door de leden goedgekeurde en door de voorzitter en de secretaris ondertekende, notulen van de vergadering.
Arbeidstijd en loopbaan
INHOUD
INHOUD
Arbeidstijd en loopbaan
221-2
230 a SWT
C.A.O. 18/11/2021 K.B. B.S. |
Neerlegging: 01/12/2021 Registratiedatum: 26/01/2022 Registratienummer: 169708 Publicatie registratie in het B.S.: 08/02/2022 |
1. Inhoud: Stelsel Werkloosheid met Bedrijfstoeslag • Op 60 jaar – na 33 jaar beroepsloopbaan waarvan 20 jaar met nachtprestaties • Op 60 jaar – na 33 jaar beroepsloopbaan mits zwaar beroep • Op 60 jaar – na 35 jaar beroepsloopbaan mits zwaar beroep • Op 60 jaar – na 40 jaar beroepsloopbaan • Mogelijkheid tot vrijstelling van aangepaste beschikbaarheid |
2. Duurtijd: Van 1 juli 2021 tot en met 30 juni 2023 |
Collectieve arbeidsovereenkomst van 18 november 2021
STELSEL VAN WERKLOOSHEID MET BEDRIJFSTOESLAG
HOOFDSTUK I. – TOEPASSINGSGEBIED
Artikel 1
HOOFDSTUK II. – TOEGEPASTE STELSELS
SWT 60 jaar na 33 jaar beroepsverleden waarvan 20 jaar nachtarbeid.
Artikel 2
SWT 60 jaar na 33 jaar beroepsverleden mits zwaar beroep. Artikel 3
Voor de toepassing van het vorige lid, moeten van de 33 jaar beroepsverle- den, ofwel minstens 5 jaar een zwaar beroep behelzen gelegen in de laatste 10 kalenderjaren voor het einde van de arbeidsovereenkomst, ofwel minstens 7 jaar een zwaar beroep behelzen gelegen in de laatste 15 kalenderjaren voor het einde van de arbeidsovereenkomst.
Voor de omschrijving van zwaar beroep wordt verwezen naar artikel 3, §1 van het koninklijk besluit van 3 mei 2007 tot regeling van het stelsel van wer- kloosheid met bedrijfstoeslag.
SWT 60 jaar na 35 jaar beroepsverleden mits zwaar beroep Artikel 4
In toepassing van artikel 3, § 3 van het koninklijk besluit van 3 mei 2007 tot regeling van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag en van de collec- tieve arbeidsovereenkomst nr. 143 van de Nationale Arbeidsraad van 23 april 2019, wordt het recht op een bedrijfstoeslag in het kader van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag toegekend aan de arbeiders die in een zwaar beroep worden tewerkgesteld en die ontslagen worden en de leeftijd van 60 jaar of ouder bereikt hebben op het einde van de arbeidsovereenkomst, alsook een beroepsverleden van 35 jaar kunnen bewijzen.
Voor de toepassing van het vorige lid, moeten van de 35 jaar beroepsverle- den, ofwel minstens 5 jaar een zwaar beroep behelzen gelegen in de laatste 10 kalenderjaren voor het einde van de arbeidsovereenkomst, ofwel minstens 7 jaar een zwaar beroep behelzen gelegen in de laatste 15 kalenderjaren voor het einde van de arbeidsovereenkomst.
Voor de omschrijving van zwaar beroep wordt verwezen naar artikel 3, §3 van het koninklijk besluit van 3 mei 2007 tot regeling van het stelsel van wer- kloosheid met bedrijfstoeslag.
SWT 60 jaar na 40 jaar beroepsverleden
Artikel 5
In toepassing van artikel 3, §7 van het Koninklijk besluit van 3 mei 2007 tot regeling van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag en van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 152 van de Nationale Arbeidsraad van 15 juli 2021, wordt het recht op SWT toegekend aan arbeiders die tijdens de geldigheidsduur van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 152 ontslagen worden en die in de periode van 1 juli 2021 tot 30 juni 2023, 60 jaar of ouder zijn op het einde van de arbeidsovereenkomst en op het einde van de arbeid- sovereenkomst een beroepsloopbaan als loontrekkende van 40 jaar aantonen.
HOOFDSTUK III. – BETALING VAN DE AANVULLENDE VERGOEDING
Artikel 6
Het Sociaal Fonds voor de edele metalen neemt de betaling op zich van de aanvullende vergoeding volgens de voorwaarden bepaald in artikel 11 van de collectieve arbeidsovereenkomst inzake statuten sociaal fonds van 18 novem- ber 2021, alsmede van de bijzondere werkgeversbijdragen zoals opgenomen in artikel 21 van deze overeenkomst.
Het Sociaal Fonds voor de edele metalen zal hiertoe de nodige modaliteiten uitwerken.
HOOFDSTUK IV. – GELDIGHEID
Artikel 7
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 juli 2021 en treedt buiten werking op 30 juni 2023.
Artikel 8
Overeenkomstig artikel 14 van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités worden, voor wat betreft de ondertekening van deze collectieve arbeidsovereenkomst, de handtekeningen van de personen die deze aangaan namens de werknemer- sorganisaties enerzijds en namens de werkgeversorganisaties anderzijds, vervangen door de, door de leden goedgekeurde en door de voorzitter en de secretaris ondertekende, notulen van de vergadering.
Arbeidstijd en loopbaan
INHOUD
INHOUD
Arbeidstijd en loopbaan
230a-2 230a-3
230 b Aangepaste beschikbaarheid 2021-22
C.A.O.: 18/11/2021 K.B.: B.S.: |
Neerlegging: 01/12/2021 Registratiedatum: 25/01/2022 Registratienummer: 169705 Publicatie registratie in het B.S.: 08/02/2022 |
1. Inhoud: Vrijstelling aangepaste beschikbaarheid |
2. Duurtijd: Van 1 juli 2021 tot en met 31 december 2022 |
Collectieve arbeidsovereenkomst van 18 november 2021
VRIJSTELLING VAN DE VERPLICHTING VAN AANGEPASTE BESCHIKBAARHEID
HOOFDSTUK I. – TOEPASSINGSGEBIED
Artikel 1
HOOFDSTUK II. – DRAAGWIJDTE VAN DE OVEREENKOMST
Artikel 2
HOOFDSTUK III. – VRIJSTELLING VAN AANGEPASTE BESCHIKBAARHEID
Artikel 3
In toepassing van artikel 22 § 3 van het koninklijk besluit van 3 mei 2007 tot regeling van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag en in toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 153 van de Nationale Arbeidsraad van 15 juli 2021, geldt dat de arbeiders die de leeftijd van 62 jaar hebben bereikt of 42 jaar beroepsverleden kunnen bewijzen, op hun vraag vrijgesteld kunnen worden van de verplichting aangepast beschikbaar te zijn, op voorwaarde dat:
- ze uiterlijk op 31 december 2022 en gedurende de geldigheidstermijn van deze overeenkomst, ontslagen worden;
- ze uiterlijk op 31 december 2022 en op het ogenblik van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, de leeftijd van 60 jaar of meer, hebben bereikt
HOOFDSTUK IV. – GELDIGHEID
Artikel 4
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 juli 2021 en treedt buiten werking op 31 december 2022.
Artikel 5
Overeenkomstig artikel 14 van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités worden, voor wat betreft de ondertekening van deze collectieve arbeidsovereenkomst, de hand- tekeningen van de personen die deze aangaan namens de werknemersorgani- saties enerzijds en namens de werkgeversorganisaties anderzijds, vervangen door de, door de leden goedgekeurde en door de voorzitter en de secretaris ondertekende, notulen van de vergadering.
Arbeidstijd en loopbaan
INHOUD
INHOUD
Arbeidstijd en loopbaan
230b-2 230b-3
230 c Aangepaste beschikbaarheid 2023-24
C.A.O.: 18/11/2021 K.B.: B.S.: |
Neerlegging: 01/12/2021 Registratiedatum: 25/01/2022 Registratienummer: 169706 Publicatie registratie in het B.S.: 08/02/2022 |
1. Inhoud: Vrijstelling aangepaste beschikbaarheid 2023-2024 |
2. Duurtijd: Van 1 januari 2023 tot en met 31 december 2024 |
Collectieve arbeidsovereenkomst van 18 november 2021
VRIJSTELLING VAN DE VERPLICHTING
VAN AANGEPASTE BESCHIKBAARHEID (2023-2024)
HOOFDSTUK I. – TOEPASSINGSGEBIED
Artikel 1
HOOFDSTUK II. – DRAAGWIJDTE VAN DE OVEREENKOMST
Artikel 2
HOOFDSTUK III. – VRIJSTELLING VAN AANGEPASTE BESCHIKBAARHEID
Artikel 3
In toepassing van artikel 22 § 3 van het koninklijk besluit van 3 mei 2007 tot regeling van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag en in toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 155 van de Nationale Arbeidsraad van 15 juli 2021, geldt dat de arbeiders die de leeftijd van 62 jaar hebben bereikt of 42 jaar beroepsverleden kunnen bewijzen, op hun vraag vrijgesteld kunnen worden van de verplichting aangepast beschikbaar te zijn, op voorwaarde dat:
- ze uiterlijk op 30 juni 2023 ontslagen werden;
- ze op het ogenblik van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, uiterlijk op 30 juni 2023 de leeftijd van 60 jaar of meer hebben bereikt.
HOOFDSTUK IV. – GELDIGHEID
Artikel 4
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2023 en treedt buiten werking op 31 december 2024.
Artikel 5
Overeenkomstig artikel 14 van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités worden, voor wat betreft de ondertekening van deze collectieve arbeidsovereenkomst, de handtekeningen van de personen die deze aangaan namens de werknemer- sorganisaties enerzijds en namens de werkgeversorganisaties anderzijds, vervangen door de, door de leden goedgekeurde en door de voorzitter en de secretaris ondertekende, notulen van de vergadering.
Arbeidstijd en loopbaan
INHOUD
INHOUD
Arbeidstijd en loopbaan
230c-2 230c-3
230 d Medisch SWT
C.A.O.: 18/11/2021 K.B.: B.S.: |
Neerlegging: 01/12/2021 Registratiedatum: 26/01/2022 Registratienummer: 169707 Publicatie registratie in het B.S.: 08/02/2022 |
1. Inhoud: Medisch SWT |
2. Duurtijd: Van 1 januari 2021 tot en met 30 juni 2023 |
Collectieve arbeidsovereenkomst van 18 november 0000
HOOFDSTUK I. – TOEPASSINGSGEBIED
Artikel 1
HOOFDSTUK II. – TOEGEPASTE STELSEL
Artikel 2
- Ofwel het statuut van mindervalide werknemers erkend door een bevoegde overheid hebben;
HOOFDSTUK III. – BETALING VAN DE AANVULLENDE VERGOEDING
Artikel 3
Het Sociaal Fonds voor de edele metalen neemt de betaling op zich van de aanvullende vergoeding volgens de voorwaarden bepaald in artikel 11 van de collectieve arbeidsovereenkomst inzake statuten sociaal fonds van 18 novem- ber 2021, alsmede van de bijzondere werkgeversbijdragen zoals opgenomen in artikel 21 van deze overeenkomst.
Het Sociaal Fonds voor de edele metalen zal hiertoe de nodige modaliteiten uitwerken.
HOOFDSTUK IV. – GELDIGHEID
Artikel 4
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2021 en treedt buiten werking op 30 juni 2023.
Artikel 5
Overeenkomstig artikel 14 van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités worden, voor wat betreft de ondertekening van deze collectieve arbeidsovereenkomst, de handtekeningen van de personen die deze aangaan namens de werknemer- sorganisaties enerzijds en namens de werkgeversorganisaties anderzijds, vervangen door de, door de leden goedgekeurde en door de voorzitter en de secretaris ondertekende, notulen van de vergadering.
Arbeidstijd en loopbaan
INHOUD
INHOUD
Arbeidstijd en loopbaan
230d-2
240 Flexibiliteit
C.A.O.: 19/09/2019 K.B.: B.S.: |
Registratiedatum: 17/10/2019 Registratienummer: 154.534/CO/149.03 Publicatie registratie in het B.S.: |
1. Inhoud • Afwijkingen inzake arbeidstijd in geval van seizoenpieken en bij onvoor- ziene toename van werk |
2. Vervanging/verlenging van C.A.O.’s: C.A.O.: 26/09/2017 K.B.: 16/04/2018 B.S.: 25/05/2018 |
3. Duurtijd: Vanaf 1 juli 2019 tot en met 30 juni 2021 |
Collectieve arbeidsovereenkomst van 19 september 2019
In uitvoering van artikel 12 van het nationaal akkoord 2019-20 van 26 juni 2019.
HOOFDSTUK I. – TOEPASSINGSGEBIED
Artikel 1
HOOFDSTUK II. – TOEPASSINGSMODALITEITEN
Artikel 2
Artikel 3
§ 2. Het aantal uren dat gepresteerd mag worden beneden of boven het normaal dagrooster dat voorzien is in het arbeidsreglement, bedraagt maxi- mum 2 uur per dag. De dagelijkse arbeidsduur mag evenwel nooit de 9 uren overschrijden.
§ 3. Het aantal uren dat gepresteerd mag worden beneden of boven de weke- lijkse grens van de arbeid, zoals vastgesteld in het arbeidsreglement, bedraagt maximum 5 uur per week. De wekelijkse arbeidsduur mag evenwel nooit de 45 uren overschrijden.
§ 4. De arbeidsperiodes tijdens dewelke de wekelijkse arbeidsduur mag wor- den overschreden, worden bepaald met een maximum van 60 arbeidsdagen per jaar. De uren die boven de gewone in artikel 3 bedoelde grenzen worden verricht, worden gerecupereerd in de loop van drie kalendermaanden die op deze periode volgen, echter binnen de grenzen bepaald in § 1.
§ 5. De keuze van de periode(s) gebeurt voor 31 december van het vooraf- gaande kalenderjaar.
§ 6. In de ondernemingen waar een vakbondsafvaardiging bestaat, worden het stelsel en de periodes bepaald volgens een paritair akkoord tussen de vakbondsafvaardigingen en de werkgever.
In de ondernemingen met minder dan 50 werknemers en zonder vakbonds- afvaardiging kan de procedure inzake aanpassing van het arbeidsreglement slechts opgestart worden ten vroegste 30 dagen nadat zij die aanpassing hebben meegedeeld op een vergadering van het paritair subcomité.
§ 7. De nationale vakbondsorganisaties of de voorzitter van het paritair sub- comité ontvangen een afschrift van de beslissing die in de onderneming wordt uitgehangen.
Afdeling 2 - Buitengewone vermeerdering van het werk of werkzaamheden ingevolge een onvoorziene noodzakelijkheid
Artikel 4
De arbeiders hebben binnen het wettelijk kader de keuzemogelijkheid om de eerste 91 overuren per kalenderjaar in het kader van buitengewone vermeer- dering van werk (artikel 25 van de Arbeidswet van 16 maart 1971) of van de werkzaamheden ingevolge een onvoorziene noodzakelijkheid (artikel 26 § 1,3° van de Arbeidswet van 16 maart 1971) te recupereren of uitbetaald te krijgen.
Artikel 5
Noch op het sectorale niveau, noch op het vlak van de onderneming wordt een mogelijkheid voorzien om bovenop de 91 overuren per kalenderjaar – zoals omschreven in artikel 4 van onderhavige overeenkomst – een bijkomende schijf van overuren in te voeren in het kader van buitengewone vermeerdering van werk (artikel 25 van de Arbeidswet van 16 maart 1971) of van de werkzaam- heden ingevolge een onvoorziene noodzakelijkheid (artikel 26 § 1,3° van de Arbeidswet van 16 maart 1971).
Artikel 6
Conform artikel 25 van de Arbeidswet van 16 maart 1971 (buitengewone ver- meerdering van werk) en conform artikel 26 § 1,3° van dezelfde Arbeidswet van 16 maart 1971 (werkzaamheden ingevolge een onvoorziene noodzakelijkheid) kunnen overuren in dit kader enkel worden gepresteerd mits het voorafgaande akkoord van de vakbondsafvaardiging.
HOOFDSTUK III. – ALGEMENE BEPALING
Artikel 7
Bovenstaande bepalingen doen geen afbreuk aan de wettelijke bepalingen, aan de bestaande ondernemingsovereenkomsten of aan de besprekingen die in de ondernemingen aan de gang zijn.
HOOFDSTUK IV. – DUURTIJD
Artikel 8
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 juli 2019 en treedt buiten werking op 30 juni 2021.
Arbeidstijd en loopbaan
INHOUD
INHOUD
Arbeidstijd en loopbaan
240-2 240-3
247 Nachtarbeid
C.A.O.: 29/09/1998 K.B.: 27/04/2000 B.S.: 25/08/2000 |
Neerlegging: Registratiedatum: 29/10/1998 Registratienummer: 49374/CO/149.3 Publicatie van registratie in B.S.: 13/11/198 |
1. Inhoud: Sectorale omkadering van de regimes met nachtprestaties – Omkaderingsmaatregelen: • principe van vrijwilligheid; • enkel voor werknemers met een contract van onbepaalde duur • terugkeerrecht voor zwangere werkneemsters en voor alle werkne- mers omwille van ernstige medische, familiale en sociale redenen; • gelijke behandeling voor mannen en vrouwen. – Procedure bij invoering van nieuwe regimes met nachtprestaties: • voorafgaandelijk informatie en motivatie door werkgever; • ondernemingen met syndicale delegatie: C.A.O.: op ondernemingsvlak is noodzakelijk (ondertekend door alle vakbonden); • ondernemingen zonder syndicale delegatie: goedkeuring door het PC over resultaten van besprekingen met de werknemers: |
2.Verlenging/vervanging van C.A.O.'s: |
3. Duurtijd: Vanaf 29 september 1998 voor onbepaalde duur |
Collectieve arbeidsovereenkomst van 29 september 1998
HOOFDSTUK I. - INLEIDENDE BEPALINGEN.
Artikel 1 - Toepassingsgebied
Artikel 2 - Voorwerp
b. Deze collectieve arbeidsovereenkomst regelt de omkaderingsmaatregelen die gelden bij:
– de invoering van regimes met nachtprestaties na 8 april 1998, voor zowel mannelijke als vrouwelijke werklieden.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst regelt eveneens de te volgen pro- cedure bij de invoering van regimes met nachtprestaties.
c. Onder nachtarbeid wordt verstaan de prestaties gewoonlijk verricht tussen 20 en 6 uur met uitsluiting van:
– prestaties uitsluitend verricht tussen 6 en 24 uur;
– prestaties die gewoonlijk vanaf 5 uur ‘s morgens worden aangevat.
Artikel 3 - Positieve weerslag op de tewerkstelling
De invoering van regimes met nachtprestaties moet een positieve weerslag hebben op de werkgelegenheid.
Die positieve weerslag kan met name het gevolg zijn van een toename van het aantal tewerkgestelde werklieden, van de vermindering van het aantal dagen tijdelijke werkloosheid of van de vermindering van het aantal in het vooruitzicht gestelde ontslagen in het kader van de procedure die voor col- lectief ontslag is vastgesteld.
HOOFDSTUK II. - OMKADERINGSMAATREGELEN.
Artikel 4 - Vrijwilligheid
Zowel bij aanwerving als bij overschakeling naar een regime met nachtpresta- ties moet het principe van de vrijwilligheid worden toegepast op de werklieden. Conform de bepalingen van artikel 2 voorwerp van huidige collectieve arbeids- overeenkomst, hebben werklieden recht op een proefperiode van zes maanden gedurende welke zij een einde kunnen maken aan hun tewerkstelling met nachtprestaties door middel van een opzegging van zeven dagen.
Bij overschakeling is er een terugkeerrecht naar de vroegere werkpost.
Artikel 5 - Contractvormen
De werklieden die betrokken zijn bij de invoering van regimes met nachtpres- taties moeten tewerkgesteld zijn in het kader van een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur.
Artikel 6 - Zwangere arbeidsters
De zwangere arbeidster, tewerkgesteld in een arbeidsregeling met nacht- prestaties, heeft het recht om, na schriftelijk verzoek, gestaafd door medisch attest, in een arbeidsregeling zonder nachtprestaties te worden tewerkgesteld met behoud van minimum het inkomen verbonden aan nachtprestaties en dit tot drie maanden na de bevallingsrust.
Artikel 7 - Terugkeerrecht
De werklieden tewerkgesteld in regimes met nachtprestaties hebben het recht tijdelijk of definitief terug te keren naar een arbeidsregime zonder nachtpres- taties omwille van medische, familiale en sociale redenen.
Artikel 8 - Gelijke behandeling
a. In regimes met nachtprestaties geldt het principe van gelijk loon en gelijke functieclassificaties voor mannelijke en vrouwelijke werklieden.
b. De werklieden tewerkgesteld in regimes met nachtprestaties kunnen op hun verzoek bij voorrang een vacante betrekking met dagprestaties verkrijgen inzoverre zij aan de vereiste kwalificaties voldoen.
c. De werkgever dient aandacht te besteden aan de veiligheid van de werklieden tewerkgesteld in regimes met nachtprestaties. Hij dient ook te zorgen voor het nodige toezicht en voor de bereikbaarheid van de vertrouwenspersoon inzake “ongewenst seksueel gedrag”.
HOOFDSTUK III. - PROCEDURE BIJ INVOERING VAN NIEUWE REGIMES MET NACHTPRESTATIES.
Artikel 9 - Voorafgaandelijke informatie en motivatie
Wanneer de werkgever voornemens is nachtarbeid in te voeren moet hij voor- afgaandelijk aan de werklieden schriftelijke informatie verstrekken omtrent het soort arbeidsregeling die hij wil invoeren en omtrent de factoren die de invoering ervan rechtvaardigen. Ook de concrete omkaderingsmaatregelen voorzien in hoofdstuk II van deze collectieve arbeidsovereenkomst en de con- crete uurroosters worden besproken met de leden van de vakbondsafvaardiging of bij ontstentenis met de individuele werklieden.
Artikel 10 - Procedure bij ondernemingen met vakbondsafvaardiging
Is er een vakbondsafvaardiging, dan kan een arbeidsregeling met nachtpres- taties maar worden ingevoerd mits er tussen de werkgever en alle organisa- ties die in deze vakbondsafvaardiging vertegenwoordigd zijn, een collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten in de zin van de Wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en paritaire comités.
Artikel 11 - Procedure bij ondernemingen zonder vakbondsafvaardiging In de ondernemingen waar geen vakbondsafvaardiging bestaat worden de resultaten van besprekingen met de werklieden zoals voorzien in artikel 9 ter goedkeuring van het Paritair subcomité voor de edele metalen (PSC 149.3) voorgelegd. Xxxxxxx van eenparig advies van het betrokken Paritair subcomité wordt het regime automatisch ingeschreven in het arbeidsreglement.
HOOFDSTUK IV. - SLOTBEPALINGEN.
Artikel 12 - Jaarlijkse evaluatie
Ondertekenende partijen zullen jaarlijks en voor de eerste keer één jaar na de inwerkingtreding van huidige collectieve arbeidsovereenkomst, de toepassing ervan in het paritair subcomité evalueren.
Artikel 13 - Duurtijd
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 29 september 1998 en is gesloten voor onbepaalde duur. Ze kan door één van de partijen worden opgezegd mits een opzeg van zes maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de Voorzitter van het Paritair subcomité voor de edele metalen.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt neergelegd ter Griffie van de Dienst der Collectieve Arbeidsbetrekkingen van het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid.
De algemeen bindend verklaring bij koninklijk besluit van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gevraagd.
310 Kort verzuim
C.A.O.: 19/09/19 K.B.: B.S.: |
Neerlegging: 02/10/2019 Registratiedatum: 17/10/2019 Registratienummer: 154.535/CO/149.03 Publicatie registratie in het B.S.: |
1. Inhoud: • Recht op betaalde afwezigheid bij huwelijk, geboorte, adoptie, overlijden, communie, feest van de “vrijzinnige jeugd” en bepaalde burgerlijke verplichtingen |
2. Vervanging van C.A.O.’s: C.A.O.: 26/09/2011 K.B.: 05/12/2012 B.S.: 20/02/2013 |
3. Duurtijd: Vanaf 1 juli 2019 voor onbepaalde duur |
Collectieve arbeidsovereenkomst van 19 september 2019
In uitvoering van artikel 11 van het nationaal akkoord 2019-20 van 26 juni 2019.
HOOFDSTUK I. – TOEPASSINGSGEBIED
Artikel 1
Artikel 2
Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten in toepassing van
4. de collectieve arbeidsovereenkomst, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, van 17 november 1999, betreffende het behoud van het normaal loon van wettelijk samenwonende werknemers voor de afwezigheidsdagen ter gele- genheid van bepaalde familiegebeurtenissen;
5. de wet van 10 augustus 2001 betreffende de verzoening van werkgelegen- heid en kwaliteit van het leven (Belgisch Staatsblad van 15 september 2001);
6. de Programmawet van 9 juli 2004 (Belgisch Staatsblad van 15 juli 2004) en in uitvoering daarvan, artikel 30ter van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.
HOOFDSTUK III. – REDEN EN DUUR VAN DE AFWEZIGHEID
Artikel 3
Ter gelegenheid van familiegebeurtenissen of voor vervulling van staatsbur- gerlijke verplichtingen of van burgerlijke opdrachten welke hierna opgesomd zijn, hebben de in artikel 1 bedoelde arbeiders het recht, met behoud van hun normaal loon, van het werk afwezig te zijn voor een als volgt bepaalde duur:
1. Huwelijk van de arbeider: drie dagen te kiezen door de arbeider tijdens de week waarin de gebeurtenis plaatsgrijpt of tijdens de daaropvolgende week.
2. De dag van het huwelijk, voor het huwelijk:
- van een kind van de arbeider of van zijn echtgeno(o)t(e);
- van een regelmatig door hem opgevoed kind;
- van een broer of zuster;
- van een schoonbroer of schoonzuster;
- van zijn vader of moeder; van de grootvader of grootmoeder;
- van de schoonvader of schoonmoeder;
- van de stiefvader of stiefmoeder;
- van een kleinkind van de arbeider;
- van de schoonbroer of de schoonzuster van de echtgeno(o)t(e) van de arbeider;
- van gelijk welk ander familielid van de arbeider. Voor dit familielid geldt uitzonderlijk de voorwaarde dat deze onder hetzelfde dak als dat van de arbeider dient te wonen.
3. De dag van de plechtigheid bij een priesterwijding of intrede in het klooster:
- van een kind van de arbeider of van zijn echtgeno(o)t(e);
- van een regelmatig door hem opgevoed kind;
- van een kleinkind;
- van een broer of zuster;
- van een schoonbroer of schoonzuster van de arbeider;
- van een schoonbroer of een schoonzuster van de echtgeno(o)t(e) van de arbeider;
- van gelijk welk ander familielid van de arbeider. Voor dit familielid geldt uitzonderlijk de voorwaarde dat deze onder hetzelfde dak als dat van de arbeider dient te wonen.
4. Geboorte van een kind waarvan de afstamming langs de zijde van de arbei- der vaststaat: drie dagen voor de arbeider te kiezen binnen de 4 maanden te rekenen vanaf de dag van de bevalling, conform de bepalingen van artikel 30 § 2 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.
5. Overlijden van de echtgenoot of echtgenote, van een kind van de arbeider of van zijn echtgeno(o)t(e), van een door de arbeider opgevoed kind, van de vader, moeder, schoonvader, stiefvader, schoonmoeder of stiefmoeder van de arbeider: drie dagen door de arbeider te kiezen gedurende een periode die begint met de dag van het overlijden en eindigt 30 dagen na de dag van het overlijden.
In geval van overlijden van de echtgenoot of echtgenote, van een kind van de arbeider of van zijn echtgeno(o)t(e), van een door de arbeider opgevoed kind, van de vader, moeder, schoonvader, stiefvader, schoonmoeder of stiefmoeder van de arbeider die bij de arbeider inwoont: vijf dagen door de arbeider te kiezen gedurende een periode die begint met de dag van het overlijden en eindigt 30 dagen na de dag van het overlijden.
6. Overlijden van een broer, zuster, xxxxxxxxxxx, schoonzuster, van de groot- vader, de overgrootvader, de grootmoeder, de overgrootmoeder, van een kleinkind, een achterkleinkind, schoonzoon of schoondochter, die bij de arbeider inwoont: twee dagen door de arbeider te kiezen gedurende een periode die begint met de dag van het overlijden en eindigt 30 dagen na de dag van het overlijden.
7. Overlijden van een broer, zuster xxxxxxxxxxx, schoonzuster, van de groot- vader, overgrootvader, de grootmoeder, de overgrootmoeder, van een kleinkind, een achterkleinkind, schoonzoon of schoondochter die niet bij de arbeider inwoont: de dag van de begrafenis.
8. Overlijden van gelijk welke bloedverwant wonend onder hetzelfde dak als dat van de arbeider, van de voogd(es) van de minderjarige arbeider of van het minderjarig kind voor wie de arbeider als voogd optreedt: de dag van de begrafenis.
10. Deelneming van een wettig, gewettigd, aangenomen of natuurlijk erkend kind van de arbeider of van zijn echtgeno(o)t(e) of van een regelmatig door de arbeider opgevoed kind aan het feest van de "vrijzinnige jeugd" daar waar dat feest plaatsheeft: één dag te kiezen door de arbeider, tijdens de week waarin de gebeurtenis plaatsheeft of tijdens de daaropvolgende week.
11. Verblijf van de dienstplichtige arbeider in een rekruterings- en selectie- centrum of in een militair hospitaal ten gevolge van zijn verblijf in een rekruterings-selectiecentrum: de nodige tijd met een maximum van drie dagen.
12. Verblijf van de werknemer-gewetensbezwaarde op de administratieve gezondheidsdienst of in één van de verplegingsinrichtingen, die overeen- komstig de wetgeving houdende het statuut van de gewetensbezwaarden door de Koning zijn aangewezen: de nodige tijd met een maximum van drie dagen.
13. Deelneming aan een officieel bijeengeroepen bijeenkomst van de familie- raad: de nodige tijd met een maximum van één dag.
14. Deelneming aan een jury, oproeping als getuige voor de rechtbank of per- soonlijke verschijning op aanmaning van de arbeidsrechtbank: de nodige tijd met een maximum van vijf dagen.
15. Uitoefening van het ambt van bijzitter in een hoofdstembureau of enig stembureau bij de parlements-, provincieraads- en gemeenteraadsver- kiezingen.
16. Uitoefening van het ambt van bijzitter in een hoofdbureau voor stemopne- ming bij de parlements-, provincieraads-, en gemeenteraadsverkiezingen: de nodige tijd met een maximum van vijf dagen.
17. Uitoefening van het ambt van bijzittér in één van de hoofdbureaus bij de verkiezingen van het Europees Parlement: de nodige tijd met een maximum van vijf dagen.
18. Vervulling van de administratieve en gerechtelijke formaliteiten in het kader van de adoptie van een kind: de nodige tijd.
19. Het onthaal van een kind in het gezin van de arbeider in het kader van een adoptie: drie dagen naar keuze van de arbeider in de maand volgend op de inschrijving in het bevolkingsregister of in het vreemdelingenregister van de gemeente waar de werkman zijn verblijfplaats heeft, als deel uitmakend van zijn gezin.
20. Plotselinge, ernstige ziekte of ongeval, welke hospitalisatie meebrengt, van de echtgeno(o)t(e) of van de persoon die met hem samenwoont en
van zijn gezin deel uitmaakt of van een ongehuwd kind van de arbeider: de dag van de gebeurtenis, mits aflevering van een medisch attest van de opname-instelling.
21. De dag van de ondertekening van het 1e samenlevingscontract (eenmalig).
Artikel 4
§ 1. Voor de toepassing van artikel 3.2., artikel 3.3.en artikel 3.5. wordt het aangenomen of natuurlijk kind gelijkgesteld met het wettig of gewettigd kind.
§ 2. Voor de toepassing van artikel 3.6. en 3.7. worden de schoonbroer, de schoonzuster, de grootvader, overgrootvader, de grootmoeder en de overgroot- moeder van de echtgeno(o)t(e) van de arbeider gelijkgesteld met de schoon- broer, de schoonzuster, de grootvader, de overgrootvader, de grootmoeder en de overgrootmoeder van de arbeider.
Artikel 5
Voor de toepassing van de bepalingen van artikel 3 van deze collectieve arbeidsovereenkomst, wordt de persoon, die samenwoont met de arbeider en van zijn gezin deel uitmaakt, gelijkgesteld met de echtgenote of echtgenoot.
Artikel 6
Voor de toepassing van artikel 3 van deze collectieve arbeidsovereenkomst worden alleen als afwezigheidsdagen beschouwd de gewone werkdagen waar- voor de arbeider aanspraak had mogen maken op het loon, indien hij door de redenen voorzien bij hetzelfde artikel 3 niet belet was geweest te werken.
Het normaal loon wordt berekend met inachtneming van de besluiten genomen ter uitvoering van het koninklijk besluit van 18 april 1974 tot bepaling van de algemene wijze van uitvoering van de wet van 4 januari 1974 betreffende de feestdagen.
Artikel 7
Voor de toepassing van artikel 3.4 hebben, conform Hoofdstuk V., afdeling 1 Vaderschapsverlof, van de wet van 10 augustus 2001 betreffende de verzoening van werkgelegenheid en kwaliteit van het leven (Belgisch Staatsblad van 15 september 2001), de arbeiders het recht om gedurende tien dagen van het werk afwezig te zijn.
Gedurende de eerste drie dagen afwezigheid geniet de arbeider het behoud van zijn loon.
Deze eerste drie dagen afwezigheid kunnen ook in halve dagen worden opge- nomen.
Gedurende de volgende zeven dagen geniet de arbeider een uitkering waar- van het bedrag wordt bepaald door de Koning en die hem wordt uitbetaald in het raam van de verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen.
Artikel 8
§ 1. Voor de toepassing van artikel 3.19 hebben, conform de Programmawet van 9 juli 2004 (Belgisch Staatsblad van 15 juli 2004) en in uitvoering daarvan, artikel 30ter van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, de arbeiders het recht om afwezig te zijn van het werk:
- indien het kind geen drie jaar oud is bij aanvang van het verlof: zes weken ononderbroken en naar keuze van de arbeider, aanvangend binnen de twee maanden volgend op de inschrijving in het bevolkingsregister of in het vreemdelingenregister van de gemeente waar de arbeider zijn verblijfplaats heeft, als deel uitmakend van zijn gezin;
- indien het kind drie jaar of ouder is bij aanvang van het verlof: vier weken ononderbroken en naar keuze van de arbeider, aanvangend binnen de twee maanden volgend op de inschrijving in het bevolkingsregister of in het vreemdelingenregister van de gemeente waar de arbeider zijn verblijfplaats heeft, als deel uitmakend van zijn gezin.
§ 2. De afwezigheidsperiodes, zoals bepaald in § 1. van onderhavig artikel, worden verdubbeld tot respectievelijk 12 of 8 weken, indien het kind getroffen is door een lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid van ten minste 66 % of een aandoening heeft die tot gevolg heeft dat ten minste 4 punten toegekend worden in pijler 1 van de medisch-sociale schaal in de zin van de regelgeving op de kinderbijslag.
§ 3. De afwezigheidsperiodes, zoals bepaald in § 1. en § 2. van onderhavig arti- kel, dienen aan te vangen binnen de twee maanden volgend op de inschrijving in het bevolkingsregister of in het vreemdelingenregister van de gemeente waar de arbeider zijn verblijfplaats heeft, als deel uitmakend van zijn gezin.
§ 4. Indien de arbeider ervoor kiest om niet het toegestane aantal weken adoptieverlof op te nemen, dient het verlof minstens een week of een veelvoud van een week te bedragen.
§ 5. Tijdens de eerste 3 dagen van het adoptieverlof heeft de arbeider recht op het behoud van zijn normaal loon ten laste van de werkgever.
§ 6. Gedurende de resterende periode van het adoptieverlof geniet de arbei- der een uitkering waarvan het bedrag wordt bepaald door de Koning en die hem wordt uitbetaald in het raam van de verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen.
HOOFDSTUK IV. – SLOTBEPALINGEN
Artikel 9
Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereen- komst van 26 september 2011 inzake kort verzuim, geregistreerd onder het nummer 106.460/CO/149.03 en algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 5 december 2012 (Belgisch Staatsblad van 20 februari 2013).
Artikel 10
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 juli 2019 en wordt gesloten voor onbepaalde duur.
Zij kan door een van de partijen worden opgezegd mits een opzeg van 3 maan- den betekend met een ter post aangetekende brief, gericht aan de Voorzitter van het Paritair Subcomité voor de edele metalen en aan de ondertekenende organisaties.
Koninklijk besluit van 1 september 2012 tot vaststelling van de opzeggingstermijnen in de ondernemingen die onder het Paritair Subcomité voor de edele metalen ressorteren.
XXXXXX XX, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen,
Onze Groet.
Gelet op de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, artikel 61, § 1, genummerd bij de wet van 20 juli 1991;
Algemeen regime | Brugpensioen (=Stelsel werkloosheid met bedrijfstoeslag) | ||
wg | wn | ||
Minder dan 6 maanden | 28 d. | 14 d. | 28 d. |
6 maanden-9 jaar | 35 d. | 14 d. | 28 d. |
10 – 14 jaar | 70 d. | 28 d. | 28 d. |
15 – 19 jaar | 98 d. | 28 d. | 28 d. |
20 – 24 jaar | 126 d. | 28 d. | 56 d. |
25 – 29 jaar | 154 d. | 28 d. | 56 d. |
30 en + jaar | 182 d. | 28 d. | 56 d. |
Gelet op het koninklijk besluit van 22 juni 2003 tot vaststelling van de opzeg- gingstermijnen in de ondernemingen die onder de bevoegdheid van het Paritair Subcomité voor de edele metalen (PC 149.03) ressorteren;
Gelet op het voorstel van het Paritair Subcomité voor de edele metalen van 10 januari 2012;
Gelet op advies 51.476/1 van de Raad van State, gegeven op 28 juni 2012 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van de Minister van Werk, Xxxxxx Xxx besloten en besluiten Wij:
Artikel 1
Dit besluit is van toepassing op de werkgevers en op de werklieden van de ondernemingen die onder het Paritair Subcomité voor de edele metalen res- sorteren.
Artikel 2
Voor de toepassing van dit besluit, verstaat men onder werklieden, de werk- lieden en de werksters, met inbegrip van diegenen waarop artikel 65/1 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten van toepassing is.
INHOUD
INHOUD
Arbeidsovereenkomsten
320-1
K.B.: 01/09/2012 B.S.: 28/07/2013 |
1. Inhoud: Voor arbeidsovereenkomsten vanaf 1 januari 2014 wordt voor de opzeg- gingstermijnen geen onderscheid meer gemaakt tussen arbeiders en bedienden. De opzeggingstermijn wordt bepaald op basis van het criterium anciënniteit binnen de onderneming op het ogenblik dat de opzeggings- termijn ingaat. Voor arbeiders die reeds in dienst waren vóór 1 januari 2014 bestaat de berekening van de opzeggingstermijn uit 2 delen die bij elkaar moeten opgeteld worden. Deel 1: opzeggingstermijn op basis van de anciënniteit verworven op 31/12/2013 en rekening houdend met de sectorale bepalingen die op dat moment van toepassing waren (KB 01/09/2012-BS 28/07/2013) |
2. Verlenging/vervanging van C.A.O.'s: K.B.: 22/06/2003 B.S.: 28/07/2003 |
3. Duurtijd: Vanaf 1 januari 2012 voor onbepaalde duur |
Artikel 3
In afwijking van de bepalingen van artikel 59, tweede en derde lid, van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten wordt de te geven opzeg- gingstermijn bij het beëindigen van de arbeidsovereenkomst voor werklieden, gesloten voor onbepaalde tijd, vastgesteld op:
- achtentwintig dagen wanneer de opzegging van de werkgever uitgaat en veertien dagen wanneer de opzegging van de werknemer uitgaat wat de werklieden betreft die minder dan zes maanden ononderbroken bij dezelfde onderneming in dienst zijn gebleven;
- veertig dagen wanneer de opzegging van de werkgever uitgaat en veertien dagen wanneer de opzegging van de werknemer uitgaat wat de werklieden betreft die tussen zes maanden en minder dan vijf jaren ononderbroken bij dezelfde onderneming in dienst zijn gebleven;
- achtenveertig dagen wanneer de opzegging van de werkgever uitgaat en veertien dagen wanneer de opzegging van de werknemer uitgaat wat de werklieden betreft die tussen vijf en minder dan tien jaren ononderbroken bij dezelfde onderneming in dienst zijn gebleven;
- zeventig dagen wanneer de opzegging van de werkgever uitgaat en acht- entwintig dagen wanneer de opzegging van de werknemer uitgaat wat de werklieden betreft die tussen tien en minder dan vijftien jaren ononder- broken bij dezelfde onderneming in dienst zijn gebleven;
- achtennegentig dagen wanneer de opzegging van de werkgever uitgaat en achtentwintig dagen wanneer de opzegging van de werknemer uitgaat wat de werklieden betreft die tussen vijftien en minder dan twintig jaren ononderbroken bij dezelfde onderneming in dienst zijn gebleven.
- honderdnegenentwintig dagen wanneer de opzegging van de werkgever uitgaat en achtentwintig dagen wanneer de opzegging van de werkne- mer uitgaat wat de werklieden betreft die tussen twintig en minder dan vijfentwintig jaren ononderbroken bij dezelfde onderneming in dienst zijn gebleven;
- honderdvierenvijftig dagen wanneer de opzegging van de werkgever uitgaat en achtentwintig dagen wanneer de opzegging van de werknemer uitgaat wat de werklieden betreft die tussen vijfentwintig en minder dan dertig jaren ononderbroken bij dezelfde onderneming in dienst zijn gebleven;
- honderdtweeëntachtig dagen wanneer de opzegging van de werkgever uitgaat en achtentwintig dagen wanneer de opzegging van de werknemer uitgaat wat de werklieden betreft die ten minste dertig jaren ononderbroken bij dezelfde onderneming in dienst zijn gebleven.
Artikel 4
In geval van ontslag met het oog op brugpensioen wordt in afwijking van de bepalingen van artikel 59, tweede en derde lid, van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten de te geven opzeggingstermijn bij het beëindigen van de arbeidsovereenkomst voor werklieden, gesloten voor onbepaalde tijd, vastgesteld op:
- achtentwintig dagen wat de werklieden betreft die minder dan twintig jaren ononderbroken bij dezelfde onderneming in dienst zijn gebleven;
- zesenvijftig dagen wat de werklieden betreft die ten minste twintig jaren ononderbroken bij dezelfde onderneming in dienst zijn gebleven.
Artikel 5
De opzeggingen betekend vóór de inwerkingtreding van dit besluit blijven al hun gevolgen behouden.
Artikel 6
Het koninklijk besluit van 22 juni 2003 tot vaststelling van de opzeggings- termijnen in de ondernemingen die onder de bevoegdheid van het Paritair Subcomité voor de edele metalen (PC 149.03) ressorteren, wordt opgeheven.
Artikel 7
Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Artikel 8
De minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit. Gegeven te Xxxxxxx, 0 september 2012.
XXXXXX Xxx Xxxxxxxxxxx: De Minister van Werk, Mevr. M. DE XXXXXXX Xxxx (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad: Wet van 3 juli 1978, Belgisch Staatsblad van 22 augustus 1978. Wet van 20 juli 1991, Belgisch
Staatsblad van 1 augustus 1991.
Koninklijk besluit van 22 juni 2003, Belgisch Staatsblad van 28 juli 2003.
Arbeidsovereenkomsten
INHOUD
INHOUD
Arbeidsovereenkomsten
320-2 320-3
342 Tijdskrediet & landingsbanen
C.A.O.: 18/11/2021 K.B.: B.S.: |
Neerlegging: 01/12/2021 Registratiedatum: 25/01/2022 Registratienummer: 169704 Publicatie registratie in het B.S.: 08/02/2022 |
1. Inhoud: - Recht op tijdskrediet, loopbaanvermindering en landingsbanen |
2. Vervanging van C.A.O.’s: C.A.O:. 22/05/2019 K.B.: 17/08/2019 B.S.: 06/09/2019 |
3. Duurtijd: Vanaf 1 januari 2021 en voor onbepaalde duur (met uitzondering van artikel 5 § 2 dat buiten werking treedt op 31 december 2022 en artikel 5 § 3 dat buiten werking treedt op 30 juni 2023 |
Collectieve arbeidsovereenkomst van 18 november 2021
RECHT OP TIJDSKREDIET, LOOPBAANVERMINDERING EN LANDINGSBANEN
HOOFDSTUK I. - TOEPASSINGSGEBIED
Artikel 1
HOOFDSTUK II. - ALGEMENE BESCHIKKINGEN
Artikel 2
HOOFDSTUK III. – RECHT OP TIJDSKREDIET MET MOTIEF – HALFTIJDS EN VOLTIJDS
Artikel 3
§ 1. In uitvoering van artikel 4 § 4 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 103 van 27 juni 2012 tot invoering van een stelsel van tijdskrediet, loopbaan- vermindering en landingsbanen, hebben de in artikel 1 bedoelde arbeiders recht op 51 maanden voltijds tijdskrediet of halftijdse loopbaanvermindering voor de zorg voor een kind jonger dan 8 jaar, voor het verlenen van palliatieve verzorging en voor het verlenen van bijstand of verzorging aan een zwaar ziek gezins-of familielid.
§ 2. In uitvoering van artikel 4 § 4 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 103 van 27 juni 2012 tot invoering van een stelsel van tijdskrediet, loopbaan- vermindering en landingsbanen, hebben de in artikel 1 bedoelde arbeiders recht op 36 maanden voltijds tijdskrediet of halftijdse loopbaanvermindering voor het volgen van een opleiding.
HOOFDSTUK IV. - RECHT OP EEN 1/5 LOOPBAANVERMINDERING
Artikel 4
§ 1. In uitvoering van artikel 6 en artikel 9 van de collectieve arbeidsovereen- komst nr. 103 hebben arbeiders die in ploegen of in cycli werken recht op een 1/5 loopbaanvermindering.
§ 2. De nadere regels voor het organiseren van het recht op loopbaanvermin- dering met 1/5 worden bepaald op ondernemingsniveau rekening houdend met de volgende voorwaarden:
- de bestaande arbeidsorganisatie moet verder toegepast kunnen worden. Hiermee wordt bedoeld dat de toepassing van de arbeidscycli en van de ploegenstelsels gegarandeerd moeten blijven;
- de loopbaanvermindering moet minstens per volledige dag genomen worden.
§ 3. De afgesproken organisatieregels worden opgenomen in een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten op ondernemingsvlak.
HOOFDSTUK V. – LANDINGSBAAN
Artikel 5
§ 1. Vanaf 1 december 2012 kunnen de arbeiders die de leeftijd van ten minste 50 jaar hebben bereikt hun arbeidsprestaties verminderen ten belope van een dag of 2 halve dagen per week als:
- zij voorafgaandelijk een beroepsloopbaan van ten minste 28 jaar hebben doorlopen
- zij hiervan ten minste 5 jaar anciënniteit in de onderneming hebben
§ 2. In uitvoering van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 156 van de Nationale Arbeidsraad van 15 juli 2021, wordt de leeftijd op 55 jaar gebracht voor de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2022 voor arbeiders die hun arbeidsprestaties verminderen met 1/5 of tot een halftijdse betrekking in het kader van een landingsbaan na 35 jaar loopbaan of in een zwaar beroep.
§ 3. In uitvoering van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 157 van de Nationale Arbeidsraad van 15 juli 2021, wordt de leeftijd op 55 jaar gebracht voor de periode van 1 januari 2023 tot en met 30 juni 2023 voor arbeiders die hun arbeidsprestaties verminderen met 1/5 of tot een halftijdse betrekking in het kader van een landingsbaan na 35 jaar loopbaan of in een zwaar beroep.
HOOFDSTUK VI. - ORGANISATIEREGELS
Artikel 6
§ 1. Conform de bepalingen van de collectieve arbeidsoverkomst nr. 103 bestaat er een onvoorwaardelijk recht op tijdskrediet en loopbaanvermindering voor ondernemingen vanaf 11 werknemers.
§ 2. Indien 5 % van de werknemers tegelijkertijd van dit recht wensen gebruik te maken moeten op ondernemingsvlak hieromtrent voorrangsregels worden afgesproken, zoals opgenomen in afdeling 4 van de collectieve arbeidsover- eenkomst nr. 103.
Dit houdt in dat de sectorale drempel van 5% berekend wordt op het totaal aantal werknemers binnen de onderneming en dat los van dit % arbeiders van 50 jaar en meer gebruik kunnen maken van het recht op tijdskrediet en loopbaanvermindering.
§ 4. Ondernemingen die bij ingang van deze collectieve arbeidsovereenkomst reeds een gunstiger percentage hanteren, kunnen dit percentage behouden. Hiertoe moet op ondernemingsvlak een collectieve arbeidsovereenkomst worden afgesloten.
§ 5. In ondernemingen met minder dan 11 werknemers zijn tijdskrediet, 1/5 loopbaanvermindering en loopbaanverminderingen voor de +50-jarigen toegelaten mits individueel akkoord tussen de werkgever en de arbeider.
HOOFDSTUK VII. - SPECIFIEKE VORMEN VAN LOOPBAANONDERBREKING
Artikel 7
De specifieke regelingen inzake loopbaanonderbreking, met name:
- recht op loopbaanonderbreking voor bijstand of verzorging van een zeer zwaar ziek gezins- of familielid, opgenomen in het koninklijk besluit van 10 augustus 1998 (Belgisch Staatsblad van 8 september 1998), gewij- zigd bij koninklijk besluit van 10 oktober 2012 ( Belgisch Staatsblad van 22 oktober 2012);
- recht op ouderschapsverlof in het kader van loopbaanonderbreking, opgenomen in het koninklijk besluit van 31 mei 2012 tot wijziging van het koninklijk besluit van 15 juli 2005;
- recht op loopbaanonderbreking in het kader van palliatief verlof, opge- nomen in het koninklijk besluit van 22 maart 1995 (Belgisch Staatsblad van 5 mei 1995).
installeren een apart recht op loopbaanonderbreking en vallen hierdoor volledig buiten het hierboven vermelde recht.
Dit betekent dat deze vormen van loopbaanonderbreking in de onderneming niet mee kunnen worden geteld in de berekening van de 5%.
HOOFDSTUK VIII. - OVERGANG NAAR HET STELSEL WERKLOOSHEID MET BEDRIJFSTOESLAG
Artikel 8
Bij overgang naar het stelsel werkloosheid met bedrijfstoeslag na loopbaan- vermindering en na vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking, wordt de aanvullende vergoeding bij stelsel werkloosheid met bedrijfstoeslag berekend op grond van het arbeidsregime en de bezoldiging die de arbeider voor de vermindering van zijn prestaties genoot.
HOOFDSTUK IX. - BEHOUD ANCIËNNITEIT
Artikel 9
Bij loopbaanvermindering en vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking blijft de anciënniteit en functiecategorie waarin de arbei- der zich bevond voor de vermindering van prestaties behouden.
HOOFDSTUK X. - SLOTBEPALINGEN
Artikel 10
Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsover- eenkomst van 22 mei 2019 betreffende het recht op tijdskrediet en loopbaan- vermindering, gesloten in het Paritair Subcomité voor de edele metalen, geregistreerd op 24 juni 2019 onder het nummer 152.205/CO/149.03, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit op 17 augustus 2019 (Belgisch Staatsblad van 6 september 2019).
Artikel 11
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2021 en wordt gesloten voor onbepaalde duur, met uitzondering van:
- artikel 5 § 2 dat wordt gesloten voor bepaalde duur en buiten werking treedt op 31 december 2022;
- artikel 5 § 3 dat in werking treedt op 1 januari 2023 en buiten werking treedt op 30 juni 2023.
Zij kan door één van de partijen worden opgezegd mits een opzegging van zes maanden betekend met een ter post aangetekende brief gericht aan de Voorzitter van het Paritair Subcomité voor de edele metalen.
Artikel 12
Overeenkomstig artikel 14 van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités worden, voor wat betreft de ondertekening van deze collectieve arbeidsovereenkomst, de hand- tekeningen van de personen die deze aangaan namens de werknemersorgani- saties enerzijds en namens de werkgeversorganisaties anderzijds, vervangen door de, door de leden goedgekeurde en door de voorzitter en de secretaris ondertekende, notulen van de vergadering.
362 Contracten van bepaalde duur
C.A.O.: 22/05/2014 K.B.: B.S.: |
Neerlegging: 23/05/2014 Registratiedatum: 17/07/2014 Registratienummer: 122587 Publicatie van registratie in B.S.: 06/08/2014 |
1. Inhoud: - Meldingsplicht contracten bepaalde duur of duidelijk omschreven werk, uitzendarbeid en onderaanneming - Toepassing correcte loon en arbeidsvoorwaarden - Werkgever moet voorafgaandelijk ondernemingsraad, vakbondsafvaar- diging of representatieve werknemersorganisaties in kennis stellen - Maximumgrens duurtijd interim op 65 werkdagen - Beroep op dagcontracten indien expliciet een noodzaak bestaat |
2. Verlenging/vervanging van C.A.O.'s: C.A.O.: 16/06/2011 K.B.: 02/12/2011 B.S.: |
3. Duurtijd: Vanaf 1 januari 2014 voor onbepaalde duur |
Collectieve arbeidsovereenkomst van 22 mei 2014
MELDINGSPLICHT CONTRACTEN BEPAALDEDUUR OF DUIDELIJK OMSCHREVEN WERK, UITZENDARBEID
In uitvoering van artikel 7 van het nationaal akkoord 2013-2014 van 11 februari 2014.
HOOFDSTUK I. – TOEPASSINGSGEBIED
Artikel 1
HOOFDSTUK II. - BEGRIPSOMSCHRIJVING
Artikel 2
Artikel 3
HOOFDSTUK III. - MELDINGSPLICHT
§ 5. Teneinde oneigenlijk gebruik van uitzendarbeid te weren uit de sector worden uitzendcontracten omwille van tijdelijke vermeerdering van het werk, na een periode van 65 werkdagen door de gebruiker omgezet in een contract
Behoudens wettelijke of conventionele beschikkingen die andere verplichtingen opleggen (bijvoorbeeld voorafgaande toestemming) moeten de ondernemingen die arbeiders aanwerven met een arbeidsovereenkomst voor een bepaalde tijd, een beroep doen op uitzendkrachten of een beroep doen op onderaan- neming, voorafgaandelijk de ondernemingsraad of bij ontstentenis daarvan, de syndicale afvaardiging, of, bij ontstentenis daarvan de representatieve werknemersorganisaties hiervan in kennis stellen.
HOOFDSTUK IV. - MODALITEITEN
Artikel 4
§ 1. In geval van tewerkstelling van arbeiders met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, dienen de ondernemingen de bestaande collectieve arbeids- overeenkomsten inzake loon- en arbeidsvoorwaarden integraal toe te passen.
§ 2. Indien een arbeider aangeworven wordt met een contract van onbepaalde duur na één of meerdere contracten van bepaalde duur of na één of meerdere uitzendcontracten, wordt de anciënniteit opgebouwd tijdens de contracten van bepaalde duur of uitzendcontracten meegerekend, op voorwaarde dat er tussen deze verschillende contracten geen onderbreking is van meer dan 6 maanden.
§ 3. In geval van uitzendarbeid, dienen de lonen van toepassing in de onderne- ming voor de functie of het werk waarvoor de uitzendkracht wordt tewerkge- steld, toegepast te worden en dit onverminderd de conventionele en wettelijke beschikkingen betreffende bedoelde contracten.
§ 4. Teneinde het kwalitatief karakter van arbeid binnen de sector te bewaken, alsook omwille van het garanderen van een passend onthaal in de onderne- ming en de preventie van arbeidsongevallen, kunnen ondernemingen binnen de sector enkel een beroep doen op dagcontracten indien hiertoe expliciet een noodzaak bestaat. Het dient hier te gaan om werken waarvan vóór aanvang van de opdracht duidelijk is dat het gaat om een opdracht van minder dan 5 opeenvolgende werkdagen.
van onbepaalde duur.
HOOFDSTUK V. - GELDIGHEID
Artikel 5
Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsover- eenkomst van 16 juni 2011, gesloten in het Paritair Subcomité voor de edele metalen, betreffende de meldingsplicht contracten bepaalde duur of duidelijk omschreven werk, uitzendarbeid en onderaanneming, geregistreerd onder het nummer 104914/CO/14903 op 27 juli 2011 (Belgisch Staatsblad van 9 augustus 2011) en algemeen verbindend verklaard via Koninklijk Besluit van 2 december 2011 en gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 12 januari 2012.
Artikel 6
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2014 en wordt gesloten voor onbepaalde duur.
Zij kan door één van de partijen worden opgezegd mits een opzeg van zes maanden betekend met een ter post aangetekende brief gericht aan de voor- zitter van het Paritair Subcomité voor de edele metalen.
Arbeidsovereenkomsten
INHOUD
INHOUD
Arbeidsovereenkomsten
362-2 362-3
400 Vorming en opleiding
C.A.O.: 16/06/2011 K.B.: 30/11/2011 B.S.: |
Neerlegging: 29/06/2011 Registratiedatum: 27/07/2011 Registratienummer: 104925 Publicatie van registratie in B.S.: 09/08/2011 |
1. Inhoud: Vorming en opleiding • Opschorting bijdrage van 0.2% voor onbepaalde duur • Vormingskrediet • Bedrijfsopleidingsplan |
2. Verlenging/vervanging van C.A.O.'s: C.A.O.: 18/06/2009 K.B.: 17/03/2010 B.S.: 18/05/2010 |
3. Duurtijd: Vanaf 1 juli 2011 voor onbepaalde duur |
Collectieve arbeidsovereenkomst van 16 juni 2011
In uitvoering van artikel 10 van het nationaal akkoord 2011-2012 van 19 mei 2011.
HOOFDSTUK I. - TOEPASSINGSGEBIED
Artikel 1 - Toepassingsgebied
HOOFDSTUK II. - VORMING OP HET VLAK VAN DE ONDERNEMING
Artikel 2
HOOFDSTUK III. – RECHT OP PERMANENTE VORMING
Artikel 3 – Bijdragen voor permanente vorming
Artikel 4 - Vormingskrediet
Opleiding en bevordering werkgelegenheid
Onder “permanente vorming” wordt verstaan: de vorming die het vakmanschap van de arbeider bevordert, zijn arbeidsmarktpositie versterkt en beantwoordt aan de noden van de ondernemingen en de sector.
Het aantal arbeiders per onderneming wordt berekend op basis van de meest recent beschikbare KSZ-gegevens per 30 juni.
Bijvoorbeeld: voor een bedrijf waarvoor deze KSZ-gegevens 10 arbeiders opgeven, bedraagt het vormings-krediet voor een volledig jaar 4 uur*4 (kwar- talen)*10 (arbeiders) = 160 uur.
Dit vormingskrediet is niet overdraagbaar van het ene jaar naar het andere. Het vormingskrediet wordt verminderd à rato van het aantal door de arbeider of arbeiders gevolgde opleidingsuren.
De afbouw van het vormingskrediet is gekoppeld aan het bedrijfsopleidingsplan waarvan sprake in artikel 5 en wordt in overleg met de vakbondsafvaardiging, bij ontstentenis in overleg met de arbeiders, maximaal gespreid over alle categorieën arbeiders van de onderneming.
Ondernemingen die een beroep wensen te doen op een vormingskrediet dienen hun opleidingsplan door te sturen naar het Fonds voor bestaanszekerheid - Edele Metalen.
De Raad van Bestuur van het Fonds voor bestaanszekerheid - Edele Metalen zal unaniem oordelen om dit opleidingsplan financieel te ondersteunen en dit rekening houdend met de opgebouwde reserves binnen het Fonds voor bestaanszekerheid - Edele Metalen.
De opleidingssteun voor erkende opleidingen wordt gekoppeld aan het naleven van de CAO-verplichtingen inzake vorming en opleiding.
Artikel 5 - Bedrijfsopleidingsplannen
Elke onderneming vanaf 20 arbeiders en meer, stelt jaarlijks een bedrijfsop- leidingsplan op. Dergelijk bedrijfsopleidingsplan wordt ter goedkeuring aan de ondernemingsraad, bij ontstentenis aan de vakbondsafvaardiging of aan het personeel voorgelegd.
Ondernemingen van minder dan 15 werknemers (arbeiders en bedienden samen) kunnen in het kader van de collectieve arbeidsovereenkomst inzake representatieve functie van 14 juni 2001, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit op 10 december 2002 (Belgisch Staatsblad van 2 april 2003), hun bedrijfsopleidingsplan opmaken.
Dit plan houdt rekening met de opleidingsnoden en de gewenste antwoorden hierop van het bedrijf.
HOOFDSTUK IV. - GELDIGHEID
Artikel 6
Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsover- eenkomst van 18 juni 2009, gesloten in het Paritair Subcomité voor de edele metalen, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 17 maart 2010 (Belgisch Staatsblad van 18 mei 2010).
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 juli 2011 en wordt gesloten voor onbepaalde duur.
Zij kan door elk van de ondertekenende partijen worden opgezegd, mits een opzegging van drie maanden wordt betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de Voorzitter van het Paritair Subcomité voor de Edele Metalen en aan de in dat Paritair Subcomité vertegenwoordigde organisaties.
Opleiding en bevordering werkgelegenheid
INHOUD
INHOUD
Opleiding en bevordering werkgelegenheid
400-2 400-3
470 Non-discriminatie
C.A.O.: 11/02/2019 K.B.: 16/06/2019 B.S.: 10/07/2019 |
Neerlegging: 14/02/2019 Registratiedatum: 20/02/2019 Registratienummer: 150.640/CO/149.03 Publicatie registratie in het B.S.: 10/07/2018 |
1. Inhoud: Opname Non-discriminatieclausule in het arbeidsreglement door elk bedrijf van de sector edele metalen Verbod van discriminatie, racisme en seksisme, stigmatisering en verne- dering van holebi’s en transgenders |
2. Duurtijd: Vanaf 1 januari 2019 voor onbepaalde duur |
Collectieve arbeidsovereenkomst van 11 februari 2019
HOOFSTUK I. – TOEPASSINGSGEBIED
Artikel 1
Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst, wordt onder
« arbeiders » verstaan: de mannelijke en vrouwelijke werklieden.
HOOFDSTUK II. ALGEMENE PRINCIPES
Artikel 2
Artikel 3
Deze non-discriminatieclausule luidt als volgt:
Opleiding en bevordering werkgelegenheid
Ook elke discriminatie op grond van leeftijd, seksuele geaardheid, burgerlijke staat, geboorte, fortuin, geloof of levensbeschouwing, politieke overtuiging, syndicale overtuiging, gezondheidstoestand, een handicap, fysieke of geneti- sche eigenschappen en sociale origine, geslacht, nationaliteit, een zogenaamd ras, huidskleur, afkomst, nationale of etnische afstamming is verboden”.
Artikel 4
De opname in het arbeidsreglement dient uiterlijk op 31 december 2019 te gebeuren.
HOOFDSTUK III. – DUUR
Artikel 5
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2019 en wordt gesloten voor onbepaalde duur.
Zij kan door één van de partijen worden opgezegd, mits een opzegging van drie maand, betekend bij een ter post aangetekend schrijven, gericht aan de Voorzitter van het Paritair Subcomité voor de edele metalen.
Opleiding en bevordering werkgelegenheid
INHOUD
INHOUD
Opleiding en bevordering werkgelegenheid
470-2
510 Statuut van de syndicale afvaardigingen
C.A.O.: 26/09/2017 K.B.: 15/07/2016 B.S.: 20/09/2016 |
Registratiedatum: 19/10/17 Registratienummer: 142126 Publicatie registratie in het B.S.: 03/11/2017 |
1. Inhoud: • Statuut vakbondsafvaardiging |
2. Verlenging/vervanging van C.A.O.'s: C.A.O.: 18/06/2009 K.B.: 04/03/2010 B.S.: 16/04/2010 |
3. Duurtijd: Vanaf 1 januari 2017 voor onbepaalde duur |
Collectieve arbeidsovereenkomst van 26 september 2017
Statuut van de syndicale afvaardigingen
In uitvoering van artikel 13 van het nationaal akkoord 2017-18 van 30 mei 2017
HOOFDSTUK I. – TOEPASSINGSGEBIED
Artikel 1
HOOFDSTUK II. – ALGEMENE PRINCIPES
Artikel 2
Artikel 3
Artikel 4
De werkgevers verbinden er zich toe op het personeel geen enkele druk uit te oefenen om het te beletten bij een vakbond aan te sluiten en aan de niet aangesloten arbeiders geen andere voorrechten dan aan de aangesloten arbeiders toe te kennen.
De syndicale afvaardigingen verbinden er zich toe in de ondernemingen de praktijken van paritaire verhoudingen, die met de geest van deze collectieve arbeidsovereenkomst stroken, na te leven.
HOOFDSTUK III. – TOEKENNINGSMODALITEITEN
Artikel 5
De werkgevers en de syndicale afvaardigingen:
- geven in alle omstandigheden blijk van rechtvaardigheid, billijkheid en verzoe- ning die bepalend is voor de goede sociale verhoudingen in de onderneming;
- leven de sociale wetgeving, de collectieve arbeidsovereenkomsten en het arbeidsreglement na en bundelen hun inspanningen teneinde de naleving ervan te verzekeren.
HOOFDSTUK IV. - OPRICHTING EN SAMENSTELLING VAN DE SYNDICALE AFVAARDIGING
Artikel 6
1. Bij aangetekend schrijven door één of meerdere in het Paritair Subcomité verte-genwoordigde werknemersorganisaties, wordt in de bedrijven, bij artikel 1 be-doelde ondernemingen een vakbondsafvaardiging ingesteld, waarvan het aantal effectieve afgevaardigden, op grond van het aantal in de onderneming tewerkgestelde arbeiders, als volgt wordt vastgesteld:
- 10 tot en met 19 arbeiders: 2 effectieve afgevaardigden indien 1/3 van de arbeiders hierom verzoeken.
- 20 tot en met 50 arbeiders: 3 effectieve afgevaardigden.
- 51 tot en met 150 arbeiders: 4 effectieve afgevaardigden + 4 plaatsvervan- gende afgevaardigden.
- 151 tot en met 200 arbeiders: 5 effectieve afgevaardigden + 5 plaatsvervan- gende afgevaardigden.
Voor de ondernemingen waar meer dan 200 arbeiders tewerkgesteld zijn, wordt een bijkomende effectieve afgevaardigde en een bijkomende plaatsver- vangende afgevaardigde aangewezen per begonnen schijf van 50 arbeiders.
Voor de ondernemingen met minder dan 20 arbeiders, zullen de meest betrok- ken representatieve werknemersorganisaties aan de Voorzitter van het Paritair Subcomité voor de edele metalen, de ondernemingen laten kennen waar een syndicale macht bestaat die een vakbondsafvaardiging rechtvaardigt.
2. De plaatsvervangende afgevaardigden wonen de vergadering van de afvaardi- ging en de audiënties slechts bij in geval van afwezigheid of verhindering van de effectieve afgevaardigden en in dezelfde verhouding.
3. Bij de berekening van het aantal arbeiders wordt ook het gemiddeld aantal arbeiders-uitzendkrachten, die zijn tewerkgesteld in de onderneming in het kalenderjaar voorafgaand aan de oprichting van de vakbondsafvaardiging meegeteld.
Om het gemiddeld aantal arbeiders-uitzendkrachten te berekenen delen we het aantal dagen die arbeiders-uitzendkrachten hebben gewerkt in het kalen- derjaar voorafgaand aan de oprichting van de vakbondsafvaardiging door 260.
Indien het gemiddeld aantal uitzendkrachten een getal is met cijfers na de komma, wordt naar boven afgerond indien de decimalen ≥ 0,5. Er wordt naar beneden afgerond indien de decimalen ≤ 0,5.
Artikel 7
Om het mandaat van afgevaardigde te kunnen uitoefenen moeten de leden van de arbeiders aangesloten zijn bij een der werknemersorganisaties, bedoeld bij artikel 3, aan volgende voorwaarden voldoen:
1. 18 jaar oud zijn op het ogenblik van de aanstelling;
2. sedert ten minste zes maanden in de onderneming tewerkgesteld zijn.
Het mandaat neemt in ieder geval een einde op schriftelijk verzoek van de werknemersorganisatie die de kandidatuur van de afgevaardigde heeft voor- gedragen.
Indien het mandaat van een vakbondsafgevaardigde, om gelijk welke reden, een einde neemt tijdens de uitoefening van dit mandaat, heeft de werknemersor-
Artikel 8
a) De verkozen of aangestelde afgevaardigden worden uitgekozen op de grond van het gezag waarover zij bij de uitvoering van hun kiese opdrachten moe- ten beschikken en van hun bevoegdheid welke een degelijke kennis van de onderneming en van de bedrijfstak omvat. De duur van de mandaten wordt op 4 jaar bepaald. De mandaten kunnen worden hernieuwd.
b) De syndicale afgevaardigden worden aangesteld door de in het paritair subcomité vertegenwoordigde werknemersorganisaties, hetzij op grond van het aantal van hun aangeslotenen (voor die ondernemingen waar er geen sociale verkiezingen plaatsvonden), hetzij op grond van de stemresultaten van de verkiezingen in ondernemingsraad en / of het comité voor preven- tie en bescherming op het werk (afhankelijk van het bestaan van één van de of van allebei deze organen). Onderlinge regionale afspraken, blijven onverminderd van toepassing.
c) De mandaten worden hernieuwd naar aanleiding van de verkiezingen voor de ondernemingsraden en de comités voor preventie en bescherming op het werk. De werknemersorganisaties beschikken, na deze verkiezingen, over een periode van zes maanden om tot de hernieuwing over te gaan. Kandidaat-vakbondsafgevaardigden genieten gedurende deze periode van zes maanden de bescherming, zoals omschreven in artikel 14 van deze overeenkomst.
d) De werknemersorganisaties kunnen overeenkomen dat, voor de onder- nemingen waar verkiezingen georganiseerd worden voor de comités voor preventie en bescherming op het werk, de aanstelling van de afgevaardigden wordt vervangen door verkiezingen.
In deze gevallen zullen verkiezingen georganiseerd worden, binnen de onder- neming, gelijktijdig met deze voor de comités voor preventie en bescherming op het werk, met dien verstande dat alle maatregelen om de vrijheid en het geheim van de stemming te verzekeren, moeten genomen zijn.
De verkiezingsprocedure en de verdeling van de mandaten worden geregeld overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 12 augustus 1994
betreffende de aanwijzing van de personeelsafgevaardigden in de comités voor preventie en bescherming op het werk, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 2 september 1994.
Artikel 9
Zijn kiezers, alle arbeiders van de onderneming, op voorwaarde dat zij:
a) de leeftijd van 16 jaar bereikt hebben;
b) sinds ten minste drie maand tewerkgesteld zijn in de onderneming.
HOOFDSTUK V. BEVOEGDHEID VAN DE SYNDICALE AFVAARDIGING
Artikel 10
De syndicale afvaardiging wordt zo vlug mogelijk en binnen de 7 werkdagen door de werkgever ontvangen, naar aanleiding van:
a) elke vraag betreffende:
- de arbeidsverhoudingen;
- de onderhandelingen met het oog op het sluiten van collectieve arbeidsovereen-komsten of collectieve akkoorden in de schoot van de onderneming, zonder dat daarbij afbreuk wordt gedaan aan de collec- tieve arbeidsovereenkomsten of ak-koorden die op andere vlakken zijn gesloten;
- de toepassing in de onderneming van de sociale wetgeving, van de col- lectieve arbeidsovereenkomsten, van het arbeidsreglement en van de individuele arbeidsovereenkomsten;
- de toepassing van de loonschalen en van de classificatieregels;
- de naleving van de algemene beginselen bepaald in deze collectieve arbeidsovereenkomst.
b) elk geschil dat of elke betwisting van collectieve aard die zich in de onder- neming voordoet of wanneer dergelijke geschillen of betwistingen dreigen te ontstaan.
c) elk individueel geschil dat of elke betwisting die niet kon opgelost worden na te zijn ingediend langs de gewone hiërarchische weg door de belangheb- bende arbeider, op zijn verzoek bijgestaan door zijn syndicale afgevaardigde.
Bovendien is de syndicale afvaardiging in ondernemingen met minder dan 50 werknemers, ook bevoegd voor de jaarlijkse toelichting van de economisch- financiële informatie.
Artikel 11
Bij ontstentenis van de ondernemingsraad zal de syndicale afvaardiging de taken, rechten en opdrachten kunnen uitoefenen die aan deze raad werden toegekend overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk II, afdeling 1 van de collectieve arbeidsovereenkomst nummer 9 gesloten op 9 maart 1972 in de Nationale Arbeidsraad, tot coördinatie van de in de Nationale Arbeidsraad gesloten nationale akkoorden en collectieve arbeidsovereenkomst betreffende de ondernemingsraden, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 12 september 1972.
HOOFDSTUK VI. - STATUUT VAN DE LEDEN VAN DE SYNDICALE AFVAARDIGING
Artikel 12
Het mandaat van syndicale afgevaardigde mag geen aanleiding geven tot enig nadeel voor diegene die het uitoefent. Dit betekent dat de afgevaardigden recht hebben op de normale promoties en bevorderingen van de categorie van arbeiders waartoe zij behoren.
Artikel 13 - Faciliteiten
De leden van de syndicale afvaardiging kunnen gedurende het normaal werkrooster over de nodige tijd en faciliteiten beschikken om de in deze overeenkomst omschreven syndicale opdrachten en activiteiten collectief of individueel uit te oefenen.
De uren nodig voor de uitoefening van deze opdrachten worden in gemeen- schappelijk overleg op het vlak van de onderneming bepaald.
Bij gebrek aan akkoord wordt in ieder geval een minimum van 2 uren per week en per afgevaardigde toegekend.
Deze uren worden bezoldigd op grond van het normaal gemiddeld loon van elke betrokkene.
De onderneming stelt een lokaal ter beschikking van de syndicale afgevaar- digden, teneinde hen toe te laten hun opdracht passend te vervullen.
Artikel 14 – Bescherming tegen afdanking
a) De effectieve en plaatsvervangende leden van de syndicale afvaardiging mogen niet worden afgedankt om redenen die eigen zijn aan de uitoefening van hun mandaat.
De werkgever die voornemens is een effectieve of plaatsvervangende syndicale afgevaardigde om gelijk welke reden, behalve dringende reden, af te danken, verwittigt voorafgaandelijk de syndicale afvaardiging, evenals de syndicale organisatie die de kandidatuur van deze afgevaardigde heeft voorgedragen. Deze verwittiging gebeurt bij een ter post aangetekend schrijven dat uitwerking heeft op de derde dag volgend op de datum van de verzending.
De betrokken syndicale organisatie beschikt over een termijn van zeven dagen om mee te delen dat zij de geldigheid van de voorgenomen afdanking weigert te aanvaarden. Deze mededeling zal gebeuren bij een ter post aangetekend schrijven. De bovenvermelde periode van zeven dagen neemt een aanvang op de dag waarop het door de werkgever toegezonden schrijven uitwerking heeft.
Het uitblijven van reactie van de syndicale organisatie moet beschouwd wor- den als een aanvaarding van de geldigheid van de voorgenomen afdanking.
Indien de syndicale organisatie weigert de geldigheid van de voorgenomen afdanking te aanvaarden, heeft de meest gerede partij de mogelijkheid het geval aan het oordeel van het verzoeningsbureau van het paritair subcomité voor te leggen. Gedurende deze periode, mag de maatregel tot afdanking niet worden uitgevoerd.
Indien het verzoeningsbureau tot geen eenparige beslissing is kunnen komen binnen de dertig dagen na de aanvraag tot tussenkomst, zal het geschil betreffende de geldigheid van de redenen die door de werkgever worden ingeroepen om de afdanking te verantwoorden, aan de arbeidsrechtbank worden voorgelegd.
c) Een forfaitaire vergoeding is door de werkgever verschuldigd in navolgende gevallen:
1° Indien hij een effectieve of plaatsvervangende syndicale afgevaardigde afdankt, zonder de in artikel 14. a) bepaalde procedure na te leven.
2° Indien, op het einde van deze procedure, de geldigheid van de redenen van afdanking, rekening houdend met de bepaling van artikel 14. a), door het verzoeningsbureau of door de arbeidsrechtbank niet wordt erkend.
3° Indien de werkgever een effectieve of plaatsvervangende syndicale afgevaardigde heeft ontslagen wegens dringende reden en de arbeids- rechtbank het ontslag ongegrond heeft verklaard.
4° Indien de arbeidsovereenkomst werd beëindigd wegens een zware fout van de werkgever, die voor de effectieve of plaatsvervangende syndi- cale afgevaar-digde een reden is tot onmiddellijke beëindiging van de overeenkomst.
De forfaitaire vergoeding is gelijk aan de brutobezoldiging van één jaar, onver- minderd de toepassing van de artikelen 39 en 40 van de wet van 3 juli 1978 op de arbeidsovereenkomst.
Artikel 15 – Interne en externe communicatie
De syndicale afvaardiging kan mondeling of schriftelijk overgaan tot alle mede- delingen welke nuttig zijn voor het personeel, zonder dat zulks de organisatie van het werk mag verstoren. Deze mededelingen moeten van professionele of syndicale aard zijn.
Op de arbeidsplaats en gedurende de werkuren kunnen voorlichtingsverga- deringen voor het personeel van de onderneming ingericht worden door de syndicale afvaardiging. Deze vergaderingen kunnen slechts mits instemming van de werkgever doorgaan. Hij mag echter niet willekeurig zijn toestemming weigeren te geven.
Artikel 16 - Communicatiefaciliteiten
Gezien de nieuwe technologische evoluties zullen binnen de ondernemin- gen de werkingsfaciliteiten (bijvoorbeeld computer, fax, internet, e-mail) ter beschikking worden gesteld voor de verkozen werknemersafgevaardigden in de ondernemingsraad (OR) en het comité voor preventie en bescherming op het werk (CPBW) en voor de vakbondsafgevaardigden, onder volgende voorwaarden:
• Door de vakbondsorganisaties wordt een controlerecht voor de werkgever gewaarborgd op het gebruik en het misbruik ervan.
• De faciliteiten moeten reeds aanwezig zijn in de ondernemingen. De bepaling in dit artikel mag geen bijzondere investering inhouden voor de onderneming.
• De rechten en verplichtingen voor het gebruik van deze faciliteiten zijn dezelfde als voor de andere gebruikers in de onderneming.
• De bestaande collectieve arbeidsovereenkomsten op sector- en onderne- mingsvlak inzake het statuut van de vakbondsafvaardiging en de wetge- ving betreffende de ondernemingsraden en de comités voor preventie en bescherming op het werk blijven onverkort van toepassing. Dit houdt onder andere in dat de mededelingen die via elektronische weg aan het personeel worden gericht vooraf aan de directie worden voorgelegd.
• In paritair overleg zullen op ondernemingsvlak de gebruiksregels vooraf worden opgesteld.
Artikel 17
De vrijgestelden van de syndicale organisaties kunnen de vergaderingen bijwonen die de afgevaardigden onderling beleggen binnen de omheining van de onderneming alsmede de vergaderingen die er door de syndicale afgevaardigden zullen ingericht worden. Hun aanwezigheid kan slechts mits instemming van de werkgever.
Artikel 18
In geval van noodzaak, erkend door de syndicale afvaardiging of door de werkgever, doen de partijen, na de andere partij vooraf te hebben verwittigd, beroep op de vrijgestelden van hun respectieve organisaties. In geval van blijvend meningsverschil, dienen zij eveneens een dringend verhaal in bij het verzoeningsbureau van het paritair subcomité voor de edele metalen.
HOOFDSTUK VII. - SLOTBEPALINGEN
Artikel 19
Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereen- komst van 18 juni 2009 betreffende het Statuut van de syndicale afvaardigingen, gesloten in het Paritair Subcomité voor de edele metalen, geregistreerd op 17 september 2009 onder het nummer 94.399/CO/149.03 en algemeen verbin- dend verklaard bij Koninklijk Besluit van 4 maart 2010 (Belgisch Staatsblad van 16 april 2010).
Artikel 20
Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2017 en wordt gesloten voor onbepaalde duur.
Zij kan door een der partijen worden opgezegd mits een opzegging van zes maand, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de Voorzitter van het Paritair Subcomité voor de edele metalen.
De partij die het initiatief van de opzegging neemt, verbindt er zich toe de redenen ervan op te geven en tegelijkertijd amendementsvoorstellen in te dienen welke binnen één maand na de ontvangst in de schoot van het paritair subcomité worden besproken.
Artikel 21
Tijdens de duur van deze collectieve arbeidsovereenkomst, met inbegrip van de duur van de opzegging, gaan de partijen de verbintenis aan tot geen sta- king of lock out over te gaan zonder dat vooraf een verzoening werd betracht door tussenkomst van de organisaties van werkgevers en van werknemers en, desnoods, door een dringend beroep te doen op het paritair subcomité of op het verzoeningsbureau daarvan.
Artikel 22
Speciale of in deze overeenkomst niet voorziene gevallen worden door het Paritair Subcomité onderzocht.
513 Erkenning van de representatieve functie
C.A.O.: 13/10/2015 K.B.: 15/07/2016 B.S.: 20/09/2016 |
Registratiedatum: Registratienummer: Publicatie registratie in het B.S.: |
1. Inhoud: • Erkenning van de representatieve functie in ondernemingen met minder dan 15 werknemers. • Een regionaal verantwoordelijke kan contact opnemen met de werkge- vers van de bedrijven. • Enkel de regionaal verantwoordelijken in de officiële zakagenda’s van de representatieve vakorganisaties hebben een representatieve functie in de bedrijven. • Aanbeveling aan de werkgever om, bij beëindiging van de arbeidsover- eenkomst omwille van medische overmacht of bij individuele ontslagen vanaf de leeftijd van 55 jaar, de betrokken arbeider erop te wijzen (bij het starten van de procedure) dat hij zich kan laten bijstaan door een vakbondsafgevaardigde en/of door een vakbondssecretaris. |
2. Verlenging/vervanging van C.A.O.'s: C.A.O.: 14/06/2001 K.B.: 24/04/2002 B.S.: 25/07/2002 |
3. Duurtijd: Vanaf 1 januari 2016 voor onbepaalde duur |
Collectieve arbeidsovereenkomst van 13 oktober 2015
Erkenning van representatieve functie
In uitvoering van artikel 8 van het nationaal akkoord 2015-2016 van 13 oktober 2015.
Artikel 1 - Toepassingsgebied
Voor de toepassing van dit akkoord wordt onder "werklieden" verstaan: de werklieden en werksters.
Artikel 2 - Voorwerp
Artikel 3 - Modaliteiten
§ 3.Het voorwerp van het contact tussen de regionaal verantwoordelijke kan betrekking hebben op:
- de arbeidsverhoudingen en arbeidsomstandigheden;
- de toepassing in de onderneming van de sociale wetgeving, de collectieve en individuele arbeidsovereenkomsten en het arbeidsreglement;
- informatieverstrekking aan de werknemers;
- het opstellen van bedrijfsopleidingsplannen in het raam van vorming en opleiding.
De aard van de contacten is in de eerste plaats preventief in functie van het voorkomen van conflicten.
§ 4. In gevallen van betwisting kan op vraag van de meest gerede partij beroep gedaan worden op het verzoeningsbureau.
Artikel 4 - Beëindiging van de arbeidsovereenkomst omwille van medische overmacht of bij individuele ontslagen vanaf 55 jaar.
Partijen bevelen de werkgever aan dat hij, bij de beëindiging van de arbeids- overeenkomst omwille van medische overmacht of bij individuele ontslagen vanaf 55 jaar, bij de start van de procedure aan de betrokken arbeider mee- deelt dat hij zich kan Iaten bijstaan door een vakbondsafgevaardigde en/of een vakbondssecretaris.
Artikel 5 - Bijkomende bepalingen
Deze procedure kan niet in de plaats treden van de aanduiding en de bevoegd- heden van de vakbondsafvaardigingen zoals vastgelegd bij de collectieve arbeidsovereenkomst betreffende het statuut van de vak- bondsafvaardigin- gen van 18 juni 2009, geregistreerd onder het nummer 94.399/CO/149.03 en algemeen verbindend verklaard op 4 maart 2010 (Belgisch Staatsblad van 16 april 2010).
Artikel 6 - Geldigheid
De huidige collectieve arbeidsovereenkomst heeft uit- werking met ingang van 1 januari 2016 voor onbepaalde duur.
Zij kan door één van de partijen opgezegd worden met een opzeg van drie maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voor- zitter van het Paritair Subcomité voor de edele metalen en aan de onderte- kenende organisaties.
Sociaal overleg
INHOUD
INHOUD
Sociaal overleg
513-2 513-3
520 Vakbondsvorming
C.A.O.: 13/10/2015 K.B.: 06/11/2016 B.S.: 02/12/2016 |
Registratiedatum: Registratienummer: Publicatie registratie in het B.S.: |
1. Inhoud: • Vakbondsvorming voor vaste, verkozen of aangewezen afgevaardigden • Aantal dagen vakbondsvorming is vastgelegd op 10 dagen per vast mandaat over een periode van 4 jaar |
2. Verlenging/vervanging van C.A.O.'s: C.A.O.: 18/09/1972 K.B.: 07/03/1973 B.S.: 27/04/1973 |
3. Duurtijd: Vanaf 1 januari 2016 voor onbepaalde duur |
Collectieve arbeidsovereenkomst van 13 oktober 2015
In uitvoering van artikel 15 van het nationaal akkoord 2015-2016 van 13 okto- ber 2015.
HOOFDSTUK I. - TOEPASSINGSGEBIED
Artikel 1
HOOFDSTUK II. - ALGEMENE BEGINSELEN
Artikel 2
Artikel 3
HOOFDSTUK III. - TOEKENNINGSMODALITEITEN
Artikel 4
De begunstigden door de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst zijn de vaste, verkozen of aangewezen leden van de ondernemingsraden, van de comités voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen en van de vakbondsafvaardigingen daar waar een of meerdere van deze organen bestaan.
In zekere uitzonderlijke gevallen, in gemeenschappelijk overleg tussen het ondernemingshoofd en de vakbondsafvaardiging of bij ontstentenis de betrok- ken vakorganisatie, afzonderlijk bepaald, kunnen evenwel een of meerdere van de in de vorige paragraaf bedoelde lasthebbers worden vervangen door andere syndicale verantwoordelijken, die door de meest representatieve werknemersorganisaties bij name zullen worden aangewezen.
Artikel 5
De duur van de afwezigheid wegens het bijwonen van de in artikelen 2 en 3 bedoelde cursussen en seminaries, is vastgesteld op tien dagen per vast mandaat over een periode van vier jaar.
Artikel 6
Het totale aantal in artikel 5 bepaalde dagen toegestane afwezigheid, wordt onder de meest representatieve werknemersorganisaties verdeeld naar rato van het aantal mandaten die zij in de drie in elke onderneming bestaande vertegenwoordigingsorganen hebben verkregen.
Artikel 7
Elke afwezigheidsdag, krachtens deze collectieve arbeidsovereenkomst toegestaan en door de rechthebbenden besteed aan de syndicale vorming tijdens effectief gewerkte dagen, wordt door de werkgever betaald op basis van het normaal loon, berekend met inachtneming van de besluiten genomen ter uitvoering van het koninklijk besluit van 18 april 1974, tot bepaling van de algemene wijze van uitvoering van de wet van 4 januari 1974, betreffende de feestdagen.
Artikel 8
De meest representatieve werknemersorganisaties dienen drie weken op voorhand bij de betrokken werkgevers hun schriftelijke aanvraag in tot wet- tiging van afwezigheid van hun leden wegens het bijwonen van cursussen voor syndicale vorming.
Deze aanvraag moet het volgende behelzen:
- de naamlijst der vakbondsmandatarissen voor wie om xxxxxx wordt gevraagd, alsmede de duur van hun afwezigheid,
- datum en duur van de georganiseerde cursussen,
- thema en leerstof die worden onderwezen en bestudeerd.
Artikel 9
Ten einde te voorkomen dat de gelijktijdige afwezigheid van een of ver- scheidene arbeiders de organisatie van het werk zou verstoren, worden het ondernemingshoofd en vakbondsafvaardiging of bij ontstentenis de betrokken vakorganisaties het per geval eens over het maximum toe te staan aantal afwezigheden.
HOOFDSTUK IV. - PROCEDURE
Artikel 10
Alle geschillen waartoe de toepassing van deze collectieve arbeidsovereen- komst aanleiding zou kunnen geven, mogen onderzocht worden in het raam van de normale verzoeningsprocedure.
Artikel 11
De in deze collectieve arbeidsovereenkomst niet voorziene gevallen worden door het paritair subcomité voor de edele metalen onderzocht.
HOOFDSTUK V. – VERVANGING VAN COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST
Artikel 12
Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsover- eenkomst van 18 september 1972 gesloten binnen het Nationaal Paritair Comité voor de sectoren welke aan de metaal-, machine – en elektrische bouw verwant zijn, betreffende de vakbondsvorming, geregistreerd onder het nummer 1625/CO/11bis3 en algemeen verbindend verklaard op 7 maart 1973 (Belgisch Staatsblad van 27 april 1973).
Artikel 13
Zij kan door één der partijen opgezegd worden, mits een opzegging van drie maanden betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voor- zitter van het Paritair Subcomité voor de edele metalen.
530 Werkzekerheid
C.A.O.: 14/06/2001 K.B.: 04/09/2002 B.S.: 23/10/2002 |
Neerlegging: 08/08/2001 Registratiedatum: 01/10/2001 Registratienummer: 59062/CO/149.3 Publicatie van registratie in B.S.: 13/10/2001 |
1. Inhoud: • definitie meervoudig ontslag - ondernemingen van 29 en minder werknemers: 2 werklieden - van 30 tot 60 werknemers: 3 werklieden - van 61 en meer werknemers: 6 werklieden een periode van 90 kalen- derdagen • procedure - overleg - ook van toepassing bij faillissement • sancties - vergoeding gelijk aan de opzegvergoeding |
2. Verlenging/vervanging van C.A.O.'s: C.A.O.: 24/06/1999 K.B.: 10/08/2001 B.S.: 30/11/2001 |
3. Duurtijd: Vanaf 1 juli 2001 voor onbepaalde duur |
Collectieve arbeidsovereenkomst van 14 juni 2001
In uitvoering van artikel 7 van het nationaal akkoord 2001-2002
HOOFSTUK I. - TOEPASSINGSGEBIED.
Artikel 1
Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt onder
«werklieden» verstaan: de werklieden en de werksters.
Artikel 2
Artikel 3
Artikel 4
Als ‘meervoudig’ ontslag wordt beschouwd een ontslag van ten minste 2 werklieden in ondernemingen met minder dan 30 werknemers, van tenminste 3 werklieden in ondernemingen van 30 tot 60 werknemers en van tenminste 6 werklieden in ondernemingen van 61 werknemers en meer, dit alles in de loop van een periode van negentig kalenderdagen.
Sectie 3 - Overlegprocedure
Artikel 5
Wanneer zich onvoorzienbare en onvoorziene economische en/of financiële omstandigheden zouden voordoen waardoor bijvoorbeeld tijdelijke werkloos- heid of andere equivalente maatregelen sociaal-economisch onhoudbaar worden, zal de volgende sectorale overlegprocedure - tijdens de welke niet tot ontslag kan worden overgegaan - worden nageleefd:
1. Wanneer de werkgever voornemens is over te gaan tot ontslag van meerdere werknemers, dat als meervoudig ontslag kan worden beschouwd, licht hij voorafgaandelijk de ondernemingsraad of, bij ontstentenis, de vakbondsaf- gevaardigde in. In geval er geen ondernemingsraad of vakbondsafvaardiging bestaat, licht hij voorafgaandelijk en individueel de betrokken werknemers schriftelijk in.
2. Binnen de vijftien kalenderdagen na de informatie aan de werknemers vertegenwoordigers van de werklieden dienen partijen op ondernemings- vlak de besprekingen te starten over de maatregelen die ter zake kunnen worden genomen. Indien dit overleg niet tot een oplossing leidt, dan wordt binnen de acht kalenderdagen na het vaststellen van een niet akkoord op ondernemingsvlak, beroep gedaan op het verzoeningsbureau op initiatief van de meest gerede partij.
3. In geval er geen ondernemingsraad of vakbondsafvaardiging bestaat in de onderneming, kan, binnen de vijftien kalenderdagen na de informatie aan de werknemers, dezelfde overlegprocedure worden ingeleid op initiatief van de vakbondsorganisaties die de werklieden vertegenwoordigen.
Deze procedure is eveneens van toepassing bij faillissement.
Sectie 4 - Sanctie
Artikel 6
Bij niet-naleving van de procedure bepaald in artikel 5, §2, dient de in gebreke zijnde werkgever, naast de normale opzeggingstermijn, aan de betrokken werknemers een vergoeding te betalen.
Deze vergoeding is gelijk aan het loon verschuldigd voor de genoemde opzeg- gingstermijn en dient als opzegvergoeding te worden beschouwd.
In geval van betwisting wordt beroep gedaan op het verzoeningsbureau op vraag van de meest gerede partij.
De afwezigheid van een werkgever op de in deze procedure voorziene bijeen- komst van het verzoeningsbureau wordt beschouwd als een niet naleving van de bovenstaande procedure. De werkgever kan zich laten vertegenwoordigen door een bevoegde afgevaardigde behorende tot zijn onderneming of beho- rende tot zijn werkgeversfederatie.
Indien de overlegprocedure niet is gevolgd, is de sanctie eveneens van toepas- sing in geval van faillissement.
De sanctie is eveneens van toepassing op de werkgever die een unaniem advies van het verzoeningsbureau niet toepast.
HOOFDSTUK III. - GELDIGHEID.
Artikel 7
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 juli 2001 en geldt voor een onbepaalde tijd.
Zij kan door één van de partijen worden opgezegd mits een opzegging van zes maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de Voorzitter van het Paritair subcomité voor de edele metalen.
Sociaal overleg
INHOUD
INHOUD
Sociaal overleg
530-2 530-3
550 Syndicale premie
C.A.O.: 25/01/2022 K.B.: B.S.: |
Neerlegging: Registratiedatum: Registratienummer: Publicatie registratie in het B.S.: |
1. Inhoud: Syndicale premie 2021 |
2. Duurtijd: Vanaf 1 januari 2021 tot 31 december 2021 |
Collectieve arbeidsovereenkomst van 25 januari 2022
HOOFDSTUK I. – TOEPASSINGSGEBIED
Artikel 1
HOOFDSTUK II. TOEKENNINGSMODALITEITEN
Artikel 2
Artikel 3
Deze syndicale premie wordt toegekend ten bedrage van:
- 120 EUR aan alle leden die een maandelijkse bijdrage van tenminste 15,90 EUR betalen;
- 60 EUR aan alle leden die een maandelijkse bijdrage tussen 9,50 EUR en 15,90 EUR betalen;
- 0 EUR aan alle leden die een maandelijkse bijdrage van minder dan 9,50 EUR betalen.
Artikel 4
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2021 en houdt op van kracht te zijn op 31 december 2021.
Sociaal overleg
INHOUD
INHOUD
Sociaal overleg
550-2
Neerlegging: 01/12/2021 Registratiedatum: 14/02/2022 Registratienummer: 170137 Publicatie registratie in het B.S.: 28/02/2022 |
1. Inhoud: Statuten van het “Sociaal fonds voor de sector van de edele metalen”. 1. Aanvullende vergoedingen 1.1 Tijdelijke werkloosheid • € 9/dag (€ 4,5 halftijds) 1.2 Volledige werkloosheid • € 6,11/dag (€ 3,07 halftijds) 1.3 Ziekte en gewoon ongeval • Na 60 d. € 90,87 • Na 120 d. € 90,87 • Na 180 d. € 118,32 1.4 Oudere werklozen • Bij ontslag vanaf 50 jaar • Vanaf 57 jaar: € 93,92 per maand • Bij ontslag vanaf 52 jaar en 38 anciënniteit in de sector: - Van 52 jaar tot 57 jaar: € 6,11 per dag - Vanaf 57 jaar: € 93,92 euro per maand 1.5 Oudere zieken • Xxxxxx vanaf 58 jaar en vrouwen vanaf 55 jaar (oudere zieken) ont- vangen bij ziekte en gewoon ongeval een driemaandelijkse uitkering van € 118,32 euro tot aan de pensioenleeftijd 1.6 Stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag • Minimum bedrag aanvullende vergoeding: € 6,11 |
1.7 Zachte landingsbaan • € 30,46 per maand 1.8 Landingsbaan • Vanaf 55 jaar (1/5e en 1/2e vermindering) • € 76,14/maand (1/2e) en € 30,46/maand (1/5e) |
2. Vervanging/verlenging van C.A.O.’s: C.A.O.: 26/06/2021 K.B.: B.S.: |
3. Duurtijd: Vanaf 1 november 2021 voor onbepaalde duur |
INHOUD
INHOUD
000 Xxxxxxxx XXX
Collectieve arbeidsovereenkomst van 18 november 2021
STATUTEN FONDS VOOR BESTAANSZEKERHEID
In uitvoering van artikel 8 van het nationaal akkoord 2021-2022 van 18 novem- ber 2021
Artikel 1
Artikel 2
De statuten van het "Fonds voor bestaanszekerheid - Edele Metalen" zijn bijgevoegd in bijlage.
Artikel 3
Artikel 4
Artikel 5
Overeenkomstig artikel 14 van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités worden, voor wat betreft de ondertekening van deze collectieve arbeidsovereenkomst, de handtekeningen van de personen die deze aangaan namens de werknemer- sorganisaties enerzijds en namens de werkgeversorganisaties anderzijds, vervangen door de, door de leden goedgekeurde en door de voorzitter en de secretaris ondertekende, notulen van de vergadering.
BIJLAGE
STATUTEN VAN HET FONDS
HOOFDSTUK I. - BENAMING, XXXXX, OPDRACHTEN EN DUUR
1. Benaming
Artikel 1
Er wordt een Fonds voor bestaanszekerheid opgericht, bij collectieve arbeid- sovereenkomst van 28 mei 1970, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 21 augustus 1970 (Belgisch Staatsblad van 20 november 1970) genaamd "Fonds voor bestaanszekerheid - Edele Metalen".
Met "Fonds" wordt verder in deze statuten "Fonds voor bestaanszekerheid - Edele Metalen" bedoeld.
2. Zetel
Artikel 2
De maatschappelijke zetel van het Fonds is gevestigd te 0000 Xxxxxxx, Xxxxx Xxxxxxxxxx 000. Hij kan, bij beslissing van het Paritair Subcomité voor de edele metalen, naar elke andere plaats in België worden overgebracht.
3. Opdrachten
Artikel 3
Het Fonds heeft als opdracht:
3.1. de inning en de invordering van de bijdragen ten laste van de in artikel 5 bedoelde werkgevers te regelen en te verzekeren;
3.2. de toekenning en de uitkering van de aanvullende vergoedingen te regelen en te verzekeren;
3.3. de vakbondsvorming van de arbeiders te bevorderen;
3.4. de aanwerving en opleiding van de risicogroepen te bevorderen;
3.5. ten laste nemen van bijzondere bijdragen;
3.6. in functie van de ontwikkeling van een sectoraal opleidingsbeleid, de opleidingsinitiatieven te financieren volgens de door de raad van bestuur vastgelegde regels;
4. Duur
Artikel 4
Het Fonds wordt voor onbepaalde tijd opgericht.
HOOFDSTUK II. - TOEPASSINGSGEBIED
Artikel 5
Deze statuten zijn van toepassing op de werkgevers, de arbeiders en de arbeidsters van de ondernemingen, welke ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de edele metalen.
Onder "arbeiders" wordt verstaan: mannelijke en vrouwelijke werklieden.
HOOFDSTUK III. - STATUTAIRE OPDRACHTEN VAN HET FONDS
1. Inning en invordering van de bijdragen
Artikel 6
Het Fonds is gelast de inning en de invordering van de bijdragen ten laste van de in artikel 5 bedoelde werkgevers te regelen en te verzekeren.
2. Toekenning en uitkering van aanvullende vergoedingen
Vanaf 1 juli 2019 worden alle aanvullende vergoedingen geïndexeerd op basis van de reële loonindexeringen op 1 februari 2018 (1,84 %) en op 1 februari 2019 (2,23 %).
Door deze berekening worden de aanvullende vergoedingen geïndexeerd met 4,11 %.
Vanaf 1 januari 2022 worden alle aanvullende vergoedingen geïndexeerd op basis van de reële loonindexeringen op 1 februari 2020 (0,74 %) en op 1 februari 2021 (0,77 %).
Door deze berekening worden de aanvullende vergoedingen geïndexeerd met 1,52 %.
2.1. Aanvullende werkloosheidsvergoeding bij tijdelijke werkloosheid
Artikel 7
§ 1. De bij artikel 5 bedoelde arbeiders hebben ten laste van het Fonds, voor elke werkloosheidsuitkering of halve werkloosheidsuitkering erkend door de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening en voorzien in artikel 51 van de Wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten (tijdelijke werkloosheid omwille van economische redenen) en in geval van overmacht recht op de vergoeding voorzien in artikel 7, §2 van deze statuten, voor zover zij volgende voorwaarden vervullen:
- werkloosheidsuitkeringen genieten in toepassing van de reglementering op de werkloosheidsverzekering;
- op het ogenblik van de werkloosheid in dienst van de werkgever zijn.
§ 2. Vanaf 1 juli 2019 worden de aanvullende vergoedingen bij tijdelijke wer- kloosheid geïndexeerd met 4,11 % en tegelijkertijd verhoogd.
Hierdoor bedraagt deze aanvullende vergoeding vanaf 1 juli 2019:
- € 8,50 per werkloosheidsuitkering betaald in toepassing van de regle- mentering op de werkloosheidsverzekering;
- € 4,25 per halve werkloosheidsuitkering betaald in toepassing van de reglementering op de werkloosheidsverzekering.
Vanaf 1 januari 2022 worden de aanvullende vergoedingen bij tijdelijke wer- kloosheid geïndexeerd met 1,52 % en tegelijkertijd verhoogd.
Hierdoor bedraagt deze aanvullende vergoeding vanaf 1 januari 2022:
- € 9 per werkloosheidsuitkering betaald in toepassing van de reglemen- tering op de werkloosheidsverzekering;
- € 4,5 per halve werkloosheidsuitkering betaald in toepassing van de reglementering op de werkloosheidsverzekering.
2.2. Aanvullende werkloosheidsvergoeding bij volledige werkloosheid
Artikel 8
§ 1. De bij artikel 5 bedoelde arbeiders hebben, ten laste van het Fonds, voor elke werkloosheidsuitkering recht op de bij artikel 8, §2 voorziene vergoeding, met een maximum van respectievelijk 200 dagen en 300 dagen per geval al naargelang zij op de eerste werkloosheidsdag minder dan 45 jaar oud zijn of 45 jaar en ouder zijn en voor zover zij volgende voorwaarden vervullen:
- werkloosheidsuitkeringen genieten in toepassing van de wetgeving op de werkloosheidsverzekering;
- door een in artikel 5 bedoelde werkgever ontslagen geweest zijn, zonder op brugpensioen te zijn gesteld;
- op het ogenblik van het ontslag, ten minste vijf jaar tewerkgesteld zijn in één of meerdere ondernemingen die onder één van de volgende paritaire comités ressorteren:
- voor de ijzernijverheid (paritair comité 104)
- voor de non-ferrometalen (paritair comité 105)
- voor de metaal-, machine- en elektrische bouw (paritair comité 111)
- voor de sectoren verwant aan de metaal-, machine- en elektrische bouw (paritaire subcomités 149.1,149.2,149.3 en 149.4)
- voor de garagebedrijven (paritair comité 112)
- voor de recuperatie van metalen (paritair subcomité 142.01)
§ 2. Het bedrag van de aanvullende werkloosheidsvergoeding bedraagt vanaf 1 juli 2019:
- € 6,02 per volledige werkloosheidsuitkering betaald in toepassing van de reglementering op de werkloosheidsverzekering;
- € 3,02 per halve werkloosheidsuitkering betaald in toepassing van de reglementering op de werkloosheidsverzekering.
Het bedrag van de aanvullende werkloosheidsvergoeding bedraagt vanaf 1 januari 2022:
- € 6,11 per volledige werkloosheidsuitkering betaald in toepassing van de reglementering op de werkloosheidsverzekering;
- € 3,07 per halve werkloosheidsuitkering betaald in toepassing van de reglementering op de werkloosheidsverzekering.
§ 3. Elke betaling van de aanvullende vergoeding in geval van volledige wer- kloosheid aan arbeiders zoals beschreven in dit artikel, na en omwille van
een eenzijdige beëindiging van de arbeidsovereenkomst door de werkgever, zal vanaf 1 juli 2015 stopgezet worden.
Na 1 juli 2015 worden enkel nog aanvullende vergoedingen in geval van vol- ledige werkloosheid betaald in volgende gevallen:
- wanneer de beëindiging van de arbeidsovereenkomst niet het gevolg is van een eenzijdige beëindiging van de arbeidsovereenkomst door de werkgever (bijvoorbeeld bij einde contract bepaalde duur of duidelijk omschreven werk, ingeval van medische overmacht …);
- arbeiders die reeds aanvullende vergoedingen bij volledige werkloosheid ontvangen op 30 juni 2015 en hun saldo nog kunnen uitputten.
Artikel 9
§ 1. Indien arbeiders op het ogenblik van ontslag de leeftijd van 50 jaar bereikt hebben, ontvangen zij vanaf 1 juli 2019 een maandelijkse vergoeding van € 92,51 vanaf de leeftijd van 57 jaar, en dit na uitputting van de aanvullende vergoeding bij volledige werkloosheid.
Vanaf 1 januari 2022 ontvangen de arbeiders een maandelijkse vergoeding van
€ 93,92 vanaf de leeftijd van 57 jaar, en dit na uitputting van de aanvullende vergoeding bij volledige werkloosheid.
§ 2. Indien arbeiders op het ogenblik van het ontslag de leeftijd van 52 jaar bereikt hebben, en een sectoranciënniteit van 38 jaar of meer kunnen voor- leggen, ontvangen zij vanwege het Fonds de aanvullende vergoeding volledige werkloosheid, zoals bepaald in artikel 8, §2 van onderhavige overeenkomst en dit tot de leeftijd van 57 jaar.
Van zodra zij de leeftijd van 57 jaar bereiken, vallen zij terug op de bepalingen van § 1 en van onderhavig artikel omtrent de aanvullende vergoeding voor oudere werklozen.
De eventuele periodes gedekt door verbrekingsvergoedingen wegens faling van een werkgever van de sector of sluiting van de onderneming behorende tot de sector, moeten worden meegeteld voor de berekening van de secto- ranciënniteit.
- wanneer ze het werk hervatten als loontrekkende bij een andere werkgever dan de werkgever die hen heeft ontslagen en die niet behoort tot dezelfde technische bedrijfseenheid als de werkgever die hen heeft ontslagen;
- ingeval een zelfstandige activiteit in hoofdberoep wordt uitgeoefend op voorwaarde dat die activiteit niet wordt uitgeoefend voor rekening van de werkgever die hen heeft ontslagen of voor rekening van een werkgever die behoort tot dezelfde technische bedrijfseenheid als de werkgever die hen heeft ontslagen.
§ 4. Elke betaling van de aanvullende vergoeding bij volledige werkloosheid aan arbeiders zoals beschreven in dit artikel, na en omwille van een eenzijdige beëindiging van de arbeidsovereenkomst door de werkgever, zal vanaf 1 juli 2015 stopgezet worden.
Na 1 juli 2015 worden enkel nog aanvullende vergoedingen in geval van vol- ledige werkloosheid betaald in volgende gevallen:
- wanneer de beëindiging van de arbeidsovereenkomst niet het gevolg is van een eenzijdige beëindiging van de arbeidsovereenkomst door de werkgever ( bijvoorbeeld bij einde contract bepaalde duur of duidelijk omschreven werk, ingeval van medische overmacht …);
- arbeiders die reeds aanvullende vergoedingen bij volledige werkloosheid ontvangen op 30 juni 2015 en hun saldo nog kunnen uitputten.
2.3. Aanvullende ziektevergoeding
Artikel 10
§ 1. De bij artikel 5 bedoelde arbeiders hebben na tenminste zestig dagen ononderbroken arbeidsongeschiktheid ten gevolge van ziekte of ongeval, met uitsluiting van de arbeidsongeschiktheid ten gevolge van beroepsziekte of arbeidsongeval, recht, ten laste van het Fonds, op een vergoeding die de uitkeringen van de ziekte- en invaliditeitsverzekering aanvult, voor zover de arbeiders volgende voorwaarden vervullen:
- uitkeringen van de ziekte- en invaliditeitsverzekering bij toepassing van de wetgeving ter zake genieten;
- op het ogenblik waarop de ongeschiktheid aanvangt, in dienst van een in artikel 5 bedoelde werkgever zijn.
§ 2. Vanaf 1 juli 2019 wordt het forfaitair bedrag van de bij artikel 10, §1 bedoelde vergoeding als volgt vastgesteld:
- € 89,51 na de eerste 60 dagen ononderbroken ongeschiktheid;
- € 89,51 na de eerste 120 dagen ononderbroken ongeschiktheid;
- € 116,55 na de eerste 180 dagen ononderbroken ongeschiktheid;
- € 116,55 na de eerste 240 dagen ononderbroken ongeschiktheid;
- € 116,55 na de eerste 300 dagen ononderbroken ongeschiktheid;
- € 116,55 na de eerste 365 dagen ononderbroken ongeschiktheid;
- € 116,55 na de eerste 455 dagen ononderbroken ongeschiktheid;
- € 116,55 na de eerste 545 dagen ononderbroken ongeschiktheid;
- € 116,55 na de eerste 635 dagen ononderbroken ongeschiktheid;
- € 116,55 na de eerste 725 dagen ononderbroken ongeschiktheid;
- € 116,55 na de eerste 815 dagen ononderbroken ongeschiktheid;
- € 116,55 na de eerste 905 dagen ononderbroken ongeschiktheid;
- € 116,55 na de eerste 995 dagen ononderbroken ongeschiktheid.
- € 90,87 na de eerste 60 dagen ononderbroken ongeschiktheid;
- € 90,87 na de eerste 120 dagen ononderbroken ongeschiktheid;
- € 118,32 na de eerste 180 dagen ononderbroken ongeschiktheid;
- € 118,32 na de eerste 240 dagen ononderbroken ongeschiktheid;
- € 118,32 na de eerste 300 dagen ononderbroken ongeschiktheid;
- € 118,32 na de eerste 365 dagen ononderbroken ongeschiktheid;
- € 118,32 na de eerste 455 dagen ononderbroken ongeschiktheid;
- € 118,32 na de eerste 545 dagen ononderbroken ongeschiktheid;
- € 118,32 na de eerste 635 dagen ononderbroken ongeschiktheid;
- € 118,32 na de eerste 725 dagen ononderbroken ongeschiktheid;
- € 118,32 na de eerste 815 dagen ononderbroken ongeschiktheid;
- € 118,32 na de eerste 905 dagen ononderbroken ongeschiktheid;
- € 118,32 na de eerste 995 dagen ononderbroken ongeschiktheid.
§ 3. De arbeider die minstens 58 jaar oud is op het ogenblik waarop de onge- schiktheid aanvangt, heeft vanaf 1 juli 2019, na uitputting van de voordelen vervat in artikel 10, §2 en voor zover de ongeschiktheid voortduurt, recht op een driemaandelijkse uitkering van € 116,55 en dit tot op het ogenblik dat hij of zij het wettelijk pensioen geniet. De laatste driemaandelijkse uitkering zal, zelfs als het een onvolledige periode van drie maand betreft, volledig uitgekeerd worden.
Vanaf 1 januari 2022 bedraagt deze driemaandelijkse uitkering € 118,32.
§ 4. Een arbeidsongeschiktheid kan, ongeacht de duur ervan, slechts aanlei- ding geven tot de toekenning van een enkele reeks vergoedingen; het hervallen
in eenzelfde ziekte wordt beschouwd als integraal deel uitmakend van de vorige ongeschiktheid wanneer die zich voordoet binnen de eerste veertien dagen volgend op het einde van die periode van arbeidsongeschiktheid.
2.4. Aanvullende vergoeding bij stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag
Artikel 11
§ 1. In toepassing van en overeenkomstig:
- de collectieve arbeidsovereenkomst nummer 17 gesloten op 19 december 1974 in de Nationale Arbeidsraad, tot invoering van een regeling voor aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werknemers indien zij worden ontslagen, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 16 januari 1975 (Belgisch Staatsblad van 31 januari 1975);
- de bestaande collectieve arbeidsovereenkomsten inzake brugpensioen/ stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag gesloten in het Paritair Subcomité voor de edele metalen;
- artikel 3, § 6 van het Koninklijk besluit van 3 mei 2007 tot regeling van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag en van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 150 van de Nationale Arbeidsraad van 15 juli 2021, tot vaststelling, voor de periode van 1 januari 2021 tot en met 30 juni 2023, van de voorwaarden voor de toekenning van een bedrijfstoeslag in het kader van de werkloosheid met bedrijfstoeslag voor sommige oudere mindervalide werknemers en werknemers met ernstige lichamelijke problemen, indien zij worden ontslagen;
verzekert het Fonds de integrale betaling van de aanvullende vergoeding met een minimum van € 6,02 per dag.
Vanaf 1 januari 2022 bedraagt deze vergoeding € 6,11 per dag.
§ 2. Voor de arbeiders die minder dan 57 jaar oud zijn en die ingevolge een ondernemingsakkoord genieten van een uitbreiding van de voordelen vermeld in voormelde collectieve overeenkomst nr. 17 van 19 december 1974, neemt het Fonds onder dezelfde voorwaarden als bepaald in artikel 11, §1 en voor zover de werkgever de bijdrage betaalt zoals bepaald in artikel 29, §1 de toepassing van voormelde collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 op zich en dit vanaf de eerste van de maand volgend op die waarin de arbeiders 57 jaar worden.
In de gevallen voorzien bij het vorige lid kan het Fonds voorschotten betalen aan de bruggepensioneerden die hun aanvraag tot brugpensioen indienen bij het Fonds voor vergoeding van de in geval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers bij toepassing van artikel 4 van de Wet van 30 juni 1967 tot verruiming van de opdracht van het Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers. Deze voorschotten zijn toegekend vooraleer het Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers zijn verplichtingen werkelijk uitvoert.
§ 4. De vergoedingen voorzien in § 1 zijn niet cumuleerbaar met de vergoe- dingen voorzien in artikels 8 en 9.
§ 5. Onder de voorwaarden bepaald in de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 en volgens de daarin bepaalde modaliteiten behouden de arbeiders die zijn ontslagen met het oog op het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag in het kader van deze collectieve arbeidsovereenkomsten of in het kader van een op ondernemingsniveau gesloten collectieve arbeidsovereenkomst inzake stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag het recht op de aanvullende vergoeding:
- wanneer ze het werk hervatten als loontrekkende bij een andere wer- kgever dan de werkgever die hen heeft ontslagen en die niet behoort tot dezelfde technische bedrijfseenheid als de werkgever die hen heeft ontslagen;
- ingeval een zelfstandige activiteit in hoofdberoep wordt uitgeoefend op voorwaarde dat die activiteit niet wordt uitgeoefend voor rekening van de werkgever die hen heeft ontslagen of voor rekening van een werkgever die behoort tot dezelfde technische bedrijfseenheid als de werkgever die hen heeft ontslagen.
§ 6. Indien een arbeider in het kader van een stelsel van werkloosheid met bedri- jfstoeslag, zijn rechten hieromtrent bij de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening heeft vastgeklikt, wordt ook de uitbetaling van de aanvullende vergoeding in dit kader bij het sociaal fonds vastgeklikt.
2.5. Aanvullende vergoeding bij vermindering van de arbeidsprestaties in het kader van een landingsbaan of zachte landingsbaan
Artikel 12
In toepassing en overeenkomstig:
- de bepalingen opgenomen in de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 55 van 13 juli 1993, gesloten in de Nationale Arbeidsraad en algemeen bindend verklaard bij koninklijk besluit van 17 november 1993, tot instel- ling van een regeling van aanvullende vergoeding voor sommige oudere werknemers, in geval van halvering van de arbeidsprestaties, gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 55 bis van 7 februari 1995 en nr. 55 ter van 10 maart 1998,
verzekert het Fonds de integrale betaling van de aanvullende vergoeding met een minimum van € 5,92 per dag.
Vanaf 1 januari 2022 bedraagt deze vergoeding € 6,01 per dag
Artikel 13
§ 1. Oudere werknemers die, uiterlijk op 30 juni 2023, hun arbeidsduur in het kader van cao nr. 103 van 27 juni 2012 verminderen met 1/5 of de helft omwille van opname van een landingsbaan openen het recht op een aanvullende ver- goeding betaald door het FBZ.
§ 2. De aanvullende vergoeding wordt toegekend vanaf 60 jaar en, overeen- komstig cao nr. 156 en nr. 157, gesloten in de Nationale Arbeidsraad op 15 juli 2021, vanaf 55 jaar voor een 1/5de loopbaanvermindering en voor een 1/2de loopbaanvermindering, en dit tot de wettelijke pensioenleeftijd.
§ 3. Deze vergoeding bedraagt 75 euro per maand voor een vermindering met 1/2de en 30 euro per maand voor een vermindering met 1/5de.
Vanaf 1 januari 2022 bedraagt deze vergoeding 76,14 euro per maand voor een vermindering met 1/2de en 30,46 euro per maand voor een vermindering met 1/5de.
Artikel 14
§ 1. Dit artikel wordt gesloten in toepassing van de collectieve arbeidsove- reenkomst nr. 104 van 27 juni 2012 over de uitvoering van een werkgelegen- heidsplan oudere werknemers in de onderneming en van het koninklijk besluit van 9 januari 2018 tot wijziging van artikel 19 van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders (BS van 25 januari 2018).
§ 2. Vanaf 1 juli 2019 wordt een aanvullende vergoeding bij zachte landingsbaan toegekend aan de oudere werknemers die hun arbeidsduur in het kader van cao nr. 104 van 27 juni 2012 verminderen met 1/5de. De vergoeding bedraagt
€ 30 per maand en wordt toegekend vanaf 60 jaar.
§ 3. De vergoeding wordt jaarlijks geïndexeerd volgens de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst van 16 juni 2011 betreffende de loonvorming en de in voege zijnde wettelijke bepalingen.
§ 4. Het recht op vergoeding vervalt onmiddellijk bij de beëindiging van de arbeidsovereenkomst of bij de stopzetting van de loopbaanwijziging.
§ 5. Het Fonds wordt belast met de praktische uitwerking van de aanvraag- procedure en de betalingsmodaliteiten. Het Fonds stelt hiertoe de nodige richtlijnen ter beschikking van de arbeiders en werkgevers
2.6. Syndicale premie
Artikel 15
§ 1. De bij artikel 5 bedoelde arbeiders, die sedert ten minste een jaar lid zijn van één van de representatieve interprofessionele werknemersorganisaties welke op nationaal niveau verbonden zijn, hebben recht op een syndicale pre- mie, voor zover zij op 1 oktober van het lopende jaar ingeschreven zijn in het personeelsregister van de bij hetzelfde artikel 5, bedoelde ondernemingen.
§ 2. Het bedrag van de bij artikel 15, §1 bedoelde syndicale premie wordt vastgelegd in een algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsove- reenkomst.
2.7. Betalingsmodaliteiten van de bovengenoemde aanvullende vergoedingen
Artikel 16
§ 1. De in artikels 7 (aanvullende werkloosheidsvergoeding bij tijdelijke werkloosheid), 8 en 9 (aanvullende werkloosheidsvergoeding bij volledige werkloosheid), 10 (aanvullende ziektevergoeding), 11 (aanvullende vergoeding bij stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag) en 12 (aanvullende vergoe- ding bij vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking) bedoelde vergoedingen worden rechtstreeks door het Fonds aan de betrokken arbeiders uitbetaald, voor zover zij het bewijs leveren dat zij recht hebben op de vergoedingen voorzien in voormelde artikelen.
§ 2. De in artikel 15 (syndicale premie) bedoelde vergoeding wordt uitbetaald door de representatieve professionele werknemersorganisaties die nationaal georganiseerd zijn.
Artikel 17
De raad van bestuur bepaalt de datum en de modaliteiten van de betaling van de door het Fonds toegekende vergoedingen; in geen geval mag de betaling van de vergoeding afhankelijk zijn van de storting der bijdragen welke door de aan het Fonds onderworpen werkgevers verschuldigd zijn.
3. Bevorderen van de vakbondsvorming
Artikel 18
Op verzoek van de werkgevers die het voorschot hebben uitbetaald, betaalt het Fonds de uitbetaalde lonen terug (vermeerderd met de patronale bijdragen) van de werklieden die afwezig waren in toepassing van de collectieve arbeidsove- reenkomst van 18 september 1972, gesloten in het Nationaal Paritair Comité voor de sectoren welke aan de metaal-, machine en elektrische bouw verwant zijn, betreffende de syndicale vorming van de werklieden en werksters tewer- kgesteld in de ondernemingen van uurwerkmakerij, bijouterie, edelsmeed- en juwelierskunst, alsook de groot- en kleinhandel in de uurwerkmakerij, bijouterie, edelsmeed- en juwelierskunst, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 7 maart 1973 (Belgisch Staatsblad van 27 april 1973).
Artikel 19
Het bedrag dat bestemd is voor de organisatie van deze vakbondsvorming wordt jaarlijks vastgesteld door de raad van bestuur van het Fonds.
4. Financiering van opleidingsinitiatieven
Artikel 20
Het Fonds financiert de opleidingsinitiatieven volgens de door de raad van bestuur vastgelegde regels.
5. Ten laste nemen van bijzondere bijdragen
Artikel 21
De bijzondere werkgeversbijdragen op het conventioneel stelsel van wer- kloosheid met bedrijfstoeslag, ingevoerd door het koninklijk besluit van 29 maart 2010 tot uitvoering van het hoofdstuk 6 van Titel XI van de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen betreffende de sociale zekerheidsbijdragen en inhoudingen verschuldigd op brugpensioenen/stelsels van werkloosheid met bedrijfstoeslag, op aanvullende vergoedingen bij som- mige sociale zekerheidsuitkeringen en op invaliditeitsuitkeringen (Belgisch Staatsblad van 31 maart 2010), worden door het Fonds ten laste genomen. De bijzondere bijdragen worden ten laste genomen onder de voorwaarden zoals opgenomen in bovenvermeld koninklijk besluit en worden ten laste genomen tot de oppensioenstelling van de arbeiders.
Artikel 22
De raad van bestuur van het Fonds bepaalt de uitvoeringsmodaliteiten van artikel 21.
6. Algemene bepaling
Artikel 23
De voorwaarden van toekenning van de vergoedingen welke door het Fonds worden verleend, evenals het bedrag kunnen gewijzigd worden op voorstel van de raad van bestuur bij collectieve arbeidsovereenkomst van het Paritair Subcomité voor de edele metalen, algemeen verbindend verklaard bij konin- klijk besluit.
HOOFDSTUK IV. – BEHEER VAN HET FONDS
Artikel 24
Het Fonds wordt beheerd door een raad van bestuur, paritair samengesteld uit vertegenwoordigers van de representatieve werkgevers- en werknemer- sorganisaties.
De raad van bestuur bestaat uit twaalf leden, hetzij zes vertegenwoordigers van de werkgevers en zes vertegenwoordigers van de werknemers.
De leden van de raad van bestuur worden door het Paritair Subcomité voor de edele metalen benoemd.
Artikel 25
Elk jaar duidt de raad van bestuur onder zijn leden een voorzitter en drie ondervoorzitters aan.
Het voorzitterschap en het eerste ondervoorzitterschap wordt beurtelings door de werkgevers- en de werknemersafgevaardigden waargenomen.
De tweede ondervoorzitter behoort tot de werknemersgroep en de derde tot de werkgeversgroep.
Artikel 26
De raad van bestuur wordt door zijn voorzitter bijeengeroepen. De voorzitter is ertoe gehouden de raad tenminste eenmaal per semester bijeen te roepen en telkens wanneer tenminste twee leden van de raad erom verzoeken. De uitnodiging vermeldt de agenda.
De notulen worden door de raad van bestuur aangeduide secretaris opgesteld en door de voorzitter van de vergadering ondertekend.
De uittreksels uit deze notulen worden door de voorzitter of twee bestuurders ondertekend.
Wanneer tot de stemming moet worden overgegaan, dient een gelijk aantal leden van elke afvaardiging aan de stemming deel te nemen. Is het aantal ongelijk, dan onthoudt (onthouden) zich het jongste lid (de jongste leden).
De beslissingen worden met een meerderheid van twee derden van de stemge- rechtigden genomen.
Artikel 27
De raad van bestuur heeft tot taak het Fonds te beheren en alle maatregelen te treffen die voor zijn goede werking zijn vereist. Hij beschikt over de meest uitgebreide bevoegdheid inzake het beheer en de leiding van het Fonds.
De raad van bestuur treedt in rechte op in naam van het Fonds, op vervolging en ten verzoek van de voorzitter of van een tot dat doel afgevaardigde bestuurder.
De raad van bestuur kan bijzondere bevoegdheden overdragen aan één of meer van zijn leden of zelfs aan derden.
Voor al de andere handelingen dan deze waarvoor de raad speciale volmachten heeft verleend, volstaan de gezamenlijke handtekeningen van vier bestuurders (twee van werknemerszijde en twee van werkgeverszijde).
De verantwoordelijkheid van de bestuurders beperkt zich tot de uitvoering van hun mandaat en zij gaan geen enkele persoonlijke verbintenis aan betreffende hun beheer ten opzichte van de verplichtingen van het Fonds.
HOOFDSTUK V. – FINANCIERING VAN HET FONDS
Artikel 28
Om de financiering van de in artikel 7 tot artikel 22 bedoelde vergoedingen en financiële tussenkomsten te verzekeren beschikt het Fonds over de bijdragen welke door de bij artikel 5 bedoelde werkgevers verschuldigd zijn.
Artikel 29
§ 1. De bijdrage gebaseerd op de laatste bruto-bezoldiging berekend aan 108 % verdiend door de arbeiders bedoeld bij artikel 11 § 2 wordt door de werkgever rechtstreeks aan het Fonds betaald vóór de aanvangsdatum van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag van de arbeiders. Zij wordt berekend
vanaf de aanvang van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag in de onderneming tot de leeftijd van 57 jaar en betaald volgens de modaliteiten bepaald door de raad van bestuur.
§ 2. De bijdrage bedoeld onder §1 wordt betaald door de werkgever vóór de datum van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag van de arbeiders. Zij wordt forfaitair berekend en betaald volgens de modaliteiten, bepaald door de raad van bestuur van het Fonds.
§ 3. Sinds 1 januari 2016 wordt de bijdrage van de werkgevers bepaald op 2,80 % van de brutolonen van de arbeiders, waarvan 0,80 % is voorzien voor de financiering van het sociaal sectoraal pensioenstelsel.
Vanaf 1 januari 2018 wordt de bijdrage van de werkgevers bepaald op 2,55 % van de brutolonen van de arbeiders, waarvan 1,05 % is voorzien voor de finan- ciering van het sociaal sectoraal pensioenstelsel.
§ 4. Vanaf 1 januari 2016 wordt er gebruik gemaakt van de gedifferentieerde RSZ inningstechniek waardoor de pensioenbijdrage voor het sociaal sectoraal aanvullend pensioenstelsel wordt afgescheiden van de basisbijdrage bestemd voor het fonds voor bestaanszekerheid:
• De basisbijdrage wordt vastgesteld door een afzonderlijke collectieve arbeidsovereenkomst die algemeen verbindend zal verklaard worden door een Koninklijk Besluit;
• De pensioenbijdrage wordt vastgesteld door een afzonderlijke collectieve arbeidsovereenkomst die algemeen verbindend zal verklaard worden door een Koninklijk Besluit.
§ 5. Een buitengewone bijdrage kan door de raad van bestuur van het Fonds worden bepaald met bepaling van de innings- en verdelingsmodaliteiten. Deze buitengewone bijdrage moet het voorwerp uitmaken van een afzonderlijke collectieve arbeidsovereenkomst bekrachtigd bij koninklijk besluit.
Artikel 30
§ 1. De inning en invordering van de bijdragen worden door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid verzekerd bij toepassing van artikel 7 van de Wet van 7 januari 1958 betreffende de Fondsen voor bestaanszekerheid.
§ 3. De raad van bestuur van het Fonds bepaalt de verdeling van de bijdragen voorzien in de artikelen 7 tot en met 19.
HOOFDSTUK VI. - BEGROTING EN REKENINGEN VAN HET FONDS
Artikel 31
Het dienstjaar vangt aan op 1 januari en sluit op 31 december.
Artikel 32
Elk jaar, uiterlijk gedurende de maand december, wordt een begroting voor het volgende jaar aan het Paritair Subcomité voor de edele metalen ter goedkeuring voorgelegd.
Artikel 33
De rekeningen over het afgelopen jaar worden op 31 december afgesloten.
De raad van bestuur, evenals de door het Paritair Subcomité voor de edele metalen aangeduide revisor of accountant, maken jaarlijks elk een schriftelijk verslag op betreffende de uitvoering van hun opdracht gedurende het afgelopen jaar. De balans, samen met de hierboven bedoelde schriftelijke jaarverslagen, moeten uiterlijk gedurende de maand juni aan het Paritair Subcomité voor de edele metalen ter goedkeuring worden voorgelegd.
HOOFDSTUK VII. - ONTBINDING EN VEREFFENING VAN HET FONDS
Artikel 34
Het Fonds kan slechts bij eenparige beslissing van het Paritair Subcomité voor de edele metalen worden ontbonden. Dit laatste dient tegelijkertijd de veref- fenaars te benoemen, hun bevoegdheden en hun bezoldiging vast te stellen en de bestemming van de netto-activa van het Fonds te bepalen.
620 FBZ - Basisbijdrage
C.A.O.: 26/09/2017 K.B.: B.S.: |
Registratiedatum: 19/10/17 Registratienummer: 142129 Publicatie registratie in het B.S.: 03/11/17 |
1. Inhoud: Basisbijdrage Fonds voor Bestaanszekerheid (1,5% van de niet-geplafon- neerde brutolonen van de arbeiders) |
2. Verlenging/vervanging van C.A.O.'s: C.A.O.: 13/10/2015 K.B.: 01/04/2016 B.S.: 07/06/16 |
3. Duurtijd: Vanaf 1 januari 2018 en voor onbepaalde duur |
Collectieve arbeidsovereenkomst van 26 september 2017
BIJDRAGE AAN HET FONDS VOOR BESTAANSZEKERHEID
In uitvoering van artikel 6 § 4 van het nationaal akkoord 2017-2018 van 30 mei 2017.
HOOFDSTUK I. – TOEPASSINGSGEBIED
Artikel 1
Artikel 2
Overeenkomstig artikel 27 § 4 van de collectieve arbeidsovereenkomst van
HOOFDSTUK III. - INNING EN INVORDERING
Artikel 3
HOOFDSTUK IV. - SLOTBEPALINGEN
Artikel 4
Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereen- komst inzake bijdrage aan het fonds voor bestaanszekerheid van 13 oktober 2015, geregistreerd op 26 oktober 2015 onder het nummer 130.297/CO/149.03.
Artikel 5
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2018 en wordt gesloten voor onbepaalde tijd.
Ze kan opgezegd worden door één van de partijen met inachtneming van een opzegtermijn van zes maanden, kenbaar gemaakt door een aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Subcomité voor de edele metalen.
Bestaanszekerheid
INHOUD
INHOUD
Bestaanszekerheid
620-2
630 Sectoraal pensioenstelsel
C.A.O.: 16/12/2021 | K.B.: | B.S.: |
Neerlegging: Registratiedatum: Registratienummer: Publicatie registratie in het B.S.: | ||
1. Inhoud: • Bijdrage per aangeslotene sinds 1 januari 2018 = 1,05% • Op 1 januari 2019 werd het beheer overgedragen aan SEFOPLUS OFP (de multi-sectorale instelling voor bedrijfspensioenvoorziening) | ||
2. Vervanging van cao’s: C.A.O.: 19/09/2019 | K.B.: | B.S.: |
3. Duurtijd: Vanaf 31 december 2021 en voor onbepaalde duur |
Collectieve arbeidsovereenkomst van 16 december 2021
HOOFDSTUK I. – TOEPASSINGSGEBIED
Artikel 1
§3 Onder arbeiders wordt verstaan de mannelijke en vrouwelijke arbeiders.
Artikel 2
HOOFDSTUK III. - AANDUIDING VAN DE INRICHTER
Artikel 3
§1 Overeenkomstig artikel 3, §1, 5° van de W.A.P. werd het Fonds voor bes- taanszekerheid, via de collectieve arbeidsovereenkomst van 22 mei 2014 (122030/CO/149.03) door de representatieve organisaties van het voormelde Paritair Sub-comité aangeduid als Inrichter van dit sociaal sectoraal pen- sioenstelsel.
§2 Deze aanduiding blijft uiteraard gelden in het kader van deze collectieve arbeidsovereenkomst van 16.12.2021 tot wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel en overgang van solidariteitsinstelling met overdracht van het solidariteitsfonds.
HOOFDSTUK IV. – AANSLUITINGSVOORWAARDEN
Artikel 4
§1 Alle arbeiders die op of na 1 januari 2015 met de werkgevers zoals bedoeld in artikel 1, §1 van deze overeenkomst verbonden zijn of waren via een arbeidsovereenkomst (ongeacht de aard van arbeidsovereenkomst), worden ambtshalve aangesloten bij dit sociaal sectoraal pensioenplan. In de praktijk gaat het om de werklieden aangegeven onder de werknemerskengetallen 015, 024 en 027.
§2 Worden echter niet aangesloten bij dit pensioenplan:
- de personen tewerkgesteld via een overeenkomst van studentenarbeid;
- de personen tewerkgesteld via een overeenkomst voor uitzendarbeid, zoals geregeld door hoofdstuk II van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van de werknemers ten behoeve van gebruikers;
- de leerlingen;
- de personen tewerkgesteld met een arbeidsovereenkomst gesloten in het kader van een speciaal met steun van de overheid gevoerd opleidings-, arbeidsinspannings-, en omscholingsprogramma;
- de personen die effectief hun wettelijk (vervroegd) pensioen hebben opgenomen vanaf 1 januari 2016, maar vervolgens als gepensioneerde verder of opnieuw tewerkgesteld worden met een arbeidsovereenkomst afgesloten met hun werkgevers zoals bedoeld in artikel 1, §1 van deze overeenkomst.
HOOFDSTUK V. – BIJDRAGE
Artikel 5
§1 In het voordeel van de in artikel 4 bedoelde personen zullen er maandelijks door de Inrichter één of meerdere bijdragen gestort worden ter financiering van het sociaal sectoraal pensioenstelsel ter aanvulling van de wettelijke pensioenregeling.
§2 De totale jaarlijkse bruto bijdrage per aangeslotene bij het sociaal sectoraal pensioenstelsel bedraagt sinds 1 januari 2018 1,05 procent van diens jaarlijks brutoloon waarop R.S.Z.-inhoudingen worden gedaan.
§3 De totale jaarlijkse bruto bijdrage per aangeslotene bij het sociaal sectoraal pensioenstelsel wordt verminderd met 4,5 procent beheerskosten, aangere- kend door de Inrichter, wat resulteert in een totale jaarlijkse netto bijdrage per aangeslotene van 1,00 procent van diens jaarlijks brutoloon waarop R.S.Z.- inhoudingen worden gedaan.
§4 Deze netto bijdrage wordt als volgt verdeeld: 0,96 procent wordt aangewend ter financiering van individuele pensioenrechten in hoofde van de bij het sociaal sectoraal stelsel aangeslotenen en de overige 0,04 procent wordt gebruikt ter financiering van een solidariteitstoezegging zoals bedoeld in titel II, hoofdstuk 9 van de W.A.P.
§5 Dit resulteert, na vermeerdering van de netto bijdrage met 0,09 procent ter dekking van de verschuldigde, bijzondere bijdrage van 8,86 procent, in een globale bijdrage van 1,14 procent.
§6 Voor bepaalde aangeslotenen bij het sociaal sectoraal pensioenstelsel, stort de Inrichter tijdens het derde kwartaal van 2019 vanuit haar reserves opgebouwd door bijdragen die in het verleden werden geïnd in het kader van de aanvullende sociale voordelen die door de Inrichter worden toegekend, een forfaitair bedrag van 300 EUR voor elke arbeider die actief was tijdens het eerste kwartaal van 2019 overeenkomstig artikel 2.23 van het pensioenre- glement, én die op 1 oktober 2019 verworven reserves heeft op zijn individuele rekening bij de pensioeninstelling. Dit forfaitair bedrag wordt op datum van 1 oktober 2019 ingeschreven op de individuele rekening van de in aanmerking komende arbeider.
§7 De Inrichter stort, vanaf 2022, een jaarlijkse, bijkomende bijdrage uit zijn reserves aan SEFOPLUS OFP in het Afzonderlijk Vermogen Solidariteit
§8 De beheerskosten van 4,5% evenals de bijzondere R.S.Z-bijdrage van 8,86 procent, verschuldigd door de Inrichter ingevolge de toepassing van artikel 5 §6 en §7, zullen door de Inrichter worden voldaan ten aanzien van respec- tievelijk de pensioeninstelling en de Rijksdienst voor de Sociale Zekerheid.
HOOFDSTUK VI. - PENSIOENTOEZEGGING: OVERGANG VAN PENSIOENINSTELLING MET COLLECTIEVE
OVERDRACHT VAN VERWORVEN RESERVES
Artikel 6
§1 Tot 31 december 2018 werd het financieel, boekhoudkundig, actuarieel en administratief beheer van de Pensioentoezegging door de Inrichter toe- vertrouwd aan Xxxxxxx Xxxxxxxxxxxxx nv, erkend door de Nationale Bank van België onder nummer 37, met maatschappelijke zetel te 0000 Xxxxxxx, Karel Xxxxxxxxxxx 00, die 50% van haar risico herverzekerde via KBC Verzekeringen nv, erkend door de Nationale Bank van België onder num- mer 14, met maatschappelijke zetel te 0000 Xxxxxx, Professor Xxxxx Xxx Xxxxxxxxxxxxxxxxx 2.
Met ingang van 1 januari 2019 werd het financieel, boekhoudkundige, actuarieel en administratief beheer overgedragen aan SEFOPLUS OFP, de multi-sectorale instelling voor bedrijfspensioenvoorziening (IBP), toegelaten door de FSMA op 19 november 2018 met identificatienummer 50.624, met maatschappelijke
zetel te 0000 Xxxxxxx, Woluwedal 46 bus 7.
De Raad van Bestuur van SEFOPLUS OFP is in overeenstemming met artikel 41, §1, 1° van de W.A.P. paritair samengesteld.
§2 De overgang van pensioeninstelling van Belfius Verzekeringen nv naar SEFOPLUS OFP ging gepaard met een collectieve overdracht van de reserves in de zin van artikel 34 van de W.A.P.. Deze collectieve overdracht werd geregeld in de overdrachtsovereenkomst tussen de deelnemende sectorale inrichters,
SEFOPLUS OFP en Belfius Verzekeringen nv. In het kader van deze collectieve overdracht werd geen enkele vergoeding of verlies van winstdelingen ten laste gelegd van de aangeslotenen, of van de op het ogenblik van de overdracht verworven reserves afgetrokken.
§3 De regels van de pensioentoezegging zijn vastgelegd in een pensioenre- glement dat wordt opgenomen als bijlage bij deze collectieve arbeidsovereen- komst waarvan het integraal deel uitmaakt. Het pensioenreglement zal door SEFOPLUS OFP, via de v.z.w. SEFOCAM, aan de aangeslotenen ter beschikking worden gesteld op hun eenvoudig verzoek.
§4 Onder de naam “transparantieverslag” stelt SEFOPLUS OFP jaarlijks een verslag op over het door haar gevoerde beheer van de pensioentoezegging.
HOOFDSTUK VII. - UITBETALING VAN DE VOORDELEN
Artikel 7
De procedure, de modaliteiten en de vorm van de uitbetaling van de voorde- len worden beschreven in artikel 7 tot en met artikel 14 van het bijgevoegde pensioenreglement.
HOOFDSTUK VIII. – SOLIDARITEITSTOEZEGGING - OVERGANG VAN SOLIDARITEITSINSTELLING MET OVERDRACHT
VAN SOLIDARITEITSFONDS
Artikel 8
§1 Vanaf 1 januari 2015 wordt een gedeelte van de globale netto bijdrage, zoals vastgelegd in artikel 5 van deze overeenkomst (in overeenstemming met artikel 43 van de W.A.P.) aangewend ter financiering van de solidariteitstoezegging die deel uitmaakt van het sociaal sectoraal pensioenstelsel.
§2 Deze bijdrage wordt aangewend ter financiering van de solidariteitspres- taties, waaronder in het bijzonder de financiering van de opbouw van de pensioentoezegging gedurende bepaalde periodes van inactiviteit en de ver- goeding van inkomstenverlies in bepaalde gevallen. De exacte inhoud van deze solidariteitstoezegging alsook de financieringswijze ervan, werd uitgewerkt in een solidariteitsreglement (zie hierna in artikel 9).
Met ingang van 1 januari 2022 wordt het beheer van de solidariteitstoezeg- ging door de Inrichter toevertrouwd aan SEFOPLUS OFP, de multi-sectorale instelling voor bedrijfspensioenvoorziening (IBP), toegelaten door de FSMA op 19 november 2018 met identificatienummer 50.624, met maatschappelijke
zetel te 0000 Xxxxxxx, Woluwedal 46 bus 7, die reeds sinds 1 januari 2019 optreedt als pensioeninstelling.
§4 De overgang van solidariteitsinstelling van Belfius Verzekeringen n.v. naar SEFOPLUS OFP gaat gepaard met de overdracht uiterlijk op 31 december 2021 van het Sefocam solidariteitsfonds (collectieve solidariteits-reserves) van Belfius Verzekeringen n.v. naar SEFOPLUS OFP. Deze overdracht van het Sefocam solidariteitsfonds wordt geregeld in de overdrachtsovereenkomst tussen de deelnemende sectorale inrichters, SEFOPLUS OFP, v.z.w. SEFOCAM en Belfius Verzekeringen n.v..
§5 De aangeslotenen zijn voorafgaand geïnformeerd over deze overgang van solidariteitsinstelling en de overdracht van het Sefocam solidariteitsfonds, via het jaarlijks pensioenoverzicht van 2021. Daarenboven kan de informatie over deze overgang van solidariteitsinstelling, met overdracht van de collectieve solidariteitsreserves, eveneens worden geconsulteerd op de website van v.z.w. SEFOCAM / SEFOPLUS OFP.
§6 SEFOPLUS OFP zal een “transparantieverslag” opstellen en zal dit op haar website ter beschikking stellen. Het verslag betreft de elementen zoals beschreven in de W.A.P.
HOOFDSTUK IX. – SOLIDARITEITSREGLEMENT
Artikel 9
§1 Het solidariteitsreglement expliciteert de modaliteiten van de solidariteit- stoezegging en werd als bijlage opgenomen bij deze collectieve arbeidsove- reenkomst waarvan het integraal deel uitmaakt.
§2 Het solidariteitsreglement zal door de Inrichter, via de v.z.w. SEFOCAM, op hun eenvoudig verzoek ter beschikking worden gesteld aan de bij dit pen- sioenstelsel aangesloten werknemers.
HOOFDSTUK X. - PROCEDURE INGEVAL VAN UITTREDING VAN EEN ARBEIDER
Artikel 10
De procedure van uittreding uit het sectoraal pensioenstelsel wordt geregeld door artikel 18 van het hierna bijgevoegde pensioenreglement.
HOOFDSTUK XI. – INNINGSMODALITEITEN
Artikel 11
§1 Teneinde de bijdrage zoals voorzien in artikel 5, §2 van deze overeenkomst in te vorderen zal door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, overeenkomstig artikel 7 van de wet van 7 januari 1958 betreffende de Fondsen voor bes- taanszekerheid een voorlopige bijdrage worden geïnd. Deze voorlopige bijdrage zal na de terbeschikkingstelling ervan aan de Inrichter door laatstgenoemde worden doorgestort aan:
- de pensioeninstelling: het gedeelte van de netto bijdrage die wordt aan- gewend ter financiering van de individuele pensioenrechten, alsook een gedeelte van de ingehouden beheerskosten overeenkomstig artikel 5 van deze overeenkomst, en;
- de solidariteitsinstelling: het gedeelte van de netto bijdrage die wordt aangewend ter financiering van de solidariteitstoezegging, alsook een gedeelte van de ingehouden beheerskosten overeenkomstig artikel 5 van deze overeenkomst.
§2 Van zodra de Inrichter, via de v.z.w. SEFOCAM, over definitieve loongege- vens beschikt, zal de voorlopige bijdrage worden vergeleken met de effectief verschuldigde bijdrage. Jaarlijks wordt een vergelijking gemaakt van de voorlopige bijdragen en de definitieve bijdragen voor alle voorafgaande jaren. Indien het totaal van de voorlopige bijdragen groter is dan het totaal van de effectief verschuldigde, definitieve bijdragen, wordt dit verschil op het eind van het jaar overgemaakt aan de Inrichter. In het omgekeerde geval, stort de Inrichter het bijdragetekort aan SEFOPLUS OFP.
§3 Vanaf 1 januari 2016 wordt er gebruik gemaakt van de gedifferentieerde
R.S.Z. inningstechniek waardoor de bijdrage voor het sociaal sectoraal aanvullend pensioenstelsel wordt afgescheiden van de Basisbijdrage bestemd voor het Fonds voor bestaanszekerheid. De bijzondere R.S.Z.—bijdrage van 8,86 procent verschuldigd op de netto bijdrage zoals weergegeven in artikel 5,
§5 aangegeven moet worden onder bijdragecode 825 type ‘0’.
§4 Het forfaitair bedrag in uitvoering van artikel 5 §6, evenals de beheers- kosten vermeld onder artikel 5,§7, zal door de Inrichter rechtstreeks over- gemaakt worden aan de pensioeninstelling zonder een beroep te doen op enig inningsmechanisme. Deze doorstorting geschiedt met valutadatum 1 oktober 2019. De bijzondere R.S.Z.-bijdrage van 8,86 procent verschuldigd door de Inrichter ingevolge de toepassing van artikel 5,§7 zal door de Inrichter rechtstreeks worden voldaan ten aanzien van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid.
Artikel 12
Ondertekenende partijen vragen dat deze collectieve arbeidsovereenkomst, inclusief de bijlagen, zo vlug mogelijk bij koninklijk besluit algemeen ver- bindend wordt verklaard.
HOOFDSTUK XII. – TIJDELIJKE WERKLOOSHEID CORONA
Artikel 13
§1 In het kader van de COVID-19 pandemie werd de wet van 7 mei 2020 houdende uitzonderlijke maatregelen in het kader van de COVID-19 pande- mie inzake pensioenen, aanvullende pensioenen en andere voordelen inzake sociale zekerheid, ingevoerd (hierna ‘de wet van 7 mei 2020’).
Deze wet voorziet dat de pensioenopbouw en de overlijdensdekking van werknemers in een situatie van tijdelijke werkloosheid wegens overmacht of wegens economische redenen in het kader van de crisis van het coronavirus COVID-19 (hierna kortweg ‘tijdelijke werkloosheid corona’) automatisch voor- tgezet worden gedurende de hele periode van tijdelijke werkloosheid corona, behoudens wanneer er wordt gekozen voor de opting-out mogelijkheid.
§2 Zoals voorzien in artikel 9, §4 en §5 van de wet van 7 mei 2020 heeft de Inrichter gekozen voor deze opt-out mogelijkheid. Hierdoor bouwen de
aangeslotenen in tijdelijke werkloosheid corona geen pensioenrechten op onder dit sociaal sectoraal pensioenstelsel voor deze periode van tijdelijke werkloosheid corona, maar genieten zij tijdens deze periode wel verder van de overlijdensdekking.
§3 Overeenkomstig de wet van 7 mei 2020 wordt artikel 7 van het solidari- teitsreglement (bijlage 2 van deze collectieve arbeidsovereenkomst) overeen- komstig aangepast.
HOOFDSTUK XIII. - INWERKINGTREDING EN OPZEGGINGSMOGELIJKHEDEN
Artikel 14
§1 De collectieve arbeidsovereenkomst van 19 september 2019 tot wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel, geregistreerd onder het nummer 154765/CO/149.03, wordt vervangen vanaf 31.12.2021.
§2 Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 31.12.2021 en wordt gesloten voor onbepaalde duur.
§3 Zij kan worden beëindigd mits opzegging van zes maanden en wordt bete- kend per ter post aangetekend schrijven, gericht aan de Voorzitter van het voormelde Paritair Sub-comité. Voorafgaandelijk aan de opzegging van de collectieve arbeidsovereenkomst moet het Paritair Sub-comité de beslissing nemen om het sectoraal pensioenstelsel op te heffen. Deze beslissing tot opheffing is enkel geldig wanneer zij wordt genomen in overeenstemming met de bepalingen in artikel 10, §1, 3° W.A.P..
Bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 16.12.2021
Artikel 1
HOOFDSTUK I. - VOORWERP
WIJZIGING EN COORDINATIE VAN HET SOCIAAL SECTORAAL PENSIOENSTELSEL EN OVERGANG VAN SOLIDARITEITSINSTELLING MET OVERDRACHT VAN HET SOLIDARITEITSFONDS AANVULLEND PENSIOENPLAN
ten gunste van de arbeiders van het Paritair Sub-comité voor de edele metalen SECTORAAL PENSIOENREGLEMENT
afgesloten in uitvoering van artikel 6 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 16.12.2021.
INHOUDSTAFEL HOOFDSTUKKEN
1. Voorwerp
2. Begripsomschrijvingen
3. Aansluiting
4. Rechten en plichten van de Inrichter
5. Rechten en plichten van de aangeslotenen
6. Rechten en plichten van de pensioeninstelling
7. Gewaarborgde prestaties
8. Uitbetaling van de aanvullende pensioenen en de prestatie van overlijden
9. Modaliteiten voor de uitbetaling
10. Uitbetalingsvorm
11. Bijdragen
12. Verworven reserves en verworven prestaties
13. Procedure in geval van uittreding
14. Beëindiging van het pensioenstelsel
15. Vrije reserve
16. Xxxxxxxxxxxxxxxxxxxx
00. Jaarlijkse informatie aan de aangeslotenen: de pensioenfiche
18. Wijzigingsrecht
19. Niet-betaling van de bijdragen
20. De bescherming op de persoonlijke levenssfeer
21. Aanvang
§1 Dit sectoraal pensioenreglement wordt opgemaakt in uitvoering van arti- kel 6 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 16.12.2021 tot wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel en overgang van soli- dariteitsinstelling met overdracht van het solidariteitsfonds.
§2 Dit pensioenreglement beoogt het pensioenreglement dat als bijlage opgenomen was bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 september 2019 aan te passen naar aanleiding van het akkoord van de sociale partners omtrent de eenmalige storting van een forfaitair bedrag vanuit het overschot van de reserves van de Inrichter opgebouwd door bijdragen die in het verleden werden geïnd in het kader van de aanvullende sociale voordelen die door de Inrichter worden toegekend.
§3 Dit pensioenreglement bepaalt de rechten en de plichten van de Inrichter, de pensioen-instelling, de werkgevers die behoren tot het ressort van het voormelde Paritair Sub-comité, de aangeslotenen en hun begunstigde(n). Tevens worden de aansluitingsvoorwaarden alsook de regels betreffende de uitvoering van de pensioentoezegging erin vastgelegd. De rechten van de aangeslotenen die gewezen werknemers zijn die na hun uittreding nog steeds actuele of uitgestelde rechten genieten, worden in de regel bepaald door het pensioenreglement zoals van toepassing op het ogenblik van hun uittreding, behoudens ingeval van andersluidende wettelijke bepalingen.
HOOFDSTUK II. - BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN
Artikel 2
1. Het aanvullend pensioen
De kapitaalswaarde van het rust- en/of overlevingspensioen bij overlijden van de aangeslotene (vóór of na de pensionering), of de omzetting van deze in een levenslange lijfrente, toegekend op basis van de in dit pensioenreglement bepaalde verplichte stortingen, ter aanvulling van een krachtens een wettelijke sociale zekerheidsregeling vastgesteld pensioen. Deze zal niet lager zijn dan de verworven reserves per 31 december 2018, op het moment van overgang van pensioeninstelling.
2. De pensioentoezegging
De toezegging van een aanvullend pensioen gedaan door de Inrichter aan de aangeslotenen en/of hun begunstigde(n) in uitvoering van de collectieve arbeid- sovereenkomst van 22 mei 2014, alsook van de collectieve arbeidsovereen- komsten tot wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel.
De toezegging die de Inrichter hier doet betreft een pensioentoezegging van het type vaste bijdragen zonder gewaarborgd rendement. De Inrichter garandeert dus enkel de betaling van de vaste bijdrage maar doet geen enkele belofte op het gebied van de kapitalisatie van de bijdragen. De Inrichter zal weliswaar vol- doen aan de verplichtingen inzake de minimum rendementsgarantie conform de bepalingen van artikel 24 van de W.A.P..
SEFOPLUS OFP gaat op haar beurt, als pensioeninstelling, een middelen- verbintenis aan. Dit houdt in dat SEFOPLUS OFP er zich toe verbindt om de vaste bijdragen die door de Inrichter worden gestort zo goed en zo zorgvuldig mogelijk te beheren (als een goede huisvader) met het oog op de verwezenlij- king van haar doel, zonder dat zij zich verbindt tot een resultaat. De bijdragen gestort door de Inrichter zullen worden gekapitaliseerd aan het netto financieel rendement zoals gedefinieerd in artikel 2.4 van dit pensioenreglement.
3. Het pensioenstelsel
Een collectieve pensioentoezegging.
4. Het netto financieel rendement (NFR)
Het netto financieel rendement (afgekort als “NFR”) van het Afzonderlijk Vermogen Pensioen PSC 149.03 wordt voor het afgelopen boekjaar berekend per 31 december van het boekjaar. Hiertoe worden de investeringskosten in mindering gebracht van het financieel rendement van het Afzonderlijk Vermogen Pensioen PSC 149.03.
Vervolgens wordt voor de vaststelling van het netto financieel rendement dat wordt ingeschreven op de individuele rekeningen van de aangeslotenen reke- ning gehouden met de beschikbare vrije reserve van het Afzonderlijk Vermogen Pensioen PSC 149.03 die dient als buffer. Deze vrije reserve of buffer is gelijk aan het bedrag van de activa van het Afzonderlijk Vermogen Pensioen PSC
149.03 die volgend bedrag overstijgen:
- de reserves ingeschreven op de individuele rekeningen van de aanges- lotenen, in overeenstemming met dit pensioenreglement; hierbij wordt voor de berekening van deze reserves voor de periode gelegen tussen
1 januari en 31 december van het berekeningsjaar uitgegaan van een netto financieel rendement dat gelijk is aan de rentevoet van toepassing voor de berekening van de minimum rendementsgarantie conform artikel 24 van de W.A.P.;
- desgevallend verhoogd met de minimum rendementsgarantie conform artikel 24 van de W.A.P.
Bij de toekenning van het netto financieel rendement geldt als basisprincipe dat de inrichter ernaar streeft, vanuit de doelstelling van een veilig en pru- dent beheer van het sociaal sectoraal pensioenstelsel, om steeds een buffer te hebben die gelijk is aan 10% teneinde eventuele, toekomstige negatieve schommelingen in de beleggingen te kunnen opvangen. Echter, zelfs indien de buffer lager is dan 10% en er een positief netto financieel rendement is, dan zal dit tot aan de minimum rendementsgarantie conform artikel 24 van de W.A.P. toch worden toegekend, zoals hierna bepaald.
Indien deze vrije reserve of buffer van het Afzonderlijk Vermogen Pensioen PSC 149.03 hoger is dan of gelijk aan 10% :
- in geval van een positief netto financieel rendement wordt dit volledig netto financieel rendement, evenwel verminderd met het bedrag nodig om ervoor te zorgen dat ook na de toekenning van het netto financieel rendement de vrije reserve of buffer van het Afzonderlijk Vermogen Pensioen PSC 149.03 gelijk is aan 10%, ingeschreven op de individuele rekeningen van de aangeslotenen;
- in geval van een negatief netto financieel rendement wordt dit volledig netto financieel rendement ingeschreven op de individuele rekeningen van de aangeslotenen.
Indien deze vrije reserve of buffer van het Afzonderlijk Vermogen Pensioen PSC 149.03 lager is dan 10% dan wordt het volledig negatief netto financieel rendement ingeschreven op de individuele rekeningen van de aangeslotenen. Het positief netto financieel rendement dat wordt ingeschreven op de indivi- duele rekeningen van de aangeslotenen wordt dan beperkt tot de rentevoet van toepassing voor de berekening van de minimum rendementsgarantie conform artikel 24 van de W.A.P. (per 31 december 2021 gelijk aan 1,75%). Het overstijgend gedeelte wordt toegekend aan de vrije reserve van het Afzonderlijk Vermogen Pensioen PSC 149.03 ter verhoging van de buffer. Schematisch kan dit als volgt worden voorgesteld:
NFR ingeschreven op de individuele rekeningen | ||
negatief | positief | |
< 10% | NFR | NFR (max. 1,75%*) |
≥ 10% | NFR | NFR** |
* per 7.12.2021
** met behoud van vrije reserve (buffer) binnen het Afzonderlijk Vermogen Pensioen PSC 149.03 van 10% na toekenning NFR
Wanneer prestaties verschuldigd zijn alvorens het netto financieel rendement is berekend voor een gegeven jaar, dan zal het netto financieel rendement dat wordt ingeschreven voor het betrokken jaar gelijk zijn aan de rentevoet die wordt gebruikt voor de vaststelling van de minimum rendementsgarantie conform artikel 24 van de W.A.P.
5. W.A.P.
Wet van 28 april 2003 (betreffende de aanvullende pensioenen en het belas- tingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid, aangevuld met haar uitvoeringsbesluiten zoals gepubliceerd in het B.S. van 15 mei 2003, erratum B.S. 26 mei 2003). De begrippen die in het vervolg van dit reglement opgenomen zijn, moeten worden opgevat in hun betekenis zoals verduidelijkt in artikel 3 (definities) van de voormelde wet.
6. De Inrichter
Conform artikel 3, § 1, 5° van de W.A.P. werd door de representatieve orga- nisaties vertegenwoordigd in het Paritair Sub-comité voor de edele metalen 149.03, het Fonds voor bestaanszekerheid van de edele metalen aangeduid als Inrichter van het sectoraal aanvullende pensioenstelsel en dit via de collectieve arbeidsovereenkomst van 22 mei 2014.
7. De werkgevers
De werkgevers zoals bedoeld in artikel 1 van de collectieve arbeidsovereen- komst van 22 mei 2014, alsook van de collectieve arbeidsovereenkomsten tot wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel.
8. De arbeider
De persoon die in uitvoering van een arbeidsovereenkomst tot het hoofdza- kelijk verrichten van handenarbeid is tewerkgesteld door een werkgever als bedoeld in artikel 2.7.
9. De aangeslotene
De werknemer die behoort tot de categorie van personeel waarvoor de Inrichter dit pensioenstelsel heeft ingevoerd en die aan de aansluitingsvoorwaarden van het pensioenreglement voldoet en de gewezen werknemer die nog steeds actuele of uitgestelde rechten geniet overeenkomstig dit pensioenreglement. In de praktijk gaat het meer bepaald om de werklieden aangegeven onder werknemerskengetallen 015, 024 en 027.
10. De uittreding
Onder uittreding moet worden begrepen:
- hetzij de beëindiging van een arbeidsovereenkomst (anders dan door overlijden of pensionering) voor zover die niet wordt gevolgd door het sluiten van een arbeidsovereenkomst met een andere werkgever die eveneens behoort tot het ressort van het Paritair Sub-comité voor de edele metalen;
- hetzij het einde van de aansluiting vanwege het feit dat de werknemer niet langer de aansluitingsvoorwaarden van het pensioenstelsel vervult, zonder dat dit samenvalt met de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, anders dan door overlijden of pensionering;
- hetzij het einde van de aansluiting vanwege het feit dat de werkgever of, ingeval van de overgang van de arbeidsovereenkomst, de nieuwe werkge- ver niet langer valt onder het ressort van het Paritair Sub-comité voor de edele metalen.
11. SEFOPLUS OFP: de pensioen- en solidariteitsinstelling
SEFOPLUS OFP is de multi-sectorale instelling voor bedrijfspensioenvoorzie- ning (IBP), toegelaten door de FSMA op 19 november 2018 met identificatie- nummer 50.624, met maatschappelijke zetel te 0000 Xxxxxxx, Woluwedal 46 bus 7, die initieel is opgericht door de SEFOCAM-sectoren voor het beheer en de uitvoering van hun respectievelijke sectorale pensioenstelsels.
Volgens de statuten van SEFOPLUS OFP kunnen ook andere sectorale inrich- ters het beheer en de uitvoering van hun sectorale pensioen- en / of desge- vallend solidariteitstoezegging toevertrouwen aan SEFOPLUS OFP.
12. De verworven prestaties
Wanneer de aangeslotene ingeval van uittreding ervoor kiest om zijn verwor- ven reserves bij de pensioeninstelling te laten, dan is de verworven prestatie
de prestatie waarop de aangeslotene aanspraak kan maken op het moment van pensionering.
13. De verworven reserves
De reserves waarop de aangeslotene op een bepaald ogenblik recht heeft overeenkomstig dit pensioenreglement. Deze reserves zijn gelijk aan:
1. de individuele rekening (nettobijdragen gestort door de Inrichter, desge- vallend verhoogd met de reserves die door de betrokken aangeslotene werden overgedragen vanuit een andere pensioeninstelling, overeen- komstig artikel18); plus;
2. de prestaties inzake de financiering van het pensioenluik toegewezen in het kader van de solidariteitstoezegging;
3. in voorkomend geval, de deelname in de winst;
4. gekapitaliseerd aan het netto financieel rendement van SEFOPLUS OFP, zoals gedefinieerd in artikel 2.4.
De verworven reserves worden desgevallend verhoogd ter waarborging van de minimum rendementsgarantie, zoals bepaald in artikel 24 van de W.A.P.
In geval van een wijziging van de rentevoet voor de berekening van de mini- mum rendementsgarantie conform artikel 24 van de W.A.P. wordt de verticale methode toegepast. Dit betekent dat de oude rentevoet(en) van toepassing was (waren) tot op het moment van de wijziging, op de bijdragen verschuldigd op basis van het pensioenreglement vóór de wijziging, en de nieuwe rentevoet wordt toegepast op de bijdragen verschuldigd op basis van het pensioenre- glement vanaf de wijziging en op het bedrag resulterend uit de kapitalisatie tegen de oude rentevoet(en) van de bijdragen verschuldigd op basis van het pensioenreglement tot op het moment van de wijziging.
14. De jaarbezoldiging
Het jaarlijkse brutoloon waarop de inhoudingen voor de sociale zekerheid worden gedaan (dus verhoogd met 8 procent).
15. De pensioenleeftijd
Met de pensioenleeftijd wordt de wettelijke pensioenleeftijd bedoeld, volgens artikel 2, §1, van het koninklijk besluit van 23 december 1996 tot uitvoering van de artikelen 15, 16 en 17 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenen.
Deze pensioenleeftijd bedraagt in principe 65 jaar tot 31 januari 2025, 66 jaar
vanaf 1 februari 2025 tot 31 januari 2030 en 67 jaar vanaf 1 februari 2030.
16. Pensionering
De effectieve ingang van het vervroegd rustpensioen of van het rustpensioen op de wettelijke pensioenleeftijd met betrekking tot de beroepsactiviteit die aanleiding gaf tot de opbouw van de prestaties, zijnde in dit geval het wettelijk rustpensioen als werknemer.
Voor de doeleinden van dit pensioenreglement, wordt de opname van het aanvullend pensioen onder de volgende wettelijke overgangsmaatregelen gelijkgesteld met pensionering:
- De aangeslotenen die op werkloosheid met bedrijfstoeslag (SWT) zijn gesteld, kunnen overeenkomstig de overgangsmaatregel voorzien in artikel 63/3 van de W.A.P., het aanvullend pensioen opnemen vanaf de leeftijd van 60 jaar indien hun arbeidsovereenkomst ten vroegste op de leeftijd van 55 jaar werd beëindigd met het oog op de aanvang van de werkloosheid met bedrijfstoeslag (SWT) in het kader van een herstructu- reringsplan opgemaakt en gecommuniceerd aan de regionale en federale minister van werk vóór 1 oktober 2015.
- Indien de aangeslotenen die op werkloosheid met bedrijfstoeslag (SWT) zijn gesteld, niet voldoen aan de voorwaarden van de overgangsmaatregel voorzien in artikel 63/3 van de W.A.P. zoals hierboven omschreven, kunnen zij overeenkomstig de overgangsmaatregel voorzien in artikel 63/2 van de W.A.P., het aanvullend pensioen opnemen:
- vanaf de leeftijd van 60 jaar indien zij geboren zijn vóór 1 januari 1959;
- vanaf de leeftijd van 61 jaar indien zij geboren zijn vóór 1 januari 1960;
- vanaf de leeftijd van 62 jaar indien zij geboren zijn vóór 1 januari 1961;
- vanaf de leeftijd van 63 jaar indien zij geboren zijn vóór 1 januari 1962.
17. De herberekeningsdatum
De herberekeningsdatum voor dit pensioenreglement wordt vastgesteld op 1 januari.
18. De vrije reserve
Overeenkomstig artikel 4-8 van het koninklijk besluit van 14 november 2003 tot uitvoering van de W.A.P. wordt een vrije reserve aangelegd in het Afzonderlijk Vermogen Pensioen PSC 149.03.
Deze vrije reserve van het Afzonderlijk Vermogen Pensioen PSC 149.03 wordt gefinancierd met:
- het gedeelte van het netto financieel rendement dat desgevallend, overeenkomstig artikel 2.4, niet onmiddellijk wordt ingeschreven op de individuele rekeningen van de aangeslotenen;
- de prestaties die - om redenen die niet aan SEFOPLUS OFP te wijten zijn - niet kunnen worden uitbetaald door SEFOPLUS OFP;
- en desgevallend een bijkomende bijdrage gestort door de Inrichter in de vrije reserve.
Deze vrije reserve van het Afzonderlijk Vermogen Pensioen PSC 149.03 dient als buffer binnen dit afzonderlijk vermogen en wordt aangewend om een tekort ten aanzien van de minimum rendementsgarantie conform artikel 24 van de
W.A.P. aan te zuiveren op de individuele rekeningen binnen het Afzonderlijk Vermogen Pensioen PSC 149.03, indien noodzakelijk, en desgevallend om bijkomende rendementen of bijdragen toe te kennen.
De raad van bestuur van SEFOPLUS OFP kan, na overleg met de sectorale inrichter, besluiten tot de toekenning van een bijkomend rendement of een bijkomende bijdrage - die wordt ingeschreven op de individuele rekeningen van de aangeslotenen - in geval de vrije reserve van het Afzonderlijk Vermogen Pensioen PSC 149.03 die dient als buffer hoger is dan 20%. Deze toekenning wordt bekrachtigd door een collectieve arbeidsovereenkomst.
19. Het kind
Elk wettig geboren of verwekt kind van de aangeslotene alsook elk erkend natuurlijk kind of elk geadopteerd kind van de aangeslotene.
20. De wettelijk samenwonende
De persoon die samen met zijn of haar samenwonende partner een verklaring heeft afgelegd overeenkomstig artikel 1476 van het Burgerlijk Wetboek.
21. De v.z.w. SEFOCAM
Het administratief en logistiek coördinatiecentrum van de sociale sectorale pensioenstelsels voor de arbeiders uit het garagebedrijf, het koetswerk, de metaalhandel, de terugwinning van metalen en de edele metalen.
De maatschappelijke zetel van de v.z.w. SEFOCAM, is gevestigd op het Woluwedal 46, bus 7 te 0000 Xxxxxxx.
De v.z.w. SEFOCAM beschikt evenzeer over een website met name: www. xxxxxxx.xx.
22. SEFOCAM-sectoren
Met de SEFOCAM-sectoren wordt bedoeld:
• het Paritair Comité voor het garagebedrijf (P.C. 112);
• het Paritair Sub-comité voor het koetswerk (P.S. 149.02);
• het Paritair Sub-comité voor de edele metalen (P.S.C. 149.03);
• het Paritair Sub-comité voor de metaalhandel (P.S.C. 149.04);
• het Paritair Sub-comité voor de terugwinning van metalen (P.S.C. 142.01).
23. Afzonderlijk Vermogen Pensioen PSC 149.03
Binnen SEFOPLUS OFP worden afzonderlijke vermogens ingericht in de zin van de wet van 27 oktober 2006 betreffende het toezicht op de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening voor het beheer van de sectorale pensioen- toezeggingen enerzijds en voor het afzonderlijk beheer van de sectorale solidariteitstoezeggingen anderzijds, in lijn met de toepasselijke regelgeving.
De sectorale pensioentoezegging wordt beheerd in het Afzonderlijk Vermogen Pensioen PSC 149.03. Concreet betekent dit dat de reserves en activa die verbonden zijn aan deze sectorale pensioentoezegging afgescheiden zijn van de overige activa en de overige afzonderlijke vermogens binnen SEFOPLUS OFP, en dus niet kunnen aangewend worden in het kader van andere secto- rale pensioen- en solidariteitstoezeggingen ingericht door andere sectorale inrichters, die beheerd worden door SEFOPLUS OFP.
24. Actief tijdens het eerste kwartaal van 2019
Een aangeslotene is actief tijdens het eerste kwartaal van 2019 indien hij, op basis van de beschikbare DMFA gegevensstroom gedurende het eerste kwartaal van 2019 bezoldigde prestaties gekend heeft of te wel een inactiviteit of verminderde activiteit welke binnen het stelsel gelijkgesteld wordt met activiteiten. Dit is het geval bij: halftijds brugpensioen, “deeltijdse” arbeidsre- geling, volledige schorsing van voltijdse of deeltijdse arbeidsregeling in het kader van het volledig tijdskrediet (conform artikel 1, 1ste streepje en 3 tot 5 van cao nr. 77bis), 1/5e loopbaanvermindering (conform artikel 1, 2e streepje en 6 tot 8 van cao 77bis), vermindering van arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking (artikel 1, 3e streepje en 9 tot 10 van cao 77bis), wettelijk verlof of wettelijk voorziene inhaalrust, een periode van wettelijke ziekte of invaliditeit
Een aangeslotene zal evenwel enkel worden beschouwd als actief tijdens het eerste kwartaal van 2019 indien hij op het moment van inschrijving van het forfaitair bedrag bedoeld in artikel 5 §6 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 september 2019 tot wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel op zijn individuele rekening (op 1 oktober 2019) (i) beschikt over verworven reserves op zijn individuele rekening bij de pensioeninstelling; én (ii) het moment van pensionering nog niet heeft bereikt, nog geen voorschot op het aanvullend pensioen heeft ontvangen, niet is overleden naar aanleiding waarvan zijn begunstigden desgevallend recht hebben op een overlijdenska- pitaal en niet uitgetreden is.
HOOFDSTUK III. - AANSLUITING
Artikel 3
§1 Het pensioenreglement is verplicht van toepassing op alle arbeiders aange- geven onder de werknemerskengetallen 015, 024 en 027, die op of na 1 januari 2015 met de werkgevers, zoals bepaald in artikel 2.7., verbonden zijn of waren via een arbeidsovereenkomst, ongeacht de aard van deze arbeidsovereenkomst en met uitzondering van deze vermeld onder artikel 4, §2 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 07.12.2021 ter wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel en overgang van solidariteitsinstelling met overdracht van het solidariteitsfonds.
§2 Voormelde personen worden onmiddellijk aangesloten bij deze pensioen- toezegging, dit wil zeggen vanaf de datum dat zij voldoen aan de hiervoor ver- melde aansluitings-voorwaarden. Zij blijven aangesloten zolang zij in dienst zijn.
Hierop bestaat evenwel een uitzondering: de personen die effectief hun wettelijk (vervroegd) pensioen hebben opgenomen vanaf 1 januari 2016 maar vervolgens verder of opnieuw tewerkgesteld worden met een arbeidsovereenkomst afgesloten met een werkgever zoals bepaald in artikel 2.7, blijven of worden niet aangesloten bij deze pensioentoezegging, De personen die effectief hun wettelijk (vervroegd) pensioen hebben opgenomen vóór 2016 maar vervolgens verder of opnieuw tewerkgesteld worden met een arbeidsovereenkomst afgesloten met een wer- kgever zoals bepaald in artikel 2.7. blijven aangesloten bij deze toezegging zo deze beroepsactiviteit aanvang nam vóór 1 januari 2016 en ononderbroken voortduurt.
§3 Mochten – in voorkomend geval – voormelde personen reeds beschikken over een aanvullende pensioenreserve vanuit een eerdere dienstbetrekking én zouden zij ervoor opteren om – overeenkomstig artikel 32, §1,1°,b) van de
W.A.P. – deze bewuste reserve over te dragen naar de pensioen-instelling, dan zal deze worden geïntegreerd in dit pensioenstelsel. Dit pensioenstelsel voorziet aldus niet in een zogenaamde “onthaalstructuur” zoals beschreven in artikel 32, §2, 2e lid van de W.A.P.
HOOFDSTUK IV. - RECHTEN EN PLICHTEN VAN DE INRICHTER
Artikel 4
§1 De Inrichter gaat tegenover alle aangeslotenen de verbintenis aan alles te doen wat voor de goede uitvoering van de collectieve arbeidsovereenkomst van 22 mei 2014, alsook van de collectieve arbeidsovereenkomsten tot wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel, vereist is.
§2 De bijdrage die de Inrichter verschuldigd is ter financiering van de pen- sioentoezegging wordt door de Inrichter zonder verwijl aan SEFOPLUS OFP overgemaakt. Dit geschiedt minstens 1 maal per maand.
§3 De Inrichter zal via de v.z.w. SEFOCAM op regelmatige tijdstippen alle nodige gegevens overmaken aan SEFOPLUS OFP.
§4 SEFOPLUS OFP is slechts tot uitvoering van zijn verplichtingen gehouden voor zover het, tijdens de duur van dit pensioenreglement volgende gegevens meegedeeld werden:
1. de na(a)m(en), de voorna(a)m(en) en de geboortedatum van de aanges- lotene alsook geslacht, taalstelsel, burgerlijke staat en identificatienum- mer in de sociale zekerheid;